Anatomie en Fysiologie van Dieren



Vergelijkbare documenten
Anatomie & Fysiologie van Dieren

5. Als het diafragma daalt wordt de buikinhoud gecomprimeerd en dan fungeert het diafragma als a. een inademingsspier b. een uitademingsspier

Excretie en osmoregulatie

Anatomie / fysiologie Circulatie. Stellingen n.a.v. vorig college. Stellingen, vervolg. Bloeddruk

Samenvatting Biologie Thema 6

Theorie-examen fysiologie 2 mei 2008

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 Hormonen

Deeltentamen 2 Biologie van Dieren

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan.

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?

Regulering van Vorm en Functie van Dieren,TEST 2, versie II, 30 maart 2012

Theorie-examen Fysiologie 21 april 2006.

Capabel Examens 2011 Pagina 1

Theorie-examen Fysiologie april 2009

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan.

BASISSTOF. 1 Omstandigheden van de zetmeelsynthese Functionele bouw van een chloroplast Fotosynthesereacties 48

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

Take-home toets. Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie

In welke volgorde vindt deze deling plaats?

Theorie - herexamen Fysiologie 23 mei 2008

Spijsvertering. Voorwoord. Mijn spreekbeurt gaat over de reis van het voedsel. Met een moeilijk woord heet dat Spijsvertering.

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch

Transport door het lichaam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

MELATONINE. Het natuurlijke slaapmiddel

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen

Hoorcollege Tractus circulatorius. Dirk Geurts

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

Anatomie / fysiologie

Fig De Leefstijlacademie

V5 Begrippenlijst Hormonen

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

HET ADEMHALINGSSTELSEL

Samenvatting Biologie Transport

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam

Een persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak.

H2 Bouw en functie. Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam.

UNIFORM HEREXAMEN MULO 2007

Tractus digestivus externe secretie

Gaswisseling. Samenvatting voor de toets

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

Beide helften van de hersenen zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. De hersenstam en de kleine hersenen omvatten de rest.

Anatomie / fysiologie. Taken circulatiestelsel. Onderverdeling bloedvaten. Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe

Osteopathie is een manuele geneeswijze, wat inhoudt dat er geen apparaten aan te pas komen.

Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan?

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

Cellen aan de basis.

2. Van welke van de onderstaande factoren is de hartslagfrequentie NIET afhankelijk? a. de wil b. lichamelijke activiteiten c.

Bij hoeveel procent vochtverlies gaat de sportprestatie achteruit? Ong. 1% Bart van der Meer WM/SM theorie les 11 Amice

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek.

Hoorcollege Tractus digestivus. Dirk Geurts

Van cel tot organisme vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

Van cel tot organisme hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Dieren ademen hv12. banner. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Fysiologie / Metabolisme stofwisseling

Lesvoorbereiding Student leraar secundair onderwijs groep 1

basisstof 1 gaswisseling bij dieren om te onthouden

7. Het gebit De bouw van het gebit Tanden en kiezen noem je gebitselementen. kroon. wortel

Anatomie / fysiologie

Thema 3 Voeding en je lichaam

Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00. Maandag 11 maart 2013

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 11, Regeling door hormonen

HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL Docent: A. Sewsahai HAVO

Werkstuk Biologie Het menselijk lichaam

3 Factoren die het watergehalte van organismen 40 bepalen. 3.1 Bepalende factoren voor watergehalte Belang van water voor levende wezens 41

Inspanningsfysiologie. Energiesystemen. Fosfaatpool. Hoofdstuk Fosfaatpool 2. Melkzuursysteem 3. Zuurstofsysteem

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14

Organisatie van de urinewegen

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

Algemene anatomie en fysiologie

6,7. Samenvatting door een scholier 1580 woorden 20 juni keer beoordeeld

1. We ademen om te leven

Overmatig drinken en plassen is een vaak voorkomend symptoom bij de. hond. Het kan veroorzaakt worden door verschillende ziekten in het

De hersenen, het ruggenmerg en hun bloedvaten worden beschermd door drie vliezen.

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs

hart longen Werkboekje van...

TUSSENTOETS. Inleiding Inspanningsfysiologie Donderdag 1 oktober 2009, uur. Vakcode: Algemene Informatie

Grijze stof wordt gevormd door de cellichamen van de neuronen en de dendrieten

WERKING VAN HET ZENUWSTELSEL

Anatomie / fysiologie. Centraal/perifeer zenuwstelsel AFI1. Autonoom zenuwstelsel algemeen. Zenuwstelsel 5. Staat niet onder invloed van de wil

Synthese 35 Kruiswoordraadsel 36 Ken je de leerstof? 37. Hoofdstuk 2 Hoe zijn bloemplanten opgebouwd? 38 1 Wat zijn bloemplanten?

Fysiologie les 13 Trainingsleer

ANTWOORDEN COMMUNICATIE HOOFDSTUK 7

Biologie ( havo vwo )

Fysiologie / Hormonen Endocriene stelsel

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

6,9. Werkstuk door een scholier 1972 woorden 23 mei keer beoordeeld

Hoe werkt ons lichaam? Waarom water drinken? Vocht vasthouden Puur water Tips bij water drinken Vragen

Samenvatting Biologie Boek 2: Je lichaam

Transcriptie:

Anatomie en Fysiologie van Dieren Versie 2 1 april 2011 17.00-19.00 uur Tentamen: 40 multiple choice vragen Dit tentamen is in het verleden niet goed ingescand. Hierdoor ontbreken sommige vragen en in sommige gevallen enkele antwoorden. Wanneer het goede antwoord er tussenstaat is de vraag niet verwijderd. Excuses voor het ongemak. Psychobio.nl INSTRUCTIES schrapkaart zorgvuldig en volledig met potlood invullen vul het versienummer en het studentnummer goed In, anders kan het tentamen niet worden beoordeeld vraag bij veel correcties een nieuw formulier de vragen mag u behouden het eerste half uur van het tentamen mag u niet weg

FYSIOLOGIE PROF. DR. J.-H. RAVESLOOT 1) Wat is het voornaamste kenmerk van de circulatie van gewervelden? 1. De circulatie is open. 2. De circulatie is gesloten. 3. De circulatie is in de zomer open en in de winter gesloten. 4. De circulatie is in de winter gesloten en in de zomer open. 2) Over de veneuze terugstroom naar het hart in de circulatie van rechtopstaande gewervelden heerst een aantal misverstanden. Welke van de onderstaande beweringen erover is juist? 1. De zwaartekracht belemmert de veneuze terugstroom uit de weefsels onder hartniveau, maar bevordert de veneuze terugstroom uit de weefsels boven hartniveau. 2. De zwaartekracht belemmert de veneuze terugstroom uil de weefsels onder hartniveau, maar bevordert de veneuze terugstroom uit de weefsels boven hartniveau, maar alleen tijdens de inademing. Juist antwoord niet bekend 3. De zwaartekracht belemmert de veneuze terugstroom uit de weefsels boven hartniveau, maar bevordert de veneuze terugstroom uit de weefsels onder hartniveau. 4. De zwaartekracht speelt geen rol bij de veneuze terugstroom. 3) De long en systemische circulaties zijn bij veel diersoorten volledig gescheiden. Het hart kent dan een rechter en een linker helft. Als het gemiddelde hartminuutvolume van een hond 1,0 L/minuut bedraagt, hoe is dat dan over de linker en de rechter harthelft verdeeld? 1. Beide helften hebben een gemiddeld hartminuutvolume van 1,0 L/minuut. 2. Beide helften hebben een gemiddeld hartminuutvolume van 0,5 L/minuut. 3. De linkerhelft heeft een gemiddeld hartminuutvolume van 0,4 L/minuut. 4. De rechterhelft heeft een gemiddeld hartminuutvolume van 0,4 L/minuut. 4) De rechter en linker ventrikels (hartkamers) van dieren met een gescheiden long en systemische circulatie zijn qua vorm asymmetrisch. Welke van de volgende beweringen beschrijft die asymmetrie en de achterliggende oorzaak het best? 1. De linker ventrikel heeft een dikkere wand, want die pompt het meeste bloed per minuut. 2. De rechter ventrikel heeft een dikkere wand, want die pompt het meeste bloed per minuut. 3. De linker ventrikel heeft een dikkere wand, want die pompt het bloed in een vat met de hoogste druk. 4. De rechter ventrikel heeft een dikkere wand, want die pompt het bloed in een vat met de hoogste druk.

5) Een eerstejaars FNWI student die intensief roeit heeft een hartfrequentie in rust van 43/minuut. Stel dat het gemiddelde hartminuutvolume van de linker harthelft van alle biologie, psychobiologie en biomedische wetenschap eerstejaarsstudenten 5,0 L/minuut bedraagt. Welke stelling over de student is dan juist? 1. Het hartminuutvolume van deze student is 40-60% lager dan ca. 5,0 L/min 2. Het hartminuutvolume van deze student is 2-5% lager of hoger dan 5,0 L/min 3. Het hartminuutvolume van deze student is 40-60% hoger dan 5,0 L/min 4. Het hartminuutvolume van deze student is 60-100% hoger dan 5,0 L/min 6) Een eerstejaars FNWI student die intensief roeit heeft een hart frequentie in rust van 43/minuut. Hoe vaak zal deze student in rust ademhalen per minuut? 1. Gewoon, net zo frequent als zijn gezonde leeftijdsgenoten ca. 12-14 keer per minuut. 2. Circa 6-7 keer per minuut. 3. Circa 24-48 keer per minuut. 4. Circa 48-70 keer per minuut, min of meer gelijk aan de hart frequentie. 7) Dezelfde eerstejaars FNWI student krijgt een roei ongeluk en zijn gebroken rib prikt in de long. Er kan nu lucht in de pleuraholte komen. Wat is het gevolg? 1. De negatieve druk in de pleuraholte wordt meer dan 80% minder negatief. 2. De partiële druk in de pleuraholte gaat sterk omlaag. 3. De partiële druk in de pleuraholte gaat sterk omhoog. 4. De lucht in de pleuraholte gaat meedoen met de gaswisseling. 8) Waaraan is de som van de partiële drukken van alle, aan het longengas deelnemende gassen gelijk? 1. Aan de barometrische druk (76 cm Hg of 101 kpa). 2. Aan het quotiënt van de alveolaire druk op de functionele residuale capaciteit niveau en de alveolaire druk bij maximale inspiratie gecorrigeerd voor de 'recoil spanning van zo'n 48 mm Hg of 6,38 kpa). 3. Aan het quotiënt van de alveolaire druk op ademrustniveau en de alveolaire druk bij maximale expiratie (gecorrigeerd voor de 'recoil' spanning van zo'n 48 mm Hg of 6.38 kpa). 4. Aan het quotiënt van de alveolaire druk op ademrustniveau en de interpleurale druk bij maximale inspiratie (gecorrigeerd voor de waterdampspanning van zo n 48 mm Hg of 6,38 kpa). 9) De oppervlaktespanning ten gevolge van de aanwezigheid van een dun laagje water in de alveoli wordt verminderd door surfactans. Welke van de onderstaande beweringen over deze stof is juist? 1. Surfactans vergroot de oppervlaktespanning in de longblaasjes, en vergroot daarmee de elastische recoil (terug veren) van de longen. 2. Surfactans vergroot de oppervlaktespanning in de longblaasjes, en verkleint daarmee de elastische recoil (terugveren) van de longen. 3. Surfactans verkleint de oppervlaktespanning in de longblaasjes, en vergroot daarmee de elastische recoil (terugveren) van de longen.

4. Surfactans verkleint de oppervlaktespanning in de longblaasjes, en verkleint daarmee de elastische 'recoil (terugveren) van de longen. 10) Acetylcholine is een veelzijdige neurotransmitter. Waar speelt dit molecuul een belangrijke rol bij de signaaloverdracht? 1. Bij de neuromusculaire junctie (de eindplaat). 2. Bij de schakeling van pre naar post ganglionaire neuronen in het autonome zenuwstelsel. 3. Bij het vrijmaken van adrenaline uit het bijniermerg. 4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist. 11) Welke uitspraak over het effect van (noradrenaline op de circulatie van zoogdieren is juist? 1. (nor)adrenaline geeft gegeneraliseerd vasoconstrictie (vernauwing van de arteriolen). 2. (nor)adrenaline geeft gegeneraliseerd vasodilatatie (verwijding van de arteriolen). 3. (nor)adrenaline geeft vasoconstrictie in het stroomgebied van de darmen, maar vasodilatatie (verwijding van de arteriolen) in het stroomgebied van de dwarsgestreepte spieren. 4. (nor)adrenaline geeft vasodilatatie in het stroomgebied van de darmen, maar vasoconstrictie in het stroomgebied van de dwarsgestreepte spieren. 12) Het kinderversje luidt: "Op een grote paddenstoel. Rood met witte stippen. Zat kabouter Spillebeen. Heen en weer te wippen. Krak, zei toen de paddenstoel. Met een diepe zucht. Allebei de beentjes, Hoepla in de lucht!" De paddenstoel in kwestie is amanita muscaria. Via het zitvlak van dhr. Spillebeen zijn moleculen uit de paddenstoel in diens circulatie terecht gekomen. Dhr. Spillebeen heeft nu een lage bloeddruk, transpireert heftig en produceert speeksel. Welk deel van het zenuwstelsel is door de intoxicatie overmatig actief geworden? 1. Het somatische zenuwstelsel 2. Het enterische zenuwstelsel 3. Het sympathische zenuwstelsel 4. Het parasympatische zenuwstelsel 13)Het stukje dunne darm tussen de maagportier (pylorus) en de papil van Vater in het menselijke maag-darm kanaal verdient wel ons respect. Waarom is dat? 1. Het krijgt de volledige maaginhoud over zich heen gedumpt. 2. Het krijgt porties zure maaginhoud te verwerken. 3. Daar vindt de meeste eiwitvertering plaats met behulp van voor de enterocyten gevaarlijke enzymen. 4. Daar vindt de meeste vet vertering plaats met behulp van enzymen die in potentie de celmembranen van de enterocyten ter plekke oplossen.

14) De pancreas scheidt enzymen uit die van nut zijn bij de vertering van welke van de volgende items? 1. Koolhydraten, ionen en vetten. 2. Vetten, ionen en eiwitten. 3. Koolhydraten, vetten en eiwitten. 4. Suikers en koolhydraten. 15) Als de contractiele respons van gladde spieren wordt vergeleken met die van dwarsgestreepte spieren wat is dan het meest opvallende verschil? 1. De bron van het activerende calcium. 2. Het mechanisme waarmee kracht wordt gegenereerd. 3. De bron van de energie voor de contractie. 4. De aard van de contractiele ei willen. 16) De contractiekracht van een skeletspier kan worden vergroot door welke van de volgende items? 1. Door het enzym acethylcholinesterase te remmen. 2. Door de prikkelfrequentie van de innerverende zenuw op te voeren. 3. Door een maximaal passief verkorte spier enkele procenten te verlengen. 4. Alle bovenstaande items zijn juist. 17) Welke bewering over de A-band van een dwarsgestreepte spier is juist? 1. De A-band wordt korter bij een contractie. 2. De A-band bevat alleen myosine. 3. De A-band bevat alleen tropomyosïne. 4. De A-band bevat zowel myosine als actine 18) Hoe zorgen steroïde hormonen zoals cortisol voor effecten? 1. Door binding aan receptoren die een kinase activiteit hebben 2. Via camp 3. Via G-eiwitten 4. Via receptoren in het cytosol, die vervolgens transcriptie van genen beïnvloeden 19) Welke van de volgende hormonen wordt afgegeven door de hypofyse? 1. Aldosteron 2. Testosteron 3. Groeihormoon 4. Groeihormoon-releasing hormoon

20) Vitamine D speelt een cruciale rol in de calcium huishouding. Welke van de volgende beweringen is waar? 1. Vitamine D is een peptide hormoon 2. Vitamine D stimuleert afbraak van bot 3. Vitamine D wordt aangemaakt in de hypofyse 4. Vitamine D zorgt voor zwakke botten 21) De halfwaardetijd van een hormoon bepaalt in belangrijke mate de werkzaamheid van een hormoon. Welke factor beïnvloedt de halfwaardetijd? 1. De binding van het hormoon aan eiwitten in het plasma 2. De intracellulaire condities in de target cel 3. De tijdsduur van blootstelling van een target cel aan het hormoon 4. Geen van deze 3 mogelijkheden 22) Waarvan is de snelheid waarmee een actiepotentiaal wordt doorgegeven afhankelijk? 1. De hoeveelheid neurotransmitter die wordt afgegeven 2. De hoeveelheid spines op dendrieten y 3. De lengte van het axon 4. Het wel of niet gemyeliniseerd zijn van het axon 23) Bij welke van de ondergaande alternatieven worden de stikstofhoudende afvalstoffen in de darm geloosd? 1. De buizen van Malpighi bij insecten. 2. De nieren bij vertebraten. 3. Metanephridiën bij annclïden. 4. Protonephridiën bij platwormen. 24) In welke van de onderstaande structuren vindt de eigenlijke gaswisseling plaats in de longen van vogels? 1. Alveoli. 2. Bronchiën. 3. Trachea. 4. Parabronchien. 25) Als tegenhanger van de uitwendige bevruchting kennen we de inwendige bevruchting! Inwendige bevruchting is noodzakelijk voor een aantal klassen van dieren en wordt dus aangetroffen bij de volgende 3 klassen: 1. Vissen, vogels en zoogdieren. 2. Amfibieën, reptielen en zoogdieren. 3. Reptielen, vogels en zoogdieren. 4. Vissen, amfibieën, reptielen.

26) Waarin komen de typhlosolis bij de regenworm, de spiraalplooi in de darm van de haai en de darmvlokken (villi) in de dunne darm bij de mens wat hun functie betreft overeen? 1. Het zijn allemaal adaptaties aan de efficiënte vertering en absorptie van vlees. 2. Het zijn allemaal microscopisch kleine structuren. 3. Het zijn allemaal oppervlakte vergrotingen van de darm t.b.v. de absorptie van voedsel. 4. Het zijn allemaal aanpassingen aan het leven op land. 27) Op het land levende dieren moeten zuinig met hun water zijn, toch moeten zij hun stikstofhoudende afvalproducten (via o.a. nieren, buizen van Malphigi of metanephridien). Bij welke van de onderstaande stikstofhoudende afvalproducten gaat de minste hoeveelheid water verloren? 1. Ammoniak. 2. Urinezuur 28) Je krijgt een onbekend dier ter determinatie, het is 2-zijdig symmetrisch en heeft een compleet darmkanaal (van het zogeheten "buis in buis" type). Het dier is in het bezit van een dubbele bloedsomloop (2 atria en 2 ventrikels) en gesloten bloedvaatstelsel. De uitscheiding van stikstofresiduen vindt plaats in de vorm van urine zuur. De gas uitwisseling heeft plaats over een vochtige (epitheel) oppervlak. Welk van de onderstaande dieren voldoet het beste aan deze kenmerken? 1. Een doornhaai. 2. Een springmuis. Juist antwoord niet bekend 3. Een meeuw. 4. De mens. 29) Welke van de onderstaande beweringen is niet waar met betrekking tot het tracheeënstelsel? 1. Tracheeën zijn dunne buisvormige kanaaltjes. 2. Tracheeën bereiken alle delen van het lichaam van een insect. 3. Tracheeën leiden zuurstof naar het bloed, dat op zijn beurt de weefsels van het insect bereikt. 4. Tracheeën voorzien de weefsels van het insect van zuurstof. 30) De onderstaande lijst geeft de osmotische waarde aan van zeewater, zoetwater en die van de lichaamsvloeistof van verschillende diergroepen die in deze omgeving leven: Procent procent zeewater 3.5 zoetwater 0.01-0.5 Welke van de hieronder genoemde dieren zullen veel water vanuit hun omgeving binnenkrijgen? 1. Mariene (zoutwater) haai 3.5% 2. Mariene (zoutwater) evertebraat 3.6% 3. Zoetwater beenvis 0.85% 4. Mariene (zoutwater) beenvis 1.5%

31) Welke van de volgende opmerkingen hebben alle ademhalingsapparaten (organen) gemeenschappelijk? 1. Het oppervlak waar de gasuitwisseling plaatsvindt is vochtig 2. Het ademhalingsapparaat bevindt zich in een beschermende ruimte 3. Het ademhalingsapparaat wordt op een constante temperatuur gehouden