OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN

Vergelijkbare documenten
OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN

d. Contributiemarge: 160 ( 295 -/ /- 66) = Constante kosten /- Bedrijfsresultaat bij direct costing

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN

UITWERKINGEN OPGAVEN

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10

Opgave 9.5 Variabele kosten per stuk: / = 3,75 Totale variabele kosten bij eenheden: ,75 =

Voorraadwaardering. Fabricagekosten: = = 25 => fabricage kostprijs

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

Opgave 2 a. Met welke formule berekenen we de integrale kostprijs? b. Hoe noemen we integrale kostprijsberekening ook wel?

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

1.9.2 Verschil tussen direct costing en integrale kostencalculatie

Opgave 6.2. PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 6. Opgave 6.1

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Direct costing en break even analyse

Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1

2 Constante en variabele kosten

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

2 Constante en variabele kosten

OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC

Het tentamen dien je te maken op het uitwerkingenpapier. Je doet dit als volgt!!

2. Bepaal de omvang van de rationele overcapaciteit en splits deze uit naar de gebruikelijke oorzaken.

Bij het na-calculatorische budget bepalen we achteraf wat de kosten hadden mogen zijn op basis van de werkelijke productie/afzet.

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming Diagn.Toets

Eerste avonturen met een budgetresultaat Verkenning aan de hand van opdracht 29 uit De Industrie (Stoffels)

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Fabricage kosten Grondstoffen Machinekosten Loon productiepersoneel Hulpafdelingen (onderhoud/magazijn) Deze kosten zijn samen de fabricagekostprijs

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x = cijfer 63

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Kostencalculatie niveau 4 1 / 9

Antwoorden hoofdstuk 14

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat

Break-evenanalyse Het break-evenpunt is de afzet waarbij geen winst maar ook geen verlies wordt gemaakt.

Uitwerkingen proefexamen II PDB kostencalculatie

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Financieel economisch management Examennummer: Datum: 21 november 2009 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden onderdeel Kostprijscalculatie

Uitwerkingen proefexamen I PDB kostencalculatie

Examen PC 2 Accounting 1

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)

Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming

b Economische voorraad: de voorraad waarover de onderneming prijsrisico

M&O VWO 2011/

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Financiële administratie & Kostprijscalculatie

Samenvatting M&O De Industrie

2 Kostprijsberekening en opslagmethode

Cost & Managementaccounting. Vrijdag 24 juni uur

Opmerkingen vooraf aan het examen: Tenzij anders gemeld, hoeft u geen rekening te houden met btw.

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Financieel Administratief Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie (KP) Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens

Dit examen bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad en bestaat uit 3 opgaven met in totaal 18 vragen.

Let bij de correctie op doorwerkfouten! SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING VRIJDAG 24 JUNI

Deze examenopgave bestaat uit 11 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 4 opgaven en omvat 23 vragen.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 23 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST- & MANAGEMENTACCOUNTING DONDERDAG 15 DECEMBER :00 11:00 UUR

Examen VWO. economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

b Economische voorraad: de voorraad waarover de onderneming prijsrisico

Lever origineel en kopie van het examenpapier in.

a. Indirecte kosten afhankelijk van de grondstofkosten: % = 40%

Samengevat bereken je de nettowinst van een onderneming zo:

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

De kostprijs en capaciteiten. De normale en werkelijke bezetting De integrale kostprijs Bezettingsresultaten Capaciteiten

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN

Bedrijfsadministratie Opgave 1 Fabrieksboekhouding 25 punten

Omschrijf wat er verstaan wordt onder proportioneel variabele kosten.

De kostenplaatsenmethode en Activity Based Costing

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)

De kostprijs en capaciteiten. De normale en werkelijke bezetting De integrale kostprijs Bezettingsresultaten Capaciteiten. dinsdag 14 juni 2016

b. Materiaal Loonkosten Opslag indirecte kosten: 125%

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

Hoofdstuk 1 Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling

Vraag Antwoord Scores. x 100% = 55%

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming

Calculaties in de praktijk 1

3 Voorcalculatie, nacalculatie en verschillenanalyse

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

EXAMEN Moderne Bedrijfsadministratie

BIJLAGE 9.A: OPGAVE a2 UIT DE TEST KENNIS VAN PROCEDURES (Omwille van de leesbaarheid is bij het omzetten naar PDF de gulden vervangen door de.

Bedrijfsadministratie II Examennummer: Datum: 3 juli 2010 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur

Deze examenopgave bestaat uit 11 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 26 vragen.

Antwoorden hoofdstuk 10

OPGAVEN HOOFDSTUK 7 ANTWOORDEN

Deze uitwerkingen horen bij het boek Examentraining basiskennis Calculatie BKC van de uitgeverij OBCO, ISBN VERSIE 2 dd

Dinsdag hebben we gewerkt aan de spontane casus van de Schoenenfabriek. Volgens afspraak tref je die hieronder 'rustig' uitgeschreven aan.

7 Directe en indirecte kosten

Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20. Tentamentraining

Break-Even Analyse. Vaste Kosten Variabele Kosten DE EXTRACOMPTABELE KOSTENCALCULATIE

Samenvatting M&O De eenmanszaak deel 2

Uitwerkingen hoofdstuk 4 Kostenindelingen en kostprijs

Transcriptie:

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN Opgave 1 Jansen heeft een maakt en verkoopt product P11. De verkoopprijs van het product is 60 exclusief btw. De inkoopprijs van het product is 28. De overige variabele kosten zijn 24. a. Bereken de dekkingsbijdrage. 60 ( 28 + 24) = 8 b. Wat wordt bedoeld met de dekkingsbijdrage? Voor ieder product dat wordt gemaakt of verkocht zijn kosten onvermijdelijk. Een deel van deze kosten zijn variabel, een ander deel constant. Bij de variabele kostencalculatie wordt ervan uitgegaan dat de constante kosten op korte termijn niet zijn te beïnvloeden. Ze zullen alleen wel moeten worden gedekt. De verkoopprijs van een product is de opbrengst. Een deel daarvan is men kwijt vanwege variabele kosten. Dan blijft er een restant over om de constante kosten te dekken. Dit deel heet de dekkingsbijdrage. c. Wanneer de constante kosten van Jansen 138.000 zijn, hoeveel moet Jansen dan verkopen om geen winst en geen verlies te hebben? 138.000 8 = 17.250 stuks. d. Hoe noemen we deze afzet? De break-even afzet. e. Wat is de break-even omzet? 17.250 60 = 1.035.000 f. Wanneer de constante kosten van Jansen 138.090 zijn, hoeveel moet Jansen dan verkopen om geen winst en geen verlies te hebben? 138.090 8 = 17.261,25stuks. Een onderneming kan geen 17.261,25 stuks verkopen. Bij de berekening van de break-even afzet wordt ALTIJD naar boven afgerond. Het antwoord is dus 17.262 stuks. 1

Opgave 2 Van Gelderen heeft voor 2018 de volgende cijfers tot zijn beschikking: Verkoopprijs exclusief btw 105 Normale afzet 12.000 eenheden Werkelijke verwachte afzet 12.500 eenheden Constante kosten 360.000 Totaal verwachte variabele kosten 562.500 a. Bereken het verkoopresultaat volgens de direct costing methode. Variabele kosten per eenheid 562.500 12.500 = 45 Totale verwachte dekkingsbijdrage: 750.000 12.500 ( 105 45) = 750.000 Constante kosten 360.000 Bedrijfsresultaat 390.000 b. Maak een controleberekening door van de opbrengsten de kosten af te trekken. Opbrengst 12.500 105 1.312.500 Kosten: Variabele kosten 562.500 Constante kosten 360.000 + 922.500 Bedrijfsresultaat 390.000 c. Waarom wordt niets met de normale afzet gedaan bij de bovenstaande berekeningen? De normale hoeveelheid is alleen interessant voor het constante deel van het tarief bij de integrale kostprijsberekening. Bij direct costing zitten alleen de variabele kosten in het tarief. De constante kosten gaan rechtstreeks naar de winst- en verliesrekening. 2

Opgave 3 Nieuwenhuizen heeft voor 2018 de volgende begroting gemaakt: Normale productie en afzet Werkelijke productie Werkelijke afzet 45.000 eenheden 43.000 eenheden 47.000 eenheden Constante fabricagekosten 371.250 Constante verkoopkosten 78.750 Variabele verkoopkosten 11 Variabele fabricagekosten 21 Verkoopprijs exclusief btw 65 a. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de integrale kostprijsmethode. Tarief fabricage: 371.250 + 21 = 29,25 45.000 Tarief verkoop: 78.750 + 11 = 12,75 45.000 Bezettingsverschil fabricage: (43.000 45.000) 371.250 45.000 = 16.500 Bezettingsresultaat verkoop: (47.000 45.000) 78.750 45.000 = 3.500 Bedrijfsresultaat: Verkoopresultaat 47.000 ( 65-29,25-12,75 ) = 1.081.000 Bezettingsresultaten: Fabricage - 16.500 Verkoop 3.500 + - 13.000 + Bedrijfsresultaat 1.068.000 3

b. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de direct costing methode. Dekkingsbijdrage: 65 21 11 = 33 Bedrijfsresultaat: Totale dekkingsbijdrage 47.000 33 1.551.000 Constante kosten: Fabricage 371.250 Verkoop 78.750 + 450.000 Bedrijfsresultaat 1.101.000 c. Verklaar het verschil tussen het bedrijfsresultaat van de integrale kostprijsberekening en de direct costing methode. Het verschil is: 1.101.000 1.068.000 = 33.000 Er wordt meer afgezet dan geproduceerd. Dit betekent dat de voorraad afneemt. Deze afname van de voorraad wordt in de kosten verwerkt. Bij direct costing zijn de voorraden opgeslagen tegen een tarief met alleen de variabele kosten. Bij de integrale kostprijsmethode worden de voorraden opgeslagen tegen een tarief met de variabele en de constante kosten. De kosten bij de integrale kostprijsberekening zijn door de afname van de voorraden dus hoger en de winst dus lager. Afname voorraad: Integrale kostprijsberekening: 47.000 43.000 = 4.000 29,25 = 117.000 Variabele kostprijsmethode: 47.000 43.000 = 4.000 21 = 84.000 Verschil is: 117.000 84.000 = 33.000 4

d. Maak de berekening van het bedrijfsresultaat door de opbrengst te verminderen met de kosten. Opbrengst 47.000 65 3.055.000 Kosten: Constante kosten fabricage 371.250 Constante kosten verkoop 78.750 Variabele kosten fabricage 43.000 21 903.000 Variabele verkoopkosten 47.000 11 517.000 + 1.870.000 - Resultaat 1.185.000 Met de afname van het magazijn is bij het bepalen van het resultaat nog geen rekening gehouden. Door de afname van het magazijn worden de kosten verhoogd. Hoeveel hangt af van de kostprijsmethode. Bij de integrale kostprijsmethode zijn de magazijngoederen gewaardeerd tegen 29,25 Bij de variabele kostprijsmethode zijn de magazijngoederen gewaardeerd tegen 21 Het bedrijfsresultaat wordt bij de integrale kostprijsmethode: Resultaat 1.185.000 Afname voorraad 4.000 29,25 117.000 - Bedrijfsresultaat 1.068.000 Het bedrijfsresultaat wordt bij de variabele kostprijsmethode: Resultaat 1.185.000 Afname voorraad 4.000 21 84.000- Bedrijfsresultaat 1.101.000 5

Opgave 4 Een handelsonderneming met vele producten in het assortiment heeft voor 2018 de volgende begroting gemaakt: 45% van de omzet wordt besteed aan de inkoop van haar producten. De overige variabele kosten zijn 25% van de omzet. De constante kosten zijn 675.000. a. Bereken de break-even omzet van deze handelsonderneming Omzet 100% Inkopen 45% Overige variabele kosten 25% Constante kosten 675.000,00 - - - 0% Ingevuld: Omzet 2.250.000,00 100% Inkopen 1.012.500,00 45% Overige variabele kosten 562.500,00 25% Constante kosten 675.000,00-30% - - 0% b. Bereken de benodigde omzet wanneer er een winst gewenst is van 325.000. Omzet 100% Inkopen 45% Overige variabele kosten 25% Constante kosten/winst 1.000.000,00 - - - 0% Ingevuld: Omzet 3.333.333,33 100% Inkopen 1.500.000,00 45% Overige variabele kosten 833.333,33 25% Constante kosten/winst 1.000.000,00-30% - - 0% 6

c. Bereken de noodzakelijke omzet wanneer een winst gewenst is van 10% van de omzet. Omzet 100% Inkopen 45% Overige variabele kosten 25% Winst 10% Constante kosten 675.000,00 - - Ingevuld: Omzet 3.375.000,00 100% Inkopen 1.518.750,00 45% Overige variabele kosten 843.750,00 25% Winst 337.500,00 10% Constante kosten 675.000,00-20% - - 0% Opgave 5 Jacobs heeft voor 2018 de volgende begroting gemaakt: Normale productie en afzet Werkelijke productie Werkelijke afzet 12.000 eenheden 14.000 eenheden 11.000 eenheden Constante fabricagekosten 57.000 Constante verkoopkosten 18.000 Variabele verkoopkosten 1,75 Variabele fabricagekosten 3,10 Verkoopprijs exclusief btw 12,40 a. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de integrale kostprijsmethode. Tarief fabricage: 57.000 + 3,10 = 7,85 12.000 Tarief verkoop: 18.000 + 1,75 = 3,25 12.000 Bezettingsverschil fabricage: (14.000 12.000) 57.000 12.000 = 9.500 Bezettingsresultaat verkoop: (11.000 12.000) 18.000 12.000 = 1.500 7

Bedrijfsresultaat: Verkoopresultaat 11.000 ( 12,40-7,85-3,25 ) = 14.300 Bezettingsresultaten: Fabricage 9.500 Verkoop - 1.500 + 8.000 + Bedrijfsresultaat 22.300 b. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de direct costing methode. Dekkingsbijdrage 12,40 3,10 1,75 = 7,55 Bedrijfsresultaat: Totale dekkingsbijdrage 11.000 7,55 83.050 Constante kosten: Fabricage 57.000 Verkoop 18.000 + 75.000 Bedrijfsresultaat 8.050 c. Verklaar het verschil tussen het bedrijfsresultaat van de integrale kostprijsberekening en de direct costing methode. Het verschil is: 22.300 8.050 = 14.250 Er is meer geproduceerd dan verkocht. Daardoor neemt de voorraad toe. De toename wordt geactiveerd en komt dus niet in de kosten terecht. De toename bij de integrale kostprijsberekening is hoger dan bij direct costing. Dus er worden bij de integrale kostprijsberekening meer kosten geactiveerd. Dus de winst bij integrale kostprijsberekening is hoger. Toename van de voorraad is: 14.000 11.000 = 3.000 Integrale kostprijsberekening: 3.000 7,85 = 23.550 8

Variabele kostprijsmethode 3.000 3,10 = 9.300 Verschil is 23.550 9.300 = 14.250 d. Maak de berekening van het bedrijfsresultaat door de opbrengst te verminderen met de kosten. Opbrengst 11.000 12,40 136.400 Kosten: Constante kosten fabricage 57.000 Constante kosten verkoop 18.000 Variabele kosten fabricage 14.000 3,10 43.400 Variabele verkoopkosten 11.000 1,75 19.250 + 137.650 - Resultaat - 1.250 Bij het bepalen van het resultaat is met de toename van het magazijn nog geen rekening gehouden. Door de toename van het magazijn worden de kosten verlaagd. Hoeveel hangt af van de kostprijsmethode. Bij de integrale kostprijsmethode zijn de magazijngoederen gewaardeerd tegen 7,85. Bij de variabele kostprijsmethode zijn de magazijngoederen gewaardeerd tegen 3,10. Het bedrijfsresultaat wordt bij de integrale kostprijsmethode: Resultaat - 1.250 Toename voorraad 3.000 7,85 23.550 + Bedrijfsresultaat 22.300 Het bedrijfsresultaat wordt bij de variabele kostprijsmethode: Resultaat - 1.250 Toename voorraad 3.000 3,10 9.300 + Bedrijfsresultaat 8.050 9

Opgave 6 Gegeven is de onderstaande grafiek: 180.000 Kosten en opbrengsten bij afzet 160.000 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000-1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 a. Geef van iedere kleur lijn aan wat deze weergeeft. Constante kosten Variabele kosten Totale kosten Totale opbrengst Constante kosten oranje Variabele kosten blauw Totale kosten grijs Totale opbrengst geel Bij een afzet van 3.000 eenheden zijn de totale kosten 72.000. b. Bereken het break-evenpoint wanneer de verkoopprijs 20 is. De constante kosten zijn 30.000. Blijft voor variabele kosten over: 72.000 30.000 = 42.000 Deze variabele kosten worden veroorzaakt door 3.000 eenheden. De variabele kosten per stuk zijn dus: 42.000 3.000 = 14 Het break-evenpoint is dan: 30.000 = 5.000 eenheden 20 14 10

Opgave 7 Van product K112 is het volgende bekend: Vaste fabricagekosten per eenheid 12,10 Variabele fabricagekosten 9,90 De onderneming kent het volgende seizoenspatroon: 1,5 : 1 : 0,5 : 2 Normale bezetting kwartaal II 10.000 Voorraad 1 april 2018 Productie kwartaal II Afzet kwartaal II 14.500 stuks 18.000 stuks 15.000 stuks a. Bereken de constante kosten van een heel jaar. De factor 1 is 10.000 eenheden normaal. De normale hoeveelheid is: 1,5 10.000 + 1 10.00 + 0,5 10.000 + 2 10.000 = 50.000 De berekening voor het constante deel van het tarief is: C = constante deel van het tarief N C 50.000 = 12,10 C = 605.000 b. Bereken de waarde van de voorraad op 30 juni 2018 wanneer de variabele kostprijsmethode wordt toegepast. Voorraad op 30 juni 2018 is: 14.500 + 18.000 15.000 = 17.500 De waarde van de voorraad is: 17.500 9,90 = 173.250 11

Opgave 8 De commerciële kostprijs van product P650 is voor 2018 als volgt opgebouwd: Vaste fabricagekosten 2,50 Vaste verkoopkosten 1,50 Variabele fabricagekosten 3,00 Variabele verkoopkosten 1,00 Verkoopprijs 11,00 Vaste fabricagekosten 250.000 Vaste verkoopkosten 150.000 Normale productie en afzet 10.000 Voorraad 1-1 500 Productie 1 e kwartaal 2018 3.000 Afzet 1 e kwartaal 2018 2.800 a. Waarom bestaat er een verschil in het perioderesultaat over het eerste kwartaal tussen de direct costing methode en de absorption costing methode? Geef ook de berekening. De voorraad is toegenomen met: 3.000 2.800 = 200 De fabricagekosten die voor de toename van de voorraad worden gemaakt, worden geactiveerd. Deze worden dus van de kosten afgetrokken. Bij direct costing worden er minder kosten afgetrokken omdat de voorraad gewaardeerd wordt tegen alleen de variable kosten. Bij absorption costing wordt de voorraad gewaardeerd tegen de integrale kostprijs. Toename voorraad direct costing: 200 3 = 600 Toename voorraad absorption costing: 200 5,50 = 1.100 De winst bij direct costing is 500 lager dan bij absorption costing. Opgave 9 Een onderneming produceert in massa onder meer het product PK78T. Voor de standaardkostprijsberekening van het product zijn voor 2018 de volgende gegevens bekend: de normale productie en afzet is 60.000 producten per jaar de normale productie en afzet is gelijkmatig over het jaar verdeeld de constante productiekosten zijn 150.000 per kwartaal de constante verkoopkosten zijn 30.000 per kwartaal de proportioneel variabele productiekosten zijn 8,50 per stuk de proportioneel variabele verkoopkosten zijn 5,80 per stuk Op 1 april 2018 zijn 2.800 producten PK78T in voorraad. 12

In het tweede kwartaal van 2018 zijn 13.000 producten PK78T verkocht en 12.000 producten PK78T geproduceerd. De verkoopprijs van een product PK78T is 37,50. a. Wat is het perioderesultaat voor het tweede kwartaal van 2018 bij toepassing van de absorption costingmethode? Geef aan of het resultaat voordelig of nadelig is en geef ook de berekening. De integrale kostprijs is: De normale productie en afzet per kwartaal is : 60.000 4 = 15.000 per kwartaal Fabricage kostprijs: 150.000 + 8,50 = 18,50 15.000 Verkoop kostprijs: 30.000 + 5,80 = 7,80 15.000 Commerciële kostprijs: 18,50 + 7,80 = 26,30 Verkoopresultaat per stuk: 37,50 26,30 = 11,20 Bezettingsresultaten: Fabricage: (12.000 15.000) 150.000 15.000 = 30.000 Verkoop: (13.000 15.000) 30.000 15.000 = 4.000 Perioderesultaat kwartaal II: Verkoopresultaat 13.000 11,20 145.600 Bezettingsresultaten: Fabricage - 30.000 Verkoop - 4.000 + - 34.000 + Perioderesultaat 111.600 13