3.1 Algemene kenmerken... 13 3.2 Aandacht voor techniek... 13 3.3 Leerstofaanbod... 16 3.4 Onderwijsleerproces... 19 3.5 Beleid en organisatie...



Vergelijkbare documenten
Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs in het schooljaar

ICT IN HET BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2007/2008 TECHNISCH RAPPORT

ICT in het basis- en voortgezet onderwijs. Schooljaar

Verbreding Techniek Basisonderwijs Achtergrondinformatie voor basisscholen

Zwarte Piet of niet? Enquête Onderwijsblad november 2015 Tabellen

Rapportage Onderzoek buitenles

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs

UITKOMST KWALITEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008

Groepsgrootte in het basisonderwijs

ENQUÊTE: toetsing op maat

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/ /2012

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL ALBERT SCHWEITZER

Onderzoek Passend Onderwijs

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG OP RKBS HOEKSTEEN

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

De kwaliteit van het onderwijs in rekenen en wiskunde

DOE040 VOORTGEZET ONDERWIJS

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK OEC. BASISSCHOOL 'DE LADDER'

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE PC BASISSCHOOL DE REGENBOOG

Samenvatting en conclusies

Cultuureducatie in het basisonderwijs

DE AARDESCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Motivatie voor invulling onderwijs m.b.t. kerndoelen kunstzinnige oriëntatie een onderzoek onder leerkrachten, directeuren en coördinatoren

RAPPORT VAN BEVINDINGEN THEMAONDERZOEK FRIES BIJ

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Inhoudsopgave. 5. Doorgaande lijn en de relatie met de kerndoelen.

RAPPORT VAN BEVINDINGEN THEMAONDERZOEK FRIES BIJ O.B.S. DE WIELEN, LOCATIE GALAMASTINS

DEFINITIEF RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK BIJ KONINGIN BEATRIXSCHOOL

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR DE KWALITEITSVERBETERING. r.k.b.s. H. Gerardus

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering augustus 2013 VELDWERK OPTIMAAL

ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG OP BASISSCHOOL DE STEIGER

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

UITKOMST KWALTEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS. basisschool Aquamarin

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK BIJ R.K.B.S. DE HUSSEL

Plaats BRIN-nummer Onderzoeksnummer Datum schoolbezoek Rapport vastgesteld te Utrecht op

RAPPORT VAN BEVINDINGEN THEMAONDERZOEK FRIES BIJ

Monitor Kek! Kultueredukaasje mei Kwaliteit Eerste meting, 2013

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG DE DR. J.A. GERTH VAN WIJKSCHOOL

4?^ ' \/ Lr- Ö RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL BERG EN BOS. Basisschool Berg en Bos Apeldoorn 17NG 94718

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek bij. : Kallenkote

Jaarplan Rockanje. Datum: 6 oktober

Als eerste is gevraagd in hoeverre de Cito Eindtoets Basisonderwijs een reëel beeld oplevert van

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ DE PAPERCLIP

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek bij. R.K. basisschool De Talenten

Jaarplan - jaarverslag

RAPPORT VAN BEVINDINGEN THEMAONDERZOEK FRIES BIJ P.C.B.S. MEESTER VAN DER BRUG

Enquête over beleid en praktijk van instructies in Informatievaardigheden in Nederlandse universiteiten

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL DEN DIJK

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE C.B.S. H.H. SIMONIDESSCHOOL

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008 BASISSCHOOL BEISTERVELD

ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG OP DE DRIEMASTER

RAPPORT VAN BEVINDINGEN STELSELONDERZOEK Basisschool Jan Ligthart

Still going strong? Uitkomsten van de vierde peiling EIBO in toekomstig perspectief. Symposium PPON 25 jaar, 7 november Prof. Dr.

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK BASISSCHOOL DE VLIER

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008 BASISSCHOOL DE HORST

ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP O.B.S. DE BONGERD

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Basisschool t Kwekkeveld

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP CHRISTELIJKE BASISSCHOOL DE POORT

ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2008/2009

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL DE KRULLEVAAR. : basisschool De Krullevaar : 's-gravenhage BRIN-nummer : 13TA Onderzoeksnummer : 94147

de Samenwerkingsschool "Balans"

Verbeterplan OBS De Winde

BIJLAGE 1: UITKOMST ONDERZOEK NEWSCHOOL.NU TE HARDERWIJK

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK OBS "PARKWIJCK"

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP RKBS ANNE FRANK

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP BASISSCHOOL DE LINDE

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008 BASISSCHOOL BERG EN BEEK

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

BRONNENBOEK VTB: STAND VAN ZAKEN

De aanvullende tandzorgverzekering Samenvatting Bijna iedereen heeft een aanvullende verzekering Aanvullend verzekerd voor:

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Christelijk Gymnasium VWO

HAPPY KIDS BASISSCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Factsheet persbericht

Zicht en Gehoor een onderzoek van seniorenorganisatie ANBO en Specsavers

Rapportage BMKO Panelonderzoek Internetgebruik op de BSO. april Drs. M. Jongsma R. H. Rijnks BSc. Paterswolde, april 2009

DEMOCRATISCHE SCHOOL UTRECHT VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Schoolverbeterplan

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL DE HAREN. : basisschool de Haren : 's-hertogenbosch BRIN-nummer : 12TH Onderzoeksnummer : 95042

Tabellenrapportage Quickscan leerlingendaling VO. schoolbesturen, gemeenten en provincies

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering december 2010 VELDWERK OPTIMAAL

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL DE BRON

The Daily Mile. Jorien Slot-Heijs Amika Singh. Februari Mulier Instituut. The Daily Mile

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING BIJ DE DIJSSELBLOEM

lp o INSPECTIE hetonderwijs RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ n.b.b.s. Het Blokland

RAPPORT VAN BEVINDINGEN

Rapportage Onderzoek Effecten Werkdrukakkoord

TOELICHTING OP DE KWALITEITSKAART BASISONDERWIJS

Transcriptie:

3 INHOUD Samenvatting..................................... 5 1. Inleiding en probleemstelling...................... 7 2. Steekproef.................................... 11 3. Resultaten.................................... 13 3.1 Algemene kenmerken.............................. 13 3.2 Aandacht voor techniek............................ 13 3.3 Leerstofaanbod.................................. 16 3.4 Onderwijsleerproces.............................. 19 3.5 Beleid en organisatie.............................. 22 4. Normering van de kwaliteit van het techniekonderwijs. 25 5. Verschillen tussen scholen....................... 29 5.1 Algemene kenmerken.............................. 29 5.2 Schoolkenmerken................................ 30 5.3 Aandacht voor techniek............................ 31 5.4 Onderwijsleerproces.............................. 33 5.5 Beleid en organisatie.............................. 34 6. Conclusies.................................... 37 Literatuur....................................... 39 Bijlagen........................................ 41 Aanvullende tabellen.............................. 41 Vragenlijst 'Techniek in Uitvoering'.................. 44

5 SAMENVATTING Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat de Inspectie van het Onderwijs de komende jaren na hoe het met de kwaliteit van het techniekonderwijs in het basisonderwijs gesteld is. De gegevens daarvoor worden jaarlijks verzameld bij een representatieve steekproef van basisscholen. De gehanteerde vragenlijst is een bewerking van de vragenlijst uit de PPON-reeks Balans van het natuurkunde- en techniekonderwijs aan het einde van de basisschool uit 2002. De belangrijkste conclusie is dat basisscholen 'techniek' op heel verschillende manieren in blijken te vullen. Die verschillen betreffen de hoeveelheid tijd die ze aan techniek besteden, de inbedding in het rooster, het aanbod, de inhoud, de organisatie, enzovoorts. Kortom, in bijna alles. Hieronder wordt deze diversiteit toegelicht. Aandacht voor techniek Bijna alle basisscholen doen wel iets aan techniek. Slechts 16 procent van de scholen geeft aan niets aan techniekonderwijs te doen. Het gros van de scholen is dus wel met techniekonderwijs bezig, al is dat voornamelijk incidenteel. 12 procent geeft aan structureel aan techniekonderwijs te doen. De vormgeving van het techniekonderwijs blijkt zeer divers. Scholen geven techniekonderwijs vooral vorm met behulp van losse lessen of geïntegreerd in een ander vakgebied, waarbij dit het meest voorkomt bij handvaardigheid en natuuronderwijs, maar ook bij wereldoriëntatie. Scholen bieden techniek maar zelden als apart vak aan. Basisscholen besteden op jaarbasis per groep gemiddeld ruim dertien uur aan techniek. Dat is dus gemiddeld één uur per maand. De meeste tijd wordt in de bovenbouw aan techniek besteed: in groep 7 en 8 gaat het om ruim vijftien uur per jaar, terwijl dat in groep 3 minder dan tien uur is. In groep 1-2 is het meer, namelijk ongeveer 14 uur. Dat komt omdat techniek daar geïntegreerd is in de rest van het aanbod: in het hoekenwerk wordt vaak met bouw- en constructiematerialen, zoals Lego, Duplo, K'nex en blokken gewerkt. Scholen die techniek structureel op het lesrooster hebben staan, besteden ruim twee keer zoveel tijd aan techniek als de rest, en dan met name in groep 8 en 7. Omdat veel scholen techniek integreren in een ander vakgebied is het overigens moeilijk om precies aan te geven wanneer techniek 'begint' en wanneer het 'eindigt'. De voornaamste belemmering voor de scholen om veel aan techniek te doen is de overladenheid van het onderwijsprogramma (bij ruim 75 procent van de scholen). Andere problemen zijn het gebrek aan techniekmaterialen (73 procent) en de hoge aanschafkosten hiervan (63 procent), onvoldoende deskundigheid (ongeveer de helft) en onvoldoende tijd voor de voorbereiding van techniek, menskracht en/of ruimte (ongeveer 35 procent). Slechts 5 procent van de scholen zegt geen problemen te ervaren. Leerstofaanbod Scholen werken met een veelheid van materialen. Ongeveer 80 procent van de scholen werkt met losse materialen, zoals bouwmaterialen (blokken, Lego, e.d.), constructiematerialen (K'nex, Meccano e.d.), leskisten en gereedschappen. Een kwart van de scholen werkt met een methode, zoals Leefwereld (natuuronderwijs), en dan met name in de bovenbouw. Tenslotte werkt ongeveer 15 procent met een bronnenboek. Eén op de drie scholen heeft het leerstofaanbod in de verschillende leerjaren op elkaar afgestemd.

6 Onderwijsleerprocessen Dat techniek vaak wordt geïntegreerd in het vakgebied handvaardigheid is niet vreemd gezien de soort activiteiten die scholen het meeste doen als ze het over techniekonderwijs hebben. Het gaat hier vaak om het maken van producten, terwijl vaardigheden als ontwerpen en analyseren van producten beduidend minder aan bod komen. Deze activiteiten vinden vooral in groep 7 en 8 plaats. Technieklessen zijn vooral doe-lessen ('hands-on'). Wat vaak te weinig aan de orde komt, is het 'mind-on': het is vaak meer namaken dan zelf ontwerpen en analyseren en ook komt men vaak niet aan reflectie toe als er iets gemaakt is. Het scala aan activiteiten is groter dan 'alleen' lessen. Scholen nodigen een gastdocent of ouder uit, leerlingen maken gebruik van internet, maar er worden ook uitstapjes ten behoeve van het techniekonderwijs gemaakt, zowel excursies naar bijvoorbeeld bedrijven als ook bezoekjes aan musea en technocentra. De opbrengsten van het techniekonderwijs worden (nog) weinig vastgesteld. Slechts 14 procent van de scholen heeft techniekdoelen geformuleerd. Eén vijfde van deze scholen kan aantonen dat de kerndoelen techniek bereikt zijn aan het einde van de basisschool en ongeveer twee derde van die 14 procent zegt dat dit voor een gedeelte is gelukt. Beleid en organisatie Bij een kwart van de scholen staat techniek beschreven in het schoolplan. Bij een derde van de school maakt men gebruik van elkaars deskundigheden en bij een kwart is techniek wel eens onderwerp in de teamvergaderingen. Op relatief weinig scholen (15 procent) is er een techniekcoördinator en nog minder komen scholing en coaching ten aanzien van techniekonderwijs voor. Ouders worden dikwijls bij het techniekonderwijs betrokken, met name voor excursies en bedrijfsbezoeken, maar ook voor het begeleiden van de onderwijsactiviteiten in de klas. Sommige scholen (15 procent) worden door de pabo gestimuleerd om met techniek aan de slag te gaan. Bijna 10 procent van de scholen geeft aan aangesloten te zijn bij een VTBregio. Er worden nauwelijks contacten met het vervolgonderwijs onderhouden met betrekking tot techniek. In het algemeen kan gezegd worden dat er nog maar weinig scholen zijn die techniek goed in hun beleid verankerd hebben. In het project Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB2) zijn normen vastgesteld om te kunnen bepalen of het techniekonderwijs op een school van voldoende kwaliteit is. Deze normen hebben betrekking op de mate waarin techniek verankerd is in het schoolbeleid (kwaliteitszorg), het leerstofaanbod en het onderwijsleerproces. Bij de start van het VTBproject voldoet ongeveer 2 procent van de scholen (ongeveer 140 scholen dus) al aan deze norm. Schoolvoorbeelden Op de site www.schoolvoorbeelden.nl zijn portretten te zien van een aantal scholen die de inspectie beschouwd als goede voorbeelden voor andere scholen. Elk portret bestaat uit: - een aantal streaming-video filmpjes die laten zien hoe men in de school met techniek bezig is; - allerlei documenten en materialen die de school gebruikt bij/voor het techniekonderwijs; - een inspectierapport met de beoordeling van de kwaliteit van het techniekonderwijs op die school.

7 1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING In het verlengde van de EU-afspraken in 2000 in Lissabon gaan de Europese lidstaten de komende jaren fors investeren om Europa de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te laten worden, waarbij Nederland binnen de EU een toppositie gaat innemen. Met het Deltaplan Bèta/techniek moet er aantrekkelijker, gedifferentieerder én populairder bètaen techniek onderwijs in alle onderwijssectoren gegeven worden. Dit moet leiden tot minder uitval en meer uitstroom uit de beroepskolom en de universitaire opleidingen techniek en bèta. In het basisonderwijs wordt als onderdeel van dit plan het Actieplan Verbreding Techniek Basisonderwijs uitgevoerd. Het is de bedoeling dat in 2010 op tenminste 2500 basisscholen goed techniekonderwijs wordt gegeven. In tegenstelling tot veel andere landen bestaat het vak science niet op de Nederlandse basisscholen. Science omvat zowel techniek-in-engere-zin, als wereldoriëntatie, aardrijkskunde, biologie, natuuronderwijs, enzovoorts. De nieuwe kerndoelen basisonderwijs bevatten twee doelen die specifiek over techniek gaan: - Kerndoel 44: De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik; - Kerndoel 45: De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. Deze doelen horen bij de kerndoelen over Natuur en techniek, die op hun beurt weer onder het leergebied 'Oriëntatie op jezelf en de wereld' vallen. Dit leergebied lijkt op science en het lijkt erop dat er een 1-op-1 vergelijking mogelijk is. Toch is dat niet helemaal het geval, want er zijn ook kerndoelen buiten 'Oriëntatie op jezelf en de wereld', zoals bij Nederlands en rekenen waarin 'techniek' aan de orde is, zoals kerndoel 32 (rekenen): De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. Dit alles maakt het er niet gemakkelijk op om het onderwerp 'techniek op de basisschool' te definiëren. Bij het vakgebied techniek speelt de vraag of dit ingevuld moet worden met traditionele lessen met veel feitenkennis, of dat kinderen vooral veel aan de slag moeten met praktische oefeningen (hands-on) in combinatie met mind-on: ontwerpen, maken, gebruiken, analyseren en evalueren/reflecteren (Schimmel et al., 2002). De nieuwe kerndoelen basisonderwijs wijzen sterk in de richting van 'hands-on, mind-on'. Techniek is bij uitstek een middel om een moderne, aantrekkelijke en motiverende leeromgeving voor kinderen te maken die álle competenties van kinderen aanspreekt. Daarnaast is het van groot belang dat kinderen al op de basisschool een realistisch beeld krijgen van techniek en technologie als belangrijk maatschappelijk fenomeen. Daarom wordt als uitwerking van het omvangrijke actieplan 'Deltaplan Bèta/Techniek' van 2004-2010 het Nationaal Actieplan VTB uitgevoerd. De rol van de inspectie hierin richt zich op een aantal verschillende taken. De inspectie rapporteert over de stand van zaken met betrekking tot het techniekonderwijs op de Nederlandse basisscholen. Dit gebeurt aan de hand van gegevens die verkregen worden door het afnemen van een vragenlijst (zie bijlage 2). Verder is er een waarderingskader ontwikkeld om de kwaliteit, specifiek van het techniekonderwijs te kunnen vaststellen. Inmiddels zijn er diverse rapporten van scholen tot stand gekomen aan de hand van dit onderliggende waarderingskader.

8 Daarnaast heeft de inspectie een stimulerende taak. De inspectie maakt digitale portretten van scholen die een goed voorbeeld zijn voor andere scholen om met techniek aan de slag te kunnen gaan. Voorbeelden van de digitale portretten met de bijbehorende rapporten zijn de vinden op de website: www.schoolvoorbeelden.nl In dit technisch rapport wordt gerapporteerd over de informatie die voortgekomen is uit de vragenlijst 'Techniek in Uitvoering' (bijlage 2). De afname van deze vragenlijst is gebeurd in het verlengde van de nulmeting van de inspectie uit 1995 en het PPON-deelonderzoek van de Citogroep uit 2002 (Thijssen et al., 2002). Uit de nulmeting in 1995 van de inspectie bleek dat ongeveer 12 procent van de scholen 'iets' structureels in hun schoolwerkplan hadden opgenomen en 'iets' aan techniek deden in hun onderwijs. Wat dit 'iets' precies inhoudt, wordt niet expliciet beschreven. In 2002 heeft het Cito een domeinbeschrijving voor 'Techniek' gemaakt en is er een afzonderlijke PPON-meting uitgevoerd naar techniek in het basisonderwijs ( Thijssen et al., 2002). De voornaamste uitkomsten staan in onderstaand overzicht: Hoeveel aandacht men schenkt aan techniek (percentage leraren): - (vrijwel) geen: 50 % - incidenteel: 40 % - regelmatig: 10 % Gemiddelde lestijd per week (in minuten per week): - 10 à 20 minuten per week Gebruikt een methode: - 15 à 20 procent van de leraren - er worden achttien verschillende techniekmethoden genoemd maar geen enkele wordt door veel leraren genoemd. De meest uitgevoerde activiteiten (geordend van relatief veel naar steeds minder): - de leerlingen ontwerpen/maken zelf een product - bezoek van een tentoonstelling of museum - tv/videoregistraties afspelen - excursie naar een bedrijf - via internet Meest genoemde problemen (geordend van relatief veel naar steeds minder): - de school beschikt over te weinig geschikte materialen - hoge kosten voor aanschaf materialen - te overladen onderwijsprogramma - geen geschikte ruimte op school voor techniekonderwijs - techniekonderwijs vraagt om extra menskracht in de klas en die is er niet. In dit technisch rapport worden de resultaten weergegeven van de nieuwe nulmeting in de tweede helft van 2004. In dit rapport zal daar waar mogelijk een vergelijking plaatsvinden met de PPON-gegevens. Dit rapport vormt ook de basis voor de rapportage in het Onderwijsverslag over de huidige stand van zaken met betrekking tot techniek in het basisonderwijs.

9 De inspectie wil dit jaarlijks blijven doen om zicht te krijgen op de volgende punten: - Aandacht voor techniek; - Leerstofaanbod met betrekking tot techniek; - Onderwijsleerprocessen bij techniekonderwijs; - Beleid en organisatie omtrent techniekonderwijs. De gehanteerde vragenlijst wordt door het VTB2-project ook gebruikt bij het beoordelen van scholen die in aanmerking (willen) komen voor subsidie voor en VTB2-project. Tevens geeft de bevraging zicht op hoeveel scholen techniekonderwijs aanbieden en van welke kwaliteit dit onderwijs is. Er is sprake van voldoende kwaliteit als de school voldoet aan de VTB-eindnorm (zie hoofdstuk 4). De probleemstelling als basis voor dit onderzoek luidt: Hoe is het gesteld met het aanbod, de vormgeving en de kwaliteit van het techniekonderwijs op de Nederlandse basisscholen?

11 2. STEEKPROEF De steekproef is aselect getrokken en omvat 350 scholen van de totale populatie van 6695 basisscholen (5 procent van alle scholen). De respons bedraagt met 263 basisscholen 75 procent. De representativiteit is getoetst aan de hand van spreiding van de responsscholen op de punten schoolgrootte, leerlingenpopulatie (gewichten), denominatie en de geografische ligging in vergelijking met de spreiding binnen de populatie. Tabel 2a Schoolgrootte (%) Aantal leerlingen Populatie Steekproef Respons 0-100 16,7 17,4 16,7 101-200 32,0 33,7 34,7 201-400 42,0 40,0 41,0 400 en meer 8,8 8,9 7,6 (N=6695) (N=350) (N=263) Tabel 2b Leerlingenpopulatie (%) ingedeeld naar percentages gewogen en ongewogen leerlingen Populatie Steekproef Respons > 50% 0.00 86,6 88,0 88,4 > 50% 0.25 + 0.90 5,4 5,1 4,8 > 50% 0.25 0,7 0,0 0,0 > 50% 0.90 7,3 6,9 6,8 (N=6695) (N=350) (N=263) Leerlingen worden verdeeld over verschillende categorieën afhankelijk van opleidingsniveau van de ouders en etnisch herkomst van de ouders. Waarbij.90 staat voor kinderen uit gezinnen waarvan tenminste één van de ouders van een niet-nederlandse herkomst is (en beperkingen kent in opleidings- en beroepsniveau). 0.25 zijn Nederlandse arbeiderskinderen (in termen van opleidings- en beroepsniveau van de ouders) en 0.00 zijn alle overige kinderen. Tabel 2c Provincie (%) Populatie Steekproef Respons Drenthe 4,3 4,3 4,6 Flevoland 2,6 2,0 5,3 Friesland 7,0 7,1 4,9 Gelderland 13,5 14,0 13,7 Groningen 4,7 5,7 6,5 Limburg 6,2 6,0 6,1 Noord-Brabant 12,9 12,9 12,5 Noord-Holland 13,3 14,3 9,9 Overijssel 8,0 6,0 5,7 Utrecht 6,5 6,9 4,9 Zeeland 3,5 3,7 4,9 Zuid-Holland 17,5 17,1 18,3 (N=6695) (N=350) (N=263)

12 Tabel 2d Denominatie (%) Populatie Steekproef Respons Openbaar 33,2 34,3 31,5 Rooms-katholiek 29,8 30,9 33,9 Protestant-christelijk 29,9 25,7 27,5 Algemeen Bijzonder 6,2 8,3 6,8 Samenwerkingsschool 0,9 0,9 0,4 (N=6695) (N=350) (N=263) Zowel voor schoolgrootte, leerlingenpopulatie, denominatie als voor de geografische ligging zijn er geen grote afwijkingen (> 5 procent) te vinden in de respons ten opzichte van de populatie. Er kan dus gesproken worden over een representatieve responsverdeling.

13 3. RESULTATEN 3.1 Algemene kenmerken Tabel 3.1a Aandacht voor techniekonderwijs (vraag 11) Aantal Percentage (Vrijwel) niet 41 15,6 Incidenteel 191 72,6 Structureel 31 11,8 Totaal 263 100,0 Bovenstaande tabel laat zien dat de bulk van de scholen aangeeft incidenteel aandacht aan techniek te besteden (73 procent). Het percentage scholen dat (vrijwel) geen aandacht aan techniek besteedt en het percentage scholen dat structureel met techniek bezig is; de extremen aan de buitenkant, zijn respectievelijk 16 en 12 procent. Uit de gegevens van het PPON-onderzoek blijkt dat 6 procent van de leerkrachten van groep 6, 7 en 8 aangeven regelmatig aandacht aan techniek te geven, 40 procent geeft aan dat dit incidenteel gebeurt en de helft van de leerkrachten geeft aan dat er vrijwel geen aandacht aan techniek besteed wordt. Hoewel het moeilijk is deze gegevens met elkaar te vergelijken, vanwege het verschil in bevraging (leerkracht versus directie en de andere antwoordindeling), is er toch een bepaalde tendens zichtbaar. Ten opzichte van 2002 zijn er in 2004 beduidend minder scholen die vrijwel geen aandacht aan techniek besteden. Daarentegen is het aantal scholen dat regelmatig of structureel aandacht aan techniek besteedt slechts met een klein aantal toegenomen. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat er in de afgelopen twee jaar scholen een start hebben gemaakt met het geven van techniekonderwijs, maar nog niet zo ver zijn dat er gesproken kan worden van structureel aandacht besteden. Dit verklaart de toename in de middenmoot, de scholen die incidenteel aandacht aan techniek besteden. 3.2 Aandacht voor techniek Tabel 3.2a Vormgeving van techniek (vraag 1a) Aantal Percentage Geïntegreerd in een ander vakgebied 183 69,6 Losse lessen (incidenteel) 182 69,2 Excursie(s) 127 48,3 Techniekproject(en) 94 35,7 Techniek als apart vak in het rooster 17 6,5 Onze school besteedt (nog) geen aandacht aan techniek 19 7,2 N=263 Scholen die techniek aanbieden doen dit meestal geïntegreerd in een ander vakgebied (70 procent), of door middel van losse lessen (69 procent). Een klein aantal scholen heeft techniek als apart vak op het rooster (7 procent). Er zijn maar weinig scholen die niets aan techniek doen (7 procent).

14 Tabel 3.2b Geïntegreerd techniekonderwijs (vraag 1b) Aantal Percentage Natuuronderwijs (1) 142 77,6 Handvaardigheid (2) 125 68,3 Wereldoriëntatie (3) 110 60,1 Anders, namelijk 34 18,6 Totaal N=183 Van de 183 scholen die aangeven techniek geïntegreerd aan te bieden, doen de meeste scholen dit in het vakgebied natuuronderwijs (78 procent), maar ook wordt techniek vaak in het vak handvaardigheid geïntegreerd (68 procent). 60 procent van deze scholen integreert techniek in het vakgebied wereldoriëntatie. Scholen die techniek in andere vakgebieden aanbieden, doen dit meestal in verschillende vakgebieden. Bijna één derde van die scholen integreert techniek in de vakken natuuronderwijs, handvaardigheid én wereldoriëntatie. 22 procent van de scholen geeft aan techniek zowel te integreren in handvaardigheid als in wereldoriëntatie. Andere varianten die beduidend minder vaak voorkomen zijn rekenonderwijs en taal. Tijdsbesteding Tabel 3.2c Gemiddeld aantal uren per groep, per jaar (vraag 1c) Gemiddelde (aantal uur) Groep 1 12,7 Groep 2 12,7 Groep 3 9,6 Groep 4 9,5 Groep 5 11,3 Groep 6 12,3 Groep 7 15,5 Groep 8 17,3 Gemiddeld per leerjaar 13,1 N=244 Scholen die aangeven iets aan techniek te doen besteden gemiddeld dertien uur per leerjaar, per jaar aan techniek. Dat komt neer op bijna anderhalf uur per maand. In de groepen 7 en 8 worden relatief het meeste aantal uren aan techniek besteed. In de groepen 1 en 2 besteedt men meer tijd aan techniek dan in de groepen 3 t/m 6. Dat komt omdat in het hoekenwerk vaak allerlei bouw- en andere constructiematerialen voorkomen. Uit het PPON-onderzoek is gebleken dat er gemiddeld veertien minuten per week aan techniek besteed worden in de groepen 6, 7 en 8. Dit betekent dat er in 2004 een stijging te zien is naar gemiddeld vijftien uur per jaar. Dit komt neer op 23 minuten per week. Nauwkeuriger bekeken per groep zien de verschillen tussen 2002 en 2004 er zo uit:

15 Tabel 3.2c1 Tijdsbesteding vergelijk PPON-onderzoek (minuten per week) PPON 2002 Inspectie 2004 Groep 6 13 19 Groep 7 14 23 Groep 8 15 26 De algemene tendens dat er meer aandacht aan techniek besteed wordt in de hogere groepen blijft gelijk. Omdat ruim twee derde van de scholen techniek geïntegreerd heeft in een ander vakgebied is de interpretatie van de tijdsbesteding moeilijk: het is immers moeilijk aan te geven welk deel van zo'n geïntegreerde les wél en welk deel niét tot techniek gerekend dient te worden. Problemen Tabel 3.2d Problemen (vraag 2) Percentage Het onderwijsprogramma is te overladen om voldoende tijd aan techniek te kunnen besteden. 76,4 De school beschikt over te weinig materialen om goed techniekonderwijs te kunnen geven. 72,6 De kosten voor de aanschaf van materialen zijn te hoog. 63,1 Het ontbreekt de leerkrachten aan voldoende deskundigheid om goed techniekonderwijs te kunnen geven. 51,3 De school heeft geen geschikte ruimte voor techniekonderwijs 41,4 Er is onvoldoende tijd om technieklessen goed te kunnen voorbereiden. 36,1 Techniekonderwijs vraagt om extra menskracht en die ontbreekt 30,0 De school ervaart geen problemen bij het geven van techniekonderwijs 4,2 Anders 9,8 (N=263) Meer dan driekwart van de scholen (76 procent) vindt een overladen onderwijsprogramma een probleem om goed techniekonderwijs te kunnen geven. Materialen vormen een groot probleem, omdat scholen over te weinig materialen beschikken (73 procent) en de aanschaf van de materialen te duur is (63 procent). Daarnaast zegt ongeveer de helft van de scholen dat voldoende deskundigheid ontbreekt bij de leerkrachten om goed techniekonderwijs te kunnen geven. Er zijn nauwelijks scholen die geen problemen met techniekonderwijs ervaren (4 procent). Van de bevraagde scholen geeft slechts 16 procent aan helemaal niets aan techniek te doen. Voor deze groep scholen zijn de genoemde problemen dus een zodanige belemmering, dat ze geen techniekonderwijs geven. Voor de overige scholen geldt dat er wel problemen ervaren worden, maar dat men ondanks deze problemen toch een mogelijkheid vindt om techniekonderwijs een plaats in het curriculum te geven, incidenteel of structureel. In de antwoorden op de open vraag of andere problemen een belemmering zijn, geven scholen meestal een bevestiging van de bovengenoemde belemmeringen. Dit blijkt uit het feit dat er heel vaak genoemd wordt dat er geen tijd is of dat de materialen niet aanwezig zijn.

16 De bevraging over problemen door de Citogroep is anders dan de bevraging door de inspectie. De leerkrachten konden bij diverse problemen (die overigens wel overeenkomen) aangeven of ze dit niet, soms of vaak als probleem ervaren bij het geven techniekonderwijs. In de vragenlijst uit dit onderzoek is deze keuzemogelijkheid beperkt tot ja en nee. Om de resultaten toch met elkaar te kunnen vergelijken zijn de categorieën soms en vaak bij elkaar opgeteld. Daarnaast wordt als vergelijking uitgegaan van het hoogste percentage problemen in één van de ondervraagde leerjaren, omdat dit dichter bij een algemeen schoolbeeld komt, zoals dat uit het inspectieonderzoek naar voren komt. Tabel 3.2 d1 Problemen vergelijk PPON-onderzoek (%) PPON-2002 Inspectie-2004 Het onderwijsprogramma is te overladen om voldoende tijd aan techniek te kunnen besteden 91 76 De school beschikt over te weinig materialen om goed techniekonderwijs te kunnen geven 91 73 De kosten voor de aanschaf van materialen zijn te hoog 86 63 Er is onvoldoende tijd om technieklessen goed te kunnen voorbereiden 78 36 Het ontbreekt de leerkrachten aan voldoende deskundigheid om goed techniekonderwijs te kunnen geven 70 51 De school heeft geen geschikte ruimte voor techniekonderwijs 77 41 Techniekonderwijs vraagt om extra menskracht en die ontbreekt 76 30 Door de resultaten van beide onderzoeken naast elkaar te zetten, valt op dat er minder problemen worden ervaren in 2004. Daarnaast is ook te zien dat het soort problemen dat in 2002 het vaakst ervaren werden ook in 2004, weliswaar in mindere mate, als grootste probleem worden ervaren. 3.3 Leerstofaanbod Tabel 3.3a Leerstofaanbod (Vraag 3) Percentage Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Totaal 1-2 3 4 5 6 7 8 (gem.) Losse materialen 84,4 82,0 78,7 79,9 77,0 80,7 80,7 80,5 Methode 8,2 15,6 19,7 29,9 32,0 33,6 34,0 24,7 Bronnenboek 17,2 9,4 11,1 12,7 15,2 18,0 19,3 14,7 Geen 11,9 12,7 12,7 10,7 8,6 4,9 4,5 9,4 Van de scholen die zeggen aandacht te besteden aan techniek (n=244) gebruikt men in de meeste groepen vooral losse materialen (81 procent), zoals leskisten, digitaal materiaal, tv-uitzendingen, gereedschappen, bouw- en constructiemateriaal. Methodegebruik stijgt met de leerjaren van 8 naar 34 procent, ook het gebruik van een bronnenboek neemt toe in de bovenbouw, maar dit is niet zo duidelijk.

17 Uit het PPON onderzoek is gebleken dat er nauwelijks sprake van methodegebruik is. Slechts 16 tot 18 procent van de leerkrachten van de groep 6, 7 en 8 geven aan een methode te gebruiken. Er worden maar liefst achttien verschillende schooluitgaven genoemd. Het methodegebruik is in twee jaar tijd bijna verdubbeld tot respectievelijk 32, 34 en 34 procent in de groepen 6, 7 en 8. Uitsplitsing van de leermaterialen Scholen die aangeven met losse materialen te werken, geven dit vorm op verschillende manieren. In onderstaande tabel staat weergegeven in welke groep welke materialen gebruikt worden. Tabel 3.3b Losse materialen (%) vraag 3 Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Totaal 1-2 3 4 5 6 7 8 (gem.) Bouwmateriaal, zoals: blokken, lego, ministeentjes 95,6 91,5 78,6 65,6 59,6 55,8 53,8 71,7 Constructiemateriaal, zoals: Lasy, K'nex, Meccanno 88,8 81,5 75,0 67,7 67,0 61,9 59,4 71,8 Leskisten 36,9 41,5 43,8 49,7 48,9 52,3 53,8 46,6 Diverse gereedschappen zoals: lijmtang, stanleymessen, schroevendraaiers 12,6 11,0 17,7 49,7 62,8 70,6 74,1 42,3 Tv-uitzendingen over techniek 19,9 31,5 34,4 43,1 45,7 51,8 55,8 40,1 Materiaal voor overbrengingen, zoals tandwielen, hefbomen, etc. 32,0 28,5 30,7 39,0 43,1 46,7 51,3 38,7 Digitaal materiaal, cd-roms, internet 18,9 19,0 18,8 25,1 33,0 36,0 37,6 26,8 Anders 7,8 6,0 5,2 5,1 5,3 10,7 13,7 7,7 N=206 N=200 N=192 N=195 N=188 N=197 N=197 Van de scholen die aan techniekonderwijs doen en aangeven techniek met behulp van losse materialen aan te bieden (aantallen per leerjaar staan in de tabel), werkt bijna driekwart met bouwmaterialen zoals blokken, Lego en ministeentjes. Evenveel scholen werken met constructiemateriaal, zoals Lasy, K'nex en Meccano. Dat gebeurt het meeste in de onderbouw en het neemt iets af in de hogere leerjaren. Het omgekeerde gebeurt met het gebruik van gereedschappen, tv-uitzendingen, leskisten, materiaal voor overbrengingen en digitaal materiaal. Dit neemt met de leerjaren toe. Gemiddeld wordt daarbij het meest gebruik gemaakt van achtereenvolgens leskisten, diverse gereedschappen zoals lijmtangen, stanleymessen en schroevendraaiers, tv-uitzendingen, materiaal voor overbrengingen en ten slotte digitaal materiaal zoals cd-roms en het gebruik van internet. Uit de vraag welke andere losse materialen er gebruikt worden, blijkt vooral dat dit zelf ontwikkelde materialen zijn.

18 Tabel 3.3c Bronnenboek (%) Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Totaal 1-2 3 4 5 6 7 8 (gem.) Maak 't maar 19,0 30,4 29,6 29,0 27,0 25,0 25,5 26,5 Techniek biedt zoveel meer 9,5 17,4 18,5 19,4 13,5 11,4 17,0 15,2 Klus en Klaar 7,1 13,0 11,1 9,7 5,4 4,5 4,3 7,9 Anders 76,2 60,9 59,3 61,3 70,3 75,0 72,3 67,9 N=42 N=23 N=27 N=31 N=37 N=44 N=47 Bovenstaande tabel laat zien dat er meer gebruik gemaakt wordt van een bronnenboek in de hogere leerjaren (toenemende N). Van deze bronnenboeken wordt het meest gebruik gemaakt van 'Maak 't maar' door ruim een kwart van de scholen. 15 procent gebruikt het boek 'Techniek biedt zoveel meer'. Een groot aantal scholen geeft aan een ander bronnenboek te gebruiken. Hieruit komt naar voren dat een groot aanbod aan aanvullend materiaal is. Het meest worden genoemd: 'Techniekvaardig', 'De Techniek door', mappen van SLO en 'Techniek in beeld'. Tabel 3.3d Methode (%) Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Totaal 1-2 3 4 5 6 7 8 (gem.) Leefwereld 55,0 63,2 60,4 49,3 44,9 45,1 45,8 52,0 Natuurlijk 0,0 15,8 14,6 20,5 23,1 22,0 21,7 16,8 Wijzer door de natuur 0,0 2,6 4,2 11,0 9,0 9,8 9,6 6,6 Anders 70,0 39,5 39,6 34,2 35,9 37,8 38,6 42,2 N=20 N=38 N=48 N=73 N=78 N=82 N=83 De methode 'Leefwereld' wordt verreweg het meest gebruikt van de genoemde methodes, door ruim de helft van de scholen, die aangeven een methode te gebruiken. Scholen noemen in mindere mate de methodes 'Natuurlijk' en 'Wijzer door de Natuur'. Ook methodes als 'Het Ontdekkasteel', het 'Techniek Kasteel', 'De grote reis', 'Moet je doen', 'Uit de kunst' en 'Natuur buitengewoon'. Tevredenheid methode Tabel 3.3e Tevredenheid methode (vraag 4) Percentage Er wordt niet geëvalueerd of de methode en/of de leermaterialen goed hanteerbaar of bruikbaar zijn 30,7 Het team is tevreden over deze methode/leermaterialen 31,6 Het team is slechts gedeeltelijk tevreden over deze methode/leermaterialen 26,2 Het team is niet tevreden en wil iets anders aanschaffen of ontwikkelen 11,5 Totaal (N=244) 100,0 30 procent van de schoolteams die materialen voor techniekonderwijs gebruiken, evalueren het materiaal niet. Ongeveer een derde is tevreden over de gebruikte materialen. 12 procent van de teams is niet tevreden en wil iets anders aanschaffen.

19 Tabel 3.3f Ontevredenheid methode (vraag 5) Percentage De methode/het materiaal vraagt te veel aanvullende materialen 39,1 De methode/het materiaal kent geen doorgaande leerlijn 38,0 Werken met de methode/het materiaal kost te veel voorbereiding 34,8 De methode/het materiaal heeft te weinig onderwerpen over techniek 34,8 De methode/het materiaal heeft geen uitnodigend praktijkgedeelte 25,0 De methode/het materiaal is te moeilijk voor de leerlingen 1,1 Anders 20,7 N=92 De teams die niet tevreden of niet geheel tevreden over de methode of materialen zijn, vinden voornamelijk dat er teveel aanvullende materialen nodig zijn (39 procent) of dat er geen doorlopende leerlijn wordt aangeboden door het materiaal (38 procent). Daarnaast vindt men de voorbereidingstijd en de weinige onderwerpen over techniek binnen de methode de belangrijkste oorzaken voor ontevredenheid (beide 35 procent). Aanvullend geven scholen opmerkingen die verwijzen naar de belemmeringen in het algemeen van techniekonderwijs, zoals gebrek aan tijd, materialen en geld. Uit het PPON-onderzoek is gebleken dat de helft van de leerkrachten de methode niet geschikt vindt, omdat deze te weinig geschikte opdrachten heeft. 3.4 Onderwijsleerproces Activiteiten Tabel 3.4a Activiteiten (vraag 6) Aantal Percentage Leerlingen maken zelf een product 162 66,4 U nodigt een gastdocent of ouder uit die vertelt over een technisch onderwerp 152 62,3 De leerlingen maken gebruik van internet 146 59,8 U maakt met de leerlingen een excursie naar een technisch bedrijf 109 44,7 Leerlingen ontwerpen zelf een product 103 42,2 U bezoekt met de leerlingen een tentoonstelling of museum 87 35,7 Leerlingen hebben bestaande of eigen producten op hun technische aspecten getest en/of geanalyseerd 47 19,3 Geen van bovenstaande activiteiten 11 4,5 N=244 Het meest komen voor het maken van een product (66 procent), het uitnodigen van een gastdocent of ouder (62 procent) en het gebruik maken van internet (60 procent). De diepgaandere activiteiten zoals het ontwerpen (42 procent) en analyseren (19 procent) van een product komen minder vaak voor. De bovengenoemde activiteiten vinden vooral in groep 7 en 8 plaats. Voor de uitsplitsingen per leerjaar, zie de tabellen in de bijlage. In het PPON onderzoek is ook gebleken dat van de activiteiten die er ten aanzien van techniek gedaan worden in de groepen 6, 7 en 8 het meest producten gemaakt worden. Daarnaast is het uitnodigen van een gastdocent of -ouder ten behoeve van techniek-

20 onderwijs een activiteit die relatief vaak wordt gedaan. Het algemene beeld schetst dat in de groepen 8 de meeste activiteiten worden gedaan. Dit komt overeen met het beeld in 2004. De verschillen tussen 2002 en 2004 staan specifiek weergegeven in onderstaande tabel. Ook hier dient rekening gehouden te worden met het verschil in interpretatie aangezien het onderzoek in 2002 gericht was op de leerkrachtenpopulatie en het onderzoek van de Inspectie op schoolniveau. Tabel 3.4a1 Activiteiten vergelijk PPON-onderzoek (%) Internetgebruik PPON-2002 Inspectie-2004 Groep 6 12 46 Groep 7 19 57 Groep 8 20 59 Producten testen en analyseren Groep 6 13 11 Groep 7 21 17 Groep 8 19 18 Maken en ontwerpen van producten Groep 6 26 58 Groep 7 35 68 Groep 8 43 69 Gastdocenten Groep 6 4 14 Groep 7 16 42 Groep 8 42 61 Bezoek museum, tentoonstelling Groep 6 10 19 Groep 7 16 30 Groep 8 17 32 Excursie Groep 6 6 12 Groep 7 15 31 Groep 8 28 41 Bij vrijwel alle activiteiten is er een toename in de groep 6, 7 en 8 te zien ten opzicht van 2002. Dit geldt niet voor het testen en analyseren van producten. Doelen Tabel 3.4b Doelen opstellen (vraag7a) Percentage Ja 13,9 Nee 86,1 N=244 100,0 14 procent van de scholen met enige vorm van techniekonderwijs, formuleert doelen ten aanzien hiervan; 86 procent geeft dus aan dit niet te doen.

21 Toetsing Tabel 3.4c Behalen van kerndoelen (vraag 7c) Aantal Ja 7 Gedeeltelijk 21 Nee 6 Totaal (N=34) 100,0 Van de 34 scholen die doelen opstellen kunnen er zeven aantonen dat de leerlingen aan het einde van de basisschool de kerndoelen voor techniek op een voldoende niveau behalen. 21 scholen geven aan dat dit voor een gedeelte lukt en zes scholen geven aan dat er niet aangetoond kan worden dat de kerndoelen niet behaald worden. Aan de scholen die doelen opstellen is gevraagd op welke manier zij kunnen aantonen dat deze doelen daadwerkelijk gerealiseerd worden. Tabel 3.4d Realisatie van de doelen (vraag 7b) Aantal Percentage Proefwerk/theoretische toets 8 23,5 Opdracht/praktische toets 9 26,5 Interessemeting techniek 1 2,9 Onze school stelt nog niet (systematisch) vast of de doelen gerealiseerd zijn 20 58,8 Anders 8 23,5 N=34 Bij scholen die aangeven doelen omtrent techniek geformuleerd te hebben, worden nauwelijks theoretische toetsen, praktische toetsen en interessemetingen afgenomen. Zie voor de uitsplitsing per groep de tabellen in de bijlage. Andere mogelijkheden die door de scholen genoemd worden, zijn het bijhouden van portfolio's, het geven van presentaties en het beoordelen van tentoongesteld werk. Uit het onderzoek van de Citogroep in 2002 blijkt dat er nauwelijks toetsen worden afgenomen ongeacht de jaargroep. Dit komt overeen met de bevindingen uit dit onderzoek. Doorgaande lijn Tabel 3.4e Doorgaande lijn (vraag 8) Percentage Ja 30,7 Nee 69,3 Totaal N=244 100,0 Bijna één derde (31 procent) van de scholen geeft aan dat hun leerstofaanbod in de verschillende leerjaren op elkaar aansluit.

22 Tabel 3.4f Afspraken voor afstemming (vraag 8) Percentage Ja 15,2 Nee 84,8 Totaal N=244 100,0 Slechts 15 procent van de scholen geeft aan dat er afspraken over de gebruikte materialen, methoden en/of leerlijnen voor techniek zijn om te voorzien in een doorgaande lijn. 3.5 Beleid en organisatie Tabel 3.5a Beleid en organisatie (vraag 9) Aantal Percentage Binnen het team maken we gebruik van elkaars deskundigheden 80 32,8 Techniek is onderwerp van overleg in teamvergaderingen 61 25,0 Techniek staat beschreven in het schoolplan 59 24,2 Er is een techniekcoördinator of techniekteam 37 15,3 Er vindt scholing van het personeel plaats t.a.v. techniek 15 6,1 Er vindt coaching op het gebied van techniek 7 2,9 Anders 102 41,8 N=244 Met betrekking tot techniek wordt er binnen het team van ongeveer één derde van de scholen gebruik gemaakt van de deskundigheden van elkaar. Bij bijna een kwart van de scholen staat techniek beschreven in het schoolplan en bij een even groot aantal is techniek onderwerp van overleg in teamvergaderingen. Scholing vindt in geringe mate plaats (6 procent), evenmin als coaching (3 procent). De helft van de scholen die iets bij 'anders, namelijk ' hebben ingevuld, geeft aan dat ze techniek nog niet in het beleid verankerd hebben. De andere helft geeft onder andere aan dat het beleid voor techniek in ontwikkeling is, of dat men een werkgroep opgericht heeft, waarbij techniek nog in de kinderschoenen staat. Het merendeel gaat in op hoe de lessen verzorgd worden, bijvoorbeeld doormiddel van stagiaires, via het bedrijfsleven, via vakleerkrachten, via een natuurcentrum, etc. Aangezien dit vaak door externen (anders dan de groepsleerkrachten) wordt vormgegeven, is er maar weinig verankering in het schoolbeleid. Tabel 3.5b Uitvoeren schoolplan (vraag 9a) Percentage Ja 45,8 Niet helemaal 49,2 Nee 5,1 Totaal N=59 100,0 Van de scholen die techniek in het schoolplan beschrijven (een kwart van alle scholen) zegt bijna de helft van deze scholen niet helemaal uit te voeren wat er beschreven staat. Iets mindere dan de helft van de scholen zegt dat dit wel lukt en een klein aantal scholen geeft aan dat dit helemaal niet lukt.

23 Contacten Tabel 3.6c contacten (vraag 10) Percentage Ouders begeleiden leerlingen bij onderwijsactiviteiten rondom techniek zoals excursies of bedrijfsbezoeken 59,0 Ouders helpen/ begeleiden bij techniekactiviteiten in de klas 43,4 Er zijn contacten met het bedrijfsleven omtrent techniek 38,1 De pabo stimuleert techniek op enigerlei wijze 15,2 U bent aangesloten bij een VTB-regio 8,6 Er is samenwerking omtrent techniek met een onderwijsbegeleidingsdienst 7,4 Er is afstemming op het vervolgonderwijs m.b.t. techniek 4,1 Anders 21,7 N=244 Opvallend vaak worden ouders bij het techniekonderwijs betrokken, met name voor excursies en bedrijfsbezoeken (60 procent van de scholen), maar ook voor het begeleiden van de onderwijsactiviteiten in de klas (43 procent). 15 procent van de scholen zegt dat de pabo hen stimuleert om met techniek aan de slag te gaan. 9 procent van de scholen geeft aan aangesloten te zijn bij een VTB-regio. Bij slechts 4 procent van de scholen worden er contacten met het vervolgonderwijs onderhouden met betrekking tot techniek. Verder geven scholen aan in de categorie 'anders, namelijk ' dat er nog geen contacten zijn. Overige contacten die incidenteel genoemd worden zijn; een techniekgroep binnen de stichting, contacten met een natuurcentrum, contacten met andere scholen, platform techniek noordwest Veluwe, vonk, ots haaglanden, contacten met de gemeente, Jenaplan netwerk techniek.

25 4.NORMERING VAN DE KWALITEIT VAN HET TECHNIEKONDERWIJS Het landelijk VTB-2 project is aangesteld om ervoor te zorgen dat meer basisscholen goed techniekonderwijs geven. Zie voor nadere informatie www.techniekbasisonderwijs.nl. Basisscholen kunnen zich aanmelden om als projectschool mee te doen aan het programma VTB. Als de school meedoet moet er een bepaald eindresultaat behaald worden, dat vooraf vaststaat. De scholen krijgen hiervoor een financiële bijdrage van 12.000 euro voor de periode van drie jaar, waarin het eindresultaat bereikt moet zijn. De school moet dan de volgende punten kunnen realiseren: - techniek aanbieden in minimaal twee groepen; - een gevarieerd aanbod van activiteiten in het lesprogramma opnemen (ontwerpen, maken en testen; buitenschoolse activiteiten); - doelen en toetsen goed op elkaar aan laat sluiten; - techniek verankeren in de schoolorganisatie en in het schoolplan. In het landelijke VTB2-project wordt op basis van een aantal vragen beslist of een school voldoet aan de beginnorm en/of voldoet aan de VTB-eindnorm. Het VTB-2 project maakt hiervoor gebruik van de vragenlijst 'Techniek in Uitvoering'. De inspectie maakt bij het beoordelen van de kwaliteit van het techniekonderwijs gebruik van de normen van het VTB-2 project. In het VTB-2 project wordt naast de bovengenoemde eindnorm ook met een beginnorm gewerkt: om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een school voldoen aan de beginnorm. Een basisschool kan dus tot één van de volgende drie groepen behoren: - niet aan de beginnorm voldoen - aan de beginnorm voldoen, maar niet aan eindnorm - aan de eindnorm voldoen. Als een school aan de eindnorm voldoet, dan vindt de inspectie het techniekonderwijs op die school van voldoende kwaliteit. De onderdelen waarop de normen gebaseerd zijn, worden hieronder weergeven. Deze eisen verwijzen naar de vragen uit de vragenlijst 'Techniek in Uitvoering'. De VTB-beginnorm houdt in dat de school voldoet aan de volgende eisen: - Er dient in tenminste twee leerjaren aandacht voor techniek te zijn. (vraag 1c) - Tenminste op 2 van de volgende punten 'ja' antwoorden: (vraag 6) Leerlingen ontwerpen zelf een product Leerlingen maken zelf een product enz. Leerlingen hebben bestaande of eigen producten op hun technische aspecten getest en/of geanalyseerd U bezoekt met de leerlingen een tentoonstelling of museum in het kader van het techniekonderwijs U maakt met de leerlingen een excursie naar een technisch bedrijf in de omgeving U nodigt een gastdocent of ouder uit die vertelt over een technisch onderwerp De leerlingen maken gebruik van internet voor informatie over techniekonderwerpen

26 De VTB-eindnorm houdt in dat de school voldoet aan de volgende eisen: Kwaliteitszorg (Verankering van techniek in het schoolbeleid) - De school heeft doelen opgesteld ten aanzien van het techniekonderwijs (vraag 7a) - Techniek staat beschreven in het schoolplan (vraag 9) - Eén van de volgende punten: (vraag 9) Er is een techniekcoördinator of techniekteam op school Techniek is onderwerp van overleg in teamvergaderingen Er vindt scholing van het personeel plaats t.a.v. techniek Binnen het team maken we gebruik van elkaars deskundigheden op het gebied van techniek Er vindt coaching op het gebied van techniek plaats - De school stelt op tenminste één van de volgende manieren vast of de doelen voor techniek zijn gerealiseerd: (vraag 7b) Proefwerk / theoretische toets Opdracht / praktische toets Interessemeting techniek - De school ervaart maximaal 4 van de zeven problemen: (vraag 2) Het onderwijsprogramma is te overladen om voldoende tijd aan techniek te kunnen besteden Het ontbreekt de leerkrachten aan voldoende deskundigheid om goed techniekonderwijs te kunnen geven Er is onvoldoende tijd om technieklessen goed te kunnen voorbereiden De school beschikt over te weinig materialen om goed techniekonderwijs te kunnen geven De kosten voor de aanschaf van materialen zijn te hoog Techniekonderwijs vraagt om extra menskracht en die ontbreekt De school heeft geen geschikte ruimte voor techniekonderwijs Leerstofaanbod - Techniek wordt aangeboden in minstens twee aansluitende groepen (vraag 1c) Doorgaande lijn - Het leerstofaanbod in de verschillende leerjaren sluit op elkaar aan (vraag 8) - Er zijn vastgelegde afspraken over de gebruikte materialen, methoden en/of leerlijnen voor techniek waarmee wordt voorzien in een doorgaande lijn (vraag 8) Onderwijsleerproces - Tenminste op vier van de volgende punten 'ja' antwoorden: (vraag 6) Leerlingen ontwerpen zelf een product Leerlingen maken zelf een product Leerlingen hebben bestaande of eigen producten op hun technische aspecten getest en/of geanalyseerd U bezoekt met de leerlingen een tentoonstelling of museum in het kader van het techniekonderwijs U maakt met de leerlingen een excursie naar een technisch bedrijf in de omgeving U nodigt een gastdocent of ouder uit die vertelt over een technisch onderwerp De leerlingen maken gebruik van internet voor informatie over techniekonderwerpen

27 In onderstaande tabel wordt weergegeven aan welke eisen of criteria de scholen wel of niet voldoen. Tabel 4a Overzicht criteria voor normindicatie Criterium Korte omschrijving Scholen die Scholen niet voldoen die voldoen (%) (%) A Tenminste in 2 groepen techniek 8,4 91,6 B Tenminste 2 van de 7 activiteiten (maken, etc.) 21,3 78,7 Beginnorm Voldoet aan eis a en b 22,4 77,6 1 Doelen opgesteld 86,1 13,9 2 Techniek in het schoolplan 77,6 22,4 3 1 van de punten activiteiten, scholing, etc. 48,3 51,7 4 Vaststellen of doelen gerealiseerd zijn (toetsing) 87,5 12,5 5 Maximaal 4 van de 7 problemen ervaren 31,9 68,1 6 Tenminste in 2 aansluitende groepen techniek 8,4 91,6 7 Leerstofaanbod in verschillende leerjaren sluit op elkaar aan 71,5 28,5 8 Vastgelegde afspraken voor doorgaande lijn 85,9 14,1 9 Tenminste 4 soorten activiteiten (maken, etc.) 57,0 43,0 Eindnorm Voldoet aan alle eisen 98,1 1,9 Dit levert dus het volgende resultaat op: Tabel 4b Overzicht normen Aantal Percentage Voldoet niet aan de beginnorm 59 22,4 Voldoet aan de beginnorm, niet aan de eindnorm 199 75,7 Voldoet aan de eindnorm 5 1,9 Totaal N=263 100,0 Met betrekking tot de normen die zijn vastgesteld voor kwalitatief goed techniekonderwijs voldoet 22 procent van de scholen niet aan de beginnorm. Ruim driekwart van de scholen voldoet wel aan de beginnorm, maar niet aan de eindnorm. Twee procent van de scholen voldoet aan de eindnorm. Aan de criteria/eisen is te zien dat met name het vaststellen van doelen, het beschrijven van deze doelen in het schoolplan en het nagaan of deze doelen gerealiseerd zijn een struikelblok vormen voor het voldoen aan de eindnorm. Daarnaast wordt nog maar weinig voldaan aan het vastleggen van afspraken om te kunnen voorzien in een doorgaande lijn voor techniekonderwijs. Het aanbieden van techniek in twee aaneensluitende groepen wordt door de meeste scholen reeds gedaan.

29 5.VERSCHILLEN TUSSEN SCHOLEN In dit hoofdstuk worden de kenmerken van scholen afgezet tegen het voldoen aan de norm. Er ontstaan hierdoor drie groepen scholen; scholen die niet aan de beginnorm voldoen, scholen die wel aan de beginnorm voldoen, maar nog niet aan de eindnorm en scholen die aan de eindnorm voldoen. Aangezien sommige vragen sterk samenhangen met de normbepaling wordt er voor deze kenmerken gebruik gemaakt van het antwoord dat scholen gegeven hebben op vraag 11 uit de vragenlijst. Er ontstaan dan kruistabellen met als vergelijkende factor: scholen die (nog vrijwel) geen aandacht aan techniek besteden, scholen die incidenteel aandacht aan techniek besteden en scholen die aangeven structureel aandacht aan techniek te besteden. 5.1 Algemene kenmerken Om te beginnen wordt een vergelijk gemaakt tussen de norm, die onbekend is voor de scholen en hoe scholen zichzelf inschatten. Tabel 5.1a Indeling van de school versus de normindeling (%) Niet aan Wel aan Wel aan Totaal beginnorm beginnorm, eindnorm niet aan de eindnorm De school besteedt (nog vrijwel) geen aandacht aan techniekonderwijs 9,9 5,7 0,0 15,6 De school besteedt incidenteel aandacht aan techniekonderwijs 11,0 61,6 0,0 72,6 Het techniekonderwijs staat structureel op het lesrooster 1,5 8,4 1,9 11,8 Totaal 22,4 75,7 1,9 100,0 N=263 P=.000 Er bestaat, zoals te verwachten is, een significant verband tussen het al dan niet voldoen aan de norm en de eigen beoordeling van de school. Bij driekwart van de scholen is de fit perfect. Verder blijkt dat er geen enkele school is die wel aan de eindnorm voldoet, maar toch zegt dat ze (nog vrijwel) geen aandacht besteed aan techniekonderwijs. Daarentegen zegt een aantal scholen die nog niet aan de beginnorm voldoen, dat ze techniek structureel op het lesrooster hebben staan. Van twee van deze vier (= 1,5 procent) scholen geldt dat ze aangeven geen van de genoemde activiteiten uit te voeren. Voor één van deze scholen geldt dat zij slechts één activiteit met bettrekking tot techniek doen. De laatste school geeft wel aan een heleboel activiteiten in de verschillende groepen te doen, maar geeft bij de tijdsbesteding aan dat er nul uur aandacht aan techniek besteed wordt. Aangezien deze antwoorden niet met elkaar overeenkomen, kan aan deze gegevens getwijfeld worden.

30 5.2 Schoolkenmerken Tabel 5.2a Schoolgrootte in relatie met de normindeling (%) Niet Wel Wel aan beginnorm aan beginnorm aan eindnorm Totaal = '0-100' 16,7 81,0 2,4 100,0 = '101-200' 19,5 79,3 1,1 100,0 = '201-400' 25,2 71,8 2,9 100,0 = '400 en meer' 36,8 63,2 0,0 100,0 Totaal 22,7 75,3 2,0 100,0 P=.534 Tabel 5.2b Denominatie in relatie met de normindeling (%) Niet Wel Wel aan beginnorm aan beginnorm aan eindnorm Totaal Openbaar 21,5 78,5 0,0 100,0 Rooms-katholiek 15,3 81,2 3,5 100,0 Protestant-christelijk 27,5 71,0 1,4 100,0 Algemeen Bijzonder 41,2 52,9 5,9 100,0 Samenwerkingsschool 100,0 0,0 0,0 100,0 Totaal 22,7 75,3 2,0 100,0 P=.069 Tabel 5.2c Provincie in relatie met de normindeling (%) Niet Wel Wel aan beginnorm aan beginnorm aan eindnorm Totaal Drenthe 14,3 85,7 0,0 100,0 Flevoland 14,3 85,7 0,0 100,0 Friesland 7,7 92,3 0,0 100,0 Gelderland 16,7 83,3 0,0 100,0 Groningen 41,2 58,8 0,0 100,0 Limburg 12,5 87,5 0,0 100,0 Noord-Brabant 21,2 78,8 0,0 100,0 Noord-Holland 30,8 61,5 7,7 100,0 Overijssel 20,0 80,0 0,0 100,0 Utrecht 30,8 69,2 0,0 100,0 Zeeland 7,7 76,9 15,4 100,0 Zuid-Holland 31,3 66,7 2,1 100,0 Gemiddelde verdeling 22,7 75,3 2,0 100,0 P=.071 Tabel 5.2d Leerlingpopulatie in relatie met de normindeling (%) ingedeeld naar percentages gewogen en ongewogen leerlingen Niet Wel Wel aan beginnorm aan beginnorm aan eindnorm Totaal > 50%.000 19,4 78,4 2,3 100,0 > 50% 0.25 + 0.90 33,3 66,7 0,0 100,0 > 50%.90 58,8 41,2 0,0 100,0 Totaal 22,7 75,3 2,0 100,0 P=.004

31 Rekening houdend met het feit dat er slechts vijf scholen aan de eindnorm voldoen, is het toch opvallend dat 'zwarte' scholen minder vaak aan de begin- of eindnorm voldoen dan 'witte' scholen. Dit is vooral goed te zien bij scholen met meer dan de helft.90 leerlingen. Er is geen enkele school met een dergelijke populatie die aan de eindnorm voldoet. Van de vijf scholen die aan de eindnorm voldoen bestaat de populatie leerlingen uit meer dan 50 procent ongewogen leerlingen. De scholen met meer dan 50 procent.90 leerlingen voldoen vaker niet aan de beginnorm dan de scholen met een andere leerlingpopulatie. 5.3 Aandacht voor techniek Tabel 5.3a Vormgeving in relatie tot de normindeling (%) Niet aan Wel aan Wel aan beginnorm beginnorm eindnorm Geïntegreerd in een ander vakgebied 52,5 74,9 60,0 Techniek als apart vak in het rooster 5,1 6,0 40,0 Losse lessen (incidenteel) 47,5 76,9 20,0 Techniekproject(en) 11,9 42,2 60,0 Excursie(s) 11,9 58,3 80,0 Onze school besteedt (nog) geen aandacht aan techniek 32,2 0,0 0,0 (n=55) (n=199) (n=5) Scholen die niet aan de beginnorm voldoen zijn vooral scholen die aangeven techniek geïntegreerd in een ander vakgebied aan te bieden en/of scholen die losse lessen gebruiken. Zij bieden techniek nauwelijks aan doormiddel van projecten en excursies. Eén derde van de scholen die niet aan de beginnorm voldoen geven aan nog geen aandacht aan techniek te besteden. Bij de scholen die wel aan de beginnorm voldoen worden wel excursies gedaan om techniekonderwijs gestalte te geven. Ook worden er techniekprojecten gedaan. Tijdsbesteding Tabel 5.3b Tijdsbesteding in relatie tot de normindeling Niet aan Wel aan Wel aan Gemiddeld beginnorm beginnorm eindnorm #uren Groep 1 8 14 12 12,7 Groep 2 8 14 12 12,7 Groep 3 7 10 12 9,6 Groep 4 7 10 13 9,5 Groep 5 9 11 28 11,3 Groep 6 10 13 17 12,3 Groep 7 11 15 50 15,5 Groep 8 12 17 64 17,3 Gemiddelde totaal 9 13 26 13,1 N=242 Het gemiddelde aantal uren over alle groepen is hoger bij scholen die aan de beginnorm voldoen en ligt nog hoger voor scholen die aan de eindnorm voldoen.