Hiv en stigmatisering in Nederland



Vergelijkbare documenten
Hiv op de werkvloer 2011

Hiv en stigmatisering in Nederland

Mexicaanse griep. Rapport. Geen nationale paniek, maar wel bereidheid tot vaccineren. Danielle van Wensveen. C6957J4 30 oktober 2009

SIRE. Rapport. "Geef kinderen hun spel terug" Jonneke Heins. C0521b 29 oktober 2007

Jongeren en het huwelijk. Jongeren en het huwelijk

Sinterklaasonderzoek 2009

Rookverbod in de horeca dringt meeroken flink terug

Integratieonderzoek. Rapport. Ronald Baden. E9787/88 november 2007

Begrip voor acties vakbonden, één op zeven zelf bereid tot actie

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Vaccinaties in Nederland, een vanzelfsprekende zaak.

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Vuurwerk opnieuw gepeild

Een onderzoek onder afval- en reinigingsmanagers in Nederland

Nederlanders aan het woord

Meting stoppers-met-roken juli 2008

Statiegeld tegen zwerfafval

Water uit de kraan laten doorlopen of niet? Onderzoek naar het effect van de zomercampagne waterkwaliteit

Publieksonderzoek Eerlijke bloemen met Moederdag

Horeca en omzet. Samenvatting. Onderzoek onder 1016 horecagelegenheden. Maartje van Diepen/Noortje Antonis. F december 2008.

Houding van ouders ten aanzien van het rookgedrag van jongeren van jaar

Belangrijkste resultaten

PrEP Campagne Stichting Aids Fonds

Buitenspelen. Kwaliteit van de speelomgeving in de eigen buurt

Rapport. Martine van de Pol Elisabeth Duijser. B november Bestemd voor: Hydron Zuid Holland te Gouda

Eenzaamheid in relatie tot digitale communicatie

Publieksonderzoek Fietsverlichting

Rookprevalentie

De nieuwe wet DBA: kennis, houding en gedrag. De nieuwe wet DBA: kennis, houding en gedrag

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

De Nederlander en de natuur. Rapportage

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Onderzoek voor de KNOV

Een afbrokkelend taboe: verhoging van de AOWgerechtigde

Zorgverzekeringen. Thema-onderzoek. Zorgverzekeringen

ADHD-kinderen op de basisschool

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Evaluatie Elektronisch Patiëntendossier (EPD)

(Voor)oordelen over parttimers

WAKKER DIER: (ON)WETENDHEID OVER JONG DIER OP BORD

INFORMATIEBEHOEFTEN EN INFORMATIEZOEKGEDRAG IN RELATIE TOT SPORT. In opdracht van NOC*NSF

Onderzoek slaapproblemen. in opdracht van Zilveren Kruis

Marktwerking in de energiesector

Onderzoek Arbeidsongeschiktheid. In opdracht van Loyalis. juni 2013

Evaluatie Tabakswet. Recht op een rookvrije werkplek en overlast door tabaksrook tussen 2003 en 2005

Onderzoek onder kinderen groep 5 t/m 8

Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Meting stoppers-met-roken januari 2009

Locatiebereik Boomerang Media Inclusief bereik Toiletreclame

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

Onderzoek artsenbezoek De rol van emotie bij een bezoek aan de medisch specialist in opdracht van Zilveren Kruis

RAPPORTAGE SPORT EN GELUK

E-boeken in de Nederlandse bibliotheken Een onderzoek naar de behoefte van Nederlanders over de uitleen van e- boeken in bibliotheken

Schenken door vermogenden Vermogende Nederlander denkt positief over schenken

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij 2017

Flitspeiling plastic tasjes

Tevredenheidsonderzoek onder mensen met een manisch depressieve stoornis en hun betrokkenen

Flitspeiling begeleid wonen

AFM Consumentenmonitor voorjaar 2013 Roodstand

NOORDZEE EN ZEELEVEN. 2-meting Noordzee-campagne. Februari GfK 2015 Noordzee en zeeleven Stichting Greenpeace Februari 2015

Docenten hebben veel vrijheid in ict-gebruik

SCHOOLSPORT SPORTEN OP SCHOOL, BIJ SCHOOL EN NAMENS SCHOOL. In opdracht van NOC*NSF

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij

Effect toiletreclame Vodafone Altermedia

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag

Financieel goed voorbereid naar de middelbare school?

Koopkracht onderzoek Inkomens- en uitgavenzekerheid en belastingmoraal 2019

Houding inwoners provincies ten opzichte van de veehouderij

Digipanel: Financiële armoede s-hertogenbosch Augustus 2006, Bureau Onderzoek en Statistiek

Waarschuwende teksten op sigarettenpakjes

Kunst onder vermogenden. ING PR onderzoek - New Talent Photography Award 2014

Een onderzoek autoverzekeringen. Pricewise Rapportage Auteurs: Yvette Randsdorp, Rob Doornbos Project Z5003

Onderzoek naar het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen in de Nederlandse particuliere tuin

Hoofdstuk 6. Bezoek burgerzaken

De Dag van de Leraar. Onderzoek naar het bereik en de waardering van de campagne Nooit uitgeleerd. Bart Koenen. December projectnummer: H3186

Rapportage Auteurs: Jeroen Bruin & Karin Lammers Project Z6360. Effect toiletreclame Vodafone

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 44 t/m Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Een blik op de kringloop van blik

VanAnaarBeter Praatpalen (S12)

Geschonken in het verleden betekent eerder schenken in de toekomst Schenkingsregeling door vijfde van vermogenden actief in gebruik

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Kun je gezond genieten?

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Eenzaamheid in Nederland Coalitie Erbij

Roken onder volwassenen De harde feiten 2010

Vakantiewerk onderzoek 2015 FNV Jong. Hans de Jong & Leon Pouwels Juni 2015

Mening over sparen en beleggen van pensioenpremie

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Onderzoeksresultaten t.b.v. Clingendael Congres (Concept) In opdracht van: American Chamber of Commerce (AmCham)

Onderzoek TNS NIPO naar thuiswinkelgedrag en de bekendheid van het Thuiswinkel Waarborg in Nederland

Onderzoek arbeidsongeschiktheid (samenvatting) In opdracht van Loyalis. juni 2013

Flitspeiling NAVO. Opinieonderzoek naar het draagvlak voor de NAVO onder het Nederlands publiek. Ministerie van Defensie

AFM Consumentenmonitor najaar 2014 Beleggers

HR & Participatie

Onderzoek Passend Onderwijs

Effect toiletreclame Ziggo. Altermedia Rapportage Auteurs: Jeroen Bruin, Daan Damen en Jeroen Senster Project Z4778

Onderzoek: Studiekeuze

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Transcriptie:

Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Political & Social Samenvatting Hiv en stigmatisering in Nederland cognities, houding en gedragsintenties omtrent hiv en aids Maartje van Diepen en Evelien van de Vijver F7464 17 maart 2010 Dit document is uitsluitend voor deze opdrachtgever opgesteld. Alle in het document vermelde gegevens zijn strikt vertrouwelijk. Publicatie en inzage aan derden, geheel of gedeeltelijk, is zonder schriftelijke toestemming van TNS NIPO beslist niet toegestaan. TNS NIPO ISO 9001 rapport nederlands.dot

Inhoud Inleiding 1 Samenvatting 2 1 Kennis 4 1.1 Risico s op besmetting realistischer ingeschat 4 1.2 Ouders schatten risico s hoger in dan onderwijsmedewerkers 6 2 Houding 7 2.1 Cognities 7 2.1.1 Hiv niet gezien als een homoziekte 7 2.1.2 Vooroordelen van Nederlanders over hiv-positieven nemen af 8 2.1.3 Kinderen met hiv hebben zelf geen schuld aan hun ziekte 9 2.2 Emoties 10 2.2.1 Veel medeleven, medelijden en sympathie, weinig negatieve emoties 10 3 Gedragsintenties 11 4 Inlichten hiv-status 12 4.1 Schooldirecteur en docent in de klas moeten op de hoogte zijn 12 4.1.1 Nederlanders vinden dat vooral schoolpersoneel moet worden ingelicht 13 4.1.2 Ouders zijn voor informeren van verschillende personen en instanties 13 4.1.3 Leraren zouden breder inlichten dan (adjunct)directeuren 13 Bijlagen 1 Onderzoeksverantwoording Inhoud figuren en tabellen 1 In hoeverre denk je dat de volgende handelingen risicovol zijn als het gaat om besmetting met hiv? (gevend Nederland, n=1119) 5 2 In hoeverre lopen andere kinderen uit de klas volgens u een risico om hiv te krijgen, als er een kind met hiv bij u/uw kind in de klas zou zitten? (% groot/matig risico) 6 3 In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling hiv is een homoziekte (schaal 1-7 helemaal mee oneens helemaal mee eens) 7 4 In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling? (gevend Nederland, n=1119) 8 5 Cognities over kinderen met hiv (ouders n=345; medewerkers onderwijs n=217) 9 6 Als ik denk aan iemand in Nederland met hiv, voel ik (% (helemaal) mee eens) 10 7 In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling? (% (helemaal) mee eens) 11 8 Welke van de onderstaande personen of instanties zouden ingelicht moeten worden over de hiv status van een kind? 12 Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 18-3-2010

Inleiding Achtergrond en doel onderzoek Op 23 maart a.s. start de campagne van het Aids Fonds over hiv en stigma. Voorafgaand aan deze campagne heeft TNS NIPO onderzocht hoe verschillende groepen in Nederland tegenover mensen met hiv staan. In het hierna volgende staan de uitkomsten van dit onderzoek. Het onderzoek is deels een herhaling van 2009. Dit jaar is er speciale aandacht voor de houding ten aanzien van kinderen met hiv. Het onderzoek is dan ook uitgebreid met twee doelgroepen, namelijk medewerkers in het basisonderwijs en ouders van kinderen in het basisonderwijs. Onderzocht is hoe verschillende groepen om gaan met situaties waarin ze te maken hebben met kinderen met hiv. Wat vindt men hiervan? Welk gevoel roep het op? Etc. De volgende groepen zijn ondervraagd: 1. Gevend Nederland (Nederlanders van 18 jaar en ouder die de afgelopen twaalf maanden geld hebben gegeven aan goede doelen) 2. Ouders van kinderen op de basisschool; 3. Mensen werkzaam in het basisonderwijs: docenten en (adjunct)directeuren; Opzet In totaal zijn 1.119 Nederlanders ondervraagd, 217 ouders en 345 onderwijsmedewerkers.. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van 2 tot en met 7 maart 2010. Meer informatie over de opzet is opgenomen in de onderzoeksverantwoording in de bijlage. Leeswijzer Deze samenvatting gaat achtereenvolgens in op de kennis, de houding en het gedrag van de verschillende groepen Nederlanders (gevend Nederland, ouders en onderwijsmedewerkers) ten aanzien van mensen met hiv, en kinderen met hiv in het bijzonder. Waar mogelijk vergelijken we de verschillende groepen met elkaar. Op de onderdelen waar dat mogelijk is, worden de uitkomsten vergeleken met de uitkomsten van 2009. Opvallende significante afwijkingen worden in de tekst vermeld. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 1

Samenvatting Kennis Risico op overdacht van hiv wordt minder hoog ingeschat dan vorig jaar Onderzocht is in hoeverre men op de hoogte is van de mate waarin bepaalde handelingen risicovol zijn als het gaat om het overbrengen van hiv. In vergelijking met vorig jaar schatten minder Nederlanders tongzoenen en het beoefenen van contactsporten in als risicovol, hoewel toch nog een kwart van de Nederlanders denkt dat tongzoenen risico op hiv-besmetting met zich meebrengt. Een op de zeven onderwijsmedewerkers en een op de vijf ouders denkt dat een kind risico loopt op besmetting als het stoeit of wilde spelletjes speelt met een klasgenootje met hiv. De meerderheid (86% van de ouders en 89% van de onderwijsmedewerkers) schat in dat er een risico is op besmetting wanneer ze in aanraking komen met het bloed uit een wond van het klasgenootje met hiv. Slechts 1% van de onderwijsmedewerkers en 4% van de ouders denkt dat een hand vasthouden risicovol is. Ouders schatten de risico s over het algemeen iets hoger in dan onderwijsmedewerkers. Houding Cognities: vooroordelen over hiv positieven nemen af Een kleine groep Nederlanders zegt hiv als een homoziekte te beschouwen (10%). Een minderheid denkt dat een hiv-infectie gelijkstaat aan een doodvonnis, of dat men het aan zichzelf te wijten heeft. Toch vindt de helft van de Nederlanders dat een groepsleider/leidster verplicht is de ouders van de kinderen op de hoogte te stellen, als hij/zij hiv heeft. Ten opzichte van vorig jaar lijken de vooroordelen over hiv-positieve afgenomen. Een overgrote meerderheid van ouders en medewerkers in het basisonderwijs vindt dat kinderen met hiv dit niet aan zichzelf te wijten hebben, en maar 7 %(onderwijsmedewerkers) tot 10 % (ouders) vindt dat het ligt aan de losbandige leefstijl van de biologische ouders. Een op de vijf ouders weet niet of een kind met hiv meer moeite heeft met leren, en een kwart weet niet of ze vaker ziek zijn dan andere kinderen. Ook onder medewerkers in het basisonderwijs is hier niet veel kennis over. Emoties: Veel medeleven, medelijden en sympathie, weinig negatieve emoties Weinig mensen in Nederland ervaren gevoelens van woede, ergernis of irritatie wanneer men denkt aan iemand die hiv-positief is. Gevoelens van medeleven, medelijden en sympathie worden wel veel gevoeld. Veel medewerkers in het onderwijs ervaren sympathie, en ouders ervaren relatief vaak angst en bewondering. Gedragsintenties Ruim één derde van de ouders heeft liever geen kind met hiv in de klas, twee op de vijf schoolmedewerkers of Nederlanders willen dit ook liever niet. Ook hebben ouders vaker liever geen collega met hiv: 18%, tegenover 14% van de Nederlanders en schoolmedewerkers. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 2

Inlichten hiv-status Vooral schoolpersoneel moet worden ingelicht Een overgrote meerderheid in Nederland vindt dat de schooldirectie en de docent in de klas moet worden ingelicht als er een kind met hiv in de klas komt. Van de ouders en onderwijsmedewerkers vinden de meeste dat de andere docenten dit ook moeten weten. Over het inlichten van ouders van andere kinderen zijn de meningen verdeeld, waarbij bijna driekwart van de ouders vindt dat deze wel moeten worden ingelicht, terwijl maar vier op de tien Nederlanders het hiermee eens zijn. De helft van de leraren vindt dat ook de andere kinderen in de klas en hun ouders moeten worden ingelicht, tegenover één derde van de onderwijsmedewerkers en gevend Nederland. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 3

1 Kennis In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de vragen over wat de verschillende groepen weten over het risico van besmetting met hiv. Het eerste deel gaat in op de groep gevend Nederland. In het tweede deel worden de resultaten gepresenteerd van de inschatting van ouders en medewerkers in het basisonderwijs over het risico op hiv-besmetting tussen kinderen. 1.1 Risico s op besmetting realistischer ingeschat Om te achterhalen hoe Nederlanders de risico s van hiv-besmetting inschatten, zijn vijf handelingen voorgelegd aan gevend Nederland, en is gevraagd hoe risicovol zij deze inschatten. Van de vijf handelingen wordt tongzoenen beschouwd als het meest risicovol: ruim een kwart van de Nederlanders denkt dat hierbij risico is op besmetting met hiv. Slechts 1% denkt dat het risicovol is om iemand met hiv een hand te geven. Vorig jaar zijn drie van deze vragen ook voorgelegd. In vergelijking met vorig jaar schatten Nederlanders het risico op besmetting met hiv nu veel lager in. Tongzoenen met iemand die hiv heeft, werd toen nog door 38% als risicovol er varen, nu door 28%. Vorig jaar ervoer 14% contactsporten waarbij veel gezweet wordt als risicovol, dit jaar 10%. En ook het aantal mensen dat denkt dat het geven van een hand risico op hiv-besmetting met zich meebrengt, is afgenomen van 2% naar 1%. De resultaten van dit jaar ziet u in onderstaande tabel. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 4

1 In hoeverre denk je dat de volgende handelingen risicovol zijn als het gaat om besmetting met hiv? (gevend Nederland, n=1119) 1 Tongzoenen met iemand die hiv heeft 28% 63% 10% 2009: 38% groot/matig risico (n=1.024) Uit hetzelfde glas drinken als iemand met hiv 12% 82% 6% Contactsporten waarbij veel gezweet wordt 10% 84% 6% 2009: 14% groot/matig risico (n=1.024) Spelende kinderen met klasgenootje met hiv op het schoolplein van een basisschool 6% 91% 3% Iemand met hiv een hand geven 1% 97% 2% 2009: 2% groot/matig risico (n=1.024) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% groot/matig risico klein/geen risico weet niet Bron: TNS NIPO, 2010 1 De cijfers van 2009 verschillen met de cijfers die in het rapport in 2009 zijn verschenen, omdat daar toen de categorie weet niet niet is opgenomen. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 5

1.2 Ouders schatten risico s hoger in dan onderwijsmedewerkers Ook aan de ouders en leraren/(adjunct)directeuren van kinderen in het basisonderwijs is gevraagd een inschatting te maken van de risico s van bepaalde handelingen. Hieronder staan de resultaten. Het hoogste risico wordt ingeschat bij het in aanraking komen met bloed uit een wond van het klasgenootje met hiv (ouders: 86%, onderwijsmedewerkers: 89%). Maar ook denkt 21% respectievelijk 14% dat er bij stoeien of bij het spelen van wilde spelletjes risico is op besmetting met hiv. Voor alle categorieën gaf maximaal 3 procent aan niet te weten of de handeling besmettingsrisico met zich meebrengt. 2 In hoeverre lopen andere kinderen uit de klas volgens u een risico om hiv te krijgen, als er een kind met hiv bij u/uw kind in de klas zou zitten? (% groot/matig risico) Als zij in aanraking komen met bloed uit een wond van het klasgenootje met hiv 89% 86% Als zij stoeien of wilde spelletjes spelen met hun klasgenootje met hiv 14% 21% Als zij uit hetzelfde glas drinken als hun klasgenootje met hiv 11% 10% Als zij naar hetzelfde toilet gaan als hun klasgenootje met hiv Als zij op schoolreisje gaan met hun klasgenootje met hiv 10% 8% 7% 3% ouders (n=217) medewerkers onderwijs (n=345) Als zij op het schoolplein spelen met hun klasgenootje met hiv 6% 4% Als zij gymnastiekles hebben met hun klasgenootje met hiv 5% 4% Als zij de hand vast houden van hun klasgenootje met hiv 4% 1% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Bron: TNS NIPO, 2010 Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 6

2 Houding In dit hoofdstuk behandelen we de houding van respondenten tegenover verschillende situaties omtrent hiv. We maken onderscheid tussen cognities en emoties. 2.1 Cognities 2.1.1 Hiv niet gezien als een homoziekte Allereerst is aan de groep gevend Nederland gevraagd in hoeverre volgens hen hiv een homoziekte is. De volgende grafiek laat zien dat de grootste groep, de helft, het hier absoluut niet mee eens is. Slechts 10% is het hier (enigszins) mee eens. 3 In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling hiv is een homoziekte (schaal 1-7 helemaal mee oneens helemaal mee eens) hiv is een homoziekte 49% 20% 11% 10% 6% 2%2% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Helemaal mee oneens - 1 2 3 4 5 6 7 - Helemaal mee eens Bron: TNS NIPO, 2010 Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 7

2.1.2 Vooroordelen van Nederlanders over hiv-positieven nemen af De respondenten kregen daarnaast nog een aantal stellingen voorgelegd over hun houding tegenover mensen met hiv. De grafiek toont hiervan de uitkomsten. Te zien is dat de helft van de Nederlanders vindt dat een groepsleider/leidster met hiv verplicht is de ouders van de kinderen op de hoogte te stellen. Het aantal Nederlanders dat vindt dat iemand het aan zichzelf te wijten heeft als hij of zij hiv oploopt, is niet groot: slechts één op de vijf denkt er zo over. Ook denkt maar 18% dat een besmetting met hiv direct samenhangt met de dood. 4 In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling? (gevend Nederland, n=1119) Wanneer een groepsleider\groepsleidster van een kinderdagopvang hiv heeft, vind ik dat hij\zij verplicht is de ouders van de kinderen op de hoogte te stellen 50% 43% 7% 2009: 65% mee eens (n=1.024) Als men in Nederland hiv oploopt, dan heeft men dat aan zichzelf te wijten 20% 72% 8% 2009: 25% mee eens (n=1.024) Als men te horen krijgt dat men geïnfecteerd is met hiv, krijgt men in feite zijn doodsvonnis te horen. 18% 76% 6% 2009: 22% mee eens (n=1.024) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% mee eens mee oneens weet niet Bron: TNS NIPO, 2010 Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 8

2.1.3 Kinderen met hiv hebben zelf geen schuld aan hun ziekte Ook aan ouders en medewerkers in het basisonderwijs is een aantal stellingen voorgelegd over kinderen met hiv, namelijk: A: Kinderen met hiv kunnen er niets aan doen dat zij hiv hebben gekregen B: Kinderen met hiv zijn veel vaker ziek dan andere kinderen C: Kinderen met hiv hebben in feite hun doodsvonnis te horen gekregen D: (Biologische) ouders van kinderen met hiv zullen een losbandige leefstijl hebben E: Kinderen met hiv hebben meer moeite met leren Hieruit blijkt dat de overgrote meerderheid vindt dat kinderen met hiv er niets aan kunnen doen dat zij hiv hebben gekregen. Toch vindt 5% van de ouders dat kinderen het aan zichzelf te wijten hebben als ze hiv hebben gekregen, en 10% wijt dit aan de losbandige leefstijl van de (biologische) ouders. Minder leraren denken er zo over, respectievelijk 4% en 7%. Ook zien we dat er veel onbekendheid is over het feit of kinderen met hiv vaker ziek zijn dan andere kinderen: ongeveer een derde denkt van wel, een derde denkt van niet en een derde weet het niet. Ook weet een op de vijf schoolmedewerkers en ouders niet of kinderen met hiv meer moeite hebben met leren. 3% van de schoolmedewerkers, en 4% van de ouders denkt dat kinderen met hiv wél meer moeite hebben met leren. 5 Cognities over kinderen met hiv (ouders n=345; medewerkers onderwijs n=217) ouders 91% 5% 4% E D C B A medewerkers onderwijs ouders medewerkers onderwijs ouders medewerkers onderwijs ouders medewerkers onderwijs ouders 21% 14% 10% 7% 4% 34% 42% 75% 93% 33% 33% 71% 79% 81% 84% 25% 33% 21% 4% 3% 8% 7% 10% 9% medewerkers onderwijs 3% 78% 18% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% mee eens mee oneens Weet niet Bron: TNS NIPO, 2010 Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 9

2.2 Emoties 2.2.1 Veel medeleven, medelijden en sympathie, weinig negatieve emoties Als mensen aan personen met hiv denken (bij ouders en onderwijsmedewerkers: aan kinderen met hiv), overheersen de emoties medeleven, medelijden en sympathie. Sympathie wordt door relatief veel medewerkers in het onderwijs ervaren (78%), en relatief veel ouders voelen angst en bewondering (beide 44%). Zowel positieve als negatieve emoties worden door ouders en medewerkers in het basisonderwijs sterker ervaren dan door de groep gevend Nederland. Dit kan ermee te maken hebben dat ouders en onderwijsmedewerkers gevraagd is naar gevoelens ten aanzien van kinderen met hiv en niet personen. Vrouwen zijn vaak stelliger in hun overtuiging een emotie niet te voelen dan mannen. Van de respondenten die aangaven de emoties ergernis, woede, angst, onzekerheid, zenuwachtigheid en irritatie niet te voelen, kozen vrouwen vaker voor helemaal mee oneens en mannen vaker voor mee oneens. Van de respondenten die aangaven de emotie sympathie niet te voelen waren mannen hier juist stelliger in dan vrouwen. 6 Als ik denk aan iemand in Nederland met hiv, voel ik (% (helemaal) mee eens) 2 medeleven 75% 89% 90% medelijden 49% 65% 73% sympathie 42% 66% 78% machteloosheid 41% 61% 64% onzekerheid angst bewondering 15% 15% 30% 28% 43% 44% 44% 40% 51% gevend Nederland (n=1119) ouders (n=217) medewerkers onderwijs (n=345) zenuwachtigheid 11% 16% 26% woede 9% 22% 28% ergernis 2% 7% 9% irritatie 2% 6% 8% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Bron: TNS NIPO, 2010 2 De vraag aan ouders en onderwijsmedewerkers was als volgt: als ik denk aan een kind met hiv in de klas (van mijn kind), dan voel ik (schaal 1-5: helemaal mee oneens - helemaal mee eens. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 10

3 Gedragsintenties Ruim één derde van de ouders heeft liever geen kind met hiv in de klas, twee op de vijf schoolmedewerkers of Nederlanders willen dit ook liever niet. Meer ouders hebben liever geen collega met hiv: 18%, tegenover 14% van de schoolmedewerkers en gevend Nederland. Net als vorig jaar zou een kwart (24%) van de Nederlanders liever niet in een restaurant eten waar de kok hiv-positief is. In de groep 18-34-jarigen ziet 30% dit niet zitten, terwijl 20% van de 35-54-jarigen deze mening deelt. Naar verhouding hebben mannen (17%) en ouderen (18%) vaker dan vrouwen (11%) en 35-54-jarigen (10%) liever geen collega met hiv. Ook onder de mensen die liever zo min mogelijk contact hebben met iemand met HIV zijn naar verhouding veel mannen (18%) en ouderen (19%). 7 In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling? (% (helemaal) mee eens) Ik zou liever geen kind met HIV in de klas van mijn kind hebben 20% 20% 37% Ik zou liever zo min mogelijk persoonlijk contact hebben met iemand met HIV Ik zou liever geen collega met HIV hebben 15% 19% 10% 14% 18% 14% gevend nederland (n=1119) ouders (n=217) medewerkers onderwijs (n=345) Ik ga liever niet eten in een restaurant waarvan een van de koks hiv heeft. 24% 2009: 27% (helemaal) mee eens (n=1.024) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Bron: TNS NIPO, 2010 NB: Een relatief groot deel, respectievelijk 9% en 13% van gevend Nederland geeft aan niet te weten of ze het eens zijn met de stellingen Ik zou liever geen kind met hiv in de klas van mijn kind hebben en Ik ga liever niet eten in een restaurant waarvan een van de koks hiv heeft. Voor de overige stellingen en doelgroepen wist gemiddeld 3% tot 5% niet of ze het ermee eens waren. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 11

4 Inlichten hiv-status Aan alle respondenten is gevraagd wie zij vinden dat moet worden ingelicht, als er een kind met hiv op school wordt ingeschreven. In dit hoofdstuk worden de resultaten daarvan gepresenteerd. In de grafiek staan alle doelgroepen samengevat, in de paragrafen worden de resultaten van de specifieke doelgroepen besproken. Voor de groep onderwijsmedewerkers is onderscheid gemaakt tussen leraren en (adjunct)directeuren. 4.1 Schooldirecteur en docent in de klas moeten op de hoogte zijn Volgens een overgrote meerderheid van zowel gevend Nederland, ouders als medewerkers in het onderwijs, moeten alle docenten op school en de schooldirectie worden ingelicht. Over het inlichten van ouders zijn de meningen verdeeld, ouders vinden bijvoorbeeld vaker dan schoolmedewerkers of Nederlanders dat andere ouders moeten worden ingelicht. Een minderheid vindt dat ook andere leerlingen op de hoogte moeten worden gebracht (maar nog steeds een op de vijf ouders). De resultaten voor de verschillende respondentgroepen staan samengevat in onderstaande tabel. 8 Welke van de onderstaande personen of instanties zouden ingelicht moeten worden over de hiv status van een kind? Schooldirecteur 94% 99% 98% 98% Docent in de klas 91% 99% 99% 98% Alle docenten op school 62% 85% 90% 97% Ouders die meegaan met een schoolreisje Ouderraad Ouders van de kinderen uit de klas 19% 41% 41% 44% 41% 43% 53% 61% 59% 68% 78% 76% gevend Nederland (n=1119) ouders (n=217) leraren (n=282) (adjunct)directeuren (n=63) Alle ouders van de school 15% 17% 13% 23% Andere kinderen in de klas 29% 29% 54% 51% Alle leerlingen op school 12% 14% 8% 20% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Bron: TNS NIPO, 2010 Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 12

4.1.1 Nederlanders vinden dat vooral schoolpersoneel moet worden ingelicht Als er een kind met hiv op school wordt ingeschreven, moeten volgens de meeste respondenten van gevend Nederland in ieder geval de schooldirecteur (94%) en de docent in de klas (91%) worden ingelicht, en volgens 62% van de respondenten ook de andere docenten op school. Over het inlichten van ouders zijn de meningen verdeeld, en weinig respondenten vinden dat andere kinderen moeten worden ingelicht. 4.1.2 Ouders zijn voor informeren van verschillende personen en instanties Ook ouders vinden het schoolpersoneel (de schooldirecteur en de docent in de klas) het belangrijkst bij het inlichten van de hiv status van een kind. Verder zijn zij over het algemeen vaker voorstander van het inlichten van verschillende personen en instanties dan de andere ondervraagden. Zo vinden relatief veel ouders (61%) dat de ouderraad op de hoogte moet worden gesteld. Ruim de helft vindt dat ook de andere kinderen in de klas het horen te weten, en ruim driekwart van de ouders vindt dat hun ouders moeten worden ingelicht. Ook vinden relatief veel ouders (20%) dat alle kinderen op school en alle ouders van de school (23%) op de hoogte gebracht moeten worden. 4.1.3 Leraren zouden breder inlichten dan (adjunct)directeuren Ook voor de onderwijsmedewerkers (de leraren en (adjunct)directeuren) geldt dat zij vinden dat allereerst de schooldirecteur en de docent in de klas op de hoogte moeten zijn. Daarnaast hechten zij waarde aan het inlichten van alle docenten op school; de leraren meer dan de (adjunct)directeuren. De leraren zijn bij elk van de personen en instanties sterker voorstander van het inlichten van de betreffende groep dan de (adjunct)directeuren. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010 13

Bijlagen Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010

Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording Onderzoeksmethode Het onderzoek is online uitgevoerd met behulp van CAWI (Computer Assisted Web Interviewing). Respondenten vullen op hun eigen computer de vragenlijst in. Doelgroep Dit onderzoek kent drie doelgroepen: 1. Gevend Nederland (Nederlanders van 18 jaar en ouder die de afgelopen twaalf maanden geld hebben gegeven aan goede doelen) 2. Ouders van kinderen op de basisschool; 3. Mensen werkzaam in het basisonderwijs: docenten en (adjunct)directeuren; Steekproef en steekproefomvang Per groep zijn de volgende (netto) steekproefaantallen ondervraagd: 1. Gevend Nederland: n=1119 2. Ouders van kinderen op de basisschool: n=217 3. Mensen werkzaam in het basisonderwijs: n= 345 Weging De resultaten zijn gewogen zodat ze representatief zijn voor de verschillende groepen. Steekproefbron De respondenten zijn afkomstig uit de TNS NIPObase, een database met ongeveer 150.000 respondenten die hebben aangegeven bereid te zijn mee te werken aan diverse soorten onderzoek. Veldwerkperiode Het veldwerk heeft gelopen van 2 tot 7 maart 2010. Hiv en stigmatisering in Nederland F7464 TNS NIPO 17 maart 2010