Anna van der Miesen ai.vandermiesen@vumc.nl
Definities. Wetenschappelijk onderzoek. Klinische aanpak. Take home.
Persoonlijke beleving van gender. Man versus vrouw (binair). Gender als een spectrum. Genderfluide. Genderneutraal. Agender.
DSM 5: Verschil tussen ervaren en toegewezen gender. Aanhoudende en sterke wens om van het andere gender te zijn (APA, 2013).
DSM 5 Genderdysforie (GD) diagnose Toegewezen gender bij de geboorte ervaren gender. Dysforie/lijdensdruk. Gendervariantie Ervaringen die niet specifiek cisgender zijn. Geen specifieke dysforie. 5
Sekse: Lichamelijke aspecten van geboortegeslacht. Chromosomen en anatomie. Gender: Hoe iemand zich voelt en identificeert. Psychosociale aspecten van sekse.
Genderrol/-expressie: gedrag, interesses, voorkeuren, persoonlijkheidskenmerken. Genderidentiteit: subjectief, het gevoel bij een gender te horen. Genderconforme ontwikkeling: genderrol, genderidentiteit & sekse zijn hetzelfde. Gendergevarieerde ontwikkeling: genderrol, genderidentiteit & sekse zijn niet hetzelfde.
Hoe vaak komt het voor: 0,001-0,002% (Zucker, 2010). Nederland (%): Transgender? Man Vrouw Ambigue genderidentiteit 4.6 3.2 Incongruent en medische behandelwens 0.6 0.2
Definities. Wetenschappelijk onderzoek. Klinische aanpak. Take home.
Øien et al., 2018
Case studies (e.g. Mukkades, 2002). ASS diagnose in 7.8% bij kinderen en adolescenten met GD (de Vries et al., 2010).
En hoe zit dat bij adolescenten en volwassenen met ASS? Een eerste studie bij adolescenten met ASS: meer gender variance (GV) gerapporteerd door ouders (Strang et al., 2014).
Doelen: Het onderzoeken van GV (de wens om van het andere gender te zijn) bij adolescenten en volwassenen met ASS door self-report. Het vergelijken van emotionele- en gedragsproblemen in participanten met en zonder GV. Case-control studie: 573 adolescenten en 807 volwassenen gediagnosticeerd met ASS versus 1016 adolescenten en 846 volwassenen controles.
Prevalentie van GV in ASS: 6.5-11.4% versus (3-5%) in controles. Verhoogde kans op GV zowel bij jongens/mannen als meisjes/vrouwen met ASS. GV en ASS: meer emotionele problemen dan ASS zonder GV (p <.001) (van der Miesen et al., 2018).
ASS verhoogt kans op GD? OF GD verhoogt kans op ASS? OF Gezamelijke neurobiologische pathway?
Doel: het onderzoeken van de prevalentie van autistische kenmerken en van verschillende subdomeinen van ASS bij kinderen met GD. Case-controlstudie. Kinderen gediagnosticeerd met GD (N = 490). Controle groepen: Controles (N = 2507). Kinderen met ASS (N = 196) (Hartman et al., 2007).
Vragenlijst Inventarisatie Sociaal gedrag Kinderen (VISK) (Hartman et al., 2006). Gevalideerde vragenlijst om te screenen op ASS-gerelateerde problemen bij kinderen (de Bildt et al., 2009).
14.5% van kinderen met GD scoren boven de threshold score suggestief voor een ASSdiagnose (van der Miesen et al., 2017).
Mensen met ASS hebben een wat extremer, mannelijker patroon van gedrag en cognitie (Baron-Cohen, 2002). Biologische vrouwen met GD hebben meer autistische kenmerken dan mannelijke controles (Jones et al., 2012). Verhoogde foetale testosteronexposure zorgt voor de overlap van ASS en GD (Jones et al., 2012).
Vanwege rigiditeit zijn mensen met ASS vatbaarder voor de ontwikkeling van GD (de Vries et al., 2010). Zwart-wit-denken (manvrouw, make-up).
Specifieke benadering voor mensen met ASS en GD. Individuele aanpak.
1. Huidig functioneren. 2. Identiteitsontwikkeling. 3. Gendergevoel en wensen. 4. Exploreren alternatieven. 5. Sociaal functioneren, transitiewens en angst. 6. Lichaam, liefde en seks. 7. Psycho-educatie en verwachtingen.
GD en ASS lijken vaker samen voor te komen dan alleen te verklaren door toeval. ASS is geen exclusiecriterium voor behandeling van GD. Individuele aanpak met exploratie thema s is belangrijk.