Samenvatting door een scholier 1898 woorden 28 maart 2004 6,9 64 keer beoordeeld Vak Economie Economie H 1 tm 5 1 aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen) aanzuigeffect: de arbeidsmarkt trekt mensen aan die willen en kunnen werken zodat het aanbod van arbeid groter wordt. abstracte markt: het geheel van vraag en aanbod zonder dat er een plaats is waar de vragers (kopers) de aanbieders (verkopers) elkaar ook echt ontmoeten. Arbeidsjaren: Hiermee word een volledige baan bedoeld. Nu onge 38 uur per week. arbeidsmarkt: markt van vragers en aanbieders, dus werknemers en werkgevers beroepsbevolking: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen) beroepsgeschikte bevolking: beroepsbevolking + niet-beroepsbevolking (mensen tussen 15 en 65, die niet werken en ook niet op zoek zijn naar werk) deze bestaat dus uit alle mensen tussen die 15 en 65 jaar. Concrete markt: Een plek waar vragers naar en aanbieders van een bep. product elkaar ontmoeten. https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 1 van 9
Deelnemingspercentage: Geeft aan welk deel van de beroepsgeschikte bevolking tot de beroepsbevolking hoort. Deelnemingspercentage = beroepsbevolking (mensen tussen 15 en 65 die willen, kunnen en mogen werken) : beroepsgeschikte bevolking (alle mensen tussen 15 en 65) x 100% Demografische factoren: Bevolkingsgroei, bevolkingssamenstelling (het arbeid groeit vooral als er meer mensen komen in de beroepsgeschikte leeftijd) Deeltijdwerk: Niet full-time werken, niet een volledige baan van 38 uur per week hebben. Krappe arbeidsmarkt: Als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod. Niet-beroepsbevolking: Mensen die wel tussen de 15 en 65 jaar zijn, maar niet werken en niet opzoek zijn naar werk. Ontmoedigingseffect: Mensen die wel willen werken, maar omdat ze een kleine kans hebben om een baan te inden schrijven ze zich niet meer in bij een CWI. Het aanbod van arbeid loopt hierdoor terug. Organisatie van het arbeidsproces: Door betere kinderopvang en betere mogelijkheden voor deeltijdwerk, is de opvoeding van kids beter te combineren met betaald werk Participatiegraad: Geeft aan welk deel van de beroepsgeschikte bevolking tot de beroepsbevolking hoort. Deelnemingspercentage = beroepsbevolking (mensen tussen 15 en 65 die willen, kunnen en mogen werken) : beroepsgeschikte bevolking (alle mensen tussen 15 en 65) x 100% Potentiële beroepsbevolking: beroepsbevolking + niet-beroepsbevolking (mensen tussen 15 en 65, die niet werken en ook niet op zoek zijn naar werk) deze bestaat dus uit alle mensen tussen die 15 en 65 jaar. Ruime arbeidsmarkt: Als de vraag naar arbeid kleiner is dan het aanbod. Vacatures: Als een bedrijf op zoek is naar een werknemer voor een bep. functie. Vraag naar arbeid: De werknemers, zelfstandigen en openstaande vacatures. https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 2 van 9
Werkgelegenheid: Hoeveel mensen daadwerkelijk arbeid verrichten. Alle werknemers en zelfstandigen bijelkaar opgeteld. Werkloze beroepsbevolking: Geregistreerde werklozen. Werkzame beroepsbevolking: Zelfstandigen en werknemers. Werknemers: Mensen die al een baan hebben. Zelfstandigen: Mensen met een eigen bedrijf. Oorzaken van groei van aanbod van arbeid: - Demografische factoren: bevolkingsgroei en bevolkingssamenstelling - maatschappelijke opvattingen: bijv steeds meer vrouwen werken - stand van de economie: mensen die zich vroeger kansloos achten en niet tot die beroepsbevolking gerekend werden een poging wagen op de arbeidsmarkt - wetgeving: leerplicht en pensioensleeftijd. - Organisatie van het arbeidsproces. Door betere kinderopvang en betere mogelijkheden voor deeltijdwerk, is de opvoeding van kids beter te combineren met betaald werk. Vraag naar arbeid word beïnvloed door: - De groei van de economie. Gaat het goed met de economie dan zal er ook meer besteed worden aan goederen en diensten, daarvoor hebben bedrijven en de overheid meer arbeidskrachten voor nodig. en andersom. - De stand van de techniek. Technische ontwikkelingen word arbeid vervangen door machines. Dus daling van de vraag naar arbeid. Aan de andere kant worden er nieuwe goederen en diensten geproduceerd en de vraag naar arbeid neemt daardoor juist toe. - Loonkosten. Als loonkisten stijgen zullen werkgevers op zoek gaan naar manieren om deze weer te verlagen, bijv. de productie te verplaatsen naar een land met minder hoge lonen. Totale beroepsbevolking Jonger dan 15 jaar 15 tot 65 jaar 65+ -ers Beroepsbevolking Niet-beroepsbevolking Werkloze beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 3 van 9
Werknemers zelfstandigen 2 aandeelhouder: dit zijn eigenaren van een BV en NV. Een aandeel is een eigendomsbewijs van een bedrijf. Arbeidsovereenkomst: Een overeenkomst tussen een werkgever en werknemer. Hierop worden arbeidsvoorwarden zwart op wit vastgelegd. Arbeidstijd: Tegenwoordig 38 uur in de week bij een volledige baan. bedrijfstak: deze omvat alle bedrijven die zich bezighouden met een zelfde soort productie. Zoals bedrijfstak bouw, alle bouwbedrijven. besloten vennootschap: - Scheiding tussen de leiding en de personen die eigenaar zijn. - Is rechtspersoon, dat wil zeggen dat zij juridisch zelfstandig zijn. Je kunt bijv. het bedrijf afzondelijk voor de rechter slepen, zonder dat je de eigenaren aanklaagt. - Niet met privé-vermogen aansprakelijk voor schulden. - Eigenaren zijn de aandeelhouders. Aandelen staan op naam. Diegene die het meeste geld heeft ingelegd en dus ook het grootste deel van de aandelen heeft ontvangt ook het grootste deel van de winst. - BV is in handen van één of enkele directeuren-grootaandeelhouders. - Als het bedrijf failliet gaat zijn de aandeelhouders allen het ingelegde bedrag kwijt. collectieve- arbeidsovereenkomst: - al het overige wat niet in een individuele arbeidsovereenkomst staat. - Alle rechten en plichten van de werkgevers en werknemers. - Hierin worden zaken als vakantie, pensioen, overuren en de data van loonsverhoging geregeld. - Er worden ook afspraken gemaakt voor hele groepen werknemers of werkgevers. Meestal word een CAO afgesloten voor een bedrijfstak bijv alle bouwbedrijven. directeur-grootaandeelhouder: als aandeelhouders zijn zij de eigenaren van een BV, maar zij hebben als directeur ook de dagelijkse leiding over het bedrijf. dividend: de jaarlijkse uitkering uit de winst die je over een aandeel krijgt. https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 4 van 9
eenmanszaak: - Vaak kleine bedrijven. - Heeft één eigenaar. - Je bent privé aansprakelijk voor eventuele schulden. Ze mogen jou persoonlijke bezittingen verkopen als je in de schulden zit. - Voordelen: je kunt op eenvoudige manier beginnen, zelf belangrijke beslissingen nemen en de hele winst voor jezelf houden. individuele arbeidsovereenkomst: hierin word het loon en de arbeidstijd vastgelegd. ondernemingsvorm: de rechtsvorm (organisatie vorm die in de wet voorkomt) van de onderneming, bijv eenmanszaak, vennootschap onder firma, besloten vennootschap en naamloos vennootschap. Organisatiegraad: Het percentage van werknemers dat is aangesloten bij een erkende vanbond. primaire arbeidsvoorwaarden: loon en normale arbeidstijd naamloze vennootschap: - Scheiding tussen de leiding en de personen die eigenaar zijn. - Is rechtspersoon, dat wil zeggen dat zij juridisch zelfstandig zijn. Je kunt bijv. het bedrijf afzondelijk voor de rechter slepen, zonder dat je de eigenaren aanklaagt. - Niet met privé-vermogen aansprakelijk voor schulden. - Aandeelhouders zijn de eigenaren. Aandelen staan niet op naam en ze zijn vrij verhandelbaar. Ze kunnen dus worden doorverkocht. Jaarlijks komen aandeelhouders bij elkaar. Elke aandeelhouder heeft stemrecht, ieder aandeel betekent 1 stem. - Aandeelhouders worden vertegenwoordigd door De Raad van Commissarissen, die de Raad van Bestuur controleerd. De Raad van Bestuur zijn de directeruen, zij hebben de dagelijkse leiding over het bedrijf. Deze zijn werknemers, ze hoeven niet per se eigenaren (aandeelhouders) te zijn. ondernemingsvorm: de rechtsvorm (organisatie vorm die in de wet voorkomt) van de onderneming, bijv eenmanszaak, vennootschap onder firma, besloten vennootschap en naamloos vennootschap. Organisatiegraad: Het percentage van werknemers dat is aangesloten bij een erkende vanbond. primaire arbeidsvoorwaarden: loon en normale arbeidstijd. https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 5 van 9
rechtsvorm: een vereniging is dan een organisatievorm die in de wet voorkomt, deze wet steld bep. eisen aan de vereniging. Bijv deze moet altijd een bestuur hebben. secundaire arbeidsvoorwaarden: vakantieregeling, duur van middagpauze, reiskostenvergoeding, kinderopvang, scholing en een auto van de zaak. Sommige secundaire arbeidsvoorwaarden zijn bij een COA geregeld. Andere zoals een auto van de zaak, worden meestal in een individuele arbeidsovereenkomst geregeld. vakbond: deze onderhandeld namens de werknemers. Ook wel werknemersbonden of vakverenigingen genoemd. vennootschap onder firma: - Meerdere eigenaren. Werk wordt beter verdeeld. Je moet nu wel meer overleggen en dan kun je ruzie krijgen - Eigenaren zijn met hun privé-vermogen aansprakelijk voor schulden. Ook is elk vennoot hoofdelijk aansprakelijk, de schuldeiser kan het bedrag bij ieder van de eigenaren opeisen. Als bijv. van de 3 firmanten er maar één een privé-vermogen heeft zal deze de hele schuld moeten betalen. - Mogelijkheden om geld te lenen zijn bij een Vof veel groter dan bij de eenmanszaak. Werkgeversbonden: Deze onderhandelen namens de werkgevers. 3 Afzet: De verkochte hoeveelheid. Arbeidsproductiviteit: De stijging van de gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid, bijv. per uur. Noemen we de stijging van de arbeidsproductiviteit. Dus een werknemers produceert per uur meer. Arbeidstijdverkorting: Vroeger moesten mensen nog 45 yyr per week werken, dat is nu ingekort tot 38 of 36 uur per week. Concurrentiepositie t.o.v het buitenland: Als de bedrijven in NL hun prijzen in verhouding meer verhogen dan buitenlandse bedrijven, worden NL producten duurder. De concurrentiepositie van het NL berdrijfsleven ten opzichte van het buitenland verslechtert. Het buitenland koopt dan minder NL producten. Terwijl NL meer buitenlandse producten kopen. Hierdoor kan de werkgelegenheid in NL gaan dalen. Incidentele loonstijging: https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 6 van 9
Dit zijn loonstijgingen door bijv. promotie. Deze is niet voor iedereen gelijk. Een deel ervan staat niet in een CAO zoals bij een promotie. Maar in de meeste CAO s staat wel dat een werknemer elk jaar een zogenaamd periodiek krijgt. Inflatie: Stijging van het prijspeil en het dus minder waard worden van geld. Initiële loonstijging: Loonstijging die voortkomt uit een stijging van de arbeidsproductiviteit. Werknemers willen dan voor de stijgende arbeidsproductiviteit beloond worden met extra loon. Deze word afgesproken in een CAO, alle werknemers die hieronder vallen krijgen evenveel initiële loonsstijging. Koopkracht: Werknemers kunnen meer kopen. Loonkosten: Kosten van de baas die hij moet maken om dat product te maken. Dus loon en materiaalkosten. Loonkosten per (eenheid) product: Geld uitgeeft aan loonkosten: hoeveelheid producten die geproduceerd worden. Omzet: Is de: afzet (de verkochte hoeveelheid) x de verkoopprijs. Prijscompensatie: Als loonstijging is bedoeld om het effect van inflatie teniet te doen. Werknemers willen dan loonstijging om ervoor te zorgen dat zij evenveel kunnen blijven kopen. Deze word afgesproken in een CAO, alle werknemers die hieronder vallen krijgen evenveel prijscompensatie. Substitutie van arbeid door kapitaalgoederen: Dan dalen de loonkosten per product. Winst: Het verschil tussen de omzet en de kosten. Oorzaken hoe hogere loonkosten per product ertoe kunnen leiden dat de werkgelegenheid bij bedrijven daalt: - Bedrijven kunnen arbeid vervangen door kapitaalgoederen. - Door hogere loonkosten kunnen bedrijven hun productie naar het buitenland verplaatsen. - Hogere loonkosten kunnen leiden tot een prijsstijging en daarmee tot verslechtering van de internationale concurrentiepositie leiden. - Ook kan het leiden tot dalende winstgevendheid. Hierdoor is het minder aantrekkelijk om een bedrijf te https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 7 van 9
starten of uit te breiden. Het loon is ook een bron van bestedingen. Hogere lonen kunnen ertoe leiden dat de koopkracht van werknemers stijgt. Als werknemers meer gaan kopen, stijgt de afzet(de verkochte hoeveelheid) van bedrijven. Deze zullen meer gaan produceren, waardoor de werkgelegenheid stijgt. Oorzaken stijging arbeidsproductiviteit: - Technische ontwikkeling: mechanisering en automatisering (computers, robots e.d) - Arbeidsverdeling en specialisatie. Arbeidsverdeling is het verdelen van het productieproces in onderdelen zodat mensen zich gaan toeleggen op een bep. deel van de productie. - Scholing. Hierdoor zijn werknemers in staat om per tijdseenheid meer te produceren. Als de loonstijging groter is dan de stijging van de arbeidsproductiviteit, dan stijgen de loonkosten per product. Sectoren: - Primaire sector (landbouw en visserij) - Secundaire sector (industrie) - Tertiaire sector (commerciële dienstverlening) - Quartaire sector (de niet commerciële dienstverlening, zoals onderwijs en de zorgsector: bejaardentehuizen, ziekenhuizen e.d) 4 Arbeidsintensiever: Als bij de productie meer arbeid ten opzichte van machines (kapitaal) word ingeschakeld, word de productie dus arbeidsintensiever. Arbeidsproductiviteit: De stijging van de gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid, bijv. per uur. Noemen we de stijging van de arbeidsproductiviteit. Dus een werknemers produceert per uur meer. Breedte-investering Hierbij koopt een bedrijf machines van dezelfde kwaliteit. Concurrentiepositie Het vermogen om beter en/ of goedkopen te kunnen produceren dan concurrenten. Consumeren Als een gezin goederen of diensten koopt. Diepte-investering https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 8 van 9
Hierbij koopt een bedrijf machines van betere kwaliteit. Investeren Het kopen van kapitaalgoederen (machines, gebouwen, transportmiddelen, computers etc..) Kapitaalgoederen Noemen we ook wel kapitaal, machines, gebouwen, transportmiddelen, computers etc Kapitaalintensiever Substitutie (vervanging) van arbeid (personeel) door kapitaal (machines etc..) Er komen in verhouing dus meer machines dan arbeiders. Kapitaalkosten De arbeidskosten en de kosten van kapitaalgoederen. Productiecapaciteit De maximale hoeveelheid de geproduceerd kan worden. https://www.scholieren.com/verslag/15753 Pagina 9 van 9