Onderzoeksprojecten (10000-10500 van 29735)

Vergelijkbare documenten
Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Fiche 3: tewerkstelling

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Taaldiversiteit in Brussel: een analysekader. Rudi Janssens Studiedag 27 mei 2016 VUB-Jette

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele

Werkloosheid, werkonzekerheid en uitstel van moederschap in Vlaanderen,

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick

BAROMETER 2018 SMART CITIES IN BELGIË

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

The role of interpersonal conflict between top and middle managers in top-down and bottom-up initiatives. Rein Denekamp

Voorwoord 9. Inleiding 11

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Summary in Dutch. Samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Samenvatting (Summary in Dutch)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

ADVIES. Uitgebracht door de Raad van Bestuur van 4 december 2017

Competentie-invullingsmatrix

Samenvatting (Summary in Dutch)

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

onderzoek in transitie?

managing people meeting aspirations Natuurlijke groei

Onderzoeksprojecten ( van 332)

Geluk en Capabilities: een filosofische analyse. Ingrid Robeyns Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Wijsbegeerte

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Onderzoeksprojecten ( van 6686)

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Nederlandse samenvatting

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek

De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen

Software Processen. Ian Sommerville 2004 Software Engineering, 7th edition. Chapter 4 Slide 1. Het software proces

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

bedrijfsfunctie Harm Cammel

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur,

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

WAAR JE ZIT IS WAAR JE STAAT

Deze vraagstelling is nader toegespitst op de volgende sub-vragen:

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo

Tabel competentiereferentiesysteem

Figuur 1. Schematisch overzicht van de structuur van het twee-stadia recourse model.

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

WELKOM IN HET TIJDPERK VAN DE REFLEXIVITEIT

afgelopen jaren beweren vele professionele organisaties specifieke human resource (HR)

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Cover Page. The following handle holds various files of this Leiden University dissertation:

Samenvatting. Het gebruik van ultrafiltratie (UF) membranen als oppervlakte water zuiveringstechnologie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus Brussel

Profilering derde graad

Het gezin van morgen. Rood of blauw?

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Functionaliteitseconomie: Hefboom voor duurzame ontwikkeling in België? Samenvatting. Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Master in de ingenieurs - wetenschappen: wiskundige ingenieurstechnieken

Vergrijzing. Impact en uitdagingen voor de lokale besturen

Van Samenhang naar Verbinding

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

VAKFICHE EXAMENCOMMISSIE SECUNDAIR ONDERWIJS

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 ( )

Samenvatting. Samenvatting

De geestelijke gezondheidszorg als complex adaptief systeem. Anja Declercq

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Examenprogramma scheikunde vwo

Nederlandse Samenvatting

Christina van der Feltz-Cornelis en Willem van Tilburg

Onderzoeksgroep Neurodegeneratieve Hersenziekten

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

JOB DESCRIPTION. Plaats van tewerkstelling. The Shift - Espace Jacqmotte - Hoogstraat 139 (b14) Brussel

The Value of Deliberate Metaphor W.G. Reijnierse

Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO

High-throughput technologieën versnellen de ontwikkeling van nieuwe formuleringen

Continuous Learning in Computer Vision S.L. Pintea

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

Master in het overheids - management en -beleid

SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

Meertaligheid als institutionele uitdaging in het veld van de eerstelijnsgezondheidszorg. Stef SLEMBROUCK Vakgroep Taalkunde, UGent

Nederlandse Samenvatting

Communication in Times of Crisis. The Interplay Between the Organization, News Media, and the Public G.L.A. van der Meer

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

Profilering derde graad

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

Inleiding in de Sociologie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Transcriptie:

www.researchportal.be - 26 Aug 2015 10:59:13 Onderzoeksprojecten (10000-10500 van 29735) Mobiliteit in de Vlaamse verbeelding: Toerisme naar en immigratie uit "het zuiden". KU Leuven Abstract: The proposed study addresses the following main hypothesis: currently prevailing images and discourses in Flanders represent travel to (tourism) and travel from (immigration) "the South" in ways that seem at the same time unconsciously disconnected from the lived present but connected with the imagined past. While people hava always been on the move, processes of globalization have led to an enormous increase in travel across the planet. International migration and tourism are among the most significant socio-economic realities of our time. There are wellestablished distinct traditions of tourism and migration studies, but scholars have barely begun to address the intricate interconnections between the two phenomena. This theoretical overture goes hand in hand with the blurring of the political categories that regulate and define the movement of people: labour migrants crossing borders with tourist visas and residential tourists turning into migrants. Studies of mobility and circulati OE Centr.Intercultural.,Migr.& Minderh. Johan Leman Noel Salazar Zoekend oordelen en moreel leven. Functie en grenzen van het reflecterend oordeelsvermogen in Kants 'impure ethics'. Abstract: Ik wil me in mijn onderzoek toespitsen op een bepaald aspect van deze 'onzuivere ethiek', namelijk op het belang dat het reflecterend oordeelsvermogen volgens Kant heeft voor de moraliteit. Op de functie van het reflecterend oordeel voor de moraliteit wordt uiteraard reeds gewezen in (commentaren op) Kants KdU. Het reflecterend oordeelsvermogen speelt echter ook een belangrijke (en vaak zelfs een prominente) rol in teksten die tot het domein van Kants 'onzuivere ethiek' behoren. Via een studie van deze teksten wil ik aantonen dat het reflecterend oordeelsvermogen volgens Kant niet alleen een wezenlijk aspect is van de menselijke existentie, maar ook een vermogen, zoniet hét vermogen waarmee de mens aan het morele leven concreet gestalte geeft. Centrum voor Europese Filosofie Geert Van Eekert Liesbet Vanhaute Burgerparticipatie: naar een herformulering van het principe van de vertegenwoordiging? Abstract: a. Project 1. Historiek. Art. 42 van de Grondwet bepaalt: "De leden van beide Kamers vertegenwoordigen de Natie en niet enkel degenen die hen hebben verkozen". Dit artikel wordt traditioneel gezien als de juridische basis van het "vertegenwoordigingsbeginsel" van het Belgisch grondwettelijk recht (Velu, 1986). Volgens deze traditionele interpretatie, afkomstig uit de Franse doctrine, bestaat dit beginsel uit vier subsidiaire principes (Carré de Malberg, 1921). Deze zijn : (1 ) Het principe van de nationale vertegenwoordiging: elke vertegenwoordiger, ongeacht de oorsprong van zijn verkiezing, vertegenwoordigt de hele natie en niet enkel zijn kiezers; (2 ) Het principe van de onherroepelijkheid: de kiezers hebben geen enkele herroepingsmacht, zelfs niet als de vertegenwoordiger fouten begaat; (3 ) Het principe van de juridische nietaansprakelijkheid: de enige mogelijke sanctionering van de volksvertegenwoordiger ligt besloten in zijn niet-herverkiezing; (4 ) Het principe van het verbod van het bindend mandaat: de vertegenwoordiger kan in geen geval gebonden zijn door de wensen van zijn kiezers, zelfs al heeft hij zich hiertoe geëngageerd. Deze principes geven samen gestalte aan een opvatting van vertegenwoordiging die van Otto von Gierke en Georg Jellinek afkomstig is: met name de theorie van de organieke vertegenwoordiging (Brunet, 2004). De theorie van de organieke vertegenwoordiging is altijd al controversieel geweest. Lange tijd was het belangrijkste bezwaar ertegen dat de theorie niet op een ander politiek lichaam toegepast kon worden dan het Parlement. Zo werden in Frankrijk vragen gesteld bij de representativiteit van de Président de la République, en, daarna, bij die van de grondwettelijke rechters (Hamon, Troper, 2005). In België, waar de de theorie van de organieke vertegenwoordiging werd ingevoerd door Oscar Orban, in zijn Droit constitutionnel de la Belgique (Orban, 1906), bleef de controverse rond de invoering van ervan uit. De kwestie van de representativiteit van de Koning of van de leden van het Arbitragehof werd nooit bediscussieerd. Erger nog: de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 bevat geen enkele bepaling die dit principe, dat wel op het federale Parlement van toepassing is, omzet op het niveau van de gefedereerde entiteiten. De laatste Belgische jurist die terzake naar de controverse rond de theorie van de organieke vertegenwoordiging verwezen heeft was Pierre Wigny in Droit constitutionnel (Wigny, 1952). Sindsdien heeft de inhoud, noch het toepassingsgebied van het vertegenwoordigingsbeginsel het voorwerp van enige ernstige kritiek uitgemaakt. Alleen een het lopend doctoraatsonderzoek van A.-E. Bourgaux (ULB) lijkt de discussie opnieuw te willen opnemen. 2. Problematiek. Actuele ontwikkelingen werpen vandaag de dag een nieuw licht op dit gebrek aan belangstelling voor het vertegenwoordigingsbeginsel in België. In het bijzonder denken we daarbij aan de opvallende eis van burgers om beter te worden betrokken bij de publieke besluitvorming (Ost, van de Kerchove, 2002 ; Chevallier, 2004). Deze ontwikkeling uit zich op twee manieren : (1 ) Op een positieve wijze, door de stijging van het aantal instanties die tussenkomen vòòr de publieke besluitvorming, zoals bijvoorbeeld het geval is voor de werkzaamheden van het VIWTA bij het Vlaams Parlement inzake de evaluatie van de impact van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen (De Sutter, 2006). (2 ) Op een negatieve wijze, door de toegenomen kritiek op het gebrek aan belang dat aan het standpunt van de burgers wordt gehecht in de publieke besluitvorming. Dit was bijvoorbeeld het geval in de controverse rond de toelating om GGO's (genetisch gemodificeerde organismen) te telen op Belgisch grondgebied (De Sutter, 2006). De eis tot meer burgerparticipatie steunt op een sterke stroming binnen de politieke filosofie en theorie, die op zijn beurt wordt versterkt door allerhande activistische praktijken. Samen vormen zij de drijvende kracht van de ontwikkeling van "burgerparticipatie" als een belangrijk politiek thema bij het begin van de 21ste eeuw (Sintomer, 2007 ; Crépon, Stiegler, 2007). Vanuit juridisch oogpunt heeft de ontwikkeling van de burgerparticipatie geleid tot twee kritieken betreffende het vertegenwoordigingsbeginsel. (1 ) In de eerste plaats heeft ze aanleiding gegeven tot de theoretische formulering van een aantal kritieken ('doleanties') op de idee van vertegenwoordiging (Hardt, Negri, 2004), waarbij vooral het principe van de nationale vertegenwoordiging in vraag wordt gesteld. In de plaats hiervan wordt een verplichte inachtneming van concrete diversiteit van de burgers bepleit, eerder dan een ijl vertegenwoordigingsbeginsel dat is opgehangen aan een abstract lichaam zoals de Natie. (2 ) Een tweede kritiek heeft geleid tot tot een praktische formering van een "lastenboek" voor de hervorming van de vertegenwoordiging (Latour, 2005). Dit "lastenboek" heeft als doel het principiële verbod van het imperatief mandaat gedeeltelijk te herbekijken. In tegenstelling tot wat de orgaantheorie voorziet, zou de ontwikkeling van nieuwe vormen van burgerparticipatie de verplichting in het leven roepen om in het grondwettelijk recht ruimte te maken voor ad hoc vertegenwoordigers, die anders dan door verkiezingen aangewezen zouden worden. Hier kan ook gekeken worden naar de evolutie van de (nietverkozen) representatieve orgaantheorie bij de uitvoerende macht, gezien de ontwikkeling van het concept van de mandaathouders eenzelfde probleem heeft doen rijzen (De Becker, 2006). Tenzij aangenomen wordt dat België geen representatieve democratie is, moet deze dubbele kritiek technisch aangepakt worden, zoals dit het geval is in Frankrijk of in Nederland (Hermitte et alii, 2003 ; Lindahl, 2000). 3. Centrale onderzoeksvraag en onderzoekshypothese. Hoe kunnen de eisen van art. 42 GW vanuit een juridisch oogpunt verzoend worden met de sociale eisen van de burgers, alsook met de politieke eisen van de institutionele spelers en de in de literatuur ontwikkelde kritieken? Of anders gesteld : hoe kunnen de eisen van art. 42 GW juridisch worden verzoend met de coëxistentie van heterogene praktijken terzake? Dit is geenszins een abstract probleem.

(1 ) Vanuit de het oogpunt van rechtsfilosofie heb ik in mijn proefschrift over de rol van het VIWTA bij het Vlaams Parlement, al aangetoond dat dit probleem van coëxistentie concrete gevolgen heeft voor de legitimiteit en de rechtskracht van de beslissingen die door satellietorganen van parlementaire instellingen genomen worden (De Sutter, 2006). (2 ) Vanuit het oogpunt van de politieke filosofie heb ik mij in het kader van het éénjarig postdoctoraal mandaat dat de mij voor het jaar 2007 heeft toegekend, gepoogd aan te tonen dat dit probleem ook concrete gevolgen heeft voor de politieke aanvaardbaarheid van gerechtelijke strategieën die worden ingezet door activistische groeperingen, zoals de anti-ggo of anti-reclame groepen (Berns, De Sutter, 2008). (3 ) Dit post-doctoraal onderzoeksproject strekt dan ook tot het onderzoek van de concrete gevolgen van deze ontwikkelingen voor de theorie en de grondslagen van het grondwettelijk recht als dusdanig. De hypothese die ik in voorliggend project wil toetsen op basis van een verkenning van de relevante staatsrechtelijke literatuur, luidt als volgt. Om in België een evenwicht te bewerkstelligen tussen enerzijds het grondwettelijk principe van vertegenwoordiging, en anderzijds de sociale eisen met betrekking tot participatie, de politieke respons erop en het hieraan verbonden militante activisme, is het noodzakelijk om het genoemde principe te herformuleren. In het kader van de Europese Unie heeft een soortgelijke bekommernis geleid tot de ontwikkeling van een hybride theorie, met name de theorie van de belangenvertegenwoordiging (Greenwood, 2003 ; Giorgi, 2006). Deze theorie is echter niet bevredigend in die zin dat zij niet meer doet dan de institutionele situatie (het monopolie van de belanghebbenden - de stakeholders) in het recht te verankeren, en dat is precies datgene waartegen de sociale participatie-eisen en activisme gericht zijn: de theorie verzekert geenszins dat er met de concrete eisen van burgerparticipatie rekening zou worden gehouden. Om tot een herformulering van het vertegenwoordigingsbeginsel te komen dat het evenwicht tussen alle krachten tot stand brengt, moeten een lokale en afgebakende toegang van nieuwe actoren tot de politieke besluitvorming mogelijk gemaakt worden (Callon, Lascoumes, Barthe, 2001). In dat geval zou de politieke vertegenwoordiging evolueren tot wat men een vorm van gedistribueerde vertegenwoordiging zou kunnen noemen. I. Doelstellingen De doelstellingen van voorliggend project zijn: A. Een exhaustieve analyse te bieden van het principe van vertegenwoordiging in het Belgisch grondwettelijk recht; B. Een volledige juridische analyse te ondernemen van de kritieken op dit principe; C. De problemen in kaart brengen die de vertegenwoordiging in het Belgisch grondwettelijk recht ondervindt; D. Onderzoeken op welke punten het vertegenwoordigingsprincipe onder impuls van deze problemen hervormd moet worden; E. De juridische noodzaak van deze hervorming afwegen tegen de geformuleerde politieke en sociale eisen; F. Tot een geloofwaardige formulering van het vertegenwoordigingsprincipe komen die rekening houdt met al deze elementen Metajuridica Laurent DESUTTER SERGE GUTWIRTH Evaluatie van het druggebruik in België door analyse van afvalwater. Abstract: De doelstelling van dit project is tweedelig. Eerst zullen er geschikte analysemethoden ontwikkeld en gevalideerd worden om verschillende drugs (cocaïne, amfetamine-achtigen, cannabis,...) en/of hun metabolieten in waterstalen te bepalen. Daarna zullen de concentraties gevonden in afvalwaterstalen gebruikt worden om het verbruik van drugs door de Vlaamse bevolking te schatten en in kaart te brengen. Toxicologie Hugo Neels Adrian Covaci Alexander van Nuijs Contract voor de 2008 SHARELIFE enquête in België (Nederlandstalig gebied). Abstract: Dit project omvat de data-verzameling van Share-life (Golf 3). Zie http://www.share-project.org/ voor meer informatie Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO) Dimitry Mortelmans Cornelius Van den Bosch Optisch en elektrisch modelleren van dunne-film zonnecellen Abstract: Optisch en elektrisch modelleren van polykristallijne dunne-filmzonnecellen, voornamelijk van de Cu-In-Ga-S-Se familie, en vergelijken met elektro-optische metingen: optische reflectie, transmissie, verstrooiing, absorptie, elektrisch gedrag (stroom-spanning, impedantie, spectraalrespons), in relatie tot de celstructuur en de materiaalparameters. Vakgroep Elektronica en informatiesystemen Marc Burgelman Modelleren van de perceptie van omgevingsgeluid Abstract: Dit postdoctoraal project omvat onderzoek naar de mechanimsen aan de basis van de perceptie van omgevingsgeluid, en naar de manier waarop omgevingsgeluid de lange-termijn perceptie van de leefomgevingskwaliteit beïnvloedt. Daarnaast wordt beschikbare kennis rond psychoakoestiek en auditieve perceptie verenigd in een softwaremodel dat de effecten van omgevingsgeluid op de mens nabootst, met het oog op een integratie in omgevingsintelligentie systemen. Vakgroep Informatietechnologie Dick Botteldooren Advertising effectiveness in the non-profit sector: the moderating impact of characteristics of consumer Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Vakgroep Marketing

Surveyonderzoek naar de impact van co-ouderschap op de loopbanen van mannen en vrouwen. Abstract: Om een beeld te krijgen van verblijfsco-ouderschap in de praktijk met zijn financiële en organisatorische consequenties, is het van belang dat we allereerst cijfers hebben over het percentage (echt)gescheiden koppels dat bij aanvang van hun (echt)scheiding 'kiest' voor het stelsel van verblijfsco-ouderschap (los van het percentage co-ouders in de praktijk). Een kwantitatief beeld van verblijfsco-ouderschap in de praktijk zou bijgevolg gebaseerd moeten zijn op de (echt)scheidingsdossiers die behandeld zijn bij de rechtbank. Deze geven ons bovendien ook een overzicht van de daaraan gerelateerde financiële regeling die getroffen werd met betrekking tot de kinderen. Een tweede stap bestaat er vervolgens uit te onderzoeken hoe het de (echt)gescheiden koppels, die zich (in 2002) geëngageerd hebben voor verblijfsco-ouderschap, verder vergaan is in de praktijk. Dit laatste willen we doen door een steekproef van deze ex-partners te bevragen aan de hand van een kwantitatieve survey die peilt naar de actuele verblijfsregeling, de financiële regeling en de respectievelijke uitgaven voor de kinderen door beide ouders en de evolutie van beroepssituatie van de ouders. De steekproef van 2002 wordt aangevuld met een tweede steekproef uit 2006 om het effect van de nieuwe wet op het verblijfs-co-ouderschap in te kunnen schatten. Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO) Dimitry Mortelmans Analyse van het systeemontwerp en servicenetwerk in intermodaal goederenvervoer. Universiteit Hasselt Abstract: Het doctoraat heeft als doel intermodale transportnetwerken te onderzoeken en modelleren aan de hand van kwantitatieve technieken uit operationeel onderzoek. De intermodale transportketen wordt gevormd door meerdere transportmodi en meerdere actoren. Hierdoor ontstaan planningsproblemen met een verhoogde complexiteit. Specifiek wordt het in rekening nemen van de goederenstromen bestaande uit lege laadeenheden doorheen het planningsproces bestudeerd. De focus ligt hierbij op continentale intermodale netwerken die de binnenvaart omvatten. De volgende drie doelstellingen worden nagestreefd: 1. Bestuderen van het systeemontwerp van intermodale transportnetwerken 2. Modelleren van servicenetwerken in intermodaal transport 3. Herpositionering van lege laadeenheden Logistiek Data-analyse en Modellering Instituut voor Mobiliteit Gerrit JANSSENS Spectacle and Critique. A phenomenological theory of art in Levinas KU Leuven Abstract: My project tries to diminish the bad reputation of Levinas's reading ofart by examining the phenomenological insights into the nature of art underlying this scheme. It overviews Levinas's tenents on image-consciousness, on account of which his analysis of the change in the temporality of consciousness is reconstructed. As a result, the scene is set for a critique that relocates art in Levinas's theory of hypostatic manifestation and describes the full scope of the temporal shift between anonymity and conceptuality in the reception of artworks. Faculteit Theologie en Religiewetensch. Rudi Visker Theoretisch onderzoek naar fotonische implementaties van "reservoir computing" via met vertraging gekoppelde lasers. Abstract: Dit project heeft als doel nieuwe inzichten in de complexe dynamica van gekoppelde halfgeleiderlasers aan te wenden in een radicaal nieuw paradigma voor informatie processing: de zgn. "reservoir computing" in een "Liquid State Machine". Inleiding "reservoir computing" Reservoir computing is recent op de voorgrond getreden als de generische naam van een nieuwe onderzoeksstroming in machine learning [1,2], die Echo State Networks [3,4] en Liquid State Machines ( LSM) [5] combineert. Deze systemen, die kunnen aangewend worden om complexe classificatieen herkenningsproblemen op te lossen, hebben specifieke eigenschappen gemeen en worden als veelbelovend beschouwd voor een nieuw computationeel paradigma voor neurale netwerken. Centraal staat een uitgebreid, gedistribueerd, niet-lineair netwerk, het reservoir, met ingangsen uitgangspoorten, die nodig zijn om informatie met het reservoir uit te wisselen. Het vernieuwende aspect bestaat erin dat de interne koppelingen van het reservoir onveranderd blijven en dat enkel de uitleesfunctie, de uitgangspoorten dus, getraind worden. Door een eenvoudig patroonherkenningsalgoritme kan de reactie van het reservoir op een input signaal berekend worden. Leeralgoritmes kunnen zo gehanteerd worden om d.m.v het reservoir complexe computationele problemen op te lossen. In een LSM kunnen de twee onderdelen van een reservoir computing systeem, een "vloeistof" -het reservoir- en een uitleesfunctie onderscheiden worden. De vloeistof zal elk inputsignaal, en combinaties van inputsignalen, niet-lineair vertalen naar spatio-temporele informatie. Hiervoor is het noodzakelijk dat een groot aantal nodes of neuronen op willekeurige wijze met elkaar verbonden worden. Een node ontvangt dus mogelijk een signaal van de buitenwereld, maar ook van de andere nodes. Dit geeft aanleiding tot een zeer gevarieerd niet-lineair gedrag waardoor de mogelijkheid ontstaat om met behulp van lineaire combinaties van de uitleesfunctie gelijk welke complexe niet-lineaire functie te vormen. Op deze manier kan men zware computationele taken zeer snel uitvoeren, zoals bv. signaal- of beeldverwerking [6, 7]. Een groot voordeel van een LSM is dat de vloeistof als dynamische entiteit en als complex niet-lineair systeem een deel van de informatie van de vorige ingangssignalen behoudt. M.a.w. informatie van het verleden dient niet extern bewaard te worden, de dynamica van de LSM gedraagt zich als een geheugen en een rekenalgoritme in een! Het tweede voordeel is dat het reservoir het beperkt aantal ingangsvariabelen naar een hoger-dimensionale ruimte transformeert, waar variabelen met gelijke kenmerken de neiging hebben te clusteren en op die manier geïdentificeerd kunnen worden. Er zijn sterke aanwijzigen dat netwerken van geavanceerde fotonische componenten, die een rijk, niet-lineair en ook ultrasnel dynamische gedrag vertonen, kunnen aangewend worden om zo'n LSM te realiseren. Voor een goede rekenperformantie moet de dynamica van het reservoir voldoen aan twee belangrijke voorwaarden, nl. een goed scheidend vermogen of separation property (SP) en een goed benaderend vermogen of approximation property (AP). De SP houdt in dat verschillende inputs aanleiding zullen geven tot een voldoende verschillend traject in de faseruimte van de interne toestand van het reservoir. Hoge scheidbaarheid betekent hoge performantie. De AP daarentegen geeft weer hoe goed de uitleesfunctie in staat zal zijn om de verschillende interne toestanden van elkaar te onderscheiden. Dit laatste vereist een vluchtig geheugen (fading memory). Het al dan niet aanwezig zijn van voorgaande eigenschappen heeft belangrijke gevolgen voor de dynamische toestand waarin het systeem mag verkeren. Een chaotisch systeem zal zeer goed aan de scheidende voorwaarde voldoen, maar niet voldoen aan het vervagende geheugen. Dit omdat elk klein verschil in initiële toestand het systeem in een andere richting zal sturen en naburige trajecten in de faseruimte exponentieel snel van elkaar zullen divergeren. Geordende systemen daarentegen hebben wel een vervagend geheugen, maar voldoen zeer slecht aan de scheidende eigenschap. Het is dus duidelijk dat beide voorwaarden antagonistisch zijn. De rekenperformantie piekt daarom bij de kritische lijn tussen de geordende en de chaotische toestand van een systeem. Het is dus interessant om te

werken met systemen op de rand van chaos of net in het begin van een chaotisch gebied, waar de attractor nog een zekere mate van ordening bezit. Naar een fotonische implementatie van reservoir computing In de literatuur werden reeds LSM bestudeerd aan de hand van verschillende modellen zoals netwerken van artificiële neuronen [8], spatieel gekoppelde oscillatoren [9] en zelfs bestaande uit water [10]. Het systeem dat dienst doet als reservoir dient zeer complex te zijn om een geschikte dynamica te verkrijgen. Daarbij komt dan nog dat de dynamica niet alleen complex, maar ook zeer snel moet zijn indien men de LSM praktisch wil aanwenden om snelle verwerking te bekomen. Het is hier dat fotonica een interessant alternatief zou kunnen bieden. De dynamica van halfgeleiderlasers kan zich afspelen op tijdsschalen zo kort als enkele tientallen picoseconden [11]. Daarnaast werd aangetoond dat het koppelen van halfgeleiderlasers chaotische dynamica met zeer hoge dimensionaliteit kan induceren via de vertragingen in de koppelingen. In dit project zal onderzocht worden of het reservoir kan gerealiseerd worden d.m.v. netwerken van gekoppelde dynamische elementen die bestaan uit halfgeleiderlasers. In de traditionele aanpak wordt de complexe dynamica opgewekt door een aantal eenvoudige elementen zoals neuronen of oscillatoren. Deze bezitten echter individueel een beperkt aantal dynamische vrijheidsgraden, waardoor het reservoir dient opgebouwd te worden uit een zeer groot aantal van dit type nodes. Het door ons voorgestelde reservoir is opgebouwd uit slechts een klein aantal elementen, die dan met tijdsvertragingen gekoppeld zijn. Deze vertragingslijnen zullen de dimensionaliteit van de dynamica sterk verhogen. De tijdsvertragingen kunnen allen gelijk zijn ofwel, om de complexiteit nog te verhogen, verschillend gekozen worden. In de vakgroep Toegepaste Natuurkunde en Fotonica (TONA) van de is er de laatste jaren ruime expertise opgebouwd, zowel theoretisch als experimenteel, rond de dynamica van halfgeleiderlasers [12], en meer recent ook rond de koppeling (met vertraging) van verschillende van zulke lasers [13] (o.a. in het project van FWO-aspirant O. D'Huys die de synchronisatie tussen gekoppelde lasers onderzoekt). Natuurkunde JAN DANCKAERT Integratie van nieuwe LED-technologie in de commerciële plantenweefselteelt Hogeschool Gent Abstract: De finale doelstelling van het project is het versnellen van een succesvolle introductie van LEDs in de Vlaamse commerciële plantenweefselbedrijven. Dit is mogelijk door twee ver-wachtingen te toetsen. Ten eerste dat LEDs energetisch efficiënter en dus op termijn economischer zijn dan de huidige TL-lampen. Het verbruik van de TL-lampen voor de belichting van in vitro planten en de koeling van de warmte die ze afgeven, vertegenwoordigen immers een belangrijke kostenpost. De ontwikkeling van een nieuwe generatie superbright Light Emitting Diodes (LEDs) met een zeer hoge lichtopbrengst, lager verbruik en warmteproductie en langere levensduur biedt een nieuw perspectief om deze kosten terug te dringen. Ten twee-de dat met LEDs met een welbepaalde golflengte de in vitro plant fysiologisch en morfologisch gestuurd kan worden. Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur Vakgroep Plantaardige Productie Stefaan Werbrouck Van uitstel komt afstel? Een longitudinale analyse naar nieuwe patronen van gezinsvorming aan de hand van de volkstelling van 1991 en de algemene socio-economische enquête van 2001. Abstract: Onderzoeksopzet en probleemstelling De voorbije decennia is de vruchtbaarheid op doorgedreven wijze gedaald. In nagenoeg alle Europese landen ligt het totaal vruchtbaarheidscijfer sinds de jaren 1970 onafgebroken onder het vervangingsniveau van 2,1 kinderen per vrouw. Deze ontwikkeling is deels het gevolg geweest van het uitstel van het ouderschap naar steeds latere leeftijden (Bongaarts & Feeney, 1998). Dit impliceert dat de recuperatie van het totaal vruchtbaarheidscijfer naar de toekomst toe zal afhangen van (a) verdere ontwikkelingen met betrekking tot de timing van vruchtbaarheid, en (b) de mate waarin uitgestelde geboorten daadwerkelijk worden gerealiseerd op latere leeftijden (Lesthaeghe & Willems, 1999). De focus van dit doctoraatsproject is gelegen op de tweede kwestie waarbij de mechanismen achter de vruchtbaarheidsrecuperatie worden onderzocht bij vrouwelijke cohorten die een nieuwe standaard hebben gezet met betrekking tot uitstel van vruchtbaarheid in België. Onderzoeksvraag Sinds het midden van de jaren 1960 is het vruchtbaarheidsregime in België grondig gewijzigd. Het totaal vruchtbaarheidscijfer daalde tot onder het vervangingsniveau, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte van het eerste kind bleef stijgen. Op basis van de volkstellingsgegevens van 1991 reconstrueerde Neels (2006) de pariteitsspecifieke vruchtbaarheidspatronen tussen 1960 en 1990 in België. Hieruit bleek dat vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 nieuwe standaarden hebben gezet met betrekking tot het uitstel van een eerste en tweede geboorte. De analyse van de cohortenprofielen toonde aan dat de uitstelbeweging in belangrijke mate werd gedreven door de democratisering van het onderwijs, de toename van het opleidingsniveau, en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Een dergelijk uitstelgedrag werd echter reeds aangetroffen bij hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen uit de vroege jaren 1920. Dit impliceert dat de uitstelbeweging van de afgelopen decennia dus niet zozeer van innovatief vruchtbaarheidsgedrag getuigt, maar veeleer moet worden begrepen als een gevolg van de forse toename van het aandeel hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen. Tegenover het uitstel van eerste en tweede geboorten staat een vrij algemeen afstel van geboorten van derde en hogere rang. Ongeacht opleidingsniveau en arbeidsmarktparticipatie blijken nog maar weinig vrouwen een geboorte van derde en hogere rang te realiseren. Een opmerkelijke vaststelling is dat de stap naar een derde geboorte in België nog het vaakst wordt gezet door hoogopgeleide vrouwen (ibidem). Desalniettemin blijkt uit recente surveygegevens een toenemende preferentie voor steeds kleinere gezinnen. Een groeiend aandeel vrouwen zegt nog maar één kind te willen (Goldstein, Lutz & Testa, 2003). Omdat de vruchtbaarheidsprofielen in België retrospectief werden gereconstrueerd op basis van de volkstellingsgegevens van 1991 kon tot nu toe nog maar weinig worden gezegd over de vruchtbaarheidsrecuperatie bij sterk uitstellende generaties en de factoren die in dit verhaal een rol spelen. Vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 waren op het einde van 1990 bijvoorbeeld nog maar 25 tot 30 jaar oud, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte van het eerste kind rond de 27 à 28 jaar schommelt. Door gebruik te maken van de gekoppelde volkstellingsgegevens van 1991 en 2001 wordt het echter mogelijk om de observatieperiode met 10 jaar uit te breiden. Op die manier ontstaat een prospectief onderzoeksdesign waardoor de vruchtbaarheidsrecuperatie kan worden bestudeerd tussen 1991 en 2001. Dit zijn de jaren waarin de sterk uitstellende generaties het gros van hun vruchtbaarheid zullen realiseren. Leidt hun uitstel tot afstel? En welke factoren oefenen een bevorderlijk dan wel een remmend effect uit op de vruchtbaarheid? Beide vragen staan centraal in het voorgestelde doctoraatsonderzoek. De effecten van arbeid en gezin In vorig onderzoek werd het uitstel van het ouderschap gerelateerd aan het verhoogde opleidingsniveau en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. De investering in een carrière vraagt tijd en verhoogt de opportuniteitskosten die aan het moederschap zijn verbonden. Vanuit die optiek kan een verder uitstel van het moederschap worden verwacht naarmate vrouwen hun kansen weten te verzilveren op de arbeidsmarkt. Sinds een aantal jaren stelt men echter vast dat landen met een hoog aandeel tewerkgestelde vrouwen precies de hoogste totale vruchtbaarheidscijfers laten optekenen (Brewster & Rindfuss, 2000). Het is natuurlijk de vraag of deze verbanden op geaggregeerd niveau zich ook voordoen op individueel niveau. Desalniettemin roept een dergelijke vaststelling nieuwe vragen op met betrekking tot de relatie tussen vruchtbaarheid en vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie. Dit verband getuigt van een complexer karakter dan vaak wordt gedacht. Zo suggereert recent onderzoek voor Vlaanderen dat het moederschap onder afgestudeerde en samenwonende vrouwen typisch wordt uitgesteld door drie groepen: zij die helemaal geen job hebben, zij die juist een heel drukke baan hebben, en zij die een deeltijdse baan hebben maar vrezen om hun werk te verliezen. Ook regionale karakteristieken spelen een rol: uitstel van ouderschap is het meest uitgesproken in regio's met een hoog vrouwelijk werkloosheidscijfer en in regio's met een hoge mate van genderongelijkheid op de arbeidsmarkt (Van Bavel & De Wachter, 2007). Uit het voorgaande blijkt dat