7,3. Samenvatting door een scholier 4078 woorden 22 februari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Vergelijkbare documenten
heel veel was er nodig.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 1 t/m 9

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, par. 2 t/m 9

Samenvatting Geschiedenis H3

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Paragraaf 1: Het ontstaan van een industriële samenleving. Ontstaan industriële samenleving goederen in fabrieken gemaakt en mensen wonen in steden.

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Samenvatting Maatschappijleer Paragraaf 1 t/m 6

Proef Geschiedenis Hoofdstuk 5

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 en 6

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

Samenvatting Geschiedenis Industriele revolutie

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

7,2. 1 Wetenschappelijke revolutie. 2 Gevolgen van de wetenschappelijke revolutie. 3 Kenmerken van de verlichting

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Samenvatting Geschiedenis 51 een nieuw koninkrijk - 52 liberale revolutie gelijkheid voor iedereen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Samenvatting geschiedenis H2 wetenschappelijke revolutie, verlichting en Franse Revolutie 2tm5 2 De verlichting De samenleving wetenschappelijk

SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2, Een trage revolutie

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Kenmerkend aspect 31: de Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor de industriële samenleving

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Tijdvak van burgers en stoommachines ( ) / 19 e eeuw

Samenvatting door een scholier 2007 woorden 29 januari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

5,4. Politiek. Wat is democratie? Aanvullende kenmerken van een parlementaire democratie. Samenvatting door een scholier 2462 woorden 1 april 2006

7,5. Samenvatting door Lisette 1239 woorden 18 april keer beoordeeld. Geschiedenis. Russische Revolutie

Democratie en ismen; begrippen blijven, hun inhoud verandert

Naam:.. Fotokopie begrippen

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis H5

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Samenvatting Geschiedenis Module 1: Industriele revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 de industri?le samenleving

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 en 4

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het afschaffen van de kinderarbeid in Nederland?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 5 Sprekend Verleden 2e fase VWO

De Sovjet-Unie (9.3) Tijd van wereldoorlogen De Sovjet Unie.

3,2. Verslag door Lotte 1992 woorden 19 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Tijdvak: Tijd van burgers en stoommachines. Periode:

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

S.O. 2 Tijdvak I AVONDMAVO

Samenvatting Geschiedenis Module 3, Welvaart in Amerika en Nederland

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

BASISVRAGEN TV 7-8 (KA 27-36)

Samenvatting Geschiedenis H6 -ismen en democratie

TIJD VAN PRUIKEN EN REVOLUTIES

De industriële samenleving in Nederland. Hoofdstuk 3. Van stoommachine tot robot. indus_samenleving_2007_2009_vragen.doc

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

Samenvatting Geschiedenis HST 5 - De Industrialisatie van het Westen

6,3. Werkstuk door een scholier 2593 woorden 31 oktober keer beoordeeld. Geschiedenis

De Industriële Revolutie. Veranderingen in de landbouw

Propaganda: "systematische werkzaamheid om aanhangers te winnen voor zekere principes"

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

UIT arbeidsdeling

De vele nieuwe ontdekkingen in de wetenschap in de nieuwe tijd heet de wetenschappelijke revolutie. Er was een nieuwe manier van onderzoeken:

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8 havo 4

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Tijd van jagers en boeren? 3000 v. Chr. Prehistorie. Kenmerkende aspecten. Begrippen

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming Hoofdstuk 1 t/m 3

Tijd van burgers en stoommachines De Industriële Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Examen VMBO-GL en TL 2005

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Toelichting beelden tijdbalk Argus Clou Geschiedenis groep 7

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Werk in de eerste fabrieken In de nieuwe fabrieken moesten de arbeiders onder moeilijke omstandigheden werken:

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2, Wetenschappelijke revolutie, Verlichting en Franse Revolutie

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legt voor een industriële samenleving.

Dagboek Sebastiaan Matte

Praktische opdracht Geschiedenis Afrika

Samenvatting Geschiedenis Franse Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Werkstuk Geschiedenis Communistisch Rusland

Gilde: Samenwerking van Meester Gezellen (ambachtsman met opleiding) Tien leerlingen Evt. vrouw en kinderen.

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen?

Deelcontext. Hoofdvraag Welke invloed had de Verlichting op de politieke cultuur, ?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 7

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

Het Congres van Wenen hertekent Europa (1815) (les 03 5des) Geschiedenis 5MEVO-5EM-5EI-5IW VTI Kontich

Tijdvakken en kenmerkende aspecten.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Tijd van pruiken en revoluties

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 4078 woorden 22 februari 2009 7,3 328 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Sprekend verleden 1: Kenmerken van de industriële samenleving Machines spelen in ons leven een grote rol. Je kunt je geen leven bedenken zonder computers, faxen en Internet. Toch spelen machines op grote schaal sinds 200 jaar een grote rol. Mensen zijn toen gebruik gaan maken van gas, olie en elektriciteit. Deze machines en energiebronnen konden pas worden gebruikt na een aantal uitvindingen aan het eind van de 18e eeuw. Uitvindingen maakten het ontstaan van industrieën mogelijk. Ook dit was nodig: - energiebronnen: gas, olie en elektriciteit - grondstoffen: uit Europa en koloniën. - veel kapitaal (geld): kooplieden en banken - voldoende arbeidskrachten: de bevolking groeide, die in fabrieken gingen werken en alles gebeurde machinaal. In Europa veranderde er veel, industrie werd het belangrijkste middel van bestaan, daarna de landbouw. Die veranderingen werden zo groot, dat het een Industriële Revolutie werd genoemd. Daar ontstond ook een Industriële samenleving uit. Daar bedoelen ze mee dat veel goederen in fabrieken worden gemaakt en mensen in steden wonen. Verandert een agrarische samenleving in een industriële samenleving, dan spreek je van een industrialisatie. 2: Snelle groei van fabrieken en steden De machines die uitgevonden werden, waren te groot en te duur om thuis te kunnen gebruiken. Daarom kochten rijke ondernemers werkplaatsen, machines en grondstoffen. De producten in de fabriek werden gemaakt, en het geld ging naar de ondernemers. Eerste fabrieken werden bij een rivier gebouwd voor de aandrijving, daarna dichtbij ijzer- en steenkoolmijnen, want de stoommachine dreef de fabriek aan. De arbeiders die in de fabriek werkten, gingen er dichtbij wonen. Het aantal mensen in steden groeide snel. Massaproductie maakte ook de groei van fabrieken mogelijk, door arbeidsverdeling en een lopende band. Massaproductie is een productiesysteem waarbij grote aantallen van hetzelfde product worden gemaakt. Arbeidsverdeling is het maken van een product in meerdere stappen. Een product werd soms wel gemaakt in veertig stappen, elke arbeider deed dan één of twee stappen. De lopende band brengt een product in wording van arbeider naar arbeider, dit om tijdverlies tegen te gaan. Massaproductie had voor- en nadelen. Nadelen waren: - Een einde van handwerkslieden, vaak ongeschoolde mensen die het werk deden en het was eentonig, https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 1 van 9

daardoor meer spanningen, want er zat een hoog tempo in. - Minder aandacht voor de arbeiders Voordelen waren: - Sneller en goedkoper produceren, zodat het betaalbaar werd - Onderdelen konden sneller vervangen worden Vroeger hadden ambachtsmannen gereedschappen, hij zette een hele lamp in elkaar. Met uitvindingen als stoommachines en massaproductie veranderde dit. Arbeiders in fabrieken maakten maar een klein onderdeel van het product, de machine bepaalde het tempo en ze verloren vaak het plezier in hun werk. Door dit alles kwam er grote vraag naar ongeschoolde werklieden toe. Arbeiders werkten soms wel 14 uur in de fabriek, vaak ook kinderen. Kinderarbeid was niet nieuw, maar de mensen vonden dat het werk gevaarlijk en ongezond voor kinderen was in de fabriek. Enkele feiten over hoe ongezond en onplezierig werken was in een (katoen) fabriek: - Ze werkten 14 uur per dag, onder omstandigheden van 30 graden - Ze kregen boetes als ze ramen openzetten. Allerlei regels, waarvoor je een boete kreeg als je er niet aan hield - Door het werk braken er veel ziektes uit, en er gebeurde veel ongelukken - Werkeloosheid, als een product minder werd verkocht, kregen arbeiders of minder loon of ze werden ontslagen. Nieuwe uitvindingen vaak ontslag voor arbeiders Woonomstandigheden van de fabrieksarbeiders waren zeer slecht. Open riolen in de stad, geen uitgaansmogelijkheden en geen waterleiding en toilet. Onveilig was het ook in de stad. Aan het eind van de 19e eeuw veranderde er veel. Regeringen namen o.a. deze maatregelen: - er kwam straatverlichting en openbaar vervoer (tram) - uitgaansmogelijkheden als sport, toneel en film - steden kregen ondergrondse riolenstelsels en waterleidingen - politie werd aangesteld om burgers te beschermen en er kwamen meer scholen, ziekenhuizen en bibliotheken - arbeiders organiseerden activiteiten 3 Overgang van handelskapitalisme naar industrieel kapitalisme Handel en nijverheid waren sterk gegroeid in de Late Middeleeuwen. Er kwam een nieuwe economie: kapitalisme. Onder kapitalisme verstaan we een economie waarbij de ondernemers de grond bezitten en een zo groot mogelijke winst willen maken. Kenmerken van het kapitalisme zijn: - Een arbeider werkt voor een ondernemer. De ondernemer bemoeit zich hier niet mee. Dat heet scheiding tussen kapitaal en arbeid - De ondernemer betaalt de grondstoffen, werktuigen en vervoermiddelen - De bedrijven zijn vaak in handen van particulieren en ze proberen zoveel mogelijk winst te maken Handelskapitalisme is de eerste vorm van kapitalisme, en de winst werd door handelen mogelijk gemaakt. Kooplieden lieten via de huisnijverheid producten maken. Zij kochten grondstoffen. Boeren verwerkten de grondstoffen en de kooplieden kregen de winst. https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 2 van 9

Industrieel kapitalisme is de latere vorm, en de winst wordt door de industrie gemaakt. Werkgevers waren fabrikanten die producten lieten maken. Het uitvinden van machines liet de huisnijverheid verdwijnen. Arbeiders werkten in fabrieken. Voor 1870 waren veel ondernemingen in handen van particulieren, daarna nam het aantal NV s erg toe (Naamloze Vennootschap). In een NV bezitten mensen gezamenlijk een bedrijf door aandelen te kopen. Een NV ontstond door deze oorzaken: - Fabrieken wilden meer geld hebben voor uitbreiding of nieuwe fabrieken bouwen. Ze verkochten aandelen aan mensen die wilden beleggen. - Een aandeelhouder werd mede-eigenaar van een onderneming, en kwam in de raad van beheer. Aandeelhouders kregen jaarlijks een deel van de winst. Grootindustriëlen kregen vaak een enorme invloed. Een eigenaar van een spoorwegmaatschappij kon duizenden boeren in problemen brengen. Ondernemers bevoordeelden soms fabrikanten, bijvoorbeeld door een lagere prijs te berekenen. Ook verkiezingen konden worden beïnvloed, door propaganda en kranten/redacties te laten schrijven wat de grootindustriëlen wilden. 4 Grote veranderingen in de gelaagdheid van de bevolking Rond 1800 was de bevolking van Europa in drie lagen opgedeeld: - Kleine bovenlaag van rijke mensen zoals de bourgeoisie en de adel - Middenlaag met enig bezit, ambachtslieden, handelaren en rijke boeren - Onderlaag van arme boeren en arbeiders Voor de industrialisatie woonden er veel mensen op het platteland, daarna veranderde de gelaagdheid. Dat kwam omdat mensen massaal naar de steden trokken. De opkomst van de industrie zorgden dat fabrikanten rijk werden. Ze werden de belangrijkste groep. Het aantal landarbeiders zakte, maar het aantal fabrieksarbeiders nam erg toe, het werd de grootste groep. In de steden nam het aantal mensen in de dienstensector toe. Ze verrichtten diensten voor mensen, doktoren, politie, huishoudsters en ambtenaren behoorden hier toe. Ook het aantal mensen in de horeca (uitgaansmogelijkheid) nam toe. Mensen kregen beter betaald, zeker de mensen die bijvoorbeeld de administratie deden van fabrieken. Eerst deden de ondernemers dat nog zelf, maar omdat de fabrieken groter werden, moesten ze daarvoor personeel in nemen. Daardoor groeide het aantal mensen in de middenlaag enorm. Door al deze veranderingen konden mensen gemakkelijker van laag veranderen, het ging niet meer om afkomst en bezit (dat voor de Franse Revolutie wel het geval was), maar om hoe je presteerde. In de industriële samenleving veranderde ook dat je loon kreeg op basis van prestatie. Hard werkende mensen hadden nu meer kans om zich omhoog te werken. Maar als het slecht met een bedrijf ging, was het makkelijker om in een lagere laag terecht te komen. 5 Conflicten tussen kapitaal en arbeid Werkgevers belegden hun geld in fabrieken. Daar kregen ze weer winst van. Ze betaalden mensen met belangrijke functies redelijk, maar arbeiders kregen een zo laag mogelijk salaris. Ze kochten grondstoffen zo goedkoop in. Het product dat ervan werd gemaakt, verkochten ze weer met een zo groot mogelijke https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 3 van 9

winst. De welvaart van de boven- en middenlaag nam toe, arbeiders kregen iets beter betaald (nog niet veel), en hadden naast alle vrouwen uit alle lagen geen kiesrecht. Zo werd de benedenlaag steeds armer in vergelijking met andere lagen. De arbeiders werkten alleen voor hun loon. Dat had wel een aantal redenen: - Ze werkten alleen in de fabriek omdat die werk verschafte - Ze hadden weinig plezier in hun werk en hadden geen opleiding gehad Ze kregen geen kans om hogerop te komen, het enige doel wat ze hadden was een zo hoog mogelijk loon te krijgen. Arbeiders hadden in de politiek en in de fabriek niets te vertellen. De rest van de bevolking had het veel beter dan zij, zo kwamen arbeiders en werkgevers tegenover elkaar te staan. Aan het begin van de industrialisatie hadden de ondernemers enorme macht. Regeringen bemoeiden zich weinig met de industrialisatie en de problemen daarbij. Kwamen er problemen, dan koos de regering de kant van de werkgevers. Deze houding had 2 oorzaken: - Mensen die in de regering zaten, kwamen uit dezelfde laag als de fabrikanten - De bovenlaag zei dat de regering de economie moest regelen. Ze zeiden ook dat er nou eenmaal armen en rijken waren. Armen konden alleen door giften worden geholpen. Later kwam er verzet tegen deze kanten van de industrialisatie: - Arbeiders richtten vakverenigingen en politieke partijen op - Een aantal politici uit oude partijen probeerden het lot van arbeiders te verbeteren - Paus Leo XIII schreef in 1891 een boek over de fouten van het industriële kapitalisme, daarnaast schreven o.a. Dickens en Zola over de slechte omstandigheden van arbeiders in fabrieken en huizen - Kunstenaars schilderden kunstwerken en namen het zo op voor arbeiders Al deze activiteiten leidde er tot toe dat er iets met het lot van arbeiders moest worden gedaan. Toch waren regeringen langzaam met het nemen van maatregelen. Arbeiders kregen: - Kiesrecht in Frankrijk: 1871, Nederland: 1917, andere Europese landen rond 1900 De sociale wetten werden pas rond 1900 ingevoerd in Europese landen. Daarin stond dat kinderarbeid en werktijden werden beperkt. Daarna kwamen er maatregelen voor gezondheid, onderwijs, ziektekosten, betaalde vakanties en uitkeringen. Deze wetgeving werd verder in de 20e eeuw nog sterk verbeterd. Maar de eerste sociale wetten losten niet alle problemen op. Onder andere hielden niet alle fabrikanten zich aan de afspraken of voerden ambtenaren de wetten niet goed uit. Geen wetten over lonen uit uitkeringen tijdens werkeloosheid. Veel arbeiders en anderen vonden het toen genoeg. Ze richtten vakvereningen op om het beter voor arbeiders te krijgen. Regeringen verboden deze verengingen eerst, overtreders kwamen in de gevangenis terecht. Ondanks deze wetten bleven vakvereningen actief. Eind 19e eeuw werd in een aantal Europese landen deze wetten ingetrokken. Arbeiders mochten staken en organiseren. Staken is het weigeren te werken om een eis af te dwingen. Voordat dit mogelijk was, waren er nog veel spanningen tussen werkgevers en arbeiders. Werkgevers weigerden in het begin te onderhandelen met vakvereningen. Hierdoor kwamen er conflicten. Uiteindelijk zagen ook de werkgevers in dat ze niet om de verengingen heen konden. Stakingen konden voor bedrijven gevaarlijk zijn. Later werd het normaal dat vakvereningen en werkgevers onderhandelden over lonen, werktijden en werkomstandigheden. Waren ze het eens, dan sloten ze een overeenkomst. Een overeenkomst wordt een CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) genoemd. Sommige arbeiders deden nog meer dan alleen in vakvereningen zitten. Ze wilden invloed op het bestuur. https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 4 van 9

Ze richtten politieke partijen op en verbeterde zo de samenleving, met daarin een beter bestaan voor de arbeiders. 6 Een massapers ontstaat Vanaf de 17e eeuw had je in Europese landen elke dag of week een krant. De bovenlaag kon als enige kranten lezen en betalen. Deze kranten gaven politieke- en economische berichten door. In de 19e eeuw veranderde dit, de berichten waren nu vaak meningen over politiek en economie. Deze kranten maakten deel uit van de opiniepers (opinie = mening). Daarna kwamen er uitvindingen om kranten goedkoper te maken. De regering stak hier een stokje voor door papier en advertenties duur te maken. Ze waren bang dat arme mensen verkeerde ideeën kregen. De regering vond dat je het bestuur aan mensen uit de bovenlaag moest overlaten. In de 19e eeuw kwamen leerplichtwetten. Dat kwam omdat mensen onderwijs en goedkope kranten wilden. Er kwamen kranten voor arbeiders. Naast de opiniepers ontstond de populaire pers. Onderwerpen als sport, moord en schandalen kregen veel aandacht. De opmaak was anders, er waren grote tekeningen (later foto s) en grote koppen. Deze kranten gaven het nieuws door, maar maakten zelf ook nieuws. 7 Het socialisme Door de industrialisatie nam het aantal fabrieksarbeiders sterk toe. Ze kregen lage lonen en werkten/woonden in slechte omstandigheden. Eigenaars van fabrieken werden schatrijk. Er kwamen mensen die dit wilden veranderen, ze vonden dat het kapitalisme moest worden vervangen door het socialisme. Het socialisme vond gelijkheid belangrijk. De opbrengst van verkochte producten moest onder alle mensen verdeeld worden, dit kon doordat de productiemiddelen in handen van alle mensen moest komen. Productiemiddelen zijn alle dingen die nodig zijn om iets te produceren. Fabrieken, machines, grondstoffen als katoen waren hiervoor nodig. De machines moesten worden aangedreven. Veel kapitaal was nodig en de grondstoffen moesten worden vervoerd. Ook de landbouw had o.a. werktuigen nodig. Alles wat met industrie/landbouw te maken heeft zijn productiemiddelen. Er kwamen verschillende stromingen socialisten. De belangrijkste was het marxisme. Bedacht door de Duitser Karl Marx. Hij bekeek allerlei volkeren en landen. Hij kwam op hetzelfde probleem neer. De bovenlaag had de productiemiddelen in handen. Zij hadden de macht en bepaalde van alles. Hieronder een voorbeeld: - In de Middeleeuwen was de adel eigenaar van boerengrond, dus het productiemiddel. De adel had de macht en de middeleeuwse cultuur was de adellijke cultuur: kastelen, toernooien etc. Marx vatte daaruit op: De economische verhoudingen (bezit van productiemiddelen) maken uit wie de macht heeft en wat de cultuur van de samenleving is. Marx noemde de groep die de productiemiddelen bezat de heersende klasse. De heersende klasse liet de rest voor zich werken. Dat noemde Marx de onderdrukte klasse. Klassenstrijd was als die 2 groepen tegen elkaar streden. Er was vooral een klassenstrijd als er nieuwe productiemiddelen opkwamen. Hierdoor kreeg Marx zijn 2e belangrijke standpunt: Als economische verhoudingen veranderen, ontstaat er een klassenstrijd en een nieuwe samenleving. Toen Marx leefde kwam de industrie op. Marx omschreef het kapitalisme als een economisch systeem waarbij belangrijke middelen als mijnen en fabrieken in handen waren van de bourgeoisie en arbeiders de onderdrukte klasse vormden (proletariaat) https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 5 van 9

Marx s bekendste boek is dan ook Das Kapital. Daarna voorspelde Marx een klassenstrijd. Er zullen minder kapitalisten komen die steeds rijker worden. En meer arbeiders die het beter krijgen. Daar komt een revolutie van die de arbeiders winnen. Productiemiddelen in handen van alle mensen en er ontstaat een nieuwe samenleving: de communistische. Er komt een dictatuur en een klasseloze samenleving. Iedereen krijgt wat hij/zij nodig heeft. Marx noemde zijn opvattingen niet marxisme, maar communisme. Hij schreef met een vriend Het Communistisch Manifest. Een communistische revolutie kon op de hele wereld tegelijk gebeuren. De arbeiders moesten dan wel alles internationaal regelen. Door alle opvattingen die Marx had, was hij meer een denker dan een praktisch mens. Midden 19e eeuw richtten Europese landen marxistische partijen op. Iedereen dacht dat de voorspelling van Marx uitkwam, toch liep het anders. Arbeiders kregen het iets beter, maar het kapitalisme ging niet ten onder. De meeste leiders vonden het daarna zinloos om op die instorting te wachten. Er moest iets gedaan worden, en er kwamen twee oplossingen: - De eerste mogelijkheid was gebruik maken van de democratie. Kregen de arbeiders het kiesrecht, dan konden marxistische partijen de meerderheid halen in het parlement. De marxistische regeringen zouden het kapitalisme en socialisme afschaffen. Deze verandering noemden ze revisionisme. (herziening) Ze noemden zichzelf sociaal-democratisch. Aanhangers heetten socialisten, met het verschilt dat dit socialisten waren met een democratische inbreng. - De tweede mogelijkheid was het organiseren van een revolutie. De marxisten konden de regering afzetten en het socialisme invoeren. Kapitalisten werden vermoord of gedwongen mee te doen. De meeste kozen voor de eerste optie. Toch gebeurde in Rusland de tweede optie onder leiding van Lenin. In 1917 kregen ze de macht en hun partij heette marxisme-leninisme. De voorspellingen van Marx zijn niet uitgekomen. Toch heeft zijn leer grote invloed gehad: - Na WOII bracht Rusland communistische regeringen aan de macht in Oost-Europa. Ook landen als China, Noord-Korea en Vietnam kregen communisten de macht. Oost-Europa is sinds 1989 niet meer communistisch. - In veel Europese landen kregen socialistische partijen en vakbonden grote invloed. Veel mensen vonden dat iedereen gelijke kansen moest krijgen. Er werden veel hervormingen ingevoerd zoals verbod op kinderarbeid, recht op vakantie en uitkeringen bij ziekte of werkeloosheid. 8 Het conservatisme Nadat Napoleon verslagen was, kwamen de overwinnende vorsten bijeen in Wenen. Deze bijeenkomst werd het Congres van Wenen genoemd. Een aantal dingen moesten weer verandert worden die voor de Franse Revolutie van toepassing waren: - De macht in een land moest in handen komen van de vorst en niet van het volk, maar vele vorsten wilden geen absolutie macht meer, en werden constitutionele vorsten (hielden zich aan grondwet) De vorsten hadden veel aanhang onder het volk. Er kwam een nieuwe stroming op: conservatisme. Na aanleiding van de Franse Revolutie, de oorlogen die gevoerd werden, Napoleon die de macht greep, de geestelijkheid die vervolgd werd etc. Het conservatisme wilde voorkomen dat dit nog eens zou gebeuren. Ze probeerden langzaam en voorzichtig veranderingen door te voeren. Aanhangers noemden zich conservatieven. Ook de conservatieven hadden hun ideeën om de samenleving te verbeteren: - De ouders, het onderwijs, Kerken en de regering hadden een belangrijke taak, om de mensen tot goed https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 6 van 9

gedrag te brengen. - De overheid moest de burgers goed beschermen, bevolkingslagen moesten goed met elkaar om kunnen gaan. - Leeft de beneden in armoede, dan moet de overheid te hulp schieten - Kiesrecht alleen voor de bovenlaag, en het is gewoon dat mensen ongelijk zijn en verschillende inkomsten hebben. - Ieder mens heeft zijn eigen plaats, dus meerder bevolkingslagen - Grote en snelle veranderingen zijn verkeerd, daar komt ellende van 9 Het liberalisme In tegenstelling tot het conservatisme, waren er ook mensen voor de ideeën van de verlichters. Ze waren tegen de besluiten van het Congres van Wenen. Ze wilden meer macht en vrijheid voor burgers. Aanhangers waren rijke burgers zoals kooplieden en advocaten. Het liberalisme werd in de loop van de 19e eeuw de belangrijkste stroming. Het liberalisme staat voor het streven naar vrijheid voor ieder mens afzonderlijk op alle gebieden. De overheid moet zich zo weinig mogelijk met de burgers bemoeien. Aanhangers heetten liberalen. Belangrijke liberale ideeën zijn: Overheid moet maar weinig taken hebben: Iedereen wil voordeel hebben, daarom moet iedereen volledige vrijheid krijgen. De overheid moet zich beperken tot vier taken: - burgers beschermen tegen buitenlandse vijanden - zorgen voor rust en veiligheid en zorgen voor de rechten van de mens - openbare werken uitvoeren als bruggen bouwen Organisatie van de staat en rechten van de mens moeten opgeschreven worden in een grondwet. Burgers moeten deze grondwet maken. Een parlement moet de macht hebben en burgers moeten die kunnen kiezen. Liberalen wilden kiesrechten voor alle mensen. Grote economische vrijheid Op economisch gebied wilden liberalen vrijheid van handel, productie en arbeid. Vorsten hielden in de 18e eeuw in- en uitvoerrechten op allerlei artikelen. Gilden bepaalden in steden de productie, aantal arbeiders, lonen etc. Liberalen wilden van deze regels af. Is iedereen vrij, dan komt er welvaart voor zowel fabrikanten als arbeiders. Verschillen in inkomsten vonden liberalen normaal, maar arme mensen moesten een kans krijgen rijk te worden. Volledige vrijheid van godsdienst Liberalen vinden dat iedereen vrij moet zijn om zijn godsdienst uit te oefenen. De staat mag zich daarmee niet bemoeien. Men noemt dit scheiding tussen Kerk en staat. Vrijheid op elk ander gebied Ook op andere gebieden zijn liberalen voor vrijheid. Voorbeelden hiervan zijn: - Vrijheid van onderwijs, iedereen mocht een school stichtten - Vrijheid van meningsuiting, mensen moeten kunnen schrijven, schilderen en zeggen wat ze willen. Tegen de drukpers en censuur - Onderzoekers mogen onderzoeken wat ze willen - Vrijheid voor iedereen, afschaffing van de slavernij https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 7 van 9

Het liberalisme en de democratie hadden veel dezelfde ideeën. Democratie houdt in dat alle burgers invloed hebben op het bestuur (mede door kiesrecht). De meeste liberalen vonden toch dat alleen mensen die verstand hadden van politiek, kiesrecht moesten krijgen. Vrouwen, boeren en arbeiders hadden geen verstand daarvan, dus geen kiesrecht. Om te bepalen wie voor kiesrecht in aanmerking kwam, lieten liberalen bepalen dat je aan iemands schoolopleiding kon afleiding of hij/zij in aanmerking kwam. Als je kon lezen en schrijven was dat soms genoeg, maar vaak niet. Rond de 19e eeuw kregen steeds meer mensen kiesrecht, maar pas rond de 20e eeuw algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen. In de 19e eeuw groeide het liberalisme enorm in Europa. In Nederland, Frankrijk en Engeland kwamen er liberale regeringen. Ook waar dat niet van sprake was, drongen een heleboel ideeën toch door. In de grondwetten van democratische landen nu kun je veel liberale ideeën terugvinden, als vrijheid van godsdienst en onderwijs. (Wel gaven de liberalen toe dat er in de Franse Revolutie fouten waren gemaakt, maar dat hun ideeën niet goed waren uitgevoerd) 10 Het feminisme Rond 1900 hadden vrouwen weinig te vertellen. Ze waren alleen intelligent genoeg om het huishouden te doen en eenvoudig fabriekswerk. Vrouwen hadden o.a. geen kiesrecht en mochten hun bezit niet behouden. Een ideaal van bijna iedereen was: Een man verdient genoeg om het hele gezin te onderhouden. Dit kon alleen in de bovenlaag. Gezinnen zouden uit elkaar vallen, als vrouwen dezelfde rechten kregen. Eind 18e eeuw streden vrouwen voor gelijke rechten. Geen succes. In de 19e eeuw schaften regeringen de slavernij af. Steeds meer vrouwen en sommige mannen vroegen zich af waarom mannen beter waren dan vrouwen. Vrouwen besloten te gaan strijden voor gelijke rechten. Een nieuwe stroming dus, het feminisme. Aanhangsters zijn feministen. Belangrijke eisen van feministen werden: - gelijke rechten in het gezin, dus voor meisjes dezelfde mogelijkheden in onderwijs - voor vrouwen dezelfde beroepen en loon als mannen - kiesrecht voor vrouwen Langzaam kwam er vooruitgang. Gehuwde vrouwen kregen bezit na trouwen en rond de jaren 60 gingen vrouwen studeren. Vrouwen kregen kiesrecht (in Noorwegen in 1907) en ze mochten rond de jaren 50 een scheiding aanvragen. 11 Het nationalisme In de Middeleeuwen groeiden nationale gevoelens in Europese landen als Engeland sterk. Begin 19e eeuw groeide het nationalisme sterk, doordat Napoleon veel landen veroverde en overheerste. Door de Franse overheersing voelden veel mensen zich een volk. Een nationale staat is een staat waarin mensen zich saamhorig voelen. Met nationalisme wordt het gevoeld van saamhorigheid van groepen mensen die samen een staat vormen bedoeld. Kenmerken zijn dezelfde taal, godsdienst etc. Aanhangers zijn nationalisten. Nationalisme leidde vaak tot grote liefde voor eigen volk. Dat noem je chauvinisme. Haat tegen andere volkeren of etnische groepen was een kenmerk hiervan. Belangrijke nationalistische ideeën zijn: Zelfbeschikkingsrecht Bij volken die geen eigen staat hebben, ontstond het streven ernaar. Het Congres van Wenen bepaalde hoe de vorsten het wilden, niet de volken. Zo leefden Duitsers en Italianen verspreid over verschillende staten. Nationalisten wilden zelfbeschikkingsrecht. Ieder volk moet het recht krijgen een eigen staat te https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 8 van 9

kunnen vormen. Volkssoevereiniteit Nationalisten vonden ook dat ieder volk het recht moet hebben zijn eigen bestuur te kiezen. Ook liberalen vonden dit belangrijk Staatsnationalisme Met staatsnationalisme wordt het streven van regeringen bedoeld, om een nationaal gevoel te brengen bij de bevolking. Door bijvoorbeeld één taal te erkennen of één geloof. 12 Het imperialisme Ontdekkingsreizen en hun gevolgen zijn de eerste fasen van kolonisatie. Dat was het streven van Europese landen om andere gebieden te veroveren. De 2e fase begon midden 19e eeuw, het werd het imperialisme genoemd. Een imperium is een groot rijk dat is ontstaan door andere volken te onderwerpen. Met imperialisme wordt het streven van een staat om een groot rijk op te bouwen bedoeld. Grote delen van Azië en Afrika werden koloniën. Redenen voor het imperialisme waren: Zoeken naar grondstoffen Grondstoffen waren soms niet in Europa te vinden, of er was een tekort aan. Rubber en katoen werden uit de koloniën gehaald. Zoeken naar afzetgebieden en het verkrijgen van macht Ook buiten Europa werden producten verkocht. Europese landen zochten afzetgebieden om hun producten te verkopen. Zo n gebied noem je een afzetgebied. Engelsen vonden na de nederlaag van Napoleon dat hun land het machtigste ter wereld was. Bezit van koloniën werd een kenmerk van macht hebben. Veel koloniën rol in de wereldpolitiek. Vooruitgang brengen in de wereld Europeanen vonden dat zij een taak hadden om in de rest van de wereld voor vooruitgang te zorgen. Het beste kon dit door gebieden te veroveren. Zendelingen en missionarissen zorgen voor verbreiding van de Europese cultuur. https://www.scholieren.com/verslag/33727 Pagina 9 van 9