Samenvatting door een scholier 1446 woorden 7 juni 2005 6,2 36 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo Module 7 Politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa 1 Op weg naar een moderne parlementaire democratie (1848-1945) Deelvraag: Hoe had de parlementaire democratie zich in Nederland ontwikkeld? 1.1 De grondwet van Thorbecke Tijdens de revolutiegolf in 1848, gaf Willem II de liberaal Johan Rudolf Thorbecke opdracht de grondwet te wijzigen. Één van de belangrijkste wijzigingen was de ministeriële verantwoordelijkheid. Ook waren de ministers voortaan verantwoordelijk voor het gedrag van de koning; de koning werd onschendbaar. De Tweede Kamer werd voortaan rechtstreeks door de kiezers gekozen en de Eerste Kamer door de Provinciale Staten (die werden ook door de kiezers gekozen). Ook werd er een censuskiesrecht gehanteerd. De grondwetswijziging van Thorbecke kwam voort uit de ideeën van de acttiende-eeuwse filosoof Montesquieu: Een land kan alleen rechtvaardig bestuurd worden als de macht niet in handen ligt van één persoon. Macht moet opgesplitst worden Trias Politica. Alleen werden in de Nederlandse staatsinrichting niet alle machten gescheiden. De ministers hebben de uitvoerende macht; zij moeten besluiten en wetten uitvoeren. Maar zij vormen samen met de Staten- Generaal ook de wetgevende macht. De rechtsprekende macht is wel een aparte macht. Toen Willem III koning werd, ontstonden er conflicten tussen de koning en de Tweede Kamer. Sindsdien is het een ongeschreven regen dat een kabinet niet aanblijft tegen de wil van een Kamermeerderheid in. De Kamer werd tot 1917 via een districtenstelsel gekozen. Hierna geldt het systeem van evenredige vertegenwoordiging. 1.2 Het ontstaan van politieke partijen De liberale, protestantse, socialistische en katholieke partijen ontstonden door verschillende standpunten over: de schoolstrijd, algemeen kiesrecht en het sociale vraagstuk. https://www.scholieren.com/verslag/22216 Pagina 1 van 6
Liberalen: alle leerlingen in openbare scholen Protestanten en katholieken: kinderen op bijzondere scholen (onderwijs vanuit de eigen geloofsovertuiging). Hierover ontstond een felle ruzie, want ouders die hun kinderen op het bijzondere onderwijs hadden, moesten via de belasting meebetalen aan de financiering van de openbare scholen. Ook onenigheid over kiesrecht: sommigen vonden dat alleen mensen van stand mochten stemmen, anderen vonden dat de stem van de arbeider zo nooit gehoord zou worden. Geleidelijk uitbreiding kiesrecht: 1887 afschaffing census nog wel criteria persoonlijke geschiktheid en status soepelere hantering criteria. De kiesstrijd eindigde net als de schoolstrijd pas in 1917. Alle volwassen mannen kregen stemrecht (actief kiesrecht) en mochten zich ook verkiesbaar stellen (passief kiesrecht). Vrouwen kregen in 1917 alleen passief kiesrecht en in 1919 actief kiesrecht. De schoolstrijd werd opgelost doordat iedereen, onder bepaalde voorwaarden, een eigen school mocht oprichten die dan gefinancierd werd door de staat pacificatie Veel mensen leefden in armoede. Gezinnen woonden in te kleine ruimtes en kinderen moesten lange dagen maken. Eerste sociale wet was de kinderwet van van Houten. In 1901 kwam de woningwet tot stad die gemeenten de bevoegdheid gaf om krotten onbewoonbaar te verklaren en eisen te stellen aan nieuwbouw. Ook ongevallenwet was een feit: werkgevers verplicht verzekeren, zodat werknemers recht krijgen op een uitkering bij arbeidsongeschiktheid. De protestanten Anti-revolutionaire partij (ARP) (eerste politieke partij in NL) opgericht in 1878, o.l.v. Abraham Kuyper. Hij richtte zich vooral op protestanten uit lagere bevolkingsgroepen. Belangrijkste strijdpunt: gelijkstelling van het openbare en het bijzondere onderwijs. Hij pleitte voor uitbreiding van het kiesrecht, want zijn partij had meer zetels nodig om invloed uit te oefenen. ARP leden die tegen een te grote uitbreiding van het kiesrecht waren richtten in 1908 o.l.v. Lohman de christelijk historische unie (CHU) op. De katholieken De katholieken werden lang gediscrimineerd sinds de opstand tegen de Spaanse overheersing. Hoewel ze tijdens de Franse overheersing van NL (1795-1813) officieel gelijkgesteld werden aan de protestanten. Liberalen werden bondgenoten, omdat zij streefden naar gelijke rechten voor iedereen. Maar tijdens de schoolstrijd verenigden de katholieken zich echter met de protestanten Kuyper lanceert anti-these. Priester H. Schaepman werd de grote leider van de katholieken. Pas in 1926 werd de Rooms-katholieke staatspartij (RKSP) opgericht. De liberalen Vrijheid en gelijkheid van het individu! https://www.scholieren.com/verslag/22216 Pagina 2 van 6
Overheid moet zich zo weinig mogelijk met de samenleving bemoeien en de burgers hun vrijheid niet ontnemen dmv regels en wetten. Belangrijk was de vrije, geestelijke ontplooiing van de mens sterke verdediging van het neutrale, moderne onderwijs. In 1885 verenigden de liberalen zich in de liberale unie, maar de meningen raakten verdeeld over het kiesrecht en de sociale kwestie: enkelen wilden dat de overheid wel moest ingrijpen om de armoede te bestrijden opsplitsing. Vooruitstrevende liberalen (vaak voor algemeen kiesrecht) Vrijzinnig democratische bond (VDB) (1901) Tot het minimum beperken van het overheidsingrijpen Vrij Liberalen (1906) De Socialisten De ongelijkheid in de samenleving komt door de afhankelijkheid vd arbeiders van een kleine groep ondernemers, die alle productiemiddelen in handen had. Dit kan alleen opgelost worden als deze productiemiddelen in handen komen van de gemeenschap. In 1881 wordt de sociaal-democratische bond (SDB) opgericht door Ferdinand Domela Nieuwenhuis (eerste socialist in de Tweede Kamer). Aanhangers waren vooral verpauperde Friese veenarbeiders. In de Tweede Kamer werd Nieuwenhuis uitgelachen, hierdoor raakte hij ervan overtuigd dat de socialisten vh parlement niets te verwachten hadden en dat een socialistische maatschappij alleen bereikt kon worden dmv een revolutie. Sommige SDB-leden vonden Nieuwenhuis te radicaal en o.l.v. Troelstra richtten zij in 1894 de sociaaldemocratische arbeiderspartij (SDAP) op. In 1919 dacht Troelstra dat de tijd rijp was voor een revolutie, maar die poging mislukte. 1.3 Verzuiling Verzuiling Er waren vier zuilen: protestant, katholiek, socialistisch en liberaal. Verzuilingsproces in gang gezet door Kuyper. Hij besefte dat hij van NL geen christelijke natie kon maken, dus streefde hij naar soevereiniteit in eigen kring. De staat mocht zich volgens hem niet bemoeien met het gezin, de kerk, het onderwijs en de gezondheidszorg. Al snel beschikten op den duur alle zuilen over een eigen krant, vakbond en universiteit. Staatkundig gereformeerde partij (SGP) opgericht in 1918. Politieke samenwerking blijft echter mogelijk. Binnen zuilen bestond een groot saamhorigheidsgevoel, waardoor politieke kwesties dmv onderhandelen altijd wel werden opgelost. 1.4 Nederland, een parlementaire democratie Doordat nu alle Nederlanders van 18 jaar en ouder mogen stemmen, vormt het parlement (of de Staten- Generaal) een betere afspiegeling van de bevolking. De taken van het parlement Zie aantekeningen Mevr. Rugers https://www.scholieren.com/verslag/22216 Pagina 3 van 6
Koningin + ministers = regering/de Kroon Ministers alleen = kabinet Hoofd van het kabinet = Minister-president/premier moet zorgen voor eenheid in het regeringsbeleid. De ministers staan ieder aan het hoofd van een departement of ministerie (bijv. Ministerie van Onderwijs e.d.). Minister-president beheert altijd het Ministerie van Algemene Zaken. Een minister die een eigen taak maar geen eigen departement heeft, wordt minister zonder portefeuille genoemd (minister van ontwikkelingssamenwerking). Op ieder departement kunnen 1 of 2 staatssecretarissen benoemd worden. Zij nemen een deel vd taak vd ministers over. Nederland is een constitutionele monarchie, waardoor de macht van de monarch beperkt is. Ze heeft maar enkele politieke taken, waaronder het benoemen en ontslaan van het kabinet. Maar de vorst mag alleen ministers benoemen die het vertrouwen hebben van het parlement. De koningin is onschendbaar, dus moet ze opletten met wat ze zegt wil ze geen ruzies met de Kamers veroorzaken. Ook moet de koningin de troonrede voorlezen op Prinsjesdag. Hierin worden de plannen van de regering voor het komende jaar bekendgemaakt. Begrippenlijst per paragraaf: Grondwet Verzameling van de hoogste wetten in het land, met grondrechten en plichten van burger en bestuur. Ministeriële verantwoordelijkheid De minister is verantwoordelijk voor wat de vorst doet. Onschendbaar De minister is verantwoordelijk, de vorst is onschendbaar. Tweede Kamer Belangrijkste onderdeel van het parlement. Wordt direct gekozen. Eerste Kamer Indirect door de Provinciale State gekozen afdeling van het parlement. Censuskiesrecht Beperkt kiesrecht. Meestal beperkt door de hoogte van de belasting die iemand betaalt. Trias Politica Letterlijk: politiek drietal. Volgens Montesquieu is macht te verdelen in rechtsprekende, wetgevende en uitvoerende macht. https://www.scholieren.com/verslag/22216 Pagina 4 van 6
Districtenstelsel Kiesstelsel waarbij Nederland in evenveel districten is verdeeld als er Kamerzetels zijn. Per district kan één politicus de vertegenwoordiger worden. Evenredige vertegenwoordiging Kiesstelsel waarbij iemand een Kamerzetel krijgt als hij of zij de kiesdeler haalt. Schoolstrijd De strijd om financiële gelijkberechtiging van het bijzonder onderwijs. Openbare scholen Scholen die door een politiek orgaan bestuurd worden. Voor iedereen toegankelijk. Bijzondere scholen Scholen die niet door een politiek orgaan bestuurd worden, maar door particulieren. Actief kiesrecht Het recht om een stem uit te brengen bij verkiezingen. Passief kiesrecht Het recht om gekozen te worden. Pacificatie Letterlijk vredesstichting. In dit geval vrede over de schoolstrijd en de strijd om het algemeen kiesrecht (1917). Kinderwet van van Houten Het verbod voor kinderen onder de twaalf jaar om te werken (1874). Anti-revolutionaire Partij (ARP) Partij van gereformeerden (1878, Abraham Kuyper). Anti-revolutionair betekende: tegen de ideeën van de Franse revolutie. Christelijk Historische Unie (CHU) Partij van hervormden (1908, A.F. de Savornin Lohman). Anti-these Door Abraham Kuyper geïntroduceerde term die de scheiding (ook in de politiek) tussen gelovigen en nietgelovigen aanduidt. Rooms-katholieke staatspartij (RKSP) Partij van de katholieken (1926) https://www.scholieren.com/verslag/22216 Pagina 5 van 6
Liberale Unie Partij van conservatieve liberalen, opgericht in 1885. Vrijzinnig democratische bond (VDB) Partij van vooruitstrevende liberalen (1901). Sociaal-democratische bond (SDB) Radicale socialistische partij (1881, Domela Nieuwenhuis). Sociaal-democratische arbeiderspartij (SDAP) Gematigde socialistische partij (1894, P.J. Troelstra) Verzuiling Indeling van de bevolking op grond van geloof en/of politieke overtuiging. Soevereiniteit in eigen kring Het recht om binnen je eigen kring van geloofsgenoten je zaken te regelen. Staatkundig gereformeerde partij (SGP) Partij van gereformeerden (1918). Staten-Generaal Nederlands parlement. Departement Groep ambtenaren die de minister bijstaat bij zijn of haar werk; ook het gebouw waarin zij werken heet departement. Constitutionele monarchie Koninkrijk met een grondwet. https://www.scholieren.com/verslag/22216 Pagina 6 van 6