HERMES Onderzoek naar het personeelsverloop in de bouwsector België 2011



Vergelijkbare documenten
HERMES. Onderzoek naar het personeelsverloop in de bouwsector Brussel 2011

Analyse augustus 2008

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Monitor 2016Q4 15 Pag. MONITOR FLEXI-JOBS

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Rapport doorstroming

De regionale impact van de economische crisis

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Evolutie van de toestand op de arbeidsmarkt van een cohorte van werkzoekenden

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Sectorfoto PSC

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Instituut voor de autocar en de autobus v.z.w. Institut pour l autocar et l autobus a.s.b.l. NALYSE VAN DE SECTORALE ARBEIDSMARKT

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Structurele ondernemingsstatistieken

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

Verdeling volgens geslacht binnen de KBC Groep

Verdeling volgens geslacht binnen de KBC-groep

Korte jobs: springplank naar een duurzame baan?

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001

nr. 290 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

TEWERKSTELLINGS- MAATREGEL JONGERENBONUS

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015

De in- en uitstroom van arbeiders in de koetswerksector in 2016 EDUCAM. Departement Studies en Marketing. Editie 2017

Sanctionering van werklozen : effecten op hun volgende arbeidsmarktpositie. Joost Bollens Vicky Heylen HIVA-K.U.Leuven

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Een terugblik op vijf decennia

FOCUS. De springplank

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 5;

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Houtbouw. in België vervolg op de enquêtes en uitgevoerd door Hout Info Bois 12% 2 % 5 % Hout Info Bois

Juli Update cijfers extreme groeiers in Vlaanderen

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN 11/12/2007

Kengetallen Mobiliteitsbranche

UWV Kennisverslag

Analyse van de uitkeringen voor volledige werkloosheid

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw.

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

STUDIE. Faillissementen februari 2017

De praktijk van outplacement in kaart gebracht

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

DE GEHARMONISEERDE WERKLOOSHEID IN RUIME ZIN

Uitzendarbeid: een oplossing voor vele transities

Sectorrapport: Social Profit

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017

DE VLAAMSE ARBEIDSMARKT IN SECTORAAL PERSPECTIEF

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

... Graydon studie. Faillissementen. Oktober 2018

Vlaamse Gemeenschap KSZ gegevens van persoonlijke aard door de Kruispuntbank van de sociale Min SZ

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector

EDUCAM Departement Studies en Marketing

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

De in- en uitstroom van arbeiders in de garagesector in 2016 EDUCAM. Departement Studies en Marketing. Editie 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Kengetallen mobiliteitsbranche

METHODOLOGISCH RAPPORT SECTOREN

SECTORFOTO Verhuissector 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

MOBILITEIT TUSSEN WERK EN NIET-WERK Hoofdstuk 11

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Hoog ziekteverzuim in Limburg

Sectoranalyse Horeca 2014

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

I B O. Een werknemer op maat gemaakt. 1. IBO = training-on-the-job. IBO = 'werkplekleren' IBO = 'een werknemer op maat'

Omschrijving: De werkzaamheidsgraad is het aandeel werkenden ( volgens IAB-statuut) in de bevolking.

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Impact van gesubsidieerde tewerkstelling op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

Barometer van de verenigingen en stichtingen 28/01/19

STATISTISCHE STUDIES

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Transcriptie:

HERMES Onderzoek naar het personeelsverloop in de bouwsector België 2011

Inhoudsopgave I. Inleiding... 1 A. Opzet onderzoek... 1 B. Bespreking populatie... 2 II. Verloop... 3 A. Algemeen... 3 1. Nationaal... 3 2. Gewest... 4 3. Sector... 5 4. Bedrijfsgrootte... 5 B. Specifiek... 7 1. Zelfde werkgever bouw (ZWB)... 7 a) Leeftijd... 7 b) Sector... 8 c) Gewest... 9 d) Bedrijfsgrootte... 10 2. Andere werkgever bouw (AWB)... 12 a) Leeftijd... 12 b) Sector... 13 c) Gewest... 15 d) Bedrijfsgrootte... 15 3. Uitstroom... 17 a) Leeftijd... 17 b) Sector... 18 c) Gewest... 19 d) Bedrijfsgrootte... 20 e) Verdieping... 21 f) Motivatie... 26 4. Instroom... 27 a) Leeftijd... 27 b) Sector... 28 c) Gewest... 29 d) Bedrijfsgrootte... 29 e) Uitdieping instroom... 31 5. Vergelijking ZWB en AWB... 32 6. Vergelijking AWB en Uitstroom... 35 7. Vergelijking Instroom en Uitstroom... 38 8. Gemiste instroom... 40 a) Voltijds onderwijs... 40 b) Basisopleiding werkzoekenden... 41 c) ABO... 42 d) JLW... 43 e) IBO... 44 C. Totaalbeeld... 45 1. Historiek... 45 2. Gewest... 45 3. Leeftijd... 46 4. Sector... 48 5. Bedrijfsgrootte... 48 6. Schema... 50 III. Hermes over een langere periode... 51 IV. Besluit... 52 V. Bijlage: verloop in andere sectoren... 53 0

I. Inleiding Ondanks de aanzienlijke sectorale inspanningen, en het succes ervan, blijkt dat de bouwsector blijft kampen met een tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Vacante betrekkingen blijven openstaan of worden ingevuld door mensen die niet het verhoopte opleidingsniveau of -profiel hebben. Deze vaststelling vormde de basis van een onderzoek naar de omvang en de determinanten van het personeelsverloop in de bouwsector. Door jaarlijks deze veranderingen bij te houden en op de voet te volgen, wil fvb-ffc Constructiv onderbouwde informatie verschaffen om het sectoraal beleid nog gerichter en doeltreffender te maken. A. Opzet onderzoek Dit onderzoek beoogt een update van de studie 1 naar de omvang en de determinanten van personeelsverloop in de bouwsector. Dit onderzoek gebeurt op basis van een vergelijking van het bouwvakarbeidersbestand actief op 30 juni 2009, met de bouwvakarbeiders die actief waren op 30 juni 2010. Hierdoor kunnen we verschillende categorieën arbeiders onderscheiden: zelfde werkgever in de bouw, arbeiders die niet van werkgever zijn veranderd (ZWB) andere werkgever in de bouw, arbeiders die van werkgever zijn veranderd, maar die nog steeds binnen de bouwsector actief zijn (AWB) uitstroom, dit zijn arbeiders die niet meer als arbeider in de bouwsector aanwezig zijn. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn. Zo kan een arbeider op 30 juni 2010 actief zijn in een andere sector, of niet meer terug te vinden zijn wegens overlijden, (brug)pensioen, werkloosheid (uitstroom) instroom, arbeiders kunnen op 30 juni 2009 niet actief zijn binnen de bouwsector, maar wel op 30 juni 2010, deze mensen zijn m.a.w. beginnen werken in de bouwsector (instroom). De bron voor dit onderzoek is de database waarover fvb-ffc Constructiv beschikt. Deze database wordt gevoed door informatie vanuit de Kruispuntenbank voor de Sociale Zekerheid. Zij bevat alle informatie over de tewerkstelling van arbeiders binnen de bouwsector. In dit document presenteren we de resultaten van de analyse op nationaal niveau. 1 Maes, J. & Sels, L. (2002). Onderzoek naar de omvang en de determinanten van personeelsverloop in de bouwsector. Departement TEW CTEO: Leuven. Hermes 2011 - België 1 1

B. Bespreking populatie In voorgaande onderzoeken over het personeelsverloop in de bouwsector (Maes & Sels, fvb- Studiedienst) werd gebruik gemaakt van gegevens van alle bouwvakarbeiders. Het fvb beschikt over deze data via import van gegevens over bouwbedrijven en bouwvakarbeiders verkregen via de kruispuntenbank (KPB). Het nadeel van deze methode is dat de gegevens beperkt blijven tot informatie over de bouwsector. Dit betekent dat men enerzijds niet kan nagaan vanwaar de instroom afkomstig is (uit welke sectoren komen de nieuwe bouwvakarbeiders; komen ze uit de werkloosheid; ) en anderzijds kan men de bestemming van de uitstroom niet verifiëren (in welke sectoren komen onze bouwvakarbeiders terecht; gaan ze met (brug)pensioen; komen ze in de werkloosheid terecht ). Daarom werd in dit onderzoek een poging ondernomen om de gegevens van de bouwvakarbeidersbevolking te koppelen aan databestanden die de gegevens beschikbaar binnen het fvb overstijgen. Een nominatieve lijst van de uitstroom en de instroom werd aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) bezorgd. Aan de RSZ en de RSVZ werd eveneens een lijst bezorgd met de gemiste instroom (jongeren die op 30 juni 2009 afstudeerden en dus geen 7-de jaar meer startten wat betreft het voltijds onderwijs, maar ook JLW, ABO, basisopleidingen en IBO) en die we niet terug vonden in ons bouwvakarbeidersbestand op 30 juni 2010. Dit liet toe na te gaan in welke sectoren deze gemiste instroom terecht kwam. Ook aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorzieining (RVA) werden deze gegevens bezorgd. Enerzijds om na te gaan wie vanuit de werkloosheid instroomde als bouwvakarbeider, anderzijds om een zicht te krijgen op bouwvakarbeiders die terecht kwamen in de werkloosheid. Tenslotte konden we op deze manier ook nagaan wie van de gemiste instroom in de werkloosheid terecht kwam. Deze organisaties gingen na of ze personen konden terugvinden in hun bestanden. Door de databestanden aan elkaar te koppelen, kan een vollediger beeld van de in- en uitstroom verkregen worden. Toch blijven er nog beperkingen. Al deze databanken bewaren persoonsgegevens enkel omdat ze van administratief belang zijn en dus minder of niet voor studiedoeleinden. Administratieve bronnen geven geen indicatie m.b.t. motivatie of tevredenheid van personen. Deze gegevens kunnen echter niet verwaarloosd worden, wil men inzicht verwerven in de mobiliteit van de bouwvakarbeiders. Tevens werd de uitstroom in de bouwsector bevraagd naar hun motivatie om de sector te verlaten. Deze bevraging gebeurde via Pensio B. Samen met het versturen van documenten in verband met de reguliere werking van Pensio B werd een vragenlijst verstuurd die naar deze motivatie peilde. Hermes 2011 - België 2

II. Verloop A. Algemeen 1. Nationaal Op 30 juni 2009 waren er in totaal 159.509 bouwvakarbeiders tewerkgesteld in de sector. Eén jaar later stellen we vast dat: 78,4% van deze arbeiders (of 125.000 personen) nog steeds bij dezelfde werkgever werkt en bijgevolg 21,6% van deze arbeiders (of 34.509 personen) van werkgever veranderde. Dit verloop kan verder opgesplitst worden naargelang de arbeider binnen de bouwsector van werkgever veranderd is (intern verloop) of de sector verlaten heeft (extern verloop of uitstroom). o o 8,8% van de arbeiders (of 14.074 personen) veranderde binnen de bouwsector van werkgever. 12,8% van de arbeiders (of 20.435 personen) verliet de bouwsector. De bouwsector kende met andere woorden op 30 juni 2010 een totaal verloop van 21,6% en een uitstroom van 12,8%. Deze gegevens worden in figuur 1 grafisch voorgesteld. Figuur 1: situatie van de populatie bouwvakarbeiders van 2009 na één jaar 100% 20.435 90% 14.074 80% 70% 60% 50% 40% 125.000 30% 20% 10% 0% uitstroom Aantal bouwvakarbeiders awb zwb Hermes 2011 - België 3

2. Gewest Als we het personeelsverloop bekijken per gewest, kunnen we het volgende vaststellen (zie figuur 2): Het totale verloop is procentueel het grootst in het Waalse Gewest. 24,2% van de bouwvakarbeiders die actief waren in de bouwsector op 30 juni 2009, werkten het jaar nadien niet meer bij dezelfde werkgever (13.644 arbeiders). Hiervan verlieten 7.071 personen de sector. Het kleinste verloop is terug te vinden in het Vlaamse Gewest. Hier is dan ook de kleinste uitstroom te vinden: 11,4% van de bouwvakarbeiders die actief waren in de bouwsector op 30 juni 2009 (11.592 arbeiders) verlieten de bouwsector. Brussel bevindt zich ergens tussen in: 77,7% blijft bij dezelfde werkgever; 6,9% verandert van werkgever, maar blijft in de sector actief als bouwvakarbeider; 15,4% verlaat de sector. Figuur 2: situatie van de populatie bouwvakarbeiders van 2009 na één jaar, onderverdeling per gewest 100% 90% 80% 11.592 7.071 1.772 8.702 4.573 799 70% 60% 50% 40% 30% 80.097 36.049 8.854 20% 10% 0% Vlaanderen Wallonië Brussel uitstroom awb zwb Hermes 2011 - België 4

3. Sector In figuur 3 wordt het verloop van de bouwsector per subsector weergegeven. De subsectoren wegenbouw, handel/verhuur, schrijnwerk en baggersector kennen het grootste aandeel bouwvakarbeiders dat op 30 juni 2010 dezelfde werkgever kende als het jaar voordien. Als we kijken naar de effectieve uitstroom uit de sector, zien we dat de wegenbouw de kleinste uitstroom kent. De subsector overige afwerking kent de grootste uitstroom, nl. 15%. De ruwbouw, overige afwerking, ruwbouwafwerking en andere kennen het grootste verloop (23%). Figuur 3: situatie van de populatie bouwvakarbeiders van 2009 na één jaar, onderverdeling per sector 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 13% 15% 12% 9% 13% 14% 13% 12% 12% 6% 10% 7% 7% 7% 4% 8% 9% 10% 77% 77% 81% 85% 80% 77% 77% 81% 84% zwb awb uitstroom 4. Bedrijfsgrootte In figuur 4 wordt het personeelsverloop per bedrijfsgrootte gegeven. Het valt hier op dat kleine bedrijven een groter personeelsverloop kennen dan grotere bedrijven. Bedrijven met minder dan 6 arbeiders kennen een totaal verloop van 37%. Ongeveer 17% hiervan ruilde hun werkgever voor een andere werkgever in de bouwsector. Echter, 20% verliet de sector. Het leidt geen twijfel dat dit verloop een probleem vormt dat zowel in het nadeel speelt van de bedrijven zelf, als van de sector in zijn geheel. Hermes 2011 - België 5

Naarmate de schaalgrootte van het bedrijf stijgt, daalt het intern verloop en de uitstroom uit de sector. We kunnen dus vaststellen dat hoe groter het bedrijf is, hoe minder de arbeiders geneigd zijn om hun werkgever in te wisselen voor een andere werkgever binnen de bouwsector of om de sector te verlaten. Mogelijke verklaringen, verbonden met de schaalgrootte van bedrijven, zouden kunnen zijn: Meer doorgroeimogelijkheden Betere planning (meer werven, mogelijkheid om dichter bij huis te werken) Meer werkzekerheid Personeelsbeleid Figuur 4: situatie van de populatie bouwvakarbeiders van 2009 na één jaar, onderverdeling per bedrijfsgrootte 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 8.806 7.356 27.826 4.878 2.917 1.539 1.376 570 349 2.772 2.093 938 550 216 149 36.180 25.209 13.827 13.097 5.637 3.224 0% a. <6 b. 6-19 c. 20-49 d. 50-99 e. 100-249 f. 250-499 g. 500+ zwb awb uitstroom Hermes 2011 - België 6

B. Specifiek 1. Zelfde werkgever bouw (ZWB) In onderstaande tabel wordt het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft weergegeven. Tabel 1: evolutie van het aantal arbeiders die bij dezelfde werkgever blijven Jaar Omvang tewerkstelling Zelfde werkgever Zelfde werkgever in % 1994 151.420 110.991 73,3 % 1998 139.144 106.303 76,4 % 2004 148.591 116.022 78,1 % 2006 160.434 120.226 74,9 % 2008 161.437 125.179 77,5 % 2009 159.509 125.000 78,4% Het aandeel bouwvakarbeiders van de populatie van juni 2009 dat een jaar later nog steeds bij dezelfde werkgever werkte, bedraagt 78,4%. In het onderzoek naar het personeelsverloop bedroeg dit aandeel in 1994 73,3%. Tot 2004 waren bouwvakarbeiders meer geneigd dan voorheen om bij dezelfde werkgever te blijven. In 2006 was er een belangrijke daling, maar in 2009 zijn bouwvakarbeiders terug meer geneigd om bij hun werkgever te blijven. a) LEEFTIJD In deze paragraaf wordt nagegaan wat de leeftijdstructuur is van de subpopulatie arbeiders die bij dezelfde werkgever blijven werken. In figuur 5 wordt de leeftijdsverdeling van de totale populatie bouwvakarbeiders vergeleken met de leeftijdsverdeling van de arbeiders die bij dezelfde werkgever blijven. Om de verdeling van de totale populatie te kunnen vergelijken met de verdeling van de subpopulatie werknemers die bij dezelfde werkgever blijft, werd per leeftijdscategorie het relatieve aandeel berekend (het aandeel van een bepaalde leeftijdscategorie binnen de populatie). Wat opvalt, is dat de leeftijdscategorie van de twee populaties niet veel van elkaar verschillen. Dit is logisch, gezien bijna 75% van de zwarte lijn (totale populatie) wordt verklaard door de gele lijn (subpopulatie ZWB). Het verschil bestaat erin dat oudere werknemers eerder geneigd zijn om bij dezelfde werkgever te blijven, dan hun jongere collega s. Hermes 2011 - België 7

Figuur 5: weergave van het aantal bouwvakarbeiders van de totale populatie en van de subpopulatie zelfde werkgever, onderverdeeld per leeftijd (cijfers jaar 2010) 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Zelfde werkgever Populatie b) SECTOR In onderstaande tabel wordt de populatie bouwvakarbeiders die bij dezelfde werkgever blijft onderverdeeld naar subsector. Naast het totaal aantal arbeiders per subsector, vindt u het aantal arbeiders dat een jaar later nog steeds bij dezelfde werkgever werkt. Deze tabel laat toe na te gaan of arbeiders in bepaalde subsectoren meer of minder geneigd zijn om bij dezelfde werkgever te blijven. Indien het percentage in de laatste kolom (zelfde werkgever in %) groter is dan het percentage in de rij Totaal, dan is een bouwvakarbeider uit deze subsector meer geneigd om bij dezelfde werkgever te blijven dan de doorsnee bouwvakarbeider. Tabel 2: het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft per subsector (cijfers jaar 2010) Domein Totale populatie Zelfde werkgever Zelfde werkgever in % Ruwbouw 77.256 59.644 77,2% Overige afwerking 17.852 13.764 77,1% Schrijnwerk 15.757 12.750 80,9% Wegenbouw 12.975 10.984 84,7% Sanitair en CV 12.186 9.788 80,3% Ruwbouwafwerking 11.559 8.897 77,0% Andere 5.700 4.370 76,7% Handel/Verhuur 4.083 3.316 81,2% Bagger 1.105 926 83,8% Totaal 158.473 124.439 78,5% Niet gekend 1.036 561 - Hermes 2011 - België 8

Uit bovenstaande tabel kan men afleiden dat arbeiders uit de subsectoren ruwbouw, ruwbouwafwerking en overige afwerking minder geneigd zijn om bij dezelfde werkgever te blijven dan de doorsnee bouwvakarbeider. In alle andere subsectoren zijn arbeiders meer geneigd om bij dezelfde werkgever te blijven. Het aandeel van bouwvakarbeiders dat in de wegenbouw bij dezelfde werkgever blijft werken, loopt op tot 84,7%. Figuur 6: het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft per subsector (cijfers jaar 2010) 70.000 60.000 59.644 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 13.764 12.750 10.984 9.788 8.897 4.370 3.316 926 c) GEWEST In tabel 3 wordt de verdeling van de bouwvakarbeiders die bij dezelfde werkgever blijven, over de verschillende gewesten bekeken. Naast het totaal aantal arbeiders per gewest, wordt het aantal van deze arbeiders die een jaar later nog steeds bij dezelfde werkgever werken, weergegeven. Deze tabel laat toe na te gaan of de arbeiders uit de verschillende gewesten meer of minder geneigd zijn om bij dezelfde werkgever te blijven. Wanneer het percentage in de laatste kolom (zelfde werkgever in %) groter is dan het percentage in de rij Nationaal, dan is een bouwvakarbeider uit dit gewest eerder geneigd om bij dezelfde werkgever te blijven. Tabel 3: het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft per gewest (cijfers jaar 2010) Gewest Totale populatie Zelfde werkgever Zelfde werkgever in % Vlaanderen 99.507 79.575 80,0% Wallonië 47.251 35.814 75,8% Brussel 11.321 8.796 77,7% Nationaal 158.079 124.185 78,6% Niet gekend 1.430 815 - Hermes 2011 - België 9

Bouwvakarbeiders die werken in Wallonië en Brussel zijn minder geneigd om bij dezelfde werkgever te blijven. In Vlaanderen is de omgekeerde tendens vast te stellen. In figuur 7 kan u het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft, per gewest, in absolute aantallen, bekijken. Figuur 7: het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijven per gewest (cijfers jaar 2010) 80.000 70.000 79.575 60.000 50.000 40.000 30.000 35.814 20.000 10.000 0 8.796 Vlaanderen Wallonië Brussel d) BEDRIJFSGROOTTE In tabel 4 wordt de verdeling van de bouwvakarbeiders die bij dezelfde werkgever blijven naar bedrijfsgrootte weergegeven. Naast het totaal aantal arbeiders per bedrijfsgrootte, wordt het aantal van deze arbeiders die een jaar later nog steeds bij dezelfde werkgever werken, weergegeven. Deze tabel laat toe na te gaan of bedrijfsgrootte een invloed heeft op het al dan niet veranderen van werkgever. Wanneer het percentage in de laatste kolom (zelfde werkgever in %) groter is dan het percentage in de rij Totaal, dan is een bouwvakarbeider uit een bedrijf met die grootte eerder geneigd om bij dezelfde werkgever te blijven. Tabel 4: het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft per bedrijfsgrootte (cijfers jaar 2010) Bedrijfsgrootte Totale populatie Zelfde werkgever Zelfde werkgever in % a. <6 43.988 27.826 63,3% b. 6-19 43.830 36.180 82,5% c. 20-49 30.219 25.209 83,4% d. 50-99 16.304 13.827 84,8% e. 100-249 15.023 13.097 87,2% f. 250-499 6.423 5.637 87,8% g. 500+ 3.722 3.224 86,6% Totaal 159.509 125.000 78,4% Hermes 2011 - België 10

Naarmate de bedrijven groter zijn, is een steeds groter aandeel bouwvakarbeiders meer geneigd om bij dezelfde werkgever te blijven. De enige uitzondering vormen bedrijven met meer dan 500 werknemers. Het is echter zo dat er een beperkt aantal bedrijven in deze schaalgrootte zitten. Bijgevolg kan een vertekening optreden wanneer één van deze bedrijven een groter verloop kent. Van het totaal aantal bouwvakarbeiders dat in juni 2009 werkzaam was in een bedrijf met minder dan 6 werknemers, was slechts 63,3 % nog steeds werkzaam bij dezelfde werkgever. Dus hoe groter het bedrijf, hoe meer de arbeiders geneigd zijn om bij dezelfde werkgever te blijven. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn: Meer doorgroeimogelijkheden Betere planning (meer werven, mogelijkheid om dichter bij huis te werken) Meer werkzekerheid Personeelsbeleid In figuur 8 staat het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft per bedrijfsgrootte uitgetekend, in absolute aantallen. Figuur 8: het aantal bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft per bedrijfsgrootte (cijfers jaar 2010) 40.000 35.000 36.180 30.000 25.000 27.826 25.209 20.000 15.000 13.827 13.097 10.000 5.000 5.637 3.224 0 a. <6 b. 6-19 c. 20-49 d. 50-99 e. 100-249 f. 250-499 g. 500+ Hermes 2011 - België 11

2. Andere werkgever bouw (AWB) In onderstaande tabel wordt het aantal bouwvakarbeiders dat voor een andere werkgever in de bouw gaat werken gegeven. Tabel 5: evolutie van het aantal bouwvakarbeiders dat bij een ander bouwbedrijf gaat werken Jaar Omvang tewerkstelling Andere werkgever bouw Andere werkgever bouw in % 1994 151.420 17.413 11,5 % 1998 139.144 14.749 10,6 % 2004 148.591 16.169 10,9 % 2006 160.434 16.991 10,6 % 2008 161.437 14.169 8,8 % 2009 159.509 14.074 8,8% Het aandeel bouwvakarbeiders van de arbeiderspopulatie van juni 2009 dat een jaar later voor een andere werkgever in de bouwsector gaat werken, bedraagt 8,8%. Men kan dus stellen dat het intern verloop sinds 1994 afgenomen is in relatieve cijfers. a) LEEFTIJD Figuur 9 is analoog aan figuur 5: de totale populatie wordt geprojecteerd op de subpopulatie mensen die er tussen juni 2009 en juni 2010 voor kozen om voor een andere werkgever in de bouw te gaan werken. Wat onmiddellijk opvalt, is dat de verdeling van de subpopulatie meer naar links ligt dan de totale populatie. Hieruit kunnen we besluiten dat het vooral jongeren zijn, die de stap zetten om binnen de bouwsector van werk te veranderen. Het intern verloop gebeurt voornamelijk tot de leeftijd van 40 jaar. Daar waar er bij de bouwvakarbeiders die bij dezelfde werkgever blijven, een kleine ondervertegenwoordiging is van de jongeren (cf. supra), zien we hier het omgekeerde beeld: er is een oververtegenwoordiging van jonge bouwvakarbeiders. Een aannemelijke verklaring is dat jongeren die binnen de sector beginnen te werken, eerst hun weg nog moeten zoeken, terwijl oudere bouwvakarbeiders al meer de kans hebben gehad om een voor hen geschikte werkgever te vinden. Hermes 2011 - België 12

Figuur 9: weergave van het aantal werknemers van de totale populatie en van de subpopulatie Andere werkgever bouw, onderverdeeld per leeftijd (cijfers jaar 2010) 4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Andere werkgever bouw Populatie b) SECTOR In onderstaande tabel (tabel 6) wordt de populatie bouwvakarbeiders die voor een andere werkgever binnen de bouwsector gaan werken, verdeeld over de subsectoren van de bouwsector. Naast het totaal aantal arbeiders per subsector, vindt u het aantal van deze arbeiders die een jaar later voor een ander bouwbedrijf werken. Deze tabel laat toe na te gaan of de arbeiders die in bepaalde subsectoren werken meer geneigd zijn om voor een andere bouwwerkgever te werken. Wanneer het percentage in de laatste kolom (andere werkgever bouw in %) groter is dan het percentage in de rij Totaal, dan is een bouwvakarbeider uit deze subsector eerder geneigd binnen de bouwsector van werkgever te veranderen. Hermes 2011 - België 13

Tabel 6: het aantal bouwvakarbeiders dat bij een ander bouwbedrijf gaat werken, per subsector (cijfers jaar 2010) Domein Totale populatie Andere werkgever bouw Andere werkgever bouw in % Ruwbouw 77.256 7.714 10,0% Overige afwerking 17.852 1.358 7,6% Schrijnwerk 15.757 1.167 7,4% Wegenbouw 12.975 790 6,1% Sanitair en CV 12.186 853 7,0% Ruwbouwafwerking 11.559 1.043 9,0% Andere 5.700 577 10,1% Handel/Verhuur 4.083 287 7,0% Bagger 1.105 47 4,3% Totaal 158.473 13.836 8,7% Niet gekend 1.036 238 - Uit bovenstaande tabel kan men besluiten dat arbeiders uit de subsector ruwbouwafwerking en ruwbouw en Andere meer geneigd zijn binnen de bouwsector van werk te veranderen. In alle andere subsectoren zijn arbeiders minder geneigd om te veranderen van werkgever binnen de bouwsector. De baggersector scoort zelf extreem laag. In figuur 10 vindt u het aantal bouwvakarbeiders dat bij een ander bouwbedrijf gaat werken in absolute cijfers. Figuur 10: het aantal bouwvakarbeiders dat bij een ander bouwbedrijf gaat werken, per subsector (cijfers 2010) 9.000 8.000 7.714 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 1.358 1.167 790 853 1.043 577 287 47 Hermes 2011 - België 14

c) GEWEST In tabel 7 vinden we de verdeling van de arbeiders die voor een andere bouwwerkgever gaan werken naar gewest. Hierin vindt u het totaal aantal arbeiders per gewest en het aantal van deze arbeiders die een jaar later voor een andere werkgever in de bouwsector werkzaam zijn. Wanneer het percentage in de laatste kolom (andere werkgever bouw in %) groter is dan het percentage in de rij Nationaal, dan is een bouwvakarbeider uit dit gewest eerder geneigd om binnen de bouwsector van werkgever te veranderen dan de doorsnee bouwvakarbeider. Tabel 7: het aantal bouwvakarbeiders dat bij een ander bouwbedrijf gaat werken, per gewest (cijfers jaar 2010) Gewest Omvang tewerkstelling Andere werkgever bouw Andere werkgever bouw in % Vlaanderen 99.507 8.540 8,6% Wallonië 47.251 4.488 9,5% Brussel 11.321 784 6,9% Nationaal 158.079 13.812 8,7% Niet gekend 1430 262 - Bouwvakarbeiders die in het Waals Gewest actief zijn, kiezen relatief meer voor een andere bouwwerkgever. d) BEDRIJFSGROOTTE In tabel 8 wordt de verdeling van de bouwvakarbeiders die binnen de bouwsector van werkgever veranderen naar bedrijfsgrootte gegeven. Naast het totaal aantal arbeiders per bedrijfsgrootte, wordt het aantal van deze arbeiders die een jaar later binnen de bouwsector van werkgever veranderde, weergegeven. Deze tabel laat toe na te gaan of bedrijfsgrootte een invloed heeft op het al dan niet veranderen van werkgever binnen de bouw. Wanneer het percentage in de laatste kolom (zelfde werkgever in %) groter is dan het percentage in de rij Totaal, dan is een bouwvakarbeider uit een bedrijf met die grootte eerder geneigd van bouwwerkgever te veranderen. Hermes 2011 - België 15

Tabel 8: het aantal bouwvakarbeiders dat bij een ander bouwbedrijf gaat werken, per bedrijfsgrootte (cijfers jaar 2010) Andere werkgever bouw Bedrijfsgrootte Totale populatie Andere werkgever bouw in % a. <6 43.988 7.356 16,7% b. 6-19 43.830 2.772 6,3% c. 20-49 30.219 2.093 6,9% d. 50-99 16.304 938 5,8% e. 100-249 15.023 550 3,7% f. 250-499 6.423 216 3,4% g. 500+ 3.722 149 4,0% Totaal 159.509 14.074 8,8% Uit analyse van bovenstaande tabel valt op dat eerder de arbeiders van kleine bedrijven geneigd zijn van werkgever binnen de bouwsector te veranderen. Deze situatie komt vooral voor in bedrijven met minder dan 6 werknemers: van het totaal aantal arbeiders dat in juni 2009 werkzaam was in bedrijven met minder dan 6 werknemers, werkte 16,7% het jaar nadien bij een andere werkgever in de sector. Het gaat hier om 7.356 bouwvakarbeiders, iets meer dan de helft van het totaal aantal bouwvakarbeiders dat van bouwwerkgever veranderde (zie ook figuur 11). Hoe groter het bedrijf, hoe minder de bouwvakarbeiders geneigd zijn om van bouwwerkgever te veranderen. Een uitzondering hierop zijn de bedrijven met meer dan 500 werknemers. Gezien de Belgische bouwsector slechts een aantal bedrijven van deze omvang kent, kan een vertekening optreden wanneer bijv. één van deze bedrijven een groter verloop kent. Figuur 11: het aantal bouwvakarbeiders dat bij een ander bouwbedrijf gaat werken, per bedrijfsgrootte, in absolute aantallen (cijfers jaar 2010) 8.000 7.356 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 2.772 2.093 938 550 216 149 a. <6 b. 6-19 c. 20-49 d. 50-99 e. 100-249 f. 250-499 g. 500+ Hermes 2011 - België 16

3. Uitstroom In dit hoofdstuk wordt de uitstroom besproken. De uitstroom duidt op bouwvakarbeiders die werkten in de bouwsector in juni 2009 maar die een jaar later niet meer als bouwvakarbeider actief waren. Hiervoor kunnen er meerdere redenen zijn: ze werken bij een andere werkgever buiten de sector; ze zijn overleden, met pensioen, ziek, werkloos, veranderd van statuut (van arbeider naar bediende), Tabel 9 geeft ons een overzicht van de omvang van de uitstroom in de bouwsector. 12,8% van de bouwvakarbeiders die actief waren in juni 2009 waren een jaar later niet meer actief in de bouwsector. In absolute cijfers gaat het hier 20.198 arbeiders. Tabel 9: evolutie van de uitstroom in de bouwsector a) LEEFTIJD Jaar Omvang tewerkstelling Uitstroom Uitstroom in % 1994 151.420 23.016 15,2 % 1998 139.144 18.088 13,0 % 2004 148.591 16.400 11,0 % 2006 160.434 23.297 14,5 % 2008 161.437 22.089 13,7% 2009 158.079 20.198 12,8% Om de invloed van leeftijd op de uitstroom na te gaan, wordt dezelfde techniek gehanteerd als bij de bespreking van het intern verloop (zie figuren 5 en 9). In figuur 12 wordt de leeftijdsverdeling van de totale populatie geprojecteerd op de leeftijdsverdeling van de subpopulatie uitstroom. Figuur 12: weergave van het aantal arbeiders van de totale populatie en van de subpopulatie arbeiders die uitstromen, onderverdeeld per leeftijd (cijfers 2010) 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Uitstroom Populatie Hermes 2011 - België 17

Op figuur 12 kan men vaststellen dat het voornamelijk de jongere en de oudere bouwvakarbeiders zijn die de sector verlaten. Het zijn vooral de jongeren tot ongeveer 35 jaar die de sector verlaten. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn: verandering van werkgever buiten de sector, verandering van statuut (van arbeider naar bediende), werkloosheid, ziekte, arbeidsongeval De uitstroom in de oudste leeftijdsklassen is voornamelijk te wijten aan een natuurlijk verloop : (brug)pensioen, overlijden, langdurige ziekte b) SECTOR In onderstaande tabel (tabel 10) wordt de populatie bouwvakarbeiders die de sector verlaten, verdeeld over de subsectoren van de bouwsector. Naast het totaal aantal arbeiders per subsector, vindt u het aantal van deze arbeiders die een jaar later niet meer actief zijn in de bouwsector. Deze tabel laat toe na te gaan of de arbeiders die in bepaalde subsectoren werken meer geneigd zijn om de bouwsector te verlaten. Wanneer het percentage in de laatste kolom (uitstroom in %) groter is dan het percentage in de rij Totaal, dan is een bouwvakarbeider uit deze subsector eerder geneigd de bouwsector te verlaten. Tabel 10: het aantal bouwvakarbeiders dat uitstroomt, per subsector (cijfers 2010) Domein Totale populatie Uitstroom Uitstroom in % Ruwbouw 77.256 9.898 12,8% Overige afwerking 17.852 2.730 15,3% Schrijnwerk 15.757 1.840 11,7% Wegenbouw 12.975 1.201 9,3% Sanitair en CV 12.186 1.545 12,7% Ruwbouwafwerking 11.559 1.619 14,0% Andere 5.700 753 13,2% Handel/Verhuur 4.083 480 11,8% Bagger 1.105 132 11,9% Totaal 158.473 20.198 12,7% Niet gekend 1.036 237 - Men kan besluiten dat bouwvakarbeiders uit de subsectoren overige afwerking, ruwbouwafwerking en andere meer geneigd zijn om de bouwsectore te verlaten. Hermes 2011 - België 18

In figuur 13 vindt u de absolute cijfers van uitstromers per subsector. Figuur 13: het aantal bouwvakarbeiders dat uitstroomt, per subsector (cijfers 2010) 12.000 10.000 9.898 8.000 6.000 4.000 2.730 2.000 0 1.840 1.201 1.545 1.619 753 480 132 c) GEWEST In onderstaande tabel (tabel 11) vindt u het aantal bouwvakarbeiders per gewest en het aantal arbeiders dat in de bouwsector werkte in juni 2009 maar één jaar later niet meer actief was als bouwvakarbeider. In Vlaanderen is de uitstroom relatief kleiner dan het gemiddelde. De andere twee gewesten scoren boven de gemiddelde uitstroom in de Belgische bouwsector. Tabel 11: het aantal bouwvakarbeiders dat uitstroomt, per Gewest (cijfers 2010) Gewest Omvang tewerkstelling Uitstroom Uitstroom in % Vlaanderen 99.507 11.392 11,4% Wallonië 47.251 6.949 14,7% Brussel 11.321 1.741 15,4% Nationaal 158.079 20.082 12,9% Niet gekend 1430 353 - Hermes 2011 - België 19

d) BEDRIJFSGROOTTE In tabel 12 wordt de verdeling van de bouwvakarbeiders die uitstromen uit de bouwsector naar bedrijfsgrootte gegeven. Naast het totaal aantal arbeiders per bedrijfsgrootte, wordt het aantal van deze arbeiders die een jaar later niet meer actief waren als bouwvakarbeider, weergegeven. Deze tabel laat toe na te gaan of bedrijfsgrootte een invloed heeft op het al dan niet verlaten van de sector. Wanneer het percentage in de laatste kolom (uitstroom in %) groter is dan het percentage in de rij Totaal, dan is een bouwvakarbeider uit een bedrijf met die grootte eerder geneigd om de bouwsector te verlaten. Tabel 12: het aantal bouwvakarbeiders dat uitstroomt, per bedrijfsgrootte (cijfers 2010) Bedrijfsgrootte Totale populatie Uitstroom Uitstroom in % a. <6 43.988 8.806 20,0% b. 6-19 43.830 4.878 11,1% c. 20-49 30.219 2.917 9,7% d. 50-99 16.304 1.539 9,4% e. 100-249 15.023 1.376 9,2% f. 250-499 6.423 570 8,9% g. 500+ 3.722 349 9,4% Totaal 159.509 20.435 12,8% Uit analyse van bovenstaande tabel blijkt dat arbeiders uit bedrijven met minder dan 6 werknemers meer geneigd zijn de bouwsector te verlaten. Van het totaal aantal arbeiders dat in juni 2009 werkzaam was in een bouwbedrijf met minder dan 6 werknemers, bleek 20,0% (8.806 arbeiders) een jaar later de bouwsector verlaten te hebben. Dit is ongetwijfeld een verlies voor de sector. Als we de uitstroom combineren met het intern verloop, kunnen we de volgende vaststelling doen: van alle arbeiders die in juni 2009 werkzaam waren in een bedrijf met minder dan 6 werknemers, werkte 37% het jaar nadien er niet meer. Iets meer dan de helft hiervan verliet de bouwsector, de andere helft wisselde van werkgever binnen de bouwsector. Hoe groter het bedrijf, hoe minder de arbeiders geneigd zijn om de sector te verlaten. Een uitzondering hierop zijn de bedrijven met meer dan 500 werknemers. Gezien de Belgische bouwsector slechts een aantal bedrijven van deze omvang kent, kan een vertekening optreden wanneer bijv. één van deze bedrijven een groter verloop kent. Hermes 2011 - België 20

In figuur 14 vindt u de uitstroom van bouwvakarbeiders uit de sector in absolute cijfers. Figuur 14: het aantal bouwvakarbeiders dat uitstroomt, per bedrijfsgrootte (cijfers 2010) 10.000 9.000 8.806 8.000 7.000 6.000 5.000 4.878 4.000 3.000 2.917 2.000 1.539 1.376 1.000 570 349 0 a. <6 b. 6-19 c. 20-49 d. 50-99 e. 100-249 f. 250-499 g. 500+ e) VERDIEPING Arbeiders die de sector verlaten, kunnen hiervoor verschillende redenen hebben. Hiervoor moet eerst een onderscheid gemaakt worden tussen effectieve sectorverlaters en het natuurlijk verloop. Met natuurlijk verloop doelen we op (brug)pensioen, overlijdens en arbeidsongevallen. In tabel 13 vindt u een gedetailleerde oplijsting van de uitstroom. Hieruit blijkt dat 4,8% van de uitstroom of 966 bouwvakarbeiders in de onderzochte periode op pensioen is gegaan en 1,9% (387 bouwvakarbeiders) overleden is. Daarnaast waren 499 arbeiders niet inzetbaar wegens een arbeidsongeval (2,5 %) en 212 arbeiders (1,1%) hadden een beroepsziekte. Sectorverlaters kunnen onderverdeeld worden naar verandering van statuut (in dit geval bediende) en arbeiders die uit de sector stromen (werkloosheid, andere sector, interim, ). 167 arbeiders werden bediende (0,8%). 90% (18.018) van de uitstroom betreft sectorverlaters, 10% valt onder het natuurlijk verloop. Ook de stap naar het zelfstandigen statuut is niet onaanzienlijk, 2.142 arbeiders zijn na een jaar terug te vinden met een activiteit als zelfstandige als hoofdbezigheid (bron: RSVZ). Van de totale uitstroom vertegenwoordigt deze groep 11%. Hermes 2011 - België 21

Tabel 13: uitstroom uitgediept RSZ, RSVZ, RVA ; cijfers 2010) Aantal % Uitstroom - restcategorie 8.393 41,8% Werkloos 7.316 36,4% Bediende 167 0,8% Zelfstandige 2.142 10,7% Totaal sectorverlaters 18.018 89,7% Pensioen 966 4,8% Overleden 387 1,9% Arbeidsongeval 499 2,5% Beroepsziekte 212 1,1% 20.082 100,0% In tabel 14 en 15 wordt dit onderscheid ook gemaakt voor de gewesten. Hieruit blijkt dat de effectieve sectorverlaters relatief het hoogst is in Wallonië. 91,6% van de uitstroom zijn sectorverlaters; in Vlaanderen en Brussel is dit resp. 88,7% en 88,6%. In Wallonië zijn er in vergelijking met de andere gewesten relatief minder arbeiders met pensioen gegaan. Hermes 2011 - België 22

Tabel 14: uitstroom uitgediept naar Gewest, absolute cijfers (RSZ, RSVZ, RVA; cijfers 2010) Vlaanderen Wallonië Brussel Totaal Uitstroom - restcategorie 5.394 2.365 634 8.393 Werkloos 3.192 3.338 786 7.316 Bediende 110 51 6 167 Zelfstandige 1.411 614 117 2.142 10.107 6.368 1.543 18.018 Pensioen 705 162 99 966 Overleden 230 123 34 387 Arbeidsongeval 263 190 46 499 Beroepsziekte 87 106 19 212 11.392 6.949 1.741 20.082 Tabel 15: uitstroom uitgediept naar Gewest, relatieve cijfers (RSZ, RSVZ, RVA; cijfers 2010) Vlaanderen Wallonië Brussel Totaal Uitstroom - restcategorie 47,3% 34,0% 36,4% 41,8% Werkloos 28,0% 48,0% 45,1% 36,4% Bediende 1,0% 0,7% 0,3% 0,8% Zelfstandige 12,4% 8,8% 6,7% 10,7% Sectorverlaters 88,7% 91,6% 88,6% 89,7% Pensioen 6,2% 2,3% 5,7% 4,8% Overleden 2,0% 1,8% 2,0% 1,9% Arbeidsongeval 2,3% 2,7% 2,6% 2,5% Beroepsziekte 0,8% 1,5% 1,1% 1,1% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% Tabel 16: uitstroom uitgediept naar sector, relatieve cijfers (cijfers 2010) Sector Uitstroom: % van totale populatie Sectorverlaters: % van uitstroom Pensioen Natuurlijk verloop: % van uitstroom Over-leden Arbeidsongeval Beroepsziekte Ruwbouw 12,8% 89,2% 4,9% 1,9% 2,7% 1,3% Overige afwerking 15,3% 92,5% 3,2% 1,8% 2,0% 0,5% Schrijnwerk 11,7% 90,1% 5,2% 2,0% 2,4% 0,3% Sanitair en CV 12,7% 89,6% 5,8% 1,3% 2,6% 0,6% Wegenbouw 9,3% 82,1% 10,1% 2,6% 2,4% 2,8% Ruwbouwafwerking 14,0% 93,7% 1,9% 1,8% 2,3% 0,2% Andere 13,2% 90,7% 4,1% 1,8% 1,8% 1,4% Bagger 11,9% 87,3% 5,2% 0,7% 6,0% 0,0% Handel/Verhuur 11,8% 89,9% 5,3% 2,9% 0,8% 0,8% Totaal 12,8% 89,7% 4,8% 1,9% 2,5% 1,1% In tabel 16 wordt de uitstroom uitgediept naar subsector. Hieruit blijkt dat de sector van de overige afwerking het hoogste percenentage kent van de effectieve uitstromers. Deze wordt gevolgd door de sector van de ruwbouwafwerking met een uitstroom van 14,0%. Van deze uitstroom is 93,7% effectief sectorverlater. Hermes 2011 - België 23

Bij de wegenbouw is er een relatief hoger aandeel gepensioneerden. Dit kan verklaard worden door de hogere leeftijdsstructuur die kenmerkend is voor deze subsector. Tabel 17: sector van bestemming voor de sectorverlaters, bron RSZ, RSVZ, RVA (cijfers 2010) Waar terecht gekomen aantal % Geen gekende activiteit 390 2,1% Werkzoekend 7.316 40,3% Bouw 3.412 18,8% Zelfstandig 2.141 11,8% Interim 1.339 7,4% Interim bouw 427 2,4% Vervoer 348 1,9% Andere 327 1,8% Overheid 258 1,4% Elektriciens 229 1,3% Metaal 209 1,2% Handel 201 1,1% Hotel 177 1,0% Bediende 168 0,9% Textiel 164 0,9% Landbouw 134 0,7% Chemie 73 0,4% Voeding 62 0,3% Gezondheidszorg 61 0,3% Aanverwante bouw 52 0,3% Maribel 29 0,2% Socio-cultureel 28 0,2% Onderwijs 17 0,1% Andere 599 3,3% 18.161 100,0% In tabel 17 worden de sectorverlaters uitgediept naar sector van bestemming. 3.412 personen of 18,8% van het totaal aantal uitstromers die tewerkgesteld waren in het kwartaal voor 30 juni 2010, deden dit in de bouwsector. Wat wil dit nu zeggen? Zoals reeds gesteld gaan de cijfers in tabel 17 over het aantal personen die in het kwartaal voorafgaand aan 30 juni 2010 tewerk waren gesteld. Het gaat hier om een periode, dit in tegenstelling tot onze definiëring van uitstroom niet meer actief in de bouwsector op 30 juni 2010. Hierdoor kan er een groep ontstaan die voor ons valt onder uitstroom en voor RSZ onder actief in de bouwsector. Daarnaast stellen we ook vast dat een groot aantal bouwvakarbeiders actief wordt als zelfstandige, dit zijn 2.141 bouwvakarbeiders, ofwel ongeveer 12% van de sectorverlaters. Een tweede grote sector van bestemming is interim. 1.766 personen van de groep uitstromers was tewerkgesteld in een interimjob in het kwartaal voor 30 juni 2010. Deze tewerkstelling onder interim kan opgesplitst worden naar interim bouw en interim buiten bouw. Interim binnen de Hermes 2011 - België 24

bouwsector vertegenwoordigt 427 arbeiders, interim buiten de bouwsector vertegenwoordigt 1.339 arbeiders. Opvallend is dat 7.316 arbeiders in de werkloosheid terecht komen, of 40,3%. Een laatste opmerking gaat over de sector bedienden. Een bediende in de bouwsector valt ook onder deze sector. Het is dus vrij aannemelijk dat het grootste deel van de 168 personen in tabel 17 (de sector bedienden) bedienden in de bouw zijn. Hermes 2011 - België 25

f) MOTIVATIE De resultaten van deze permanente bevraging zijn gebaseerd op de antwoorden van arbeiders die voldoen aan de onderstaande criteria. Bouwarbeider geweest zijn: of wel 1 jaar ononderbroken gewerkt hebben als arbeider in de sector ofwel 5 kwartalen binnen een periode van 3 jaar gewerkt hebben in de sector De bouwsector verlaten hebben: 2 opeenvolgende kwartalen niet actief geweest zijn als arbeider binnen de bouwsector De vragenlijsten werden verzameld via Pensio B. De gegevens behandelen arbeiders die gestopt zijn na 1 januari 2011. Wanneer we enkel rekening houden met de bouwvakarbeiders die vrijwillig de sector verlaten hebben dan krijgen we volgende top 5: 1. Een zeer aantrekkelijke werkaanbieding elders. 2. Fysiek zwaar en belastend werk. 3. Geen waardering voor het werk. 4. Te veel tijd verloren in de verplaatsing van en naar de werf. 5. Geen goede relatie met de bedrijfsleider. Wanneer we een opsplitsing maken naar leeftijd dan zijn hier geen grote verschillen in te herkennen. In tegenstelling tot vorig jaar is dit jaar fysiek zwaar en belastend werk, een argument om de sector te verlaten. Hermes 2011 - België 26

4. Instroom Na de uitstroom te hebben bekeken, en dus het verlies van de sector aan bouwvakarbeiders, dienen de omvang en determinanten van de instroom onderzocht te worden. In 2010 bedroeg de instroom 21.172 arbeiders. Dit is 13,3% van het totaal aantal arbeiders. Als we de evolutie over de jaren heen bekijken (zie tabel 18), zien we dat de relatieve en absolute instroom gestaag stijgt, de laatste gegevens geven echter een sterke daling weer. Tabel 18: evolutie van de instroom in de bouwsector Jaar Omvang tewerkstelling Instroom Instroom in % 1994 151.420 17.565 11,6 % 1998 139.144 17.393 12,5 % 2004 148.591 20.140 13,2 % 2006 160.434 25.677 16,0 % 2009 159.509 21.167 13,3% a) LEEFTIJD In figuur 19 wordt de totale populatie geprojecteerd op de subpopulatie ingestroomde bouwvakarbeiders. Wat onmiddellijk opvalt, en niet onlogisch is, is het grote aandeel jongeren in de instroom. De instroom gebeurt voornamelijk tot de leeftijd van 30 jaar. Tussen 17 en 20 jaar is er een duidelijke piek van instromers. Dit zijn de schoolverlaters. Figuur 19: het aantal bouwvakarbeiders dat instroomt, per leeftijd (cijfers 2010) 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% Instroom Populatie Hermes 2011 - België 27

b) SECTOR In onderstaande tabel (tabel 19) wordt de populatie bouwvakarbeiders die in de sector instromen, verdeeld over de subsectoren van de bouwsector. Naast het totaal aantal arbeiders per subsector, vindt u het aantal van deze arbeiders die een jaar later ingestroomd zijn. Tabel 19: het aantal bouwvakarbeiders die instromen, per sector (cijfers 2010) Domein Totale populatie Instroom Instroom in % Ruwbouw 77.256 9.222 11,9% Overige afwerking 17.852 2.817 15,8% Schrijnwerk 15.757 2.034 12,9% Wegenbouw 12.975 1.293 10,0% Sanitair en CV 12.186 1769 14,5% Ruwbouwafwerking 11.559 1879 16,3% Andere 5.700 868 15,2% Handel/Verhuur 4.083 559 13,7% Bagger 1.105 188 17,0% Totaal 158.473 20.629 13,0% Niet gekend 1.036 538 - Uit analyse van bovenstaande tabel blijkt dat er een redelijk stabiele instroom is over de subsectoren heen. De wegenbouw kent een relatief lage instroom (10%) maar als deze instroom wordt vergeleken met de uitstroom, blijkt dat de wegenbouwsector een redelijk stabiele tewerkstelling heeft. Figuur 20: het aantal bouwvakarbeiders dat instroomt, per sector (cijfers 2010) 10.000 9.000 9.222 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 2.817 2.034 1.293 1.769 1.879 868 559 188 Hermes 2011 - België 28

c) GEWEST In onderstaande tabel (tabel 20) vindt u het aantal bouwvakarbeiders per gewest en het aantal arbeiders dat instroomde in de bouwsector. Tabel 20: het aantal bouwvakarbeiders die instromen, per Gewest (cijfers 2010) Gewest Omvang tewerkstelling Instroom Instroom in % Vlaanderen 99.507 12.455 12,5% Wallonië 47.251 6.731 14,2% Brussel 11.321 1.323 11,7% Nationaal 158.079 20.509 13,0% Niet gekend 1430 658 - Uit analyse van bovenstaande tabel blijkt dat in Wallonië de instroom relatief hoger ligt dan in de andere gewesten. Onlogisch is dit niet, gezien dit gewest relatief de grootste uitstroom kent. Brussel kent daarentegen een relatief lage instroom die de uitstroom niet compenseert. d) BEDRIJFSGROOTTE In tabel 21 wordt de verdeling van de bouwvakarbeiders die instromen in de bouwsector naar bedrijfsgrootte gegeven. Naast het totaal aantal arbeiders per bedrijfsgrootte, wordt het aantal arbeiders dat een jaar later ingestroomd is als bouwvakarbeider, weergegeven. Tabel 21: het aantal bouwvakarbeiders dat instroomt, per bedrijfsgrootte (cijfers 2010) Bedrijfsgrootte Totale populatie Instroom Instroom in % a. <6 43.988 7.571 17,2% b. 6-19 43.830 6.469 14,8% c. 20-49 30.219 3.402 11,3% d. 50-99 16.304 1.567 9,6% e. 100-249 15.023 1138 7,6% f. 250-499 6.423 519 8,1% g. 500+ 3.722 501 13,5% Totaal 159.509 21.167 13,3% Uit analyse van bovenstaande tabel blijkt dat kleine bedrijven een relatief grote instroom kennen. In figuur 21 vindt u de absolute instroom per bedrijfsgrootte. Hermes 2011 - België 29

Figuur 21: het aantal bouwvakarbeiders dat instroomt, per bedrijfsgrootte (cijfers 2010) 8.000 7.571 7.000 6.469 6.000 5.000 4.000 3.402 3.000 2.000 1.000 1.567 1.138 519 501 0 a. <6 b. 6-19 c. 20-49 d. 50-99 e. 100-249 f. 250-499 g. 500+ Hermes 2011 - België 30

e) UITDIEPING INSTROOM Voor de totale populatie instromers werd nagegaan wat hun activiteit was voorafgaand aan de huidige tewerkstelling. Voor 18,8% van de ingestroomden werd geen gekende activiteit teruggevonden (hieronder kan bijvoorbeeld vallen: voltijdse opleiding, etc.). 31,2% was werkzoekend voor ze aan de slag ging in de sector. 10,3% was afkomstig uit de interim. Dit percentage kunnen we nog onderverdelen naar interim binnen bouw (3,3%) en interim buiten bouw (7%). De bouwsector is ook vertegenwoordigd in de statistieken, maar dit is te wijten aan het feit dat de RSZ een kwartaal als referentie neemt, terwijl de verloopstudie zoals uitgevoerd door het fvb uitgaat van momentopnamen. Op basis van gegevens van het RSVZ kunnen we ook vaststellen dat ongeveer 346 personen die de sector instromen voorheen actief waren als zelfstandige. Naast een uitstroom naar zelfstandigheid is er dus ook een instroom uit de zelfstandigheid. Tabel 22: sector van oorsprong voor de ingestroomde bouwvakarbeiders, bron RSZ, RSVZ en RVA (cijfers 2010) Oorsprong van instroom aantal % Geen gekende activiteit 3.971 18,8% Werkzoekend 6.601 31,2% Bouw 2.666 12,6% Interim 1.481 7,0% Metaal 1.393 6,6% Interim bouw 702 3,3% Vervoer 578 2,7% Textiel 407 1,9% Elektriciens 403 1,9% Hotel 387 1,8% Zelfstandige 346 1,6% Andere 309 1,5% Landbouw 301 1,4% Handel 290 1,4% Bediende 254 1,2% Arbeidsongeval 205 1,0% Voeding 136 0,6% Overheid 132 0,6% Chemie 130 0,6% Aanverwante bouw 101 0,5% Sluiting onderneming 52 0,2% Socio-cultureel 42 0,2% Fondsen bestaanszekerheid 40 0,2% Andere 240 1,1% 21.167 100,0% Hermes 2011 - België 31

5. Vergelijking ZWB en AWB In dit hoofdstuk worden de subpopulaties zelfde werkgever bouw en andere werkgever bouw met elkaar vergeleken en afgezet tegenover de totale populatie. Voor drie variabelen wordt de vergelijking opgemaakt: leeftijd, subsector en bedrijfsgrootte. Een eerste variabele die we zullen bekijken is de leeftijdsverdeling (zie figuur 22). Zoals reeds gesteld, volgt de leeftijdsverdeling van de subpopulatie zelfde werkgever bouw in grote mate de leeftijdsverdeling van de totale populatie bouwvakarbeiders. Jongeren zijn iets minder en oudere bouwvakarbeiders iets meer geneigd om bij dezelfde werkgever te blijven. In de leeftijdsverdeling van de subpopulatie andere werkgever bouw blijkt er een oververtegenwoordiging te zijn van jongere bouwvakarbeiders. Jonge arbeiders zijn dus eerder geneigd om van werkgever te veranderen binnen de bouwsector. Waarschijnlijk is dit omdat jongeren hun weg nog moeten vinden, terwijl dit voor oudere bouwvakarbeiders minder het geval is. Figuur 22: weergave van het aantal werknemers van de totale populatie, van de subpopulaties Zelfde werkgever bouw en Andere werkgever bouw, onderverdeeld per leeftijd (cijfers 2010) 4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Zelfde werkgever Andere werkgever bouw Populatie Hermes 2011 - België 32

Figuur 23: Zelfde werkgever bouw en Andere werkgever bouw opgesplitst naar sector van tewerkstelling (cijfers 2010) 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% AWB ZWB Populatie We kunnen dezelfde oefening maken voor de verdeling naar subsector. In figuur 23 wordt het aandeel bouwvakarbeiders van de totale populatie afgezet tegen het aandeel bouwvakarbeiders in de subpopulaties zelfde werkgever bouw en andere werkgever bouw, verdeeld naar subsector. Uit de figuur kunnen we concluderen dat er een oververtegenwoordiging is van bouwvakarbeiders die van bouwwerkgever veranderen in de subsector ruwbouw. De subsectoren schrijnwerk, overige afwerking, wegenbouw, sanitair / cv en bagger kennen een kleiner aandeel bouwvakarbeiders dat van werkgever binnen de sector verandert dan hun aandeel in de totale populatie doet vermoeden. De verdeling van de subpopulatie zelfde werkgever bouw is ongeveer evenredig als de verdeling van de totale populatie naar subsector. Een derde variabele waar we een vergelijking kunnen maken tussen de subpopulaties zelfde werkgever bouw en andere werkgever bouw is bedrijfsgrootte. Het aandeel bouwvakarbeiders dat van werkgever verandert binnen de bouwsector, is veel hoger in bedrijven met minder dan 6 werknemers dan dat hun aandeel in de totale populatie doet vermoeden. In grotere bedrijven (met meer dan 6 werknemers) is er een ondervertegenwoordiging van bouwvakarbeiders die van bouwwerkgever veranderen. Hermes 2011 - België 33

Figuur 24: Zelfde werkgever bouw en Andere werkgever bouw opgesplitst naar bedrijfsgrootte (cijfers 2010) 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% AWB ZWB Populatie Voor wat betreft de subpopulatie zelfde werkgever bouw is het aandeel bouwvakarbeiders dat bij dezelfde werkgever blijft groter dan het aandeel bouwvakarbeiders in de totale populatie in bedrijven met meer dan 6 werknemers. Voor kleinere bedrijven geldt het omgekeerde. Mogelijke verklaringen, die verband houden met de schaalgrootte van bedrijven, zijn: Meer doorgroeimogelijkheden Betere planning (meer werven, mogelijkheid om dichter bij huis te werken) Meer werkzekerheid Personeelsbeleid Hermes 2011 - België 34

6. Vergelijking AWB en Uitstroom Het is interessant om een vergelijking te maken tussen de populaties andere werkgever bouw en uitstroom. Voor de sector is het belangrijk te weten wat de mogelijke determinanten zijn die bepalen of een bouwvakarbeider al dan niet binnen de bouwsector blijft. Een eerste variabele die we gaan bekijken, is leeftijd. In figuur 25 wordt de leeftijdsverdeling van de populaties andere werkgever bouw en uitstroom met elkaar en met de leeftijdsverdeling van de totale populatie vergeleken. Zowel bij de populatie andere werkgever bouw en uitstroom is er een oververtegenwoordiging van jongeren ten opzichte van de leeftijdsverdeling van de totale populatie. Bij de uitgestroomde populatie is er uiteraard ook nog een piek vanaf 55 jaar ((brug)pensioen). Daarom is het interessanter een vergelijking te maken met de populatie sectorverlaters (dit zijn de uitgestroomden min het natuurlijk verloop). Dit vinden we in figuur 26. Figuur 25: weergave van het aantal arbeiders van de totale populatie, van de subpopulatie Uitstroom en Andere werkgever bouw, onderverdeeld per leeftijd (cijfers 2010) 4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Andere werkgever bouw Uitstroom Populatie Wanneer men de grafiek in figuur 25 bekijkt, kan men besluiten dat leeftijd geen invloed heeft op het al dan niet verlaten van de sector. Leeftijd is dus geen determinant in het zich binnen of buiten de sect or bewegen. Hermes 2011 - België 35