Literatuurgeschiedenis Instructie over hoe je literatuurgeschiedenis moet leren en laatste aantekeningen Naast de hand-outs en de aantekeningen moet je het literatuurstencil leren. Hieronder vind je 7 voorbeeldvragen. Aan de hand van deze vragen kun je zelf ook vragen verzinnen over de stof die in de stencils en je hand-outs is aangereikt. Wat de schrijvers op jouw lijst betreft doe je er goed aan hun biografie te lezen. Belangrijk is dan hun rol in de literatuurgeschiedenis te weten. 1. Wat is naturalisme? Naturalisme is een vorm van realisme waarbij men er van uitgaat dat het leven van de mens bepaald wordt door tijdgeest, erfelijkheid en milieu. In naturalistische werken heeft de mens geen invloed op de afloop, maar wordt geregeerd door noodlot. Sterke voorbeelden zijn boeken als Eline Vere van Louis Couperus en Nagelaten bekentenis van Marcellus Emants. 2. Wat is het tijdschrift van de Naturalisten? De Nieuwe Gids Behalve door nieuwe stromingen was De Nieuwe Gids, tijdschrift voor Letteren, Kunst, Politiek en Wetenschap vernieuwend door hun felle strijd tegen de burgerlijke moraal en gezapigheid van de vorige generatie. Aantekeningen Socialisme Dwars door de stromingen heen kwam als uiting van de tijd het socialisme in de werken van diverse dichters en schrijvers naar voren. Op zoek naar `de waarheid' raakte Van Eeden teleurgesteld en zocht zijn heil uiteindelijk bij de katholieke kerk. Niemand is echter zo strijdbaar als Herman Heijermans. In krantencolumns (onder pseudoniem Samuel Falkland), romans en novellen, maar bovenal in toneelstukken trekt hij zich het lot aan van de arbeiders. 3. Wat is Nieuwe Zakelijkheid? Stroming die zijn naam dankt aan de gelijknamige stroming in de bouwkunst. Daar stelt men de functie boven de vorm. Ook in de literatuur streeft men rond 1930 functionaliteit na. Korte, zakelijke zinnen, geen mooischrijverij zoals bij de tachtigers en neoromantici. F. Bordewijk (Bint; Karakter) kun je tot de `Nieuwe Zakelijken' rekenen 4. Welke Nederlandstalige schrijvers van voor 1930 vonden pas in de dertiger jaren door hun zakelijke stijl veel waardering? Nescio (1882-1962) Pseudoniem voor J. Grönloh. Had belangstelling voor het gewone woord, de eenvoudige spreektaal, die afsteekt tegen de woordkunst van de Tachtigers. Hij schreef een realistisch proza, met daarin een romantisch heimwee naar de idealistische jeugd. Hoofdrol spelen idealisten die eerst fel van leer trokken tegen de burgerlijke moraal en uiteindelijk zelf tot het burgerlijke vervallen of ten onder gaan. Willem Elsschot (1882-1960) Vlaming Pseudoniem voor Alfons de Ridder. Ook zijn proza kenmerkt zich door eenvoudige praattoon en zakelijke verteltrant. Kenmerkend: koel observerend, waarbij het tragische vermengd wordt met humor. Er is altijd een strijd tussen de romantische 1
idealist en de zakelijke burgerman in zijn boeken; vaak in één persoon. 5. Wie zijn de topauteurs van de periode na W.O.-II? J. Wolkers (die met zijn centrale thematiek als de 'existentiële eenzaamheid' toch wel tot de existentialisten gerekend mag worden), H. Mulisch (die door zijn niet-christelijke, niet-nederlandse achtergrond een niet-nederlandse schrijver is geworden), G. Reve (door zichzelf 'decadent-romantisch' genoemd) en WF Hermans (de mens probeert tevergeefs om greep op de wereld te krijgen. In deze boeken blijken de zintuigen even onbetrouwbaar als de taal. Hermans personages zien en horen niet wat er werkelijk aan de hand is. Bovendien raken ze vaak verstrikt in de chaotische werkelijkheid die schuilgaat onder een schijnbare orde. Hermans was er een meester in om zijn ogenschijnlijk realistische verhalen - over de oorlog, de wetenschap of de (politieke) actualiteit - te vermengen met bovennatuurlijke droomvertellingen. Hierdoor word je als lezer meegezogen in Hermans wonderlijke, sadistische universum, waarin de mens er niet al te best vanaf komt. Toch bevatten Hermans boeken ook de nodige humor en vitaliteit, zodat de lezer niet stikt in de zwartgalligheid. H Claus (een zeer veelzijdig Vlaams schrijver, die al sinds de vijftiger jaren taboedoorbrekende boeken schrijft, met een eigen thematiek). 6. Wat is Existentialisme? Existentialisme is officieel een filosofische stroming. In de literatuur is het een invloedrijke levensopvatting die stelt dat de mens geworpen is in een (chaotische) wereld waarom hij niet gevraagd heeft. In die wereld wordt hij belaagd door omstandigheden waarvan hij het slachtoffer is. Hij probeert wel een ordening aan te brengen, maar steeds blijkt dat dat niet mogelijk is. De mens is echter wel vrij; hij is slachtoffer, maar óók persoonlijk verantwoordelijk. Die verantwoordelijkheid vereist dat hij zich betrokken voelt bij wat er in de wereld mis is, dat hij zich "engageert" met andere slachtoffers (en zodoende soms "vuile handen" maakt). Het resultaat: geëngageerde literatuur waarin stelling wordt genomen tegen sociale en politieke misstanden. W.F. Hermans 7. Wat zijn opvallende verschillen tussen de vooroorlogse en naoorlogse literatuur? Vooroorlogs Opbouw over algemeen overzichtelijk Verwikkelingen, climax en afloop zijn helder en duidelijk Tijdsverloop is meestal overzichtelijk Naoorlogs Verhaalopening lijkt willekeurig Vaak een open einde Veel wordt aan creativiteit van de lezer overgelaten Geen duidelijke chronologie, waarbij veel flashbacks of hele periodes die overgeslagen worden. 2
Vooroorlogs Beschrijving van een zinvolle wereld, met hoofdpersonen die zich redelijk (of juist goed) weten te redden. Hoewel enkelen ook problemen hebben, zijn het zeker geen anti-helden (denk hierbij bijv. aan de hoofdfiguren in Couperus' boeken die op jullie lijsten staan) Naoorlogs Een chaotische, absurde wereld, waarin het leven psychologisch geanalyseerd wordt en als uitzichtloos, vol teleurstellingen wordt gezien. De hoofdpersonen zijn vaak anti-helden, die hun doel niet bereiken. Maar daar staat tegenover dat ze hun ware aard tonen (zonder valse beschaving) en met hun eigen normen leven en daarmee taboes op maatschappelijk en seksueel gebied doorbreken. OPM: Probeer van je naoorlogse boeken vast te stellen dat ze inderdaad typisch naoorlogse kenmerken vertonen. Bijv. de hoofdpersonen van boeken van Hermans en Wolkers voldoen makkelijk aan het hierboven geschetste. Tot slot een belangrijke vraag die je vooral moet stellen bij de boeken die je in 6 vwo hebt gelezen: 8. In welke boeken werkt de Tweede Wereldoorlog door en hoe wordt de auteurs ervaring verwerkt (emotioneel of juist niet)? 3
Aantekeningen Aanvulling Vrouwen in de literatuur Het is wel duidelijk dat het aantal vrouwelijke auteurs in de 21 e eeuw is toegenomen (met daarbij natuurlijk een voortzetting van de aandacht voor de emancipatie, denk aan R. Dorrestein en K Hemmerechts). Dorrestein zegt o.a.:...dat veel mannen laffe, bekrompen, egoïstische en kinderachtige orgasmejagers zijn; dat ondernemende en ambitieuze vrouwen als tegennatuurlijk worden beschouwd en liefhebbende, zichzelf wegcijferende mannen als doetjes, objecten van hoon en smaad. Mensen van mijn geslacht, fulmineert Dorrestein, worden gekleineerd, onderbetaald, uitgelachen, misbruikt en weggemoffeld, òf als wezenloze prinsessen op de erwt geromantiseerd en geïdealiseerd. De wetten van Dorrestein: 1. Een aantal kwinkslagen 2. Een aantal stoten onder de gordel 3. Minimaal één zin waarin ze iets zinnigs zegt 4. Een einde waarin ze het voorafgaande geheel op zijn kop zet Generatie nix Als je nog een groep schrijvers zou willen onderscheiden, dan zou je kunnen denken aan de Generatie nix, een groep schrijvers die het gevoel heeft, dat zij zich nergens meer tegen hoeft te verzetten en die geen taboes meer hoeft te doorbreken, want dat hadden de vorige generaties al gedaan. Schrijvers die bij deze groep horen zijn o.a. J. Zwagerman en R. Giphart; zij zetten de literaire traditie van de vorige decennia voort, schrijven over het romantische thema van de (onmogelijke) liefde, schrijven openlijk over seksualiteit, maar in tegenstelling tot Jan Wolkers en Jan Cremer zijn zij niet meer taboedoorbrekend. 21 e eeuw Van de hedendaagse schrijvers kun je nog niet zeggen welke schrijvers een plek verdienen in de canon van de Nederlandse literatuur. Het lijkt erop dat de volgende schrijvers om diverse redenen ook over vijftig jaar nog steeds in de eregalerij zullen worden opgenomen: Kader Abdolah, Adriaan van Dis, Arnon Grunberg, Arthur Japin, Tim Krabbé,, A.F.Th van der Heiden, Connie Palmen, Thomas Roosenboom, Jan Siebelink en Leon de Winter Over de 21 e eeuw vind je op literatuurgeschiedenis.nl het volgende: Dingen die je van heel dichtbij ziet blijven vaak wazig. Dat geldt ook voor de literatuurgeschiedenis. Maar een paar tendensen kunnen wel worden waargenomen in de romans van de afgelopen decennia. Sommige kenmerken van deze romans zijn een erfenis van het postmodernisme. Dat is inmiddels over zijn hoogtepunt heen, maar heeft wel wat sporen nagelaten in de literatuur. Ten eerste zijn verteller, auteur en personages niet altijd zo streng gescheiden als bijvoorbeeld in de negentiende eeuw. De schrijver houdt zich lang niet altijd meer op veilige afstand van wat hij schrijft. Neem de romans van Arnon Grunberg: zijn hoofdpersonen zijn vaak ook schrijver, wonen in New York net als hijzelf, ze zijn joods. Net als Grunberg hebben ze ouders die in de Holocaust in een kamp gezeten hebben. Bovendien houden de personages zich bezig met de vraagstukken die in Grunbergs columns ook aan de orde zijn. Dat betekent niet dat Grunberg zuiver autobiografisch schrijft, maar wel dat hij zichzelf op het spel zet in die romans. Overigens betekent dat niet dat personages in het hedendaagse proza altijd een even vast omlijnde identiteit hebben: vaak weten ze niet precies wie ze zijn. 4
Dat gebrek aan vaste grond onder de voeten zie je terug in het volgende kenmerk: het onderscheid tussen de genres neemt af. Zo is het verschil tussen verzonnen verhalen (fictie) en echt gebeurde (non-fictie) niet meer zo relevant. Ten derde zul je vergeefs zoeken naar één centrale stem die iets verkondigt dat op de waarheid lijkt. Meestal zijn er verschillende stemmen aan het woord, die verschillende visies op een zaak vertegenwoordigen, vaak zelfs tegenstrijdige visies. Dat betekent ook dat dit proza vaak geëngageerd is, maar zelden moralistisch. Schrijvers erkennen dat niemand de waarheid in pacht heeft, en proberen daarom alle mogelijke invalshoeken in kaart te brengen. Dat de recente romans niet strikt realistisch zijn, betekent dus niet dat de buitenwereld er geen rol in speelt. We lezen over asielzoekers en terroristische aanslagen bij Arnon Grunberg, over dierenactivisme bij Mutsaers, of over de tweede generatieproblematiek bij Hafid Bouazza. Het gaat daarbij altijd om vragen die de actualiteit overstijgen. Want wat centraal lijkt te staan in deze nieuwe realistische romans, is de vraag wat het betekent ergens over te schrijven, hoe je erover kunt schrijven, en wat het teweegbrengt als je ergens over schrijft. Zo komt Beck uit De asielzoeker "(2003) van Arnon Grunberg in de problemen omdat hij ooit een kort verhaal schreef over een bomaanslag, die jaren later daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Heeft de schrijver dan schuld? Hoeveel kan hij teweegbrengen in de wereld? Dat er geen centrale stem is, betekent ook dat het minder belangrijk is wie de auteur van een tekst is. In plaats van dat een literair werk de creatie van één genie is, bestaat literatuur nu soms uit collages van allerlei bestaande teksten; dat noemen we intertekstualiteit. Dat kunnen hoogstaande citaten van klassieke schrijvers zijn, maar net zo goed liedjes, spreekwoorden of krantenartikelen. Een vijfde kenmerk ten slotte heeft meer met de vorm te maken: weinig romans worden nog helemaal lineair verteld. Chronologische verhalen met een kop en een staart hebben plaatsgemaakt voor verhalen die af en toe terugspringen in de tijd, via flashbacks of herinneringen. Dat kan nog versterkt worden doordat je met verschillende personages meekijkt. Een roman waarin een aantal van deze kenmerken terugkomt is De wandelaar van Adriaan van Dis. Niet alleen heeft de hoofdpersoon erg veel gemeen met Van Dis zelf, hij draagt ook de meisjesnaam van de moeder van de auteur: Mulder. Tegelijk is zijn identiteit nog onbepaald- hij lijkt pas te ontstaan in zijn ontmoetingen met anderen. En die zijn er veelvuldig in De wandelaar. Mulder wordt gedwongen om uit zijn mooie Parijse appartement de straat op te gaan en zich te verhouden tot de Ander: en dan vooral de rechtenloze immigranten waar hij zich tot op dat moment weinig van had aangetrokken. Eenmaal uit zijn elitaire isolement ontdekt hij een Parijs dat hij niet kende, in torenflats en benauwde zolderkamertjes. De smerigheid waarmee Mulders voorheen zo smetteloze leven besmet raakt, valt met alle boenwas van de wereld niet meer weg te poetsen. Dat geldt ook voor de dreigende voorspelling die een Afrikaan hem doet, dat er een razende storm van immigranten over Europa zal woeden. Hoewel hij het probeert, blijkt Mulder niet veel te kunnen doen voor zijn dolende medemens. Het enige wat overblijft is jezelf tekort doen zonder een ander tekort te doen. Één ding is wel veranderd na zijn helletocht: hij staat middenin de wereld en kan de anderen niet meer negeren: Hij liep alleen en zag en rook alles. Misschien kunnen we Mulder als symbool zien voor de hedendaagse Nederlandse roman zelf. Antwoorden bieden ze niet, maar ze stellen wel een heleboel vragen over ethische kwesties. Laatst bijgewerkt: 14 december 2012 5