6 Samenvatting door C. 2015 woorden 2 keer beoordeeld 12 februari 2015 Vak Economie Methode Economie in context 17.1 Arbeidsmarkt, beroepsbevolking en werkgelegenheid De arbeidsmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van arbeid. Als het aanbod van arbeidskrachten groter is dan de vraag naar werkgevers, bestaat er werkloosheid. Er is dan sprake van een overschot op de arbeidsmarkt. Er is een tekort op de arbeidsmarkt of een gespannen arbeidsmarkt wanneer het aanbod van arbeidskrachten kleiner is dan de vraag naar werkgevers. De arbeidsmarkt is een ondoorzichtige markt (=werknemers en werkgevers hebben nauwelijks overzicht op het aanbod van de markt). Arbeidsbemiddeling UWV WERK bedrijven: plicht om werkzoekenden en werkgevers bij elkaar te brengen, ingesteld door overheid. Werklozen moeten solliciteren, anders krijgen ze een sanctie wat kan leiden tot korting of geheel stopzetten van uitkering. Taken: Registeren van vraag en aanbod van arbeidskrachten; Bemiddelen tussen werkgevers en werknemers; Informatie en advies geven aan werkzoekenden en werkgevers over arbeidsmarkt; Informatie en advies geven aan werkzoekenden en werkgevers over uitkeringen; Verzamelen van gegevens voor WW- of bijstandsuitkering; Bepalen van mate van arbeidsongeschiktheid in kader van WIA; Verlenen van ontslag- en tewerkstellingsvergunningen. Uitzendbureaus: particuliere bedrijven die bemiddelen tussen werkgevers en degenen die zoeken naar tijdelijk werk. Werkgevers maken gebruik van uitzendkrachten om tijdelijke tekorten op te vangen, zoals bij ziekte, zwangerschap en vakanties van vaste krachten. Zij worden ook vaak ingezet bij seizoenswerk. UWV uitzendbureau niet-commerciële dienstverlening commerciële dienstverlening bemiddelen in duurzame arbeid met proefperiode bemiddelen in tijdelijk werk zonder proefperiode salaris door werkgever uitbetaald salaris door uitzendbureau uitbetaald in dienst van werkgever in dienst van uitzendbureau bemoeienis sociale uitkeringen geen bemoeienis sociale uitkeringen Beroepsbevolking: het aanbod van arbeid Geregistreerde beroepsbevolking: alle personen tussen 15 en 65 jaar die minstens 12 uur per week werken of werk zoeken in de formele sector. Dit zijn werknemers en zelfstandigen. Beroepsbevolking hangt af van ontgroening, Pagina 1 van 6
vergrijzing, allochtonen en emancipatie. Steeds meer mensen werken in tertiaire en quartaire sector. Verhouding man/vrouw: vrouwen gaan steeds meer werken, vooral parttime om werk te combineren met zorgtaken. Vrouwen krijgen minder kinderen en zijn hoger opgeleid dan vroeger. Werkgelegenheid: de vraag naar arbeid Werkgelegenheid: werkende deel van beroepsbevolking. Aantal deeltijdwerkers neemt toe door toegenomen arbeidsaanbod van vrouwen. Ook mannen gaan zorgtaken op zich nemen. Hogere gezinsinkomen maakt parttime werken voor beide partners mogelijk. Aantal flexwerkers is ook gestegen, meer behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten. Het aantal voltijdwerkers is gedaald. Werkgelegenheid wordt gemeten in personen of arbeidsjaren (=fulltime baan op jaarbasis). Werkgelegenheid in arbeidsjaren = arbeidsvolume. Index arbeidsvolume = index volume binnenlandse product / index arbeidsproductiviteit x 100 De officiële werkzame beroepsbevolking is kleiner dan het totaal aantal werknemers. Deze bestaat namelijk uit alle personen tussen 15 en 65 jaar die minstens 12 uur per week werken in de formele sector. Aanzuigeffect of aanmoedigingseffect = wanneer werkgelegenheid stijgt, bieden meer werkzoekenden zich aan op de arbeidsmarkt omdat de kans op een baan groter is geworden. Participatiegraad of deelnemingspercentage = percentage dat aangeeft hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking een baan heeft of werk zoekt. Participatiegraad = beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100% Beroepsgeschikte bevolking = iedereen tussen 20 en 64 jaar die geschikt is om te werken. P/a ratio = verhoudingsgetal tussen werkgelegenheid in personen en arbeidsjaren. Hieruit blijkt dat de werkgelegenheid in personen harder groeit dan de werkgelegenheid in arbeidsjaren door een groter aantal deeltijdwerkers. I/a ratio = verhouding tussen inactieve uitkeringsgerechtigden en werkgelegenheid in arbeidsjaren. Dit geeft de mate aan waarin het aantal uitkeringsgerechtigden wordt onderhouden door de werkende bevolking en is een indicator voor het draagvlak van de sociale verzekeringen: hoe hoger de ratio, hoe meer mensen moeten worden onderhouden door de werkenden. 17.2 Werkloosheid in NL Werkloze beroepsbevolking: Werkzoekenden die ouder zijn dan 15 jaar en jonger dan 65 jaar Werkzoekenden die een baan zoeken van minimaal 12 uur per week Werkzoekenden die onmiddellijk beschikbaar zijn voor een baan Werkzoekenden die nu niet of minder dan 12 uur per week werken Pagina 2 van 6
Bij inschrijving UWV zijn zij officieel werkloos. Werkloze beroepsbevolking = totale beroepsbevolking werkzame beroepsbevolking Werkloosheidspercentage = officiële werkloze beroepsbevolking / officiële beroepsbevolking x 100% Vacature = arbeidsplaats waarvoor door werkgevers personeel wordt gezocht. Ontwikkeling van aantal vacatures is tegengesteld aan die van het werkloosheidspercentage. Wanneer het in de economie slecht gaat, is er een hoog werkloosheidspercentage en zoeken werkgevers weinig mensen dus zijn er weinig vacatures. Verborgen werkloosheid = alle niet-geregistreerde werkloosheid. Vrouwen/mannen die zich niet inschrijven bij UWV maar wel een baan zoeken; Jongeren die werk zoeken maar doorstuderen om kans op werk te vergroten; Mensen die werk zoeken voor minder dan 12 uur per week zoals arbeidsondergeschikten; Werkzoekende 65-plussers Werkloosheid en seizoensinvloed op cijfers Geregistreerde werklozen in winter is hoger dan in zomer. CBS publiceert alleen werkloosheidscijfers die gecorrigeerd zijn met seizoeninvloeden. Ontwikkelingen op korte termijn zijn dan beter te volgen. Spreiding werkloosheid Werkloosheidscijfers zijn niet voor alle groepen hetzelfde; vrouwen, arbeidsondergeschikten, laagopgeleiden en werkloze allochtonen hebben een hoger werkloosheidspercentage dan mannen, hoogopgeleiden en autochtonen. Werkloosheid onder allochtonen is hoger door gebrekkige beheersing van NL en lager opleidingsniveau. Hogeropgeleiden hebben meer kans op een baan dan laagopgeleiden omdat zij breder inzetbaar zijn>werkloosheidspercentage ligt lager. Werkloosheidspercentage onder vrouwen is hoger dan onder mannen omdat meer vrouwen gaan werken en herintredende vrouwen mogelijk een kennis- of ervaringsachterstand hebben op de arbeidsmarkt. Ook de werkloosheid onder jongeren is in verhouding hoog. De geringe werkervaring van jongeren maakt jongeren minder gevraagd en leerplicht maakt hen minder aantrekkelijk. Als laatste is de werkloosheid onder ouderen groter dan bij jongeren omdat ouderen naar verhouding duurder zijn en minder flexibel. Nadelen werkloosheid Persoonlijke nadelen: geen loon, maar een uitkering. Je moet je inschrijven bij UWV en solliciteren naar een (nieuwe) baan. Sommige mensen voelen zich nutteloos, buitengesloten en verliezen sociale contacten. Maatschappelijke nadelen: maatschappelijke onrust als gevolg van werkloosheid (protesten, vandalisme, stakingen etc.). Economische gevolgen: Werklozen hebben minder geld te besteden: bedrijven gaan minder produceren>meer werkloosheid. Minder inkomsten overheid: minder belastingen en sociale premies terwijl meer mensen er gebruik van gaan maken>tekorten in collectieve sector nemen toe. Geen loonsverhoging: bereidheid om lonen te verhogen en andere arbeidsvoorwaarden te verbeteren is niet aanwezig omdat er genoeg aanbod is, lonen kunnen zelfs dalen (hangt af van cao). Totale welvaart neemt af: niet voldoende gebruik maken van alle arbeidskrachten leidt tot minder productie en lagere welvaart (???) 17.3 Oorzaken werkloosheid (5 blz.) Pagina 3 van 6
Conjuncturele werkloosheid Werkloosheid als gevolg van een daling in de bestedingen (EV). Minder besteding>minder productie>minder werkgelegenheid>hogere werkloosheid (conjuncturele werkloosheid). Definitie = conjuncturele werkloosheid wordt veroorzaakt door afnemende bestedingen waardoor de productiecapaciteit niet meer helemaal wordt benut. Multipliereffect = daling van bestedingen leidt tot een sneeuwbaleffect van verdere daling. Structurele werkloosheid De productiecapaciteit schiet tekort om iedereen aan een baan te helpen. Productiecapaciteit wordt bepaald door kwantiteit en kwaliteit van productiefactoren arbeid, kapitaal en natuur. Als een onderneming arbeidskrachten vervangt door machines, vallen er ontslagen. Definitie = structurele werkloosheid wordt veroorzaakt door blijvende veranderingen in het productieproces. Kwalitatief: opleiding, vaardigheden en eisen van werkzoekenden sluiten niet aan bij vraag van werkgevers. Oorzaken: Scholing: als onderwijs niet aansluit op praktijk van bedrijfsleven of als een opleiding geen arbeidsmogelijkheden kent zal er werkloosheid ontstaan. Beperkte mobiliteit (willen verplaatsen om ergens een baan te zoeken): in de ene stad een overschot en in een ander een tekort > werkloosheid als je niet mee verplaatst. Discriminatie (maken van onderscheid op geslacht, leeftijd etc.) op arbeidsmarkt: kansen van werkzoekenden geringer. Armoedeval (werk levert minder op dan uitkering): mensen willen geen vies of onregelmatig werk aannemen of willen minder uren werken dan de vraag wil. Kwantitatief: productiecapaciteit in bedrijven en overheid is te klein om hele beroepsbevolking in te schakelen. Oorzaken: Onvoldoende investeringen: productiecapaciteit groeit te weinig om de groei van de beroepsbevolking bij te houden. Investeringen kunnen afnemen door stijgende loonkosten, dalende winstverwachtingen en stijging van leenrente. Mechanisatie, automatisering en robotisering: voor dezelfde productieomvang zijn minder mensen nodig. Concurrentiestrijd: minder winst en toenemende verliezen leidt tot inkrimpen van bedrijven of zelfs faillissement en dit gaat ten koste van arbeidsplaatsen. Fusies: bedrijven samenvoegen = minder mensen nodig. Verplaatsing bedrijfsactiviteiten: verplaatsing naar lagelonenlanden = minder arbeidsplaatsen in NL. Verzadiging van vraag naar goederen: daling productie, capaciteit en aantal arbeidsplaatsen. Overheidsmaatregelen: visverboden, Deltaplan en drooglegging IJsselmeer heeft gezorgd voor minder arbeidsplaatsen in visserij. Seizoenwerkloosheid: sommige werkzaamheden zijn aan bepaalde seizoenen gebonden. Werkloosheid in wintermaanden is hoger. Frictie- of wrijvingswerkloosheid: tijdelijke werkloosheid in de tijd dat men van baan veranderd of net van school komt en nog een baan aan het zoeken is. Bekendmaken van vacatures duurt even en werkgever en werknemer hebben elkaar nog niet gevonden door de ondoorzichtigheid van de markt. 17.4 Bestrijding werkloosheid (4 blz.) Afname conjuncturele werkloosheid Daling belastingen en sociale premies: als gezinnen minder loon- en inkomstenbelasting of sociale premies hoeven te betalen, houden zij netto meer over. Besteedbaar inkomen is hoger>meer bestedingen>meer productie>meer werkgelegenheid>daling conjuncturele werkloosheid. Nadeel: daling overheidsinkomsten>overheidstekorten. Toename overheidsuitgaven: meer wegen aanleggen, nieuwe scholen bouwen. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door bedrijven die de vraag naar hun goederen zien stijgen. Overheidssubsidies kunnen vraag stimuleren omdat goederen goedkoper worden. nadeel: stijging overheidsuitgaven>overheidstekorten. Pagina 4 van 6
Daling van de rente: lagere rente>minder sparen>meer uitgeven>meer bestedingen>meer productie>meer werkgelegenheid>daling conjuncturele werkloosheid. Ook zal er meer geleend worden om goederen te kopen. Deeltijd-WW: personeel minder laten werken zonder ontslag>uitkering overwint economische dip>geen ontslagen>behoud arbeidsplaatsen voor als markt weer aantrekt. Afname kwantitatieve structurele werkloosheid Daling loonkosten per product: lonen stijgen minder dan productiecapaciteit>loonkosten per product dalen>verbetering concurrentiepositie>stijging winst bedrijven>investeringen kunnen toenemen>extra arbeidsplaatsen. Oorzaken verlaging loonkosten: Verlaging van sociale werkgeverspremies: kosten voor bedrijven nemen af; Verlaging loonbelasting en sociale werknemerspremies: stijging nettoloon>geen hogere looneisen>lagere lonen betekenen hogere winsten>meer investeringen>meer werk. Loonkostensubsidies of verlaging minimumloon>daling loonkosten. Afkondiging loonpauze op grond van Wet op Loonvorming. Daling rente: investeringen gefinancierd met geleend geld>daling leenrente>investeringen goedkoper>meer investeringen>meer arbeidsplaatsen. Overheid verstrekt kredietgaranties > Rijk staat garant voor leningen die door ondernemingen worden aangegaan zodat zij sneller een krediet krijgen met een lagere rente. Verlaging belastingtarieven en verruiming aftrekposten voor bedrijven: verlaging van vennootschapsbelasting>toename nettowinst>investeringsbereidheid neemt toe. Investeringssubsidies en belastingvoordelen op nieuwe investeringen: overheidssubsidies>investeringen door bedrijven>bezighouden met innovatie door belastingvoordelen bij investeringen. Nadeel: arbeid wordt naar verhouding duurder en er moeten dus arbeidsbesparende investeringen worden gedaan. Verlenging bedrijfstijd: door produceren>meer productie>meer arbeidsplaatsen>daling vaste kosten per product>goedkopere productie mogelijk>goedkopere producten>verbetering concurrentiepositie. Versoepeling van verboden en geboden: daling bedrijfskosten>stijgende investeringsbereidheid>nadelen milieu Arbeidsduurverkorting en arbeidsontmoediging: maatregelen gericht op herverdeling van arbeid en ontmoediging van arbeidsaanbod leiden tot meer werk>daling werkloosheid. Afname kwalitatieve structurele werkloosheid Om-, her-, of bijscholing en inburgeringscursussen: werklozen kunnen kansen op arbeidsmarkt vergroten, dit kost geld maar dit wordt terugverdiend door beter geschoolde bevolking en minder werkloosheid>minder uitkeringen nodig>investering in toekomst. Kinderopvang: werkloze ouder accepteert eerder een baan als er wordt gezorgd voor kinderopvang>ouders krijgen kinderopvangtoeslag. Wetgeving ter bevordering van arbeidsmobiliteit: kosten woon-werkverkeer vaak vergoed door werkgevers en hierover hoeft geen belasting betaald te worden. Ook aanleg en onderhoud van wegen, verbetering openbaar vervoer en bestrijding files bevorderen arbeidsmobiliteit. Wetgeving gelijke behandeling: werkloosheid door discriminatie op arbeidsmarkt tegengegaan, iedereen moet dezelfde arbeidsvoorwaarden hebben. Wet sociale werkvoorziening: werkers in sociale werkvoorziening hebben een echte baan, maar het werk is aangepast aan de mogelijkheden en ze krijgen gewoon salaris. Afname frictie- en seizoenswerkloosheid Frictiewerkloosheid kan worden tegengegaan door goede werking van UWV, door tegengaan van ondoorzichtigheid op markt en het melden van vacatures aan werknemers op zoek naar een geschikte baan. Seizoenswerkloosheid kan moeilijk worden tegengegaan, een optie in horeca is spreiding van schoolvakanties. 17.5 Gespannen arbeidsmarkt (2 blz.) Gespannen arbeidsmarkt = de vraag van werkgevers is groter dan het aanbod van arbeidskrachten (tekort aan arbeidskrachten). Pagina 5 van 6
Gevolgen gespannen arbeidsmarkt Toenemende loonstijgingen: personeel aantrekken door hogere lonen. Daling van de winst: door hogere loonkosten dalen de winsten in bedrijven. Toenemende inflatie: gestegen loonkosten proberen terugverdiend te worden door het verhogen van de prijzen. Loon-prijsspiraal: gestegen lonen kunnen leiden tot inflatie maar een stijging van het prijspeil leidt tot daling van koopkracht van de lonen>werknemers eisen hogere lonen>hogere prijzen om loonkosten terug te verdienen etc. etc. Verslechtering van internationale concurrentiepositie: prijzen stijgen>meer concurrentie>afzet Nederlandse bedrijven neemt af. Snelle procesinnovatie: mechanisatie, automatisering en robotisering zorgen ervoor dat arbeidskrachten worden vervangen door machines>tekort arbeidskrachten neemt af. Oorzaken gespannen arbeidsmarkt Daling omvang beroepsbevolking: door vergrijzing en daling van aantal schoolverlaters daalt arbeidsaanbod. Toename van de vraag naar arbeidskrachten: toename bestedingen>toename productie>meer arbeidskrachten nodig wanneer toename van productie hoger is dan toename arbeidsproductiviteit, andersom is oververhitting van de economie of overbesteding>stijging prijspeil. Verschillen in scholing en vaardigheden: onjuiste scholing of geringe mobiliteit van arbeidskrachten zorgt voor verschillen tussen vraag en aanbod. Bestrijding gespannen arbeidsmarkt Beleid dat gericht is op het laten toenemen van arbeidsaanbod: meer mensen gaan aan het werk of werknemers moeten langer werken. Voorbeelden: Verlengen officiële werkweek, verminderen van aantal vakantiedagen; Verhogen AOW-gerechtigde leeftijd, verlagen leerplichtleeftijd; Afschaffen van VUT of prepensioen; Belastingmaatregelen ten gunste van werkenden; Tegemoetkoming in kosten van kinderopvang; Soepeler toelatingsbeleid buitenlandse werknemers. Beleid gericht op toename van arbeidsproductiviteit: hetzelfde werk doen met minder mensen>arbeidsbesparende investeringen door innovatiesubsidies en verbetering van onderwijs. Beleid gericht op betere afstemming van de kwaliteit van arbeid op eisen in bedrijfsleven: beleid zorgt ervoor dat bedrijfsleven over werknemers kan beschikken met juiste opleiding. Pagina 6 van 6