Masarykova univerzita Filozofická fakulta. Magisterská diplomová práce



Vergelijkbare documenten
Spoor je leerlingen dus aan om een verzorgde taal te hanteren tijdens en buiten de lessen. Je maakt hen enkel sterker!

Veranderingen. in de. Nederlandse aanspreekvormen

ALGEMEEN. Doel & inhoud. Evaluatie

Formeel en informeel. Formeel: Je gebruikt u om iemand aan te spreken. Je noemt iemand bij zijn achternaam.

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Nederlandse Samenvatting

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Feedback is een mededeling aan iemand die hem informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren.

9 Communicatie-tools. voor meer liefde, meer verbondenheid, meer intimiteit & betere communicatie

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen

EEN ZAKELIJKE BRIEF SCHRIJVEN NEDERLANDS

Eisen en lay-out van het PWS

Doel van Bijbelstudie

Adviezen in een hulpverlenend gesprek: zegen of vloek? Door: Johan Clarysse, stafmedewerker Tele-Onthaal West-Vlaanderen

Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven

Scriptie over Personal Branding en Netwerking

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Reflectiegesprekken met kinderen

Compassie leven. 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie. PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

MEMORANDUM ALGEMENE VOORWAARDEN. 1 Inleiding

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

HET WERKWOORD : DE TIJDEN

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Zondag 19 januari Viering in de Week van Gebed. voor de eenheid van de christenen. Paulusgemeenschap en. Protestantse Gemeente de Eshof

1 Inleiding. 1.1 Inleiding

EEN E MAIL STUREN NAAR EEN DOCENT

Leren parafraseren & synthetiseren

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

WERKVORMEN MAGAZIJN. Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

Februari 2012 Workshop Eviont

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Modelen. Contactgegevens

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 dinsdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Samenvatting door een scholier 1141 woorden 26 januari keer beoordeeld. Nederlands. Nederlands Proefwerk Schrijven H.3.

Wie is er nou blind? Het evangelie naar Johannes 9:

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

Eisen Nederlands, vormgeving, APA. Pagina 1 van 10. Eisen Nederlands, vormgeving en bronvermelding AMA

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Beknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament

Bijlage 1: Methode. Respondenten en instrumenten


Module 3. Hoe gebruik ik informatie op een correcte manier?

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

We moeten vreemde woorden uit het Nederlands te weren

> TAALWERKBLAD PARTICIPATIE

Attitudes en gedrag i.v.m. de professionele rollen van leraren in opleiding. Opdrachtenbundel

1 Korintiërs 12 : 27. dia 1

Enquête: De spirituele dimensie in de palliatieve zorg

Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Onderzoek: Studiekeuze

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil

onthouden. Schrijfdoelen Schrijfdoel Inhoud schrijfdoel Voorbeeld vermaakt door een leuk, spannen, aangrijpend of interessante tekst.

Doel A bestaat uit vier inhoudelijke elementen waar we bij stil zullen staan in deze studie:

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

In de loop van de vele jaren dat ik in mijn bediening sta, constateerde

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Hoofdstuk 6: waarden, normen en. instituties

Z I N S O N T L E D I N G

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren

wat is passend? naar aanleiding van Paulus brief aan de Kolossenzen wil ik dat uitwerken voor 4 categorieën vier kringen

Visual Storytelling Analyse van een Infographic. Het Frisia-Nederland conflict

Mijn dochter; boulimia en borderline

Handboek gedragscodes voor leerkrachten, directie en ouders van Openbaar Onderwijs Alblasserdam

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

VOORWOORD. René van Royen

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Voorbereiding op de studiekeuzecheck 1. Lees aandachtig het meegezonden artikel. 2. Maak hiervan een samenvatting van 10 regels. 3.

BIJBELSTUDIES VOOR JONGE GELOVIGEN LES 1. Les 1 - De oorsprong van de Bijbel. In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling

Tekststudio Schrijven en Schrappen lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Masarykova univerzita Filozofická fakulta. Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky. Nizozemský jazyk a literatura

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

Test: Je ouders als studie oriëntatiecoach

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

Meerwaarde voor onderwijs. De Pijlers en de Plus van FLOT

Minicursus Verbindend Communiceren. Geschreven door: Jan van Koert

NOOIT GENOEG DE KWETSBAARHEID VAN

Rijksuniversiteit Groningen

Dit is een digitale voorbeeldversie van de opdrachten voor de leerlingen. Mail naar voor de originele versie.

Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met Lisette van Vliet: lisette.van.vliet@eenvandaag.

Verantwoord Bijbelgebruik

Usability Engineering en User Experience 2012/2013

Techniekkaart: Het houden van een interview

Kan ik het wel of kan ik het niet?

REGELING BACHELOR SCRIPTIE (specialisatie Geschiedenis LAS)

Gemeente. Zijspoortje. De Bijbelse Encyclopedie leert ons dat het woord kerk afgeleid is van het Griekse woord [kuriakè], dat des Heren betekent.

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Transcriptie:

Masarykova univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Magisterská diplomová práce 2011 Adéla Obermajerová

Masarykova univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Nizozemský jazyk a literatura Adéla Obermajerová Sociale deixis en verzoekstrategieën in Nederlandse, Vlaamse en Tsjechische zakelijke verzoekbrieven Magisterská diplomová práce Vedoucí práce: Mgr. Marta Kostelecká 2011

Prohlašuji, že jsem diplomovou práci vypracovala samostatně s využitím uvedených pramenů a literatury. Ik verklaar hiermee dat ik deze Masterscriptie zelfstandig heb geschreven en dat ik alle gebruikte bronnen in de Literatuurlijst heb opgenomen....

DANKBETUIGING Ik wil hier enkele mensen bedanken zonder wie deze scriptie niet tot stand had kunnen komen. Ik wil vooral mijn begeleidster, Mgr. Marta Kostelecká, hartelijk bedanken voor haar begeleiding en steun tijdens het hele schrijfproces. Ze heeft me altijd moed kunnen inspreken toen ik in de ontwerpsfase er soms over twijfelde dat ik ooit mijn onderzoek op de juiste weg zou kunnen zetten. Een tweede woord van dank gaat aan Mgr. Sofie Rose-Anne W. Royeaerd, M.A., voor haar waardevolle kritiek die mij bij het formuleren van het onderzoeksonderwerp hielp. Vervolgens dank ik aan dr. P. J. (Per) van der Wijst die me zijn proefschrift gratis ter inspiratie per post heeft doorgestuurd en dat nog niet terugvraagt. Verder ben ik ook aan dr. Jacomine Nortier dankbaar voor het bemiddelen van enkele literatuurbronnen en aan Mgr. Klára Švehlová voor het bespreken van betalingsherinneringen in de context van het Tsjechische recht. Aan de volgende mensen ben ik dankbaar voor een grote hulp met de talige kant van de scriptie: Fedora Vandermeersch, M.A., Steffie Vanveerdeghem, B.A., Joyce Dujardin, M.A., Niels Verschatse en Nicolas Roose, B.A. Ik stel vooral op prijs dat ze me nog geen betalingsherinneringen hebben gestuurd. Uiteraard had deze scriptie niet kunnen ontstaan zonder de Nederlandse, Vlaamse en Tsjechische lieve vrijwilligers die me hun zakelijke correspondentie ter beschikking hebben gesteld. Ik verklaar hiermee dat ik de brieven en e-mails uitsluitend voor mijn onderzoeksdoeleinden heb verwerkt. Tot slot wil ik hartelijk bedanken aan de talrijke mensen die met mij over de scriptie praatten, die mij inspireerden, goede vragen stelden of vóór wie ik gerust wild kon brainstormen zonder dat ze iets zeiden. Helemaal tot slot bedank ik degenen die me het allerdichtst aan het hart liggen. Dank dat jullie zijn.

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING...... 4 1.1 Twee hoofdonderwerpen... 4 1.2 Theoretische aanpak... 4 1.3 De centrale vragen en het doel... 5 1.4 Structuur en metodologie... 5 2 SOCIALE DEIXIS IN DE THEORIE... 8 2.1 Definitie van sociale deixis... 8 2.2 Sociale relatie en situatie... 9 2.2.1 Status en solidariteit... 10 2.3 Taalmanifestaties van sociale deixis... 11 2.3.1 Taalmanifestaties en het geval... 11 2.4 Het T/V-systeem... 12 2.4.1 Nederlandse aanspreekvormen... 13 2.4.2 Tsjechische aanspreekvormen... 18 2.5 Vocatieven...22 2.6 Beleefdheid... 25 3 VERZOEKEN EN VERZOEKSTRATEGIEËN IN DE THEORIE... 27 3.1 Het coöperatie-principe en de conversationele maximes... 28 3.2 Verzoek als een illocutieve taalhandeling... 30 3.2.1 De illocutieve strekking en de illocutieve kracht... 30 3.2.2 Verzoek vs. bevel... 31 3.2.3 Slotbeschouwingen... 32 3.3 Het beleefdheidsprincipe... 32 3.4 Beleefdheidsstrategieën volgens Brown & Levinson...34 3.4.1 Gezicht...34 3.4.2 Gezichtsbedreigende handeling (FTA)... 35 3.4.3 Gezichtsherstellende middel... 35 3.4.4 Overzicht beleefdheidsstrategieën en drie sociologische variabelen... 35 1

3.5 Indirectheid in de pragmatiek... 37 3.6 Verzoekstrategieën... 38 4 ZAKELIJKE VERZOEKBRIEVEN IN DE PRAKTIJK: DE SOCIALE DEIXIS...43 4.1 Corpus... 44 4.1.1 Betalingsherinneringen en verzoeken om informatie... 44 4.1.2 Ordening van het corpusmateriaal en wijze van het verzamelen... 45 4.2 Sociale relatie en situatie in de context van verzoekbrieven... 46 4.3 De pronominale keuze tussen T en V... 48 4.3.1 De pronominale keuze tussen T en V volgens handboeken... 48 4.3.2 Corpusanalyse van de aanspreekvormen... 49 4.4 De aanhef en de slotformule in de verzoekbrieven... 50 4.4.1 De aanhef en de slotformule volgens de Nederlandstalige... handboeken... 50 4.4.2 De aanhef en de slotformule volgens de Tsjechische handboeken... 51 4.4.3 Analyse van de aanhef en de slotformule in de Nederlandse en... Vlaamse brieven... 52 4.4.4 Analyse van de aanhef en de slotformule in de Tsjechische brieven... 54 5 ZAKELIJKE BRIEVEN IN DE PRAKTIJK: VERZOEKSTRATEGIEËN & INHOUDSFORMULERING... 57 5.1 De mate van impositie... 58 5.2 Overzicht verzoekstrategieën in het corpus... 60 5.3 Analyse van de verzoekstrategieën in het corpus... 62 5.3.1 De strategieën met imperatief en met performatief werkwoord... 62 5.3.2 De strategie met een statement van wil, wens of noodzaak 66 5.3.3 De zesde verzoekstrategie: refereren aan precondities...66 5.4 Inhoudsformulering van de brief volgens de handboeken..68 5.4.1 De inleidende alinea en de slotalinea... 68 5.4.2 Taalgebruik en de kern......70 5.5 Analyse van de inhoudsformulering bij drie brieven..72 5.5.1 Een Nederlandse brief...... 72 2

5.5.2 Een Vlaamse brief... 73 5.5.3 Een Tsjechische brief... 74 6 SAMENVATTING EN CONCLUSIE... 76 6.1 Samenvatting van het theoretische gedeelte: de belangrijkste punten..76 6.2 Samenvatting van het praktische gedeelte: de belangrijkste punten... 78 6.3 Resultaten van het praktisch onderzoek: de sociale deixis... 80 6.3.1 De pronominale keuze tussen T en V... 80 6.3.2 De aanhef en de slotformule... 81 6.4 Resultaten van het praktisch onderzoek: de verzoekstrategieën en inhoudsformulering... 83 6.5 Eigen evaluatie van het onderzoek en conclusie... 84 7 LITERATUURLIJST 86 8 LIJST TABELLEN.. 91 BIJLAGE: CORPUS ZAKELIJKE VERZOEKBRIEVEN 3

1 INLEIDING 1.1 Twee hoofdonderwerpen De eerste taaluitdrukkingen die we allemaal als kleine peuters ooit geproduceerd hebben, zoals Mamma!, Daar!, Ik wil niet en Geef mij dat!, waren al deiktische uitdrukkingen en verzoeken. Met de deiktische uitdrukkingen streefden we er kennelijk naar dingen en personen aan te wijzen, naar hen te verwijzen, of iemands aandacht te krijgen; en met de eenvoudige, directe verzoeken verzochten we al iets van iemand. Met deze vertrouwde herinnering wil ik de twee hoofdonderwerpen van mijn onderzoek voorstellen. In de scriptie die voor u ligt, staan dus de volgende twee verschijnselen van het taalgebruik in het Nederlands en in het Tsjechisch centraal: een soort deiktische uitdrukkingen, namelijk de sociale deixis; en de verzoekstrategieën. Het tekstsoort waar ik de aandacht op zal richten met het oog op beide hoofdonderwerpen, zijn zakelijke verzoekbrieven in het Nederlands en het Tsjechisch. Met het begrip verzoekbrieven 1 bedoel ik brieven én e-mails waarin er om iets verzocht wordt, meer bepaald om een betaling (betalingsherinneringen) of belangrijke informatie (verzoeken om informatie). De betalingsherinneringen werden meestal door een advocaat geschreven, dus ze waren nog geen rechtbankdocumenten (meer in 4.1.1). 1.2 Theoretische aanpak Waarom schrijf ik nu over de sociale deixis én over de manier van verzoeken? Hoe functioneert de theorie hier? Het antwoord op de eerste vraag leid ik af uit mijn 1 Als een Tsjechisch equivalent vind ik de term žádost het meest passend (cf. Slovník spisovné češtiny pro školu a veřejnost. Red. Akademie věd České republiky, Ústav pro jazyk český. Praha: Academia, 1998. p.585) 4

voorbeeld, namelijk dat eenvoudigweg, en intuïtief, kan gezegd worden dat personen aanspreken, en van hen iets willen, in mijn opvatting tot de kernfuncties van taal behoort. Vandaar dat ik ervoor gekozen heb allebei onderwerpen te gaan bestuderen. De keuze van het tekstsoort is dan toe te schrijven aan het feit dat de sociale deixis en verzoekstrategieën in elke zakelijke verzoekbrief voorkomen en daar essentieel zijn. Naar aanleiding van Chestermans categorisatie van verschillende soorten opvattingen van het begrip theorie ( On the Idea of a Theory, 2007) zie ik de theorie in deze scriptie hoofdzakelijk als een samenspel van descriptieve, interpretatieve en voorspellende hypotheses: de aanpak is in de eerste instantie beschrijvend en samenvattend. In de tweede instantie komen er verschillende categorisaties voor die Chesterman als voorbeeld geeft van een interpretatieve hypothese. Deze wordt gezien als een menselijk middel om de wereld te conceptualiseren en dus erover te mogen praten. Een belangrijk aspect van een interpretatieve hypothese is dat ze niet onverwisselbaar of onbetwistbaar is. In de derde instantie formuleer ik ook op basis van de theorie enkele voorspellingen ten opzichte van het aansluitende praktische gedeelte. Nu stel ik de centrale vragen van dit onderzoek. 1.3 De centrale vragen en het doel De centrale vragen van dit onderzoek zijn de volgende: Hoe ziet het gebruik van de sociale deixis en verzoekstrategieën in Nederlandse, Vlaamse en Tsjechische zakelijke verzoekbrieven eruit? Zijn er verschillen per taal en ook per cultuur? Zo ja, welke? Welke adviezen geven de auteurs van handboeken over zakelijke correspondentie aan schrijvers van zulke brieven? Het beoogde doel ligt erin dat de gevorderde Tsjechische student Nederlands een overzicht krijgt van het taalgebruik in zakelijke verzoekbrieven zowel in de vreemde taal als in de moedertaal. Ik werk dus cross-linguïstisch en cross-cultureel: vergelijken is de bedoeling. De scriptie wordt dan ook een bron van specifieke woordenschat, waarvan er bij het vertalen van zakelijke correspondentie, of een eigen productie van teksten, gebruik kan worden gemaakt. De scriptie zou om dezelfde reden ook andersom voor de Nederlandse of Vlaamse studenten Tsjechisch interessant kunnen zijn. 1.4 Structuur en metodologie De scriptie bestaat uit een theoretisch gedeelte en een praktische analyse. Het structuurplan is dusdanig opgesteld dat het tweede en derde hoofdstuk aan de twee 5

hoofdonderwerpen in de theorie gewijd is; de praktische toepassing daarvan neemt dan het vierde en vijfde hoofdstuk in beslag. Mijn doel in het theoretische gedeelte is enkele belangrijke begrippen in verband met sociale deixis en verzoeken te bespreken. Hierbij zal ik me baseren op onder andere werken van R. Brown & A. Gilman (1960), S. C. Levinson (1983), G. Leech (1983), P. Brown & S. C. Levinson (1987), R. Le Pair (1997), R. Wardhaugh (2002), J. Vermaes (2002) en M. Hirschová (2006). Het gaat vooral om pragmatische theorieën die ik in verband probeer te brengen en met eigen observaties uitbreiden. Daardoor verkrijg ik een theoretische basis waar ik verder mee zal kunnen werken in het praktische gedeelte. Het praktische gedeelte bestaat uit een klein literatuuronderzoek enerzijds en een kleinschalig corpusonderzoek anderzijds. In beide gevallen zal ik trachten het antwoord op de centrale vragen te krijgen. Meer specifiek wijd ik in hoofdstuk 4 de aandacht aan de sociale deixis in de praktijk. Eerst beschrijf ik nog precies welke brieven het corpus bevat, op welke manier ik ze heb geordend en ook wie ze mij vriendelijk heeft verstrekt. Daarna komt het literatuuronderzoek aan bod: ik wil hier enkele handboeken over zakelijke correspondentie raadplegen om een beeld te krijgen van wat de normen en aanbevelingen voor het schrijven van zakelijke brieven zijn, meer bepaald wat betreft de keuze van aanspreekvorm, de aanhef en de slotformule. Dat vergelijk ik meteen met het resultaat van het corpusonderzoek. In hoofdstuk 5 richt ik de aandacht weer op het tweede onderwerp, de verzoekstrategieën. Ik wil daar eerst te weten komen van welke verzoekstrategieën de schrijvers het meest gebruikmaakten en of er verschillen per taal en per cultuur zijn. Verder ben ik er ook in geïnteresseerd wat de auteurs van handboeken zeggen over de gewenste formulering van de inhoud. Ter illustratie analyseer ik daarna het taalgebruik bij één Nederlandse, één Vlaamse en één Tsjechische brief om te leren of de adviezen er nagevolgd worden. Over de metodologie en mijn aanpak wil ik nog de volgende zeggen. Ik besef dat ik in de scriptie geen formulering van universalia kan nastreven wat het taalgebruik in de context van de verzoekbrieven betreft. Dat beweer ik enerzijds in verband met de kleine omvang van het corpus en anderzijds in verband met het feit dat het taalgebruik toch altijd afhangt van de bepaalde linguïstische en extra-linguïstische context en die wel in zekere (kleine) mate van brief tot brief varieert hoeveel ik geprobeerd heb een corpus samen te stellen dat zo gelijkslachtig mogelijk zou zijn (meer in 4.1). 6

Ondertussen zegt Chesterman (2004: 41) 2 de volgende: We seek generalizations that are as extensive as possible. Less-than-universal claims can still be interesting and valuable. Any level of generalization can increase understanding. In aansluiting op dit idee tracht ik uit mijn onderzoek geen universele conclusies te trekken maar wel wil ik enkele neigingen nasporen in een specifiek soort zakelijke correspondentie van vandaag. Ik kom dus tot de resultaten die minder-danuniverseel zijn maar toch kunnen ze mijn lezer een interessant en waardevol inzicht verschaffen. Het nut zie ik ook in het feit dat ik laat zien hoe de theorie in de praktijk eruitziet, hoe de theorie in de praktijk gebracht kan worden en hoe de praktijk aan de hand van de theorie verklaard kan worden. 2 Bron: Chesterman, Andrew. Beyond the Particular. Translation Universals: Do They Exist? Red. Anna Mauranen & Pekka Kujamäki. John Benjamins: 2004. pp. 33-49. 7

2 SOCIALE DEIXIS IN DE THEORIE Uitgegaan van mijn eerste overwegingen in de inleiding zou ik hebben verondersteld dat taalkunde, en vooral pragmatiek, veel belang hecht aan deiktische categorieën en verzoeken. Mijn veronderstelling bleek echter niet even volkomen gerechtvaardigd te zijn. Zoals ik heb kunnen zien, is er op het vlak van verzoeken wel al veel onderzoek gevoerd. Het aantal werken rond deixis daarentegen is ontalrijk. Stephen C. Levinson (2006: 97) stelde nog niet zo lang geleden zelfs vast dat deixis een van het minst empirisch ondezochte kerngebieden van pragmatiek is en dat we de grenzen daarvan nog lang niet hebben begrepen. 3 Hij zegt verder dat er geen toereikende crosslinguïstische categorisatie van deiktische uitdrukkingen bestaat. Ik zal zelf geen categorisatie weergeven, maar, zoals reeds in de inleiding vermeld, zal ik wel crosslinguïstisch werken. Dit hoofdstuk vormt een theoretische basis voor de praktische analyse van het corpus. Eerst en vooral wil ik verduidelijken wat onder het begrip sociale deixis wordt verstaan en welke drie aspecten van communicatie eronder vallen. Daarna leg ik andere belangrijke begrippen uit, met name de sociale relatie en situatie, en de status en solidariteit. Ten laatste zal ik uiteenzetten hoe sociale deixis zich in het taalgebruik manifesteert. 2.1 Definitie van sociale deixis In mijn opvatting sluit ik me aan bij Levinson (1983: 89) in wiens pragmatische behandeling sociale deixis een overkoepelend begrip is voor dat soort taalvormen, waarin de sociale identiteit van de spreker 4, of de sociale relaties tussen twee of meer sprekers, of de sociale relaties tussen één spreker en de personen of objecten waar hij naar verwijst, ingebed zijn. Sociale deixis mag niet verward worden met persoonlijke deixis die met de grammaticale categorie van persoon (eerste, tweede en derde) te maken heeft en die de verschillende rollen van louter individuele mensen in de 3 [mijn vertaling, ao] 4 N.B. Om precies te zijn, zoals Levinson (1983: 89) tussen haakjes toevoegt, gaat het om de rollen die de communicatiedeelnemers in een gesprek spelen eerder dan om sociale identiteiten in de letterlijke zin van het woord. 8

gesprekssituatie weergeeft, dwz. de spreker, de aangesprokene(n) en de andere(n) (Levinson 1983: 89; 2006: 112 & 119; Yule geciteerd door Válková 61-62) 5. Vooraleer we zullen zien hoe sociale deixis zich werkelijk in taal manifesteert (2.3), komen nog andere essentiële begrippen aan bod, met name de sociale relatie en situatie, en de status en solidariteit. 2.2 Sociale relatie en situatie Ter verantwoording van het veelvuldig gebruikte begrip sociale relatie, wat dus ook een essentieel begrip is, licht ik het hier nader toe. De sociale relatie betekent een dimensie in het sociale leven van de mens. Vermaes maakt in tegenstelling tot eerdere werken een onderscheid tussen (sociale) relatie en situatie: een relatie vertaalt zich voor haar in prototypische intermenselijke relaties die voor iedereen herkenbaar zijn, bv. relatie leerling-leraar en kind-ouder (21). Onder situatie daarentegen verstaat zij het doel en het onderwerp van de gesprekssituatie en vooral de mate van formaliteit die ze vereisen (23). De formaliteit is hier zeer belangrijk omdat enkele situaties het (taal)gedrag beperken en weinig tot geen variatie toelaten. Het taalgebruik wordt dan in veel situaties gedetermineerd naargelang van de bestaande normen in de maatschappij en in sommige omstandigheden wordt de relatie zelfs in de schaduw gesteld (Dittmar 1978: 228 geciteerd door Vermaes 23). Als voorbeeld noemt Vermaes debatten in de Nederlandse Tweede Kamer waarin politici het u-aanspreekvorm hanteren maar elkaar buiten de vergaderzaal je en jou zeggen (ibidem). Als gemeenschappelijke term voor relatie en situatie gebruikt Vermaes de term geval. Hirschová (2006b: 170) gebruikt de term communicatieve situatie (in het Tsjechisch komunikační situace ) en dat wel in enigszins bredere zin die ook de sociale relatie dekt. In de scriptie zal ik de termen sociale en communicatieve situatie door elkaar gebruiken maar altijd in de betekenis volgens Vermaes. Zowel relatie als situatie bevatten twee fundamentele aspecten, die het globaal geval karakteriseren, en waarvan dus ook sociale deixis afhangt. Deze zijn met name het aspect van status en het aspect van solidariteit (R. Brown & A. Gilman 1960, herdruk 1972: 252; Vermaes 21; P. Brown & Levinson 74) 6. In het volgende hoofstuk zullen we zien dat er nog één aspect in de communicatie een rol speelt, met name de mate van 5 Voor een uitvoerige bespreking van deixis zie Levinson 2006: 97-121. N.B. Hirschová (2006b: 167) rangschikt de sociale deixis onder de persoonlijke. 6 Het artikel van R. Brown & A. Gilman uit het jaar 1960 werd in 1972 en 2003 herdrukt (zie Literatuurlijst). Ik zal voortaan in de bronvermelding het boek uit het jaar 1972 blijven gebruiken. 9

impositie van de individuele taalhandelingen. Dit bespreek ik pas later. In de volgende subparagraaf geef ik een beschrijving van de status en de solidariteit (ibidem). 2.2.1 Status en solidariteit Status wordt vaak afgebeeld als de maatschappelijke hiërarchische verhouding tussen twee mensen op de verticale lijn waarbij de een boven [ ] de ander [staat] (Vermaes 21). Het kan dus gezegd worden dat er sprake is van een soort machtsverhouding: daarom gebruikt men in het Engels de term power (macht). In de Tsjechischtalige literatuur heb ik voor status (of power) naast de letterlijke vertaling (status) ook twee andere equivalenten gevonden, met name moc (macht) en autorita (gezag) 7. Elke maatschappij heeft haar eigen sociale structuur waar soms zeer verschillende regels en/of gewoontes heersen. R. Brown & A. Gilman (1972: 255) vermelden de volgende voorbeelden van variabelen die voor de machtsverhouding tussen sprekers doorslaggevend kunnen zijn, of ooit zijn geweest: de fysieke kracht, de rijkdom, de leeftijd, het geslacht, de geïnstitutionaliseerde rol in de kerk, de staat, het leger, of binnen het gezin. Bij solidariteit denken we aan gelijkwaardigheid en vertrouwdheid tussen de sprekers, die dan wel op de horizontale lijn kunnen worden afgebeeld. Met andere woorden, als we de mate van solidariteit willen bepalen, moeten we rekening houden met de grootte van de sociale afstand. De gelijkwaardige posities in de maatschappij of gelijkwaardigheid in de context van de net genoemde variabelen zijn hier van belang. R. Brown & A. Gilman (1972: 258) benadrukken echter dat de objectieve gelijkwaardigheid voor de mate van solidariteit niet bepalend is. Wat de ultieme doorslag wel geeft, is de gelijkstemmigheid tussen de sprekers over hun sociale relatie. Verder stellen ze vast dat over het algemeen het aspect van solidariteit tussen de sprekers al vanaf de negentiende eeuw steeds meer voorrang is gaan krijgen (ibid. 260; Vermaes 2002: 21-22). Het begrip sociale afstand wordt ook door Hirschová gebruikt (2006a: 68). Wat ze in het Tsjechisch als sociální distance aanduidt, is echter eerder een ruimere term. Hiermee wordt enerzijds de verticale afstand bedoeld, die in dezelfde zin wordt gebruikt als de term status hierboven, en de horizontale afstand anderzijds, die verder een spatiale én temporele dimensie bevat. Met de term horizontale afstand verwijst 7 De term moc komt voor in Carbucicchio (2008: 15) en Válková (2004: 167); de term autorita in Fidler, Masako U. Vztah mezi solidaritou a jazykem (interpretace na základě češtiny a japonštiny). Čeština univerzália a specifika, 4. Red. Zdeňka Hladká & Petr Karlík. Verzameling artikelen uit de conferentie te Masaryk universiteit, Brno. Praha: Nakladatelství Lidové noviny, 2002. pp. 285-298.) 10

Hirschová bijvoorbeeld naar de manier van communicatie, waarbij ze denkt aan het verschil tussen de interpersonele en de massacommunicatie, of het verschil tussen communicatie hier en nu en het lezen van een brief. Al deze factoren, waardoor sociální distance wordt samengesteld, zouden volgens Hirschová op de sociale deixis invloed uitoefenen. Een concreet voorbeeld geeft ze echter alleen maar voor de horizontale afstand (ibid. 68-69). 2.3 Taalmanifestaties van sociale deixis De actuele taalmanifestaties van sociale deixis zijn de volgende aspecten van communicatie: de pronominale keuze tussen je en u (oftewel T/V-pronomina; 2.4); het gebruik van namen en andere nominale aanspreekvormen (de zog. vocatieven; 2.5); en het gebruik van beleefdheidsstrategieën (Wardhaugh 259 & 275, zie ook Levinson 1983: 89; hier 2.6). Voordat ik er dieper op inga, wil ik hier nog twee opmerkingen vermelden. 2.3.1 Taalmanifestaties en het geval Traditioneel wordt het gebruik van je als vertrouwd gezien, en u als beleefd (Wardhaugh 259). Daarom zou men op dit punt misschien geneigd zijn om de keuze van pronomina van de tweede persoon enkelvoud als een soort beleefdheidsstrategie te beschouwen. Waar ik echter op wil wijzen, is dat we zojuist gezien hebben dat er minstens twee fundamentele factoren in het spel zijn, met name de status en de solidariteit (2.2.1). Met andere woorden is de gemene deler van alle drie de aspecten de actuele context van het gesprek oftewel het geval (cf. 2.2). De actuele toepassing van de pronomina, maar ook van de vocatieven en van de beleefdheidsstrategieën, is daar sterk afhankelijk van (Válková 62; Vermaes 21; zie ook Žgáničová 31). Vandaar dat ik hier de beleefheid níet boven de sociale deixis plaats. De tweede opmerking is dat de factoren van status en solidariteit geen statische factoren zijn: nota bene zelfs niet binnen één gesprek. Zoals Válková (63-64) in haar Engelstalige voorbeeld laat zien, fungeren de status en de solidariteit als contextgevoelige variabelen. Dat wil zeggen dat de ene het gesprek 8 mag aanknopen door de solidarteit aan te bieden en de vertrouwde Hello, Frank te gebruiken (cf. Vocatieven in 2.5), maar de andere met Good afternoon, Irv laat zien dat hij of zij een grotere sociale afstand wenst te houden (cf. supra). Daarop reageert de eerste persoon meteen met Good afternoon, sir hieruit blijkt dat de wens geaccepteerd werd. 8 In dit geval gaat het om een telefonisch gesprek: een tv-kijker belt een moderator van een talkshow op. De moderator is degene die het gesprek begint. 11

In de komende drie paragrafen ga ik dus op de drie aspecten van communicatie in waardoor sociale deixis zich manifesteert. 2.4 Het T/V-systeem Een eerste communicatiemiddel om sociale deixis mee uit te drukken, is de keuze tussen de persoonlijke voornaamwoorden in de tweede persoon enkelvoud bij talen die deze distinctie vergen. Een vaak voorkomende aanduiding voor zo n distinctie is het T/V-systeem, waarin dus de T/V-pronominale aanspreekvormen in het enkelvoud onderscheiden worden (verder aanspreekvormen, of T en V als eenheden). Deze aanduiding komt doordat het T/V-onderscheid met dat uit het Latijn overeenstemt. In het Latijn bestonden er namelijk het enkelvoudig pronomen tu (T) en het meervoudige vos (V). Men gebruikte echter in bepaalde situaties de meervoudige vorm ook als een individuele persoon werd aangesproken. Zoals ik net heb vermeld, worden de T en V vaak respectievelijk als vertrouwd/informeel en beleefd/formeel/niet-vertrouwd beschreven (bv. Wardhaugh 259). Ik ben er echter een voorstander van om het adjectief beleefd achterwege te laten doordat ik de pronominale en andere aanspreekvormen (zie verder 2.5) als een fenomeen zie dat niet onder beleefdheid valt, maar eerder daarnaast staat en daarmee verbonden is. Aan de ene kant sluit ik me dan ook weliswaar aan bij Carbucicchio (2008: 10) volgens wie we pas tegen iemand beleefd kunnen zijn wanneer we de contact hebben aangeknopen - en daar kunnen we alleen maar in slagen als we hem of haar beleefd aanspreken; dus niet met uitdrukkingen zoals Jij, daar!. 9 Met andere woorden zijn V-vormen en niet-vertrouwde nominale aanspreekvormen dus wel middelen om beleefdheid uit te drukken. Aan de andere kant kunnen we ook tegen iemand beleefd of onbeleefd zijn volledig afgezien van aanspreekvormen (cf. Berger 2002: 189). We zullen in deze paragraaf zien dat het Nederlands en het Tsjechisch allebei het T/V-onderscheid kennen. Eerst en vooral moet nog de volgende vraag worden gesteld: Hoe is het T/V-systeem tot stand gekomen? De theorie van de oorsprong van de Latijnse T en V werd door Roger Brown & Albert Gilman in 1960 uitgewerkt (herdruk 1972: 254-255, met verwijzing naar Byrne [1936] en Châtelain [1880]). Aanvankelijk was er enkel sprake van de T-vorm tu. De persoon die als eerste met het meervoudige vos aangesproken werd, was de keizer. Dit zou rond de vierde eeuw gebeuren: de verklaring hiervoor is dat het Romeinse Rijk toen door 9 [vertaald door mij, ao] 12

twee keizers bestuurd werd. De ene was in Constantinopel gevestigd en de andere in Rome. Als gevolg van Diocletianus hervorming werd het Rijk administratief verenigd. Wie na deze hervorming de ene keizer aansprak, sprak automatisch ook diens collega aan. Mogelijk heeft dit geleid tot het gebruik van het meervoudige vos voor de keizer. Bovendien was de keizer figuurlijk de vertegenwoordiger van het hele volk: om die reden gebruikte hij toch de pluralis maiestatis oftewel het majesteitsmeervoud nos als hij naar zichzelf verwees. Het eerbiedige vos van zijn onderdanigen kan dan als de reciprociteit daarvan gezien worden. De V-vorm werd daarna verspreid naar andere machtige personen en overgenomen door het Frans, Engels, Italiaans, Spaans, Duits en, zoals we zullen zien, het Nederlands (Vermaes 35). V werd toen niet-wederkerig gebruikt, dus iemand die macht over de andere had, zei T en ontving V (R. Brown& A. Gilman 257). Zo is de machtssemantiek ontstaan die ik al eerder besproken heb (cf. 2.2.1). Mensen in dezelfde maatschappelijke positie gebruikten het wederkerige T onder elkaar als een teken van vertrouwdheid. Het wederkerige V kwam voor het eerst bij de Franse adel voor als een teken van elegantie. Na verloop van tijd is V echter wedekerig geworden: geleidelijk aan was er noch sprake van een soort machtsverhouding tussen de spreker en de hoorder, noch van enige familiariteit (R. Brown& A. Gilman 257). Hieronder volgt een beknopt overzicht van de bestaande aanspreekvormen en de ontwikkeling daarvan. Eerst bespreek ik de Nederlandse en daarna de Tsjechische. Ik schets telkens nog het huidige gebruik daarvan ook. 2.4.1 Nederlandse aanspreekvormen Tabel 1 laat ons kennis maken met de aanspreekvormen in het moderne Nederlands, wat wil zeggen zowel de Nederlandse als de Vlaamse variëteit, formeel én informeel (Vermaes 20). Voor de volledigheid vermeld ik ook de getallen en de vorm wanneer het persoonlijk voornaamwoord niet het subject is. subject/nominatief object/andere naamvalllen enkelvoud u, jij/je, gij/ge u, je, jou meervoud u, jullie, gij/ge u, jullie Tabel 1: Aanspreekvormen in het moderne Nederlands 13

De Nederlandse aanspreekvormen ontwikkelden zich tot hun huidige vorm vanaf de dertiende tot en met de negentiende eeuw. Het gebruik daarvan is echter vanaf het begin van de twintigste eeuw tot op heden aan het veranderen. De studie van deze veranderingen vormt een gedeelte van het proefschrift Veranderingen in de Nederlandse aanspreekvormen van de dertiende t/m de twintigste eeuw (2002) door Johanna A. M. Vermaes. Het tweede gedeelte, dat in het proefschrift centraal staat, bestaat uit onderzoek naar het huidige gebruik van aanspreekvormen in Nederland. Zoals gezegd, ik beperk me in deze scriptie tot een korte samenvatting van, eerst, de ontwikkeling van aanspreekvormen en, twee, de neigingen in het huidige gebruik in Nederland. In de hele paragraaf ga ik me dus op de genoemde studie baseren. In Vlaanderen vond er voor zover ik weet nog geen gelijkaardig onderzoek plaats. Daarom vermeld ik alleen maar enkele overwegingen van Vermaes en mijn eigen observaties ook. Oorspronkelijk bestonden er, in het Middelnederlands, de volgende aanspreekvormen: ghi voor het meervoud en als beleefdheidsvorm tegen iemand met een hogere status [+status] en met wie men niet vertrouwd was [-solidariteit] 10 en du voor het enkelvoud tegen iemand die een lagere status had en met wie men wel vertrouwd was [- status][+solidariteit] (35, 53). Dit onderscheid werd waarschijnlijk beïnvloed door het Latijnse vos en tu en het Franse vous en tu (zie ook verder bij 2.4.2). De u-vorm werd in het Middelnederlands slechts als objectsvorm van ghi gebruikt (47, 52). Toen vonden er drie grote veranderingen plaats. De eerste in de zestiende eeuw: du werd toen bijna volledig vervangen door ghi waarmee men op dat moment iedereen aansprak zonder verschil in situatie. Het Nederlands kwam toentertijd in dit opzicht met het Engels overeen waar de oorspronkelijke vertrouwdsheidsvorm (thou) verdween en alleen you bleef bestaan (217). In de zeventiende eeuw sloeg het Nederlands echter opnieuw een andere weg in. De tweede verandering is namelijk het gebruik van u niet alleen in de accusatief, maar ook in de nominatief. De opkomst van u als subject kan ook verklaard worden door de verkorte vormen van de aanspreking Uwe Edelheid, uwé of uwe. Daar zou u zich van ontwikkeld hebben. De derde verandering is de verspreiding van de jij/je-vorm die aanvankelijk alleen maar in de provincies Noord- Holland en Zuid-Holland in plaats van ghi werd gebruikt (47, 53). Vanaf de zeventiende tot en met de negentiende eeuw had men dus een waaier aan aanspreekvormen: het traditionele gebruik van de combinatie ghi en u bestond parallel met het nieuwe u als subjectsvorm. Bovendien drong de Noordelijke jij/je- 10 De grafische vorm heb ik overgenomen van Vermaes (35) 14

vertrouwdheidspronomen langzamerhand ook de taal in het Zuiden binnen. Dit betekent dan ook dat men in de negentiende eeuw opnieuw de beleefdheids- en vertrouwdheidsvormen en enkelvoud en meervoud is gaan onderscheiden. Men gebruikte namelijk gij/ge en u als beleefdheidsvorm [+status][-solidariteit] en jij/je voor het enkelvoud en als vertrouwdheidsvorm [-status][+solidariteit]. Wie meervoud wilde uitdrukken, gebruikte -lieden of -lui als uitgangen (bv. gijlieden en jijlui). Hiervan stamt de huidige meervoudsvorm jullie af (54). Hoe zag de situatie in de twintigste eeuw eruit? In Nederland behoorden de aanspreekvormen u en jij/je weliswaar al vanaf de achttiende eeuw tot de standaardtaal (49), maar pas op het eind van de negentiende eeuw zijn de andere aanspreekvormen bijna volledig verdwenen en het gebruik van u en jij/je is gestabiliseerd, met u voor [+status][-solidariteit] en jij/je omgekeerd [-status][+solidariteit] (78). Daarna, in de loop van de twintigste eeuw, heeft er zich echter nog een grote verschuiving in het gebruik van u naar jij/je voorgedaan, omdat het begrip status in de gewone omgang aan belang moest inboeten. Dit was vooral te zien aan de kind-ouder relatie, waar een kind de ouder steeds minder met u is gaan aanspreken (ibidem). Aan de andere kant blijft het traditionele status-/solidariteitssysteem in de twintigste eeuw voortbestaan, bijvoorbeeld in interviews en reclameteksten. Vermaes vat de problematiek samen door te zeggen dat in de vorige eeuw de gebruikswaarde van u en jij/je nog in ontwikkeling was (80). Zoals gezegd heeft Vermaes in het laatste decennium van de twintigste eeuw onderzoek gedaan naar het gebruik van aanspreekvormen in Nederland. Dit was alleen mogelijk door een landelijke enquête onder bijna anderhalfduizend informanten uit te voeren. Ze vergelijkt drie generaties (oud, midden en jong) in verschillende relaties en situaties. Het ging primair om de relaties met ouders, leraren, onbekende helper en kennissen. Dat waren dus de personen tot wie men zich richtte. De relaties met ouders heeft de auteur gekenschetst als [+status][+solidariteit] (hogere status van de aangesprokene, wel vertrouwdheid), met leraren als [+status][-solidariteit] (ook hogere status maar geen vertrouwdheid), met een onbekende helper als [-status][-solidariteit] (hier speelt vooral de onbekendheid de rol [127]), en met kennissen als [±status][±solidariteit] (zoals een buurtgenoot die relatief bekend is maar niet helemaal vertrouwd [134]). De communicatiesituaties bestonden uit informeel overleg, een vergadering, een gesprek met de directie en een pauze. Naast leeftijd waren de andere variabelen bij de informanten religie, opleiding en geslacht (220). 15

Laten we nu de belangrijkste data samenvatten die uit Vermaes onderzoek zijn gebleken. Als het in de relatie om [+status] en [-solidariteit] gaat en ook om [-status] en [-solidariteit], dat wil zeggen de "onbekende helper", dan is men meer geneigd om u te gebruiken dan in andere gevallen. Daaruit vloeit voort dat leraren en een onbekende helper nog in de meeste gevallen gevousvoyeerd worden en de veranderingen in dit soort relaties minder zichtbaar zijn (220). De grote verandering uit de twintigste eeuw, concreet de verschuiving van het gebruik van u naar jij/je tegen ouders werd daarentegen ten volle bevestigd. Het geldt dan wel vooral voor de midden- en jonge generatie. Wat bij de jonge generatie opvalt, is dat ze volgens het onderzoek van Vermaes de solidariteitsdimensie belangrijker acht dan ooit. Het zou kunnen worden toegeschreven aan de toegenomen democratisering, informalisering en communicatiemogelijkheden (221). Vandaar dat de jonge generatie ook tegen leraren en een onbekende helper minder u is gaan zeggen. Een derde resultaat heeft te maken met religie: het onderzoek heeft aangetoond dat we de grootste veranderingen in het genoemde opzicht (verschuiving van u naar jij/je) bij de verschillende katholieke strekkingen en niet-gelovigen kunnen vinden. Niet zo bij de protestanten en orthodoxen. Jonge protestanten blijven namelijk de ouders aanspreken met u. (221). Een vierde resultaat wijst op het verschil tussen de relatie en de situatie. Voor de keuze tussen u en jij/je blijkt namelijk doorslaggevend te zijn in welke situatie de communicatie plaatsvindt: gaat het om informeel overleg of om een gesprek met de directie? In een gesprek met de directie gebruikt de meerderheid van elke generatie de u-aanspreekvorm. In een vergadering is de situatie gelijksoortig, al moet opgemerkt worden dat de jonge generatie minder vaak u zegt omdat ze zich meer gelijkwaardig acht, aldus Vermaes. Daartegenover staat dat in vergelijking met de oude en middengeneraties de jonge generatie over het algemeen bij formele situaties meer u zegt. Dit heeft te maken met leeftijdsverschillen en ook met het feit dat de jonge generatie minder werkervaring heeft. Kortom, ook de jonge generatie differentieert naargelang de aard van de situatie (221). De laatste algemene resultaten die Vermaes heeft afgeleid uit het vergelijken van specifieke situaties en relaties, houden verband met de relationele factoren. Er is gebleken dat de factoren zakelijkheid, onbekendheid en respect in de verschillende relaties altijd het toenemende gebruik van u veroorzaken. Bovendien beïnvloedt respect het gebruik van u in grotere mate dan de maatschappelijke 16

positie die iemand inneemt. Bekendheid lijkt daarentegen invloed te hebben op het gebruik van jij/je (222-223). Ten slotte vermeld ik nog enkele neigingen in Vlaanderen. Zoals reeds vermeld, laat Vermaes in haar onderzoek Vlaanderen buiten beschouwing. Daar wordt het gebruik van gij/ge nog voortgezet en gecombineerd met de Noord-Nederlandse vormen. Zeer gangbaar zijn ook combinaties van je en u (65-66). Mijn eigen voorbeeld is het volgende fragment, afkomstig uit informele correspondentie via e-mail. Ja geen probleem, ik zal zeker eens kijken wat ik hier thuis heb liggen dat u kan helpen [ ] Ik laat je zo vlug mogelijk iets weten! [ ] Dus je thesis gaat over aanspreekvormen van een hoger register? [ ] Uw thesis lijkt mij toch ook niet gemakkelijk! Even courant zijn uitspraken zoals deze die ik op een sociaalnetwerksite heb gevonden: [A] zoekt iemand die met Wordfast kan werken? [B] ik! ik leer da nu in school. werken is een groot woord.. ge weet toch da je eerst zelf al u vertalingen moet invoegen en dat hij dan achteraf uw vertalingen zelf zou moeten maken met de lijsten die jij hebt ingevoegd? 11 Een mogelijke verklaring voor het blijvende gebruik van gij/ge is volgens Vermaes dat men in Vlaanderen aan de j-vormen nog niet zo gewend is. Het kan ook zijn dat de j- vormen in het Zuiden juist afgewezen worden omdat die als exogeen gezien worden (66). Wat bij gij/ge opmerkelijk is, is dat áls dat gebruikt wordt, dan wel ongeacht of men in de standaardtaal je- of u-vormen zou gebruiken (De Electronische ANS). Ik zie dan ook hier een verband met de zestien eeuwse ghi. De Electronische ANS vermeldt bovendien dat ge niet alleen in Vlaanderen maar ook in het Zuiden van Nederland (Noord-Brabant) kan voorkomen. Daarnaast wordt het in religieuse teksten gebruikt als aanspreking voor God. Hiermee heb ik het gebruik van aanspreekvormen volgens Vermaes (2002) samengevat en mijn observaties vermeld. Concluderend wil nog enkele slotoverwegingen toevoegen. Ik denk dat men in het Nederlands én in het Tsjechisch in sommige communicatieve situaties twijfelt over het juiste gebruik van aanspreekvormen. Dit heeft volgens mij te maken met de voortdurende verandering waaraan taal als fenomeen altijd onderhevig is; soms bevindt men zich nu eenmaal ergens in het midden en heerst er daarom onzekerheid. Verder ga ik akkoord met wat Zalk & Jansen (2004: 15) zeggen, i.e. dat de sociale verhoudingen gedurende iemands leven 11 In beide voorbeelden heb ik de aanspreekvormen onderstreept en in vet gezet [ao]. 17

veranderen. Daarenboven moeten we beseffen dat niet alleen het gebruik van aanspreekvormen van belang is maar ook de waardering daarvan. Om andermaal Zalk & Jansen te citeren: Hebben we allemaal niet de ervaring dat je uitspraak van de [ij] ongeveer hetzelfde is gebleven naarmate je ouder wordt, maar dat je waardering van de aanspreekvormen waarmee mensen je toespreken, drastisch verandert? Van trots op het feit dat je al u wordt genoemd, via trots op het feit dat je nog je wordt genoemd, tot de uiteindelijke berusting in u. (Zalk&Jansen 15) De studie van Zalk & Jansen (2004: 15) naar de waardering van de aanspreekvormen in een persuasieve webtekst (1, 13) wijst er namelijk op dat ouderen je waarderen ( Ze zeggen nog je tegen me ) maar jongeren daarentegen u op prijs stellen. Nog een ander onderzoek (Jansen & Janssen 2005: 2) toonde aan dat een tekst, die door lezers van alle leeftijden als interessant wordt gezien, nog beter wordt ontvangen als de lezer met u aangesproken wordt. Als ze daarentegen getutoyeerd worden, blijkt dat een dempend effect te hebben. Ik sluit me dan ook bij de mening aan dat in het onderzoek naar aanspreekvormen age grading zeker een rol moet gaan spelen (Zalk&Jansen 15). Als besluit wil ik zeggen dat het mijns inziens voor de Tsjechische student zeer belangrijk is om over het gebruik van de Nederlandse aanspreekvormen geïnformeerd te worden. Zo kan men voorkomen dat de woordjes u, je en ge minstens in Vlaanderen voor verbazing zorgen. Het overkwam mij in Vlaanderen namelijk vaak dat iemand mij binnen één gesprek met alle drie de vormen aansprak, net zoals ik ook in de voorbeelden hierboven liet zien. Ik heb zelf het gebruik daarvan pas na twee of drie maanden verblijf in Vlaanderen tenminste gedeeltelijk begrepen en ermee leren omgaan. Als niet-vlaamse gebruikte ik het gij/ge nooit en het is moeilijk om te voorspellen of ik na langere tijd minstens in enkele situaties het ook zou (moeten) beginnen te zeggen. Deze vraag laat ik dus open staan. Kortom, het is volgens mij niets ongewoons dat een student Nederlands af en toe onzeker is over het juiste gebruik van aanspreekvormen in bepaalde situaties. Ik pleit er dan ook voor dat docenten Nederlands als vreemde taal deze onzekerheid als een gewoon fenomeen presenteren. 2.4.2 Tsjechische aanspreekvormen Deze paragraaf wil ik met een korte overweging beginnen. Iemand die het Tsjechisch als vreemde taal studeert en vanuit zijn of haar moedertaal vertrouwd is met het T/Vsysteem, lijkt op het eerste gezicht in een onvergelijkbaar betere positie te verkeren dan iemand in wiens taal en ook cultuur dit niet het geval is. Een mooie illustratie is het 18

verhaal van een Amerikaan die naar Tsjechië is verhuisd. Pas in Tsjechië constateerde hij dat hij het gebruik van en het verschil tussen de T- en V-vormen eigenlijk nooit echt had begrepen, ook al had hij al over het taalfenomeen gehoord in de lessen Frans op de Amerikaanse middelbare school 12. Laten we nu echter de Engelstaligen, maar ook sprekers van de Slavische talen, achterwege. Zijn de Nederlandstalige studenten Tsjechisch vatbaar voor problemen met het gebruik van de Tsjechische aanspreekvormen? Wat de Vlaamse studenten Tsjechisch betreft, heb ik uit eigen contact met sommigen geconcludeerd dat hoewel het Nederlands een taal met een T/V-systeem is, dat dat niet noodzakelijk inhoudt dat er geen moeilijkheden bij het gebruik van de Tsjechische aanspreekvormen ty en vy kunnen onstaan. Een voorbeeld daarvan is wanneer een Vlaming onder de invloed van de genoemde je/u combinatie (zie supra) deze ook in het Tsjechisch al dan niet onbewust probeert toe te passen. Een tweede voorbeeld heeft te maken met de student-docent relatie op de hogeschool of universiteit. Ik heb gemerkt dat leerkrachten in Vlaanderen met u worden aangesproken maar ze zelf tegen studenten je zeggen. Wat Nederland betreft, heeft het onderzoek van Vermaes aangetoond dat steeds meer studenten je tegen docenten zeggen. In Tsjechië heerst weer een andere gewoonte. Hierbij moet ik echter zeggen dat aangezien er geen gelijksoortig onderzoek naar aanspreekvormen in Tsjechië werd uitgevoerd, ik voorlopig alleen kan beweren dat in de relatie student-docent het wederzijdse vy gebruikt wordt, althans in het hoger onderwijs. Zeer gangbaar op de middelbare school en universiteit is het gebruik van vy tegen een student in combinatie met de voornaam. Mijn bewering wordt door Hirschová (2006a: 178) en Švehlová (1995: 80) ondersteund 13. Verder in deze paragraaf zal ik dus je en u als geen vaste equivalenten van ty en vy beschouwen. Hieronder volgt een overzicht van de bestaande Tsjechische aanspreekvormen. Ik heb ze ook in een tabel geplaatst en zoals bij het Nederlands heb ik voor de volledigheid eveneens de naamvallen en getallen vermeld. Aan de Tsjechische naamvallen van genitief tot en met instrumentalis heb ik ook nog voorbeeldzinnen toegevoegd (cf. Carbucicchio 2008: 12-14) 14. 12 Bron: Nicholas, Sinclair. Vykání a tykání. The AmeriCzech Dream: Cizinec v cizí zemi. Vertaald naar het Tsjechisch door Zbyněk Gross. WD Publications: 2005. pp. 106-122. 13 N.B. Volgens Hirschová wordt dit soort aanspreking ook voor jongere werknemers gebruikt (2006a: 178). Švehlová (1995: 80) voegt nog toe dat de motivatie voor dit soort aanspreking is zowel emotioneel als manipulatief. 14 Op de voorbeeldzin in de accusatief na geef ik eigen voorbeelden [ao]. 19

subject/ nominatief andere naamvalllen enkelvoud ty, vy gen. tebe/tě, vás dat. tobě/ti, vám acc. tebe/tě, vás voc. ty! vy! loc. (o) tobě, vás instr. (s) tebou, vámi meervoud vy gen. vás dat. vám ak. vás voc. vy! loc. (o) vás instr. (s) vámi voorbeeldzin Bez tebe/vás. Jdu k tobě/vám. Vidím tě/vás. Ty(Vy), pokračuj(te)! Píšu o tobě/vás. Je s tebou/vámi? Bez vás. Jdu k vám. Vidím vás. Vy, pokračujte! Píšu o vás. Je s vámi? Nederlandse vertaling Zonder je/jou/u. Ik ga naar je/jou/u. Ik zie je/jou/u. Jij, loop door/ Loopt u door! Ik schrijf over je/jou/u. Is hij met je/jou/u? Zonder u/jullie. Ik ga naar u/jullie. Ik zie u/jullie. Jullie, loop door/doorlopen!//loopt u door! Ik schrijf over jullie/u. Is hij met jullie/u? Tabel 2: Aanspreekvormen in het moderne Tsjechisch Net zoals in het Nederlands kenden de aanspreekvormen in het Tsjechisch een lange ontwikkeling. Deze werd beschreven door Michael Betsch in zijn Engelstalige artikel The system of Czech bound address forms until 1700 (2003: 125 146). Net zoals in het Nederlands bestond er in het Tsjechisch aanvankelijk alleen maar een enkel pronomen: tot en met de dertiende eeuw werd tegen iedereen ty gezegd. In de navolgende eeuwen werden echter twee nieuwe manieren van aanspreken ingevoerd: (1) de eerste was een combinatie van een abstract substantief en een possessief pronomen (2) de tweede was het gebruik van de meervoudige vorm van het pronomen ty, dus vy. Hierdoor werd respect tegen de andere uitgedrukt. Het meest voorkomende abstracte substantief was Milost: men zei dus Tvá Milost ( Jouw Genade ) en gebruikte werkwoorden in de derde persoon. Vanaf de zestiende eeuw werd een Duitste aanspreking Herr overgenomen: pán. Soms mengde het meervoudige pronomen met de abstracte substantieven. Daardoor is de aanspreekvorm Vaše Milost onstaan ( Jullie Genade ) die later tot Vašnost afgekort werd (Vaše Milost) (Betsch 141). Kortom, op het begin van de zeventiede eeuw was het Tsjechisch rijk aan aanspreekvormen van respect. Men kon gebruiken óf T in het meervoud (vy) óf een nominale aanspreking samen met werkwoorden in de derde persoon. Daarna is het gebruik van pán echter langzamerhand gaan dalen ten voordele van het persoonlijk 20

pronomen on. Tegelijkertijd ging men steeds minder Vaše Milost/Vašnost zeggen en gebruikte bij analogie in plaats daarvan het persoonlijk pronomen oni. In dat opzicht (on/oni voor respect) leek het systeem van Tsjechische aanspreekvormen in de achttiende eeuw sterk op dat van het Duits. Na de periode van de Tsjechische nationale wedergeboorte in de negentiende eeuw werd het meervoudige T voor respect/afstand echter weer gehaald. Aanspreekvormen on en oni zijn dan ook substandaard geworden (Betsch 142). Uit de vergelijking van Tabel 1 en 2 blijkt dat zowel T als V in het Tsjechisch hetzelfde meervoud hebben. Anders geformuleerd, men creëert de V-vorm in het Tsjechisch net zoals in het Latijn, dat wil zeggen aan de hand van het meervoudige T-pronomen. Wat het Nederlands betreft, hebben we in Tabel 1 gezien dat het Nederlands daarentegen dezelfde grammaticale vorm heeft voor het V-pronomen enkelvoud en T-pronomen meervoud, maar dit slechts bij de pronomina u en gij/ge. Het meervoud van de T- pronomen jij/je is dan wel jullie. We moeten er echter rekening mee houden dat V zich in het Tsjechisch grammaticaal niet volledig als het meervoud gedraagt. Dit is het gemakkelijkst te zien aan de morfosyntactische werkwoordsvalentie. In de volgende werkwoordswijzen en tijden kunnen we grammaticaal gezien niet afleiden of de spreker een enkele persoon vousvoyeert (V in het enkelvoud), meerdere personen vousvoyeert (V in het meervoud) of met meerdere personen vertrouwd spreekt (T in het meervoud): de imperatief (de gebiedende wijs), de indicatief presens (de aantonende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd) en de indicatief futurum (de aantonende wijs in de onvoltooid toekomende tijd die in het Tsjechisch alleen maar voor de imperfectieve werkwoorden van pas is 15 ) (Carbucicchio 23). Een voorbeeld daarvan is de zin Vidím vás uit Tabel 2. In andere soorten werkwoordsvalentie daarentegen treffen we wel een grammaticaal onderscheid aan tussen V in het enkelvoud, V in het meervoud en T in het meervoud, zoals in het preteritum (wat gelijk staat met de Nederlandse voltooid tegenwoordige tijd én de onvoltooid verleden tijd). Panevová (2009: 102) noemt deze problematiek hybridnost ( hybridisatie ). Ter illustratie neem ik haar voorbeeld met het werkwoord rozumět. Als we iemand in het preteritum V zeggen, gedraagt het werkwoord zich als volgt: het subject staat in het enkelvoud (V-vorm vy), het hulpwerkwoord in het 15 bron: Základy české morfologie: Základní teze, terminologie a kategorie tématu, [auteur niet vermeld]. Cursus voor universitaire studenten. České Budějovice: Jihočeská univerzita, Pedagogická fakulta, Katedra českého jazyka a literatury, [jaar uitgave niet vermeld]. p. 56. Geraadpleegd via eamos Systeem Online Publicaties op 11 september 2010. <http://eamos.pf.jcu.cz/amos/>. 21

meervoud (jste) terwijl het verleden deelwoord weer in het enkelvoud staat (rozuměl: vy jste rozuměl) (cf. ook Berger 2002: 192). Zoals we nu hebben gezien, is V in het Tsjechisch niet alleen een veelvuldig gebruikte aanspreekvorm maar ook een grammaticaal verschijnsel. Verrassend genoeg neemt deze aanspreekvorm echter in de Tsjechische grammatica s maar een marginale positie in (Panevová 2009: 102). Panenová is van mening dat dit werkwoordsparadigma daaraan wel toegevoegd moet worden. Wat betreft de kwestie van meervoud laat ze de vraag open staan of V in het meervoud als homoniem met het meervoudige T gezien moet worden of men constateren moet dat de eerbiedige betekenis in het meervoud nu eenmaal vervaagt (106). Wat leren we uit de Tsjechische bronnen over het gebruik van aanspreekvormen in het Tsjechisch? Het antwoord is dat de derde persoon volledig verdwenen is uit de omgang (zie supra) 16 en het Tsjechisch nu gekenmerkt is door de binaire opositie van vertrouwde T-vorm ty en de afstandelijke/niet-vertrouwde V-vorm vy (Berger 2002: 192; Panevová 2009: 102; Příruční mluvnice češtiny 1995: 678). Carbucicchio (2008: 20-21) behandelt T als dé aanspreekvorm van de solidariteit en zegt, in referentie naar naar R. Brown en A. Gilman (1960), dat de dimensie van de solidariteit vandaag de dag domineert boven de machtssemantiek (cf. 2.4). Hij is van mening dat dat meer precies het geval is wanneer er tussen de sprekers een behoefte ontstaat om tot dezelfde maatschappelijke groep te behoren, of de samenhorigheid te bevestigen. Dat betreft vooral de leeftijd (jonge mensen) of de lidmaatschap van sommige vrijetijdsverenigingen of school. Daar kan soms meteen T (al dan niet expliciet) aangeboden worden. Om dezelfde reden gaat nu men soms gemakkelijk tot T over ook op de werkvloer. Marek Nekula niettenmin toevoegt dat in de geïnstitutionaliseerde domein V nog steeds gebruikt wordt (gecit. in Carbuciccho 21). Samenvattend lijkt het vooral de factor van bekendheid in het Tsjechisch de grootste rol te spelen (ibid.). Met andere woorden, als iemand onbekend is, is de aanvankelijke aanspreekvorm altijd V, op enkele uitzonderingen na. 2.5 Vocatieven Het tweede aspect van communicatie waarin sociale deixis zich manifesteert, zijn namen en andere nominale aanspreekvormen. Ik was op zoek naar een overkoepelende 16 De derde persoon wordt slechts aangetroffen in anekdoten over joden in combinatie met de nominatieve vorm van de achternaam (zie Válková 2004: 62). Voor een gedetailleerd overzicht van de historische ontwikkeling van de Tsjechische aanspreekvormen raad Berger (2002: 192) het volgende werk aan: Betsch, Michael. Diskontinuität und Tradition im System der tschechischen Anredepronomina (1700 1850). Műnchen: Otto Sagner, 2000. 22