12 podium _ september 2013
Onderzoekende school versterkt de onderwijskwaliteit Alles begint met vragen stellen Een onderzoekende cultuur is een vraagstellende cultuur. Het betekent dat je niet langer vanzelfsprekend op een bepaalde manier handelt. Dat vraagt om een andere houding van leerkrachten. Samenwerking met externe onderzoekers geeft de onderzoekende cultuur op school een flinke boost. Het Arnhemse po-bestuur Fluvius en Auris, een organisatie met cluster 2-scholen, vertellen hoe zij onderzoek inzetten om hun onderwijs te verrijken. TEKST JOëLLE POORTVLIET Het bevorderen van onderzoek door scholen en op scholen, zodat ze daarmee hun eigen praktijk kunnen verbeteren, heeft al een tijdje de aandacht. Hoogleraar Monique Volman maakte in 2008 een mooi overzicht van de motieven. Onderzoek in de school werd gezien als een manier om de kloof tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk te overbruggen, als middel om professionalisering van leraren te stimuleren en ook als bescherming tegen onbezonnen onderwijsvernieuwingen. Dat speelde vlak na de commissie Dijsselbloem. Sindsdien is er wel wat veranderd. Door de opkomst van opbrengstgericht werken zijn scholen al veel meer met data en leerling gegevens podium _ september 2013 13
gaan werken. De buitenwereld is ook anders naar scholen gaan kijken. Je kunt niet meer aankomen met slecht presterende leerlingen, terwijl een school verderop met een vergelijkbare populatie wel hoge Cito scores haalt. Volgens Volman is een onderzoekende cultuur bovendien belangrijk omdat je als professionele organisatie wil weten of je wel bereikt wat je beoogt, of je uit leerlingen haalt wat er in zit en of je hen wel aanbiedt wat ze nodig hebben. Ik zie het als een logisch onderdeel van het professionele proces op een school. voorhoede In de praktijk blijken echter nog lang niet alle scholen zo te denken en werken. Volman, die meer ervaring in het vo heeft, constateert dat er een voorhoede is die onder meer dankzij de SLOAgelden (zie pag. 15) voortvarend aan de slag is gegaan met praktijkgericht onderzoek. Zij weten de juiste partners te vinden bij hbo s, universiteiten en onderwijsondersteuningsinstellingen. Het Arnhemse po bestuur Fluvius mag zich tot die pioniers rekenen. In 2011 richtte bestuurder Sylvia Veltmaat samen met haar collega s van de Basis en Delta het Community Learning Center (CLC) op. Veltmaat: De onderzoekende school kent voor mij twee invalshoeken. Toepassen wat bewezen is: optimaliseren. Maar ook vernieuwen omdat de maatschappij dat vraagt. Niemand weet hoe Nederland er over twintig jaar uit ziet, terwijl we onze leerlingen daar wel op willen voorbereiden. Innovatie vraagt ook om een onderzoekende houding, om experimenten, van de gebaande Monique Volman: Een onderzoekende cultuur is een logisch onderdeel van het professionele proces op een school paden af. Daarvoor moet je lef hebben en fouten durven maken. Het CLC in Arnhem ondersteunt zowel optimalisatie als innovatievraagstukken en werkt grofweg als volgt: een school of leerkracht van één van de drie besturen komt op basis van hun evaluatie van het onderwijs met een vraag, die wordt vertaald in een onderzoeksvraag. Deze wordt wanneer nodig uitgezet in een ontwikkelingsgroep waarin studenten, vakdocenten en onderzoekers van de 14 podium _ september 2013
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) samenwerken met het schoolteam, de schooldirecteur en eventuele experts. Voorbeeld is een leerkracht die blijft worstelen met de spelling in groep 4. Ondanks diverse interventies blijven de resultaten achter. Of een school die wereldoriëntatie op een uitdagende manier wil vormgeven. Veltmaat: Het is mooi als de ontwikkelgroep binnen één schooljaar met een antwoord komt, maar soms leidt de ene vraag weer tot de volgende. Dat is geen deceptie, maar juist een extra motivatie. Het gaat namelijk om een wezenlijk probleem, iets waar de school echt mee worstelt. Vervolgens horen ze van experts: ga dit eens doen, of een student zoekt het helemaal voor ze uit. Dan krijg je gegevens waar je echt iets mee kan. Onderzoekende cultuur Hoogleraar Volman denkt dat zo n samenwerking als bij het CLC, tussen betrokkenen uit de praktijk en externe onderzoekers/adviseurs, het beste werkt om een onderzoekende cultuur te creëren. Mensen van universiteiten en hogescholen kunnen relevante en actuele inzichten naar de school brengen en helpen bij het deugdelijk opzetten van onderzoek. Volman SLOA succes wanneer project aansluit bij praktijk SLOA staat voor Subsidiëring Landelijke Onderwijsondersteunende Activiteiten. SLOA projecten moesten bijdragen aan het creëren van een cultuur in scholen waarin onderwijs, ontwikkeling en onderzoek samen bijdragen aan onderwijsverbetering en vernieuwing. In het basisonderwijs zijn 33 een of tweejarige projecten met SLOA gelden gefinancierd. De SLOA projectgelden voor het funderend onderwijs werden van 2009 tot 2011 rechtstreeks toegekend via de PO Raad en VO raad. Het Kohnstamm Instituut zette in een tussenrapportage een aantal belangrijke condities, succesfactoren en belemmeringen op een rij. Belangrijke condities voor een bijdrage van onderzoek en een onderzoekende houding aan schoolontwikkeling: Een positieve attitude ten opzichte van het onderwerp; Leiderschap en taakverdeling; Doelgerichtheid en duidelijkheid. Belangrijke succesfactoren: Inbreng en ervaring van de experts; Kennis delen; Stimulans vanuit de schoolleider. Belangrijke belemmeringen: Beschikbare tijd; Haalbaarheid van de doelen; Onvoldoende kennis en vaardigheden. (bron: Tussenrapport Vrijval SLOA PO 2011) podium _ september 2013 15
Sylvia Veltmaat: Ook innovatie vraagt om een onderzoekende houding, van de gebaande paden af. Daarvoor moet je lef hebben en fouten durven maken. en Veltmaat vinden dat de leerkracht zelf geen onderzoeker hoeft te zijn. Bestuurder Veltmaat bezoekt binnenkort Finland, een utopisch land als het gaat om het academische niveau van basisschoolleerkrachten en de samenwerking met universiteiten. Veltmaat: In Nederland worden basisscholen in feite alleen betaald voor het uitvoeren van het onderwijs. Van oudsher hielpen externen bij de implementatie van een nieuwe methode en werden ook vakinhoudelijke, pedagogische of didactische problemen vaak door externen opgelost. De leerkracht voerde de methode zo goed mogelijk uit, zonder precies te weten waarom of waartoe. Deze manier van werken gaf zekerheid, maar haalde in Veltmaats ogen ook de ziel uit het vak van de leerkracht. Decennia later moet je volgens haar dan ook niet verbaasd zijn dat leerkrachten terughoudend zijn met vragen stellen, onderzoek doen en ontwikkeling aanjagen. Ze zijn het verleerd en dat verander je niet zomaar. Verandering begint ermee dat leerkrachten het weer leuk vinden om vragen te stellen, dat ze leren ontdekken dat zij zelf heel goed in staat zijn antwoorden te formuleren. Zeker wanneer experts hen helpen in hun eigen proces. Met het CLC hopen we dat te stimuleren. Zelf werkte Veltmaat jarenlang als manager in het Erasmus MC. In een academisch ziekenhuis weet iedereen dat er drie kerntaken zijn: patiëntenzorg, onderwijs én onderzoek. De professionals hoeven niet alle drie kerntaken volledig te beheersen, maar moeten hierover voldoende weten om de eigen kerntaak goed uit te kunnen voeren. Het is de bewustwording dat meerdere kerntaken naast elkaar kunnen bestaan, waar de onderwijssector volgens Veltmaat van kan leren. Ook scholen kunnen de professionaliteit van medewerkers inzetten bij verbeter en innovatietrajecten rond de kerntaken van het onderwijs. Vanuit eigen verantwoordelijkheid en het eigen aandachtsgebied doet iedereen er dan toe. n 16 podium _ september 2013
Eigen onderzoek leidt tot beter leesonderwijs Marjan Bruins: Onderzoeksresultaten uit eigen praktijk scheppen de mogelijk heid voor verandering. Teams voelen de urgentie en de data geven houvast om beslissingen te nemen Marjan Bruins is directeur Onderzoek bij Auris, een organisatie die onder meer speciaal onderwijs verzorgt op twaalf cluster 2-scholen voor kinderen met gehoor-, spraak-, en/of taalproblemen. Sinds 2006 meet Auris tweejaarlijks de effectieve leertijd rond het leesonderwijs. Aanleiding was een opvallende toename van het aantal dyslexie-aanvragen. Bruins: Eén van de kenmerken van dyslexie is dat je ondanks voldoende en goed onderwijs, niet tot lezen komt. De eerste vraag was dus: verzorgen we op leesgebied wel voldoende en goed onderwijs? Het bleek nog niet zo eenvoudig om daar achter te komen. Vaak kun je niet direct meten wat je wilt weten. De verschillende scholen hanteren bijvoorbeeld nog geen gezamenlijke toetsmomenten en lees- en taalmaten. Het opzetten daarvan kost de meeste tijd en energie. Inmiddels leveren de resultaten van het terugkerende onderzoek waardevolle inzichten op. Zo bleek bijvoorbeeld in 2008 dat van de honderd leesmomenten die jaarlijks moeten plaatsvinden er krap zestig doorgaan. Bruins: Wat in het so vaker voorkomt is dat communicatie tussen leerlingen op het schoolplein tot ruzies leidt. Na de pauze besteedt men dan het eerste kwartier aan het uitpraten hiervan. Officiële leestijd wordt bespreektijd. Ook verdrongen leuke activiteiten en uitstapjes nogal eens een leesles. Naar aanleiding van dit specifieke onderzoeksresultaat namen de scholen maatregelen, passend bij hun cultuur en specifieke situatie. Sommigen plannen het lezen nu niet meer na de pauze in, laten de bel eerder gaan, of doen alleen nog maar uitstapjes na de leesles. Bruins: Het punt is dat je met onderzoeksresultaten uit eigen praktijk collectief de mogelijkheid schept om veranderingen aan te brengen. Teams en leerkrachten voelen de urgentie en de data geven hen houvast om beslissingen te nemen. podium _ september 2013 17