Transitie Jeugdzorg De werkzame factoren van sociale wijkteams voor jeugd en gezin.



Vergelijkbare documenten
factoren voor jeugd en gezin van sociale wijkteams De werkzame de JeugdZaak Samenvattend rapport De JeugdZaak 15 oktober 2014 Maud van Putten

Jeugdzorg naar gemeente: agenda voor inhoudelijke vernieuwing

Positief Opvoeden, Triple P in de transitie stelsel jeugd

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

Contouren van een nieuw jeugdstelsel

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Eerstelijnsjeugdhulp. Dr. Wim Gorissen, Directeur Efectiviteit & Vakmanschap

Jeugdzorg naar gemeenten

Transitie en transformatie van de zorg voor jeugd

De jeugd-ggz in het gedecentraliseerde jeugdstelsel

Aanpak: WIJ Eindhoven. Beschrijving

Zelftest Basisteam Jeugd -

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

TESTVRAAG: Bent u rechts-of linkshandig?

Om het kind. Hervorming zorg voor de jeugd Kennisnetwerk JGZ OCW. Justitie J&G. Provincie. Gemeenten. Gemeentefonds VWS.

Zienn gaat verder. Jaarplan 2014

Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin.

Effectieve opgroei- en opvoedhulp

Naar een jeugdvisie voor de gemeente Oirschot. 16 oktober 2012

Jeugdigen en Gezinnen Versterken Dichtbij kind en gezin, meer samenhang en kwaliteit

Gluren bij de 3D buren Een kijkje in het huis van sociaal werk

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg

Inrichting en organisatie van sociale wijkteams

opdrachtformulering subsidiëring MEE 2017

Centrum voor Jeugd en Gezin

Theorie & Praktijk Sociale wijkteams

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers ,

Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken. Ervaringen uit het veld

Lezing Evaluatie Wijkteams en Jeugdhulp Ervaringen met vormen en aansturing van wijkteams

januari L.M. Sluys Tympaan Instituut Sociale wijkteams Krimpenerwaard - Tympaan Instituut - info@tympaan.nl

BESTUURLIJK TRANSFORMATIE AKKOORD JEUGD DRENTHE

SAMENVATTING BOUWSTENEN ZELFMANAGEMENT EN PASSENDE ZORG

Take-home toets: Kwalitatief onderzoek

Visie op TripiO

Transitie jeugdzorg. Ab Czech. programmamanager gemeente Eindhoven. januari 2013

Specialistische Gedragscoach

DOEN WE HET IN ARNHEM

Organiseren van samenwerking in het jeugddomein

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Nationale Jeugdzorgprijzen 2012 Rapport Vakjury

Om het kind. Hervorming zorg voor de jeugd in Amsterdam en de aansluiting op Passend Onderwijs

De keuze van Amersfoort: integraal opererende wijkteams. Interview met Monique Peltenburg, tot voor kort programmadirecteur Sociaal Domein

Ontwikkelingen in de jeugdzorg. Deventer, 1 juni 2012 Jos Baecke, lector sturing in de jeugdzorg

Decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten

Handreiking. Randvoorwaarden voor de veiligheid van jeugdigen in de toegang tot jeugdhulp

RIBW werkt in & met sociale wijkteams

Hoe regelt Heerlen de toegang tot zorg?

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: Klas: 2B2

DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER

Aanpak: GRIP-aanpak. Beschrijving

multiprobleem gezinnen

Het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie aan de conclusies van de rekenkamer te herkennen.

Investeren in opvoeden en opgroeien loont!

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Kennisdeling in lerende netwerken

Triple P en Transitie Jeugdzorg 24 april Yvonne van Westering, Nederlands Jeugdinstituut Margreet de Jongh, SO&T

Scholder an Scholder Verenigen voor de toekomst Werken met de methodiek scholder an scholder 2.0

Dr. Hilde Verbeek 15 april Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1

Vraaggericht, actief-anticiperend en detecterend. Surveillance van gezondheid, groei en ontwikkeling

Werken in een winkel die verbouwd wordt

Kenniswerkplaats Tienplus

Regiemodel Jeugdhulp 2015

Samenwerking onderwijs en buurtteams. Doel: elkaar opzoeken en leefwerelden verbinden.

Sociaal wijkteam?!?! Marijke Versteeg Teamleider sociaal wijkteam Kruiskamp- Koppel. 15 april 2014

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten

PAOG nascholing JGZ Integrale Aanpak Jeugdzorg Eerder, sneller, beter en goedkoper

ZORG VOOR JEUGD FRYSLÂN OP KOMPAS INVOEGEN EN AANSLUITEN. Samenvatting

Inclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie. Petri Embregts

Samenvatting Samenvatting

Toelichting Effectenanalyse wijkverpleegkundige niettoewijsbare

Opleidingsprogramma De Wmo-professional

1. De Vereniging - in - Context- Scan Wijk-enquête De Issue-scan en Stakeholder-Krachtenanalyse Talentontwikkeling...

Dilemma s in de toegang Jeugd

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

Onderzoeksvoorstel wijkzorgteam gemeente Oldambt. WMO-werkplaats door Ronald Schurer

Uitkomsten verbeterpunten toezichtonderzoek Dordrecht

Perceelbeschrijving. Jeugd en gezinsteam

Welke kansen geeft decentralisatie van de Jeugdzorg voor Welzijn? Voorjaarsworkshop Verdiwel 7 april 2011 Inleiding Wiel Janssen

Praktijkgericht onderzoek: een kwestie van tweerichtingsverkeer. Els Evenboer UMC Groningen Monique Meijne Odion

Kadernota Sociaal Domein. Managementsamenvatting. Kadernota Sociaal Domein. Managementsamenvatting DOEN. wat nodig is. Managementsamenvatting -

Factsheet Preventie. Trekker: gemeente Den Haag

Stelselherziening Jeugdzorg. Platform Middelgrote Gemeenten

Commissie ethiek van de jeugdzorg, 24 januari 2014 Presentatie van Sijta de Vries. Inleiding Situatie tot De nieuwe situatie...

Er is voldaan aan de verplichting in de Jeugdwet om een beleidsplan en een verordening vast te stellen.

Sociale wijkteams

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Gezin aan Zet. Een onderzoek naar de Jeugd- (en Gezins)teams in Holland Rijnland en Den Haag. Janna Eilander Jeugd in Onderzoek 2018

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

Doelgroep GRIP biedt hulpverlening aan gezinnen die op meerdere gebieden complexe problemen hebben.

LEERWIJZER JEUGD UITKOMSTEN VAN EEN ENQUÊTE ONDER DE BEZOEKERS VAN HET CONGRES TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Ieder zijn kracht, samen het resultaat

BETEKENIS NORMALISEREN VANUIT VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN

Multiprobleemgezinnen: een onderdeel van de (participatie)samenleving?!

Cliëntervaringsonderzoek Jeugd gemeente Heerde 2018

KomPas Samen sterker op basisscholen

Transitie Jeugdzorg. 2 april 2014 Ronald Buijs Directeur Yulius KJP

Buitenlandproject voor slachtoffers van loverboys, eerwraak en huiselijk geweld. Uw zorg... ónze zaak.

Bijlage 1 Vragenlijst websurvey

Nieuwsbrief Centrum voor Jeugd en Gezin Roosendaal

De keuze van Apeldoorn: een CJG over de volle breedte. Interview met wethouder Paul Blokhuis

Transcriptie:

RUNNING HEAD: WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS Transitie Jeugdzorg De werkzame factoren van sociale wijkteams voor jeugd en gezin. 23-06-2014 Master Opvoedingsondersteuning Universiteit van Amsterdam Student: Maud van Putten Studentnummer: 10645128 Begeleider UvA: Dr. P. Hoffenaar Tweede beoordelaar: Dr. R. Fukkink Begeleiders de JeugdZaak: Zefanja van der Kolk & Annemiek van Woudenberg

Abstract In 2015 zal de transitie en transformatie van de jeugdzorg plaatsvinden in Nederland. Sociale wijkteams worden op dit moment veelvuldig in gemeenten ingezet, om vorm te geven aan deze transformatie. Het is echter nog niet bekend of deze wijkteams zo effectief zijn als wordt verwacht (Boer en Van der Lans, 2013). In dit kwalitatieve onderzoek werden daarom de werkzame factoren van deze wijkteams onderzocht. Om het onderzoek in te kaderen werden er drie mogelijk werkzame concepten als startpunt genomen, die aan de hand van literatuur verder zijn uitgewerkt. Het gaat om de volgende concepten: eigen kracht, lokaal werken en teamverband. Voor dit onderzoek werden drie jeugd- en gezinsteams geselecteerd in drie gemeenten. Het onderzoek heeft een etnografische insteek, waarbij twee kwalitatieve vormen van dataverzameling werden toegepast: diepte-interviews en participerende observaties. Uit deze kwalitatieve studie komen negen werkzame factoren naar voren. De meeste factoren werden zowel door professionals als ouders genoemd en waren daarnaast in de observaties terug te zien. De drie concepten: lokaal werken, eigen kracht en teamverband, komen uit deze studie naar voren als werkzame factoren. Naast deze drie concepten zijn er ook zes andere factoren gevonden, die bijdragen aan de werkzaamheid van de jeugd- en gezinsteams. Het gaat om: laagdrempeligheid, flexibiliteit, snelheid, transparantie, integraal werken en maatwerk. Daarnaast komen er ook diverse randvoorwaarden naar voren die van belang zijn om als team goed te kunnen functioneren. In dit onderzoek worden diverse aanbevelingen gedaan voor de teams zelf en voor verder onderzoek. Onder andere het belang van monitoring wordt aangehaald. 2

Abstract In 2015 a transformation and transition of the youth care will take place in Holland. In many cities sociale wijkteams are an instrument to shape this transformation. Right now there is no evidence that these teams are as effective as anticipated (Boer en Van der Lans, 2013). In this qualitative research the effective factors of these teams are examined. Three possible effective factors were identified and will be used as sensitizing concepts: empowerment, community-based working and working in a team. For this research three youth- and family teams were selected. This research has an ethnographic approach. Two different qualitative methods were used for data collection: indebt-interviews and participant-observations. In this research nine effective factors are identified. Most of these factors were mentioned by professionals as well as parents and were obtained through observations. The three concepts: empowerment, community-based working and working in a team, are identified as effective factors. Besides these three concepts six other factors were found, that contribute to the effectiveness of the teams. These factors are: fastness, transparency, approachability, flexibility, integral working and a measured approach. In addition a few preconditions were found to be important for the functioning of the teams. In this research several recommendations for the team itself and for future research are made. Among other things the importance of monitoring is cited. 3

Inhoudsopgave 1. Theoretisch kader p.6 1.1 Transitie jeugdzorg p.6 1.2 Sociale wijkteams p.10 1.2.1 Eigen kracht p.11 1.2.2 Lokaal werken p.14 1.2.3 Teamverband p.15 1.3 Onderzoek naar sociale wijkteams p.17 1.4 Praktische en maatschappelijk relevantie p.19 1.5 Onderzoekvragen p.20 2. Methode p.21 2.1 Procedure p.21 2.2 Jeugd- en gezinsteams p.22 2.2.1 Jeugd- en gezinsteam Goes p.24 2.2.2 Jeugd- en gezinsteam Amersfoort p.24 2.2.3 Basisteam Land van Cuijk p.24 2.3 Methode p.25 2.4 Analyse p.27 3. Resultaten p.28 3.1 Werkzame factoren p.28 3.2 Randvoorwaarden p.48 4. Discussie p.49 4.1 Beperkingen p.56 4.2 Aanbevelingen p.57 5. Literatuurlijst p.62 4

6. Bijlagen p.70 6.1 interviewlijst professionals p.70 6.2 interviewlijst ouders p.72 6.3 algemene vragen projectleiders p.73 6.4 Observatieschema p.74 6.5 Informed consent formulier p.75 6.6 Informatiebrochures p.76 6.7 Codes p.80 5

1. Theoretisch kader In 2015 zal de transitie en transformatie van de jeugdzorg plaatsvinden in Nederland (Nederlands Jeugdinstituut [NJI], 2013). Sociale wijkteams worden op dit moment veelvuldig in gemeenten ingezet, om vorm te geven aan deze transformatie (Boer & Van der Lans, 2013). In dit onderzoek worden deze sociale teams en de mogelijke werkzame factoren van deze teams onderzocht aan de hand van een kwalitatief onderzoek. In dit hoofdstuk wordt door middel van eerder onderzoek getracht een beeld te vormen over de sociale wijkteams. Om zicht te krijgen op het kader waarbinnen deze ontwikkeling zich voordoet, wordt eerst een beeld geschetst van de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Vervolgens worden deze teams vanuit de literatuur nader omschreven. Verschillende kenmerken worden aan de hand van de literatuur verder belicht. Op basis van eerder studies naar deze teams zal vervolgens de onderzoeksvraag van dit onderzoek worden geformuleerd. Uiteindelijk worden de praktische en de maatschappelijk relevantie van dit onderzoek beschreven. 1.1Transitie jeugdzorg In 2015 wordt de transitie van de jeugdzorg een feit. Alle ondersteuning en zorg voor jeugd en gezinnen wordt dan de verantwoordelijkheid van de gemeenten (NJI, 2013). Het uitgangspunt van de overheveling van de verantwoordelijkheden is dat de jeugdhulp efficiënter en effectiever geregeld kan worden op lokaal niveau (Ministerie van VWS & Ministerie van V&J, 2013). Deze transitie is geen nieuw verschijnsel binnen Europa. In diverse landen wordt de jeugdzorg al op lokaal niveau georganiseerd (Berg-Le Clerq, Bosscher, & Vink, 2012). Naast deze transitie zal er ook een transformatie van de jeugdzorg plaatsvinden. Deze transformatie is gericht op een nieuwe opbouw van de ondersteuning en zorg voor de jeugd in hun eigen sociale omgeving, met een integrale aanpak van de problematiek indien nodig (JSO, 2013). Het uiteindelijke doel van deze transformatie is de eigen kracht te versterken van de jeugdige zelf en daarnaast van de gezinnen en sociale 6

omgeving die om de jeugdigen heen staan (Ministerie van VWS & Ministerie van Ven, 2013). Deze transitie en transformatie vinden plaats met het idee dat de zorg anders georganiseerd moet worden. In figuur 1.1 is een overzicht te zien van het huidige stelsel van de jeugdzorg in Nederland. Zoals in dit figuur is terug te zien, bestaat het stelsel op dit moment uit een nulde lijn, eerste lijn en tweede lijn zorg. In de nulde lijn bevinden zich alle basisvoorzieningen voor jeugdigen zoals scholen en kinderopvang. In de eerste lijn gaat het om de lichtere hulpverlening zoals opvoedingsondersteuning. In de tweede lijn gaat het om meer intensieve zorg. Bureau jeugdzorg, (huis)artsen, CIZ en rechters bewaken de toegang tot onderdelen van deze zorg. Het gaat onder andere om de jeugd- & opvoedhulp, jeugdggz,jeugd-(l)vb, de jeugdbescherming- en reclassering, en het Advies- en meldpunt kindermishandeling (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011). Figuur 1.1 Huidige stelsel jeugdzorg(nji, 2014) 7

Het NJI (2014) noemt verschillende knelpunten binnen dit stelsel: de versnippering van de zorg, het zwaartepunt bij de zwaardere problematiek, het zogenaamde doorschuifmechanisme, de toename van zorggebruik en het waterbedeffect. Deze knelpunten zullen kort worden toegelicht. In de eerste plaats is sprake van versnippering: er zijn te veel verschillende voorzieningen, wettelijke kaders en financieringsstromen en dit bemoeilijkt transparantie en integraliteit van de zorg (NJI, 2014). Het ontbreken van samenhang in de voorzieningen van de zorg is een groot probleem in Nederland (Weerd & Kroonenman, 2004).Ten tweede ligt in het huidige stelsel de nadruk op de zwaardere gespecialiseerde zorg, dit terwijl er weinig geld en aandacht beschikbaar is voor preventie en algemene jeugdvoorzieningen (NJI, 2014). Dit kan mogelijk verklaard worden door drie ontwikkelingen in de samenleving: criminalisering van problematisch gedrag van kinderen, opvoedingstaken vertalen in orthopedagogische en psychopathologische termen en de daling van het jeugd tolerantieniveau (Hermanns, 2009). Ten derde is er sprake van een doorschuifmechanisme. Hiermee wordt bedoeld dat er te veel wordt doorverwezen binnen de zorg (NJI, 2014; Van Yperen & Stam, 2010). Hierdoor duurt het te lang voordat jeugdigen passende hulp krijgen aangeboden (NJI, 2014). Als vierde punt wordt de toename van het zorggebruik genoemd; de vraag naar gespecialiseerde hulp blijft toenemen (NJI, 2014). Dit valt echter niet te verklaren vanuit een daadwerkelijke toename van de problematiek. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat het goed gaat met de jeugdigen in Nederland en dat problemen eerder afnemen dan toenemen (Hermanns, 2009). De toename van zorggebruik kan ondermeer verklaard worden door voorgaande knelpunten (NJI, 2014). Als laatste knelpunt wordt het waterbed effect genoemd. Door de instroom in een bepaald deel van de zorg te willen beperken, zorgt dit voor een toename van de zorg in een ander deel van het stelsel (NJI, 2014). Dit kan deels verklaard worden door een eerder genoemd knelpunt: het ontbreken van samenhang in de zorg (Van Yperen & Stam, 2010). 8

Uit bovenstaande informatie kan afgeleid worden dat er veel problemen zijn binnen het huidige stelsel. Er is behoefte aan verbetering en een meer samenhangend beleid, door middel van een nieuwe opbouw van de zorg. Binnen deze heropbouw gaan alle verantwoordelijkheden naar de gemeente; het gaat om zowel preventie, vroege hulp als alle vormen van gespecialiseerde hulp. Hierbij is er ook sprake van één financieringsstroom (JSO, 2012). De nieuwe visie van dit stelsel is gestoeld op twee pijlers. De eerste pijler is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de omgeving, door middel van meer informele steun en het verbeteren van de algemene sociale voorzieningen. De tweede pijler betreft het versterken van een samenhangende zorgstructuur. De zorg wordt hierbij onderverdeeld in drie compartimenten. In de eerste plaats het compartiment de opvoeding versterken. Hieronder valt onder ander de opvoedingsondersteuning, preventie en het activeren van sociale netwerken. Deze zorg is voor iedereen inzetbaar. In het tweede compartiment gaat het om de versterking ondersteunen. Dit vindt plaats naast de ondersteuning in het eerste compartiment, voor de mensen die het nodig hebben. Deze extra versterking vindt zoveel mogelijk lokaal bij de gezinnen thuisplaats. In het laatste compartiment gaat het om de opvoeding overnemen. Hierbij gaat het onder andere om: speciaal onderwijs, gesloten opname en jeugdreclassering. Het is dan echter de bedoeling dat hulp die in de voorgaande compartimenten geboden kan worden, ook wordt ingezet waar mogelijk (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011). Zoals eerder al genoemd, is Nederland niet het eerste land waarbij de zorg op lokaal niveau georganiseerd wordt. In onder andere Denemarken heeft al enige jaren geleden een transitie van de jeugdzorg plaatsgevonden, waarbij alle verantwoordelijkheden van de jeugdzorg naar de gemeenten zijn gegaan. Deze transitie wordt vaak aangehaald als een succesverhaal. Alle verantwoordelijkheden voor de jeugd liggen in Denemarken inmiddels op lokaal niveau, waarbij er een daling te zien is in het gebruik van de zwaardere zorg 9

(Vereniging van Nederlandse gemeenten [VNG], 2014). In Denemarken heeft net als in Nederland niet alleen een transitie maar ook een inhoudelijke transformatie plaatsgevonden. Na eerst een toename in kosten en zorgaanvragen, is er na vijf jaar de eerste afname te zien in het gebruik van zwaardere zorg en een daling van de kosten (NJI, 2012). Er is onder andere een lichte afname te zien in het aantal uithuisplaatsingen (Berg-Le Clerq et al., 2012). Deze transitie en transformatie laten zien dat de zorg beter en goedkoper georganiseerd kan worden. Nederland zit momenteel midden in het transitie- en transformatieproces van de zorg. Om deze transformatie praktisch vorm te geven, zijn er verschillende projecten en initiatieven gestart. Één van deze innovaties binnen het nieuwe stelsel om de transformatie vorm te geven, zijn de sociale wijkteams. In het volgende hoofdstuk worden deze sociale teams nader gedefinieerd en beschreven. 1.2 Sociale wijkteams De sociale wijkteams worden in veel gemeenten als belangrijk onderdeel gezien van de transformatie van de zorg. Bijna alle grote steden in Nederland beschikken op dit moment over een vorm van sociale wijkteams (Boer & Van der Lans, 2013). De algemene richtlijnen voor sociale teams zijn als volgt: het zijn teams die lokaal aanwezig zijn, die integraal te werk gaan en uitgaan van de eigen kracht van gezinnen en individuen. Deze teams hebben drie taken. Ten eerste ondersteunen zij het jeugdbeleid en de algemene voorzieningen, waardoor jeugdigen veilig kunnen opgroeien. Daarnaast zijn deze teams gericht op preventie. De derde taak is het aanpakken van problemen met gerichte interventies of kortdurende ondersteuning (NJI, 2013). Sociale teams opereren in een context waarbinnen zij de toegangspoort zijn tot de meer intensievere zorg en daarnaast gaan zij voor een deel preventief te werk. Onder andere door aanwezigheid in de wijk moet dit verwezenlijkt worden (VNG, 2013). De doelgroep en de samenstelling van de professionals van deze teams kunnen erg 10

verschillen (Boer & Van der Lans, 2013). Er zijn teams voor alle leeftijden maar er zijn ook gemeenten die een apart team opzetten voor jeugd en gezin naast het bestaande wijkteam (VNG, 2013). De samenstelling van professionals binnen een team is aan de ene kant afhankelijk van de wijk waar het sociale wijkteam zich in bevindt en aan de andere kant van de heersende problematiek binnen deze wijk. Daarnaast vormen de opdracht en de gestelde doelen van een gemeente een uitgangspunt, voor de samenstelling van een team (Sok,Van den Bosch, Goeptar, Sprinkhuizen, & Scholte, 2013). Het idee is dat in sociale teams veelal generalisten moeten plaatsnemen. Echter, de eisen waaraan deze generalisten moeten voldoen zijn nog onduidelijk (De Koster, 2014). Ook de precieze taken van deze teams zijn nog niet vastomlijnd en worden door gemeenten zelf ingevuld (VNG, 2013). Dit betekent dat de functie van een team verschillend kan worden ingevuld, afhankelijk van de gemeente waar het team zich in bevindt. Het idee is dan ook dat er op maat gewerkt gaat worden met sociale wijkteams (De Koster, 2014). Hoewel steeds meer gemeenten deze sociale teams inzetten is volgens Boer en van der Lans (2013) nog nergens daadwerkelijk bewezen dat deze teams zo effectief zijn als wordt verondersteld. Een probleem daarbij is, dat onder het mom van sociale wijkteams, veel verschillende werkwijzen en organisatievormen schuilgaan (Boer & Van der Lans, 2013 ). Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat deze werkwijze vrij nieuw is en dat er nog geen duidelijk beeld bestaat over wat de ideale invulling van deze teams is (VNG, 2013). Ook komt uit een uitgebreid onderzoek van Movisie naar voren dat argumenten waarom een wijkteam wordt ingezet vaak ontbreken; duidelijke doelstellingen zijn niet aanwezig (De Koster, 2014). Gezien de grote hoeveelheid ideeën en organisatievormen die ondergebracht worden onder de term Wijkgericht Werken is het van belang om deze sociale teams conceptueel in te kaderen (Oldenhof, 2012). In dit onderzoek zal het onderwerp sociale wijkteam opgesplitst worden in drie concepten: werken gericht op de eigen kracht, lokaal werken en werken in 11

teamverband. Er is gekozen voor deze drie concepten omdat deze elementen in bijna alle teams terug te vinden zijn. Deze drie concepten zullen nader worden uitgewerkt in onderstaande paragrafen. De concepten worden inhoudelijk verder uitgediept en er zal gekeken worden naar de mogelijke werkzame elementen. 3.2.1 Werken gericht op eigen kracht Het concept werken gericht op eigen kracht is een manier van werken die het eigen kracht principe (empowerment) in de praktijk brengt. Empowerment is een concept dat moeilijk te definiëren valt omdat het voor veel verschillende zaken gebruikt wordt. Het wordt toegepast in verschillende werkvelden, bij verschillende doelgroepen en met verschillende werkstrategieën (Van Regenmortel, 2009).Wat echter centraal staat in alle situaties waarin gewerkt wordt met empowerment is, dat het gericht is op het verbeteren van het welzijn van mensen, met veel aandacht voor het stimuleren van positieve veranderingen (Zimmerman, 2000). Een definitie van empowerment is: Een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie. (Van Regenmortel, zoals geciteerd in Van Regenmortel, 2009). Een belangrijk uitgangspunt is dat de context een grote rol speelt en daarom moet worden meegenomen (Cattaneo & Chapman, 2010). Empowerment vindt niet plaats op één niveau, maar op meerdere niveaus. Hoeveel niveaus en welke niveaus dit zijn, kan variëren. Vaak worden er in ieder geval twee niveaus onderscheiden: een persoonlijk en individueel niveau en een meer gemeenschappelijk en sociaal-politiek niveau (Van Regenmortel, 2009). Bij empowerment is er aandacht voor de kwetsbare groepen en mensen in de samenleving (Van Regenmortel, 2009). De omgeving en de hulpverlening hebben de taak de eigen kracht bij deze kwetsbare doelgroep te activeren. Het lijkt op het eerste gezicht een tegenstrijdig principe, omdat het enerzijds gericht is op kracht en controle krijgen en 12

anderzijds aandacht heeft voor de kwetsbaarheid van mensen en ondersteuning van de omgeving. De nadruk ligt echter op de positieve zaken, maar wel onder de volle erkenning van de problemen die aanwezig zijn (Van Regenmortel, 2009). Ook Duyvendak (1997) noemt deze schijnbare paradox, maar benadrukt dat, hoewel eigen kracht iets is wat in de individu zelf ligt, dit juist met hulp van buitenaf bereikt kan worden. De omgeving heeft de taak deze kracht naar boven te halen. De vraag is hierbij: hoe moet de omgeving deze eigen kracht activeren en wat betekent dit voor de praktijk van de hulpverlening? Werken gericht op eigen kracht betekent voor voorzieningen en professionals, dat zij de vraag van jeugdigen en gezinnen serieus nemen en dat ze wanneer nodig ondersteuning bieden. Het is hierbij de bedoeling dat jeugdigen en gezinnen op den duur weer zoveel mogelijk zelfstandig verder kunnen (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011). Het gaat om een werkwijze waarbij eerst wordt gekeken naar wat mensen zelf zouden kunnen oplossen, eventueel ondersteund door hulpbronnen uit het eigen sociale netwerk (Groot, De Jong, & Schout, 2013).Voor de hulpverleningspraktijk betekent deze werkwijze praktisch gezien twee zaken. In de eerste plaats dienen hulpverleners meer aanwezig zijn in de eigen omgeving van gezinnen en ten tweede horen hulpverleners zich binnen deze eigen omgeving dienstbaar opstellen ten aanzien van de eigen kracht van gezinnen (Kesselring, Winter, Horjus, & Van Yperen, 2013). Doordat empowerment geen methodiek is maar een raamwerk, biedt het concept volgens Van Regenmortel (2009) geen concrete handvatten hoe te handelen. Het is een bruikbaar kader, waarbij in ieder situatie op maat gewerkt moet worden, rekening houdend met de context en personen in die specifieke situatie. In de literatuur wordt empowerment als een werkzaam principe gezien. Empowerment is gericht op het weer controle krijgen over je eigen leven. Interventies zijn effectiever als er aandacht is voor het controle terugkrijgen over het eigen leven (Hermanns, Öry, & Schrijvers, 2005). Uit verschillende onderzoeken wordt duidelijk dat het gevoel van controle hebben over 13

je eigen leven een positieve invloed heeft op het welzijn en de gezondheid van mensen. Mensen die minder controle hebben in de thuissituatie, hebben een significant grotere kans op depressie en angstklachten (Griffin, Fuhrer, Stansfeld, & Marmot, 2002). Ook blijkt uit verschillende onderzoeken dat het gevoel van controle hebben invloed kan hebben op de gezondheid (Lachman & Weaver 1998; Chandola, Kuper, Singh-Manoux, Bartley, & Marmot, 2004). Empowerment wordt gezien als een manier om het sociale functioneren, de levenskwaliteit en sociale veranderingen te versterken en te verbeteren, onder andere door het inzetten van bronnen en sociale participatie (Song, 2011).Geconcludeerd kan worden dat empowerment een breed begrip is waar geen eenduidige handelswijze voor bestaat. Het kan echter als raamwerk dienen waarbinnen situaties aangepakt worden, waarbij er aandacht is voor de context en maatwerk geleverd kan worden. Werken gericht op empowerment kan een positieve invloed hebben op het welzijn en de gezondheid van mensen en is daarmee mogelijk een werkzame factor. 3.2.2 Lokaal werken Onder het concept lokaal werken wordt verstaan dat hulpverleners meer aanwezig zijn in de naaste omgeving en aansluiten bij het dagelijks leven van mensen (Boer, Van Diepen, & Meijs, 2013). Het begrip sluit op deze manier aan bij het community-based werken, waarbij men ernaar streeft om concrete doelen te stellen en deze te behalen, door samenwerking met de naaste omgeving van de jeugdige (Hermanns, 2009). Bij deze aanpak wordt niet alleen geprobeerd het gedrag van kinderen of mensen zelf te veranderen, maar ook van hun omgeving. Deze visie komt van oorsprong uit 1976 met Lalonde als grondlegger. Binnen deze visie gaat het om het veranderen van omgevingsfactoren, het is volgens deze visie niet genoeg om door middel van voorlichting en individuele activiteiten mensen te vertellen hoe zij hun leefstijl kunnen verbeteren (Van Koperen & Seidell, 2010). 14

Wat betekent dit voor de hulpverleningspraktijk? Volgens Kesselring en collega s (2013) moeten hulpverleners meer aanwezig zijn in de leefomgeving van mensen zodat zij de sociale veerkracht kunnen mobiliseren. Sociale netwerken worden op deze manier geactiveerd en mensen kunnen zelf hun problemen oplossen. Lokaal werken is in dit geval dus belangrijk om de eigen kracht te ondersteunen. Het ondersteunen van empowerment is een belangrijke doel van het lokaal werken (Bibeau, Howell, Rife, & Taylor,1996). Praktisch gezien betekent deze aanpak voor de omgeving en de hulpverlening: naar de mensen toegaan, aansluiten bij de levensomstandigheden van de buurt en het aangaan van duurzame relaties met mensen (Paes & De Maeseneer, 2010). Het doel van dit lokale werken is uiteindelijk herstel van het gewone leven door middel van samenwerken met de opvoeders in het gewone leven (Hermanns, 2009). Vanuit de literatuur wordt community-based werken als een sterke werkzame factor gezien. Strategieën waarbij de kracht van de omgeving en het betrekken van de omgeving worden ingezet, zijn erg succesvol gebleken (Lando, Loken, Howard-Pitney, & Pechacek, 1990; Puska, Vartianinen, Laatikainen, Jousilahti, & Paavola, 2008). Interventies waarbij de netwerken rondom mensen worden gemobiliseerd en ingezet zijn effectiever dan interventies die dit niet doen (Hermanns, 2005). Uit bovenstaande overzicht komt naar voren dat het concept lokaal werken een werkwijze is die aansluit bij het community-based principe, waarbij het gaat om aansluiting vinden bij het dagelijks leven. Onder meer het inzetten van sociale netwerken en het betrekken van de omgeving worden gezien als werkzame elementen van deze werkwijze. 1.2.3Werken in teamverband Het derde concept is werken in teamverband. Over het algemeen bestaat een team uit twee of meer individuen met specifieke rollen, die gedeelde doelen hebben, een aanpassend vermogen 15

hebben en taken uitvoeren die afhankelijk zijn van anderen (Salas, Dickinson, Converse, & Tannenbaum, zoals geciteerd in Cooke, Salas, Cannon-Bowers, & Stout, 2000) Het doel van werken in teamverband houdt vaak in dat diensten meer en beter geïntegreerd worden, door een betere samenwerking. Het doel van dit meer geïntegreerd werken is: een verbetering van de efficiëntie en effectiviteit van de hulpverlening, om op die manier de uitkomsten te verbeteren voor de doelgroep waar de hulpverlening op gericht is (Burt, Resnick & Novick, 1998). Binnen de transitie leeft het idee dat door het werken in teamverband, professionals elkaar kunnen versterken en samen problemen kunnen oplossen. Werken in teamverband maakt dit integraal werken mogelijk (Boer & Van der Lans, 2013). Uit de literatuur komt naar voren dat werken in teamverband een werkzame factor is. Werken in teamverband kan volgens onderzoek van Cooney en Sohal (2004) worden gezien als één van de meest krachtige instrumenten voor het bereiken van gestelde doelen. Daarnaast kan het werken in teamverband het delen van informatie, probleem oplossen en het ontwikkelen van werknemersverantwoordelijkheid faciliteren (Cooney & Sohal, 2004).Vier constructen hebben een grote invloed op hoe een team functioneert: de duidelijkheid van de rolverdeling, gedeelde doelen en waarden tussen teamleden, relaties- en taakconflicten onder teamleden en werktevredenheid (Khipnis, Rhodes, Burchill, & Datner, 2013). Binnen de gezondheidszorg is veel onderzoek gedaan naar werken in teamverband. In een review van Lemieux-Charles en McGuire (2006) zijn onderzoeken naar de effectiviteit van teams binnen de gezondheidszorg tussen 1986 en 2006 verzameld. Uit deze review komt naar voren dat de diversiteit van expertise binnen een team voor een groot deel de verbetering bij patiënten bepaalt. Door de verschillende expertises worden er minder fouten gemaakt en is er minder vertraging, hierdoor ontstaat een toename van de effectiviteit (Kydona, Malamis, Giasnetsova, Tsiora, & Gritsi-gerogianni, 2010). Ook uit onderzoek van Smith-Jentsch, Salas en Baker (1996) komt naar voren dat er minder fouten worden gemaakt 16

door een team dan door individuen. Uit een literatuuronderzoek wordt duidelijk dat samenwerking tussen organisaties een positieve invloed kan hebben op het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen (Rutte, Pijpers, & Timmermans, 2014). Geconcludeerd kan worden dat werken in teamverband gericht is op een beter samenwerking en meer geïntegreerd werken. Onder andere de diversiteit van disciplines binnen een team en de snelheid waarmee een team kan werken, zijn werkzame aspecten en maken van het concept werken in teamverband een mogelijke werkzame factor. 1.3 Onderzoek naar sociale wijkteams Als eerder onderzoek naar de sociale wijkteams wordt bekeken, dan komen er verschillende punten naar voren. In de eerste plaats zijn er veel kleinschalige studies gedaan die inzoomen op bepaalde werkzame aspecten van de sociale teams in Nederland. Er zijn onderzoeken die gericht zijn op de waarde voor de maatschappij. Een voorbeeld hiervan is de kostenbatenanalyse van de sociale wijkteams in Leeuwarden (Luben & Larssen, 2012). Daarnaast zijn er veel onderzoeken gedaan naar de sociale teams binnen één bepaalde gemeente of wijk. Voorbeelden hiervan zijn: het onderzoek naar de sociale wijkcoaches in Enschede aan de hand van effect- en procesevaluaties (Klok, Denters, & Oude Vrielink, 2012) en de tussenevaluatie van de buurtteams in Utrecht, aan de hand van de analyse van twintig casussen (Meere, Hamdi, & Deuten, 2013). Resultaten die uit deze onderzoeken naar voren komen zijn veelbelovend. In het onderzoek naar de buurteams in Utrecht wordt bijvoorbeeld geconcludeerd dat escalaties vaker voorkomen worden en dat er sneller resultaten worden geboekt door deze teams (Meere et al., 2013). Ook zijn er enkele bredere onderzoeken naar de sociale wijkteams gedaan waarin verschillende gemeenten zijn meegenomen in het onderzoek. Een voorbeeld is het onderzoek van het VNG (2013) waarin vijf gemeenten hebben samengewerkt, om een beeld te schetsen 17

van de sociale wijkteams. Ook een onderzoek van Sociaal werk in de wijk volgde gedurende twee jaar tien verschillende gemeenten. Vanuit dit onderzoek werd een handleiding gemaakt voor de sociale wijkteams, met onder andere aandacht voor randvoorwaarden en dilemma s van deze teams (Sok et al., 2013). Echter wat ook naar voren komt uit de literatuur is dat er op dit moment nog geen duidelijk beeld bestaat of deze teams zo doeltreffend zijn als wordt verondersteld (Boer & Van der Lans, 2013). Er zijn veel hoge verwachtingen van deze teams, waarvan nog niet duidelijk is of deze ook worden waargemaakt (Koster, 2014). Het is dan ook van belang dat duidelijk in kaart wordt gebracht wat de werkzame factoren van deze teams zijn. Daarom zal dit onderzoek zich richten op de werkzame factoren van deze wijkteams. Deze informatie kan gebruikt worden voor de toekomstige ontwikkeling van sociale wijkteams. Na het raadplegen van de literatuur blijkt er geen tot weinig onderzoek te zijn gedaan, dat specifiek gericht is op sociale wijkteams voor jeugdigen en gezinnen. De focus zal in dit onderzoek daarom liggen op de jeugd- en gezinteams en daarmee op de jeugdigen en gezinnen die hulpverlening ontvangen van deze teams. Wat zijn hun ervaringen met deze manier van werken en wat levert het de jeugdige en gezinnen op? In dit onderzoek zal er geprobeerd worden om een meer overkoepelend beeld te vormen van de werkzame factoren van de teams, door verschillende gemeenten mee te nemen in dit onderzoek. Uit onderzoek van Movisie naar de sociale wijkteams binnen verschillende gemeenten blijkt, dat in veel onderzoeken voornamelijk aandacht is voor de financiële en procesmatige aspecten (Koster, 2014). Er wordt echter weinig aandacht geschonken aan wat het mensen oplevert. Dit terwijl het belangrijk is om juist de ervaringen van mensen in kaart te brengen, omdat dit vaak het succes van een interventie bepaalt (Hermans, 2006). Dit onderzoek zal zich daarom richten op de ervaringen van mensen. Wat ervaren de betrokken mensen als werkzaam? De drie concepten: Eigen kracht, lokaal werken en werken in teamverband die in 18

het voorgaande hoofdstuk zijn uitgewerkt, worden gebruikt als sensitizing concepts. Dit houdt in dat deze concepten gebruikt zullen worden als startpunt bij de dataverzameling en als ondersteuning dienen, om de informatie te benaderen en te organiseren (Charmaz, 2013). Uiteindelijk zal geprobeerd worden een antwoord te geven op de vraag: Wat zijn de werkzame factoren van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin? 1.4 Praktische en maatschappelijke relevantie In 2015 vindt de transitie van jeugdzorg plaats. De sociale wijkteams zijn een belangrijk instrument binnen deze transitie. Het aantal sociale wijkteams zal daardoor de komende tijd waarschijnlijk toenemen. Er leven op het moment veel vragen over de inrichting van deze teams en hun werkwijze. Zijn ze daadwerkelijk vernieuwend of werken ze alleen onder een nieuwe naam op de ouder manier verder (Boer & Van der Lans, 2013)? Daarnaast is er op dit moment nog weinig empirische bewijslast voor deze teams. Dit terwijl steeds meer het belang wordt benadrukt van het evidence-based werken. Evidence-based werken is werken met kennis over wat werkt. Deze manier van werken wordt steeds belangrijker binnen de jeugdhulp omdat er gestreefd wordt naar meer transparantie en het willen verbeteren van de effectiviteit (Van Yperen, 2010). Door het doen van onderzoek kan de effectiviteit worden vastgesteld van een werkwijze. Het huidige onderzoek kan bijdragen aan het evidence-based werken, door in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van deze sociale wijkteams voor jeugd en gezin. Vanuit praktisch oogpunt is het goed om handvatten te ontwikkelen waarmee de sociale wijkteams aan de slag kunnen. Uit dit onderzoek zullen uiteindelijk conclusies en aanbevelingen volgen die de werkzame factoren van de sociale wijkteams weergeven en die als richtlijnen kunnen dienen voor de implementatie van sociale wijkteams, gericht op jeugdigen en gezinnen. 19

1.5 Onderzoeksvragen De hoofdvraag waar dit onderzoek zich op richt is: Wat zijn de werkzame factoren van sociale wijkteams voor jeugd en gezin? Deze vraag wordt voor dit onderzoek onderverdeelt in vier deelvragen: 1. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met werken gericht op de eigen kracht? 2. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met lokaal werken 3. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met werken in teamverband? 4. Wat ervaren projectleiders, medewerkers en ouders als werkzame factoren? 20

2. Methode In dit onderzoek wordt getracht een beeld te vormen van de werkzame factoren van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin. Dit onderzoek heeft een kwalitatieve insteek, waarbij er op een explorerende manier te werk wordt gegaan om data te verzamelen. Aan de hand van drie casestudies bij drie verschillende gemeenten wordt vanuit verschillende bronnen data verzameld. 2.1 Procedure In dit onderzoek worden drie casestudies gedaan bij drie verschillende gemeenten in Nederland. Er is gekozen voor een casestudie omdat bij deze vorm van onderzoek er op intensieve manier een casus onderzocht kan worden (Braster, 2000). Dit is van belang omdat er op dit moment nog geen duidelijk beeld bestaat van wat de werkzame factoren zijn van deze sociale wijkteams. Door op een intensieve manier onderzoek te doen en zoveel mogelijk data te verzamelen, zal een breed en diepgaand beeld worden verkregen van de sociale wijkteams. Er worden voor dit onderzoek drie representatieve casussen gebruikt die de werkwijze van de sociale teams weergeven. Aangezien dit een kwalitatief onderzoek betreft, wordt met representatief bedoelt dat er getracht wordt een compleet overzicht te geven van alle mogelijke meningen, attitudes en gedragingen binnen deze doelgroep (Dinklo, 2013). Voor dit onderzoek zijn alleen jeugd- en gezinsteams meegenomen, omdat het onderzoek zich hier specifiek opricht. Er zijn drie jeugd- en gezinsteam in drie verschillende gemeentes in Nederland geselecteerd, om op deze manier een breed beeld te krijgen van de ervaringen van de populatie. De populatie bestaat uit de mensen die betrokken zijn bij de sociale wijkteams: projectleiders, medewerkers en ouders. De procedure gaat als volgt: Als eerste worden de projectleiders van een gemeente benaderd om mee te doen aan het onderzoek. Vanuit deze projectleiders worden de medewerkers en gezinnen benaderd om mee te doen aan het 21

onderzoek. Het streven is om vijftien interviews af te nemen voor dit onderzoek. Er wordt getracht om negen professionals te interviewen, waarvan drie projectleiders en zes medewerkers. Daarnaast wordt er geprobeerd om zes ouders te interviewen. Naast de interviews is het de bedoeling om in elk team een vergadering te observeren. De deelnemers ontvangen voorafgaand aan het onderzoek een informatiebrochure en een informed consent formulier. Hierin staat beschreven wat het onderzoek inhoud en dat anonimiteit en privacy gewaarborgd wordt. Als mensen akkoord gaan, worden er afspraken gemaakt om de interviews af te nemen en een vergadering bij te wonen voor observaties. Uiteindelijk zijn er voor dit onderzoek dertien interviews afgenomen en vier observaties gedaan. Er zijn in totaal drie projectleiders, zes medewerkers en vier ouders geïnterviewd. In alle gemeenten is er bij een vergadering geobserveerd. Daarnaast is er in één gemeente ook geobserveerd bij een casuïstiekoverleg. 2.2. Jeugd- en gezinsteams Voor dit onderzoek zijn drie verschillende Jeugd- gezinsteams benaderd in drie gemeenten:amersfoort, Goes en Land van Cuijk. In tabel 1.1 staat een overzicht met de kenmerken van deze drie teams. Aan de hand van een algemene vragenlijst die bij de drie projectleiders werden afgenomen zijn de kenmerken van het team verzameld, om op deze manier een goed beeld te krijgen van deze teams. 22

Kenmerken Goes Amersfoort Land van Cuijk 1. Omvang 8 personen 10 personen 13 personen Team 2. Expertises -JGZ- verpleegkundige -Consulente LVB -Maatschappelijk werk -Jongerenwerker -Welzijnswerker -Intensieve Pedagogische thuishulp -Thuiszorg -JGZ- verpleegkundige -Consulente LVB -Maatschappelijk werk -Jongerenwerker -Leger des Heils -Bureau jeugdzorg -Opvoedingsondersteuner - Schoolmaatschappelijk werk -Psychiatrie -JGZ-verpleegkundige -Consulente LVB -Maatschappelijk werk -Jongerenwerker -Jeugdpreventie -Pedagoog -Schoolmaatschappelijk werk 3. Wijk(en) 2 wijken (10,778 inwoners) 1 wijk (10,480 inwoners) Drie gemeenten (85 000 inwoners) 12 maanden 13 maanden 18 maanden 4. Bestaansduur 5. Casussen Alles wordt opgepakt maar in de praktijk veelal Multiproblem gezinnen 6. Vergaderin -2x in de week lunchen -1x 3 weken intervisie -gen -1x 6 weken casusoverleg ( 2 uur) 7. Functie Laagdrempelige zorg bieden in de wijk. Die integraal en flexibel is en waarbij er snel geschakeld kan worden. 8. Herkomst -CJG -Wijkteam Aanmeldin -Jongerenwerker -gen Alles wat binnenkomt oppakken - 2x per week casusbespreking (2 uur) Laagdrempelige zorg bieden in de wijk, die integrale hulp biedt en snelheid is hierbij een randvoorwaarde -Huisartsen -Scholen -Huidige aanbieders -CJG -Jongerenwerkers Alles wat binnenkomt oppakken - Casusoverleg1x in de twee weken - Teamoverleg 1x per maand Bieden van laagdrempelige zorg -Telefonisch spreekuur -Scholen -CJG 9. Doelgroep Gezinnen 0-23 jaar Gezinnen 0-23 jaar Gezinnen 0-23 jaar Tabel 1.1: Overzicht Jeugd- en gezinsteams 23

4.2.1 Jeugd- en gezinsteam Goes Het Jeugd- en Gezinteam in Goes bevindt zich in de wijk en zit op dezelfde locatie als het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het team bestaat uit acht personen met uiteenlopende expertises. Het team pakt alles op wat binnenkomt, maar in de praktijk gaat het vaak om de zwaardere zorgvragen. Het team heeft de mogelijkheid om op dinsdagen en donderdagen in de middag samen te lunchen en te werken op locatie. Tijdens deze middagen vinden er informele overleggen plaats tussen verschillende medewerkers van het team. Daarnaast wordt er één keer in de drie weken intervisie gehouden en vindt er één keer in de zes weken een casusoverleg plaats. De meeste casussen komen binnen via het CJG. Verder komt een deel van de casussen binnen via het wijkteam zelf, dit gebeurt meestal via de jongerenwerker. 4.2.2 Jeugd- en gezinsteam Amersfoort Het Jeugd- en gezinsteam in Amersfoort bevindt zich in de wijk en heeft een ruimte in een schoolgebouw. Het team bestaat uit tien mensen met verschillende expertises. Alle casussen worden opgepakt: van lichte opvoedingsvragen tot de zwaardere zorg. Specialisten worden betrokken wanneer nodig. Het team komt twee keer per week samen voor casusoverleg, nieuwe casussen worden op dat moment ingebracht. Na zes weken vindt er binnen de vergadering een evaluatie plaats. Er is één telefoon waarop het Jeugd en gezinsteam dagelijks bereikbaar is, deze wordt afwisselend gedragen door de verschillende teamleden. Casussen komen binnen via diverse toegangswegen zoals de huisarts, CJG en scholen 4.2.3 Basisteam Land van Cuijk In Land van Cuijk gaat het om een basisteam. Het basisteam bevindt zich binnen het CJG en werkt hier nauw mee samen. Op dit moment bedient het basisteam een relatief groot gebied, vergeleken met de andere twee teams. Het team is gericht op jeugdigen en gezinnen en pakt 24

alles op wat binnenkomt. Het basisteam bestaat uit dertien personen met verschillende expertises. Indien een vraag makkelijk en laagdrempelig opgepakt kan worden, wordt dit binnen het basisteam gedaan. De meer ingewikkelde hulpvragen worden doorgeschakeld naar het backoffice team. Eén keer in de maand vindt er een teamoverleg plaat en daarnaast is er één keer in de twee weken een casuïstiekoverleg. Dit casuïstiekoverleg is een overleg waar ouders zelf ook bij aansluiten. In de andere twee jeugd- en gezinsteams sluiten geen ouders aan bij een casusoverleg. Veel casussen komen binnen via het telefonisch spreekuur wat dagelijks plaatsvindt van 09.00-12.00 uur. Ook via scholen en het CJG komen aanmeldingen binnen. 4.3.Methode Aan de hand van twee kwalitatieve technieken: diepte-interviews en participerende observaties wordt geprobeerd, inzicht te krijgen in wat de werkzame factoren van deze sociale wijkteams zijn. Er is gekozen voor kwalitatieve technieken omdat de deelvragen gericht zijn op de ervaringen die mensen hebben. Kwalitatief onderzoek is een geschikte methode om te onderzoeken hoe mensen situaties ervaren en wanneer er gevraagd wordt naar het perspectief van een persoon (Lucassen, Olde Hartman, & Van Mazel 2007). Het doel van dit onderzoek is om te identificeren wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams. Met effectiviteit wordt in dit onderzoek beoogd de ervaringseffectiviteit te meten zoals beschreven door Pawson (2006). Bij ervaringseffectiviteit gaat het erom hoe de doelgroep in dit onderzoek de effecten van deze methode ervaart, met andere woorden: wat zien zij als de effectieve factoren? In dit onderzoek worden zowel de ervaringen van ouders als professionals verzameld. De bijdrage die actoren leveren aan het tot stand komen van een bepaalde uitkomst ( agency ) is van belang (Pawson, 2006). Daarom is het belangrijk om juist de ervaringen van de betrokken mensen te onderzoeken, omdat succes van interventies en 25

methodes in de hulpverlening deels hierdoor wordt bepaald. De diepte-interviews worden afgenomen bij ouders, medewerkers van een sociaal wijkteam en de projectleiders. Het interview wordt afgenomen aan de hand van de ervaringen van mensen zelf en een topiclijst. De topiclijst voor professionals bevat drie onderwerpen:lokaal werken, werken in teamverband en werken gericht op eigen kracht. Daarnaast wordt er gevraagd aan professionals welke werkzame factoren zij zelf identificeren. De topiclijst voor ouders bevat alleen algemene vragen over hoe de hulpverlening is verlopen en hoe zij de hulp hebben ervaren. Met de data die uit de interviews naar voren komt, zal geprobeerd worden een breed en diepgaand beeld te schetsen van de ervaringen van gezinnen en professionals. Naast de interviews zullen er observaties in de praktijk plaatsvinden. Nadat de interviews zijn afgenomen zal de onderzoeker een vergadering bijwonen bij elk wijkteam. Het zal gaan om een participerende observatie, waarbij de onderzoeker de rol van observator zal aannemen (Robson, 2002). Observaties kunnen andere vormen van dataverzameling complementeren doordat er een inzicht wordt gegeven in het echte leven en de gedragingen (Robson, 2002). De observaties in dit onderzoek zullen in de eerste plaats worden gebruikt om een context te schetsen van de praktijk. Daarnaast dienen de observaties als vergelijkingsmateriaal. Wat ziet de onderzoeker terug van de ervaringen van de professionals en ouders? Het is belangrijk om observaties te gebruiken als vergelijkingsmateriaal, omdat er vaak een verschil zit tussen wat mensen aangeven in bijvoorbeeld een interview en wat mensen daadwerkelijk in de praktijk doen (Gilbert & Mulkay, 1984). Door middel van het gebruik van triangulatie wordt geprobeerd de validiteit van de resultaten te waarborgen (Robson, 2002). Er is sprake van triangulatie op het gebied van de dataverzameling, door middel van het combineren van twee technieken: observaties en 26

interviews. Daarnaast is er sprake van triangulatie op het gebied van de bronnen, zowel ouders als professionals worden geraadpleegd. 4.4 Analyses Voor het analyseren van de data wordt de software Atlas.ti. (2013) gebruikt in dit onderzoek. Zowel de data uit de interviews als de data uit de observaties, worden met behulp van deze software geanalyseerd worden. Zodra de eerste drie interviews afgenomen zijn, wordt een begin gemaakt met de analyse. De interviews zullen eerst getranscribeerd worden, aan de hand van de opnames die gemaakt zijn tijdens het onderzoek. Het coderen zal gebeuren in het programma Atlas-ti. De eerste stap is het open coderen, waarbij de gehele tekst aan de hand van steekwoorden gecodeerd wordt. Daarna volgt het axiaal coderen, waarbij delen van de interviews die dezelfde code hebben, worden vergeleken om op deze manier overeenkomsten en verschillen te kunnen onderscheiden tussen codes. Op deze manier worden categorieën gevormd. Als laatste vindt het selectief coderen plaats, waarbij er wordt gezocht naar de hoofdcategorie achter de categorieën die uit het axiaal coderen naar voren komen (Robson, 2002).De drie concepten: lokaal werken, werken gericht op eigen kracht en werken in teamverband zullen dienen als sensitizing concepts. Vanuit deze analyse zal de informatie naar voren komen die gebruikt kan worden om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Daarnaast zullen enkele citaten worden uitgeschreven in de resultaten, om belangrijke punten te illustreren en te onderbouwen. De data die uit de observaties naar voren komt wordt uitgewerkt, waarna deze open, axiaal en daarna selectief gecodeerd wordt. De observaties worden omschreven om de context goed weer te geven. De observaties dienen verder als vergelijkingsmateriaal. 27

5. Resultaten Aan de hand van het selectief coderen zijn er hoofdcategorieën naar voren gekomen die de werkzame factoren van de sociale wijkteams weergeven. Hieronder vallen de drie concepten die genoemd zijn in het theoretisch kader. Daarnaast zijn er zes andere werkzame factoren gevonden die niet in theoretisch kader beschreven zijn. Tevens zijn er verschillende aandachtpunten naar voren gekomen in het onderzoek, waar teams tegenaan kunnen lopen en daarom van belang zijn. Geconcludeerd kan worden dat de drie jeugd- en gezinsteams in de basis vaak overeen komen, maar dat de uitwerking wel enigszins kan verschillen tussen de teams. Hoewel er dus enige nuanceverschillen bestaan tussen de drie teams die zijn onderzocht, zijn er negen werkzame factoren naar voren gekomen waar alle drie de teams mee werken. Deze factoren zullen in dit hoofdstuk verder besproken worden. 5.1 Werkzame factoren Eigen kracht Alle professionals noemden het werken met eigen kracht. Er kunnen volgens professionals drie vormen van eigen kracht worden onderscheiden: eigen kracht van de wijk, eigen kracht van het team en eigen kracht van het gezin. Eigen kracht van de wijk wordt door vier professionals uit drie verschillende teams aangehaald. Het wordt onder andere gezien als weten wat je nodig hebt als wijk. P1: De wijk beter kennen en daardoor weer meer gebruik kunnen maken van de eigen kracht of van de buurt of van het netwerk dat er is Eigen kracht binnen het team is de tweede vorm van werken met eigen kracht en wordt door twee teams genoemd. Het gaat hierbij om zelf de regie hebben als team en keuzes durven maken. Een professional noemde het belang van eigen kracht van het team. P1: We staan steeds meer in onze eigen kracht, dan kunnen ze dat ook weer uitstralen naar anderen 28

Eigen kracht van het gezin wordt door alle professionals genoemd. Eigen kracht wordt omschreven als: naar de mogelijkheden en krachten van een gezin kijken. Een belangrijk onderdeel van eigen kracht is de regie bij ouder laten, dit wordt door acht professionals genoemd. Voorbeelden van hoe er met eigen kracht wordt gewerkt zijn: op handen zitten als professional zijnde, samen met ouders dingen aanpakken, richten op het positieve en bewustwording creëren. M1: Nu zeggen we nee, je mag het zelf oplossen, we kijken mee, we denken mee, we doen mee maar je moet het zelf oplossen. Ook het inzetten van het eigen netwerk van het gezin is belangrijk om mensen te ondersteunen en uiteindelijk weer zelfredzaam te laten worden. Verschillende professionals gaven aan dat mensen altijd een eigen netwerk hebben, hoe klein dit soms ook is. Echter maakten verschillende professionals hierbij wel een kanttekening, het moest volgens deze professionals namelijk niet als wondermiddel gezien worden. Als het netwerk wordt ingeschakeld voor ondersteuning, dan moet er in de gaten worden gehouden of het netwerk het ook kan volhouden. Daarnaast noemden enkele professionals de rol van schaamte die het inschakelen van het netwerk lastig kan maken. M5: Ik heb wel een paar gezinnen gehad en dan zie je een taalbarrière als je buitenlandse gezinnen hebt. Die willen het liefst alles binnenskamers houden. Als ze dan ook nog hun omgeving moeten vragen en daar zie je dan ook dan moet je soms mensen overtuigen. Of voordat je dat dan doet, moet veel meer de situatie binnen het gezin duidelijk zijn voordat je dat netwerk gaat inschakelen. Dit voorbeeld lijkt ook te impliceren dat het niet altijd mogelijk is om een netwerk in te schakelen, ondanks dat een netwerk wel aanwezig is. Het netwerk inschakelen kan volgens professionals dus niet gelijk als een standaard werkwijze gebruikt worden in situaties. Professionals noemden verder diverse praktische voorbeelden waarin eigen kracht 29

gestimuleerd werd: Een moeder leren fietsen, zodat ze zelf haar kinderen naar school kan brengen en een jongen met een beperking zelf leren reizen. Ook noemden drie professionals het zelfvertrouwen stimuleren als een belangrijk middel. Er werden echter ook kanttekeningen door verschillende professionals geplaatst bij het werken met eigen kracht. Het gaat hier dan vooral om het niet moeten doorslaan in eigen kracht, want mensen worden niet altijd volledig zelfredzaam. Een professional verwoordde het als volgt: M1: Ik geloof zeker dat er in alle mensen eigen kracht zit en eigen kracht betekent dat je weer zelfstandig verder kunt. Zelfstandig kan ook wel met behulp van de buurvrouw of met hulp van een instantie zijn, maar dat je wel weer bij je eigen dingen kunt en dat je het ook snapt, Maar eigen kracht hoeft niet te betekenen dat je het allemaal weer alleen moet doen. Hieruit lijkt naar voren te komen dat werken met eigen kracht verschillende dingen kan betekenen en dat het van de situatie en het gezin afhangt in hoeverre zelfredzaamheid gestimuleerd moet worden. Ouders noemden diverse punten met betrekking tot eigen kracht. Voor ouders is het belangrijk dat zij zelf de regie hebben. Alle ouders gaven aan dat zij over het algemeen het gevoel hadden, zelf de regie te hebben tijdens het hulpverleningsproces. Dit kwam soms doordat dit specifiek werd benoemd of doordat ouders het gevoel hadden dat er niets werd opgedrongen. O2: Maar R. had gezegd jullie beslissen, jullie zijn degene die zeggen of het wel of niet gebeurt. Daar was ze wel heel duidelijk in. Toen er aan deze ouder gevraagd werd waarom dit belangrijk was voor haar, werd het volgende gezegd: O2: Ja dat is wel een belangrijk punt, dan ga je een gesprek al anders in. Ons kan niets gebeuren. Ik heb vaak dat je overrompeld wordt met iets. Nu had ik: wat ze ook 30