Smart Competentiemeting BSO Pedagogisch medewerker Naam: Josà Persoon Email Testcode : jose_p@live.nl : NMZFIC Leeftijd (jaar) : 1990 Geslacht Organisatie Locatie : v : Okidoki : Eikenlaan Datum invoer : 2012-08-07 09:27:23 1/13
Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Competentieprofiel pedagogisch medewerker BSO 5 3. Definities algemene competenties 6 4. Competentieprofiel pedagogisch handelen 8 5. Definities pedagogisch handelen BSO 9 6. Score praktijksituaties 10 7. Oriëntaties 11 7.1 Oriëntaties op algemene competenties 11 7.2 Oriëntaties op pedagogisch handelen 11 8. Ontwikkelgesprek 12 Rapportage Smart Competentiemeting BSO 2/13
1. Inleiding Smart Group heeft in samenwerking met Learnworks de Smart Competentiemeting buitenschoolse opvang (BSO) ontwikkeld. De Smart Competentiemeting is een meetinstrument dat op een valide en betrouwbare wijze de competenties van de pedagogisch medewerkers in de buitenschoolse opvang (kinderen 4-13 jaar) meet. Het meetinstrument heeft als primair doel ondersteuning te bieden bij de professionalisering en coaching van pedagogisch medewerkers. Het meetinstrument sluit goed aan bij de dagelijkse praktijk in de buitenschoolse opvang en brengt 12 algemene competenties en 7 pedagogische competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) in kaart, die de kwaliteit van de bijdrage van de pedagogisch medewerker bepalen. Wat is gemeten? De twaalf algemene competenties zijn verdeeld in vier domeinen: 1. contact met het kind, met de groep, met collega's en met jezelf; 2. overleg met ouders in eventuele andere instanties; 3. het dagelijks werk organiseren en afkrijgen; 4. werken met regels, procedures, protocollen. Administratieve handelingen. De algemene competentie "pedagogisch handelen" is verder uitgediept in een competentieprofiel met zeven pedagogische competenties: 1. grenzen stellen en structuur aanbrengen; 2. welbevinden; 3. sensitieve responsiviteit; 4. respect voor autonomie; 5. ontwikkelingsstimulering; 6. groepsdynamica; 7. kinderparticipatie. Rapportage Smart Competentiemeting BSO 3/13
Voor de algemene competenties en het pedagogisch handelen is een norm vastgesteld. Deze Smart norm (de zwarte lijn in het competentieprofiel) geeft aan wat wordt verwacht van een taakvolwassen (medior) pedagogisch medewerker in de buitenschoolse opvang. Kennis Vaardigheden Attitude 1 Ontbreekt volledig Ontbreekt volledig Ontbreekt volledig 2 Basiskennis is (deels) aanwezig, nog te weinig ervaring 3 Voldoende kennis om onder normale omstandigheden het werk zelfstandig te kunnen uitvoeren 4 Qua kennis op dit terrein volleerd/expert 5 Brengt zijn kennis over aan collega's en brengt het op gewenst niveau Nog niet echt vaardig, met vallen en opstaan Voldoende vaardig om onder normale omstandigheden het werk zelfstandig te kunnen uitvoeren Zeer vaardig onder alle omstandigheden Helpt zijn collega's om zeer vaardig te worden Nog (sterk) wisselende attitude, laat zich nog sterk sturen door omstandigheden Attitude is voldoende aanwezig om onder normale omstandigheden het werk zelfstandig te kunnen uitvoeren Zeer sterk ontwikkelde attitude op dit terrein Helpt zijn collega's om hun attitude te verbeteren Figuur 1 Smart meetlat Wat lees je in de Smart Competentiemeting? In het competentieprofiel pedagogisch medewerker zie je het overall resultaat van de meting. Wat zijn je talenten? Waar heb je nog wat te leren? De definities maken helder wat met de verschillende termen is bedoeld. In het competentieprofiel pedagogisch handelen is bovenstaande toegespitst op de zeven vakmatige competenties van pedagogisch handelen. Vervolgens wordt aangegeven hoeveel praktijksituaties juist zijn beantwoord. Bij "oriëntaties" is achtereenvolgens voor de algemene competenties en voor het pedagogisch handelen de interne samenhang weergegeven. Met andere woorden: waar ben je op gericht? Wat is het onderliggende patroon? Dit geeft aan waar je staat en hoe je verder kan groeien in je vak. De afspraken die daarover worden gemaakt tijdens een (ontwikkel)gesprek met de leidinggevende worden vastgelegd op de laatste pagina's. Rapportage Smart Competentiemeting BSO 4/13
2. Competentieprofiel pedagogisch medewerker Rapportage Smart Competentiemeting BSO 5/13
3. Definities algemene competenties 1. Overleg met ouders en eventuele andere instanties Communiceren De mate waarin de pedagogisch medewerker op een heldere en begrijpelijke manier de 'boodschap' mondeling en schriftelijk kan overbrengen en een dialoog/gesprek kan aangaan met anderen (kind, ouder, collega's). Klant- en servicegericht De mate waarin de pedagogisch medewerker gericht is op het meedenken over en inspelen op de al dan niet uitgesproken behoeften van ouders, collega's, kinderen en andere externen. Flexibel De mate waarin de pedagogisch medewerker uit eigen beweging snel en/of effectief kan afwijken van gewoonten of een voorgenomen plan en zich kan aanpassen om een doel te bereiken. 2. Werken met regels, procedures, protocollen en administratieve handelingen Pedagogische visie De mate waarin de pedagogisch medewerker op basis van kennis, inzicht en ervaring een eigen visie heeft op de pedagogiek in de kinderopvang en/of de pedagogische visie van de organisatie en deze kan doorvertalen naar het handelen in de dagelijkse praktijk. Kennis kinderopvang en pedagogiek De mate waarin de pedagogisch medewerker kennis heeft van het vak kinderopvang, de ontwikkeling van kinderen en methodieken op het gebied van opvoedkunde. Kwaliteitsgericht De mate waarin de pedagogisch medewerker uit eigen beweging de kwaliteit bewaakt door het uitvoeren van de regels en afspraken binnen het kwaliteitsbeleid van de organisatie en gericht is op het verbeteren van de kwaliteit. 3. Het dagelijks werk organiseren en afkrijgen Regelen en organiseren De mate waarin de pedagogisch medewerker op basis van verkregen of zelf ingewonnen informatie ordening kan aanbrengen. En tevens het werk zodanig kan regelen, dat samen met anderen zaken tot stand worden gebracht. Resultaatgericht e mate waarin de pedagogisch medewerker kan meedenken en kan inspelen op de verschillen in kwantiteit, kwaliteit, veiligheid, enzovoort, door in het werk gericht te zijn op het behalen van resultaten en doelen. Ambitie De mate waarin de pedagogisch medewerker ijverig en gemotiveerd is om de doelen van de organisatie en de daarmee in lijn liggende eigen (vak)doelen te verwezenlijken. Rapportage Smart Competentiemeting BSO 6/13
4. Contact met het kind, met de groep, met collega's en met jezelf Samenwerken De mate waarin de pedagogisch medewerker in staat is om met collega's gemeenschappelijk aan dezelfde taak te werken en in overleg handelt, zodanig dat er een optimaal resultaat ontstaat waar alle betrokkenen een tevreden gevoel aan over houden. Reflecteren De mate waarin de pedagogisch medewerker nadenkt over en inzicht heeft in eigen sterktes en zwaktes en open staat voor feedback om het eigen beeld bij te stellen en zijn/haar kennis en vaardigheden te vergroten/verbeteren. Pedagogisch handelen De mate waarin de pedagogisch medewerker opvoedkundige en ontwikkelingspsychologische kennis inzet om een omgeving en klimaat te scheppen waarin kinderen zich (spelenderwijs) ontwikkelen. Rapportage Smart Competentiemeting BSO 7/13
4. Competentieprofiel pedagogisch handelen Rapportage Smart Competentiemeting BSO 8/13
5. Definities pedagogisch handelen BSO Grenzen stellen en structuur aanbrengen De mate waarin de pedagogisch medewerker kinderen leert wat van hen verwacht wordt en ordening aanbrengt (in het dagritme, in het spel van kinderen etc.) door consequent regels te hanteren, het taalgebruik op het niveau van het kind aan te passen en een gevarieerd programma uit te voeren, zodat kinderen zich veilig voelen. Welbevinden De mate waarin de pedagogisch medewerker gericht is op de emotionele en fysieke veiligheid van het individuele kind en de groep en daarin een balans weet te vinden, door de inzet van basiscommunicatie, het vermogen om de sfeer op de groep te begrijpen en het dagritme en materiaalgebruik afwisselend te gebruiken, zodat kinderen zich prettig, veilig en geborgen voelen in de groep. Sensitieve responsiviteit De mate waarin de pedagogisch medewerker alert reageert op signalen van het kind (sensitief) en inspeelt op de behoeften van het kind (responsiviteit), door kinderen het gevoel te geven dat ze gezien zijn die dag, rekening te houden met de ontwikkeling van het kind en het kind te helpen. Dit zodat een relatie met het kind in de groep wordt opgebouwd. Respect voor autonomie De mate waarin de pedagogisch medewerker gericht is om kinderen vanuit hun eigen ontwikkelingstempo en temperament ruimte te geven, zelf oplossingen te bedenken, kinderen te laten helpen op de groep en het dagprogramma af te stemmen op de behoefte van dat moment, zodat kinderen autonomie ontwikkelen. Ontwikkelingsstimulering De mate waarin de pedagogisch medewerker gericht is op de actuele fase van de ontwikkeling van het kind en oog heeft voor wat het kind nodig heeft om een volgende stap in zijn ontwikkeling te zetten. Dit door activiteiten hierop af te stemmen of aan te bieden en een balans te vinden in het uitdagen van kinderen enerzijds en zelf keuzes laten maken anderzijds. Groepsdynamica De mate waarin de pedagogisch medewerker oog heeft voor de samenstelling en onderlinge verhoudingen van de groep en het functioneren van de groep. Dit door de juiste condities voor een groep te creëren, een negatieve sfeer op een groep om te buigen en regels eenduidig toe te passen, zodat kinderen zich veilig voelen en vriendschappen/relaties met anderen kunnen opbouwen. Kinderparticipatie De mate waarin de pedagogisch medewerker de kinderen op verschillende niveaus betrekt bij allerlei zaken die hen direct aangaan zoals het programma, de inrichting, de groepsregels en het eten. Dit door goed naar kinderen te luisteren, kinderen diverse verantwoordelijkheden toe te kennen, hun mening te vragen, oog te hebben voor diversiteit én te communiceren op het niveau van het kind, zodat kinderen actief deelgenoot worden van hun vrijetijdsbesteding op de buitenschoolse opvang. Rapportage Smart Competentiemeting BSO 9/13
6. Praktijksituaties Aantal vragen % van totaal aantal vragen 1. Aantal vragen met alle antwoorden juist 19 54% 2. Aantal vragen met alle antwoorden deels juist / deels onjuist 14 40% 3. Aantal vragen met alle antwoorden onjuist 2 5% Rapportage Smart Competentiemeting BSO 10/13
7. Oriëntaties Oriëntaties geven zicht op de interne focus (waar is iemand op gericht?) van een pedagogisch medewerker op zijn of haar werk doordat de samenhang tussen de verschillende gemeten competenties inzichtelijk wordt weergegeven. Dit inzicht kan bijdragen aan het verduidelijken waar de talenten en de ontwikkelpunten van een persoon zich op richten. Door deze inzichten kan je de coaching en sturing op de individuele competenties beter vormgeven. Voor zowel de algemene als pedagogische competenties zijn oriëntaties weergegeven. 7.1 Oriëntaties op algemene competenties Taakgericht De mate waarin een pedagogisch medewerker in de BSO door middel van regelen en organiseren een kwalitatief goed resultaat kan leveren. Flexibel samenwerken De mate waarin een pedagogisch medewerker in de BSO een flexibele houding heeft in de samenwerking met anderen en de omgang met kinderen. Communiceren met externen De mate waarin de pedagogisch medewerker in de BSO omgaat met externe partners (ouders en organisaties) en effectief communiceert. 7.2 Oriëntaties op pedagogisch handelen BSO Praktijkgericht en daadkracht De mate waarin de pedagogisch medewerker in de BSO in het werk met kinderen praktische zaken regelt, duidelijk grenzen stelt en daadkrachtig optreedt. Vakmatige opstelling en empathie De mate waarin de pedagogisch medewerker in de BSO in staat is om vanuit zijn of haar inzicht in de pedagogiek en ontwikkelingpsychologie een vertaling te maken naar het dagelijks handelen; een klimaat schept dat een positieve bijdrage levert aan de ontwikkeling van kinderen én signalen oppakt in de interactie met ouders, kinderen en collega's. Rapportage Smart Competentiemeting BSO 11/13
8. Ontwikkelgesprek Samenvatting / gezamenlijke conclusies: Talenten: Ontwikkelpunten: Rapportage Smart Competentiemeting BSO 12/13
SMART afspraken algemene competenties: Actie Wie Wanneer SMART afspraken pedagogisch handelen: Actie Wie Wanneer Josà Persoon Datum: Naam leidinggevende: Datum: Paraaf Paraaf Rapportage Smart Competentiemeting BSO 13/13