Horen doe je met je Activiteitencyclus voor groep 1 en 2. De Taallijn Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2



Vergelijkbare documenten
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

CHECKLIST LEIDSTERVAARDIGHEDEN DE TAALLIJN

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

Post voor Piet! Activiteitencyclus

De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

Horen doe je met je. Activiteitencyclus peuters Thema zintuigen

Er was eens Activiteitencyclus. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2

De Voorleesvogel voor ouders en peuters. Workshop voor leid(st)ers

De Taallijn Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Beweeg je mee? Activiteitencyclus voor groep 1 en 2 Dorien Stolwijk Expertisecentrum Nederlands

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting

Horen doe je met je. Activiteitencyclus kleuters Thema zintuigen

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

Spelenderwijs rijmen. Linda Willemsen.

Uit de kunst! Activiteitencyclus

Aanvulling Woordenschat NT2

TAAL EN LEESMETHODEN Aanbod voor Jonge Kinderen Doe meer met Bas

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Modelen. Contactgegevens

De Voorleesvogel. Tips bij interactief voorlezen

LESBRIEF. Karel is jarig. Samenvatting: De begrippen zijn: Wij maken kinderdromen waar

LESBRIEF. Karel is jarig. Samenvatting: De begrippen zijn: Wij maken kinderdromen waar

DC thema 62 Taalbewustzijn stimuleren bij kleuters

Begrijpend Luisteren

Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4. Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2:

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

Thema Wat zie ik? Wat hoor ik? Wat voel ik? (Zintuigen) Week 1 : Het gezicht

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

4 Denken. in het park een keer gebeten door een hond. Als Kim een hond ziet wil ze hem graag aaien. Als

Zintuigen. zien ruiken. horen. voelen. proeven

F3.3 Ouderbetrokkenheid Draaiboek bijeenkomst werken met een portfolio

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) versie juli Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Baby s houden van boeken! voorlezen leuk, gezellig én leerzaam!

Logeer boeken. Groep 1-2

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Begeleide interne stage

Kinderdagverblijf programma Dit ben ik

Veilig leren lezen Aftelkalender Sinterklaas: hoeveel nachtjes slapen nog? - Versie 2013

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

Spelen met letters. Groep 3

maakt (kirrende) geluidjes of brabbelt (tegen personen en speelgoed) begint steeds meer woorden te herhalen en (na) te zeggen

Wegwijzertje. Website: Mail: 15 januari 2016 Nieuwsbrief nummer 9.

Praten leer je niet vanzelf

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

Bijlage Stoere Schildpadden

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

Woorden in prenten. 5 Voorwoord 6 Inleiding

Begrijpend luisteren. Annemarieke Kool. CPS Onderwijsontwikkeling en advies

Leerpad Natuurbeleving kleuters Lesduur: ca 60 minuten Bestemd voor groep 1/2/3 Sluit aan bij kerndoel: 39, 40a

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

Voorbeelden van basiscompetenties TAAL/mondelinge taalontwikkeling zijn: Groeiboek Groeiboe

Nieuws uit groep 1/ 2 d.

Lesbrief bij de voorstelling Aardblij

De Voorleesvogel voor ouders en kleuters. Draaiboek voor de leerkracht

2.1 FaVoriete leestips

ISBN Eerste druk, eerste oplage

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Activiteiten BSO De Berenboot groep 1 t/m 3 Zomervakantie week 1: 6 t/m 10 juli. Thema: Dit is mijn lijf

Weekschema maken. Je gaat praten over de dingen die jij in één week doet. Deze activiteiten ga je in een schema op de computer uitwerken.

Zintuigen. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

De Taallijn. Peuters Interactief met Taal

onderwerp: Ik ruik mensenvlees ( drama- beweging)

Grenzeloze vrijheid? Discussiebijeenkomst tienerclub

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Met welk werk kunnen kinderen uit groep 5-6 thuiskomen en hoe kunt u uw kind thuis helpen?

Bijlage 14 Registratie- en planningsformulier gehele groep

Kern 3: doos-poes-koek-ijs

Introductie: Brom en Bram

Het houden van een spreekbeurt

VoorleesExpress. Samen met ouders aan de slag. Praktische tips

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Beoordeling power-point groep 5

De meeste jonge kinderen zijn dol op dieren en willen heel graag een eigen huisdier

Reflectiegesprekken met kinderen

Lespakket. Ssst de tijger slaapt. Door: Maike Douglas jufmaike.nl. De lessen met een * ervoor zijn alleen geschikt voor kleuters. ã jufmaike.

Leeskastje Mama kwijt

De olifant die woord hield

De leerlingen leren omgaan met gevoelens van zichzelf en anderen, met name gevoelens die horen bij hun leeftijd.

Spreekbeurt, en werkstuk

Algemene informatie groep 1-2. Ontwikkeling van kleuters:

Dino en het ei. Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen.

Lessuggest. ties Tim. op de tegels voor groep

Spellen bij kern 3 Spel 1: Schrijven op je rug Spel 2: Winkeltje spelen Spel 3: Lezen voor het slapen gaan Spel 4: Blijven voorlezen

lesmateriaal Taalkrant

Peuterspeelzaal Viooltjes Stockholm SG Schiedam violierkids@komkids

Voorlezen en vertellen - ROC 4. Voorlezen en vertellen ROC 4

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

De Huiswerkgids beschrijft de doorgaande lijn van het huiswerk dat we geven en de aanbevolen aanpak.

Praten over boeken in de klas Het vragenspel van Aidan Chambers

s Speelbrief ZO LEES IK PIPPO PIPPO-thema prentenboeken JULI 2017 Speelbrief - Juli p1

De inrichting van de speelleeromgeving bij In elke hoek een boek.

Transcriptie:

De Taallijn Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Horen doe je met je Activiteitencyclus voor groep 1 en 2 Annie van der Beek en Dorien Stolwijk Met medewerking van Marit Persoon en Karlijn Brouwers

Inhoudsopgave Belangrijke achtergrondinformatie 3 Voorbeeld van een planningsrooster 5 Voorbereiding 8 Fase 1 Introductie 13 Fase 2 Interactief voorlezen 18 Fase 3 Werken met verhalen 23 Fase 4 Werken met leervragen 27 Fase 5 Presentatie/evaluatie 32 Eindevaluatie 34 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 2

Belangrijke achtergrondinformatie Waarom is de Taallijn ontwikkeld? Het Expertisecentrum Nederlands en Sardes hebben de afgelopen jaren de Taallijn ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het doel van de Taallijn is de effectiviteit van de taalstimulering van leidsters en leerkrachten te vergroten. De Taallijn biedt handreikingen voor het beperken van de achterstand in taalontwikkeling op jonge leeftijd. Onderzoeksresultaten geven aan dat een vroege aanpak van taalachterstanden effect heeft. De Taallijn is gebaseerd op de principes van interactief taalonderwijs, zoals die in eerdere publicaties van het Expertisecentrum Nederlands uitgebreid beschreven zijn. De vijf speerpunten van de Taallijn zijn Mondelinge taal, Werken aan woordenschat, Beginnende geletterdheid, ICT en multimedia en Ouderbetrokkenheid. De Taallijn biedt een doorgaande lijn van kinderdagverblijf en peuterspeelzaal naar basisonderwijs. De Taallijn voor het kinderdagverblijf Onlangs is er een handreiking gerealiseerd voor leidsters van kinderen van 0 tot 2 jaar in kinderdagverblijven. De handreiking is opgenomen in de scholing voor leidsters, en biedt de leidsters aanwijzingen om in hun dagelijkse praktijk de taalontwikkeling van baby s en dreumesen te stimuleren. Met deze uitgave is er nu ook aandacht voor de allerjongsten. De Taallijn voor peuters De Taallijn voor peuters is landelijk ingevoerd. Door Sardes zijn verschillende cursussen voor peuterleidsters ontwikkeld, variërend van aparte modules voor de speerpunten tot een geïntegreerde cursus waarbij alle speerpunten aan de orde komen. In het boek Peuters Interactief met Taal (Stoep & Van Elsäcker, 2005) wordt de Taallijn uitgebreid beschreven. Naast dit boek zijn er drie cd-roms ontwikkeld met praktijkvoorbeelden: Interactief voorlezen aan peuters, Gesprekken met peuters en Werken aan woordenschat. Op de website www.detaallijn.nl staat een serie uitgewerkte, concrete activiteitencycli voor peuters. Werken met de Taallijn houdt in dat leidsters eerst deelnemen aan een cursus, en vervolgens zelfstandig kunnen werken met de activiteitencycli. De Taallijn voor kleuters Sardes heeft voor groep 1 en 2 een geïntegreerde cursus ontwikkeld waarin alle vijf speerpunten van de Taallijn aan bod komen. Nadat de leerkrachten bekend zijn gemaakt met de principes en speerpunten van de Taallijn, kunnen ze zelf aan de slag. Binnen de Taallijn is een aantal kant-en-klare activiteitencycli ontwikkeld. Leerkrachten kunnen deze geheel of gedeeltelijk uitvoeren. Met behulp van een checklist kunnen ze bijvoorbeeld bepalen welke Taallijn-speerpunten in hun eigen programma's nog onderbelicht zijn en aanvullende activiteiten kiezen uit een Taallijn-thema. De activiteitencycli voor groep 1 en 2 zijn ook bruikbaar in groep 3, zeker in de eerste helft van het schooljaar. Voordat leerkrachten aan de slag kunnen met een thema van de Taallijn, volgen zij eerst een nascholingscursus. Daarnaast is het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 (Van Elsäcker, Van der Beek, Hillen & Peters, 2006) onmisbaar bij het uitvoeren van een activiteitencyclus. Dit boek bevat achtergrondinformatie over de Taallijn, de vijf speerpunten, en de opbouw en uitvoering EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 3

van een activiteitencyclus. Bij het boek hoort een dvd met video-opnames van diverse activiteiten in groep 1 en 2 (Van der Beek, Van Elsäcker, Corvers, Hillen & Peters, 2006). Nijmegen, februari 2008 Meer informatie over de bijbehorende boeken en dvd s of over scholing in de Taallijn in de diverse regio s is te vinden op www.detaallijn.nl. Boeken, cd-roms en de dvd zijn te bestellen via www.lcowijzer.nl. Informatie over cursussen in de diverse regio's is ook te verkrijgen bij Sardes (030-2326200). 2008 Expertisecentrum Nederlands Deze uitgave is voorbehouden aan begeleiders en deelnemers van het trainings- en ondersteuningstraject van de Taallijn (zie www.detaallijn.nl). Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag voor commerciële doeleinden worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnames, of op enige andere wijze, zonder nadrukkelijke verwijzing naar Sardes en het Expertisecentrum Nederlands. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 4

Voorbeeld van een planningsrooster Mondelinge taal Werken aan woordenschat Beginnende geletterdheid ICT en multimedia Ouderbetrokkenheid Tijd Fase en activiteit Speerpunten Voorbereiding Vooraf Leerkracht bereidt thema voor. Voorbereiden anker: selecteren kernwoorden bij thema en prentenboek; woordenmap maken; verzamelen boeken en materialen; voorbereiden gezinsportfolio; voorbereiden stimulerende leeromgeving Leerkracht maakt planning van activiteiten Fase 1: Introductie Week 1 Maandag Start van het thema: zien, horen, voelen, ruiken en proeven met professor Oortjes, (digitale) foto s maken Ouders worden ingelicht over het nieuwe thema en gevraagd te helpen bij bepaalde activiteiten Kinderen helpen met 'schrijven' uitnodiging Gesprek over het anker en (beeld)woordenweb maken Samen leervragen bedenken en opschrijven Week 1 Dinsdag Foto s van het anker bekijken op de computer Introductie zintuig: zien Ontdekactiviteiten zien Week 1 Woensdag Tekenen of schrijven in het portfolio en portfoliogesprek Letters en klanken Terugblik Week 1 Donderdag Fase 2: Interactief voorlezen Pre-teaching: centrale prentenboek Waar zijn mijn oren? voorbespreken met zwakste kleuters Interactief voorlezen van het centrale prentenboek in grote kring Lettermuur Tweede keer voorlezen: wie-waar-wat-picto s EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 5

Week 1 Vrijdag Verteltafel Derde keer voorlezen: volgen van de verhaallijn Introductie zintuig: voelen Ontdekactiviteiten voelen Dagelijks Week 2 Maandag Herhaald voorlezen in de kleine kring met gebruik van wie-waar-wat-picto's Betekenisvolle activiteiten in hoeken met de kernwoorden, zoals tekenen, stempelen, schrijven, taal- en woordspelletjes op de computer, spelen met de voorwerpen van de thematafel of in boekenhoek of luisterhoek lezen of luisteren Kernwoorden schrijven of stempelen Gesprek: voelen met Ekkie Eekhoorn Luisteren en lezen Digitaal prentenboek Portfoliogesprek Week 2 Dinsdag Fase 3: Werken met verhalen Nieuwe prentenboeken bekijken en voorlezen, overeenkomsten en verschillen met centrale boek bespreken, boekenmuur uitbreiden Tekenen met Sappie Liedje en/of versje Week 2 Woensdag Verhalen vertellen Introductie zintuig: horen Ontdekactiviteiten horen Leervragen beantwoorden Zelf boeken lezen Portfoliogesprek: portfolio mee naar huis Dagelijks Week 2 Donderdag Zelf prentenboeken of informatieve boekjes lezen, liedjes of versjes, naspelen verhalen, verhalen luisteren op computer, schrijfhoekactiviteiten Fase 4: Werken met leervragen Startactiviteit: lekker! Fruitonderzoek Leervragen over fruit bedenken en opschrijven Week 2 Vrijdag Fruit: antwoorden zoeken EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 6

Fruit: resultaten vastleggen Introductie zintuig: ruiken Introductie zintuig: proeven Ontdekactiviteiten ruiken en proeven Week 3 Maandag Filmpje over zintuigen Koekjes bakken Portfoliogesprek met ouders Dagelijks Dagelijks Week 3 Dinsdag Week 3 Woensdag Week 3 Donderdag Week 3 Vrijdag Na afloop Werken in hoeken: betekenisvolle lees- en schrijfactiviteiten, rollenspel, verhalen naspelen, digitaal prentenboek, zelf onderzoek doen in onderzoekshoek Fase 5: Presentatie/Evaluatie De leerkracht observeert in deze fase dagelijks bij enkele kinderen het gebruik van kernwoorden, het verhaalbegrip en de letterkennis van de kinderen tijdens de activiteiten Werken in hoeken: betekenisvolle lees- en schrijfactiviteiten, onderzoekshoek, themahoeken, rollenspel, verhaal naspelen, digitaal prentenboek, werkbladen zoals Welke letters ken ik al? Samen nadenken over eindpresentatie, bijvoorbeeld tentoonstelling of toneelstuk, samen uitnodiging maken voor de ouders Kernwoorden oefenen met liedjes en versjes over het thema Voorbereiden van de eindpresentatie die samen bedacht is In kleine kring vertellen bij (digitale) foto's In kleine kring verhaal navertellen aan de hand van illustraties of digitaal prentenboek Letters en klanken in kleine kring. Lettermuuractiviteit: Wat hebben we allemaal geleerd? Feestelijke eindpresentatie van het werk met publiek: gezamenlijke afronding van het thema Reflectiegesprek met de kinderen in kleine kring: werk/foto kiezen uit gezinsportfolio en hierover vertellen Eindevaluatie van het thema met de kinderen in grote kring: Wat hebben we geleerd? Wat vond je het leukst? Eindevaluatie Leerkrachten bespreken na wat goed en minder goed liep Verslaglegging en bewaren van materialen voor volgend jaar EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 7

Thema: Anker: Zintuigen Zien, horen, voelen, ruiken en proeven met Professor Oortjes Alle thema's van de Taallijn voor groep 1 en 2 bieden talige activiteiten rondom de vijf speerpunten mondelinge taal, werken aan woordenschat, beginnende geletterdheid, ICT en multimedia en ouderbetrokkenheid. Elke activiteitencyclus duurt ongeveer drie weken en heeft een aantal fasen, waarin een centraal prentenboek een grote rol speelt. Dit prentenboek wordt meerdere malen voorgelezen, zodat woordenschat, zinsconstructies en verhaalbegrip de kans krijgen zich te ontwikkelen. Deze activiteitencyclus is gebaseerd op de activiteitencyclus Horen doe je met je van het VVE-project Vversterk (Van der Beek, 2007). Bij de uitvoering van dit thema is het boek (Van Elsäcker, Van der Beek, Hillen & Peters, 2006) onmisbaar. In dit boek is uitgebreide achtergrondinformatie te vinden over de vijf speerpunten van de Taallijn, de opbouw en de fasen van een activiteitencyclus en de benodigde leerkrachtvaardigheden. Voorbereiding Anker voorbereiden: iemand vragen om Professor Oortjes te spelen, aankleding Professor Oortjes regelen, digitale fotocamera regelen, proefjes met de vijf zintuigen voorbereiden Woorden selecteren bij thema en prentenboek Woordenmap maken Boeken en materialen verzamelen Voorbereiden van een gezinsportfolio Planning maken voor activiteiten Stimulerende leeromgeving creëren Voorbereiding van het anker Het anker voor deze cyclus is een ontmoeting met Professor Oortjes. Deze professor is een vriendelijke (oudere) man die wat verstrooid overkomt. Professor Oortjes kan worden aangekleed met bijvoorbeeld een witte doktersjas, een grote bril en een grijze pruik. Deze professor vertelt dat hij heel goed kan zien, horen, voelen, ruiken en proeven. Hij laat de kinderen kennis maken met deze zintuigen door ze verschillende proefjes te laten doen tijdens een ontdektocht. De leerkracht vraagt een ouder of een collega om Professor Oortjes te spelen. In verschillende lokalen, in de gang of in de aula zijn er verschillende ontdekhoeken ingericht, voor elk van de vijf zintuigen één. De kinderen gaan in groepjes van vier tot vijf kinderen onder begeleiding van een ouder in circuitvorm langs de vijf ontdekhoeken. De leerkracht zorgt ervoor dat er voldoende hulpouders aanwezig zijn die de kinderen kunnen begeleiden tijdens de ontdektocht. De inrichting van de ontdekhoeken en de proefjes die de kinderen kunnen doen staan beschreven bij de voorbereiding van deze cyclus in bijlage 1. In bijlage 2 staan aanvullende ontdekactiviteiten die de kinderen tijdens de cyclus in het eigen lokaal EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 8

kunnen uitvoeren. In de ontdekhoeken worden enkele werkbladen gebruikt, deze zijn te vinden in bijlage 3. Tijdens de activiteiten bij het anker kijkt de leerkracht bij alle groepjes mee en doet ze mee met de activiteiten. Ook maakt de leerkracht digitale foto s van de kinderen en de activiteiten die zij ondernemen. De leerkracht zorgt ervoor dat alle kinderen op de foto staan en dat er bij elke ontdekhoek is gefotografeerd. De digitale foto s worden later bij andere activiteiten in de cyclus gebruikt. Selectie van kernwoorden bij het thema Tijdens het thema komen de kinderen in aanraking met nieuwe woorden. Een aantal kernwoorden bij het thema wordt bewust aangeleerd en geoefend. Er zijn kernwoorden geselecteerd bij het thema en ook bij het prentenboek. Hierbij is gebruik gemaakt van de frequentiewoordenlijsten van Schrooten en Vermeer (1994). Beide groepen kernwoorden worden in de verwerkingsopdrachten gebruikt. De leerkracht maakt een keuze uit de kernwoorden. Ze kan hierbij gebruik maken van de toetsgegevens van kinderen of eerder gemaakte observaties. Wanneer er in de klas kinderen zijn die deze woorden al kennen is het raadzaam om voor hen aanvullende of moeilijkere woorden te selecteren. Bij de selectie van woorden kan gebruik gemaakt worden van de thematische woordenlijst van Kienstra (2003). Kernwoorden bij het thema het zintuig, voelen, het gevoel, horen, het gehoor, het geluid, het lawaai, klinken, trillen, zien, de huid, blazen, (toe) wuiven, ruiken, opsnuiven, de geur, de reuk, snuffelen, stinken, proeven, de smaak, smaken, doorslikken, het verschil, scherp, bot, doof, blind, de bril, allebei, een beetje, ongeveer, nogal, er uitzien, veraf, dichtbij, de verrekijker, zout, zoet, zuur, bitter, de pupil De leerkracht maakt een selectie uit bovenstaande lijst. Ze selecteert ongeveer vijftien eenvoudige woorden voor de minder taalvaardige leerlingen en vijftien moeilijke kernwoorden voor de meer taalvaardige leerlingen. Ze maakt een inschatting van welke woorden de kinderen nog niet beheersen. Natuurlijk kan er overlap tussen beide lijsten zijn. Het doel aan het begin van de cyclus is dat de kinderen de geselecteerde woorden receptief (passief) beheersen. Aan het einde van de cyclus moeten ze de meeste kernwoorden ook productief (actief) beheersen. Selectie van kernwoorden bij het prentenboek Bij het thema zintuigen wordt het prentenboek Waar zijn mijn oren? (Pecht & Hermans, 2007) gebruikt. In de onderstaande lijst staan kernwoorden uit het prentenboek. Dit zijn de woorden die belangrijk zijn om het verhaal te begrijpen. Kernwoorden bij het prentenboek gezond, de wandeling, het park, wandelen, de vijver, een dutje doen, mopperen, het idee, rustig, geeuwen, slaperig, de paniek, de speurneus, zoeken, het holletje, pluizig, teleurgesteld, op zoek gaan naar, kwijt, verbaasd, verdwenen, helpen, verstaan, wanhopig, glinsteren, hollen, de medaille, hoopvol, nauwkeurig, vreemd, de wandelstok, oprapen, boos, meenemen, beschaamd, teruggeven, verdrietig, de oplossing, de dierenarts, de spuit, het avontuur EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 9

De leerkracht selecteert uit deze lijst welke woorden zij wil behandelen en houdt daarbij rekening met het taalniveau van de kinderen. Evenals bij de themawoorden, maakt ze zowel voor de minder taalvaardige als voor de meer taalvaardige kinderen een lijst met ongeveer vijftien kernwoorden. Er kan weer overlap tussen beide lijsten zijn. Woordenmap De leerkracht kan tijdens het thema een woordenmap aanleggen. In deze map wordt per kind genoteerd welke kernwoorden het kind actief gebruikt tijdens gesprekken en speelleersituaties, en eventueel welke woorden het kind passief beheerst. Boeken verzamelen De leerkracht informeert bij de bibliotheek naar de mogelijkheden voor het lenen van een leskist. In deze leskist kunnen aan het thema verwante boeken, maar ook speel- en leermaterialen zitten. De leerkracht verzamelt zelf ook prentenboeken en informatieboeken over het thema en de kinderen mogen boeken meenemen van thuis. In bijlage 4 zijn suggesties opgenomen voor prentenboeken over zintuigen. Materialen verzamelen De leerkracht verzamelt verschillende foto's, afbeeldingen, concrete voorwerpen en materialen die bij het thema en het centrale prentenboek horen voor de thematafel, fototafel/fotowand of boekenmuur. Bij de voorwerpen worden woordlabels opgehangen. ICT Er is een geanimeerde versie van Waar zijn mijn oren? beschikbaar op dvd. Deze wordt bij het prentenboek geleverd. De leerkracht kan ook zelf een digitale versie van het prentenboek maken. Een stappenplan voor het maken van een digitaal prentenboek is in het boek beschreven, en op de website www.detaallijn.nl. De leerkracht maakt veel digitale foto s, die in diverse activiteiten worden gebruikt. Daarnaast wordt in de klas indien mogelijk gebruik gemaakt van het digitaal schoolbord. Gezinsportfolio Voor alle kinderen komt er een eigen gezinsportfolio. De leerkracht kan hiervoor het bijgevoegde voorbeeld van een gezinsportfolio gebruiken (bijlage 5) of een eigen versie maken. Als de leerkracht of de school al werkt met een gezinsportfolio is het beter de eigen versie te gebruiken. Als scholen nog geen ervaring hebben opgedaan met een gezinsportfolio, is het voorgedrukte gezinsportfolio een goed hulpmiddel om mee te beginnen. De kinderen verzamelen gedurende het thema een aantal werkjes in het gezinsportfolio. In het gezinsportfolio uit de bijlage is op enkele bladzijdes al voorgedrukt wat de bedoeling is. Planning maken voor activiteiten De leerkracht selecteert verwerkingsactiviteiten voor de speerpunten waaraan zij gedurende de cyclus aandacht wil besteden. Het voorbeeld van een planningsrooster dat aan het begin van dit document staat afgedrukt, kan een hulpmiddel bij de planning zijn. Stimulerende leeromgeving creëren De leerkracht denkt erover na hoe het lokaal kan worden ingericht in de sfeer van het thema. Dit hoeft niet allemaal van tevoren te gebeuren. Het inrichten van het lokaal is ook een verwerkingsactiviteit voor de kinderen. Door samen met de kinderen over het inrichten te praten, en daarna samen het lokaal in te richten, wordt de betrokkenheid bij het thema vergroot. Tijdens de duur van het thema komen er steeds meer werkjes bij, waardoor het lokaal stapsgewijs ingericht wordt in de sfeer van het thema. Hoofdstuk 9 van het boek heeft betrekking op de inrichting van de leeromgeving. Hierin staan veel tips over plekjes in het lokaal, zoals EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 10

een leeshoek, een boekenmuur, een woordmuur, een lettermuur, een thematafel, een computerhoek, een schrijfhoek of een ontdekhoek. De kinderen kunnen tijdens de activiteitencyclus in deze hoeken werken wanneer de leerkracht met een klein groepje kinderen werkt. Hieronder staan concrete tips voor het inrichten van het lokaal bij de activiteitencyclus Horen doe je met je - De Ontdekhoek van Professor Oortjes De kinderen hebben tijdens de ankeractiviteit een ontdektocht gedaan langs vijf verschillende hoeken, voor ieder zintuig één. Gedurende de activiteitencyclus in de klas is er één hoek ingericht als de ontdekhoek van Professor Oortjes. In deze ontdekhoek hebben kinderen de mogelijkheid verschillende ontdekactiviteiten op het gebied van de vijf zintuigen uit te voeren. De zintuigen worden steeds apart en per fase van de activiteitencyclus geïntroduceerd. Tegelijk met de introductie van een zintuig wordt de ontdekhoek aangevuld met bijbehorende materialen. In de ontdekhoek van Professor Oortjes komen dus steeds meer materialen te liggen die te maken hebben met de vijf verschillende zintuigen. Voorbeelden van geschikte materialen waarmee kinderen kunnen experimenteren met zien, horen, voelen, ruiken en proeven zijn: een verrekijker, een bril, een kijkdoos, een vergrootglas, voeldozen, geurpotjes, geluidopnames, een blinddoek en oordopjes. Aanvullende suggesties voor materialen en activiteiten zijn te vinden in bijlage 1. - Teken- en schrijfhoek In de klas kan een teken- en schrijfhoek worden ingericht waarin kinderen bijvoorbeeld kernwoorden kunnen nastempelen, een naamkaartje maken, en hun eigen portfolio versieren. Ook kunnen kinderen elkaar of zichzelf (met behulp van een spiegel) natekenen, waarbij aandacht wordt besteed aan de ogen, oren, neus en mond. Ze kunnen de naam erbij schrijven of stempelen. - Themamuur Aan de themamuur kunnen foto s van het anker worden opgehangen, werkjes van de kinderen en plaatjes met betrekking tot het thema. Kinderen kunnen op de themamuur laten zien wat ze zelf hebben meegemaakt met betrekking tot zintuigen. Dit kan door middel van plaatjes, foto s, tekeningen, briefjes en andere werkjes die kinderen zelf maken of van thuis meenemen. Kinderen kunnen hierbij mondelinge uitleg geven. - Lees- en luisterhoek In de leeshoek kunnen verschillende boeken over zintuigen een plaats krijgen. De leeshoek wordt extra aantrekkelijk gemaakt door een bank of kussentjes te gebruiken. In de leeshoek kan de leerkracht een boekenrekje of een boekenkast plaatsen met daarin boeken die in bijlage 4 worden vermeld. In de leeshoek liggen verschillende soorten boeken. In de boeken die over het thema gaan, komen vaak veel dezelfde woorden voor. De leerkracht kan deze boeken voorlezen of door de kinderen zelf laten lezen. Hierdoor komen de kinderen in verschillende contexten in aanraking met de nieuwe woorden en is de kans groter dat ze de betekenis ervan goed onthouden. In de leeshoek legt de leerkracht gekopieerde platen van het prentenboek Waar zijn mijn oren? Kinderen kunnen deze in de goede volgorde leggen, eventueel met hulp van de leerkracht, en het verhaal erbij vertellen. In de luisterhoek kunnen de kinderen met behulp van een cassetterecorder, cd-speler of computer luisteren naar verhaaltjes, versjes en liedjes over zintuigen. - De lettermuur Op de lettermuur worden de letters op alfabetische volgorde en op ooghoogte van de kinderen gehangen. De kinderen kunnen woordjes en plaatjes met betrekking tot zintuigen bij de juiste beginletter ophangen. Ook de kernwoorden kunnen een plaats krijgen op de lettermuur. Voor een voorbeeld van een lettermuur en activiteiten met een lettermuur, zie het boek en de dvd. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 11

- Appie Aardappel Appie Aardappel (Mister Potato Head) is een speelgoedfiguurtje dat tijdens de activiteitencyclus gebruikt wordt bij het introduceren van de zintuigen. De ogen, oren, mond, handen en voeten van Appie Aardappel zijn losse onderdelen, die door de leerkracht of kinderen zelf op de juiste plek kunnen worden aangebracht. Deze Mister Potato Head is in veel speelgoedwinkels te verkrijgen. Appie Aardappel krijgt gedurende de activiteitencyclus een plaats op een tafel in de klas. Op deze tafel komen de losse onderdelen van Appie te liggen, met daarbij woordstroken met de woorden: het oor, de mond, het oog, de neus, de tong en de huid. - Fotomuur Op de fotomuur komen foto s te hangen van alle monden, oren, ogen, neuzen en handen van alle kinderen. Onder de foto s kunnen de kinderen naamplaatjes plakken waarop ze hun eigen naam hebben geschreven of gestempeld. - Verteltafel De leerkracht richt een tafel in waarop allerlei voorwerpen staan die te maken hebben met het centrale prentenboek. Deze verteltafel kan worden gebruikt om het verhaal te verkennen voordat het een eerste keer wordt voorgelezen. Kinderen raken op deze manier vertrouwd met de gebruikte woorden in het verhaal. Tevens kunnen de kinderen de voorwerpen gebruiken om het verhaal na te vertellen, zodat het verhaalbegrip wordt vergroot. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 12

Fase 1 Introductie Anker Zien, horen, voelen, ruiken en proeven met Professor Oortjes Verwerkingsactiviteiten 1. Brief aan ouders over het thema 2. (Beeld)woordenweb 3. Digitale fotoshow 4. Samen leervragen bedenken 5. Introductie zintuig: zien 6. Ontdekactiviteiten zien 7. Werkje gezinsportfolio 8. Letters en klanken 9. Terugblik Anker Zien, horen, voelen, ruiken en proeven met Professor Oortjes Het anker voor deze cyclus is een ontmoeting met Professor Oortjes (zie voorbereiding). Hij vertelt dat hij heel goed kan zien, horen, voelen, ruiken en proeven en laat de kinderen kennis maken met deze zintuigen door ze verschillende proefjes te laten doen tijdens een ontdektocht. In verschillende lokalen, in de gang of in de aula zijn ontdekhoeken ingericht, voor elk van de vijf zintuigen één. De kinderen gaan in groepjes van vier tot vijf kinderen onder begeleiding van een ouder in circuitvorm langs de vijf ontdekhoeken. In elke ontdekhoek kunnen de kinderen bijzondere dingen ervaren en interessante proefjes doen, gedurende ongeveer vijf à tien minuten. Zo ontdekken zij wat zij met hun zintuigen kunnen doen. De nadruk bij het anker ligt op het zelf ontdekken door de kinderen. Professor Oortjes loopt rond tijdens de ontdektocht en helpt de kinderen bij het uitvoeren van de proefjes. Hij doet proefjes voor, vertelt er iets over en stelt vragen aan de kinderen zoals: Wat denken jullie dat er zal gebeuren? Wat ruik je? Zie je een verschil? Leg dat eens uit! De hulpouders houden de tijd in de gaten en zorgen er voor dat de kinderen na de vastgestelde tijd stoppen bij de betreffende hoek en de ontdektocht vervolgen naar een andere hoek. De inrichting van de ontdekhoeken en de proefjes die de kinderen kunnen doen zijn beschreven bij de voorbereiding van deze cyclus in bijlage 1. In de ontdekhoeken worden enkele werkbladen gebruikt, deze zijn te vinden in bijlage 3. Tijdens deze activiteiten kijkt de leerkracht bij alle groepjes mee en doet ze mee met de activiteiten. Ook maakt de leerkracht digitale foto s van de kinderen en de activiteiten die zij ondernemen. De leerkracht zorgt ervoor dat alle kinderen op de foto staan en dat er bij elke ontdekhoek is gefotografeerd. De digitale foto s worden later bij andere activiteiten in de cyclus gebruikt. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 13

Verwerkingsactiviteiten 1. Brief aan ouders over het thema De kinderen schrijven mee aan een brief voor hun ouders (zie voor een voorbeeld bijlage 6). In deze brief worden ouders geïnformeerd over het thema zintuigen. Onderaan de brief is er ruimte voor een persoonlijke toevoeging van het kind. Dit kunnen woorden zijn die bij het thema horen, namen van ouders, de eigen naam of (begin)letters van het kind, of een tekening of plaatjes bij het thema. In het gezinsportfolio wordt aan ouders de suggestie gedaan om deze brief met persoonlijke toevoeging van hun kind in te plakken in het gezinsportfolio. 2. (Beeld)woordenweb Samen met alle kinderen maakt de leerkracht een (beeld)woordenweb over zintuigen. Er wordt besproken wat de kinderen hebben gedaan tijdens de ankeractiviteit en wat ze al weten over zintuigen. De leerkracht schrijft in het woordenweb op wat de kinderen bedenken. Er komen ook tekeningen of foto s in het woordenweb, zodat de kinderen kunnen lezen wat er staat. De leerkracht zorgt er voor dat alle kernwoorden van het thema zintuigen zo veel mogelijk aan bod komen. Vragen die de leerkracht kan stellen om het gesprek op gang te brengen zijn: Wat hebben jullie gedaan met Professor Oortjes? Hoe zag het eruit/voelde/rook/smaakte dat? Wat voor een geluid hoorde je? 3. Digitale fotoshow In kleine groepjes bekijken de kinderen op de computer de foto s van het anker met Professor Oortjes. De foto s kunnen ook in een PowerPointpresentatie worden gezet, waaraan eventueel geluiden kunnen worden toegevoegd. De leerkracht kan inspreken wat er op de foto te zien is. Dit kan een kernwoord zijn ( het oor ) of een korte beschrijving van wat er gebeurt ( Professor Oortjes kijkt door een verrekijker ). Kinderen kunnen dan tijdens het bekijken van de foto s op luidsprekertjes klikken en de woorden of beschrijvingen horen. De leerkracht voert een gesprek met de kinderen over de foto s. Ze schept hierbij voldoende ruimte voor de kinderen door open vragen te stellen, stiltes te laten vallen en luisterresponsen te geven. Voorbeelden van zulke vragen zijn: Wat deden jullie daar? Lukte dat wel, hoe ging dat? Waar heb je door heen gekeken? Wat zag je toen? Vertel er eens over! 4. Samen leervragen bedenken De kinderen kunnen in het (beeld)woordenweb goed zien welke zintuigen er zijn. De leerkracht bespreekt met de kinderen of zij zelf nog vragen hebben over zintuigen. Ze schrijft alle vragen op in een schrift, op een flap of digitaal schoolbord. De flap kan worden opgehangen op de themamuur. De leerkracht stimuleert de kinderen tot het stellen van vragen en het zoeken naar antwoorden. Wanneer de kinderen zelf geen vragen kunnen bedenken, kan de leerkracht dit stimuleren door kleine voorwerpen mee te nemen, zoals een bril. Door erover te praten komen kinderen op nieuwe vragen. Als kinderen een antwoord weten, wordt dat erbij gezet. De vragen die nog niet beantwoord zijn, komen in fase 4 terug. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 14

5. Introductie zintuig: zien De leerkracht voert met alle kinderen een gesprek over zien. Ze kan een spel met de kinderen doen om ze te laten ervaren wat zien is. Een kind wordt geblinddoekt en krijgt de opdracht om bijvoorbeeld naar de kast te lopen en daar een boek te pakken. De andere kinderen helpen het geblinddoekte kind door het geven van verbale aanwijzingen. Dit spel kan worden herhaald door een aantal kinderen te blinddoeken. Na het spel introduceert de leerkracht Appie Aardappel. Appie kan niet zien, niet horen, niet voelen, niet ruiken en niet proeven, want hij heeft geen zintuigen! De leerkracht vraagt aan de kinderen wat Appie nodig heeft om te kunnen zien en bevestigt de ogen op Appie. De leerkracht tekent een kale Appie Aardappel (dus zonder zintuigen) op een grote flap waarop een kind de ogen mag tekenen. De flap blijft gedurende de activiteitencyclus in de klas hangen, zodat er steeds meer zintuigen bij getekend kunnen worden. De leerkracht kan onderstaand versje van Appie Aardappel gebruiken. Ik ben Appie aardappel Ik ben klein en rond In het midden zie je mijn mond Aan de zijkant zitten mijn oren, daarmee kan ik heel goed horen Ik heb een dikke buik, en een neus Met mijn mond met mijn handen waarmee ik alles ruik! kan ik proeven en praten voel ik in hoeken en gaten er zitten veel vingers aan, wel tien! En met mijn ogen kan ik alles heel goed zien! Je kunt van mij maken wat je wilt, geef mij bijvoorbeeld een mooie bril! Verplaats mijn oren op mijn bruine huid, dan zie ik er weer heel anders uit! (Dorien Stolwijk, Expertisecentrum Nederlands) EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 15

Vervolgens praat de leerkracht met de kinderen over zien. Het spel met de blinddoek en Appie Aardappel kunnen aan de orde komen. De leerkracht let er op dat ze de bijdrage van de kinderen doorspeelt naar de andere kinderen. Voorbeelden van vragen om het gesprek op gang te brengen zijn: Wat heb je dus nodig om te kunnen zien? Hoe is het als je niet kunt zien? Dennis zegt dat hij het niet fijn vond dat hij niets zag, vond jij dat ook Tim? Andere suggesties voor gezamenlijke activiteiten rondom het zintuig zien zijn te vinden in bijlage 2. 6. Ontdekactiviteiten zien Tijdens de introductieactiviteit hebben de kinderen gezamenlijk met de leerkracht een spel gedaan rondom het zintuig zien. Nu gaan kinderen in kleine groepjes aan de slag met ontdekactiviteiten rondom dit zintuig. In de klas zijn een aantal brillen met verschillende sterktes aanwezig. De leerkracht zorgt voor plaatjes die de kinderen kunnen bekijken met de verschillende brillen. Ze stimuleert de kinderen iets uit te proberen. Ze laat de kinderen voorspellen wat ze zullen zien. Vervolgens zetten de kinderen de brillen op en bespreken met de leerkracht hoe goed ze kunnen zien door de bril en wat het verschil is tussen de brillen. De leerkracht doet af en toe prikkelende uitspraken om het gesprek op gang te brengen tussen kinderen en de leerkracht en kinderen onderling. Voorbeelden van prikkelende uitspraken zijn: Dat ziet er gek uit door deze bril! Nu kan ik helemaal niets zien! Kun jij goed zien door deze bril? Kun je zelfs de vogel op het dak buiten zien? Suggesties voor andere ontdekactiviteiten zijn te vinden in bijlage 2. Deze activiteiten kunnen tevens worden gedaan in de ontdekhoek van Professor Oortjes. Eventueel kan Professor Oortjes zelf nog een keer komen helpen. 7. Werkje gezinsportfolio Kinderen tekenen of schrijven in het gezinsportfolio over het anker met Professor Oortjes of over Appie Aardappel. Ze kunnen bijvoorbeeld Appie Aardappel natekenen of een foto van de ankeractiviteit inplakken, waarbij ze iets over het zintuig zien schrijven, tekenen of stempelen. De leerkracht kan in het portfolio ook een foto van het kind plakken die is gemaakt tijdens het bezoek van Professor Oortjes. De leerkracht praat met de kinderen over wat er in het gezinsportfolio komt. Ze laat de kinderen zo veel mogelijk zelf aan het woord en stelt alleen als het nodig is enkele open vragen. In het gesprek met de kinderen let de leerkracht er op dat ze de uitspraken van kinderen impliciet corrigeert, door de uiting correct te herhalen. Als een kind bijvoorbeeld zegt Op deze foto kijkte ik door een bril, reageert de leerkracht met Oh, keek jij door een bril? 8. Activiteiten met letters en klanken De leerkracht selecteert een letter die centraal staat gedurende de activiteitencyclus, bijvoorbeeld de k van kijken, en hangt die letter op de lettermuur. De kinderen verzinnen samen met de leerkracht meer woorden die beginnen met een k. De leerkracht schrijft deze woorden op en er kan door de kinderen een tekening of plaatje bij worden geplakt. Daarna kan het woord op de lettermuur onder de letter worden gehangen. 9. Terugblik De leerkracht reflecteert samen met de kinderen op de werkjes die ze hebben gemaakt. Alle werkjes worden in een kring gelegd en enkele ervan worden besproken. De leerkracht gaat een gesprek aan met de kinderen en zorgt ervoor dat iedereen zich veilig voelt en durft te praten. Ze beschermt de beurt van het kind dat aan het woord is en betrekt de wat stillere kinderen in het gesprek door hen een gerichte open vraag te stellen of de bijdrage van een ander aan hen door te spelen. De leerkracht zorgt ervoor EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 16

dat tijdens het gesprek aandacht is voor zowel het product als het proces. Vragen die ze kan stellen zijn: Vertel eens, wat heb jij gedaan? Hoe heb je het aangepakt? Wat heb je eerst gedaan, wat daarna? Ik zie hier Wat vond je ervan om dit te doen? Robert vindt deze tekening het mooiste. Welke vind jij het mooiste, Dirk? EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 17

Fase 2 Interactief voorlezen In deze fase komen de kinderen door het prentenboek tot meer verdieping. Interactief voorlezen is een belangrijk onderdeel van deze fase. De leerkracht start deze fase met het introduceren van het prentenboek en de bijbehorende kernwoorden aan de taalzwakke kinderen (pre-teaching). Bij het voorlezen in de grote kring zullen deze kinderen van de voorkennis profiteren. Startactiviteiten Pre-teaching: introductie prentenboek in de kleine kring Introductie prentenboek in grote groep Verwerkingsactiviteiten 1. Lettermuur 2. Tweede keer voorlezen: wie-waar-wat-picto s 3. De verteltafel 4. Derde keer voorlezen: volgen van de verhaallijn 5. Introductie zintuig: voelen 6. Ontdekactiviteiten voelen 7. Kernwoorden schrijven of stempelen 8. Gesprek: voelen met Ekkie Eekhoorn 9. Digitaal prentenboek 10. Portfoliogesprek Startactiviteiten Prentenboek voorlezen Waar zijn mijn oren? Annemieke Pecht & Loes Hermans (2007) Inhoud: Op een mooie dag maakt Sappie Peer een wandeling. Hij besluit een dutje te doen onder een boom. Om niet gestoord te worden doet hij zijn oren uit en legt deze naast zich neer. Als Sappie Peer even later wakker wordt, ziet hij tot zijn grote verbazing dat zijn oren zijn verdwenen! Hij besluit op zoek te gaan naar zijn oren. Onderweg komt hij allerlei dieren tegen die hem willen helpen. Zo zijn er Rinus Roofvogel, die heel goed kan zien, en hond Snuffel, die heel goed kan ruiken. Dan zien ze Opa Muis met de oren van Sappie Peer. Opa Muis had de oren meegenomen omdat hij zelf niet goed kon horen. Startactiviteiten in de kleine kring Pre-teaching: de leerkracht kiest een introductie uit de twee volgende suggesties: 1. Prentenboek verkennen 2. Prentenboek vertellen in de eigen taal EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 18

Introductie 1: Prentenboek verkennen De leerkracht verkent het prentenboek Waar zijn mijn oren? in de kleine kring met de minst taalvaardige kinderen. Ze bekijken samen de voor- en achterkant en de illustraties van het prentenboek en ze bespreken de kernwoorden. De leerkracht zorgt dat er ruimte is voor reactie en interactie. Ze leest het prentenboek nog niet voor, maar bespreekt met de kinderen wat er op de platen is te zien. Op de verteltafel liggen allerlei voorwerpen en afbeeldingen van kernwoorden die in het boek aan de orde komen, zoals een medaille, een wandelstok en een peer of een hond in de vorm van een knuffel. De leerkracht gebruikt de voorwerpen op de verteltafel om kernwoorden te visualiseren. Sommige kernwoorden kan de leerkracht voordoen, zoals geeuwen en verdrietig. Introductie 2: Prentenboek vertellen in de eigen taal Een leerkracht of assistent, óf een leerling uit groep 6, 7 of 8 vertelt het verhaal Waar zijn mijn oren? in de eigen taal aan een groepje van één tot drie kleuters. Hij/zij gaat daarbij in op moeilijke woorden en begrippen en controleert of de kleuters het verhaal in de eigen taal begrijpen. De leerkracht van groep 1 en 2 of de eigen leerkracht geeft de voorlezer tips mee, bijvoorbeeld: Prentenboek vertellen in moedertaal 1. Zorg dat je het verhaal goed kent, schrijf het eventueel in je eigen woorden, in je moedertaal op. 2. Ga zo zitten dat de kleuter goed mee kan kijken. 3. Vertel het verhaal spannend en praat met de kleuters over de plaatjes. 4. Vraag aan het eind: Welke bladzijde vond jij het leukst? Zoek deze bladzijde samen op en praat erover. Als aanvulling op de introductie kan de leerkracht het prentenboek meegeven aan de ouders, zodat zij het kunnen voorlezen of in hun eigen taal kunnen vertellen. Startactiviteit in de grote groep Introductie prentenboek in de grote groep De leerkracht introduceert het prentenboek Waar zijn mijn oren? in de grote groep. Zij bespreekt de voorkant en de achterkant van het boek met de kinderen. Ze wijst de titel aan en leest deze voor. De leerkracht vraagt de kinderen of ze nu weten waar het verhaal over gaat. Ook noemt ze de auteur(s) en illustrator van het boek en legt uit dat deze mensen het boek hebben gemaakt. Bij het bespreken van het boek laat de leerkracht de kinderen aan de hand van illustraties voorspellen wat er in het verhaal gaat gebeuren aan de hand van de volgende vragen: Waar denken jullie dat het verhaal over gaat? Waarom denk je dat? De leerkracht kan opschrijven wat de kinderen hebben voorspeld. Hierna leest de leerkracht het boek letterlijk voor. Tijdens het voorlezen verduidelijkt ze de kernwoorden die ze heeft gekozen door voorwerpen te laten zien of door middel van uitbeelden of uitleggen met behulp van concrete voorwerpen, illustraties of foto s, of voordoen. Ze geeft de kinderen steeds de ruimte om te reageren op het verhaal of op de prenten. Ook stimuleert zij de kinderen om op elkaar te reageren. Na het voorlezen van het prentenboek kan de leerkracht samen met de kinderen kijken of de voorspellingen kloppen. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 19

Verwerkingsactiviteiten 1. Lettermuur De leerkracht heeft de kernwoorden ieder apart op een strook papier geschreven. Bij de woordstroken plakken de kinderen plaatjes en tekeningen. Samen met de leerkracht gaan de kinderen op zoek naar de beginletters van de kernwoorden, zodat de woorden bij de juiste letter op de lettermuur kunnen worden gehangen. Zo kunnen de leerlingen de woorden steeds zien. 2. Tweede keer voorlezen: wie-waar-wat-picto's De volgende dag leest de leerkracht het boek een tweede keer voor in de kleine kring. Ze stelt eerst een aantal vragen om het verhaal terug te halen. De leerkracht schrijft de antwoorden van de kinderen kort op een flap, met behulp van pictogrammen. Over wie gaat het verhaal? Waar speelt het verhaal zich af?? Wat gebeurt er in het verhaal? Wat is het probleem? Als de kinderen iets niet meer zeker weten zegt de leerkracht dat zij het verhaal nog een keer gaat voorlezen en de antwoorden daarna achter de picto's zal opschrijven. Nadat het boek een tweede keer is voorgelezen, bespreekt de leerkracht het probleem in het boek en praat er samen met de kinderen over hoe dit werd opgelost. 3. De verteltafel Op de verteltafel zijn allerlei voorwerpen en figuren uit het prentenboek Waar zijn mijn oren? uitgestald. De kinderen bedenken samen met de leerkracht hoe de verteltafel kan worden uitgebreid. Er kunnen bijvoorbeeld knuffels of handpoppen van de hoofdpersonen worden gebruikt (een hond, een muis) of de hoofdpersonen kunnen worden nagemaakt van klei of wc-rolletjes. Er kan een park worden gemaakt met de boom en de vijver. De kinderen vertellen wat deze materialen te maken hebben met het verhaal. De leerkracht stimuleert de kinderen om gebruik te maken van de kernwoorden of vult de kinderen hierbij zonodig aan. De kinderen kunnen zelf ook materialen van thuis meenemen voor de verteltafel. s Ochtends bij het binnenkomen, leggen de kinderen hun meegebrachte materialen samen met hun ouders op de verteltafel. Ze kunnen dan aan hun ouders vertellen wat er allemaal te zien is op de verteltafel. De leerkracht leest het verhaal voor, terwijl de kinderen het verhaal na kunnen spelen met de materialen van de verteltafel. Ook kunnen ze eigen varianten op het verhaal bedenken. De leerkracht schrijft in haar woordenmap welke woorden de kinderen actief gebruiken. 4. Derde keer voorlezen: volgen van de verhaallijn De volgende dagen leest de leerkracht het verhaal nog enkele keren voor. Zij besteedt hierbij extra aandacht aan de verhaallijn. Voordat ze het verhaal voorleest, stelt ze een luistervraag die de kinderen stimuleert om na te denken over bepaalde gebeurtenissen in het verhaal, bijvoorbeeld: Waarom schrok Sappie zo toen hij wakker werd? Wie hielp Sappie met het zoeken naar zijn oren? Waarom kon Opa Muis niet meer zo goed horen? De leerkracht heeft de prenten uit het prentenboek gekopieerd. Na het voorlezen hangen de kinderen de platen met hulp van de leerkracht in de goede volgorde op de boekenmuur. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 20