Het hoofdstuk is ontworpen voor een les van ongeveer 40 min.

Vergelijkbare documenten
Het tekenen van lichtstralen door lenzen (constructies)

Basic Creative Engineering Skills

Galileo Galileï

Samenvatting Natuurkunde H3 optica

Kijken naar het heelal

3HAVO Totaaloverzicht Licht

Samenvatting Hoofdstuk 5. Licht 3VMBO

Suggesties voor demo s lenzen

WELKOM! Inleiding Astrofysica College 1 7 september Ignas Snellen

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 Licht

Hoe werkt een TELESCOOP?

Lenzen. Leerplandoel. Introductie. Voorwerps brandpunts - en beeldafstand

3HV H2 breking.notebook October 28, 2015 H2 Licht

Basiscursus Sterrenkunde

Lenzen. Leerplandoel. Introductie. Voorwerps brandpunts - en beeldafstand

Telescopen. N.G. Schultheiss

De telescoop een seecker instrument om verre te sien

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Lenzen. J. Kuiper. Transfer Database

Cursus Inleiding in de Sterrenkunde

Een refractor bestaat hoofdzakelijk uit twee lenzen, beide (bolvormige) positieve lenzen.

Spiegel. Herhaling klas 2: Spiegeling. Spiegel wet: i=t Spiegelen met spiegelbeelden. NOVA 3HV - H2 (Licht) November 15, NOVA 3HV - H2 (Licht)

Lesmateriaal bovenbouw

Samenvatting ANW Hoofdstuk 6: het heelal

ONS VERANDERENDE WERELDBEELD

3hv h2 kortst.notebook January 08, H2 Licht

Labo Fysica. Michael De Nil

Theorie beeldvorming - gevorderd

Geometrische optica. Hoofdstuk Principe van Huygens. 1.2 Weerkaatsing van lichtgolven.

Proef Natuurkunde Positieve lens

Wetenschap hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Lenzen. N.G. Schultheiss

Uitwerkingen. Hoofdstuk 2 Licht. Verkennen

Telescoop. Nr. Omschrijving Aantal Afmetingen

Licht; Elektromagnetische straling een golf Licht; een deeltje (foto-elektrisch effect). Licht; als een lichtstraal Licht beweegt met de

Thema 3 Verrekijkers. astronomische kijker

6.1 Voortplanting en weerkaatsing van licht 6.2 Spiegel en spiegelbeeld

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

Aan de slag met de nieuwe leerplannen fysica 2 de graad ASO GO!

hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding).

Hoofdstuk 3: Licht. Natuurkunde VWO 2011/

Lesvoorbereiding Student leraar secundair onderwijs groep 1

Lenzenformules: X X X V B F G = BB = G. VV

Basic Creative Engineering Skills

6.1 Voortplanting en weerkaatsing van licht

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Licht en Lenzen

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Licht als golf en als deeltje. 24 juli dr. Brenda Casteleyn

hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding).

a) Bepaal door middel van een constructie de plaats van het beeld van de scherf en bepaal daaruit hoe groot Arno de scherf door de loep ziet.

Lenzenformules: X F = 20,0. = 20,0 cm

Practicum: Ik zie dubbel?!

Hoofdstuk 4: Licht. Natuurkunde Havo 2011/2012.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 5 en 6

Beginnen met sterren kijken

Handleiding bij geometrische optiekset

Opgave 3 De hoofdas is de lijn door het midden van de lens en loodrecht op de lens.

jaar: 1994 nummer: 12

Sterrenkunde in de prehistorie: Lascaux : COLLEGE II : RECAPITULATIE COLLEGE I. Ontzag voor hemelverschijnselen.

Stevin vwo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 5 Spiegels en lenzen ( ) Pagina 1 van 23

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 Licht. Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht?

3,9. Samenvatting door een scholier 738 woorden 25 juni keer beoordeeld

Tweede Bijeenkomst: Zoektocht naar het Verborgen Hemelbeeld. Rond de Waterput donderdag 31 oktober 2013 Allan R. de Monchy

T2b L1 De ruimte of het heelal Katern 1

STERREN KIJKEN STICHTING KENNISNET / CMO INTRODUCTIE - II

Inleiding Astrofysica

Ze wordt aangeduid met het woordje uitbreiding in de titelbalk. De moeilijkheidsgraad van de opgaven is aangeduid met een kleurgradatie:

Repetitie Lenzen 3 Havo Naam: Klas: Leerstof: 1 t/m 7

4.1.1 Lichtbronnen Benoem de onderstaande lichtbronnen. Opgelet, één van de figuren stelt geen lichtbron voor, welke?

Handleiding Optiekset met bank

Technische Universiteit Eindhoven

Gravitatie en kosmologie

Kennismaking Bespreken blad met werkwijze, materiaal en regels Introductie Hoe vliegt een ballon? DP 1 - Dichtheid lucht

Opgave 1: Constructies (6p) In figuur 1 op de bijlage staat een voorwerp (doorgetrokken pijl) links van de lens.

Test je kennis! De heelalquiz

R.T. Nadruk verboden 57

De meeste telescopen die u vandaag de dag op internet en in de winkels kunt vinden zijn in te delen in drie soorten:

Exact periode 3.2. Recht evenredig Omgekeerd evenredig Lambert Beer Lenzen en toepassingen

Ze wordt aangeduid met het woordje uitbreiding in de titelbalk.

Kernvraag: Hoe verplaatst licht zich en hoe zien we dat?

Belangrijke ontdekkingen en vergissingen in de geschiedenis van de kosmologie.

Tentamen Optica. 20 februari Zet je naam, studentennummer en studierichting bovenaan elk vel dat je gebruikt. Lees de 6 opgaven eerst eens door.

WELKOM! Inleiding Astrofysica College 1 12 september

Hoofdstuk 8 Hemelmechanica. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

HOE VIND JE EXOPLANETEN?

Deze toets bestaat uit 4 opgaven (33 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! ZET JE NAAM OP DEZE

Easi-Scope ONDERWIJSGIDS. Geweldige ideeën verzinnen. Hoe het op het leren aansluit. Introductie van de Easi-Scope

Al in 1608 probeerde Hans Lipperhey uit Middelburg een telescoop te patenteren.

ONTDEK HET PLANETARIUM! DE ANTWOORDEN GROEP 5-6

Biljarten op een ellips. Lab kist voor 3-4 vwo

maksutov telescoop Maksutov telescoop

Samenvatting in het nederlands

Geschiedenis/erfgoed

Licht. Tip. De leerlingen maken in deze les allemaal een eigen periscoop. 10 min. 60 minuten

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) en Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3NA10)

Samenvatting Levensbeschouwing LV \'Over wondere feiten\' Hoofdstuk 1

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Licht als golf en als deeltje. 4 november Brenda Casteleyn, PhD

Tussen een lichtbron en een scherm staat een voorwerp. Daardoor ontstaat een schaduw van het voorwerp op het scherm. lichtbron

Deze toets bestaat uit 4 opgaven (31 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! ZET JE NAAM OP DEZE

Faculteit Technische Natuurkunde Proeftentamen OPTICA voor BMT (3D010) 8 maart 1999, 14:00-17:00 uur

Samenvatting ANW Artikel 9 en Artikel 43 t/m Artikel 56

Basiscursus Sterrenkunde. Sterrenwacht Tweelingen, Spijkenisse 22 Mei 2019

Transcriptie:

Docentenhandleiding voor module 3 Lenzen en telescopen Lenzen zijn een basiscomponent voor de optica. Het is echter niet zo gemakkelijk om te begrijpen hoe ze werken! Lenzen kennen een breed toepassingsbereik. Door de toepassing in telescopen kunnen we naar astronomische objecten kijken. In deze module gaan leerlingen met lenzen werken en zelf leren over de interessante effecten die ze kunnen opleveren. Samenvatting: Leerlingen leren hoe concave (holle) en convexe (bolle) lenzen licht kunnen concentreren. Ze bouwen ook hun eigen Galileo- en Keplertelescopen om naar verre objecten te kunnen kijken. De module bestaat uit het werkblad: De lichtste manier Bedoeld voor: Onderbouw (leeftijd ongeveer 12 tot 14) Tijdsuur: Het hoofdstuk is ontworpen voor een les van ongeveer 40 min. Wat leerlingen al moeten weten: Basisbegrippen van lenzen Holle en bolle lenzen Wat leerlingen leren: Hoe verschillende lenzen licht concentreren Het natuurkundige begrip 'brandpunt Het verschil tussen reële en virtuele beelden Hoe twee typen telescopen te bouwen Hoe de vergroting van een telescoop te bepalen Het begrip gezichtsveld Vaardigheden die uw leerlingen oefenen: Samenwerking Werken met lenzen en straaldiagrammen Bouwen van hun eigen experimentele opstellingen en koppeling van waarnemingen aan de theorie Deze module bevat: 1 werkblad 1 informatieblad Docentenhandleiding voor Lenzen en telescopen pagina 1 van 7

Hoofdstuk 1 De lichtste manier Aanbevolen lesoverzicht Leerlingen bestuderen concave en convexe (holle- en bolle-) lenzen en leren hoe en waar lenzen licht kunnen concentreren. Ze leren ook het verschil tussen reële en virtuele beelden. Tijdsduur in minuten Activiteit Materiaal 0-20 Groepswerk: uitzoeken hoe verschillende lenzen licht concentreren en eigenschappen van het beeld begrijpen. De tabel maken en invullen. Vraag 2 maken. 3 lenzen (+30 mm, -30 mm en 150 mm brandpuntafstanden) LED-module Niet bijgeleverd Een object om te gebruiken, zoals het dopje van een fles of een tekening op een vel papier. 20-35 Bouwen van de Galileo- en Keplertelescopen 35-40 Klassikale bespreking van resultaten huiswerk Geen Beschrijving van aanbevolen les Om uw les te beginnen, kunt u uw leerlingen vragen om zelfstandig de lenzen te "onderzoeken". Vertel ze dat ze hun bevindingen in een tabel moeten noteren zoals die op het werkblad wordt weergegeven. Het belangrijkste idee voor hen is om de beelden kwalitatief te analyseren. Voor dit experiment kunnen leerlingen het beste een object gebruiken dat een duidelijke oriëntatie heeft, zodat ze gemakkelijk kunnen zien wanneer het object is omgedraaid. Bijv. een dopje van een drinkflesje met letters erop, of een tekening op een kaart of stuk papier. Wanneer de leerlingen dit experiment hebben uitgevoerd, moeten ze in staat zijn om de eigenschappen van elk type lens in een tabel zoals hieronder samen te vatten. Bijv. staat het plaatje rechtop of is het omgekeerd, groter of kleiner, enz. Type lens Brandpunts afstand Positie voorwerp Beeldafstand Beeldoriëntatie Beeldgrootte dubbelbol +30 mm dubbelbol +150 mm dubbelhol -30 mm Docentenhandleiding voor Lenzen en telescopen pagina 2 van 7

De leerlingen dienen ook het belang van de brandpuntsafstand en het brandpunt te onderzoeken om te begrijpen wat er gebeurt met beelden wanneer het object voor, in de buurt van, of ver van het brandpunt van de lens wordt geplaatst. Twee vragen die leerlingen kunnen hebben na het doorwerken van dit onderdeel is wat er gebeurt wanneer het object zich dicht bij de holle lens bevindt en hoe het beeld rechtop gaat staan wanneer het object dicht bij de bolle lens komt. Behandel deze punten tijdens de bespreking en zeg hen het volgende deel door te werken om zelf de antwoorden uit te vinden. Reële en virtuele beelden In vraag 2 werken leerlingen met de dubbelholle en dubbelbolle lenzen om te zien dat ze met de eerste lens wel een scherp beeld op het scherm kunnen krijgen, maar met de tweede niet. In vraag drie wordt een verklaring gegeven van wat een reëel beeld is en wat een virtueel beeld. U kunt hun begrip van deze concepten verbeteren door straaldiagrammen te tekenen. Hieronder zijn twee gevallen te zien: Met de dubbelbolle lens ontstaat een groter, reëel beeld waneer het object >f van de lens wordt geplaatst. Dit soort beelden kan op een scherm worden gezien. Met de dubbelholle lens ontstaat een kleiner, virtueel beeld waneer het object >f van de lens wordt geplaatst. Dit soort beelden kan niet op een scherm worden gezien. De lichtstralen kunnen tot achter de lens worden gevolgd en het lijkt alsof ze uit dit punt komen. Als de tijd het toelaat, kunt u met de klas een eenvoudige proef uitvoeren om dit effect te illustreren. Pak de lens met een brandpuntsafstand van -30 mm en zet deze op een tafel. Houd een klein object > 30 mm achter de lens en vraag een leerling om met beide ogen open door de lens naar het object te kijken. Vraag de leerling nu om zijn vinger boven het object te houden, terwijl hij door de lens naar het object blijft kijken. Het is belangrijk dat de leerling zijn vinger niet door de lens kan zien. De vinger moet zich net boven het object bevinden. Vraag de leerling om NU te zeggen en zijn of haar vinger op zijn plaats te houden. Vraag de leerling nu achter de lens naar zijn vinger boven het object te kijken. Als dit correct wordt uitgevoerd, moet de vinger van de leerling zich tussen de lens en het object bevinden. Dit is de positie van het virtuele beeld. Docentenhandleiding voor Lenzen en telescopen pagina 3 van 7

In deel vier werken leerlingen met de dubbelbolle lens om uit te vinden dat wanneer het object voor het brandpunt wordt geplaatst (< 30 mm van de lens) er geen scherp beeld op het scherm te zien is. De stralen lopen uiteen zoals in onderstaand stralendiagram wordt aangegeven, en er ontstaat een virtueel beeld. Galileo- en Keplertelescopen Er zijn verschillende manieren om uw leerlingen door dit deel van het werkblad te loodsen. De twee mogelijkheden zijn als volgt: 1) De verhalen van Galileo en Kepler zitten vol met interessante historische gegevens, dus het kan interessant zijn om enige historische context aan de les toe te voegen. Leerlingen komen er zo achter waarom het probleem opgelost moest worden en wat het in die tijd betekende om het probleem op te lossen. Als er weinig tijd is, kunt u de klas in Galileo- en Keplergroepen opdelen en elke groep maar aan één soort telescoop laten werken. Wanneer ze hun betreffende telescopen hebben gebouwd, kunnen ze aan de andere groepen laten zien hoe het werkt en beide typen telescopen met elkaar vergelijken. Het zou ook goed zijn als ze bespreken waar elk type goed voor zou zijn. 2) Verdeel uw klas in groepen van 2-3 leerlingen en laat hen samen vragen 5-7 op werkblad 3.1 doorwerken bij het bouwen van beide telescoopopstellingen. U kunt vervolgens de resultaten bespreken waarbij u de eigenschappen van elk type telescoop op het bord zet. OPMERKING: Let er alstublieft op dat leerlingen zich voor dit onderdeel van het werkblad op een ver weg gelegen object dienen te richten (minstens 5 tot 6 meter ver). Idealiter zouden ze uit een raam naar een verderop gelegen gebouw kunnen kijken. Als dit echter niet mogelijk is, kunt u een poster op de verste muur van het klaslokaal gebruiken om de leerlingen zich op te laten richten. Zorg ervoor dat de poster woorden of letters bevat zodat ze de verticale richting gemakkelijk kunnen herkennen. In punt 5 bespreken leerlingen of ze al dan niet een telescoop met maar een lens kunnen maken. Dit kan de vraag oproepen of een vergrootglas uitsluitend een telescoop is omdat hij objecten kan vergroten. Een vergrootglas is een dubbelbolle lens die objecten vergroot die zich op een afstand van ongeveer één brandpuntsafstand van de lens bevinden. Daarentegen worden in een telescoop minimaal twee lenzen Docentenhandleiding voor Lenzen en telescopen pagina 4 van 7

toegepast om zeer veraf staande objecten te vergroten. Daarom zijn er minimaal twee lenzen vereist om een telescoop te bouwen. In punt 6 bouwen leerlingen een Galileo-telescoop. Leerlingen zullen zien dat deze combinatie van lenzen een kleiner gezichtsveld oplevert (ze kunnen een kleiner gebied zien) en dat het beeld rechtop staat. De afstand tussen de lenzen dient in een Galileo-opstelling de som van de brandpuntsafstanden te zijn, ofwel rond de 120 mm. In punt 7 bouwen leerlingen een Kepler-telescoop. Dit levert een groter gezichtsveld op, maar het beeld is omgekeerd. De afstand tussen de lenzen die nodig zijn om een duidelijk beeld te krijgen is ook hier de som van de brandpuntsafstanden, ofwel rond de 180 mm. In punt 8 berekenen leerlingen de vergroting van hun telescoop met de daarvoor bedoelde formule. Het is de bedoeling dat ze zien dat beide telescoopopstellingen dezelfde vergroting hebben, maar dat de Keplertelescoop een negatief teken heeft. Dit geeft de oriëntatie van het beeld aan en dat de opstelling van de Keplertelescoop een omgekeerd beeld oplevert. Achtergrondinformatie Interessante geschiedenis: Galileo en Kepler Galileo heette voluit Galileo di Vincenzo Bonaiuti de' Galilei. Hij werd in 1564 in Pisa geboren en was een befaamd natuurkundige, wiskundige, astronoom en filosoof die tijdens de zogenaamde wetenschappelijke revolutie een belangrijke rol speelde. In 1589 werd hij benoemd tot de leerstoel wiskunde in Pisa. In 1592 trok hij naar de Universiteit van Padua en gaf colleges geometrie, mechanica en astronomie tot 1610. In deze periode deed Galileo belangrijke ontdekkingen op het gebied van de fundamentele wetenschap (bijvoorbeeld kinematica van bewegingen en astronomie) maar ook op het gebied van de toegepaste wetenschappen (bijvoorbeeld de sterkte van materialen en verbetering van de telescoop). Onder zijn veelzijdige interessen viel de bestudering van astrologie, dat in die tijd aan de vakgebieden wiskunde en astronomie was verbonden. Hij staat misschien het meest bekend om zijn verdediging van het heliocentrische wereldbeeld, waarbij de zon en niet de aarde in het centrum van het heelal werd geplaatst. In 1609 wist Galileo de eerste versie van de telescoop die het jaar daarvoor door Hans Lipperschey was gedemonstreerd, aanzienlijk te verbeteren. Galileo construeerde telescopen met vergrotingen van drie tot dertig keer. Een tijd lang was hij de enige die in staat was om telescopen te maken die krachtig genoeg waren om hemellichamen aan de nachtelijke hemel te observeren. In 1610 nam Galileo drie van de vier manen waar die zich in een baan rond Jupiter bevinden. Dit veroorzaakte een revolutie in de astronomie. Deze waarneming sprak de theorie tegen dat alle hemellichamen om de aarde draaien. Galileo observeerde de satellieten gedurende de daaropvolgende achttien maanden, en in 1611 had hij voor die tijd opmerkelijk nauwkeurige schattingen verkregen; iets wat Kepler voor onmogelijk hield. Afgezien van verschillende andere waarnemingen, was Galileo ook de eerste die de fasen van Venus waarnam, wat samen met de waarneming van manen die zich in een baan rond planeten bevonden sterk bijdroeg aan de overgang van een geocentrisch wereldbeeld (waarbij de aarde in het centrum van het heelal staat) naar een heliocentrisch wereldbeeld. Johannes Kepler, geboren in 1571, was een Duits natuurkundige, astronoom en astroloog. Hij is een sleutelfiguur in de 17 e -eeuwse wetenschappelijke revolutie en is het bekendst door zijn Wetten van Kepler die de bewegingen van planeten beschrijven. Kepler leefde in een tijd waarin er geen duidelijk onderscheid bestond tussen astrologie en astronomie, maar er was een sterke scheiding tussen astronomie en natuurkunde. Kepler maakte in zijn werk ook gebruik van religieuze argumenten en redeneringen. Hij had een grote liefde voor astronomie en als kind van zes zag hij de Grote Komeet van 1577, waarbij hij een maansverduistering waarnam. Docentenhandleiding voor Lenzen en telescopen pagina 5 van 7

In 1601 begon Kepler voor Tycho Brahe te werken. Kepler werd benoemd tot de opvolger van Brahe als keizerlijk wiskundige en vervulde deze positie 11 jaar lang. Hij verrichte uitgebreid onderzoek ter ontwikkeling van de eerste theorieën over de oorzaak van zons- of maansverduisteringen, de omgekeerde kwadratenwet die de lichtintensiteit beschrijft, reflectie op vlakke en gekromde spiegels en principes van pinhole camera s. Hij bestudeerde de supernova van 1604 op systematische wijze, en ontwikkelde de drie Keplerwetten, voortbordurend op het werk van Brahe: - De baan van elke planeet is een ellips met de zon als een van de twee middelpunten. - Een lijn die een planeet en de zon verbindt, beslaat in gelijke tijdsintervallen gelijke gebieden.[1] - Het kwadraat van de omlooptijd van een planeet is recht evenredig met de derdemacht van haar gemiddelde afstand tot de zon. Nadat Kepler van Galileo s telescoopwaarnemingen hoorde, werkte hij ook met telescopen en ontdekte dat het gebruik van twee bolle lenzen een grotere vergroting dan de telescoop van Galileo opleverde. Spiegeltelescopen Een spiegeltelescoop (wordt ook wel een reflector genoemd) is een optische telescoop waarin een enkele of een combinatie van gekromde spiegels worden toegepast waarmee licht wordt gereflecteerd en er een beeld ontstaat. De spiegeltelescoop werd in de 17 de eeuw uitgevonden als alternatief voor de refractietelescoop, een ontwerp dat in die tijd aan ernstige kleurafwijkingen leed. Hoewel spiegeltelescopen andere optische afwijkingen met zich meebrengen, kan het met zeer grote lenzen worden gebouwd. Een grote lens in een refractietelescoop vereist nauwkeurig slijpen van de lens, terwijl een spiegeltelescoopopstelling het eenvoudiger proces van het polijsten van een spiegel vereist. Bijna alle grote telescopen die in de astronomie worden gebruikt zijn spiegeltelescopen. Isaac Newton wordt vaak aangewezen als de eerste die een spiegeltelescoop bouwde, in 1668. De telescoop maakte gebruik van een bolvormig geslepen metalen primaire spiegel en een kleine diagonale spiegel in een optische configuratie die als de Newtontelescoop bekend geworden is. Doordat de primaire spiegel het licht op één punt voor zijn eigen spiegeloppervlak concentreert, hebben bijna alle spiegeltelescoopontwerpen een secundaire spiegel, filmhouder of detector op het brandpunt. Hierdoor kan niet al het licht de primaire spiegel bereiken. Dit veroorzaakt niet alleen een beperking in de hoeveelheid licht dat door het systeem wordt verzameld, maar ook contrastverlies in het beeld door diffractie-effecten. Het gebruik van spiegels vermijdt kleurafwijkingen, maar leidt weer tot andere soorten afwijkingen. Een eenvoudige bolvormige spiegel kan geen licht van een verafstaand object op een brandpunt richten, omdat de weerkaatsing van lichtstralen die de spiegel aan de randen raakt, niet samenkomt met de lichtstralen die vanuit punten dichterbij het midden van de spiegel worden weerkaatst. Dit defect wordt de sferische aberratie genoemd. Om dit probleem te vermijden, maken de meeste spiegeltelescopen gebruik van paraboolvormige spiegels. Dit is een vorm die al het licht in een gezamenlijk punt kan concentreren. Paraboolvormige spiegels werken goed met objecten dicht bij het midden van het beeld dat ze produceren, waar de stralen evenwijdig aan de optische as lopen. Bij de rand van datzelfde gezichtsveld ontstaan er echter aberraties in de as. Mogelijke vragen van leerlingen Hoeveel lenzen hebben telescopen, en waarom? In werkelijkheid is geen enkele lens perfect. Er zijn verschillende problemen met het beeld van een telescoopsysteem met twee lenzen. Het beeld is bijvoorbeeld gekromd en heeft een kleurafwijking doordat refractielenzen licht aan de hand van golflengte of frequentie afbuigen en doordat de telescoop alleen op het Docentenhandleiding voor Lenzen en telescopen pagina 6 van 7

midden van het oogstuk scherp kan worden gezet. (Hoe groter de frequentie, des te sterker een bepaalde kleur licht wordt gebogen. Dierdoor worden objecten met verschillende kleuren licht niet door het hele elektromagnetische spectrum op hetzelfde punt geconcentreerd.) Verschillende van deze problemen zijn opgelost door verbetering van het oogstuk en door deze uit te rusten met verschillende lenzen. Vandaag de dag worden telescopen gecorrigeerd op helderheid van het beeld, kleur, beeldkwaliteit en contrast, maar er wordt ook naar de draagbaarheid van de telescoop gekeken. Docentenhandleiding voor Lenzen en telescopen pagina 7 van 7