Test je kennis! De heelalquiz

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Test je kennis! De heelalquiz"

Transcriptie

1 Test je kennis! heelalquiz Introductie les 3 Planeten, sterren, manen, de oerknal. Het zijn termen die leerlingen vast wel eens voorbij hebben horen komen. Maar wat weten de leerlingen eigenlijk al van het heelal? Met deze quiz wordt de kennis van de leerlingen getest en worden de begrippen ruimtevaart en sterrenkunde geïntroduceerd. Lesdoelen Benodigdheden per leerling leerlingen Test je kennis! heelalquiz het heelal. ontwerp- en onderzoekscyclus onderwerp bestaan heelal uit verschillende en sterrenkunde. fasen. Per fase is ontwerp- en onderzoekscyclus bestaan uit verschillende fasen. Per fase is er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke pictogrammen ontwerp- en welke onderzoekscyclus fase pictogrammen welke fase Voorbereidingen van de cycli bestaan aangeven. uit verschillende Een aantal fasen. pictogrammen Per fase wordt is van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt er in beide een specifiek cycli gebruikt. pictogram in beide cycli gebruikt. Download pictogrammen dat naar de fase pictogrammen de PowerPoint-presentatie verwijzen verwijst. dan Hieronder ook naar is dezelfde te zien welke ontwerp- en onderzoekscyclus bestaan fase. verwijzen uit verschillende dan ook naar fasen. dezelfde Per fase fase. is pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt er een specifiek pictogram bij deze dat naar les. de Zet fase een verwijst. computer Hieronder met is te zien welke in beide cycli gebruikt. pictogrammen verwijzen dan ook naar dezelfde fase. pictogrammen welke fase beamer van de klaar. cycli aangeven. Leg de benodigdheden Een aantal pictogrammen wordt in beide cycli gebruikt. per pictogrammen leerling klaar. verwijzen dan ook naar dezelfde fase. Verkennen Verkennen ze activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij ze activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij Verkennen Verkennen de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. ze activiteit activeert ze al bestaande les is bedoeld kennis ter of introduceert introductie nieuwe van het kennis onderwerp bij ze ruimtevaart en sterrenkunde. Verkennen activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij de Onderzoeksvraag leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. ze Onderzoeksvraag leerling, activiteit zodat activeert de kennis al bestaande die bij het kennis onderzoek of introduceert wordt opgedaan nieuwe beter kennis beklijft. bij Laat de leerlingen het werkblad Test je kennis! heelalquiz invullen aan de hand Probleemstelling de leerling, vraag onderzoekt, vraag onderzoekt, zodat kennis analyseert analyseert die bij en en het beschrijft beschrijft onderzoek het het wordt probleem. probleem. opgedaan Belangrijk Belangrijk beter is beklijft. dat dat Probleemstelling Verkennen Onderzoeksvraag de vraag niet breed van en te de smal PowerPoint-presentatie is gesteld. vraag mag die niet op met een ja/nee scherm te wordt getoond. de vraag niet te breed en te smal is gesteld. vraag mag niet met ja/nee te ze beantwoorden vraag activiteit onderzoekt, onderzoekt, activeert zijn. analyseert analyseert al bestaande en beschrijft en beschrijft kennis of het het introduceert probleem. probleem. nieuwe Belangrijk Belangrijk kennis dat dat bij Probleemstelling Onderzoeksvraag beantwoorden zijn. de vraag leerling, vraag niet niet zodat breed te breed de kennis te smal Daarna te smal die bij is geven is het gesteld. gesteld. onderzoek vraag ze het werkblad vraag wordt mag mag opgedaan niet met aan niet hun met beter ja/nee buurvrouw/-man. ja/nee beklijft. te vraag onderzoekt, analyseert en beschrijft het probleem. Belangrijk is dat te beantwoorden beantwoorden Hypothese zijn. zijn. Hypothese vraag niet te breed en Bespreek te smal de is gesteld. antwoorden vraag van mag de quiz niet met klassikaal. ja/nee te Probleemstelling Ontwerpen beantwoorden Voor de leerlingen Voor leerlingen zijn. aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk antwoord op aan Tijdens slag het gaan, bespreken formuleren van ze een de antwoorden mogelijk antwoord op Ontwerpen Hypothese de onderzoeksvraag. onderzoekt, Een analyseert hypothese en beschrijft is niet goed het of probleem. fout. hypothese Belangrijk geeft is dat de onderzoeksvraag. leerlingen bedenken Een kijken ideeën hypothese de voor leerlingen het is niet ontwerp. goed elkaars of Dit fout. ontwerp hypothese moet minimaal geeft de Voor weer vraag de leerlingen wat leerlingen niet de leerling te bedenken breed aan verwacht en de ideeën te slag smal dat gaan, voor is de gesteld. formuleren het uitkomst ontwerp. van vraag ze Dit het een ontwerp mag onderzoek mogelijk niet moet met antwoord zal ja/nee minimaal zijn. te op voldoen Ontwerpen Hypothese weer wat aan de een leerling programma verwacht van dat eisen. de uitkomst Dat programma van het onderzoek van eisen zal wordt zijn. ook voldoen beantwoorden de onderzoeksvraag. aan een zijn. Een hypothese niet goed of fout. hypothese geeft programma van eisen. Dat programma van eisen wordt ook in Voor deze leerlingen de fase leerlingen opgesteld. bedenken aan de ideeën slag gaan, voor het formuleren ontwerp. ze Dit een ontwerp mogelijk moet antwoord minimaal op weer in Experiment wat de leerling verwacht deze fase opgesteld. de meeste dat de vragen uitkomst goed van het onderzoek zal zijn. voldoen de Experiment onderzoeksvraag. aan een programma Een hypothese van eisen. niet Dat goed programma of fout. van hypothese eisen wordt geeft ook Ontwerpen beantwoord? Maken in weer leerlingen zoeken proefondervindelijk het antwoord op de onderzoeksvraag. deze leerlingen wat fase de opgesteld. leerling zoeken verwacht proefondervindelijk dat uitkomst het antwoord van het onderzoek op onderzoeksvraag. zal zijn. Maken Experiment Het leerlingen experiment bedenken kan een ideeën proef zijn, voor maar het ontwerp. ook een theoretisch Dit ontwerp experiment. moet minimaal Het experiment maken kan een het proef product zijn, aan maar hand ook een van theoretisch het ontwerp. experiment. voldoen Materialen leerlingen leerlingen en maken proefopzet het product horen ook aan bij de het hand experiment. van het ontwerp. Maken Experiment aan een zoeken programma proefondervindelijk van eisen. Dat het programma antwoord op van de eisen onderzoeksvraag. wordt ook Materialen en proefopzet horen ook bij het experiment. in Het Testen deze experiment leerlingen fase opgesteld. kan een proef zijn, maar ook een theoretisch experiment. maken zoeken het proefondervindelijk product aan hand het antwoord van het ontwerp. op de onderzoeksvraag. Materialen Testen Resultaten en proefopzet horen ook bij het experiment. Het Resultaten experiment kan een proef zijn, maar ook een theoretisch experiment. leerlingen testen het gemaakte ontwerp. Maken Na leerlingen het experiment testen leggen het gemaakte de leerlingen ontwerp. de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Testen Materialen Na het experiment en proefopzet leggen horen de leerlingen ook bij het de resultaten experiment. vast. Dit kan door tekenen, Resultaten schrijven, leerlingen plakken maken of fotograferen. het product aan de hand van het ontwerp. Meer schrijven, leerlingen plakken weten testen of het fotograferen. Na het experiment leggen gemaakte de leerlingen ontwerp. de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Meer Resultaten weten Er schrijven, wordt bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht Er Conclusie plakken of fotograferen. Testen wordt bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht geeft Meer Na Conclusie het extra weten experiment leggen leerlingen de resultaten vast. Dit kan door tekenen, uitleg. geeft extra uitleg. geven antwoord op de onderzoeksvraag. resultaten uit het Er schrijven, leerlingen wordt leerlingen bronnenonderzoek plakken testen geven of antwoord het fotograferen. gemaakte gedaan, op de ontwerp. onderzoeksvraag. een discussie gevoerd resultaten of de leerkracht uit het Conclusie onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. leerlingen bekijken geeft onderzoek extra zijn uitleg. leidend bij het beantwoorden van de vraag. leerlingen bekijken hierbij Conclusie leerlingen hierbij of hun geven hypothese antwoord klopt. op de onderzoeksvraag. resultaten uit het Meer weten of hun hypothese klopt. onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. leerlingen bekijken Er wordt leerlingen bronnenonderzoek geven antwoord gedaan, op de onderzoeksvraag. een discussie gevoerd resultaten of de leerkracht uit het onderzoek Meer hierbij weten of hun hypothese klopt. geeft Meer extra weten zijn uitleg. leidend bij het beantwoorden van de vraag. leerlingen bekijken leerlingen verdiepen zich verder door bronnenonderzoek te doen, een leerlingen hierbij of hun verdiepen hypothese zich klopt. verder door bronnenonderzoek te doen, een Meer discussie weten te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. leerlingen verdiepen 1 zich Bron: verder door bronnenonderzoek te doen, een Meer weten discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. leerlingen verdiepen zich verder door bronnenonderzoek te doen, een Tijdsduur 45 minuten Kerndoelen 29, 38 Vakken Natuurkunde Biologie Scheikunde

2 Achtergrondinformatie voor de docent uitleg. 1 Hoe lang doet de aarde over een rondje om haar eigen as? a Iets minder dan 24 uur b 365,25 dagen c Precies 24 uur d Iets meer dan 24 uur 2 Een planeet is a een hemellichaam dat een baan om een ster beschrijft. b een hemellichaam waarop water voorkomt. c een hemellichaam dat om haar eigen as draait. Kenmerken van een planeet zijn: 3a Noem zoveel mogelijk planeten. 3b Zet de planeten in de juiste volgorde. Begin bij de planeet die het dichtst bij de zon staat. planeten in ons zonnestelsel zijn in deze volgorde: Mercurius, Venus, aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus 4 zon is... a een unieke planeet waar er maar één van is. b een ster net als andere sterren aan de hemel. c een gasbol met een kern van aarde. 5 Teken de omtrek van de zon en de omtrek van de aarde in de juiste verhouding op je werkblad. zon aarde 2 Bron:

3 6 a Een stabiele temperatuur c Energie d Bescherming e Alles wat bij a t/m d staat Leven kan waarschijnlijk niet zonder: Een stabiele temperatuur Water, stikstof, koolstof of silicium Energie Bescherming let op! In dit rijtje gaan we er wel vanuit dat buitenaards leven het zelfde Vinden de leerlingen dat reëel? Bron: 7 Teken een satelliet. Vraag een paar leerlingen om hun satelliet te laten zien. Zijn het natuurlijke of kunstmatige satellieten? 8 Zet in de goede volgorde, van klein naar groot: Heelal, maan, Melkweg, aarde, Jupiter, zonnestelsel en de zon. goede volgorde is: maan aarde - Jupiter zon - zonnestelsel Melkweg - heelal 3 Bron:

4 9 Planeet A: Saturnus. Saturnus is na Jupiter de grootste planeet van ons zonne- drijven in een teiltje omdat hij voornamelijk uit gas bestaat. Om de kern van ijs en steen zitten een laag metallisch waterstof, een dikke laag vloeibaar waterstof en een atmosfeer bestaande uit verschillende gassen. Planeet B: aarde. natuurlijke satelliet van de aarde is de maan. 10 Geef een definitie van het begrip tijd. Tijd is een natuurlijk fenomeen maar onze tijdsindeling is juist heel menselijk. indeling is gebaseerd op de bewegingen van hemellichamen zoals de zon en de maan. Het hoogste punt van de zon aan de hemel werd bijvoorbeeld het middaguur genoemd. maanden zijn afgeleid van de maanfasen en een jaar is een omloop van de aarde rond de zon. Vroeger leefde men vooral op de zon; als het donker werd eindigde de dag en wanneer de zon weer opkwam begon er een nieuwe. Dag en nacht was dus de eerste manier waarop men tijd indeelde. Een dag is de tijd die de aarde nodig Omdat het handig was om te weten wanneer de seizoenen veranderden ging men een streepje op een steen of in hout. Zo wist men na verloop van tijd hoeveel dagen het duurde voordat er een ander seizoen begon. 4 Bron:

5 Test je kennis! heelalquiz ontwerp- en onderzoekscyclus bestaan uit verschillende fasen. Per fase is ontwerp- en onderzoekscyclus bestaan uit verschillende fasen. Per fase is er een werkblad specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke pictogrammen ontwerp- en welke onderzoekscyclus fase van de cycli bestaan aangeven. uit verschillende Een aantal fasen. pictogrammen Per fase wordt is pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt er in beide een specifiek cycli gebruikt. pictogram pictogrammen dat naar de fase verwijzen verwijst. dan Hieronder ook naar is dezelfde te zien welke fase. in beide ontwerp- cycli en gebruikt. onderzoekscyclus pictogrammen bestaan verwijzen uit verschillende dan ook naar fasen. dezelfde Per fase fase. is pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke in beide cycli gebruikt. pictogrammen verwijzen dan ook naar dezelfde fase. pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt Verkennen Verkennen ze activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij ze activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij Verkennen Verkennen de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. ze activiteit activeert Vraag al bestaande 1 kennis of introduceert nieuwe kennis bij ze Verkennen activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij de Onderzoeksvraag leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. ze Onderzoeksvraag leerling, activiteit zodat activeert de kennis a al bestaande die bij het Iets minder kennis onderzoek dan of introduceert wordt opgedaan 24 uur nieuwe beter kennis beklijft. bij Probleemstelling de leerling, vraag onderzoekt, vraag onderzoekt, zodat kennis analyseert analyseert die bij en en het beschrijft beschrijft onderzoek het het wordt probleem. probleem. opgedaan Belangrijk Belangrijk beter is is beklijft. dat dat Probleemstelling Verkennen Onderzoeksvraag de vraag niet breed b en te smal 365,25 is gesteld. dagen vraag mag niet met ja/nee te de vraag niet te breed en te smal is gesteld. vraag mag niet met ja/nee te ze beantwoorden vraag activiteit onderzoekt, onderzoekt, activeert zijn. analyseert analyseert al bestaande en beschrijft en beschrijft kennis of het het introduceert probleem. probleem. nieuwe Belangrijk Belangrijk kennis dat dat bij Probleemstelling Onderzoeksvraag beantwoorden zijn. de vraag leerling, vraag niet niet zodat breed te breed de kennis c te smal te smal die Precies bij is is het gesteld. gesteld. 24 onderzoek uur vraag vraag wordt mag mag opgedaan niet met niet met beter ja/nee ja/nee beklijft. te vraag onderzoekt, analyseert en beschrijft het probleem. Belangrijk is dat te beantwoorden beantwoorden Hypothese zijn. Hypothese vraag niet te zijn. breed en d te smal Iets meer is gesteld. dan 24 vraag uur mag niet met ja/nee te Probleemstelling Ontwerpen beantwoorden Voor de leerlingen Voor leerlingen zijn. aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk antwoord op aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk antwoord op Ontwerpen Hypothese de onderzoeksvraag. onderzoekt, Een analyseert hypothese en beschrijft is niet goed het of probleem. fout. hypothese Belangrijk geeft is dat de onderzoeksvraag. leerlingen bedenken Een ideeën hypothese voor het is niet ontwerp. goed of Dit fout. ontwerp hypothese moet minimaal geeft de Voor weer vraag de leerlingen wat leerlingen niet de leerling te bedenken breed aan verwacht en de ideeën te slag smal dat gaan, voor is de gesteld. formuleren het uitkomst ontwerp. van vraag ze Dit het een ontwerp mag onderzoek mogelijk niet moet met antwoord zal ja/nee minimaal zijn. te op voldoen Ontwerpen Hypothese weer wat aan de een leerling programma verwacht Vraag van dat 2 eisen. de uitkomst Dat programma van het onderzoek van eisen zal wordt zijn. ook voldoen beantwoorden de onderzoeksvraag. aan een zijn. Een hypothese niet goed of fout. hypothese geeft programma van eisen. Dat programma van eisen wordt ook in Voor deze leerlingen de fase leerlingen opgesteld. bedenken aan de ideeën slag gaan, voor het formuleren ontwerp. ze Dit een ontwerp mogelijk moet antwoord minimaal op weer in Experiment wat de leerling verwacht dat de uitkomst van het onderzoek zal zijn. deze fase opgesteld. voldoen de Experiment onderzoeksvraag. aan een programma Een a hypothese een van eisen. hemellichaam niet Dat goed programma of fout. dat van een hypothese eisen baan wordt om geeft ook een ster beschrijft. Ontwerpen Maken in weer leerlingen deze leerlingen wat fase de opgesteld. leerling zoeken zoeken verwacht proefondervindelijk proefondervindelijk dat uitkomst het antwoord het antwoord van het onderzoek op de onderzoeksvraag. op onderzoeksvraag. zal zijn. Maken Experiment Het leerlingen experiment bedenken kan een b ideeën proef een zijn, voor hemellichaam maar het ontwerp. ook een theoretisch Dit waarop ontwerp experiment. moet water minimaal voorkomt. Het experiment maken kan een het proef product zijn, aan maar hand ook een van theoretisch het ontwerp. experiment. voldoen Materialen leerlingen leerlingen en maken proefopzet het product horen ook aan bij de het hand experiment. van het ontwerp. Maken Experiment aan een zoeken programma proefondervindelijk van eisen. Dat het programma antwoord op van de eisen onderzoeksvraag. wordt ook Materialen en proefopzet horen ook bij het experiment. in Het c een hemellichaam dat om haar eigen as draait. Testen deze experiment leerlingen fase opgesteld. kan een proef zijn, maar ook een theoretisch experiment. maken zoeken het proefondervindelijk product aan hand het antwoord van het ontwerp. op de onderzoeksvraag. Materialen Testen Resultaten en proefopzet horen ook bij het experiment. Het Resultaten experiment kan een proef zijn, maar ook een theoretisch experiment. leerlingen testen het gemaakte ontwerp. Maken Na leerlingen het experiment testen leggen het gemaakte de leerlingen ontwerp. de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Testen Materialen Na het experiment en proefopzet leggen horen de leerlingen ook bij het de resultaten experiment. vast. Dit kan door tekenen, Resultaten schrijven, leerlingen plakken maken of fotograferen. het Vraag product 3a aan de hand van het ontwerp. Meer schrijven, leerlingen plakken weten testen of het fotograferen. Na het experiment leggen gemaakte de leerlingen ontwerp. de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Meer Resultaten weten Er schrijven, wordt bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht Er Conclusie plakken of fotograferen. Testen wordt bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht geeft Meer Na Conclusie het extra weten experiment leggen leerlingen de resultaten vast. Dit kan door tekenen, uitleg. geeft extra uitleg. geven antwoord op de onderzoeksvraag. resultaten uit het Er schrijven, leerlingen wordt leerlingen bronnenonderzoek plakken testen geven of antwoord het fotograferen. gemaakte gedaan, op de ontwerp. onderzoeksvraag. een discussie gevoerd resultaten of de leerkracht uit het Conclusie onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. leerlingen bekijken geeft onderzoek extra zijn uitleg. leidend bij het beantwoorden van de vraag. leerlingen bekijken hierbij Conclusie leerlingen hierbij of hun geven hypothese antwoord klopt. op de onderzoeksvraag. resultaten uit het Meer weten of hun hypothese klopt. onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. leerlingen bekijken Vraag 3b Er wordt leerlingen bronnenonderzoek geven antwoord gedaan, op de onderzoeksvraag. een discussie gevoerd resultaten of de leerkracht uit het onderzoek Meer hierbij weten of hun hypothese klopt. geeft Meer extra weten zijn uitleg. leidend bij het beantwoorden van de vraag. leerlingen bekijken leerlingen verdiepen leerlingen hierbij of hun verdiepen hypothese 1 zich verder door bronnenonderzoek te doen, zich klopt. 6 een verder door bronnenonderzoek te doen, een Meer discussie weten te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. leerlingen verdiepen 2 zich verder door bronnenonderzoek te doen, 7 een Meer weten discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. leerlingen verdiepen 3 zich verder door bronnenonderzoek te doen, 8 een discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg Introductie les 3 in Naam beide cycli gebruikt. pictogrammen verwijzen dan ook naar dezelfde fase. Klas Aantal vragen goed Vraag 4 a Unieke planeet waar er maar één van is. PAGINA PAGINA 12 Onderzoekend en ontwerpend leren 12 Onderzoekend en ontwerpend leren PAGINA 13 Onderzoekend PAGINA 12 Onderzoekend en ontwerpend leren 13 Onderzoekend en ontwerpend leren PAGINA 13 Onderzoekend 12 Onderzoekend en ontwerpend leren b c Ster net als andere sterren aan de hemel. Gasbol met een kern van aarde. PAGINA 13 Onderzoekend en ontwerpend leren 1 Bron:

6 Vraag 5 Welke verhouding heb je bedacht? zon op schaal: centimeter aarde op schaal: centimeter Teken het in dit vak 2 Bron:

7 Vraag 6 a b c d e Een stabiele temperatuur Water Energie Bescherming Alles wat bij a t/m d staat Vraag 7 Teken je satelliet in dit vak: 3 Bron:

8 Vraag 8 kleinst grootst Vraag 9 Planeet A is Planeet B is Vraag 10 4 Bron:

9 Quiz Wat weet jij van ruimtevaart en sterrenkunde? Bron: NASA

10 Vraag 1 Hoe lang doet de aarde over een rondje om haar eigen as? a. Iets minder dan 24 uur b. 365,25 dagen c. Precies 24 uur d. Iets meer dan 24 uur Bron: Wikipedia

11 Vraag 2 Een planeet is.. a. een hemellichaam dat een baan om een ster beschrijft. b. een hemellichaam waarop water voorkomt. c. een hemellichaam dat om haar eigen as draait. Bron: Wikipedia

12 Vraag 3 3a. Welke planeten ken je? Schrijf ze op het werkblad. 3b. Zet de planeten in de juiste volgorde. Begin bij de zon.

13 Vraag 4 zon is a. Een unieke planeet waar er maar één van is. b. Een ster net als andere sterren aan de hemel. c. Een gasbol met een kern van aarde. Bron: Wikipedia Bron : SOHO (ESA & NASA)

14 Vraag 5 Teken de omtrek van de zon en de omtrek van de aarde in de juiste verhouding op je werkblad. Eerst even rekenen! Hemellichaam Diameter in kilometer Diameter in kilometer afgerond Verhouding in centimeter zon aarde

15 Vraag 6 Wat is er nodig voor buitenaards leven? a. Een stabiele temperatuur b. Water c. Energie d. Bescherming e. Alles wat bij a t/m d staat

16 Vraag 7 Hoe ziet een satelliet eruit? Teken jouw satelliet op je werkblad. Bron: Wikipedia

17 Vraag 8 Zet in de goede volgorde, van klein naar groot: heelal zonnestelsel maan aarde Melkweg Jupiter zon Bron: Wikipedia

18 Vraag 9 Welke planeten worden hier omschreven? Planeet A Als ik in een afwasteiltje met water lig, blijf ik drijven Eén van mijn manen heeft een oppervlak van vloeibaar methaan Galileo zag mijn ringen al 400 jaar geleden. Planeet B -Ik heb maar één natuurlijke satelliet. -Op mijn planeet bestaan seizoenen. -Ik word ook wel de blauwe planeet genoemd. Bron: Wikipedia

19 Vraag 10 Wat is tijd?