Werkt Werken aan de wereld?



Vergelijkbare documenten
Jeugdbarometer Mondiaal Burgerschap Juni 2012

WERKT WERKEN AAN DE WERELD?

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

Amsterdam, oktober 2013

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Voormeting kandidaat

Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies

Jongerenparticipatie in Amersfoort

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

De Grote (kleine) voic -poll

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Glazen Huis peiling Leids JongerenPanel. Colofon. Serie Statistiek 2011 / 08

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Instructie voor leerlingen.. 5. Gebruik van de lesbrieven. 6. Lesbrief: Wat wil je zijn en worden.. 7. Wat wil je zijn en worden.

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Onderzoek Passend Onderwijs

DONATEUR KIEST GOEDE DOEL VANWEGE ONDERWERP EN STOPT MET STEUN VANWEGE ONTEVREDENHEID OVER GOEDE DOEL

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid

Bijlage 1: Vragenlijst voormeting Kidzwise...2 Bijlage 2: Aanvullingen vragenlijst eindmeting Kidzwise...6 Bijlage 3: Project geldgenoeg voormeting,

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

VMBO praktische leerweg VMBO theoretische leerweg HAVO VWO

Om mee te beginnen: boekfragment en opdrachten

Meting september 2013

duurzaam eten November 2010 Kim Paulussen Marcel Temminghoff

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Klanttevredenheidsonderzoek Warmtenet (2015)

HET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN

Publieksonderzoek Eerlijke bloemen met Moederdag

Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met Lisette van Vliet: lisette.van.vliet@eenvandaag.

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Ik weet dat mijn gegevens anoniem zullen worden toegevoegd aan een databestand dat voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt.

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

Resultaten & conclusies onderzoek:

Enquete resultaten Normen en Waarden 2014

KINDEREN EN INTERNET 9-10 jaar

Vragenlijst Depressie

Onderzoek TNS NIPO naar thuiswinkelgedrag en de bekendheid van het Thuiswinkel Waarborg in Nederland

personality Handleiding voor kandidaten Online afname

Hoe gelukkig ben je? Opdracht 1

EERLIJKE MENING: ANONIMITEIT: ONDERDELEN

Belastingaangifte over 2013

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Uitgave van Stichting Be Aware Januari 2015 WIL JE MINDER GAMEN?

Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk?

Vragenlijst multiproblematiek I

Meerderheid Nederland niet van plan om geld te geven Nederlander twijfelt of geld voor noodhulp Hoorn van Afrika goed terecht komt

Alvast bedankt voor het invullen!

Onderzoek: Studiekeuzecheck

Onderzoek Hoe scoren je docenten?

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Gemaakt door: Lysanne Wolbers Menno Akkerman Tessa Heijerman

Floriade Almere 2022 juli 2018

euzedossier ouderparticipatie keuzedossier vmbo osb in de onderbouw theoretische leerweg

Werken aan de Wereld Lessenserie 2013 Niveau 2 en 3

Factsheet persbericht

Informatie over de deelnemers

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Onderzoek naar een verband tussen de houding van leerlingen ten opzichte van natuurkunde en het interpersoonlijk gedrag van hun docent.

Ik weet dat mijn gegevens anoniem zullen worden toegevoegd aan een databestand dat voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt.

Ontwikkelingssamenwerking Palestijnse gebieden

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Deze vragenlijst bestaat uit vijf delen, A t/m E.

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Vragenlijst: Wat vind jij van je

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

& het ROC Een programma over beeldvorming

Uitkomsten peiling kennis en gedrag omtrent de belastingaangifte. Nibud, 2010

LeidenPanel en Regiopanel DZB Leiden. BELEIDSONDERZOEK I I

Werkbelevingsonderzoek 2013

Meer succes met je website

1. Effectiviteittest lesmateriaal. Effectiviteittest lesmateriaal onder 84 kinderen

Rapportage Open Dag Evaluatie - Landelijk Voortgezet Onderwijs. Maart 2012

HET EFFECT VAN WHEELIEPOP OP SMARTPHONEGEBRUIK TIJDENS HET FIETSEN

Vragenlijst leerlingen nameting

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Tevredenheid van familieleden en mantelzorgers met casemanagement bij dementie

Effectmeting onder leerlingen en leraren

Onderzoek: Studiekeuze

Zicht op geld - Vakantiegeld Resultaten van kwantitatief online onderzoek onder werkenden. ABN AMRO April 2015

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Framing the Other. Opdrachtenblad

HEY WAT KAN JIJ EIGENLIJK GOED? VERKLAP JE TALENT IN 8 STAPPEN

Meting maart 2014 DONATEURSVERTROUWEN BLIJFT STIJGEN

Rekenvaardigheden toetsen in een mbo koksopleiding

Vara - Kassa 3 Resultaten Aflevering 3 Financiën 1 22 mei 2007

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Pieter Jonkers Studentnummer:

Aandacht geven op afstand

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Introductie. Lesinstructie. Lesinstructie. Leerdoelen. Introductie. Opzet. Bronnen

Nationale monitor Social media in de Interne Communicatie

Vragen gesteld in het evaluatieformulier + Antwoorden

euzedossier ouderparticipatie keuzedossier vmbo loopbaanoriëntatie

AFM Consumentenmonitor Q Kredietwaarschuwingszin

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.:

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens

Transcriptie:

Werkt Werken aan de wereld? Deelrapportage evaluatie lesprogramma Amsterdam, 1 oktober 2013 Auteur: Marije van Gent onderzoek@ncdo.nl

1 / 15

Inhoudsopgave 1. Effecten van het lesprogramma 3 1.1. Onderzoeksopzet 3 1.2. Gedrag 3 1.2.1. Consumentengedrag 4 1.2.2. Informatie zoeken over mondiale vraagstukken 4 1.2.3. Mening geven over mondiale vraagstukken 5 1.2.4. Geld inzamelen en doneren 5 1.3. Principe van wederzijdse afhankelijkheid 6 1.4. Principe van gedeelde verantwoordelijkheid 6 1.5. Kennis over mondiale vraagstukken 7 1.6. Mening leerlingen over lesprogramma 8 1.7. Mening docenten over lesprogramma 9 1.8. Conclusie 9 Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording 10 Bijlage 2 Vragenlijst lesprogramma 11 2 / 15

1. Effecten van het lesprogramma Lesprogramma Werken aan de wereld Veertien eerstejaars klassen van het KW1C hebben het lesprogramma Werken aan de wereld in het voor jaar van 2013 gevolgd. De klassen waren afkomstig van de volgende afdelingen: - Finance, Banking, Insurance - Media, Art, Performance - Sociaal Maatschappelijke Studies - Secretarieel - Techniek In vier lessen zijn thema s zoals duurzaam consumeren, eerlijke handel, millenniumdoelen, mensenrechten, microkrediet, ontwikkelingssamenwerking en eigen gedragsmogelijkheden als wereldburger aangesneden. Voor klassen op niveau 2 is het lesprogramma aangepast. Het lesprogramma is met een gezamenlijke themadag afgesloten, waarin studenten elkaar op creatieve wijze presenteerden wat zij geleerd hebben tijdens de lessen, bijvoorbeeld door een lied, powerpoint, film of spel. Daarnaast waren er diverse optredens met wereldmuziek, interviews, en films die diverse aspecten van wereldburgerschap belichtten. Bijvoorbeeld een door de studenten ontwikkelde talkshow over de oorzaken en gevolgen van wereldvoedselproblemen en de manieren waarop zij daar zelf een steentje aan bij kunnen dragen. 1.1. Onderzoeksopzet De effecten van het lesprogramma zijn onderzocht door voorafgaand aan het lesprogramma en na afloop een vragenlijst uit te zetten. In de vragenlijst komen verschillende aspecten van mondiaal burgerschap aan de orde, namelijk een aantal gedragingen, houding ten opzichte van de principes van wederzijdse afhankelijkheid en gedeelde verantwoordelijkheid en een aantal kennisvragen. De vragenlijst is grotendeels gebaseerd op de vragenlijst van het jaarlijkse onderzoek van NCDO onder jongeren naar mondiaal burgerschap. Dit is aangevuld met een aantal vragen die aansluiten op de inhoud van het lesprogramma. De complete vragenlijst is in bijlage 2 in te zien. Door de antwoorden van de voor- met de nameting te vergelijken, is nagegaan of jongeren na afloop anders op deze thema s scoren. In totaal zijn 132 gekoppelde vragenlijsten met elkaar vergeleken 1. Bij vragen die afkomstig zijn uit het jaarlijkse NCDO onderzoek naar mondiaal burgerschap, is het mogelijk om de studenten van het KW1C te vergelijking met de (ongewogen) cijfers van de doelgroep mbo ers uit dat onderzoek. Deze zijn dan in de figuren ter referentie opgenomen. 2 1.2. Gedrag Er zijn drie verschillende soorten gedragingen uitgevraagd in de voor- en nameting, en wel juist die gedragingen die mogelijk veranderd zouden kunnen worden door het programma. Omdat er in het lesprogramma veel aandacht is voor duurzame consumptie, zijn gedragingen rondom consumptie uitgevraagd. Daarnaast had het lesprogramma ten doel om jongeren bewuster te maken over hun leven hier en problemen daar. Gedragingen rondom informatie zoeken (nieuws volgen) en mening geven over mondiale problemen leken daarom relevant. De nameting is vanwege praktische redenen bewust gepland kort na afronding van het lesprogramma. Het is daarbij wel de vraag of jongeren tijd hebben gehad om gedrag te veranderen. Dit is een beperking van het onderzoek. 1 Hierbij zijn de antwoorden op de voor- en nameting van elke student aan elkaar gekoppeld. 2 Omdat de meting van NCDO onderzoek ongeveer gelijktijdig met de nameting van de evaluatie onder KW1C samenviel, zullen de cijfers van de nameting met de referentiegroep mbo ers worden vergeleken. 3 / 15

1.2.1. Consumentengedrag Er treden geen significante verandering op tussen voor- en nameting als het gaat om consumentengedrag. Wat opvalt in vergelijking met de referentiegroep, is dat de studenten van het KW1C de stelling Ik koop producten, ook al weet ik dat ze door kinderen zijn gemaakt significant vaker beantwoorden met vaak en altijd. Waarom dit zo is, is onduidelijk. Het is mogelijk dat ze de vraag verkeerd interpreteren en dit niet associëren met kinderarbeid. Figuur 3.1 Consumentengedrag (% vaak of altijd ) Ik check of producten duurzaam gemaakt zijn 8 7 Ik koop fairtrade producten 11 10 Ik eet vlees 89 83 91 Ik koop producten, ook al weet ik dat ze door kinderen zijn gemaakt 11 38 35 Ik koop tweedehands spullen 9 9 11 0 20 40 60 80 100 voormeting nameting referentiegroep MBO NL 1.2.2.Informatie zoeken over mondiale vraagstukken Studenten volgen in de voormeting net zo vaak nieuws over problemen in de wereld als in de nameting. Verschillen zijn niet significant afwijkend. Studenten van het KW1C volgen wel significant iets vaker nieuws via tv, radio of krant dan de gemiddelde mbo er uit de referentiegroep. Figuur 3.2 Informatie zoeken (% vaak of altijd ) Ik volg nieuws over problemen in de wereld via internet 29 36 36 Ik volg nieuws over problemen in de wereld via televisie, radio of krant 30 41 50 0 20 40 60 80 100 voormeting nameting referentiegroep MBO NL 4 / 15

1.2.3. Mening geven over mondiale vraagstukken Er zijn geen significante afwijkingen gevonden tussen voor- en nameting als het gaat om het geven van een mening over mondiale vraagstukken (zie figuur 3.3). De studenten van het KW1C scoren ook vergelijkbaar met de referentiegroep, op één onderwerp na. Jongeren van het KW1C uit de nameting praten vaker over armoede dan mbo ers uit de referentiegroep. Figuur 3.3 Mening geven (% vaak of altijd ) Ik zeg er wat van als familie of vrienden iets doen dat niet goed is voor het milieu Ik steun goede doelen op Facebook of Hyves door 'vind ik leuk' (of 'like') aan te klikken of door fan te worden 11 14 14 16 11 9 Ik praat over armoede in de wereld Ik geef online mijn mening over problemen in de wereld via website, blog of twitter 2 14 12 5 6 8 Ik praat over milieuproblemen 7 9 2 0 20 40 60 80 100 voormeting nameting referentiegroep MBO NL 1.2.4.Geld inzamelen en doneren Er treden geen significante verschillen op tussen voor- en nameting als het gaat om doneren of geld inzamelen. Jongeren van het KW1C zijn wel significant vaker actief op dit vlak in vergelijking met de referentiegroep. Meer dan de helft van de referentiegroep geeft aan nooit iets te doen op dit vlak, bij de nameting van KW1C ligt dit percentage op 42 procent. Figuur 3.4 Geld inzamelen en doneren (%) Geld inzamelen en geven 11 23 18 Geld inzamelen of zelf geven Geen van beide 41 40 34 36 42 55 0 20 40 60 80 100 voormeting nameting referentiegroep MBO NL 5 / 15

1.3. Principe van wederzijdse afhankelijkheid Aan studenten zijn vier stellingen over de wederzijdse afhankelijkheid in de wereld voorgelegd. In figuur 3.5 wordt het percentage (helemaal) mee eens weergegeven per stelling ten opzichte van alle andere antwoordcategorieën. Om na te gaan of er tussen de voor- en nameting verschillen optreden, is van de vier stellingen één schaaltje gemaakt. Studenten scoren in de voormeting niet significant anders op dit schaaltje dan in de nameting. Er zijn vervolgens ook nog analyses uitgevoerd om de gemiddelde score per stelling tussen de voor- en nameting te vergelijken. Op één stelling scoort men anders. Jongeren zijn er in de nameting significant vaker van overtuigd dat ze een bijdrage kunnen leveren door de keuzes die zij maken in hun dagelijks leven in vergelijking met de voormeting. 3 De gemiddelde mbo er heeft overigens meer inzicht in de relatie tussen goedkope kleding en slechte arbeidsomstandigheden elders dan studenten van het KW1College. Figuur 3.5 Wederzijdse afhankelijkheid (% (helemaal) mee eens) Wij consumenten kunnen ervoor zorgen dat fabrikanten stoppen met kinderarbeid als wij allemaal weigeren om producten te kopen die gemaakt zijn door kinderen.* 39 46 Ik kan een bijdrage leveren aan het oplossen van wereldproblemen door de keuzes die ik maak in mijn dagelijks leven 23 33 39 Nederland heeft andere landen niet nodig om geld te verdienen 9 8 12 Sommige kleding is in Nederland zo goedkoop omdat het wordt gemaakt in arme landen door mensen die weinig geld verdienen 53 49 62 0 20 40 60 80 voormeting nameting referentiegroep MBO *Deze stelling is niet voorgelegd aan de referentiegroep MBO 1.4. Principe van gedeelde verantwoordelijkheid Aan studenten zijn vier stellingen over een gedeelde verantwoordelijkheid voor problemen in de wereld voorgelegd. In figuur 3.6 wordt het percentage (helemaal) mee eens weergegeven per stelling ten opzichte van de overige antwoorden. De vijf stellingen zijn gebundeld in één schaal. Ook hier geldt dat jongeren achteraf niet anders scoren op deze schaal dan achteraf. Er zijn vervolgens ook nog analyses uitgevoerd om de gemiddelde score per stelling tussen de voor- en nameting te vergelijken. Op de individuele stellingen treedt één significant verschil op tussen voor- en nameting. Jongeren vinden achteraf vaker dat Nederland arme landen moet helpen met het oplossen van hun problemen. Alhoewel de figuur aangeeft dat in de nameting minder jongeren de stelling onderschrijven dat de Nederlandse regering zich alleen moet richten op problemen in Nederland, is deze afname niet significant. De studenten scoren op twee stellingen wat positiever dan de referentiegroep. Ze vinden 3 Bij de vergelijking tussen voor- en nameting is een gemiddelden-toets (de paired T-toets) gebruikt. De gemiddelde score op een schaal van 0 tot 4 op de voormeting is vergeleken met de gemiddelde score op een schaal van 0 tot 4 in de nameting. Let op: deze analyse is iets anders dan de visuele weergave van figuur 3.5 waarbij alleen het percentage (helemaal) mee eens wordt weergegeven. Zo is de gemiddelde score op de stelling dat Wij consumenten kunnen ervoor zorgen dat fabrikanten stoppen met kinderarbeid als wij allemaal weigeren om producten te kopen die gemaakt zijn door kinderen in de nameting niet significant lager dan in de voormeting, ondanks de afname in het aantal jongeren dat het (helemaal) eens is met deze stelling. 6 / 15

minder vaak dat de Nederlandse regering zich alleen moet richten op problemen in Nederland en vinden minder vaak dat mensen in arme landen zelf hun armoede moeten oplossen. Figuur 3.6 Gedeelde verantwoordelijkheid (% (helemaal) mee eens) Ik ben als consument bereid om meer te betalen als mensen in arme landen daardoor een eerlijker loon krijgen. 30 31 De Nederlandse regering moet zich alleen richten op problemen in Nederland 21 32 42 Nederland moet arme landen helpen met het oplossen van hun problemen 27 35 45 Ik voel me verantwoordelijk als ik zie hoe arm sommige mensen in de wereld zijn 11 17 17 Mensen in arme landen moeten zelf hun armoede oplossen 14 15 21 0 20 40 60 80 voormeting nameting referentiegroep 1.5. Kennis over mondiale vraagstukken Aan jongeren zijn 5 multiple choice kennisvragen voorgelegd. De vragen zijn gebaseerd op de inhoud van het lesprogramma. Er is een kennistoename te signaleren tussen de voor- en nameting. Studenten geven in de nameting gemiddeld vaker een goed antwoord. Het aantal goede antwoorden op de vijf kennisvragen stijgt van 2,7 naar 3,3. In figuur 3.7 wordt per vraag het percentage goede antwoorden weergegeven. Op alle kennisvragen geven de studenten in de nameting vaker een goed antwoord. Het percentage goede antwoorden dat echter ook daadwerkelijk significant toeneemt, geldt voor de eerste en de laatste vraag, dus Wie hebben de Verklaring van de rechten van de mens opgesteld? en Welke van de onderstaande doelen is een millenniumdoel?. Figuur 3.7 Goede antwoorden op kennisvragen (%) Wie heeft de Verklaring voor de rechten van de mens opgesteld? 29 42 Wanneer is iemand extreem arm volgens de internationale afspraken die hierover gemaakt zijn? 51 53 Wat is een microkrediet? Wat is volgens jou een wereldburger? 75 78 82 89 Welke van de volgende doelen is een Millenniumdoel? 37 70 Voormeting 0 20 40 60 80 100 Nameting 7 / 15

1.6. Mening leerlingen over lesprogramma Leerlingen geven het lesprogramma gemiddeld een 6,3. De slotdag krijgt een iets hoger cijfer, namelijk een 6,6. Daarnaast zijn in de nameting twee open vragen gesteld, namelijk wat het belangrijkste is dat ze geleerd hebben en of ze dankzij deze lessen iets anders gaan doen of vinden. In tabel 3.1 is weergegeven wat jongeren zelf aangeven geleerd te hebben. De antwoorden zijn geclusterd in verschillende categorieën en per categorie zijn één of twee citaten opgenomen om een idee te geven wat jongeren hierover zoal zeggen 4. Het thema consumeren wordt het vaakst genoemd. Dit is ook een thema dat de leefwereld van jongeren direct raakt en slaat klaarblijkelijk goed aan. Duidelijk wordt uit de citaten dat vrijwel alle facetten van het lesprogramma aan de orde komen. Alleen het thema mensenrechten is niet spontaan genoemd. Uit de antwoorden blijkt dat jongeren daadwerkelijk inhoudelijks opmerkingen maken over het lesprogramma. Hieruit kan geconcludeerd worden dat zij de lesstof verwerkt hebben. Tabel 3.1 Clustering open antwoorden op de vraag wat leerlingen hebben opgestoken van het lesprogramma, inclusief enkele citaten. Onderwerp Consumptie Millenniumdoelen Armoede Bewustwording Ik en een betere wereld/verantwoordelijkheid Aantal x genoemd Citaat 29 Hoe je erachter komt of je producten (of het nou kleding of voedsel is) goed of niet goed zijn. Hoeveel wasberen wij doden voor uggs. 17 Dat er veel arme mensen zijn in de wereld en dat de millenniumdoelen waarschijnlijk niet gehaald worden, wat eigenlijk wel zo had moeten zijn. Wat de millenniumdoelen zijn en wat het precies inhoud. En wat ze allemaal willen doen en welke regels er zijn. 17 Dat er veel armoede is, en veel dingen gebeuren die niet door de beugel kunnen. Dat de armoede erger is dan dat je denkt. 16 Tegenwoordig kan ik ook op het werk discussiëren over een betere wereld omdat ik er nu meer weet van heb. Kritisch kijken naar de wereld. 16 Dat je aan mensen in de arme landen moet denken en helpen aan een betere leefomgeving. Dat je elkaar moet helpen, omdat er anders niks veranderd en dan blijft het een zooitje in de wereld. OS, waaronder microkrediet 9 Een mening vormen over ontwikkelingssamenwerking. Negatief, niks geleerd 7 Dat het mij nog steeds niks boeit. Donaties Wereldburgerschap 4 Daardoor meer te denken aan de armoede in andere landen en door meer te besteden aan andere landen. Dus aan goede doelen geld geven. en ga zo maar door 4 Gewoon letterlijk alles wat met wereldburgerschap te maken had en niet wist. Zoals milleniumdoelen etc. Daarnaast is gevraagd of men naar aanleiding van deze lessenserie iets anders gaat doen of anders is gaan denken. Een tiental jongeren zegt niet iets anders te gaan doen, maar wel anders te zijn gaan nadenken over de wereld. Het overgrote merendeel van de studenten is echter van mening dat hij of zij niets anders gaat doen. Slechts een klein deel, zeventien jongeren, geven aan wel iets anders te gaan doen. Veranderingen die zij aangeven liggen vooral rond het thema consumeren, namelijk bewuster nagaan of producten duurzaam zijn. Sommige jongeren denken dat ze dat wellicht in de toekomst 4 In de antwoorden worden soms meerdere onderwerpen aangeroerd. Deze zijn dan ook dubbel geteld. Andere jongeren hebben de vraag niet beantwoord. De aantallen tellen daarom niet op tot 132. 8 / 15

misschien anders gaan doen (als ze meer geld hebben). Deze uitkomsten lijken overeen te komen met de uitkomsten van de enquête dat jongeren geen ander gedrag rapporteren na afloop van het lesprogramma. 1.7. Mening docenten over lesprogramma Met een aantal docenten is na afloop van de uitvoering van het lesprogramma in een focusgroep gesproken over het lesprogramma en de effecten daarvan op de leerlingen. Docenten schatten het aanvangsniveau en interesse van studenten in dit thema niet al te hoog in. Studenten zijn erg verdiept in eigen leefwereld. Pas als deze thema s hun eigen leefwereld raken, kan interesse wel gewekt worden. Docenten denken overigens wel wisselend over de latente belangstelling van jongeren. Zo wordt er een 4, een 5,5 en een 6 en een 7 gegeven om het aanvangsniveau van interesse naar dit thema uit te drukken. De achtergronden van leerlingen blijken hier een rol spelen. Leerlingen van niveau 2 kunnen beduidend minder met de thema s van het lesprogramma, omdat ze vrij abstract zijn. Docenten van de afdeling sociaal maatschappelijke studies zijn het meest positief over latente belangstelling van jongeren. Docenten van technische of commerciële afdelingen zijn het minst positief. Zo zegt een docent het is sjouwen en sjorren om ze te interesseren. Eenzelfde wisselend beeld is te zien als het gaat om de mening van docenten of studenten het leuk vonden om het lesprogramma te volgen. Docenten van sociaal maatschappelijke studies geven aan leuke discussies in de klas te hebben gehad. Docenten van commerciële en technische opleidingen gaven aan dat het lastig was om jongeren te motiveren om mee te doen. Docenten vinden dat het lesprogramma in principe goed in elkaar zit, al worden er wel tips gegeven ter verbetering. Ze vinden het allemaal belangrijk dat KW1C als onderwijsinstelling jongeren stimuleert om over dergelijke thema s na te denken. Dat het lesprogramma uitgevoerd wordt, staat dus ook niet ter discussie. Een docent zegt hierover: Ik vind het belangrijk dat we als school leerlingen dwingen om hier in elk geval één keer in hun leven over na te denken. Dat vind ik al de meerwaarde van het programma en dat zou reden genoeg moeten zijn om dit lesprogramma uit te rollen op school. Wel geven ze aan dat een gedragsverandering bewerkstelligen waarschijnlijk te ambitieus is voor een relatief kort lesprogramma. Docenten geven aan dat kennistoename en bewustwording waarschijnlijk het hoogst haalbare is, maar dat ze daar wel resultaten boeken. Jongeren gaan nadenken over thema s waar ze normaliter niet over nadenken en ontwikkelen hun bewustwording op maatschappelijke thema s. Docenten geven ook leuke anekdotes. Vakkenvullers die zeggen dat ze Tony Chocolonely voorin de schappen gaan leggen omdat die toch het beste is. Of jongeren die een vervolgopdracht willen maken over de onzin van ontwikkelingssamenwerking (waarbij studenten elk geval verder nadenken, ook al is het niet de verandering die werd beoogd). Docenten concluderen met elkaar: weinig gedragsverandering, wel ruimte voor vergroting van bewustwording en kennistoename. 1.8. Conclusie Het lesprogramma Werken aan de wereld heeft een beperkt effect op studenten die het lesprogramma volgen. Na afloop van het lesprogramma scoren studenten beter op kennisvragen. Ook zijn studenten na afloop van het lesprogramma significant vaker van mening dat zijzelf een bijdrage kunnen spelen aan het oplossen van wereldproblemen door de keuzes die zij maken in hun dagelijkse leven. Dit is een cruciale verandering. Als jongeren daarvan overtuigd zijn, is een belangrijke voorwaarde voldaan om bewuster te gaan leven. Na het volgen van het lesprogramma zijn jongeren daarnaast vaker van mening dat Nederland arme landen moet helpen met het oplossen van hun problemen. Op overige houdingsvragen en op de gedragsstellingen zijn geen veranderingen gemeten. Als aan studenten gevraagd wordt wat het belangrijkste is wat zij geleerd hebben, wordt bewust consumeren het vaakst genoemd. De meeste studenten geven zelf aan dat zij hun gedrag naar aanleiding van het lesprogramma niet zullen veranderen. Docenten geven ook aan dat een gedragsverandering waarschijnlijk te ambitieus is voor dit relatief korte lesprogramma, maar dat kennistoename en bewustwording wel realiseerbaar zijn. 9 / 15

Bijlage 1 - Onderzoeksverantwoording Om op een kwantitatieve manier effecten van een interventie in kaart te krijgen is een nul- en nameting noodzakelijk met een identieke vragenlijst, zodat een verandering op individueel niveau van de deelnemer inzichtelijk kan worden gemaakt. Een mogelijke verandering in bijvoorbeeld gedrag voor en na afloop van de interventie kan dan gelinkt worden aan het deelnemen aan de interventie. Er is een vragenlijst opgesteld die op twee momenten in de tijd wordt ingevuld, namelijk voorafgaand aan het lesprogramma en na afloop van het lesprogramma. Een groot deel van de vragenlijsten is gebaseerd op de vragenlijst Mondiaal Burgerschap, die ontwikkeld is door onderzoekers van NCDO. In deze vragenlijst is het conceptuele model van mondiaal burgerschap, zoals dat in dit onderzoek is gebruikt, vertaald naar een vragenlijst waarin al de genoemde concepten zijn geoperationaliseerd. Daarnaast zijn vragen opgenomen die aansluiten bij de inhoud van het lesprogramma. Het onderzoeksdesign en de vragenlijst is in 2012 getest, tegelijkertijd met een testrun van het lesprogramma. Daar bleken een aantal belangrijke lessen voor deze evaluatie. Zaken die verbetering nodig hadden waren een goede instructie van docenten, het benadrukken van het belang van invullen van de nameting, koppeling van wachtwoorden via het studentnummer veranderen in koppeling van algemene wachtwoorden, uitzetten via het enquête-instrument van ROC zelf had aantal beperkingen. Deze zaken zijn meegenomen bij de evaluatie van het lesprogramma in het voorjaar van 2013. In april 2013 zijn 14 klassen via hun docent benaderd om een digitale vragenlijst in te vullen. In totaal zijn er 262 enquêtes ingevuld. Na afloop van het lesprogramma, ongeveer twee maanden later, zijn dezelfde studenten benaderd om de vragenlijst in te vullen. Bij de nameting zijn er 155 vragenlijsten ingevuld. De studenten vulden een gekozen wachtwoord in, zodat de voor- en nameting aan elkaar gekoppeld konden worden. Na opschoning van het databestand konden 132 vragenlijsten gekoppeld worden. De analyse is op deze vragenlijsten verricht, omdat we hierbij zeker weten dat de groepssamenstelling tussen de voor- en nameting volkomen identiek was. Verschillen tussen voor- en nameting kunnen dan op conto van de interventie worden geschreven omdat er geen verschillen in de groepssamenstelling bestaan. In overleg met het ROC Midden Nederland is getracht een controlegroep in te stellen bij eerstejaars klassen van dezelfde afdelingen als die van KW1C. Dit is echter mislukt. Om meerdere redenen bleek het moeilijker dan verwacht om docenten bereid te vinden om de vragenlijst twee maal in te vullen. Na verschillende reminders zijn pogingen hiertoe gestaakt. In de analyses wordt gebruik gemaakt van een paired sample T-toets om gemiddelden met elkaar te vergelijken. Deze toets wordt gebruikt wanneer per proefpersoon twee waarden worden vergeleken, in dit geval een voor- en nameting. De toets meet of de gevonden verschillen tussen de voor- en nameting al dan niet op toeval berusten. 10 / 15

Bijlage 2 - Vragenlijst lesprogramma Vul het wachtwoord in dat je hebt gekozen uit de lijst met wachtwoorden die zojuist door de klas is gegaan. Bewaar dit wachtwoord goed voor de volgende keer. 1. Hieronder volgt een aantal stellingen over activiteiten in je dagelijks leven. Vul per stelling in of je een activiteit (bijna) nooit, soms, vaak, of (bijna) altijd doet. a. Antwoordcategorieën (één antwoord mogelijk) 00 (bijna) nooit 01 Soms 02 Vaak 03 (bijna) altijd Gedrag Wat meet het? (deze kolom weglaten voor de respondenten) 1. Ik koop producten, ook al weet ik dat ze door Consumentengedrag kinderen zijn gemaakt. 2. Ik koop tweedehands spullen. Consumentengedrag 3. Ik eet vlees. Consumentengedrag 4. Ik koop fairtrade producten (producten met een Consumentengedrag keurmerk van eerlijke handel). 5. Ik check of producten die ik koop duurzaam zijn Consumentengedrag 1. Ik volg nieuws over problemen in de wereld via Informatie zoeken/delen televisie, radio of krant. 2. Ik volg nieuws over het problemen in de wereld via Informatie zoeken/delen internet. 3. Ik praat over de armoede in de wereld. Informatie zoeken/delen 4. Ik praat over milieuproblemen. Informatie zoeken/delen 1. Ik geef online mijn mening over problemen in de Mening geven wereld via website, blog of twitter. 2. Ik steun goede doelen op Facebook of Hyves door Mening geven vind ik leuk (of like ) aan te klikken of door fan te worden. 3. Ik zeg er wat van als familie of vrienden iets doen dat niet goed is voor het milieu. Mening geven 11 / 15

2. a. Heb je de afgelopen 12 maanden geld ingezameld voor goede doelen via een actie, bijvoorbeeld door een sponsorloop, vastenactie, verkoopactie of een andere actie? b. Heb jij de afgelopen 12 maanden zelf geld gegeven aan goede doelen via bijvoorbeeld collecte, sms-actie, Glazen Huis, of op een andere manier? Antwoordcategorieën (één antwoord mogelijk) 00 nee 01 ja <als 2b=ja> Hoeveel geld heb je de afgelopen 12 maanden (ongeveer) gegeven? Let op: het gaat hier dus alleen om geld dat je zelf hebt gegeven en dus niet om geld dat je hebt ingezameld. euro Als je het niet precies weet, wil je dan zo goed mogelijk schatten? 3. Kan je aangeven in hoeverre je het eens of oneens bent met de volgende stellingen? Antwoordcategorieën (één antwoord per stelling) 00 helemaal mee oneens 01 mee oneens 02 er tussen in 03 mee eens 04 helemaal mee eens 99 weet niet <Gedeelde verantwoordelijkheid> 1. Nederland moet arme landen helpen met het oplossen van hun problemen. 2. Mensen in arme landen moeten zelf hun armoede oplossen. 3. Ik voel me verantwoordelijk als ik zie hoe arm sommige mensen in de wereld zijn. 4. De Nederlandse regering moet zich alleen richten op problemen in Nederland. 5. Ik ben als consument bereid om meer te betalen als mensen in arme landen daardoor een eerlijker loon krijgen. <Wederzijdse afhankelijkheid in de wereld> 1. Ik kan een bijdrage leveren aan het oplossen van wereldproblemen door de keuzes die ik maak in mijn dagelijks leven. 2. Nederland heeft andere landen niet nodig om geld te verdienen. 3. Sommige kleding is in Nederland zo goedkoop omdat het wordt gemaakt in arme landen door mensen die weinig geld verdienen. 4. Wij consumenten kunnen ervoor zorgen dat fabrikanten stoppen met kinderarbeid als wij allemaal weigeren om producten te kopen die gemaakt zijn door kinderen. 12 / 15

4. Hieronder volgen kennisvragen: er is telkens maar 1 antwoord goed. <NB Juiste antwoorden zijn in het blauw aangegeven!> Welke van de volgende doelen is een Millenniumdoel? a. In 2015 is er de helft minder corruptie in ontwikkelingslanden b. In 2015 gaan alle kinderen in alle landen naar de basisschool c. In 2015 kan iedereen in elk land een microkrediet aanvragen d. Weet ik niet Wanneer is iemand extreem arm volgens de internationale afspraken die hierover gemaakt zijn? a. Als iemand moet leven van minder dan 1 euro per persoon per dag b. Als iemand moet leven van minder dan 2,50 euro per persoon per dag c. Als iemand moet leven van minder dan 5 euro per persoon per dag d. Weet ik niet Wat is volgens jou een wereldburger? a. Iemand die veel reist over de hele wereld b. Iemand die dingen wil doen die bijdragen aan een eerlijke, veilige wereld voor iedereen c. Iemand die wereldbekend is, zoals bijvoorbeeld Madonna d. Weet ik niet Wat is een microkrediet? a. Schulden die iemand maakt b. Een klein geldbedrag dat iemand cadeau krijgt om een klein bedrijfje te starten om geld te verdienen c. Een kleine lening iemand een klein bedrijfje kan starten om geld te verdienen d. Weet ik niet Wie heeft de Verklaring voor de rechten van de mens opgesteld? a. Deze zijn opgesteld in een vergadering van de Verenigde Naties in 1948 b. Deze zijn in de jaren negentig door allerlei juristen over de hele wereld opgesteld c. Deze zijn door Nelson Mandela opgesteld toen hij 27 jaar gevangen zat in Zuid Afrika tijdens zijn anti apartheidsstrijd d. Weet ik niet In welk van de volgende landen wonen de meeste mensen in extreme armoede a. Brazilië b. India c. Indonesië d. Weet ik niet Ik weet hoe ik er achter kan komen of mijn kleding onder goede arbeidsomstandigheden is gemaakt. a. Ja b. Nee 13 / 15

Tot slot nog een aantal persoonlijke vragen. 5. Nu volgt een aantal vragen over wat voor een persoon je bent. Wil je van de onderstaande uitspraken aangeven hoe goed ze bij je passen? Antwoordcategorieën (één antwoord mogelijk) 00 past niet bij mij 01 past een beetje bij mij 02 past bij mij <Randomiseer de stellingen> a. Ik werk liever voor mezelf, dan voor anderen. b. Ik heb er weinig voor over om anderen te helpen. c. Ik vind het belangrijk mijn spullen met andere mensen te delen. d. Ik vind het belangrijk om dingen voor anderen te doen. e. Ik vind het belangrijk hulp te geven aan arme mensen en anderen die het nodig hebben. 6. Nu volgt een aantal stellingen over je thuissituatie. Wil je per stelling aangeven in hoeverre de uitspraak bij jou past of niet past? Antwoordcategorieën (één antwoordmogelijk) 00 past niet bij mijn thuissituatie 01 past een beetje bij mijn thuissituatie 02 past wel bij mijn thuissituatie <Randomiseer de stellingen> a. Mijn ouder(s)/verzorger(s) geven geld aan goede doelen. b. Mijn ouder(s)/verzorger(s) vinden ontwikkelingshulp weggegooid geld. c. Bij mij thuis wordt nooit over problemen in arme landen gepraat. d. Mijn ouder(s)/verzorger(s) zijn als vrijwilliger betrokken bij een club of organisatie. e. Mijn ouder(s)/verzorger(s) vinden dat je verantwoordelijk om moet gaan met het milieu. Hoe oud ben je? jaar Ben je? Man Vrouw In welk jaar van je opleiding zit je? a. Eerste jaar b. Tweede jaar c. Derde jaar d. Vierde jaar Welke studierichting doe je? 14 / 15

Beschouw je jezelf als behorend tot een kerk- of geloofsgemeenschap? Ja Nee Welke kerk- of geloofsgemeenschap is dat? a. Rooms-katholiek b. Protestantse Kerk in Nederland (PKN) c. Islam - Soennitisch d. Islam Sjiitisch e. Hindoe f. Boeddhist g. Anders, namelijk Hoe vaak bezoek je diensten of vieringen van een kerk of geloofsgemeenschap? a. (Vrijwel) nooit b. Een of enkele malen per jaar c. Ongeveer 1 keer per maand d. Ongeveer 2 of 3 keer per maand e. Ongeveer 1 keer per week f. Vaker dan 1 keer per week Geef aan in welke landen jouw ouders en jijzelf zijn geboren. Je vader Je moeder Jijzelf Nederlands Turkije Marokko Antillen Suriname Anders, namelijk 15 / 15