Basisonderwijs in Nederland, toen en nu

Vergelijkbare documenten
Basisonderwijs in Nederland, toen en nu

Amsterdams onderwijs in beeld

Technisch gesproken reken ik daarop. Taal, techniek en rekenen-wiskunde bij jonge kinderen.

Leren door te spelen. Blok 1.3. Studiewijzer Pabo Voltijd Studiewijzer VT 1.3 DEFINITIEVE VERSIE pagina 1

Lesgeven over Amsterdam

Leren door te spelen. Blok 1.3. Studiewijzer Pabo Voltijd Studiewijzer VT 1.3 DEFINITIEVE VERSIE pagina 1

Amsterdams onderwijs in beeld

Amsterdams onderwijs in beeld

1 De kennisbasis Nederlandse taal

Lesgeven over Amsterdam

Beroepsproduct Project Wetenschap en technologie op de basisschool

Meten en meetkunde Bijeenkomst 1

Jij maakt het verschil! Leren en ontwikkelen stimuleren

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Amsterdams onderwijs in beeld

Amsterdams onderwijs in beeld

Lesvoorbereidingsmodel

Toelichting LIO-bekwaamheidsgesprek voor (opleidings)examinatoren

CURSUSBESCHRIJVING Deel 1

KNAG dag Andreas Boonstra

Inhoudsopgave. Inleiding. 1 Taal en taalonderwijs. 2 Taalverwerving

Kennismaken met het Amsterdamse onderwijs

Jij maakt het verschil! Leren en ontwikkelen stimuleren

De wereld verkennen: leren in en met de groep

Vakdidactiek 2 Didactiek van de hoofdvaardigheden

Toelichting Startbekwaamheidsgesprek voor opleidings- en werkveldexaminatoren

Toelichting Startbekwaamheidsgesprek voor opleidings- en werkveldexaminatoren

Jij maakt het verschil! Leren en ontwikkelen stimuleren.

Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen?

Jij maakt het verschil! Leren en ontwikkelen stimuleren.

De wereld verkennen: leren in en met de groep

Voorlezen en vertellen - Pabo 1. Voorlezen en vertellen Pabo 1

De wereld verkennen: leren in en met de groep

Studiehandleiding Taal en diversiteit

De wereld verkennen: kinderen leren verschillend

Het oudere kind. Blok 3.1. Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep. Studiewijzer Pabo Voltijd

CKV Festival CKV festival 2012

Stappenplan Ontdekken van de Wereld

Een geslaagde activiteit

Onderhandelen over onderwijsvernieuwing

Opdrachten bij hoofdstuk 1

Minor Toegepaste Psychologie

Beoordelingsformulier Verslag Vakprofilering Geschiedenis Code: OTR3-PRWT1-15 EC: 5

Erkenning: Stichting Post HBO. Omvang: 252 SBU, 9 EC

Het jonge kind. Blok 3.1. Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep. Studiewijzer Pabo Voltijd

Modulekaart 2 Leraar Basisonderwijs

Communicatie voor juristen. mevrouw drs. D. van der Wagen. Communicatie voor juristen. Beschrijving en doel van dit beroepsproduct

Domein: Oriëntatie op jezelf en de wereld, Wetenschap en techniek: Natuurkunde. Verantwoording

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Hoe leer ik kinderen rekenen in groep 3 en 4? Weekschema PABWJ314X

Leerplanschema Minor Psychologie

Wetenschap & Technologie Ontwerpend leren. Ada van Dalen

Inhoud Trainersmap Verdieping

Het oudere kind. Blok 3.1. Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep. Studiewijzer Pabo Voltijd

Leren door spelen. Leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind. Blok 2.2. Studiewijzer Pabo Deeltijd

Werkplan vakverdieping kunstvakken

Begin je (les)activiteit met een korte observatie aan de hand van onderstaande vragen:

Terugblik masterclasses HAN Pabo

Opbrengstgericht taalonderwijs

BIJLAGE B NADERE UITWERKING VAN DE ONDERWIJSEENHEDEN VAN HET CURRICULUM VAN DE OPLEIDING VOOR DE PROPEDEUTISCHE FASE*

Om de kwaliteit van ons onderwijs te bewaken en de vorderingen van uw kind te volgen, nemen wij in iedere groep niet-methode gebonden toetsen af.

2 jarig Verzorgende IG BOL

Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Het jonge kind. Blok 3.2. Omgaan met verschillen: Samenwerken met ouders en deskundigen in en buiten de school. Studiewijzer Pabo Voltijd

Het onderwijs op de Bron: de onderbouw (groep 1-2)

Schrijven en leren op de pabo en de basisschool. Zomerschool Lopon2 28 augustus 2014 Mieke Smits

Op expeditie naar waarde(n)

Voorlezen en vertellen - ROC 4. Voorlezen en vertellen ROC 4

Het jonge kind. Blok 3.2. Omgaan met verschillen: Samenwerken met ouders en deskundigen. in en buiten de school. Studiewijzer Pabo Voltijd

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven Bron: Didactisch model van Gelder. Student(e) Klas Stageschool Plaats

vaardigheden - 21st century skills

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

WORKSHOP LEERLIJNEN. Dag van de Cultuureducatie: workshop leerlijnen

Onderwijs en Opvoeding. HANDLEIDING Educatieve minor

filmpje bewindslieden (

Sessie 2: Hoe werk je aan de eindtermen Nederlands, ook in andere vakken?

Toetsbekwaamheid BKE november 2016

Eindassessment HU pabo

Bijlage 2-9. Richtlijnen voor de prestatie

Ontwerponderzoek paper 2 Geografische informatievaardigheden in 5 VWO

Opleiding docent rekenen MBO. 24 november 2015 Tweede bijeenkomst Fokke Munk & Monica Wijers

Diversiteit: Blok 2.2. Contact en communicatie. Studiewijzer Pabo Voltijd Studiewijzer VT DEFINITIEVE VERSIE pagina 1

Afstudeerfase. Jaar 3. Verantwoordelijkheid nemen. voor het leerproces van kind en groep. Studiewijzer Pabo Deeltijd

Het oudere kind. Blok 3.2. Omgaan met verschillen: Samenwerken met ouders en deskundigen in en buiten de school. Studiewijzer Pabo Voltijd

Cluster rekenen/wiskunde & didactiek. Verantwoording module Breuken, procenten, kommagetallen en verhoudingen Pagina 1

Diversiteit: Blok 2.2. Contact en communicatie. Studiewijzer Pabo Voltijd

Het jonge kind. Blok 3.2. Omgaan met verschillen: Samenwerken met ouders en deskundigen in en buiten de school. Studiewijzer Pabo Voltijd

Agenda onderwijsavond bovenbouw

Hieronder volgt een beknopte uitleg van de begrippen die u in het rapport zult tegenkomen.

Leerdoelen, leerlijnen en leeractiviteiten

Informatie werkplekleren

Professionaliseringsaanbod W&T TOEGELICHT

Agenda onderwijsavond middenbouw

Pedagogiek 1: Grondslagen pedagogiek en oriëntatie op didactiek jonge kind

WELKOM Twee ICT voorbeelden in het Rekenen-wiskunde onderwijs op de Pabo van Avans hogeschool

Gecijferd bewustzijn door middel van rekenconflicten bij kleuters

Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen

Transcriptie:

Basisonderwijs in Nederland, toen en nu Studiewijzer Pabo Voltijd Blok 1.4 2017-2018 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 1

INHOUD BLOK 1.4 BASISONDERWIJS IN NEDERLAND, TOEN EN NU....3 HOE VER BEN JE MET DE OPLEIDING?... 4 HET ONDERWIJSPROGRAMMA VAN DE PABO... 4 BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 1.4 VT... 5 HOOFDSTUK 1. THEMALIJN PEDAGOGIEK...7 HOOFDSTUK 2. DE BEROEPSOPDRACHT... 10 HOOFDSTUK 3. KENNIS EN VAARDIGHEDEN - DE VAKCOLLEGES... 13 NEDERLANDS TAAL BIJ KLEUTERS... 14 NEDERLANDS 1.4: MONDELINGE PRESENTATIE... 16 NEDERLANDS 1.4: GEVORDERDE SCHRIJFVAARDIGHEID... 17 REKENEN METEN EN MEETKUNDE... 19 M&W BASISDIDACTIEK NATUUR EN TECHNIEK... 22 M&W BASISDIDACTIEK GESCHIEDENIS... 24 M&W AARDRIJKSKUNDE LATEN LEVEN... 27 K.O. HET BELANG VAN MUZIEK VOOR HET JONGE KIND... 29 K.O. KLEUR EN VORM... 31 K.O. DANS & DRAMA... 33 K.O. VAKOPDRACHT KUNSTZINNIGE ORIËNTATIE 1.4... 37 CULTUURPROJECT 2: KUNST EN IK... 39 HOOFDSTUK 4. DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS... 41 HOOFDSTUK 5. PERSOONLIJKE PROFESSIONELE ONTWIKKELING (PPO)... 43 HOOFDSTUK 6. PRAKTISCHE INFORMATIE... 46 BIJLAGE 1. BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT 1.4... 49 BIJLAGE 2. BEOORDELINGSFORMULIER DIDACTIEK NEDERLANDS 1.4... 50 BIJLAGE 3. BEOORDELINGSFORMULIER GEVORDERDE SCHRIJFVAARDIGHEID... 52 BIJLAGE 4. BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT KO 1.4... 54 BIJLAGE 5. BEOORDELINGSFORMULIER PPO 1.4 FUNCTIONERINGSGESPREK... 56 BIJLAGE 6. BEOORDELINGSFORMULIER CULTUURONDERWIJS 1.4 PABO HVA 2017-2018... 57 BIJLAGE 7. BEOORDELINGSFORMULIER SPREKEN... 58 BIJLAGE 8. INHOUDELIJKE TOELICHTING BEOORDELINGSFORMULIER SPREKEN... 59 BIJLAGE 9. DE TAALNORM PABO HVA... 60 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 2

BLOK 1.4 Basisonderwijs in Nederland, toen en nu. INLEIDING - Het eerste jaar van de pabo staat in het teken van oriëntatie op het beroep. Je vormt je in brede zin een beeld van wat het vak van leerkracht basisonderwijs inhoudt, je vormt ideeën over wat er van jou als leerkracht wordt verwacht en wat een visie op onderwijs is waarbij jij je thuis voelt. Je verdiept je in de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs en de totstandkoming van actuele onderwijsconcepten. Je krijgt een beeld van de manier waarop je onderwijsvisie als leerkracht van invloed is op je handelen in de klas. Wat betreft dit blok stellen we ons een specifieke uitdaging. Het doel is dat je aan het einde van deze periode in staat bent de volgende vraag te beantwoorden: Ben ik gemotiveerd en in staat om mijzelf in de resterende drie jaar van de opleiding te ontwikkelen tot een startbekwame leerkracht basisonderwijs? Deze ontwikkeling bestaat niet simpelweg uit het leren voor toetsen of het maken van vakafrondingen. Dat wat je leert, moet ook bijdragen aan de ontwikkeling van je professionele identiteit als leerkracht. Dat betekent dat we van je verwachten dat je langzamerhand bouwt aan je identiteit en je ambitie als professional. Wat is jouw visie op de rol van de leerkracht? Hoe vind je dat het onderwijs georganiseerd zou moeten worden? Waar liggen je sterke kanten, en welke eigenschappen zou je nog willen ontwikkelen? Hoe ziet de geschiedenis van het basisonderwijs eruit, en wat kunnen we in de toekomst tegemoet zien? Kortom: aan het eind van de propedeuse willen we dat je niet langer alleen in staat bent kennis in je op te nemen en te reproduceren, maar ook dat je je een eigen idee vormt van wat het vak van leerkracht inhoudt. Dat is niet gemakkelijk en die vragen hoef je nu ook allemaal nog niet volledig te kunnen beantwoorden. Je moet er wel zeker van zijn dat je de komende drie jaar verder wilt nadenken over deze vragen. Je moet er zeker van zijn dat je jezelf wilt ontwikkelen tot een startbekwame leerkracht die over drie jaar zelfstandig voor de klas kan staan. Dat is waar we, met jouw inzet, dit blok naar streven. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 3

Hoe ver ben je met de opleiding? Je hebt het afgelopen jaar het domein van de Amsterdamse scholen en kinderen, de rijke leeromgeving en het spel van jonge kinderen onder de loep genomen. Nu het einde van het jaar nadert, zul je wat meer uitzoomen naar het vak leerkracht basisonderwijs als geheel. Hoe wordt eigenlijk gedacht over het basisonderwijs en de rol van de leerkracht, toen en nu? Belangrijker: hoe zie jij het onderwijs en hoe beschouw je jouw toekomstige rol daarin? In het schema hieronder geven we weer waar je je momenteel in chronologisch opzicht in de opleiding bevindt. 1 Kennismaken met onderwijs en met de stad Amsterdam 1.1 Amsterdams onderwijs in beeld Kind in de grote stad / Leerkracht in de grote stad 1.2 Lesgeven over Amsterdam 1.3 Leren door te spelen 1.4 Basisonderwijs in Nederland, toen en nu Praktijk Bovenbouw Bovenbouw Onderbouw (accent groep 1 en 2) Onderbouw (accent groep 1 en 2) 2 Differentiatie in opvoeden en onderwijzen 2.1 Leren en ontwikkelen stimuleren 2.2 Diversiteit: contact en communicatie Kinderen leren op verschillende manieren 2.4 Leren in en met de groep 2.3 De wereld verkennen: kinderen leren verschillend Praktijk Onderbouw (accent groep 3 en 4) Onderbouw (accent groep 3 en 4) Bovenbouw Bovenbouw 3 Hanteren van verschillen tussen kinderen in onder-/ bovenbouw 3.1 Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep, in onder- c.q. bovenbouw 3.2 Omgaan met verschillen: Samenwerken met ouders en deskundigen in en buiten de school Praktijk Bouw profilering leerftijdsgroep Bouw profilering leerftijdsgroep Minor 4 Verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep 4.1 Eigen (LiO)-groep: verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep 4.2 (Eigen) onderwijs ontwikkelen en verantwoorden Voorbereiden overgang naar het werkveld 4.3 Afstuderen / voorbereiden overgang naar het werkveld 4.4 Afstuderen / voorbereiden overgang naar het werkveld Praktijk LIO-1 LIO-1 LIO-2 LIO-2 Het onderwijsprogramma van de pabo Ieder lesblok wordt het onderwijs op de pabo verzorgd rondom een specifiek thema. Voor blok 1.4 is dat Basisonderwijs in Nederland, toen en nu. Met deze studiewijzer geven we je graag een overzicht van wat je dit blok allemaal kunt verwachten. Ieder blok is in feite schematisch op te delen in vijf onderdelen. Het themaonderwijs, dat in het schema hieronder in het gele vak is aangegeven, bestaat uit hoorcolleges, werkcolleges en practica (in PPO-tijd), waarvan de kennis aan het einde van het blok wordt getoetst in de thematoets (zie hoofdstuk 1 van deze studiewijzer). Daarnaast werk je het gehele blok aan een beroepsopdracht. Deze opdracht vormt de schakel tussen de kennis en vaardigheden die je tijdens de colleges opdoet (links in het schema), en de praktische toepassing van die kennis voor de klas ('Praktijk', rechts in het schema) - vandaar ook dat de beroepsopdracht in het schema in het midden is geplaatst. Het beroepsproduct dat je aan het eind van het blok oplevert, heeft altijd een directe link met het werken in de klas en in de school (zie hoofdstuk 2). De vakinhoudelijke kennis en vaardigheden staan ook in het teken van het periodethema. Je volgt vakcolleges en je oefent je vaardigheden in de verschillende vakdomeinen. In hoofdstuk 3 zijn alle vakken die je dit blok gaat volgen uitgebreid beschreven, alsmede de literatuur die je ervoor nodig hebt, en alle andere relevante informatie. Let op: het is van belang dat je weet dat sommige, verschillende vakken vallen onder dezelfde studiegidscode, die steeds als één eenheid worden getoetst. Aan het begin van hoofdstuk 3 van deze studiewijzer leggen we dat nog eens helder uit. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 4

Natuurlijk loop je dit blok ook weer echt mee in de praktijk van het basisonderwijs, te weten in de onderbouw (groep 1 en 2). Hoewel alle informatie daarover in de praktijkgids vermeld staat (die is te downloaden via de DLWO) worden de belangrijkste zaken met betrekking tot de praktijk voor het komend blok in hoofdstuk 4 van deze studiewijzer nog even voor je op een rijtje gezet. Tijdens de Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling (hoofdstuk 5 van deze studiewijzer) word je begeleid door je kerndocent. Deze ondersteunt je bij het uitvoeren van de beroepsopdracht, ziet toe op jouw studievoortgang, helpt je jouw stage-ervaringen aan de opleiding te koppelen en voert aan het eind van blok 1.4 met jou je tweede functioneringsgesprek (hoofdstuk 5). Het onderwijsprogramma voor dit blok ziet er als volgt uit: Themaonderwijs: Heden en verleden van het Nederlandse basisonderwijs Thematoets (PE + RW) Kennis en Vaardigheden Beroepsopdracht Praktijk Vaktoets Nederlands (Presentatie bij Nederlands 1.4 en schriftelijke toets bij Gevorderde Schrijfvaardigheid) Vakopdracht KO 1.4 Vaktoets Rekenen M&M 1.4 Vaktoets MW 1.4 Beroepsopdracht Praktijktoets Functioneringsgesprek Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing blok 1.4 VT Hiernaast vind je een samenvatting van het studieaanbod en de wijze van toetsen van blok 1.4. Uitgebreide informatie (b.v. over de toetsstof en de omschrijving van de opdracht) vind je in deze studiewijzer bij het betreffende studieonderdeel. Tot slot: in hoofdstuk 6 van deze studiewijzer hebben we alle praktische informatie voor je op een rijtje gezet, zoals een kalenderoverzicht van dit blok, een literatuurlijst, een overzicht van handige en belangrijke internetsites, de BAS-norm, een overzicht van het vereiste taalniveau, etc. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 5

BLOK 1.4 VT - STUDIEPROGRAMMA & TOETSING 2017-2018 COLLEGES door TOETSING STP. TOETSVORM TOETSMOMENT HERKANSING Hoorcolleges Multiple choice Week 25 Week 26 Pedagogiek / Pedagogiek/themalijn 40 vragen Themalijn 1.4 Vakdocent of gastdocent 2 (thematoets) Vakcolleges Vakopdracht KO 1.4 Vakdocenten KO Vakcolleges Mens & Wereld Vakdocenten MW Vakcolleges Nederlands: - Didactiek Nederlands 1.4 - Gevorderde schrijfvaardigheid Vakdocenten NE Vakcolleges Rekenen M&M Vakdocenten RE Kunstzinnige oriëntatie 1.4 (vakopdracht) 2 Mens & Wereld 1.4 (vaktoets) 2 Vaktoets Nederlands 1.4 2 Rekenen M&M 1.4 (vaktoets) 3 Verslag Week 24 Week 26 Multiple choice 40 vragen -Presentatie (1 stp) (zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer) Beoordeling door vakdocent a.d.h.v. beoordelingsformulier - Schrijfopdracht (1 stp) Multiple choice 40 vragen Week 25 Week 26 Gev. schrijfv.: - week 18 (tijdens bijeenkomst 2), - week 24 (tijdens bijeenkomst 6). Presentatie Did. Ned.: week 25 Week 26 Week 25 Week 26 Begeleidingscolleges Werkcolleges Practica Beroepsopdracht Kerndocent Beroepsopdracht 1.4 2 Verslag (zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer). Beoordeling door andere kerndocent a.d.h.v. beoordelingsformulier Week 24 Week 26 Stage Opleider in de school of stagedocent Stagementor Praktijk 1.4 3 Stagebeoordeling Beoordeling door opleider in de school of stagedocent a.d.h.v. beoordelingsformulier Week 25 Begeleiding PPO Kerndocent Cultuuronderwijs 1.4 Vak- en gastdocenten PPO 1.4 1 Verslag 1 Functioneringsgesprek PPO Beoordeling door eigen kerndocent a.d.h.v. beoordelingsformulier Week 25 Week 26 Cultuurdossier Week 24 Week 26 TOTAAL AANTAL STUDIEPUNTEN BLOK VT 1.4 18 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 6

HOOFDSTUK 1. Themalijn Pedagogiek Sis-code: Peda / Themalijn 1.4 (thematoets) INLEIDING - Dit blok gaat over het basisonderwijs in Nederland, toen en nu. Hieronder beschrijven we de leerdoelen van lessen pedagogiek en daarna geven we kort weer wat je gedurende dit blok per les kunt verwachten. We beschrijven ook de literatuur die je bestudeert voor de toets. We vragen je dit blok om je een eigen idee te vormen van wat het vak van leerkracht inhoudt (de beroepsopdracht) en om een begin te maken met de ontwikkeling van jouw persoonlijke visie op goed onderwijs. Om die eigen, persoonlijke onderwijsvisie te kunnen vormen heb je informatie nodig over de geschiedenis, de ontwikkelingen en de verschillende visies op onderwijs die er bestaan in het basisonderwijs. Die informatie krijg je in deze lessenserie. Je verdiept je in de visies en de meningen van diverse wetenschappers en onderwijsvernieuwers. Welke ideeën spreken jou aan, en waarom? De lessen zullen je ook helpen om de huidige ontwikkelingen in het onderwijs beter te begrijpen. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? De student kent de historie en de fundamenten van het Nederlandse onderwijs, waaronder de wet op het primair onderwijs, traditionele vernieuwers (TVS) en actuele onderwijsvernieuwingen De student is in staat om de verschillende onderwijsvisies op hoofdpunten te vergelijken. De student weet wat de begrippen passend onderwijs en opbrengstgericht werken inhouden. De student begrijpt welke invloed audiovisuele media, gaming, ICT en sociale media op het primair onderwijs hebben en kan deze middelen toepassen in het onderwijs. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Les 1: Historie van onderwijs Hoe het onderwijs op de basisschool er tegenwoordig uitziet, is beïnvloed door het verleden. We nemen daarom een kijkje in het verleden zodat we de vernieuwingen in het huidige onderwijs beter kunnen begrijpen. Wat vonden de Nederlanders een eeuw geleden goed onderwijs, en hoe gaven zij dit vorm? Ook kijken we specifiek naar de ontwikkelingen voor het kleuteronderwijs. Kinderen van 4 en 5 jaar zitten nu op de basisschool, maar hoe ging dat vroeger? Les 2: Visies op leren, ontwikkelen en onderwijs Elke school heeft een eigen visie op goed onderwijs. Deze visie is meestal gebaseerd op ideeën van onderwijspedagogen, de zogenaamde (traditionele) vernieuwers. Deze week leer je de uitgangspunten kennen van het Montessori-, Daltonen OGO-onderwijs. Les 3: Visies op leren, ontwikkelen en onderwijs deel 2 Elke school heeft een eigen visie op goed onderwijs. Deze visie is meestal gebaseerd op ideeën van onderwijspedagogen, de zogenaamde (traditionele) vernieuwers. Deze week leer je de uitgangspunten kennen van drie onderwijsconcepten; Jenaplan, Vrije school en Natuurlijk leren. Jouw activiteiten vooraf Alkema, E., Van Dam, E., Kuipers, J., Linghout, C. en Tjerkstra, T. (2015). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Hoofdstuk 11.1 en 11.2 Bosch, W & Boomsma, C (2013). Onderwijs aan het jonge kind, een vak apart. Hoofdstuk 14.1 Belangrijk: je bekijkt vooraf de kennisclips. Alkema, E., Van Dam, E., Kuipers, J., Linghout, C. en Tjerkstra, T. (2015). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Hoofdstuk 10.7.1, 10.7.2, 10.7.4, en 10.8 Belangrijk: je bekijkt vooraf de filmpjes in de links. Alkema, E., Van Dam, E., Kuipers, J., Linghout, C. en Tjerkstra, T. (2015). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Hoofdstuk 10.7.3, 10.7.5 Bosch, W., & Boomsma, C. (2013). Onderwijs aan het jonge kind een vak apart. Hoofdstuk 14.4.3 Natuurlijk leren/het nieuwe leren. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 7

Les 4: Het onderwijs van heden De wet op het primair onderwijs en de wet op het passend onderwijs. Onderwijs is een voortdurend proces van verandering, verbetering en vernieuwing. Je hebt je in het eerste college verdiept in de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs. Je weet wat er voorafging aan de huidige onderwijswetten. Nu ga je je verder verdiepen in verschillende wetten voor het basisonderwijs zoals die vandaag de dag gelden. Natuurlijk bespreken we de wet op het primair onderwijs (WPO), waarin rechten en plichten voor basisscholen op hoofdlijnen zijn vastgelegd. Verder heeft iedere basisschool in Nederland, met de nieuwe wet op het passend onderwijs, de opdracht gekregen om voor elke leerling een passend onderwijsaanbod te creëren. Hoe gaat dat in de praktijk? Tenslotte zullen we enkele actuele ontwikkelingen belichten, zoals opbrengstgericht werken. Les 5: Onderwijs van de toekomst De invloed van 21 e eeuwse vaardigheden op het onderwijs. Wat zijn de vaardigheden die kinderen voor de toekomst moeten beheersen? Hoe kijken we daarop vooruit, hoe richten we ons onderwijs daar nu al op in? In deze les bekijken we wat wij en de overheid doen om nu onderwijs te geven waar leerlingen straks iets aan hebben. Alkema, E., Van Dam, E., Kuipers, J., Linghout, C. en Tjerkstra, T. (2015). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Hoofdstuk 4.4, 8.2, 8.3 en 11.3 t/m 11.5 Belangrijk: je bekijkt vooraf de kennisclips. Bosch, W., & Boomsma, C. (2013). Onderwijs aan het jonge kind een vak apart. Hoofdstuk 14.4 Bekijk vooraf de kennisclips, en de websites: Over het leren van de toekomst op Leraar 24; https://www.leraar24.nl/21e-eeuwse-vaardigheden/ Over de vernieuwing van het curriculum: http://onsonderwijs2032.nl/ Toetsing De leerdoelen die bij het themaonderwijs horen, worden getoetst in de thematoets. De toets betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed is beantwoord. Voor studenten uit jaar 2 of verder die deze toets herkansen geldt dat zij een conversietoets moeten maken. Zij dienen voor de toetsstof dan ook de studiewijzer 1.4 van 1617 te raadplegen (daarbij is een onderdeel rekenen opgenomen). Literatuur / toetsstof Alkema, E., van Dam, E., Kuipers, J., Linghout, C. en Tjerkstra, T. (2015). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum B.V. Hoofdstuk 4.4: Wat de wet zegt Hoofdstuk 8.2: Via WSNS en de rugzak naar Passend Onderwijs Hoofdstuk 8.3: Zorg voor elk kind Hoofdstuk 10.7: De Reformpedagogiek Hoofdstuk 10.8: Recente ontwikkelingen Hoofdstuk 11.1: Inleiding Het Nederlandse onderwijsstelsel Hoofdstuk 11.2: Verandering als proces Hoofdstuk 11.3: De vrijheid van onderwijs: wie is de baas? Hoofdstuk 11.4: Onderwijsvormen voor leerlingen met een speciale zorgvraag Hoofdstuk 11.5: Nieuwe ontwikkelingen in het basisonderwijs (behalve 11.5.2 over VVE) 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 8

Bosch, W. & Boomsma, C. (2013). Onderwijs aan het jonge kind...een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Hoofdstuk 14.1: Een levend verleden Hoofdstuk 14.3.1: Wetgeving op het onderwijs aan kleuters Hoofdstuk 14.4: Onderwijs in de 21 ste eeuw De slides van de PowerPointpresentatie uit de lessen en de kennisclips zijn eveneens toetsstof. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 9

HOOFDSTUK 2. De beroepsopdracht Studiegidscode: Beroepsopdracht 1.4 INLEIDING Je hebt bijna 40 dagen ervaring als leerkracht in het basisonderwijs. Tijdens deze dagen heb je je een beeld gevormd van de onderwijspraktijk. Het is tijd om de balans op te maken. In de beroepsopdracht staan de volgende vragen centraal: Wat is mijn motivatie om mijzelf verder te ontwikkelen als leerkracht basisonderwijs? Welke ideeën heb ik over goed onderwijs? Wat betekent dat voor mijn handelen als leerkracht? Wat breng ik hiervan al in de praktijk? Wat moet ik nog leren? Leerdoelen Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je kunt de ontwikkeling van je motivatie om leerkracht basisonderwijs te worden beschrijven. Je kunt beschrijven op welke wijze kennis en ervaringen voor de ontwikkeling tot leerkracht van betekenis zijn geweest. Je kunt je visie op goed onderwijs beschrijven en de rol die de leerkracht en leerlingen hierin spelen. Je kunt je visie op goed onderwijs onderbouwen met verschillende bronnen en past de APA-richtlijnen toe. Relatie met de praktijk De Onderwijsraad (2013) schreef het nog eens duidelijk op in haar rapport Leraar zijn : de leraar is essentieel voor de kwaliteit van het onderwijs. Maar dan wel een leraar die weet waar hij voor staat, die hierover in gesprek gaat met anderen, die zelf keuzes kan maken en die in staat is die keuzes te verantwoorden. Een leraar ook die invloed uitoefent op de uitvoering en inrichting van het onderwijs en een leraar die kritisch onderzoekend is en zich blijft ontwikkelen. In deze beroepsopdracht staat jouw kijk op goed onderwijs centraal: wat voor leraar wil je zijn? Je neemt je eigen handelen kritisch onder de loep. Je laat zien dat je de competenties en vaardigheden in huis hebt die essentieel zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Dit kun je alleen doen door terug te kijken op de ervaringen die je in het afgelopen jaar hebt opgedaan op je stageschool, door jouw ideeën over goed onderwijs tegen het licht te houden en door die ideeën te leren verantwoorden tegenover derden. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf Bijeenkomst 1 We blikken samen kort terug op periode 1.3, waarna we onze blik richten op periode 1.4. Je krijgt een introductie op de inhoud van de beroepsopdracht. We gaan in gesprek over jouw motivatie en missie voor het vak van leerkracht basisonderwijs en maken samen een aantal stellingen over goed onderwijs. Ter inspiratie vertellen de kerndocenten en Natascha Koene (docent pedagogiek) over hun visie op goed onderwijs. Jouw motivatie om naar de pabo te gaan heb je voor de SKC al eens beschreven. Lees deze nog eens door en stel vast op welke punten je motivatie sterker is geworden of gewijzigd. Ook heb je al drie blokken stage-ervaringen opgedaan. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 10

Bijeenkomst 2 In groepjes houd je een pitch over je motivatie en missie voor het vak van leerkracht basisonderwijs en je visie op goed onderwijs. We bekijken ieders beschrijving van één stelling over goed onderwijs met als doel deze stellingname nog beter te maken. We oefenen met het correct toepassen van de APA-richtlijnen. Bereid een pitch voor waarbij je in gaat op twee aspecten: 1. jouw motivatie en missie voor het vak, 2. jouw visie op goed onderwijs. Sluit dit af met één stelling over wat jij goed onderwijs vindt. Daarover gaan we na de presentatie met elkaar in gesprek. Bijeenkomst 3 We bespreken een actueel onderwerp: de onderwijskwaliteit in Amsterdam. De gemeente heeft ook een visie op goed onderwijs en dat heeft invloed op de stichtingen, de scholen en jouw handelen. Je gaat na welke invloed dit heeft op jouw mogelijkheden en of daarmee jouw visie wordt veranderd of versterkt. Bijeenkomst 4 Het voorlopige eindproduct wordt besproken. Je krijgt peerfeedback van je medestudenten. Op basis hiervan kun je verder werken aan het eindproduct. Je brengt de uitwerking van je eindproduct mee naar de bijeenkomst zodat je feedback kunt ontvangen van medestudenten. Let op de inleverdatum van de beroepsopdracht is 11 juni. De opdracht In beroepsopdracht 1.4 maak je een meesterstuk, waarin je laat zien wat je motivatie en missie zijn om leerkracht basisonderwijs te worden, wat je het afgelopen jaar geleerd hebt en hoe je visie op goed onderwijs zich heeft ontwikkeld. Omdat er in blok 1.4 maar vier colleges voor de beroepsopdracht zijn, hebben we ervoor gekozen om niet met deelproducten te werken. We werken vanaf het eerste moment aan het eindproduct. Eindproduct Op basis van jouw ervaringen in de stage en opleiding in het eerste studiejaar schrijf je een verslag. Het verslag bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Een beschrijving van je motivatie en je missie voor het vak van leerkracht basisonderwijs: waarom wil je leerkracht worden en wat voor leerkracht wil je zijn? Je motivatie onderbouw je met minimaal twee eigen ervaringen. De beschrijving van je missie vloeit hier op een logische wijze uit voort. 2. Een beschrijving van je ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs in het eerste jaar van de pabo. Welke kennis heb je opgedaan op de opleiding? Welke ervaringen zijn je bijgebleven? Je benoemt welke kennis en ervaringen specifiek voor jou van betekenis zijn geweest en je onderbouwt dit met voorbeelden. Hierbij maak je een koppeling met vakliteratuur en/of wetenschappelijk onderzoek en de competentiematrix. 3. Jouw visie op goed onderwijs en een onderbouwing hiervan met behulp van vakliteratuur en/of wetenschappelijk onderzoek. Deze visie bestaat uit de volgende onderdelen: Een praktijkvoorbeeld, waarin je je ideale les beschrijft. Je beschrijft en onderbouwt met vakliteratuur waarom dit je ideale les is en waarom deze les past bij jouw visie op goed onderwijs. Eén persoonlijke stelling over onderwijs en een toelichting daarop: wat vind jij goed onderwijs? Je onderbouwt je stelling met behulp van vakliteratuur en/of wetenschappelijk 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 11

onderzoek. Je gebruikt tenminste twee verschillende bronnen. Eén stelling over goed onderwijs neem je over van een medestudent, haal je uit de actualiteit of uit onderwijsland en je geeft daar een toelichting op. Onderbouw met behulp van vakliteratuur wat jij van deze stelling vindt. 4. Een reflectie op jouw ontwikkeling tot de leerkracht die je wilt zijn. Welke onderdelen van jouw visie heb je al kunnen toepassen? Welke kritische kanttekeningen kun je aan jouw visie koppelen? Welke voornemens heb je om het komende studiejaar dichter bij jouw beeld van goed onderwijs te komen? Maak in je reflectie ook een koppeling met je missie. 5. Voor de hele opdracht geldt dat je volgens de APA-richtlijnen verwijst. Dat betekent onder meer een juiste verwijzing in de tekst in geval van citaten en parafrases en een correcte weergave van de literatuurlijst. Beoordelingscriteria De kwaliteit van het eindproduct wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria: De student toont in voldoende mate aan de ontwikkeling van zijn motivatie om leerkracht basisonderwijs te worden te kunnen beschrijven. De student toont in voldoende mate aan op welke wijze kennis en ervaringen voor de ontwikkeling tot leerkracht van betekenis zijn geweest. De student toont in voldoende mate aan zijn visie op goed onderwijs en de rol die de leerkracht en leerlingen hierin spelen te kunnen beschrijven. De student toont in voldoende mate aan zijn visie op goed onderwijs met verschillende bronnen te kunnen onderbouwen en de APA-richtlijnen voor bronvermelding toe te kunnen passen. Deze criteria worden getoetst aan de hand van het beoordelingsformulier. Practica Wat is per practicum de inzet en de verwachting? De practica kennen in elk blok dezelfde verdeling. Er worden drie practica gegeven, waarvan er één gaat over pedagogisch klimaat, één over didactiek en één over gespreksvaardigheden. Bijeenkomsten 1. Pedagogisch klimaat: Je probeert een inschatting te maken van de fase waarin jouw stagegroep zit (groepsdynamica). Welke tools heb je tot je beschikking om de groepsdynamica te beïnvloeden? Een belangrijk doel hierbij is voorkomen van en omgaan met gedragsproblemen in de groep; hoe doe je dat? 2. Gespreksvaardigheden: basisvaardigheden In het laatste practicum van jaar 1 staan de vaardigheden Gevoelsreflectie en Samenvatten centraal. Na een korte uitleg ga je zelf oefenen door het voeren van rollenspelen. 3. Didactiek: In dit practicum ga je aan de slag met het leerlingvolgsysteem (lvs). Wat is een lvs en hoe kun je het lvs gebruiken om je lessen goed te laten aansluiten op de beginsituatie van de leerlingen in je groep? 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 12

HOOFDSTUK 3. Kennis en vaardigheden - de vakcolleges INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit blok gaat volgen. Daarbij is het van belang dat je, zoals in de vorige studiewijzers, nog steeds het onderscheid kent tussen de titel van de collegereeks, het vakdomein waar deze onder valt en de code van de eenheid die met de studiegids correspondeert. Iedere collegereeks heeft afzonderlijk een titel, maar verschillende collegereeksen kunnen onder dezelfde onderwijseenheid vallen. Per periode wordt steeds het cluster dat onder één eenheid valt (zoals bijvoorbeeld Vaktoets Kunstzinnige oriëntatie), in één keer getoetst. Zo kan het dus voorkomen dat verschillende collegereeksen in één afsluitende vaktoets samenkomen. Iedere beschrijving hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan volgen steeds een beschrijving van de leerdoelen, een schematische weergave van het programma (opgedeeld in de behandelde stof tijdens de bijeenkomst, en de voorbereiding die we voor die bijeenkomst van je verlangen), informatie over de toetsing en een overzicht van de literatuur/toetsstof. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 13

3.1 Titel: Nederlands Taal bij kleuters Sis-code: Vaktoets Nederlands 1.4 INLEIDING - De meeste kleuters kunnen nog niet zo veel lezen of schrijven. Dit hoeven ze ook nog niet te kunnen, want het officiële lees- en schrijfonderwijs begint pas in groep 3. Maar het is wél belangrijk om jonge kinderen alvast voor te bereiden op deze vaardigheden. In het komende blok 1.4 gaat het vak Nederlands over beginnende geletterdheid: een term die de interesse en ontwikkeling van een kleuter in lezen en schrijven typeert. In deze module gaat het erom inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de geletterdheid van het jonge kind zich manifesteert en zich steeds verder ontwikkelt. Je verwerft inzicht in de tussendoelen en leerlijnen geletterdheid. Met behulp hiervan leer je observaties te maken om het niveau van de geletterdheid van enkele kleuters uit je stageklas vast te stellen. Daarnaast zal het stimuleren van de taalontwikkeling in brede zin met behulp van onder andere interactief voorlezen en diverse literaire genres voor kleuters ter sprake komen. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je kent de theorie omtrent taal bij kleuters. Je kent de leerlijn en tussendoelen geletterdheid. Je weet hoe je de mondelinge taalvaardigheid bij kleuters kunt stimuleren. Je weet hoe je een taalrijke leeromgeving kunt inrichten. Je beheerst voorlees- en verteltechnieken waarmee je de leerlingen stimuleert tot taalproductie. Je bent in staat prentenboeken te beoordelen op basis van hun geschiktheid voor interactief voorlezen. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1. Theorie beginnende geletterdheid en uitleg vaktoets In deze eerste bijeenkomst worden de tussendoelen beginnende geletterdheid besproken. Daarnaast bespreken we voorbeelden van activiteiten beginnende geletterdheid en wordt de vaktoets uitgelegd. 2. Voorbereidend lezen Hoe bereid je kleuters voor op het leren lezen in groep 3? Welke activiteiten passen hierbij? Hoe analyseer je toetsen? Dat leer je in deze bijeenkomst. Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 5.2.1, 5.2.2, 5.2.3. 5.2.4. De leerlijnen en tussendoelen beginnende geletterdheid op: http://tule.slo.nl en www.leerlijnentaal.nl Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 5.3.2 en 5.3.4 3. Prentenboeken In deze bijeenkomsten gaan we in op het belang van prentenboeken, de verschillende genres en de functies die prentenboeken kunnen vervullen. Vervolgens beoordeel je op basis van criteria een aantal prentenboeken. Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 8.1.5, 8.1.8, 8.2 en 8.3. 4. Interactief voorlezen en woordenschat Voorlezen aan kleuters is een zeer belangrijke leerkrachtvaardigheid. Wat er allemaal komt kijken bij goed voorlezen en bij het uitlokken van actief taalgebruik, leer je in deze bijeenkomst. Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 5.3.1 t/m 5.3.2.2 en 6.3.1 t/m 6.3.2.2. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 14

5. Taalrijke leeromgeving en mondelinge taalvaardigheid Je maakt kennis met verschillende manieren om je leeromgeving taalrijk in te richten, om leerlingen zo te stimuleren in hun mondelinge taalvaardigheid. Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 4.3.2. Toetsing Deze collegereeks correspondeert met de studieonderdelen Didactiek Nederlands 1.4 en Gevorderde schrijfvaardigheid. De stof die binnen deze studieonderdelen wordt aangeboden, wordt getoetst in de vaktoets Nederlands 1.4. Dit betreft een tentamen dat bestaat uit twee deeltentamens, namelijk een presentatie (didactiek Nederlands 1.4) en een schrijfopdracht (Gevorderde schrijfvaardigheid). Beide onderdelen worden apart beoordeeld met een cijfer en moeten elk met tenminste een voldoende (cijfer: 5.5) zijn beoordeeld. Bij de bepaling van het eindcijfer tellen beide deeltentamens voor 50% mee. Het gemiddelde van de beide deeltentamens is het eindcijfer voor de toets. Bij een eventuele herkansing hoeft alleen het deeltentamen dat onvoldoende is beoordeeld te worden herkanst. Literatuur Paus, H. (Red.) (2014). Portaal, praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 3.3.2 t/m 3.3.4 (mondelinge taalvaardigheid): aanpak door de leraar, mondelinge taalvaardigheid als middel en mondelinge taalvaardigheid als doel. Hoofdstuk 4.3.2 (woordenschat): aanpak door de leraar Hoofdstuk 5.2 (lezen): ontwikkelingslijnen van lezen. Hoofdstuk 5.3.1, 5.3.2 en 5.3.4 (lezen): visies op leesonderwijs, aanpak door de leraar en evaluatie en omgaan met verschillen. Hoofdstuk 6.3.1 t/m 6.3.2.1: visies op schrijfonderwijs- beginnende geletterdheid: schrijven in groep 1-2. Hoofdstuk 8.1.5 en 8.1.8: informatieve boeken en prentenboeken. Hoofdstuk 8.2 t/m 8.3: ontwikkelingslijnen van jeugdliteratuur- didactiek van jeugdliteratuur. De leerlijnen en tussendoelen beginnende geletterdheid op: http://tule.slo.nl en www.leerlijnentaal.nl De collegestof van 1.4. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 15

3.2 Titel: Nederlands 1.4: mondelinge presentatie Sis-code: Vaktoets Nederlands 1.4 Zomaar een paar kleuters zitten in de lees/schrijfhoek. Myrthe kan al echt schrijven. Zij spelt ieder woord zoals het klinkt, maar ze kan haar boodschap goed overbrengen. Aya leest de namen van de kinderen in de klas. Ze heeft de naamkaartjes vaak gezien op de stoelen en de letters gecombineerd met de sticker die ernaast is geplakt. Ze herkent de woorden op basis van visuele kenmerken, zoals ze plaatjes zou herkennen. Abdoullah probeert woorden te ontcijferen op basis van zijn (onvolledige) kennis van de klanktekenkoppeling. Khalid gebruikt de letters als vormen waar je mooie dingen van kunt maken, auto s bijvoorbeeld. INLEIDING - In een kleuterklas komen allerlei niveaus van geletterdheid voor. Er zijn kinderen die al kunnen lezen en/ of schrijven, maar ook kinderen die daar nog geen interesse voor hebben. Het kunnen produceren van geschreven taal is niet het enige aspect van de ontwikkeling van geletterdheid. Ook het kunnen navertellen van verhalen of het spelen met klanken zijn er onderdelen van. In dit blok ga je voor de vakopdracht Nederlands onderzoek doen naar de ontwikkeling van beginnende geletterdheid in je stageklas. Leerdoelen - Wat moet je na voltooiing van deze opdracht kennen en kunnen? Je kunt verschillen in ontwikkeling van beginnende geletterdheid tussen kinderen signaleren, benoemen, beschrijven en zo mogelijk verklaren. Je kunt op grond van de prestaties van kinderen activiteiten bedenken en uitvoeren om hun ontwikkeling van beginnende geletterdheid te verbeteren of te optimaliseren. Je kunt op heldere wijze de resultaten van je onderzoek presenteren op B2-niveau. De opdracht Portretteer aan de hand van hun ontwikkeling van beginnende geletterdheid twee kinderen uit je stageklas. Bij het presenteren van die portretten worden de tussendoelen beginnende geletterdheid gebruikt. Het uiteindelijke product heeft de vorm van een heldere, gestructureerde presentatie. Werkwijze 1. Kies in overleg met je mentor twee kinderen die onderling flinke verschillen vertonen in hun ontwikkeling beginnende geletterdheid, maar die wat leeftijd betreft hoogstens zes maanden van elkaar verschillen. 2. Interview je mentor over de vorderingen van deze twee kinderen aangaande hun ontwikkeling beginnende geletterdheid. Richt je daarbij op de tussendoelen beginnende geletterdheid. 3. Inventariseer indien dit wordt toegestaan - wat er in het leerlingvolgsysteem over de prestaties van de betreffende kinderen is opgenomen. 4. Stel op grond van deze gegevens per kind vast welke vorderingen beginnende geletterdheid geanalyseerd zullen worden. 5. Bedenk voor ieder kind een activiteit die aansluit bij zijn of haar niveau van beginnende geletterdheid. Voer deze activiteit uit en analyseer aan de hand van de tussendoelen hun ontwikkeling beginnende geletterdheid. 6. Portretteer vervolgens de twee kinderen tijdens een presentatie in PowerPoint. Verwerk in de dia s de antwoorden uit de interviews over de ontwikkeling beginnende geletterdheid, de gegevens uit het leerlingvolgsysteem en de analyse van de ontwikkeling beginnende geletterdheid. Relateer hun ontwikkeling beginnende geletterdheid nadrukkelijk aan de tussendoelen. Presenteer in elk van de twee portretten ook een activiteit waarmee de ontwikkeling beginnende geletterdheid kan worden gestimuleerd of verder geoptimaliseerd. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 16

3.3 Titel: Nederlands 1.4: Gevorderde schrijfvaardigheid Sis-code: Vaktoets Nederlands 1.4 INLEIDING Het is belangrijk dat je foutloos teksten leert schrijven en structureren. Dit vereist de beroepspraktijk, denk hierbij bijvoorbeeld aan brieven voor ouders, e-mails, notulen en de teksten op het schoolrapport. In deze collegereeks staan het schrijfproces en het oefenen in het produceren van professionele teksten centraal. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je weet welke professionele schrijfproducten een leerkracht geacht wordt te kunnen schrijven. Je kent de verschillende fasen van het schrijfproces. Je kunt een professionele tekst schrijven en inrichten op B2-niveau. Je ontwikkelt een professionele houding ten aanzien van het schrijven van beroepsgerelateerde teksten. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten 1. Inleiding/ Leesbaarheid Tijdens deze bijeenkomst wordt uitgelegd hoe de module eruit ziet en wordt getoetst. We oriënteren ons op de verschillende tekstsoorten die je tegenkomt in de beroepspraktijk en we bespreken de verschillende stappen van het schrijfproces. Daarnaast staan we stil bij het criterium leesbaarheid: wat wordt daar eigenlijk onder verstaan? 2. Afstemming op doel/ deeltentamen (eerste keuzemogelijkheid) Het eerste deel van de bijeenkomst beschouwen we het criterium Afstemming op doel. Daarna schrijf je zelf een professionele tekst middels de verschillende fasen van het schrijfproces. 3. Spelling en grammatica Het eerste deel van de bijeenkomst beschouwen we het criterium Spelling en grammatica. Daarna schrijf je zelf een professionele tekst middels de verschillende fasen van het schrijfproces 4. Afstemming op publiek Het eerste deel van de bijeenkomst beschouwen we het criterium Afstemming op publiek. Daarna schrijf je zelf een professionele tekst middels de verschillende fasen van het schrijfproces. 5. Woordgebruik en woordenschat Het eerste deel van de bijeenkomst beschouwen we het criterium Woordgebruik en woordenschat. Daarna schrijf je zelf een professionele tekst middels de verschillende fasen van het schrijfproces. 6. Deeltentamen (tweede keuzemogelijkheid) Tijdens deze bijeenkomst wordt het deeltentamen voor deze module gevorderde schrijfvaardigheid aangeboden in de vorm van een schrijfopdracht. Toetsing Deze collegereeks correspondeert met de studieonderdelen Didactiek Nederlands 1.4 en gevorderde schrijfvaardigheid. De stof die binnen deze studieonderdelen wordt aangeboden, wordt getoetst in de vaktoets Nederlands 1.4. Dit betreft een tentamen dat bestaat uit twee deeltentamens, namelijk een presentatie (Didactiek Nederlands 1.4) en een schrijfopdracht (Gevorderde schrijfvaardigheid). Beide onderdelen worden apart 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 17

beoordeeld met een cijfer en moeten elk met tenminste een voldoende (cijfer: 5,5) zijn beoordeeld. Bij de bepaling van het eindcijfer tellen beide deeltentamens voor 50% mee. Het gemiddelde van de beide deeltentamens is het eindcijfer voor de toets. Bij een eventuele herkansing hoeft alleen het deeltentamen dat onvoldoende is beoordeeld, te worden herkanst. Let op: voor het deeltentamen Gevorderde schrijfvaardigheid worden drie toetsmomenten georganiseerd, waarvan de student er twee mag kiezen. De eerste toetsmogelijkheid is ofwel tijdens bijeenkomst 2, ofwel tijdens bijeenkomst 6. De mogelijkheid tot herkansing (de derde toetsmogelijkheid) wordt afgenomen tijdens de herkansingsweek van dit blok. Literatuur/toetsstof Alle collegestof. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 18

3.4 Titel: Rekenen Meten en meetkunde Sis-code: Vaktoets rekenen M&M 1.4 INLEIDING De domeinen meten en meetkunde worden in twee collegereeksen aangeboden: in het derde blok werd het rekendomein meten behandeld (zie blok 1.3), in het vierde blok (1.4) staat meetkunde centraal. Dankzij goed meetkundeonderwijs kunnen leerlingen greep krijgen op de ruimtelijke aspecten van de werkelijkheid die hen omgeeft. Meetkunde speelt vaak onbewust een rol bij allerlei alledaagse activiteiten. Van meetkundige kennis en vaardigheden zoals redeneren maak je gebruik bij iemand de weg wijzen, het uitstippelen van een route, het inrichten van een klas of een kamer, het begrijpen van tekeningen voor het bouwen met constructiemateriaal (blokken, Lego, Knex, Fischertechnik), maar ook het omvormen van een cirkel naar een rechthoek (meetkunde) om de oppervlakte te kunnen bepalen (meten). In de onderbouw staat meetkunde vooral in het teken van het opdoen van praktische ervaringen. Dat begint bijvoorbeeld met speelgoed waarin verhoudingen (vergrotingen/verkleiningen) aan de orde zijn, met activiteiten als verstoppertje spelen om je te zodanig verstoppen dat een ander je niet ziet, of met schaduwspelletjes de gekste figuren toveren. In de bovenbouw ligt de nadruk meer op verklaren en redeneren. Hoe komt het dat een bekertje niet recht door rolt maar in een cirkel? Hoe kan het dat de maan de zon bijna helemaal kan afdekken, terwijl de maan toch vele en vele malen kleiner is? Waarom lijkt de maan mee te reizen met de trein, terwijl de bomen langs de rails aan je voorbij schieten? En (menselijke) schoonheid kan ook al in meetkundige termen gevat worden door te letten op symmetrische structuren. Bij meetkunde worden situaties in of rondom de school gebruikt om dingen te ontdekken en te onderzoeken. Tijdens de colleges leer je hoe je meetkundige onderwerpen in de dagelijkse praktijk van het basisonderwijs didactisch verantwoord vorm en inhoud kunt geven. Denk daarbij aan lokaliseren en navigeren (oriëntatie in de ruimte), het ontdekken van allerlei vlakke en ruimtelijke figuren, aan visualiseren en representeren of transformeren zoals schaduwbeelden maken. Een apart hoofdstuk vormt het onderdeel grafieken dat bij verbanden hoort waarbij voor het interpreteren een beroep gedaan wordt op zowel meet- als meetkundige kennis. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je herkent de verschillende deelgebieden en ontwikkelingsfasen van meetkunde en kunt die concretiseren voor de groepen 1 tot en met 8. Je kent de tussendoelen en de leerlijn van meetkunde en kunt op basis hiervan het meetkundig redeneren stimuleren volgens de trits ervaren-verklaren-verbinden. Je (her-)kent de doorgaande leerlijn naar het voortgezet onderwijs. Je kan de samenhang tussen getallen, meten, meetkunde in alledaagse situaties herkennen. Je beschikt over een aantoonbaar voldoende niveau van gecijferdheid om problemen van meetkundige aard op te lossen. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 19

Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten 1. Een overzicht over het domein meetkunde Meetkunde: waar hebben wij het over? Is dat niet hetzelfde als meten? Nee dus. Meetkunde heeft veel raakvlakken met andere domeinen. Deze les geeft vooral een inkijkje in de verschillende deelgebieden en ontwikkelingsfasen van meetkunde. 2. Deelgebied: oriënteren Hoe kun je bepalen waar je ergens staat? En, hoe bepaal je de positie van anderen of objecten in de ruimte? Plattegronden maken en landkaarten maken en/of interpreteren zijn activiteiten die in dit deelgebied thuishoren. 3. Deelgebied: Viseren en projecteren Strek je arm en kijk met je ene oog en het andere oog dicht langs je duim, daarna doe je het omgekeerde. Wat gebeurt er? De verklaring van dit verschijnsel heeft te maken met viseren en kijkhoeken. Maar ook bij verstoppertje spelen speelt viseren een rol. Andere activiteiten binnen dit domein zijn perspectieftekenen (illusie van ruimte), en verschijnselen rondom schaduwen en projecties. 4. Deelgebied: Transformeren Het maken van tangramfiguren is een mooi voorbeeld van transformeren: in dit geval het maken van allerlei figuren met steeds dezelfde stukjes. Zo kun je ook een cirkel transformeren tot een rechthoek, waardoor je de formule van een cirkel makkelijker kunt begrijpen en onthouden. Verschuiven, draaien, spiegelen, verkleinen en vergroten zijn activiteiten die bij dit domein horen. 5. Deelgebied: Construeren In ieder legodoosje zit wel een bouwtekening om iets te construeren. Maar ook zonder tekening kun je prachtige bouwsels maken met blokken of met een soort latjes (kappa). Ook met alleen vouwen (oregano) of met knippen en plakken kun je mooie driedimensionale figuren, bouwplaten of kijkdozen maken. 6. Deelgebied: Visualiseren, representeren en verbanden Je moet van Amsterdam Centraal naar de HvA. Neem je de tram of de metro? En welke metro- of tramlijn moet je dan hebben en waar moet je uitstappen? Voor het beantwoorden van dit soort vragen kun je visualiseringen of representaties zoals plattegronden, schema s, reisplanners enzovoorts raadplegen. Om meer te weten te komen over achtergrondinformatie kun je gebruik maken van cirkeldiagrammen, grafieken e.d. Jouw activiteiten vooraf Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 127, 128, 173-179. Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 128 132, 180 186. Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 132 135, 187 190. Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 136 145, 191 197. Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 145 147, 198-202. Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 148 150, 203 205, hoofdstuk 7. Toetsing Deze collegereeks rondom meetkunde wordt samen met het rekendomein meten uit het vorig blok aan het eind van dit blok (periode 4) getoetst. De toets betreft een schriftelijk tentamen ( 40 meerkeuzevragen). De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed beantwoord is. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 20

Literatuur / toetsstof Zanten, M. van, e.a. (2014). Meten en meetkunde. Rekenen en wiskundedidactiek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Alle hoofdstukken. Oonk, W., Keijzer, R., Lit, s., Figueredo, N. (2016). Rekenen en wiskunde in de praktijk, kennisbasis. Groningen: Noordhoff Uitgevers. De betreffende hoofdstukken rondom meten en meetkunde worden als onderdeel van de ontwikkeling van je eigen gecijferdheid getoetst. De behandelde onderwerpen tijdens de bijeenkomsten inclusief de bijbehorende PowerPoints maken deel uit van de toetsstof. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 21

3.5 Titel: M&W Basisdidactiek Natuur en Techniek Sis-code: Mens & Wereld 1.4 INLEIDING - Dit vak is een vervolg op Basisdidactiek Biologie (MW 1.2) en Lesgeven in Natuur en Techniek (MW 1.3). Op welke manier kun je natuur- en techniekonderwijs op de basisschool vormgeven en wat houden deze vakken eigenlijk in? Hierbij is het belangrijk om te weten hoe kinderen denken over de wereld om hen heen. Welke belangrijke pre- en misconcepten hebben leerlingen over natuur en techniek en hoe kan je die effectief ombuigen? Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je weet waar natuur- en techniekonderwijs over gaat en je hebt inzicht in principes voor ordening van leerstof voor het leergebied natuur & techniek in doorlopende leerlijnen voor groep 1 t/m groep 8. Je kunt de drie pijlers van natuur- en techniekonderwijs beschrijven en hun onderlinge relatie illustreren aan de hand van voorbeelden. Pijler 1: de betekenis van natuur en techniek voor de samenleving. Pijler 2: de didactische benaderingen binnen natuur en techniek in het basisonderwijs. Pijler 3: de kernconcepten en daarmee samenhangende begrippen binnen natuur en techniek. Je kent een aantal veel voorkomende pre- en misconcepten uit de natuur en techniek. Je kunt de verschillende fases van onderzoekend en ontwerpend leren beschrijven en toelichten met voorbeelden. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten 1. Werkvormen onderzoekend leren. In dit college bekijken we de cyclus en didactiek van onderzoekend leren aan de hand van het onderwerp geluid. 2. Werkvormen ontwerpend leren In dit college bekijken we de cyclus van ontwerpend leren aan de hand van constructies 3. Werkvormen onderwerpend en onderzoekend leren. In dit college worden misconcepten uit de natuurkunde onderzocht aan de hand van proefjes met water. 4. Werkvormen onderwerpend en onderzoekend leren. In dit college worden bewegings- en overbrengingsprincipes onderzocht aan de hand van proefjes en eigen ontwerp. Jouw activiteiten vooraf De Vaan & Marell (2012). Hoofdstuk 6 & 10. Je bestudeert de kerndoelen en leerlijnen via de website: http://tule.slo.nl/orientatieopjezelfenwereld/f- KDOrientatieJezelfEnWereld.html De Vaan & Marell (2012): hoofdstuk 15 en 16. Indien van toepassing: voorbereiden demonstratie. Lijst van pre- en misconcepten op MijnHvA. De Vaan & Marell (2012). Hoofdstuk 7 en 13. Artikel Worth, K. (1999) op MijnHvA. Indien van toepassing: voorbereiden demonstratie. De Vaan & Marell (2012): hoofdstuk 15 en 16. Indien van toepassing: voorbereiden demonstratie. 5. Evalueren lesmateriaal Dit college staat in het teken van het bepalen welk lesmateriaal geschikt is voor onderzoekend en ontwerpend leren. De Vaan & Marell (2012): hoofdstuk 15 en 16. Indien van toepassing: voorbereiden demonstratie. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 22

6. Toetsvoorbereiding Tijdens dit college wordt de toetsstof besproken aan de hand van open vragen en worden een aantal proeftentamenvragen gemaakt en besproken. Ook bestaat er de mogelijkheid verhelderingsvragen te stellen over de didactische theorie, de leerlijnen N&T en de bijbehorende natuurwetenschappelijk en technische concepten. Je maakt: Open vragen toetsstof MW 1.4 op MijnHvA. Indien van toepassing: voorbereiden demonstratie. Toetsing Deze collegereeks maakt deel uit van Mens en Wereld 1.4. en wordt samen met aardrijkskunde en geschiedenis getoetst in de Vaktoets Mens en Wereld 1.4. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67% goede antwoorden voor een voldoende. Literatuur / toetsstof - Eigen vaardigheid behorende bij demo-experimenten, zie lijst op MijnHvA (zie ook MW 1.3). - De PowerPoints van de vakcolleges (zie: MijnHvA VT jaar 1, Vaktoets Mens en Wereld 1.4). - Worth, K (1999). The Power of Children's Thinking. Uit: National Science Foundation. Inquiry: Thoughts, views, and strategies for the K 5 classroom. Volume 2 of Foundations: A monograph for professionals in science, mathematics, and technology education. Washington DC: National Science Foundation. Beschikbaar via MijnHvA. - De Vaan, E. & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Uitgeverij Coutinho: Hoofdstuk 7: Jonge kinderen en natuuronderwijs (reeds opgegeven als toetsstof in MW 1.3). Hoofdstuk 13: Denkbeelden over de werkelijkheid (reeds opgegeven als toetsstof in MW 1.3). Hoofdstuk 15: Techniek en basisschool (reeds opgegeven als toetsstof in MW 1.3). Hoofdstuk 16: Probleemoplossend werken bij techniek (reeds opgegeven als toetsstof in MW 1.3). - Kerndoelen en leerlijn Tule 40 t/m 46. Via website: http://tule.slo.nl/orientatieopjezelfenwereld/f- KDOrientatieJezelfEnWereld.html 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 23

3.6 Titel: M&W Basisdidactiek Geschiedenis Sis-code: Vaktoets Mens en Wereld 1.4 INLEIDING - In de tweede module geschiedenis krijgt de student te maken met verschillende nieuwe aspecten met betrekking tot geschiedenisdidactiek, maar zal eveneens verder worden gegaan op hetgeen dat in de eerste module is behandeld. In het eerste college zal worden stilgestaan bij de ontwikkeling van historisch tijdsbesef bij kinderen en welke gevolgen dit heeft voor de invulling van de geschiedenisles. Verder zal worden stilgestaan bij andere beeldvormers, te weten: het verhaal (vertellen en voorlezen). Ook het stellen van vragen met als doel historisch redeneren bij kinderen te ontwikkelen en te bevorderen, komt in deze module aan de orde. Tot slot wordt in deze module aandacht besteed aan het onderwerp Holocaust en welke didactische benaderingswijzen aangaande dit onderwerp de student in kan zetten tijdens de geschiedenisles. Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in de eerste of de tweede periode van dit semester volgt. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks. Je hebt kennis van de vaardigheden en inzichten met betrekking tot historische redeneren, te weten: situaties uit verschillende tijdvakken met elkaar en met het heden vergelijken; oog voor continuïteit en verandering in de loop der tijd; onderscheid maken tussen feiten en meningen; uitspraken ondersteunen met argumenten; er rekening mee houden dat gedrag en ideeën van mensen door tijd, situatie en achtergrond worden bepaald. Je bent in staat onderscheid te makken tussen verschillende type bronnen en je kunt deze voorbeeldmatig inzetten in de geschiedenisles met als doel historisch denken en redeneren bij kinderen te stimuleren. Je kunt benoemen wat de didactische functies zijn van de beeldvormers het verhaal (vertellen en voorlezen) weet deze beeldvormer toe te passen in de geschiedenisles met als doel historisch redeneren bij kinderen te bevorderen. Je bent in staat om verschillende werkvormen in te zetten en vragen te bedenken die actief historisch denken en redeneren bij kinderen stimuleren. Je bent in staat om aan de hand van een zelfgemaakt antwoordmodel een door een leerling gemaakte geschiedenistoets te beoordelen. Je kunt uitleggen wat Holocaust inhoudt en bent in staat dit onderwerp in de bovenbouw te behandelen aan de hand van verschillende didactische werkvormen. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1. Bronnengebruik in de geschiedenisles In dit college wordt gebruikt gemaakt van verschillende bronnen tijdens de geschiedenisles, waarbij eveneens onderzoeksvaardigheden aan bod komen. Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. p. 108 122 (par. 4.3 tot par. 4.6). (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 24

2. Historisch redeneren: vragen stellen In dit college zal worden stilgestaan bij het stellen van vragen in de geschiedenisles met als doel historisch denken en redeneren bij kinderen te bevorderen. Boxtel & Van Drie (2008). Vermogen tot historisch redeneren: onderliggende kennis, vaardigheden en inzichten, in Kleio, nr 43, p 45-54. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) Waren paarden handig in de loopgravenoorlog? Over het stellen van historische vragen, in: Kleio nr 6 (2014) 24-25. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) Werken met het AVA-model: http://www.vanderkaap.org/histoforum/2009/ava.html 3. Werken met beeldvormers: het historisch verhaal In dit college wordt stilgestaan bij de didactische meerwaarde van verhalen vertellen en komen eveneens en kenmerken van goede verhalen aan bod. Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. p. 159 180 (hoofdstuk 6). (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) Neem als het mogelijk is een historisch voorwerp mee. 4. Beoordelen van een geschiedenistoets In dit college zal worden geoefend met het beoordelen van een gemaakte geschiedenistoets. Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. p. 60 68 (par. 2.4 ) en p. 242 250 (par. 10.4 tot par. 10.5). (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. p. 342 350 (par. 14.4 tot par. 14.6). (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst.) 5. Actieve historisch denken In dit college wordt aandacht besteed aan actief historisch denken bij kinderen op de basisschool. Verschillende werkvormen komen aan bod aan de hand van een werkvormencaroussel. Wilschut, Van Straaten & Van Riessen (2004). Geschiedenisdidactiek. P. 303 326 (hoofdstuk 13). Oefenen met historische vaardigheden (auteur onbekend, z.j.) Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst 6. Bespreekbaar maken van holocaust in de geschiedenisles Het behandelen van het onderwerp Holocaust en de bijbehorende didactische werkvormen vormen het thema van dit college. Tanja, J. (2005). Vijftig vragen over antisemitisme. p. 122-141. (Wordt beschikbaar gesteld tijdens bijeenkomst. Let op: dit is geen toetsstof) 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 25

Toetsing Deze collegereeks maakt deel uit van Mens en Wereld 1.4. Deze onderwijseenheid wordt getoetst in de vaktoets van periode 1.4. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67% goede antwoorden voor een voldoende. Literatuur / toetsstof Boxtel, C. van, & Drie, J. van (2008). Vermogen tot historisch redeneren: onderliggende kennis, vaardigheden en inzichten, Kleio, 43, 45-54. P. 45-54 Waren paarden handig in de loopgravenoorlog? Over het stellen van historische vragen, in: Kleio nr 6 (2014). P. 24-25 Wilschut, A., Straaten, D. van, & Riessen, M. van (2004). Geschiedenisdidactiek. Handboek voor de vakdocent. Bussum: Coutinho p. 60-68 p. 108-122 p. 159-180 p. 242-250 p. 303-326 p. 342-350 Oefenen met historische vaardigheden (auteur onbekend, z.j.) De PowerPoints van de werkcolleges. (Zie: MijnHvA VT Mens en wereld 1.4) 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 26

3.7 Titel: M&W Aardrijkskunde laten leven Sis-code: Vaktoets Mens & Wereld 1.4 INLEIDING - In deze collegereeks wordt verbreding en verdieping in de aardrijkskundedidactiek aangebracht om het vak te laten leven voor basisschoolleerlingen door te werken met bronnen, (beeldende) materialen, spelen en practica. Ook leer je toetsvragen te formuleren. Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in het derde of vierde blok volgt. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je kunt leersstof concretiseren met gebruikmaking van vakdidactische methodieken als visualiseren, personaliseren, actualiseren, kwantificeren en simuleren. Je kent de mogelijkheden van de verschillende werkvormen, bronnen en materialen voor de aardrijkskundeles. Je kunt criteria noemen waaraan een goede toets moet voldoen en kunt toetsvragen formuleren. Je kunt bij een aardrijkskundig practicum beargumenteren welke onderdelen aanzetten tot onderzoekend leren. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1: Gebruik van geografische bronnen bij de aardrijkskunde les. In deze bijeenkomst staat het werken met methodes en het omgaan met geografische informatie (actualiteit, grafieken, tabellen, etc.) centraal. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 6 Aardrijkskunde laten leven. Paragraaf 6.1 (Inleiding), 6.3 (Het gebruik van bronnen), 6.4.3 (Grafieken en diagrammen) en 6.4.6 (Krantenartikelen). De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 6 Welke materialen gebruik je? Paragraaf 6.1 t/m 6.1.3. 2: Werken met beeldend materiaal I. In deze bijeenkomst gaan we aan het werk met het visualiseren en illustreren van stilstaand materiaal, zodat we met plaatjes, illustraties, lees- en prentenboeken, de lesstof kunnen laten leven voor de basisschoolkinderen. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 6 Aardrijkskunde laten leven. Paragraaf 6.4.1 (Foto s), 6.4.2 (Cartoons) en 6.4.5 (Verhalen). De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 6 Welke materialen gebruik je? Pagina 140 en 141 (Bordtekening en Voorwerpen in de les) en paragraaf 6.1.5 (Lees- en prentenboeken). 3: Werken met beeldend materiaal II. Deze bijeenkomst gaat verder met het thema visualiseren, alleen zoomen we nu in op bewegend materiaal zoals films, video's en animaties. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 6 Aardrijkskunde laten leven. Paragraaf 6.4.4 (Film) en 6.4.7.5 (Animaties). De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 6 Welke materialen gebruik je? Paragraaf 6.1.4 (Video en televisie). 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 27

4: Evaluatie door toetsing. We gaan in deze bijeenkomst aan de slag met het ontwikkelen van toetsen, waarbij de nadruk ligt op het juist formuleren van aardrijkskunde toetsvragen. 5: Aardrijkskunde practicum in de klas. In deze bijeenkomst ervaar je hoe een fysisch geografisch practicum kan worden ingezet bij een aardrijkskundeles en welke onderdelen daarbij aanzetten tot onderzoekend leren. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 9 Het leerproces evalueren. Paragraaf 9.6 (Het ontwikkelen van toetsen) en 9.7 (Het maken van goede toetsvragen). Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 6 Aardrijkskunde laten leven. Paragraaf 6.4.8 (Practicum). 6: Simulaties in de aardrijkskunde les. In deze les komen diverse werkvormen met simulaties en spelen aan bod, gericht op het jonge kind. Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Hoofdstuk 6 Aardrijkskunde laten leven. Paragraaf 6.4.7. (Simulaties). De Hamer et al. (2007). Aardrijkskunde geven. Hoofdstuk 10.1 Spelen en leren. Toetsing Deze collegereeks maakt deel uit van Mens en Wereld 1.4. Deze onderwijseenheid wordt getoetst in de vaktoets van blok 1.4. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 67% goede antwoorden voor een voldoende. Literatuur/toetsstof Centrum voor educatieve geografie (2009). Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Amsterdam: Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken. (Gratis te downloaden: http://www.expertisecentrumaardrijkskunde.nl/handboek/): Hoofdstuk 6.1: Aardrijkskunde laten leven Inleiding. Hoofdstuk 6.3: Het gebruik van bronnen. Hoofdstuk 6.4: Hoe je met bronnen in de klas kunt werken. Hoofdstuk 9.6: Het ontwikkelen van toetsen. Hoofdstuk 9.7: Het maken van goede toetsvragen. De Hamer, A., Bakker, A., Heck, M. van & Broere, H. (2007). Aardrijkskunde geven: Praktische didactiek voor het basisonderwijs. Assen: Van Gorcum B.V.: Hoofdstuk 6.1: Vakdidactiek: welke materialen gebruik je? Hoofdstuk 10.1: Spelen en leren. Aanvullende artikelen en PowerPoints, te vinden op Mijn HvA. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 28

3.8 Titel: K.O. Het belang van muziek voor het jonge kind Sis-code: Vakopdracht KO 1.4 INLEIDING - Bij jonge kinderen is zingen, bewegen en spelen nauw met elkaar verbonden. Jonge kinderen ontwikkelen zich muzikaal aan de hand van de domeinen zingen, luisteren, muziek maken, muziek noteren en bewegen. Muzikale activiteiten kunnen van betekenis zijn op verschillende ontwikkelingsgebieden en de algemene vorming van het kind. Daarom is het ook in een muziekles belangrijk rekening te houden met de kenmerken van jonge kinderen. Tijdens deze colleges wordt aandacht besteed aan eigenvaardigheid zingen en muziek maken en jouw muzikale- en didactische vaardigheden. Je wordt voorbereid op de vakopdracht Kunstzinnige Oriëntatie 1.4, waarin je voor het vak muziek een filmopname maakt van de uitvoering van een muzikale activiteit met je stageklas. Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden, dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in het eerste of tweede blok (1.3 of 1.4) van dit semester volgt. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je beschikt over methodische- en didactische vaardigheden voor het vak muziek. Je kunt de beginsituatie van de eigen (kleuter)groep in kaart brengen en op basis daarvan muzikale activiteiten voorbereiden en uitvoeren. Je kunt inhoudelijke keuzes maken voor muziekactiviteiten op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. Je kunt de specifieke bijdrage van het vak muziek aan het leren en ontwikkelen van kinderen verwoorden en deze illustreren aan de hand van voorbeelden. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Tijdens de bijeenkomsten worden de volgende onderdelen behandeld: Eigenvaardigheid zingen en muziek maken Liedrepertoire van de basisschool: onderbouw, middenbouw, bovenbouw. Didactiek in relatie tot de domeinen: zingen, muziek maken, luisteren, bewegen, noteren. Kennisoverdracht met betrekking tot het klank-vorm-en betekenismodel. Leiding geven aan muzikale processen. Voorbereiding en begeleiding op de vakopdracht 1.4. Huiswerkopdrachten en leesstof worden wekelijks opgegeven en in een volgende les behandeld. Leesstof : Hoofdstuk 2: blz 27 t/m blz 45. Hoofdstuk 4: blz 120 t/m 129. Hoofdstuk 6: blz 174 t/m 179, blz 187 en 188 en blz 192. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 29

Toetsing Deze onderwijseenheid wordt getoetst in de vakopdracht 1.4- Beeldende Vorming en Muziek. Alle leesstof die in de lessen wordt behandeld zal worden getoetst in jaar 2, blok 2.2. Literatuur Lei, R. van der, Noordam, L., & Haverkort, F. (2015). Muziek Meester (Vierde ed.).amersfoort, Nederland: Thieme Meulenhoff. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 30

3.9 Titel: K.O. Kleur en vorm Sis-code: Vakopdracht KO 1.4 INLEIDING - In deze reeks vakcolleges Beeldende vorming leer je over de beeldaspecten kleur, vorm en compositie. Je maakt kennis met de overige basismaterialen en technieken, aansluitend op de module uit semester 1. Je leert kleur en vorm te koppelen aan geschikte materialen/ technieken en een thema. Je onderzoekt de mogelijkheden om methodelessen geschikt te maken voor de eigen groep en merkt dat er vaak raakvlakken met andere vakken zijn, waaronder taal en rekenen. De ontwikkeling en de begeleiding van het jonge kind en geschikte leermiddelen hiervoor, zullen hierbij centraal staan. We gaan in op het soort vragen dat gesteld kan worden en op de manier waarop de leerkracht het kind kan begeleiden tijdens het beeldend proces. Je onderzoekt hoe je het kind kunt stimuleren om over zijn (en andermans) werk te praten en tot creatieve persoonlijke oplossingen te komen. Je leert naar aanleiding van observatie en onderzoek de beginsituatie vast te stellen en lessen over kleur, vorm en/ of compositie voor het kind te maken. Je ervaart dat er verschillende visies bestaan, die van invloed zijn op het lesgeven aan het jonge kind. Let op: deze collegereeks wordt alternerend aangeboden, dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in het eerste of tweede blok (1.3 of 1.4) van dit semester volgt. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je kent de begrippen productieve, receptieve en reflectieve beeldende vorming en weet wat beeldende processen zijn. Je hebt kennis over de (beeldende) ontwikkeling en de begeleiding van het jonge kind. Je hebt kennis over alle deelaspecten van kleur en vorm. Je kunt de beginsituatie van de eigen groep in kaart brengen en een beeldende les opzetten. Je kunt het leer- en ontwikkelingsproces van een kind vaststellen n.a.v. beeldende lessen (observatie, proces en product). Je kunt het beeldend proces per les herkennen en verwoorden. Je bent in staat om sleutelervaringen te verwerven door eerst zelf beeldend te kunnen werken met kleur en vorm, je weet je hier ook theoretisch in te verdiepen. Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1.Beeldende ontwikkeling van het jonge kind. Beeldaspecten kleur en vorm. Geschikte materialen en technieken. Je krijgt informatie over het jonge kind en zijn beeldende ontwikkeling. Je leert over de leermiddelen en geschikte materialen, gereedschappen en technieken voor het jonge kind. Zo ook over de werkomgeving, de basisinrichting (voorbereide omgeving) en de werkvormen. Je maakt kennis met het verkorte lesformulier. 2. Voorbereiding van de beeldende les Je leert over de stappen om een les voor te bereiden, de beginsituatie en de lesactiviteit. Het basisplan, de doelen en de evaluatiecriteria komen aan de orde. De inrichting van de leeromgeving en de lesfasen beschrijving horen ook bij de voorbereiding. Collageopdracht. http://beeldende-vormgeving.jouwweb.nl Boermans, Bert, Beeldende Begrippen. Vorm, Kleur en compositie. PPNT s vorm, kleur en compositie. Van Onna & Jacobse (2017). Laat maar zien. Hoofdstuk 8 Beeldaspecten p. 155 t/m 183. Werken aan beeldende opdrachten: collageopdracht. Van Onna & Jacobse (2017). Laat maar zien. Hoofdstuk 4 Voorbereiding (p.70-83). In de les lezen we: Schot. E, Identieke paashazen, Kunstzone 05-2014. Werken aan beeldende opdrachten: collageopdracht. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 31

3. Oriëntatie Je leert over de twee referentiekaders, het introduceren (inspireren) van een les en het geven van informatie en instructie. Verder is er aandacht voor de volgorde van de lesonderdelen en variaties daarop. Van Onna & Jacobse (2017). Laat maar zien. Hoofdstuk 5 Oriënteren (p. 85-104). Werken aan beeldende opdrachten: collageopdracht. 4.Begeleiding van het creatieve proces Je leert over beeldend vormgeven als creatief proces en de interventies daarbij. Ingegaan wordt op het verloop van het werkproces, typerende situaties en het benodigde klassenmanagement. Van Onna & Jacobse (2017). Laat maar zien. Hoofdstuk 6 Begeleiding van het creatieve proces (p. 107-131). Werken aan beeldende opdrachten: out/ in of the box opdracht. 5. Differentiatie. Je leert over de verschillende differentiatiemogelijkheden en de ontwikkeling tot taakgerichtheid bij het jonge kind. Zo ook over de motivatie en de theorie. Verschillende visies komen ter sprake. Je lesvoorbereiding meenemen. Uitwisseling lesideeën aan jonge kind. Werken aan beeldende opdrachten: out/ in of the box opdracht 6. Afronding beeldende opdrachten. Uitwisseling lesideeën aan jonge kind. Presentatie lessen aan jonge kind d.m.v. PPNT, inclusief het beeldende werk van de kinderen. Werken aan beeldende opdrachten: out/ in of the box opdracht. Toetsing Vakopdracht 1.4. KO (i.v.m. alternerend programma 1.3/ 1.4). Literatuur Advies: Boermans, Bert (2004). Beeldende begrippen + DVD-ROM. Arnhem: Lambo. Kleur, vorm en compositie. Verplicht: Onna, J. van & Jacobse, A. (2017). Laat maar zien, didactiek voor beeldend onderwijs. Groningen: Noordhoff 5 e druk ISBN : Hoofdstuk 8, 4, 5 en 6 uit Laat maar zien. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 32

3.10 Titel: K.O. Dans & Drama Sis-code: Vakopdracht KO 1.4 INLEIDING - Kinderen bewegen en spelen van nature. Het zit in hun hele wezen en is onlosmakelijk verbonden met hun ontwikkeling. zo opent de kennisbasis dans en drama voor de lerarenopleiding basisonderwijs. Het werken met dans en drama biedt leerlingen de mogelijkheid om op een speelse manier naar de werkelijkheid te kijken, deze te onderzoeken, te creëren en beleven (Heijdanus e.a., 2016). De werkelijkheid is hier de verbeelde werkelijkheid; ook wel doen alsof voor het jonge kind. Doen alsof een rij met stoelen in de klas, de bus is. Doen alsof je bolletje in de grond bent die op muziek langzaam uitgroeit tot een bloem. Voor het jonge kind lopen daarbij schijn (verbeelding) en werkelijkheid (realiteit) makkelijk in elkaar over. Bij dans en drama gaat het om het spontane en gestuurde expressief spelen en zich bewegen vanuit fantasie en verbeelding. Op deze wijze onderzoeken de werkelijkheid en krijgen zij spelenderwijs grip op onderwerpen en thema s uit de wereld om hen heen. Ook het zelf kunnen spelen en bewegen van de leerkracht is een belangrijke vaardigheid om het onderwijs bij jonge kinderen aan te sturen. Denk aan poppenspel, theatraal voorlezen of vertellen, rollenspel en natuurlijk voor- en meedansen. Deze authentieke praktijksituaties vragen expertise bij het begeleiden van kinderen bij hun dramatische en dansante ontwikkeling; als cultuurgoed, als didactisch en als persoonsvormend middel. Dans en drama leer je niet alleen uit een boekje; dans en drama moet je doen. Het leren door doen vormt dan ook het uitgangspunt tijdens de bijeenkomst. Op deze wijze raak je vaardig en bekwaam om de vakopdracht te kunnen uitvoeren. Dan erbij: een leerkracht die mee kan spelen en bewegen in de wereld van het kind, beschikt over een essentiële sleutel tot de leef- en belevingswereld van kinderen en daarmee hun onderwijsontwikkeling. Mijn spelen is leren en mijn leren is spelen, en waarom zou mij het leren dan vervelen, schreef Hiëronymus van Alphen al in de 18 e eeuw. In deze module leer je als leerkracht het belang van dit spelen en bewegen in te zien en bekwaam je je in ontwerpen en geven van dans- & dramactiviteiten en lessen aan de hand van te selecteren bronnenmateriaal. LET OP: tijdens de bijeenkomsten werk je aan een groepsopdracht die voorwaardelijk is voor beoordeling van de vakopdracht kunstzinnige oriëntatie KO 1.4. Leerdoelen: Je hebt kennis van en inzicht in de verschillende functies en betekenissen van dans en theater in de samenleving en kan dit aantonen met voorbeelden. Je beschikt over eigen vaardigheden dans (het lichaam als instrument, danselementen en danskwaliteiten). Je beschikt over eigen vaardigheden drama (het lichaam als instrument en de basisspelelementen). Je kunt een dramaproduct voor kleuters ontwerpen gebaseerd op inhoudelijke keuzes op basis van kenmerken van de leeftijdsgroep kleuters. Je kunt taalonderwijs op een betekenisvolle manier en rekening houdend met het leerlingniveau, verbinden met dans- & drama-activiteiten. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 33

Het programma Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten 1) Doen alsof - de functie van spelen en bewegen In deze bijeenkomst maak je kennis met de functie en betekenis van dans en drama in de samenleving en in het onderwijs. We blikken naar de opdracht ontwerpen van een dramaproduct voor kleuters en natuurlijk de vakopdrachten dans en drama die je in de praktijk gaat uitvoeren. Je oefent de werkvormen pantomime, tableau en acteerspel. 2) Dans is een vak apart + de vakopdrachten. Kleuters bewegen graag en spontaan. Het vak dans biedt allerhande vormen om het zich bewegen inhoud en betekenis te geven. In deze bijeenkomst verken je een aantal invalshoeken en koppelt deze aan de theorie uit DANS! Praktisch handboek voor het basisonderwijs. Tevens gaan we aan de slag met de twee vakopdrachten, verken je diverse bronnen voor het selecteren van materiaal voor je stageklas en krijg je tips voor het filmen van uitvoer van de vakopdrachten. 3) Jouw rol als leerkracht - drama als didactisch middel Voor het jonge kind is onderwijs in een context van belang. Verhalen, gedichten en versjes spelen daarbij een grote rol. In deze les onderzoek je de structuur en de zeggingskracht van het verhaal. Je onderzoekt en oefent de technieken bij het theatrale voorlezen, vertellen en spelen en maakt kennis met de leerkracht die in rollenspel de leerlingen aanstuurt. 4) Drama is taal en verhaal. In de kerndoelen wordt drama taal en spel genoemd. In deze bijeenkomst maak je kennis met de werkvorm poppenspel. Jouw activiteiten vooraf Voorbereidende opdracht, bestudeer onderstaande websites: - Schoolkinderen leren woorden met drama: https://www.youtube.com/watch?v=ijnobocggk8 - Dansinstructie Lekker Fit! Lied Kleuters https://www.youtube.com/watch?v=ny9gnzmlhcs Voorbereidende opdracht les 2: - Bestudeer vooraf het activiteitenformulier voor de vakopdracht op intranet. N.B. Voorbereiding voor volgende bijeenkomst; bekijk de kennisclip en neem een prentenboek mee naar de les. Voorbereidende opdracht les 3: - Bekijk het webcollege theatraal voorlezen op intranet. - Neem een (prenten)boek mee naar de les. Voorbereidende opdracht les 4: - Bekijk de kennisclip poppenspeltechnieken. Je gaat daarna concreet aan de slag met het ontwerpen van een poppenvoorstelling die ten dienste staat van uitbreiding van de woordenschat. Basis daarvoor is de BAK (basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters), maar ook kennis van dramaturgie uit de vorige bijeenkomst. In deze bijeenkomst staat het ontwerpen en repteren centraal. Tijdens de laatste bijeenkomst wordt de poppenvoorstelling op camera opgenomen opdat je deze kunt opnemen in je portfolio. 5) Toi toi en applaus! Zoals gesteld, presenteer je je poppenspelvoorstelling en blikken we naar de module K.O.2.2 en 2.3 in het volgende schooljaar. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 34

Toetsing: Deze onderwijseenheid wordt getoetst in: a) De Vakopdracht Kunstzinnige Oriëntatie van periode 1.4. (naast beeldende vorming en muziek, 1 opdracht voor het vak dans en 1 opdracht voor het vak drama). Het werk wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld. De vakopdracht differentieert naar hogere cijfers op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als goed worden beoordeeld. Bij de Vakopdracht Kunstzinnige Oriëntatie gelden de volgende beoordelingscriteria: Leerdoelen vakopdracht dans & drama: De student toon in voldoende mate aan: een koppeling te kunnen makken tussen beginsituatie, vakspecifieke productdoelen en doelen op de langere termijn voor elk afzonderlijk kunstvak. geschikt bronnenmateriaal te kunnen selecteren en bewerken voor lessen kunstzinnige oriëntatie aan de doelgroep. met dans & drama te kunnen aansluiten bij een thema/ onderwerp van de stageklas en een ander vak- of vormingsgebied. te kunnen reflecteren op de gegeven lessen en aan te geven hoe er pedagogisch en didactisch kan worden aangesloten op de klas en het individuele kind. Literatuur T.a.v. het vak Drama: Heijdanus, E. et al (2015) Spelend leren en ontdekken, handboek drama voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho. Voor de vakopdracht: Hfst 1 Drama in het basisonderwijs: spelend leren. 1.1 tot en met 1.7 tot Drama binnen cultuureducatie en cultuuronderwijs, p. 22 t/m 31 (lezen 9 blz.) Hfst. 4 Leerinhouden voor leerlingen. 4.6 Vakinhoudelijke en culturele competenties, p. 80 t/m. tabel op p. 85 (lezen 5 blz.) Hfst. 5 Creatieve ontwikkeling van leerlingen stimuleren. 5.1 De vijf W s, p. 90 t/m. 92 (bestuderen 2 blz., ook noodzakelijk voor de groepsopdracht) 5.7.1 De creatieve ontwikkeling in de onderbouw, p. 100 101 (bestuderen, 1¼ blz.) Hfst. 6 Drama-activiteiten 6.1.1 Quickscan van de beginsituatie van de groep, p. 110 en 111 (toepassen op vakopdracht, 1 blz.) 6.2 De didactiek van een korte verbeeldende activiteit, p. 111 t/m. 114 (toepassen op de vakopdracht, 3 blz.) 6.3 Voorbeelden van verbeeldingsactiviteiten: associatiespel, p. 114 t/m. 119 6.4 Andere korte verbeeldende activiteiten, p. 123 (eventueel 124 voor groep 3,4) Hfst. 7 Voorlezen en vertellen. 7.1 De verbeelding stimuleren, p. 130 131 tot Spanning, creativiteit en originaliteit (lezen 1 p blz.) 7.2 De leerkracht als inspirerend rolmodel, p. 132-145 tot Les 2 Vertelpantomime met dialoog (lezen 13 blz.) 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 35

Sterk aanbevolen voor Beroepsopdracht 1.3 en 1.4 Hfst. 3 Dramatheoretische inzichten, p. 55 t/m. 69. Persoonlijk professioneel verdiepend: Hfst. 2 Werken aan dramacompetenties, p. 35 t/m. 53 Hfst. 8 Drama als didactisch middel, p. 153 t/m. 158 (onder andere de leerkracht in rol ) http://tule.slo.nl/kunstzinnigeorientatie/f-l54c.html (taal en spel = drama) + PPT s van de vakcolleges. T.a.v. het vak Dans: Heijdanus, E, Nunen, A. van, Valenkamp, M. (2014) DANS! Praktisch handboek voor het basisonderwijs, Coutinho. Voor de vakopdracht: Hfst. 2 Werken aan competenties. 2.3 De competenties voor de leerling tot aan Doelen, p. 37 t/m. 41 (toepassen op vakopdracht, 4 blz.) Hfst. 4 Leerinhouden en leerlijnen dans. 4.3 Opbouw van de dansvaardigheden onderbouw, p. 66 t/m. 71 (toepassen op vakopdracht, 5 blz.) Hfst. 7 Voorbeeldlessen dans. 7.2 Organisatie of klassenmanagement voor een actieve les dans, p. 120-121 (toepassen op vakopdracht, 2 blz.) Hfst. 10 De creatieve ontwikkeling stimuleren. 10.3.1 De creatieve ontwikkeling in de onderbouw, p. 186-187 (toepassen op vakopdracht, 2 blz.) Sterk aanbevolen voor Beroepsopdracht 1.3 en 1.4 Hfst. 1 Wat is dans? p. 19 t/m. 29 (lezen, 10 blz.) Hfst. 4 Leerinhouden en leerlijnen dans. 4.1 De verschillende invalshoeken van dans, p. 64 t/m. 66 (lezen, 1½ blz.) 4.3 Vaardigheden voor dans ontwikkelingslijn voor studenten, p. 70 t/m. 73 (lezen, 3 blz.) Persoonlijk professioneel verdiepend Hfst 2 Werken aan competenties. 2.2 Vakspecifieke competenties voor de leerkracht, p. 33 t/m. 37 http://tule.slo.nl/kunstzinnigeorientatie/f-l54d.html beweging = dans) + PPT s van de vakcolleges 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 36

3.11 Titel: K.O. Vakopdracht Kunstzinnige Oriëntatie 1.4 Sis-code: Vakopdracht KO 1.4 INLEIDING - Dit is de tweede vakopdracht van Kunstzinnige Oriëntatie in dit studiejaar. Je volgt kunstvaklessen die gericht zijn op onderwijs aan het jonge kind. In de modules beeldende vorming, dans & drama, muziek, ontwikkel je de vakspecifieke vaardigheden als spelen, dansen, zingen, muziek maken en maken van beeldende producten en het reflecteren hierop. Je doet kennis op over het belang van de kunstvakken voor de ontwikkeling van het jonge kind en leert naar aanleiding van observatie en onderzoek de beginsituatie vast te stellen voor het kunstvak voor jezelf en voor je stageklas. Doelen: Je beschikt over methodische en didactische vaardigheden voor de vakken muziek en dans & drama. Je kunt de beginsituatie van de eigen (kleuter)groep in kaart brengen en op basis daarvan beeldende, muzikale en dans- en drama-activiteiten voorbereiden en uitvoeren Je kunt inhoudelijke keuzes voor dans- en drama-activiteiten, muziekactiviteiten en beeldende lessen verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende ontwikkelingsfase en/of leeftijdsgroep. Je kunt op de kunstzinnige activiteiten reflecteren door te beschrijven wat jij ervan hebt geleerd. Muziek, dans en drama: Wat ga je concreet doen? Je gaat voor de vakken muziek, dans & drama een activiteitenformulier gebruiken om het volgende te laten zien: 1. Je beschrijft de beginsituatie voor elk afzonderlijk vakgebied van je stagegroep aan de hand van het activiteitenformulier dat je op DLWO kunt vinden 2. Je beschrijft de doelen bij elke activiteit en zorgt ervoor dat deze aansluiten op de beginsituatie van de stagegroep. 3. Je beschrijft kort en bondig de inleiding, kern en slot van de activiteit. Je kunt je hierbij laten inspireren door de methodes die in de mediatheek te vinden zijn. 4. Je voert de activiteit met je stagegroep uit. 5. Je maakt voor de vakken dans & drama en muziek een beeldopname van de uitgevoerde activiteit. 6. Je levert de activiteitenformulieren via dropbox in bij Vakopdracht KO 1.4. met de link naar het beeldmateriaal. Beeldende vorming: 1. Je levert de in de les aangeboden opdrachten eigenvaardigheid Beeldende Vorming in tijdens het daarvoor bestemde toetsmoment in de toetsweek. 2. Je ontwikkelt een les beeldende vorming voor de kleuterklas en levert foto s van het gemaakte werk van de kinderen. Deze foto s presenteer je samen met je beeldende werk. (opdracht 1) Let op: de collegereeksen van beeldende vorming, dans & drama en muziek worden alternerend aangeboden. Dat wil zeggen dat je, afhankelijk van je rooster, het onderwijsaanbod in het eerste of tweede blok van dit semester volgt. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 37

Alleen het eindproduct voor muziek, dans en drama dient in blok 4 ingeleverd te worden via dropbox op MijnHvA. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 38

3.12 Titel: Cultuurproject 2: Kunst en ik Sis-code: Cultuuronderwijs 1.4 INLEIDING Iedereen is een drager van de cultuur waarin hij geboren is en waarin hij samen met anderen leeft. Als (aankomend) leerkracht ben je een cultuuroverdrager pur sang. De bewustwording van jouw eigen cultuurdragerschap vormt een belangrijke basis tot het professionele culturele zelfbewustzijn van de leerkracht. Je neemt jouw eigen culturele bagage en identiteit daar in mee. Met het oog op jouw ontwikkeling tot cultuurdrager en cultuuroverdrager in je rol als leerkracht neem je in jaar 1, 2 en 3 deel aan twee cultuurprojectweken. In het eerste jaar van de opleiding staat het thema Cultuur en ik centraal en word je je bewust(er) van de invloed van jouw achtergrond op jouw persoonlijke, professionele ontwikkeling tot leerkracht. In de grootstedelijke context van Amsterdam krijg je als leerkracht te maken met verschillende culturele achtergronden van kinderen en ook de scholen en wijken kennen diversiteit aan culturele levensstijlen. Daarnaast biedt de stad door het rijke aanbod van culturele instellingen als musea, theaters, muziekinstellingen etc. - verschillende mogelijkheden om in het kader van cultuuronderwijs samen te werken. Tijdens de cultuurprojecten is er een aanbod van cultuureducatieve activiteiten, zowel op de opleiding als in Amsterdam. Daarnaast werk je zelfstandig (of met anderen) aan (zelfstudie)opdrachten. Leerdoelen Cultuuronderwijs 1.4 Cultuurproject 1 Je hebt je eigen culturele identiteit in beeld gebracht. Je koppelt je eigen culturele identiteit aan de ervaringen van cultuurproject 1. Cultuurproject 2 Je hebt een kunstpagina samengesteld waarin je eigen beleving van kunst zichtbaar wordt. Je hebt je eigen ontwikkeling in kaart gebracht aan de hand van de drie basisberoepstaken cultuureducatie. Activiteiten in projectweek 1 Introductie thema en individuele opdracht Groepsopdracht: culturele diversiteit A dam in beeld brengen Stagedag Bezoek gebedshuizen I: synagoge, moskee en kerk Aan de slag met de groepsopdracht Bezoek gebedshuizen II Aan de slag met de groepsopdracht Afsluiting: presentaties Zelfstandig werken aan product Cultuurproject 1 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 39

Activiteiten in projectweek 2 Collegetour met kunstenaars, toelichting individuele opdracht en bezoek ateliers van kunstenaars Stagedag Workshops en theatervoorstelling Voorbereiden presentaties en eindpresentaties Zelfstandig werken aan product Cultuurproject 2 Het precieze programma is te vinden op het studiedeel Cultuurproject op mijnhva.nl. Toetsing In cultuurweek 2 werk je aan het product cultuurproject 2. Dit product is onderdeel van de beoordeling van de opdracht cultuuronderwijs 1.4. De opdracht wordt beoordeeld door je kerndocent, aan de hand van de beoordelingscriteria in het beoordelingsformulier. Let op: Voor cultuuronderwijs geldt een verplichte deelname. Dat wil zeggen dat je aanwezig moet zijn en actief moet deelnemen om de gestelde doelen te kunnen behalen. In de cultuurweken maak je samen met medestudenten kennis met het culturele veld in Amsterdam en de betekenis daarvan voor het basisonderwijs. Vanwege interactie en discussie met medestudenten, docenten en betrokkenen uit het culturele veld is aanwezigheid en actieve deelname noodzakelijk om de doelen te kunnen behalen. Mocht je afwezig zijn, dan moet je voor de dagen dat je er niet bent vervangende opdrachten maken. Literatuur Heusden, B.P. van, Tans, J.P.M., Rass, M.G. (2016) Cultuur², Basis voor cultuuronderwijs. Bussum: Coutinho. Opdracht In cultuurproject 2 werk je aan een opdracht die wordt meegenomen in de beoordeling van cultuuronderwijs in blok 1.4. De opdracht voor cultuurproject 2 is de volgende: Je maakt een kunstpagina, waarin: de eigen beleving van kunst in het algemeen zichtbaar wordt gemaakt. verschillende kunstdisciplines in beeld zijn gebracht. In de toelichting op de kunstpagina heb je een koppeling gemaakt tussen kennis over cultuurdragerschap in relatie tot de eigen beleving van kunst en de ervaringen van cultuurproject 2. Voor een goed: Je hebt zichtbaar aandacht besteed aan de vormgeving van de kunstpagina. Je hebt de toelichting op kunstonderwijs onderbouwd met theorie en/of visie. Deadline: Deze individuele opdracht upload je voor 12 mei a.s. 9.30 uur in de dropbox van het studiedeel Cultuuronderwijs 1.4. Portfolioproducten Daarnaast neem je het product Cultuurproject 2 op in je portfolio in de map Cultuurdossier. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 40

HOOFDSTUK 4. De praktijk van het basisonderwijs Studiegidscode: Praktijk 1.4 INLEIDING - Je loopt dit blok stage in dezelfde klas als in het vorige blok. En ook voor dit blok hebben we een aantal stageactiviteiten en stagedoelen geformuleerd die jouw ontwikkeling op de competentiematrix Lesgeven in de grote stad (Amsterdam) zullen sturen. De focus van de stage ligt deze stageperiode op enerzijds theatraal voorlezen en anderzijds op het effectief inzetten van wat we (speel)werktijd noemen. Hieronder beschrijven we achtereenvolgens de doelen van de stage, de activiteiten waar jij je tijdens je stage mee bezig zult houden en de beoordelingsprocedure. 4.1 Stagedoelen Wat moet je kunnen en kennen aan het einde van je stage? Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, uitvoeren en evalueren van de (speel)werktijd. Je kunt boeiend voorlezen aan (jonge) kinderen. Je houdt daarbij rekening met de taalniveaus in de (multiculturele) groep. Je bent in staat te zijn tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en evalueren van een aantal aaneengesloten lessen in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Je zorgt ervoor dat jouw les een samenhangend geheel vormt waarin beginsituatie, doelen, leeractiviteiten logisch uit elkaar voortvloeien. Je verdiept je in de leeropbrengsten van (kinderen in) de groep. Je kunt het eigen handelen in de praktijk verwoorden en relateren aan visies op leren en op onderwijs. Je draagt bij aan het pedagogisch klimaat in de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht. Je kunt de groep als geheel en de subgroepjes daarbinnen aanspreken en aansturen op de taak. Je gaat constructief om met de feedback van de begeleider(s). Je bespreekt met hen je leeropbrengsten uit de stage. 4.2 Stageactiviteiten Wat ga je deze stageperiode doen? Stageactiviteiten zijn onder voorbehoud van kleine wijzigingen in de Beroeps- of Vakopdracht. De colleges Kunstzinnige Oriëntatie en Mens & Wereld worden alternerend in blok 3 en blok 4 gegeven. Je voert de bijbehoren vakopdracht uit in het blok dat je de colleges hebt. De afronding is eind blok 1.4. Je leest een (zelfgekozen) verhaal/prentenboek voor aan de gehele groep. Het betreft hier theatraal voorlezen aan (jonge) kinderen. Je maakt filmopnames van een door jou gegeven les ten behoeve van het functioneringsgesprek PPO op de opleiding (aan het eind blok 1.4). Je spreekt met je mentor over twee leerlingen die onderling flinke verschillen vertonen in hun ontwikkeling beginnende geletterdheid (Nederlands). Je verzorgt twee dagdelen onderwijs aan (jonge) kinderen, bij voorkeur groep 1/2. Je verzorgt vijf lesovergangen. Je legt je voorbereiding voor aan de mentor ter goedkeuring. Je voert vijf lessen/ leersituaties uit; je legt je lesvoorbereidingen eerst voor aan de mentor ter goedkeuring, waarvan je voor: - de vakopdracht Mens & Wereld een les Natuur & Techniek met de hele groep uitvoert waarbij onderzoekend en ontdekkend leren het vertrekpunt is. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 41

- Bewegingsonderwijs de eerste van drie lessen samen geeft met je mentor. De volgende twee lessen geef je in blok 1.3 of 1.4. waarvan je er één vastlegt op video. Ook deze mag je samen met je mentor geven. - de vakopdracht KO voor elk afzonderlijk vakgebied (muziek, dans & drama) een kleine activiteit uitvoert welke je op video vastlegt. - de vakopdracht KO voor het vakgebied beeldende vorming een les verzorgt en het gemaakte materiaal fotografeert. - Nederlands op basis van het gesprek met je mentor en op grond van de gegevens voor twee leerlingen een activiteit uitvoert welke aansluit bij zijn / haar niveau van beginnende geletterdheid. Je ontwikkelt vijf overige activiteiten. Dit zijn vijf verschillende activiteiten die in overleg met de mentor worden bepaald. Indien mogelijk accent op het pedagogisch handelen waaronder overzicht en overwicht. (Bijvoorbeeld pleinwacht, tien uurtje, vrij speelmoment). Je woont een gesprek bij tussen de leerkracht en een ouder en maakt een kort verslag over het verloop van het gesprek. Je actualiseert je stagemap met daarin tenminste je lesvoorbereidingen, activiteiten, de ontvangen feedback en stagebeoordelingen. Je sluit je (onderbouw)stage af en je bespreekt je stage-ervaringen met de mentor. 4.3 Beoordelingsprocedure Voorwaarde voor beoordeling is altijd dat je de stageactiviteiten hebt uitgevoerd en dat je je stagemap hebt geactualiseerd. De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de schoolopleider. De procedure is als volgt: Aan het eind van blok 1.4 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te vullen met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de schoolopleider. De schoolopleider is de examinator en komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en geeft het cijfer. Je neemt de eindbeoordeling van de schoolopleider op in het portfolio. Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2017-2018. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 42

HOOFDSTUK 5. Persoonlijke Professionele Ontwikkeling (PPO) SIS-code: PPO 1.4 INLEIDING De Pabo van de Hogeschool van Amsterdam leidt studenten op tot professionals in de grootstedelijke onderwijspraktijk. Het lesgeven in deze grootstedelijke context met de superdiversiteit van de stad en die van haar inwoners, vraagt veel van de kennis, vaardigheden en attitude van de leerkracht. Hij moet ervoor zorgen dat kinderen goed onderwijs krijgen in de verschillende vakgebieden, ervoor zorgen dat zij zich sociaal ontwikkelen in een groep en dat zij zich als individu leren ontplooien en hun talenten kunnen ontwikkelen. De leerkracht krijgt hierdoor te maken met dilemma s, waarin hij eigen wijze keuzes moet leren maken. Deze dilemma s vinden niet alleen plaats in de interactie tussen leerkracht en leerlingen, maar ook in de interactie tussen leerkracht en ouders, de collega s, de directeur en andere onderwijsprofessionals. Het omgaan met dilemma s vraagt van de leerkracht dat hij weet waar hij voor staat en dat hij keuzes kan maken, die gebaseerd zijn op kennis, vaardigheden en een eigen visie op onderwijs en onderwijzen. Tijdens de bijeenkomsten voor Persoonlijke Professionele Ontwikkeling (PPO), waarin reflectie op de voortgang in studie en stage centraal staat, word je begeleid en ondersteund bij het maken en onderbouwen van keuzes en het creëren van professionele ruimte. Hiermee wordt een eigen professionele identiteit ontwikkeld, waarmee de startende leerkracht ook na de opleiding zelfstandig lerend kan blijven. De drie pijlers van PPO uitgelegd: Pijler 1. Identiteit De student kan zijn persoonlijke professionele ontwikkeling duiden, weet waar hij voor staat (visie) en kan deze verwoorden aan anderen. 2. Eigen wijze keuzes De student kan op basis van verworven kennis, inzichten en ervaringen eigen wijze keuzes maken in zijn beroepspraktijk, deze onderbouwen en verantwoorden aan anderen. 3. Professionele ruimte creëren De student heeft een onderzoekende houding, stuurt zijn eigen ontwikkeling, voelt de noodzaak om zichzelf te blijven professionaliseren en zoekt verbinding en samenwerking met collega s en externen. 5.1 Leerdoelen Bij de hierboven genoemde pijlers staan in het eerste semester de volgende leerdoelen centraal: Identiteit - De student leert zijn medestudenten en opleiding kennen (binden). - De student koppelt de competentiematrix aan zijn eigen ontwikkeling. - De student herkent de eigen (culturele) achtergrond Eigen wijze keuzes maken - De student beschrijft eigen handelen in een dilemma in de studie of praktijk aan de hand van de reflectiecyclus. - De student herkent in onderwijssituaties de theorie uit de opleiding. Professionele ruimte creëren - De student kan aan de hand van zijn eigen leerstijl ontwikkelpunten beschrijven. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 43

5.2 Bijeenkomsten In de PPO-bijeenkomsten begeleiden wij studenten in hun persoonlijke professionele ontwikkeling, waarin reflecteren en de onderzoekende houding van de student een grote rol speelt. Hierbij gaan we ook in op identiteit en groepsprocessen. In de PPO-bijeenkomsten word je uitgedaagd een bijdrage te leveren aan onderstaande onderwerpen: Wie ben ik: je presenteert wat je bezighoudt, waar je vandaan komt, wat je achtergrond is. Muurkrant: wekelijks wordt actueel nieuws uit onderwijsland gepresenteerd en een discussie met de klas (be)geleid. Lesvoorbereiding en uitvoering: we bespreken de relatie tussen de lesvoorbereiding en uitvoering. Competentieontwikkeling: hoe ontwikkel jij je in studie en stage? Koppeling theorie en praktijk: Geregeld wordt er een koppeling gemaakt van de praktijk naar de theorie en vice versa Casusinbreng: In de vorm van een casus wordt er door iemand een succes- of leermoment ingebracht. Tip van de week. Energizer: Wekelijks leert een student de klas een energizer. Spreekuur: Studenten kunnen een afspraak maken en de kerndocent kan een afspraak maken met studenten om te praten over zaken m.b.t. studie en stage. 5.3 Toetsing Aan het eind van dit semester heb je een functioneringsgesprek van 20 minuten met je kerndocent. Voorafgaande aan het gesprek actualiseer je jouw portfolio. Bij het gesprek en bij de beoordeling staan de volgende aandachtspunten centraal: Studievaardigheden, studiehouding, en studievoortgang. Actieve deelname aan de studie, waaronder aanwezigheid in de colleges, kan nadrukkelijk aan de orde komen tijdens het gesprek. Reflectie op de eigen professionele ontwikkeling en koppeling hiervan aan de competenties zoals beschreven in de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam). Reëel zicht op het vak van leerkracht basisonderwijs, de eigen sterke en te ontwikkelen punten en het formuleren van nieuwe leerdoelen voor semester 2. Je bereidt je voor op het functioneringsgesprek door je portfolio verder in te richten en te actualiseren. Je neemt de volgende documenten op in je portfolio: De stagebeoordeling(en). De voldoende beroeps- en vakopdrachten (inclusief beoordelingsformulieren). De competentiematrix met daarin gearceerd/gemarkeerd in het groen de competentiebeschrijvingen die je beheerst en gearceerd in het geel de competenties waarin je je wilt ontwikkelen in het komende semester. Om tijdens het functioneringsgesprek tot een helder beeld van jouw ontwikkeling te komen kan het je helpen om je schriftelijk voor te bereiden: - Beschrijf in een apart document hoe je je in de groen gearceerde competenties ontwikkeld hebt. Je kunt hier concrete voorbeelden aan koppelen 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 44

- Welke kwaliteiten en welke aandachtspunten zijn bij deze items zichtbaar geworden? - Hoe kun je deze kwaliteiten en of aandachtspunten in andere praktijksituaties inzetten of toepassen? Let op: deze schriftelijke voorbereiding mag je meenemen naar het functioneringsgesprek, maar neem je niet op in je portfolio. De kerndocent beoordeelt de afronding van PPO 1.4 op basis van de volgende criteria: De student herkent zijn persoonlijke kwaliteiten, leervoorkeuren en kan die relateren aan de competentiematrix. De student kan in een dilemma verschillende perspectieven herkennen. De student gebruikt (aangeboden in de opleiding) theorie bij het reflecteren op praktijksituaties. De student volgt de actualiteiten in het onderwijsveld en kan een relatie leggen met eigen beroepspraktijk. Portfolio Je vult dit blok je portfolio aan en bewaart daarin de overzichten, verslagen en producten (alles gedateerd inclusief jaartal) overzichtelijk in mapjes. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 45

HOOFDSTUK 6. Praktische informatie INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie: de indeling van dit blok, benodigde internetsites en welke documenten verder van belang zijn. Schema blok-indeling Hier bieden we je een schematisch kalenderoverzicht van het komende blok, dat elf weken gaat duren (met de projectweek erbij). Zo weet je alvast precies wanneer de lesweken, de vakantie, de stageweek en de toetsperiode eraan komen. BLOK 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 & 12 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 & 27 16/04 23/04 30/04 07/05 14/05 21/05 28/05 04/06 11/06 18/06 25/06 02/07 PROJECTWEEK VAKANTIE STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra Jr 1 & 2: Herkans blok 3 Laatste stagedag in deze week Beroepsopdracht, Vakopdracht KO 1.4 TOETSWEEK.1 Stagebeoord. Beroepsopdr. Vakopdracht Jr 3 & 4: Herkans blok 3 TOETSWK. 2 & 3 Thematoets Vaktoets Vaktoets Funct.gesprek Jr 1 & 2: Herkans blok 4 Belangrijke internetsites http://rooster.hva.nl Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas. https://start.mijnhva.nl/paginas/lecturer.aspx Hier staat alle actuele informatie van de opleiding en de verschillende vakken. https://extranet.mijnhva.nl/nl/paginas/default.aspx Informatie van het stagebureau voor externen. https://sis.hva.nl Bekijk hier jouw studievoortgang. https://stip.hva.nl Je kunt STIP gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van (wetenschappelijke en vak-) informatie. https://taaluniversum.hva.nl Een online oefenmodule om je taalvaardigheid te verbeteren. Belangrijke documenten (downloaden via MijnHvA): Competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam). Praktijkgids 2017-2018. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 46

De BAS-norm: Bij onvoldoende studievoortgang na jaar 1 kan de opleiding een bindend afwijzend studieadvies (BAS) afgeven. In dat geval zul je de opleiding helaas vroegtijdig moeten afbreken. De norm waaraan je moet voldoen om een BAS te voorkomen: Na het eerste jaar in het bezit van minimaal 50 studiepunten. Taalniveau Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau aan het einde van de propedeuse en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen/. Vereist niveau einde propedeuse (taalniveau B2) Aan het eind van de propedeuse moet je het B2-niveau aantonen op de volgende taalaspecten: 1. Spreken (presenteren). 2. Gesprekken voeren. 3. Schrijven. 4. Lezen. 5. Luisteren. Je toont aan het eind van het eerste jaar, in blok 1.4, je B2-niveau aan in spreken, gesprekken voeren en schrijven tijdens de volgende daartoe aangewezen opdrachten: Schrijven: vaktoets Nederlands, beoordeling door docent Nederlands. Spreken (presenteren): presentatie mondelinge vaktoets 1.4. Gesprekken voeren: presentatie mondelinge vaktoets 1.4. Deze opdrachten staan inhoudelijk beschreven in de Studiewijzers per blok. De opdrachten worden beoordeeld met beoordelingsformulieren voor schrijven, spreken en gesprekken voeren op B2-niveau. De beoordeling op taalniveau B2 staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld. Je krijgt de mogelijkheid gedurende het eerste jaar je taalniveau (zo nodig) te ontwikkelen tot het vereiste B2- niveau. Tijdens blok 1 en 2 (het eerste semester) krijg je van de docenten bij diverse beoordelingen ontwikkelingsgerichte feedback op de drie genoemde taalaspecten. In blok 1 en 2, semester 1, van de propedeuse worden als onderdeel van het vereiste B2-niveau - alle schrijfproducten van studenten taalontwikkelingsgericht nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo-HvA (deze vind je in een van de bijlagen bij deze studiewijzer). Gedurende dit blok kunnen de schrijfproducten nog niet op taal worden afgekeurd. De student moet wel zijn groei kunnen aantonen op dit gebied. Vanaf semester 2 van de propedeuse (en de hierop volgende studiejaren) worden alle schrijfproducten met deze taalnorm nagekeken en bij te veel fouten wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 47

Daarnaast zal er in het schriftelijk en mondeling contact met alle docenten aandacht zijn voor de kwaliteit van het taalgebruik. Met behulp van al deze feedback kun je gericht toewerken naar het gewenste taalniveau. B2-niveau in luisteren en lezen wordt indirect aangetoond, namelijk via het volgen van (hoor)colleges en het lezen van studiestof. Je toont het B2-niveau luisteren en lezen aan door het behalen van de eerstejaarstoetsen. Bij deze taalonderdelen worden geen aparte beoordelingsformulieren voor taalgebruik gehanteerd. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 48

BIJLAGE 1. Beoordelingsformulier Beroepsopdracht 1.4 Pabo HvA 2017-2018 Student: Klas: Kerndocent: Cijfer: Datum beoordeling: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee Het schriftelijk werk voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA (zie bijlage bij de studiewijzer). O O B. Inhoudelijke criteria 1. De student toont in voldoende mate aan de ontwikkeling van zijn motivatie om leerkracht basisonderwijs te worden te kunnen beschrijven. 2. De student toont in voldoende mate aan op welke wijze kennis en ervaringen voor de ontwikkeling tot leerkracht van betekenis zijn geweest. 3. De student toont in voldoende mate aan zijn visie op goed onderwijs en de rol die de leerkracht en leerlingen hierin spelen te kunnen beschrijven. 4. De student toont in voldoende mate aan zijn visie op goed onderwijs met verschillende bronnen te kunnen onderbouwen en de APA-richtlijnen voor bronvermelding toe te kunnen passen. C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10 Zeer goed = 9 Goed = 8 Ruim voldoende = 7 Voldoende = 6 Net niet voldoende = 5 Onvoldoende = 4 Ruim onvoldoende = 3 Slecht = 2 Zeer slecht = 1 Onvoldoende (0 punten) Niet helemaal voldoende ( 1 punt) Voldoende (2 punten) Je beschrijft je motivatie en je missie om je te ontwikkelen tot leerkracht basisonderwijs. De beschreven motivatie wordt onderbouwd met eigen ervaringen. Je geeft aan hoe de beschreven kennis en ervaringen hebben bijgedragen aan je professionele ontwikkeling. Hierbij maak je een koppeling met vakliteratuur en/of wetenschappelijk onderzoek en de competentiematrix. De visie bestaat uit tenminste een praktijkvoorbeeld en twee stellingen over goed onderwijs. Je schrijft een reflectie op de ontwikkeling tot de leerkracht die je wilt zijn. Het praktijkvoorbeeld en de stellingen worden onderbouwd met relevante vakliteratuur. Per stelling en praktijkvoorbeeld worden tenminste twee verschillende bronnen gebruikt. De APA-richtlijnen worden toegepast bij het verwijzen naar bronnen en samenstellen van de literatuurlijst. Goed (3 punten) Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 12 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 11 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 10 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 9 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 8 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 7-9 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 5-6 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 3-4 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 1-2 punten. Aan twee voorwaardelijke onderdelen is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 0 punten. D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 49

BIJLAGE 2. Beoordelingsformulier Didactiek Nederlands 1.4 Pabo HvA 2017-2018 Student: Cijfer: Studentnummer: Cursusjaar: Datum beoordeling: Klas: Naam beoordelaar: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee 1. De mondelinge presentatie voldoet aan Spreken op B2- niveau. O O B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet Niet helemaal Voldoende Goed 1. De student bespreekt (op basis van de resultaten van het interview) met de mentor de vorderingen beginnende geletterdheid van twee kinderen uit de stageklas. (0 punten) (1 punt) (2 punten) Uit de portretten blijkt dat de student over voldoende kennis beschikt om de informatie uit het interview en eventueel het leerlingvolgsysteem over twee kinderen aangaande hun beginnende geletterdheid gedetailleerd en adequaat weer te geven. (3 punten) 2. De student analyseert (op basis van de uitgevoerde activiteiten) de vorderingen op het gebied van beginnende geletterdheid van de twee kinderen uit de stageklas. Dit criterium telt dubbel. 3. De student noemt mogelijke vervolgactiviteiten waarmee de beginnende geletterdheid kan worden gestimuleerd of verder geoptimaliseerd. Uit de portretten blijkt dat de student over voldoende kennis beschikt om de analyse over de vorderingen en prestaties van twee kinderen aangaande hun beginnende geletterdheid gedetailleerd en adequaat weer te geven.. De student geeft deskundige aanwijzingen over de wijze waarop de ontwikkeling van de beginnende geletterdheid van de kinderen geoptimaliseerd kan worden. 4. De student vergelijkt op basis van de resultaten de vorderingen van de twee kinderen. De student trekt conclusies uit het de prestaties van de kinderen op het gebied van beginnende geletterdheid. Bonus Het product is door de docent beoordeeld als origineel, excellent en kenmerkt zich door eigenheid. + Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer van toepassing, mits het eindcijfer minimaal een 6 is. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 50

C. Eindbeoordeling / cijfer ( 0 punten kan niet worden gecompenseerd, de rest wel). Aantal punten O Uitmuntend = 10 15 O Zeer goed = 9 14 O Goed = 8 12-13 O Ruim voldoende = 7 10-11 O Voldoende = 6 9 O Onvoldoende = 5 7-8 O Ruim onvoldoende = 4 5-6 O Ruim onvoldoende = 3 3-4 O Ruim onvoldoende = 2 1-2 O Geen punten = 1 0 D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 51

BIJLAGE 3. BEOORDELINGSFORMULIER Gevorderde schrijfvaardigheid Pabo HvA 2017-2018 Student: Studentnummer: Cursusjaar: Cijfer: Datum: Beoordelend docent: Klas: Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0) Niet helemaal (1) Voldoende (2) Goed (3) 1. De tekst is afgestemd op het betreffende doel. 2. De tekst is afgestemd op het betreffende publiek. 3. De tekst vertoont samenhang. De vormgeving van het schrijfproduct is conform de eisen (lay-out). De structuur van het product is afgestemd op het doel (bijvoorbeeld adviseren, informeren, overtuigen). Het taalgebruik en de toon passen bij het publiek (bijvoorbeeld formeel/ informeel, populair/ zakelijk). Zinnen en alinea s zijn verbonden door verbindingswoorden en overgangszinnen. Verwijswoorden zijn correct. De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent. 4. Woordgebruik en woordenschat worden correct en gevarieerd toegepast. Het woordgebruik is gevarieerd. De woordkeuze is meestal correct; een enkele fout wordt wel eens gemaakt. Voorzetsels en lidwoorden zijn goed gebruikt. 5. De spelling en grammatica in de tekst zijn op gewenst niveau. In langere, samengestelde zinnen komen grammaticale fouten beperkt voor, maar ze tasten de begrijpelijkheid niet aan. De werkwoordspelling is foutloos. De meeste spellingregels zijn correct toegepast. 6. De tekst kenmerkt zich door leesbaarheid. Er zijn witregels, alinea s en/ of kopjes gebruikt. De meeste leestekens zijn correct gebruikt. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 52

Eindbeoordeling/ cijfer (0 punten kan niet worden gecompenseerd, de rest wel.) Aantal punten O Uitmuntend = 10 18 O Zeer goed = 9 16-17 O Goed = 8 14-15 O Ruim voldoende = 7 12-13 O Voldoende = 6 11 O Onvoldoende = 5 9-10 O Ruim onvoldoende = 4 7-8 O Ruim onvoldoende = 3 4-6 O Ruim onvoldoende = 2 1-3 O Geen punten = 1 0 C. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 53

BIJLAGE 4. Beoordelingsformulier Vakopdracht KO 1.4 Onderdelen beeldende vorming, dans & drama, muziek. Pabo HvA 2017-2018 Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Cijfer: Beoordelende docent: Datum 1 e toets: Datum herkansing: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee 1. De student heeft per kunstvak een activiteitenformulier ingeleverd. O O 2. De student heeft voldaan aan de beeldende opdrachten. O O 3. De student heeft de uitvoering van de activiteiten van dans & drama en muziek op video aangeleverd. O O 4. De student heeft in de les voldaan aan de opdracht poppenspel. O O 5. Het verslag voldoet aan de taalnorm van Pabo HvA. O O B. Inhoudelijke criteria De student beschikt over methodische en didactische vaardigheden voor het vak muziek, het vak dans & drama en beeldende vorming. Helemaal niet (0 punten) Niet helemaal (1 punt) Voldoende (2 punten) De student geeft een doelgerichte instructie en begeleiding op de uitvoering van de activiteit. De student heeft dit aangetoond: in de video voor muziek in de video voor dans & drama in het fotomateriaal van het kinderwerk Goed (3 punten) De student kan de beginsituatie van de eigen (kleuter)groep in kaart brengen en op basis daarvan beeldende, muzikale en dans & drama-activiteiten voorbereiden en uitvoeren. De student heeft aangetoond dat de doelen aansluiten op de beginsituatie van de stagegroep en de inhoud van de activiteit. Dit wordt zichtbaar in: Het activiteitenformulier (alle vakken) De video (muziek, dans & drama) De student kan inhoudelijke keuzes voor dans & dramaactiviteiten, muziekactiviteiten en beeldende lessen verantwoorden op basis van kenmerken van de betreffende leeftijdsgroep. De student laat in de activiteit zien aan te kunnen sluiten bij de leef- en belevingswereld van het jonge kind. De student laat in de werkvorm zien aan te kun sluiten bij de kenmerken van het jonge kind. Je kunt op de kunstzinnige activiteiten reflecteren door te beschrijven wat jij ervan hebt geleerd. De student beschrijft in de reflectie op de uitvoering van de activiteit op welke wijze deze lerend was voor de kinderen. De student verwoordt hoe de activiteit zowel in het product als op de lange termijn, van betekenis is op de ontwikkeling van kinderen. Bonus Het product is door de docent beoordeeld als origineel, excellent en kenmerkt zich door eigenheid. + Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer van toepassing, mits het eindcijfer minimaal een 6 is. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 54

C. Eindbeoordeling / cijfer ( 0 punten kan niet worden gecompenseerd, de rest wel). Aantal punten O Uitmuntend = 10 13 O Zeer goed = 9 12 O Goed = 8 10-11 O Ruim voldoende = 7 8-9 O Voldoende = 6 7 O Onvoldoende = 5 6 O Ruim onvoldoende = 4 5 O Ruim onvoldoende = 3 3-4 O Ruim onvoldoende = 2 1-2 O Geen punten = 1 0 D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 55

BIJLAGE 5. Beoordelingsformulier PPO 1.4 Functioneringsgesprek Pabo HvA 2017-2018 Student: Klas: Cijfer: Datum beoordeling: Kerndocent: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee 1. De student beheerst taalniveau B2 op het domein van spreken. O O 2. De student heeft het portfolio geactualiseerd op het afgesproken tijdstip. O O 3. De student voert het gesprek op basis van een fragment uit een van zichzelf gefilmde les. O O B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten) Niet helemaal (1 punten) Voldoende (2 punten) Goed (3 punten) 1. De student herkent zijn persoonlijke kwaliteiten, leervoorkeuren en kan die relateren aan de competentiematrix. 2. De student kan in een dilemma verschillende perspectieven herkennen. De student kan aan de hand van de gearceerde competenties uit de competentiematrix beschrijven wat hij heeft ingezet om zich verder te ontwikkelen. De student kan een casus weergeven waarin hij beschrijft welke perspectieven hij herkent en welke bewuste keuzes hij heeft gemaakt of had kunnen maken. 3. De student gebruikt (aangeboden in de opleiding) theorie bij het reflecteren op praktijksituaties. 4. De student volgt de actualiteiten in het onderwijsveld en kan een relatie leggen met eigen beroepspraktijk. Bonus Het gesprek is door de docent beoordeeld als excellent. De student kan bij de beschrijving van verschillende praktijksituaties een verbinding met de opgedane kennis en theorie maken. De student toont aan kennis te hebben van actualiteiten die van invloed zijn op het onderwijsveld en koppelt deze aan eigen ervaringen in de praktijk. + Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer van toepassing, mits het eindcijfer minimaal een 6 is. C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10 Zeer goed = 9 Goed = 8 Ruim voldoende = 7 Voldoende = 6 Net niet voldoende = 5 Onvoldoende = 4 Ruim onvoldoende = 3 Slecht = 2 Zeer slecht = 1 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 12 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 11 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 10 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 9 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 8 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 7-9 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 5-6 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 3-4 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 1-2 punten. Aan twee voorwaardelijke onderdelen is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 0 punten. D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 56

BIJLAGE 6. Beoordelingsformulier Cultuuronderwijs 1.4 Pabo HvA 2017-2018 Student: Klas: Cijfer: Datum: Beoordelend kerndocent: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee De student heeft deelgenomen aan cultuurproject 1. O O De student heeft deelgenomen aan cultuurproject 2. O O Het verslag voldoet aan de taalnorm van Pabo HvA. O O B. Inhoudelijke criteria Onvoldoende ( 0 punten) Net niet voldoende (1 punt) Voldoende (2 punten) Goed (3 punten) Cultuurproject 1: De student heeft de eigen culturele identiteit in beeld gebracht. In de identiteitscirkel maakt de student zichtbaar welke aspecten en mensen belangrijk zijn voor de eigen identiteit. De student heeft een toelichting gegeven op de inhoud van de identiteitscirkel. Cultuurproject 1: De student koppelt de eigen culturele identiteit aan de ervaringen van cultuurproject 1. Cultuurproject 2: De student heeft een kunstpagina samengesteld waarin de eigen beleving van kunst zichtbaar wordt. Cultuurproject 2: De student heeft de eigen ontwikkeling in kaart gebracht aan de hand van de drie basisberoepstaken cultuureducatie. C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10 In de verwerkingsopdracht heeft de student duidelijk gemaakt op welke wijze de ervaringen van cultuurproject 1 van betekenis zijn geweest op de eigen culturele identiteit. In de kunstpagina heeft de student de eigen beleving van kunst in het algemeen zichtbaar gemaakt. In de kunstpagina heeft de student verschillende kunstdisciplines in beeld gebracht. In de toelichting op de kunstpagina heeft de student een koppeling gemaakt tussen kennis over cultuurdragerschap in relatie tot de eigen beleving van kunst en de ervaringen van cultuurproject 2. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 12 punten. De student heeft in de verwerkingsopdracht een koppeling gemaakt tussen de eigen ervaringen en de professionele rol van leerkracht. De student heeft zichtbaar aandacht besteed aan de vormgeving van de kunstpagina. De student heeft de toelichting op kunstonderwijs onderbouwd met theorie en/of visie. Zeer goed = 9 Goed = 8 Ruim voldoende = 7 Voldoende = 6 Net niet voldoende = 5 Onvoldoende = 4 Ruim onvoldoende = 3 Slecht = 2 Zeer slecht = 1 Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 11 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en de student heeft 10 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 9 punten. Aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan, voor alle inhoudelijke criteria is tenminste 1 punt gescoord en de student heeft 8 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 7-9 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 5-6 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 3-4 punten. Aan één voorwaardelijk onderdeel is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 1-2 punten. Aan twee voorwaardelijke onderdelen is niet voldaan en/of minstens één inhoudelijk criterium is onvoldoende en de student heeft 0 punten. D. Toelichting bij de beoordeling door de kerndocent: 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 57

BIJLAGE 7. Beoordelingsformulier Spreken Pabo HvA 2017-2018 Spreekvaardigheid beoordelingsaspecten B2 Afstemming op doel ja - Het doel is gedurende de hele spreektekst duidelijk (bijv. informeren, overtuigen, adviseren). Afstemming op publiek nee ja - Het taalgebruik past bij het publiek. Tekststructuur nee ja - Maakt het publiek de opbouw van de spreektekst duidelijk en volgt deze ook. Woordgebruik en woordenschat nee ja - Beschikt over een goede woordenschat voor het vakgebied en de meeste algemene onderwerpen. - Varieert in formuleringen en voorkomt herhaling; hiaten in de woordenschat kunnen wel tot aarzeling en omschrijving leiden. Grammaticale beheersing nee ja - Vergissingen kunnen voorkomen bij complexe zinsvormen, maar zijn zeldzaam en worden meestal achteraf verbeterd. Verstaanbaarheid nee ja - Heeft een heldere, natuurlijke uitspraak en intonatie. - Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo. Oordeel nee ja 6x ja is B2 nee 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 58

BIJLAGE 8. Inhoudelijke toelichting beoordelingsformulier spreken Afstemming op doel Afstemming op publiek Tekststructuur Woordgebruik en woordenschat Grammaticale beheersing Verstaanbaarheid Doel Doelen zijn: informatie geven, een mening geven, overtuigen, argumenteren, analyseren Taalgebruik en toon Taalgebruik (formele spreektaal) tegenover een assessor in een beoordelingsgesprek is anders dan taalgebruik tegenover jongeren of medestudenten. Informatie, argumenten en voorbeelden Informatie, argumenten en voorbeelden voor bekende en onbekende gesprekspartners verschillen. Signaalwoorden Voorbeelden van signaalwoorden: maar (tegenstelling) ten eerste, ten tweede (opsomming) concluderend, dus (geven conclusie aan) zo, bijvoorbeeld (toelichtend verband) Verwijswoorden Voorbeelden van verwijswoorden: hij zij - die dat naar wie waarnaar daarop eronder daardoor Logische gedachtegang Geeft relaties als oorzaak/gevolg en voor- en nadelen duidelijk aan. Gevarieerd Vermijd herhalingen. Trefzeker Een voorbeeld van trefzeker is het gebruik van het woord bevorderingsregeling wanneer je spreekt over het overgaan naar een volgend schooljaar. Het woord voortgangsregeling is in dit geval niet trefzeker. Relevante onderwijstermen en vakjargon Een voorbeeld van een onderwijsterm is veilig leerklimaat (niet *gezellige sfeer). Een voorbeeld van vakjargon is de grafiek laat een stijging zien (niet *de lijn gaat omhoog). Spreektaal In gesproken taal is het normaal dat een spreker de zin niet afmaakt of een andere wending geeft. Een valse start hoort hier ook bij. Grammaticale beheersing houdt in dat een spreker zichzelf corrigeert en monitort. Articulatie Articulatie is de beweging in mond- en keelholte ten behoeve van spraakproductie. Dit gebeurt hoofdzakelijk met de tong, lippen, kaak en gehemelte. Intonatie Beklemtoning om iets duidelijk te maken. De juiste intonatie laat een boodschap goed overkomen. 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 59

BIJLAGE 9. De taalnorm Pabo HvA Pabo HvA 2017-2018 TAALNORM SCHRIJVEN PABO HVA 2017-2018 - Studiewijzer VT 1.4 - DEFINITIEVE VERSIE 25-04-2018 - pagina 60