Behandeling bij therapieresistente schizofrenie: clozapine combineren met aripiprazol?

Vergelijkbare documenten

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

Effectiviteit van antidepressiva; implicaties van twee meta-analysen voor de klinische praktijk

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

GGz in de huisartsenpraktijk. Christina Van der Feltz-Cornelis Symposium: Huisarts en POH GGz: samen sterker! Nieuwegein 22 januari 2015

Wat zijn angststoornissen en hoe worden ze behandeld?

De toepassing van de multidisciplinaire richtlijn voor depressie in de 2 e lijn

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Nederlandse samenvatting

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Nederlandse samenvatting

hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

Samenvatting. BurcIn Ünlü Ince. Recruiting and treating depression in ethnic minorities: the effects of online and offline psychotherapy

Depressie behandeling: additie en augmentatie strategieën. Leo Timmerman Opleider psychiatrie GGZ Drenthe

Chapter 9. Summary in Dutch / Samenvatting

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender

Mindfulness binnen de (psycho) oncologie. Else Bisseling, 16 mei 2014

Appendix Hoofdstuk 13 Tabellen wetenschappelijke onderbouwing farmacotherapie van ouderen met een bipolaire stoornis

Dagelijkse dosis visolie verbetert de prestaties van leerlingen bij nationale examens

SAMENVATTING. Samenvatting

Depressie bij ouderen Herstel als voorwaarde voor rehabilitatie?

SAMENVATTING. Achtergrond en doelstellingen van dit proefschrift

Samenvatting (Summary in Dutch)

De behandeling van lage rugpijn met ruggordels en medicatie

SAMENVATTING Depressie en verzuim Voorspellers voor verzuim en werkhervatting hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

De Viersprong: In 4 sprongen naar doelmatigheid. Roel Verheul 27 juni 2013

Een kwestie van maatwerk

MEMANTINE-ADDITIE AAN CLOZAPINE 1. Memantine-additie aan Clozapine bij Therapieresistente Schizofrenie

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid

Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Schizofrenie/psychotische stoornis: MAO-remmers bij depressie 6558 PANSS: Positive and Negative Syndrome Scale

Bijwerkingen van psychotrope geneesmiddelen. Nikkie Aarts

University of Groningen. Depression in general practice Piek, Ellen

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk

Postdatum. Geachte Dokter,

Depressief syndroom Persoonlijke Psychiatrie,

Disclosure belangen Dyllis van Dijk

Zimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie

Psychofysiologische begeleiding zinvol bij SOLK. (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijk Klachten)

Psychiatrische aandoeningen behoren wereldwijd tot de meest invaliderende en ernstige ziektebeelden, en de hiermee gepaard gaande ziektelast zal naar

De revisie van de richtlijn angststoornissen

Somatische zorg voor mensen met een psychotische aandoening

Auteur Bech, Rasmussen, Olsen, Noerholm, & Abildgaard. Meten van de ernst van depressie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

Chapter 10 Samenvatting

Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c

in hoofdstuk 1 wordt een algemene inleiding voor die proefschrift gepresenteerd. De gebruikte termen worden beschreven en sleutelbegrippen worden

Nederlandse samenvatting

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

De overgang van stepped care naar personalized care bij de combinatie van lichamelijke en psychische klachten

een overzicht Ralph Kupka Hoogleraar Bipolaire Stoornissen, VU Medisch Centrum, Amsterdam GGZ ingeest, Amsterdam / Hoofddorp; Altrecht, Utrecht

Stop or Go? TerugvalprevenDe training bij het begeleid aiouwen van anddepressiva in de zwangerschap.

Rol van dieet, samenstelling voeding en bewegen bij de behandeling van Nonalcoholic Fatty Liver Disease

Wat is depressie? Oorzaak, omvang, gevolg

Cover Page. Author: Smelt, Antonette Title: Treatment of migraine : from clinical trial to general practice Issue Date:

Richtlijn Antipsychotica. Richtlijnenmiddag 2017

PLAATS VAN ANTIDEPRESSIVA IN DE AANPAK IN DE EERSTE LIJN VAN DEPRESSIE BIJ VOLWASSENEN

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial

The Systematic Activation Method: a Nursing Intervention study for patients with Late Life Depression.

Samen beslissen (SDM) moet altijd

TRANSMURAAL PROTOCOL PSYCHIATRIE Herziene versie mei/juni 2009.

De begeleiding bij chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie)

Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen. Samenvatting

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

Nederlandse samenvatting

Doelmatigheid Ambulante Behandeling - samenvatting - Dr. A. van Straten 1,2 Dr. L. Hakkaart 1 Prof.dr. M. Donker 1 1

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_ indd 172

Samenvatting (Summary in Dutch)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Voorspellers van terugval bij angststoornissen. Najaarsconferentie Vgct 8 november 2012 Willemijn Scholten

CHAPTER 10 NEDERLANDSE SAMENVATTING

De behandeling van chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie)

Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen. Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema

Wetenschappelijke onderbouwing PPEP-varianten

Antipsychotica en seksuele bijwerkingen: van farmacologische mechanismen tot de klinische praktijk

Tabel: Overzicht van de studieresultaten.

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

Wetenschappelijk onderzoek bij lage rugpijn: wat en hoe moeten we meten?

Beloop van angst en depressie. belang voor de klinische praktijk

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Onderzoek naar de effectiviteit van de residentieel geïntegreerde behandeling voor patiënten met een dubbeldiagnose

Kwetsbaarheid bij ouderen: een uitdaging Risicofactoren, meetinstrumenten en samenhangende zorg

Angst & Verslaving. Angst en verslaving 10 oktober 2014 Bouwe Pieterse, psychiater

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

Zijn patiënten in gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken over psychotherapie representatief voor de klinische praktijk?

Evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO) training voor patiënten. Ton Kuijpers, Epidemioloog

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Rehabilitatie door zelfmanagement bij chronische angst en depressie (de ZemCAD studie)

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie

Lamotrigine in bipolar depression Loos, Marcus Lambertus Maria van der

Rob Heerdink Universitair Hoofddocent Klinische Farmacoepidemiologie Universiteit Utrecht

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Transcriptie:

Behandeling bij therapieresistente schizofrenie: clozapine combineren met aripiprazol? Clozapine helpt slechts bij 30-60% van de patiënten met therapieresistente schizofrenie. Een overzichtsartikel over kleine en/of niet-gerandomiseerde onderzoeken beschrijft positieve effecten van additie van aripiprazol, zowel op positieve en negatieve symptomen als op gewicht en metabole parameters (Englisch & Zink 2008). Recent is een door de farmaceut gesponsord onderzoek gepubliceerd dat meer duidelijkheid verschaft over de effectiviteit van additie van aripiprazol aan clozapine bij patiënten met therapieresistente schizofrenie (Fleischhacker e.a. 2010). De onderzoekshypothese was dat combinatietherapie een verbetering zou opleveren van zowel het gewicht als de schizofreniesymptomen. Poliklinische patiënten (n = 207) met de diagnose schizofrenie en een stabiele dosering van clozapine gedurende 3 maanden die psychopathologisch niet optimaal reageerden en een gewichtstoename van 2,5 kg tijdens behandeling met clozapine vertoonden, kregen gerandomiseerd óf aripiprazol (5-15 mg/dag) óf placebo als additie bij een vaste dosering clozapine. Op de primaire uitkomstmaat leidde de combinatietherapie aripiprazol-clozapine na 16 weken tot een significant grotere gewichtsafname dan de monotherapie (-2,53 vs. -0,38 kg). Het aandeel van patiënten met klinisch relevant gewichtsverlies was ook significant groter bij de aripiprazol- dan bij de controlegroep (15 vs. 3,0%). Het gemiddelde gewichtsverlies bij aripiprazoladditie bedroeg 3,26 kg. Het valt niet uit te sluiten dat in de aripiprazolgroep de vaak gemelde misselijkheid hieraan bijgedragen heeft. Verder verbeterden bij de combinatietherapie de body-mass index (bmi), de buikomtrek en de concentratie ldl- en totaal cholesterol significant ten opzichte van de placebogroep. Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de groepen in verbetering op (subschalen) van de Positive and Negative Syndrome Scale (panss) of andere meetinstrumenten zoals die gericht op sociale cognitie of subjectief welzijn. De gevolgde methode heeft sterke aspecten. Uitval bleef in de eerste fase beperkt tot 8% en gedurende het gehele onderzoek tot 19%. Ook werden in de eerste fase bijwerkingen gescreend, gemeten en transparant gerapporteerd. Het gewichtsverlies bleef ook bij een voortzetting van de aripiprazoladditie tot week 28 behouden. Een minpuntje is dat de diagnose schizofrenie niet middels een gestructureerd interview werd vastgesteld. Door de exclusie van patiënten met middelenmisbruik kan men in dit onderzoek niets over deze patiëntengroep zeggen. Verder was het uitgangsgewicht bij de aripiprazolgroep ondanks randomisatie significant hoger dan bij de controlegroep. De resultaten van dit onderzoek komen niet geheel overeen met die van een eerder onderzoek van Chang e.a. (2008) met vergelijkbare opzet. Alleen waren de patiënten hier niet geselecteerd op gewichtstoename en duurde het onderzoek slechts 8 weken. Bij de groep met aripiprazoladditie verbeterden de negatieve, maar niet de positieve symptomen ten opzichte van de groep met placeboadditie. De behandeling maakte geen verschil wat betreft gewicht, buikomtrek, bmi, totaal cholesterol, hdl- of ldl-cholesterol. Wel werd er een grotere daling van triglyceridewaarden gevonden bij de aripiprazolgroep. Wij concluderen: het onderzoek van Fleischhacker e.a. (2010) vormt een aanwijzing dat de additie van aripiprazol aan clozapine bij therapieresistente patiënten met gewichtstoename onder clozapine tot klinisch relevant gewichtsverlies en verbetering van de lipidewaarden kan leiden (number needed to treat: 8). Dit effect moet worden afgewogen tegen de ernstige bijwerkingen die bij 9,5% van de patiënten onder aripiprazol optreden (number needed to harm: 11). Positieve effecten op de psychiatrische symptomen zijn niet te verwachten. Verder manen de ontnuchterende resultaten van de gerandomiseerde onderzoeken tot grote 871

terughoudendheid als men in kleine en/of nietgerandomiseerde onderzoeken met een nieuw medicijn zeer gunstige effecten vindt. Chang JS, Ahn YM, Park HJ, Lee KY, Kim SH, Kang UG, e.a. Aripiprazole augmentation in clozapine treated patients with refractory schizophrenia: an 8 week randomized double blind placebo controlled trial. J Clin Psychiatry 2008; 69: 720-31. Englisch S, Zink M. Combined antipsychotic treatment involving clozapine and aripiprazole. Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry 2008; 32:1386-92. Fleischhacker WW, Heikkinen ME, Olie JP, Landsberg W, Dewaele P, McQuade RD, e.a. Effects of adjunctive treatment with aripiprazole on body weight and clinical efficacy in schizophrenia patients treated with clozapine: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Int J Neuropschychopharmacol 2010; 13: 1115-25. nanda jansen is arts in opleiding tot psychiater, Curiumlumc; ten tijde van het schrijven was zij werkzaam bij ggz Noord-Holland-Noord. raphael schulte is opleider psychiatrie en psychiater Behandelcentrum Bipolaire Stoornissen, divisie kortdurende psychiatrie, ggz Noord-Holland-Noord, Heiloo. Correspondentieadres: Nanda Jansen, Curium-lumc, Endegeesterstraatweg 27, 2342 AK Oegstgeest. E-mail: n.j.jansen@curium.nl. Strijdige belangen: P.F.J. Schulte heeft in de afgelopen 5 jaar van de farmaceutische bedrijven AstraZeneca, Bristol-Meyers Squibb en Eli Lilly een gedeeltelijke terugbetaling van het bijwonen van een symposium en/of honoraria ontvangen voor lezingen gehouden op wetenschappelijke bijeenkomsten. Effectiviteit van ambulante, dagtherapeutische en klinische psychotherapie bij patiënten met cluster B-persoonlijkheidsstoornissen Het is wetenschappelijk onderbouwd dat psychotherapie de eerste behandelingskeus is voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis (Verheul & Herbrink 2007). Verder onderzoek heeft zich voornamelijk gericht op het ontwikkelen van specifieke behandelingsmethoden, op de vergelijking van verscheidene theoretische scholen, maar ook op de effectiviteit van specifieke behandelingsinterventies. Een rechtstreekse vergelijking van de effectiviteit van verschillende behandelingssettings en verschillende theoretische modellen werd tot nu toe in bijna geen enkele studie gemaakt. Bartak e.a. (2011) vergeleken verschillende psychotherapeutische settings voor patiënten met een cluster B-persoonlijkheidsstoornis, namelijk ambulante behandeling, dagbehandeling en klinische behandeling. De studie liep in zes psychiatrische centra in Nederland van maart 2003 tot juni 2008. Patiënten werden verwezen naar één van de drie settings. In totaal werden 207 patiënten geïncludeerd in een intention-to-treatanalyse. De uitkomstmaat was het algemene psychiatrische symptomenbeeld, gemeten met de Nederlandse versie van de Brief Symptom Inventory 18 maanden na aanvang van de studie. Er werd niet voor een gerandomiseerde studie gekozen gezien de moeilijkheid patiënten willekeurig een behandelingssetting toe te wijzen. Bij een gerandomiseerde opzet met verschillende behandelingssettings zou een groot aantal patiënten weigeren deel te nemen. Dit zou de externe validiteit van het onderzoek verzwakken. Bij nietgerandomiseerde studies rijst echter het probleem van selectiebias. De poogden dit te compenseren door gebruik te maken van de propensityscore. Hierbij corrigeert men gelijktijdig voor tientallen variabelen die de uitkomst zouden kunnen beïnvloeden. De scores op psychiatrische symptomen, psychosociaal functioneren en levenskwaliteit, geme- 872

ten na 18 maanden, vertoonden een verbetering voor alle patiënten. De groep patiënten met klinische behandeling vertoonde de sterkste verbetering, zeker wat betreft de psychiatrische symptomen. Dit laatste was bijna statistisch significant (p = 0,057) voor de vergelijking tussen klinische en ambulante behandeling. Geen enkele vergelijking tussen de onderlinge behandelingssettings kon een statistisch significant verschil aantonen. Naast de externe validiteit en de klinische relevantie van deze studie, is de kracht ervan de goede statistische controle van mogelijke vertekenende factoren door gebruik van de multipele propensityscore. Een beperking van deze studie, die de ook zelf aangeven, is het grote aantal patiënten met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Ze concluderen hieruit dat de resultaten eerder van toepassing zijn op patiënten met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis dan op de andere drie groepen van cluster B. Een bijkomende beperking is het gebrek aan informatie over de gebruikte behandelingsmodaliteiten. Welke psychotherapie werd aangeboden in welke setting? Was elke modaliteit in gelijke mate vertegenwoordigd in elke setting? Ook dit aspect zou invloed kunnen hebben op de uitkomsten. Er wordt ook geen melding gemaakt van de totale duur van de onderzochte behandelingssettings, noch over de aard en de frequentie van nazorg. De besluiten uiteindelijk dat gespecialiseerde klinische behandeling voor patiënten met een cluster B-persoonlijkheidsstoornis als een waardige behandelingsvorm moet worden gezien, zowel in onderzoek als in de klinische praktijk, indien hiervoor ondersteuning wordt gevonden in kosteneffectiviteit studies. Resultaten van een studie van Soeteman e.a. (2010) over de kosteneffectiviteit van psychotherapie bij cluster B-persoonlijkheidsstoornis tonen echter een duidelijke voorkeur voor ambulante behandeling en dagbehandeling. Met deze studie toonden Bartak e.a. de effectiviteit van psychotherapie bij cluster B-persoonlijkheidsstoornissen. Zij pleiten ervoor een klinische behandeling bij patiënten met cluster B-persoonlijkheidsstoornis ook in overweging te nemen. Er werd echter geen significant verschil getoond tussen de verschillende settings en de resultaten van een kosteneffectiviteitstudie ondersteunen deze keuze niet. Bartak A, Andrea H, Spreeuwenberg MD, Ziegler UM, Dekker J, Rossum BV, e.a. Effectiveness of outpatient, day hospital, and inpatient psychotherapeutic treatment for patients with cluster B personality disorders. Psychother Psychosom 2011; 80: 28-38. Verheul R, Herbrink M. The efficacy of various modalities of psychotherapy for personality disorders: a systematic review of the evidence and clinical recommendations. Int Rev Psychiatry 2007; 19: 25-38. Soeteman DI, Verheul R, Delimon J, Meerman AM, van den Eijnden E, Rossum BV, e.a. Cost-effectiveness of psychotherapy for cluster B personality disorders. Br J Psychiatry 2010; 196: 396-403. sarah lefèvre is arts in opleiding tot psychiater, upc ku Leuven, campus Sint-Jozef, Kortenberg. guido pieters is diensthoofd Gedragstherapie, upc ku Leuven, campus Sint-Jozef, Kortenberg. Correspondentieadres: prof. dr. Guido Pieters, upc ku Leuven Campus Kortenberg, afdeling Gedragstherapie, Leuvensesteenweg 517, 3070 Kortenberg, België. E-mail: guido.pieters@uc-kortenberg.be. Geen strijdige belangen meegedeeld. 873

Voorschrijven van antidepressiva in de huisartsenpraktijk In verschillende kleine studies heeft men zowel over- als onderbehandeling van depressies door huisartsen gerapporteerd. De laatste jaren wordt steeds vaker gesuggereerd dat er sprake is van overbehandeling met antidepressiva, voornamelijk bij patiënten met minder ernstige depressies die behandeld worden in de huisartspraktijk. Nu de Nederlandse minister van Volksgezondheid het niet volgens de richtlijnen voorschrijven van antidepressiva niet meer laat vergoeden, is een groot onderzoek hiernaar meer dan welkom. Piek e.a. (2011) maakten gebruik van de database van de Nederlandse Studie van Depressie en Angst (nesda) om te onderzoeken of er sprake is van onjuist voorschrijven van antidepressiva door huisartsen. In een groep van 10.706 patiënten uit 65 huisartspraktijken gingen zij met screeningslijsten en een verkort gestructureerd psychiatrisch interview (Composite International Diagnostic Interview Short Form; cidi-sf) na of er een depressieve stoornis, een dysthyme stoornis, depressieve symptomen of een angststoornis aanwezig waren. Patiënten die werden behandeld in de tweede lijn werden geëxcludeerd. Er werd gecontroleerd of de patiënt antidepressiva gebruikte en deze gegevens werden vergeleken met de richtlijn. Van de 1531 geïncludeerde patiënten gebruikten er 199 (13%) antidepressiva. Bij 95 pa tiënten (47,7%) van hen was het antidepressivagebruik volgens de richtlijnen, inclusief patiënten die gerechtvaardigd antidepressiva gebruikten vanwege de aanwezigheid van een angststoornis. Bij 93 patiënten (46,7%) was er sprake van het mogelijk juist volgen van de richtlijnen. Deze mogelijk juist behandelde groep bestond voor een groot deel uit patiënten met een recidiverende of chronische depressie die langer dan 2 jaar antidepressiva gebruikten of patiënten met een dysthyme stoornis die antidepressiva gebruikten. Om deze groep nader in te delen zou er meer informatie nodig zijn over het eerdere verloop van de klachten en het klinische beeld dat de patiënt liet zien. Omdat de onderzoekers geen inzage hadden in de patiëntendossiers was het echter niet mogelijk om deze groep nader te specificeren. Zij kozen er vervolgens voor deze groep bij de juist behandelde patiënten te scharen. Bij 5,4% kon het antidepressivagebruik niet gerechtvaardigd worden met de richtlijn voor depressie en angst. Deze groep bestond vooral uit patiënten die te lang antidepressiva gebruikten. De concluderen dat overbehandeling met antidepressiva in huisartsenpraktijken niet frequent voorkomt, en in de gevallen dat het wel voorkomt, dit niet het resultaat is van te snel beginnen met voorschrijven van antidepressiva bij lichte depressieve klachten, zoals eerder gesuggereerd is. Dit artikel heeft terecht de aandacht van verschillende media getrokken. Tegelijkertijd laat de onduidelijkheid over de mogelijk juist behandelde groep (die bijna de helft vertegenwoordigt van de totale groep antidepressivagebruikers) geen al te stellige conclusies toe over het al dan niet terecht voorschrijven van antidepressiva. Tevens is terughoudendheid geboden omdat de huisartsen de wijzen daar zelf ook op gerekruteerd waren uit een groep (namelijk degenen die deelnemen aan de nesda-cohort) waarvan verwacht kan worden dat ze zich meer door de richtlijn laten leiden. Een ander belangrijk punt is dat dit artikel de eerdere versie van de richtlijn (2005) hanteerde, waarin geen verschil werd gemaakt tussen lichte en ernstige depressies. Dit onderscheid is in de richtlijn van 2010 juist ingevoerd (Spijker e.a. 2010) om het antidepressivagebruik bij lichte depressies te verminderen. Wij concluderen dat dit onderzoek een eerste aanwijzing geeft dat de minister met haar maatregel minder kosten zal kunnen besparen dan zij wellicht hoopt, maar het is nodig nader en gedetailleerder onderzoek te doen gebaseerd op de richtlijnen van 2010. 874

Piek E, van der Meer K, Hoogendijk WJ, Penninx BWJH, Nolen AW. Most antidepressant use in primary care is justified; results of the Netherlands Study of Depression and Anxiety PLoS One 2011; 6 (3): e14784. Spijker J, van Vliet IM, Meeuwissen JAC, van Balkom AJLM. Herziening van de multidisciplinaire richtlijnen angst en depressie. Tijdschr Psychiatr 2010; 52: 715-8. renske olieman is arts in opleiding tot psychiater bij ggz ingeest Amsterdam. gerben meynen is psychiater bij ggz ingeest Amsterdam. ton van balkom is hoogleraar Psychiatrie en A-opleider psychiatrie bij ggz ingeest Amsterdam. Correspondentieadres: Renske Olieman, ggz ingeest, afdeling Onderzoek, locatie A.J. Ernststraat, Postbus 74.077, 1070 BB Amsterdam. E-mail: r.olieman@ggzingeest.nl. Geen strijdige belangen meegedeeld. 875