Paragraaf 9.1 : De Verwachtingswaarde

Vergelijkbare documenten
Paragraaf 9.1 : De Verwachtingswaarde

13.1 Kansberekeningen [1]

9.0 Voorkennis. Bij samengestelde kansexperimenten maak je gebruik van de productregel.

4.1 Eigenschappen van de normale verdeling [1]

14.1 Kansberekeningen [1]

11.1 Kansberekeningen [1]

Voorbeeld 1: kansverdeling discrete stochast discrete kansverdeling

11.0 Voorkennis. Wanneer je met binomcdf werkt, werk je dus altijd met een kans van de vorm P(X k)

3.1 Het herhalen van kansexperimenten [1]

Empirische kansen = op ervaring gegrond; bereken je door relatieve frequenties te gebruiken. Wet van de grote aantallen.

Hoofdstuk 11: Kansverdelingen 11.1 Kansberekeningen Opgave 1: Opgave 2: Opgave 3: Opgave 4: Opgave 5:

Antwoorden door K woorden 14 augustus keer beoordeeld. Wiskunde A. Supersize me. Opgave 1: leerstof: Formules met meer variabelen.

Werken met de grafische rekenmachine

VB: De hoeveelheid neemt nu met 12% af. Hoeveel was de oorspronkelijke hoeveelheid? = 1655 oud = 1655 nieuw = 0,88 x 1655 = 1456

5.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: In een vaas zitten 10 rode, 5 witte en 6 blauwe knikkers. Er worden 9 knikkers uit de vaas gepakt.

Hoe verwerk je gegevens met de Grafische Rekenmachine?

Samenvatting Wiskunde A

EXAMENTOETS TWEEDE PERIODE 5HAVO MLN/SNO

4 De normale verdeling

Paragraaf 7.1 : Het Vaasmodel

De normale verdeling

Keuze onderwerp: Kansrekening 5VWO-wiskunde B

8.1 Centrum- en spreidingsmaten [1]

34% 34% 2,5% 2,5% ,5% 13,5%

Boek 2 hoofdstuk 8 De normale verdeling.

bijspijkercursus wiskunde voor psychologiestudenten bijeenkomst 9 de normale verdeling (niet in [PW])

Lesbrief de normale verdeling

Hoe bereken je een kans? Voorbeeld. aantal gunstige uitkomsten aantal mogelijke uitkomsten P(G) =

Wiskunde De Normale en Binomiale Verdeling. Geschreven door P.F.Lammertsma voor mijn lieve Avigail

META-kaart vwo5 wiskunde A - domein Afgeleide functies

Notatieafspraken Grafische Rekenmachine, wiskunde A

Hoofdstuk 2 De normale verdeling. Kern 1 Normale verdelingen. 1 a

de Wageningse Methode Beknopte gebruiksaanwijzing TI84 1

15.1 Beslissen op grond van een steekproef [1]

Uitwerkingen Hst. 10 Kansverdelingen

De normale verdeling. Les 3 De Z-waarde (Deze les sluit aan bij de paragraaf 10 van Binomiale en normale verdelingen van de Wageningse Methode)

Beslissen op grond van een steekproef Hoofdstuk 15

Verwachtingswaarde, Variantie en Standaarddeviatie

Uitwerkingen Mei Eindexamen HAVO Wiskunde A. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

Hoofdstuk 3 Toetsen uitwerkingen

Lesbrief hypothesetoetsen

TI83-werkblad. Vergelijkingen bij de normale verdeling

Som 23 kan met 6665 en som 24 met Dus totaal gunstige uitkomsten.

Kansberekeningen Hst

Y = ax + b, hiervan is a de richtingscoëfficiënt (1 naar rechts en a omhoog), en b is het snijpunt met de y-as (0,b)

Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 6 les 2

Kern 1 Rekenen met binomiale kansen

Hoofdstuk 7 Examentraining. Kern 1 Statistiek

Eindexamen wiskunde C vwo II

Hoofdstuk 8 - De normale verdeling

Opmerking Als bij het aflezen uit de figuur een percentage van 76, 78 of 79 is gevonden, dan hiervoor geen punten in mindering brengen.

Zin en onzin van normale benaderingen van binomiale verdelingen

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde A. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde C. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

Uitwerkingen Wiskunde A HAVO

Paragraaf 4.1 : Kansen

Samenvatting Wiskunde Samenvatting en stappenplan van hfst. 7 en 8

o Geef bij de beantwoording van de vragen ALTIJD JE BEREKENINGEN. Als je alleen een antwoord geeft worden er GEEN PUNTEN toegekend!

Eindexamen wiskunde A1 vwo 2007-II

Noordhoff Uitgevers bv

H8: Regelmaat & verandering H9: Kansverdelingen...4-7

Tentamen Wiskunde A. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

Antwoorden bij 4 - De normale verdeling vwo A/C (aug 2012)

KANSREKENEN EN VERDELINGEN REEKS 1

wiskunde C vwo 2016-I

Data analyse Inleiding statistiek

Hoofdstuk 4 Normale verdelingen

13,5% 13,5% De normaalkromme heeft dezelfde vorm als A (even breed en even hoog), maar ligt meer naar links.

wordt niet verworpen, dus het beïnvloedt de levensduur niet significant

Toetsen van Hypothesen. Het vaststellen van de hypothese

De 'echte' toets lijkt hierop, alleen is de vormgeving anders. De uitwerkingen vind je voor de toetsweek terug op

0,269 of binompdf(8, 7, 4) 0,269.

H9: Rijen & Reeksen H10: Kansverdelingen H11: Allerlei functies.5-6

Hoofdstuk 8: De normale verdeling. 8.1 Centrum- en spreidingsmaten. Opgave 1:

Tentamen Wiskunde A. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

Werkblad 1 Normale dichtheidsfunctie als benadering voor een klokvormig histogram

Eindexamen wiskunde A havo II

wordt niet verworpen, dus het gemiddelde wijkt niet significant af van 400 wordt niet verworpen, dus het beïnvloedt de levensduur niet significant

Samenvatting Wiskunde A kansen

UITWERKINGEN VOOR HET VWO NETWERK B13

de dagelijkse energiebehoefte in kilocalorieën (kcal) en G het gewicht in kg.

1. De wereld van de kansmodellen.

Lang leve invnorm op de TI-83 grafische rekenmachine

H10: Allerlei functies H11: Kansverdelingen..6-7

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 1: Kansrekening

Hoofdstuk 9 De Normale Verdeling. Kern 1 Normale verdelingen. Netwerk, 4 Havo A, uitwerkingen Hoofdstuk 9, De Normale Verdeling Elleke van der Most

Hoofdstuk 3 Verdelingen

Eindexamen wiskunde A1-2 vwo 2004-I

Het werken met TI-83-programma s in de klas

G&R vwo A/C deel 2 8 De normale verdeling C. von Schwartzenberg 1/14. 3a 1 2

Errata Moderne wiskunde 9e editie VWO A/C deel 2 uitwerkingen

H8: Rijen en veranderingen H9: Kansverdelingen H10: Differentiëren..9-12

Antwoorden Kans en Stat H4 Discrete verdelingen 1 = 7 = Opg. 3a. aantal kans. P(aantal=10) = aantal kans.

15.1 Beslissen op grond van een steekproef

Antwoorden Kans en Stat H3 Discrete verdelingen

Combinatoriek en rekenregels

Uitwerkingen voortoets/oefentoets E3 maart/april 2009 MLN

Eindexamen wiskunde A1 vwo 2007-I

Paragraaf 1.1 : Lineaire functies en Modulus

Opgaven voor Kansrekening

Transcriptie:

Hoofdstuk 9 Kansverdelingen (V5 Wis A) Pagina 1 van 8 Paragraaf 9.1 : De Verwachtingswaarde Les 1 Verwachtingswaarde Definities : Verwachtingswaarde Verwachtingswaarde = { wat je verwacht } { gemiddelde } Verwachtingswaarde = (kans x waarde) Notatie : E(..) De cijfers in klas 3A zijn : Cijfer Aantal 5 11 6 4 7 5 Totaal 20 a. Bereken de verwachtingswaarde b. Bereken het gemiddelde (gem=5,7) a. (1) Bereken de kans (zie tabel) (2) Bereken kans x waarde : E(Cijfer) = 0,55 5 + 0,20 6 + 0,25 7 E(Cijfer) = 5,7 b. Gemiddelde = 5 11+6 4+7 5 = 5,7. Je ziet dus dat het 20 gemiddelde en de verwachtijgswaarde (ongeveer) hetzelfde zijn. Cijfer Aantal Kans 5 11 11 20 = 0,55 6 4 4 20 = 0,20 7 5 5 20 = 0,25 Totaal 20 1

Hoofdstuk 9 Kansverdelingen (V5 Wis A) Pagina 2 van 8 Fin en Hin spelen een spel. Fin pakt 3 kaarten uit een stapel. Voor iedere harten krijgt hij een euro. De inzet voor dit spel is 1 euro. a. Bereken de verwachte winst van dit spel. b. Bereken de inzet als het spel eerlijk is. a. Harten Uitbetaling Winst Kans 0 0-1 0,3907 1 1 0 0,4588 2 2 1 0,1376 3 3 2 0,0129 1 E(Winst voor Fin) = 0,3907 x -1 + 0,4588 x 0 + 0,1376 x 1 + 0,0129 x 2 = -0,23 Dus Fin verliest 0,23. b. Als het eerlijk is dan is de winst 0. Dus de inzet is dan 1-0,23 = 0,77.

Hoofdstuk 9 Kansverdelingen (V5 Wis A) Pagina 3 van 8 Paragraaf 9.2 : De binomiale verdeling Les 1 : Binompdf en binomcdf Definities binomiale verdeling Binomiale verdeling = { Een kansverdeling waar maar twee keuzes zijn } { Een wel-niet experiment } Binomiale verdeling gaat ALTIJD over VASTE kans / MET terugleggen. n = { Het aantal experimenten } p = { de kans op succes } k = { het aantal keren succes } P(X = k) = binompdf(n,p,k) { p = precies } P(X k) = binomcdf(n,p,k) { c = cumulatief } Binomknop bij : distr (2nd Vars) > binompdf/cdf Suzy maakt een vierkeuzeproefwerk met 10 vragen. Iedere vraag is één punt waard. Ze gokt alle vragen. Bereken de kans dat : a. Zij vier vragen goed gokt. b. Zij hoogstens 3 vragen goed gokt. c. Zij meer dan 5 vragen goed gokt. d. Zij tussen de 3 en de 7 scoort. Trudy weet 3 vragen zeker en gokt de rest. e. Zij 6 punten haalt. f. Zij minstens een 7 haalt.

Hoofdstuk 9 Kansverdelingen (V5 Wis A) Pagina 4 van 8 Definieer eerst de toevalsvariabele. Dat maakt het op schrijven een stuk makkelijker. X = {aantal vragen goed gegokt} a. P(X = 4) = P(ggggffffff) = 0,25 4 0,75 6 ( 10 4 ) = 0,1460 Dit kun je ook uitrekenen met de knop binompdf : n = { Het aantal experimenten } = 10 p = { de kans op succes } = 0,25 k = { het aantal keren succes } = 4 P(X = 4) = binompdf(10,0.25,4) = 0,1460 b. P(X 3) = binomcdf(10,0.25,3) = 0,7759 c. P(X > 5) = 1 P(X 5) = 1 binomcdf(10,0.25,5) = 0,0781 d. P(3 < X < 7) = P(4 X 6) = P(X 6) P(X 3) = binomcdf(10,0.25,6) binomcdf(10,0.25,3) = 0,9965 0,7759 = 0,2206 e. Nu is n = 7 en p = 0,25 (je weet drie vragen zeker dus die gok je niet). Voor een 6 moet ze drie vragen goed gokken : P(X = 3) = binompdf(7,0.25,3) = 0,1460 f. Voor een 7 moet ze minstens 4 vragen goed gokken P(X 4) = 1 P(X 3) = 1 binompdf(7,0.25,4) = 0,9294

Hoofdstuk 9 Kansverdelingen (V5 Wis A) Pagina 5 van 8 Les 2 Voor welke n met Binompdf/cdf Vincent maakt een driekeuzeproefwerk met n vragen. Iedere vraag is één punt waard. Ze gokt alle vragen. Uit hoeveel vragen moet het proefwerk bestaan als a. de kans dat zij 6 of meer vragen goed heeft groter is dan 0,90. b. de kans dat zij 8 of meer vragen goed heeft groter is dan 0,97. a. X = {aantal vragen goed gegokt} met N=n en p= 1 /3. P(X 6) = 1 P(X 5) = 1 binomcdf (n, 1, 5) > 0,90 3 GR : Y 1 = 1 binomcdf (n, 1 3, 5) X Y1 25 0,8881 te klein 26 0,9097 groot genoeg Dus voor n 26 b. X = {aantal vragen goed gegokt} met N=n en p= 1 /3. P(X 8) = 1 P(X 7) = 1 binomcdf (n, 1, 7) > 0,97 3 GR : Y 1 = 1 binomcdf (n, 1, 7) 3 X Y1 38 0,9668 te klein 39 0,9735 groot genoeg Dus voor n 39

Hoofdstuk 9 Kansverdelingen (V5 Wis A) Pagina 6 van 8 Paragraaf 9.3 Normale Verdeling Je gooit met 2 dobbelstenen en kijkt naar de som. Als je de kansen in een staafdiagram weergeeft krijg je een soort normale verdeling / belvorm. Aantal ogen Normale Verdeling Er geldt: Tussen μ + σ en μ σ zitten 68% van de waarden Tussen μ + 2σ en μ μ + σ en μ σ 2σ zitten 95% van de waarden Voorbeeld 2 In een flesje bier zit gemiddeld 30cl en de standaarddeviatie is 2 cl. a. Bereken de kans dat in een flesje minder dan 28cl zit. b. Bereken de kans dat in een flesje meer dan 34 cl zit. c. Bereken de kans dat in een flesje tussen de 26 en 32cl zit. Oplossing 2 a. X = {aantal cl in fles } P(X < 28) = 2,5% + 13,5% = 16% = 0,16 b. P(X > 34) = 2,5% = 0,025 c. P(26 < X < 32) = 13,5% + 68% = 81,5% = 0,815

Hoofdstuk 9 Kansverdelingen (V5 Wis A) Pagina 7 van 8 Paragraaf 9.4 Oppervlakten onder normaalkrommen Les 1 Normalcdf en invnorm Definities Bij de normale verdeling heb je altijd µ en σ nodig. Oppervlakte berekenen = Kans berekenen Kans berekenen : Normalcdf( linkergrens, rechtergrens, µ, σ) Knop normalcdf zit bij : distr (2nd vrs) > Normalcdf NOOIT normalpdf gebruiken. Om een grens uit te rekenen, gebruik je Invnom(linkergrens,, µ, σ) In een flesje bier zit gemiddeld 30cl en de standaarddeviatie is 2 cl. De inhoud is normaal verdeeld. a. Bereken de kans dat in een flesje minder dan 27cl zit. b. Bereken de kans dat in een flesje meer dan 29 cl zit. c. Bereken de kans dat in een flesje tussen de 30 en 33 cl zit. a. X = {aantal cl in fles } P(X < 27) = normalcdf(-10^99, 27, 30, 2) = 0,0668 b. P(X > 29) = normalcdf(29, 10^99, 30, 2) = 0,6915 c. P(30 < X < 33) = normalcdf(29, 33, 30, 2) = 0,4332 Voorbeeld 2 Bereken de grenzen a en b. Oplossing 2 (1) a = invnorm(0.09, 24, 3) 20,0 (2) Links van b zit een oppervlakte van 1 0,20 = 0,80 b = invnorm(0.80, 24, 3) 26,5

Hoofdstuk 9 Kansverdelingen (V5 Wis A) Pagina 8 van 8 Les 2 σ,µ of de grens a bereken Voorbeeld 2 De hoeveelheid werkzame stof bij een tablet is normaal verdeeld met gemiddelde 10 milligram en de σ = 0,5 milligram. a. Bereken de kans dat een tablet meer dan 11 gram werkzame stof bevat. b. Bereken hoeveel milligram werkzame stof de laagste 15% bevat? Van een ander medicijn is bekend dat σ = 0,5 milligram en dat 8% meer dan 12 milligram bevat. c. Bereken het gemiddelde. Van weer een ander medicijn is bekend dat µ = 15 milligram en dat 25% minder dan 12 milligram bevat. d. Bereken σ. Oplossing 2 a. X = { aantal milligram werkzame stof } P(X > 11) = normalcdf(11, 10^99, 10, 0.5) = 0,0228 b. P(X > 11) = normalcdf(-10^99, X, 10, 0.5) = 0,15 Y1= normalcdf(-10^99, X, 10, 0.5) Y2= 0,15 [0,10] x [0,0.5] Intersect geeft X = 9,48 dus 9,48 of minder c. P(X > 11) = normalcdf(12, 10^99, X, 0.5) = 0,08 Y1= normalcdf(12, 10^99, X, 0.5) Y2= 0,08 [0,15] x [0,0.5] Intersect geeft X = 11,3 dus µ = 11,3 d. P(X > 11) = normalcdf(-10^99, 12, 15, X) = 0,25 Y1= normalcdf(-10^99, 12, 15, X) Y2= 0,25 [0,15] x [0,0.5] Intersect geeft X = 4,4 dus σ = 4,4 Opmerking: Het boek gebruikt ook invnorm maar dit is niet nodig. Bij vraag b is het wel wat sneller : a = invnorm (0,15,10,0.5) = 9,48