IMPACT VAN EEN RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN IN EEKLO OP LAND- EN TUINBOUW Landbouwtoets Eeklo uitgevoerd in opdracht van provincie Oost-Vlaanderen
INHOUD 1. Inleiding... 3 2. Situering van het landbouwgebruik... 4 3. Bedrijfskenmerken... 5 3.1. Type... 5 3.2. Productieomvang... 7 3.3. Leeftijd van de bedrijfsleider... 8 4. Impact van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan... 9 5. Conclusie... 13 1
1. INLEIDING Deze landbouweconomische studie is een desktop-analyse op basis van de volgende gegevens: aangifte van bedrijfsgegevens in 2006 aan de mestbank over de bedrijfssituatie in 2005; de perceelsregistratie door de mestbank van 2006 over de ligging van de percelen in 2006. De term geregistreerd verwijst naar de gegevens beschikbaar bij de mestbank van het bedrijf m.b.t. de ligging van de percelen. Enkel voor de bedrijven die aangifteplichtig zijn bij de mestbank volgens het mestdecreet, zijn gegevens aanwezig bij de mestbank. Deze bedrijven worden in deze tekst als land- of tuinbouwbedrijf (kortweg landbouwbedrijf) beschouwd. Het overig grondgebruik wordt als particulier grondgebruik beschouwd en is niet vervat in dit onderzoek. Deze desktop-analyse laat toe om op zeer korte termijn een grove inschatting te maken van de impact op de betrokken land- en tuinbouwbedrijven van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Om een gedetailleerde en meer betrouwbare analyse te maken, is een bevraging bij de landen tuinbouwers noodzakelijk! 3
2. SITUERING VAN HET LANDBOUWGEBRUIK In het plangebied liggen 36 geregistreerde landbouwpercelen. Deze percelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van 59 ha en zijn in gebruik bij 15 landbouwbedrijven. De percelen worden allemaal in de breedte doorsneden door het plangebied. Er zijn geen bedrijfszetels gelegen binnen het plangebied maar er zijn wel zeven bedrijfszetels gelegen in de Pastoor Bontestraat en één bedrijfszetel in de Sint-Laureinsesteenweg. Van deze acht bedrijven zijn er vijf van wie de huiskavel geheel of gedeeltelijk in het plangebied gelegen is. Vandaar dat er een betrekkelijk grote oppervlakte van 27 ha aan huiskavel binnen het plangebied ligt. Een voldoende grote huiskavel is vooral belangrijk bij de rundveebedrijven. Kaart 1: Ligging percelen, de bedrijfszetels en huiskavels Het bodemgebruik in het plangebied bestaat voor 40 % uit grasland (67 ha). Maïs komt op de tweede plaats met 19 ha. Verder komen een perceel groenten, boomkweek en voederbieten voor. 4
3. BEDRIJFSKENMERKEN 3.1. Type De bepaling van de bedrijfstypes is gebaseerd op de Bruto Standaard Saldi (BSS) van de verschillende land- en tuinbouwproducties. Het BSS is de gemiddelde geldwaarde over heel België van de brutoproductie na aftrek van de belangrijkst specifieke kosten van die productie. Onderstaande tabel toont de betrokken bedrijfstypes en de oppervlakte per bedrijfstype in het plangebied. Bedrijfstype Aantal bedrijven Opp. plangebied (ha) Bedrijf met kleine productieomvang 4 11,78 Boomkwekerij 1 5,76 Groenten-melkvee 1 4,81 Melkvee 1 11,19 Melkvee-akkerbouw 1 2,29 Melkvee-mestvee 2 4,37 Mestvee-melkvee 2 5,34 Rundvee 1 9,70 Varkens 2 4,10 Eindtotaal 15 59,33 Melkvee is een belangrijke bedrijfstak in het plangebied: zes bedrijven hebben melkvee als hoofd- of nevenproductierichting. Verder zijn er vier bedrijven met een productieomvang die te klein is om een echte productierichting te kunnen definiëren. 5
Kaart 2: Bedrijfstype van de gebruikers van de percelen in het plangebied 6
3.2. Productieomvang De oppervlakte van de diverse teelten en het aantal dieren aanwezig op het bedrijf bepalen de productieomvang van het bedrijf. Deze wordt onderverdeeld in vijf categorieën, gaan van zeer klein, klein over matig tot groot en zeer groot. Zeven bedrijven hebben een grote tot zeer grote productieomvang. Deze bedrijven gebruiken samen 27 ha binnen het plangebied. Twee bedrijven hebben een matige productieomvang en zes bedrijven hebben een kleine tot zeer kleine productieomvang. De (zeer) kleine bedrijven gebruiken samen 21 ha binnen het plangebied. Kaart 3: Economische productieomvang van de bedrijven 7
3.3. Leeftijd van de bedrijfsleider Van drie bedrijfsleiders is de leeftijd niet bekend. Deze gebruiken samen ongeveer 7,6 ha binnen het plangebied. Drie bedrijfsleiders zijn jonger dan 35 jaar en gebruiken samen ongeveer 24,9 ha binnen het plangebied. Twee bedrijfsleiders zijn tussen 35 en 45 jaar oud, deze gebruiken samen 2,7 ha binnen het plangebied. Twee bedrijfsleiders zijn tussen 45 en 55 jaar oud en zijn goed voor 7,1 ha binnen plangebied. De vier bedrijfsleiders tussen 55 en 65 jaar oud gebruiken samen 11,7 ha. Er is één bedrijfsleider ouder dan 65 jaar en hij gebruikt 5,2 ha binnen het plangebied. Algemeen kan dus worden gesteld dat de percelen binnen het plangebied door jonge bedrijven gebruikt worden. Op onderstaande figuur zijn de percelen ingekleurd volgens de leeftijd van de gebruiker. Kaart 4: Leeftijd van de bedrijfsleiders 8
4. IMPACT VAN HET RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN De absolute oppervlakte is zeer belangrijk voor de inkomensvorming, zeker in het geval van akkerbouwteelten, maar onrechtstreeks ook in het geval van grassen of ruwvoedergewassen. Als norm kan worden gesteld dat het verlies tot 5 ha overleefbaar is voor een landbouwbedrijf. Onderstaande tabel toont het absolute oppervlakte verlies per bedrijf, en dit voor het gedeelte van het RUP dat voorlopig ingekleurd is bouwvrij agrarisch gebied, voor het gedeelte dat in het RUP een niet-agrarische bestemming krijgt en voor het totale plangebied. Agrarisch gebied Niet-agrarisch gebied Totaal plangebied 0 ha 4 4 0 < 1ha 3 4 2 1 3 ha 4 3 6 3 5 ha 2 1 3 5 10 ha 2 3 3 > 10 ha 0 0 1 Van de 15 betrokken landbouwbedrijven zijn er vier die enkel gronden gebruiken binnen het bouwvrij agrarisch gebied. Dit zijn bedrijven die door het huidige RUP niet getroffen worden, maar wel als er gekozen wordt voor een uitbreiding van het bedrijventerrein. Bij de huidige inkleuring van het RUP zijn er drie landbouwbedrijven die meer dan 5 ha verliezen, met een maximaal verlies van 5,7 ha. Wanneer het totale plangebied beschouwd wordt (agrarisch gebied en niet-agrarisch gebied), dan heeft één bedrijf ongeveer 11 ha en gebruiken drie bedrijven tussen 5 en 10 ha binnen plangebied. De overige bedrijven gebruiken minder dan 5 ha binnen het plangebied. Belangrijker nog dan de absolute norm, is de relativiteit van het verlies aan gronden. De impact zal des te groter zijn, naarmate het bedrijf kleiner is in oppervlakte (en/of andere productiemiddelen). De norm van 20 % wordt hier als overleefbaar gesteld. Indien meer dan 20 % van de totale bedrijfsoppervlakte onttrokken wordt, dan zijn de gevolgen voor het bedrijf zeer belangrijk. 9
Agrarisch gebied Niet-agrarisch gebied Totaal plangebied 0 4 4 0 < 5 % 5 5 3 5 10% 2 0 3 10 20 % 3 2 2 20 30 % 1 0 2 30 50 % 0 1 2 > 50 % 0 3 3 Wanneer verder enkel gekeken wordt naar het niet-agrarisch gedeelte van het RUP, dan verliezen vijf landbouwers minder dan 5 %, twee landbouwers verliezen tussen 10 en 20 %, één landbouwer verliest tussen 30 en 50 % en drie landbouwers verliezen meer dan 50 % van hun totale bedrijfsoppervlakte. Deze laatste drie gebruikers verliezen 80 % tot 100 % van hun totale oppervlakte. Het gaat hier echter niet over grote leefbare landbouwbedrijven. Het betreft bedrijven met een zeer kleine productieomvang die hoogstwaarschijnlijk als hobby of nevenberoep uitgebaat worden. Het betreft onder andere twee gebruikers met paarden. Deze drie bedrijven liggen met hun gronden volledig binnen het niet-agrarisch gedeelte van het RUP. Wanneer het totale plangebied beschouwd wordt, dan gebruiken drie landbouwers minder dan 5 %, drie landbouwers tussen 5 en 10 %, twee landbouwers tussen 10 en 20 %, twee landbouwers tussen 20 en 30 %, twee landbouwers tussen 30 en 50 % en opnieuw de drie landbouwers met meer dan 50 % van hun totale bedrijfsoppervlakte. Onderstaande tabel toont de relatie tussen de absolute en relatieve oppervlakte. Relatieve Absolute oppervlakte in het plangebied oppervlakte in het plangebied < 1 ha 1 3 ha 3 5 ha 5 10 ha > 10 ha Totaal < 5 % 2 1 3 5 10 % 1 2 3 10 20 % 1 1 2 20 30 % 1 1 2 30 50 % 1 1 2 > 50% 2 1 3 Totaal 2 6 3 3 1 15 De impact wordt in eerste instantie berekend voor het huidige RUP, waarbij een gedeelte van 30 ha behouden blijft als agrarisch gebied, en dus niet aan de landbouw onttrokken wordt. 10
In dit geval zijn er elf betrokken gebruikers. Voor vijf gebruikers blijft de impact beperkt. Het gaat hierbij om bedrijven die weinig gronden hebben in het gebied en waarvan het aandeel gronden binnen het gebied een beperkt deel van de totale bedrijfsoppervlakte vormt. Voor één bedrijf is de impact matig. Dit bedrijf heeft een iets grotere oppervlakte binnen het plangebied en zal beperkte aanpassingen aan de bedrijfsvoering moeten doen. Het bedrijf blijft echter leefbaar. Voor vijf bedrijven is de impact groot. Het gaat hierbij om drie kleine bedrijven die hoogstwaarschijnlijk als hobby of nevenberoep uitgebaat worden (zie hoger). Het vierde bedrijf betreft een boomkweker die ongeveer 39 % van zijn totale bedrijfsoppervlakte verliest. Het vijfde bedrijf verliest ongeveer 20 % van zijn totale oppervlakte maar dit verlies vormt het grootste deel van de huiskavel. Gezien het om een bedrijf met rundvee gaat, is de huiskavel belangrijk voor de bedrijfsvoering. Het betreft een bedrijf met een matige productieomvang. Onderstaande figuur toont de impact van het RUP, waarbij verondersteld wordt dat het bouwvrij agrarisch gebied in landbouwgebruik blijft. De percelen zijn ingekleurd volgens de impact die de gebruiker ondervindt van het RUP. Kaart 5: Impact op de bedrijven van het niet-agrarische gedeelte van het RUP In tweede instantie wordt de impact berekend voor de situatie waarbij het volledige plangebied zou worden onttrokken aan de landbouw. Dit betekent dat het agrarisch gebied ook zou worden omgevormd tot bedrijventerrein. 11
In dit geval zijn er 15 betrokken gebruikers. Voor vijf gebruikers blijft de impact beperkt. Deze landbouwers gebruiken een beperkte oppervlakte binnen het plangebied en zullen hun bedrijfsvoering zo goed als ongewijzigd kunnen verder zetten. Voor de gebruikers is de impact matig groot. Deze bedrijven hebben een iets grotere oppervlakte binnen het plangebied. Van één van deze bedrijven valt een deel van de huiskavel binnen het plangebied. Het betreft een melkveebedrijf met een kleine productieomvang. Voor acht bedrijven is de impact groot. Het gaat hierbij om vier kleine bedrijven die hoogstwaarschijnlijk als hobby of nevenberoep uitgebaat worden. De vier andere bedrijven zijn leefbare landbouwbedrijven. Het betreft een groenten-melkvee bedrijf met 9 % van zijn totale oppervlakte binnen het plangebied en een rundveebedrijf met 18 % van zijn oppervlakte binnen het plangebied. Bovendien liggen de huiskavels van beide bedrijven binnen het plangebied (deel bouwvrij agrarisch gebied) gesitueerd zijn. Verder betreft het een boomkweker die ongeveer 39 % van zijn totale bedrijfsoppervlakte verliest. Het laatste bedrijf verliest ongeveer 20 % van zijn totale oppervlakte maar dit verlies vormt het grootste deel van de huiskavel. Gezien het om een bedrijf met rundvee gaat, is de huiskavel belangrijk voor de bedrijfsvoering. Het betreft een bedrijf met een matige productieomvang Kaart 6: Impact op de bedrijven wanneer het volledige plangebied aan de landbouw onttrokken wordt 12
5. CONCLUSIE Het plangebied van dit Ruimtelijk Uitvoeringsplan omvat 59 ha landbouwgrond, in gebruik bij 15 landbouwbedrijven. Er zijn vijf bedrijven waarvan de huiskavel geheel of gedeeltelijk in het plangebied gelegen is. Bij dit ruimtelijk uitvoeringsplan dient een onderscheid te worden gemaakt tussen twee situaties, namelijk de situatie waarbij het gedeelte bouwvrij agrarisch gebied in landbouwgebruik kan blijven en de situatie waarbij dit gebied ook omgevormd wordt tot bedrijventerrein en aan landbouw onttrokken. In het eerste geval zijn er elf landbouwbedrijven die gronden verliezen. Voor vijf gebruikers is de impact klein en voor één bedrijf is de impact matig. Zij zullen hun bedrijfsvoering kunnen verder zetten. Voor de (relatief) kleine bedrijven is dit RUP waarschijnlijk de aanleiding om over te schakelen naar echte hobbylandbouw of het bedrijf volledig stop te zetten. Een vijftal bedrijven ondervinden een grotere impact. Het gaat hierbij om drie kleine bedrijven, naast een boomkweker en een rundveebedrijf met huiskavel binnen het RUP. In de 2 de situatie, waarbij het plangebied volledig aan de landbouw zou worden onttrokken, is de impact van het RUP duidelijk groter. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat er een behoorlijke oppervlakte aan huiskavel gelegen is in het gedeelte bouwvrij agrarisch gebied. In dit geval zijn er 15 betrokken landbouwbedrijven. Voor acht bedrijven is de impact groot. Het gaat hierbij om vier kleine bedrijven die waarschijnlijk als nevenberoep of hobby uitgebaat worden en vier grote leefbare landbouwbedrijven. Van deze vier laatste bedrijven zijn er drie bedrijven wiens huiskavel binnen het plangebied gelegen is; het 4 de bedrijf betreft een boomkweker met 39 % van zijn totale oppervlakte binnen het plangebied. Een bevraging bij de landbouwers is aangewezen om een beter beeld te krijgen van hun bedrijfssituatie en hun toekomstperspectieven. 13