PROJECTBESCHRIJVING DAT HAD JE GEDROOMD Leerlijn Beeldend Thema Identiteit Groep 3 en 4 9 september 2016
Cultuuronderwijs op zijn Haags Leerlijn Beeldend Thema Identiteit Groep 3 en 4 9 september 2016 Deze projectbeschrijving wordt regelmatig geactualiseerd. Kijk voordat u ermee aan de slag gaat op www.cultuurschakel.nl/coh voor de nieuwste versie. Hierbij treft u een projectbeschrijving: waarmee u een project van 6-8 lessen van 45 min. kunt uitvoeren; waarin veel ruimte is voor uw eigen inbreng; waarop u uw lesvoorbereidingen kunt baseren. De structuur van de projectbeschrijving is gebaseerd op het doorlopen van het creatief proces. Na de introductie van het project oriënteert de leerling zich op de inhoud van het thema. Hierbij doorloopt de leerling drie deelopdrachten waarin hij steeds onderzoekt, uitvoert, presenteert en evalueert. Bij elke stap van het creatief proces zijn reflectievragen geformuleerd. Maak hieruit een keuze of formuleer zelf passende vragen. Gebruik ook vooral uw eigen inzicht en ervaring bij andere onderdelen, zoals het filosofisch gesprek en de evaluatievragen. Lees allereerst de korte beschrijving van het project in het document Informatie voor de leerkracht, zodat u een goed beeld krijgt van de opdrachten, werkwijze en context. 2
Inhoudsopgave 1. Introductie van het project... 4 2. Oriëntatie... 4 2.1. Het filosofisch gesprek... 4 2.2. Oriëntatie op het thema... 5 3. Deelopdracht 1: Oud, nieuw en droomspul... 6 3.1. Onderzoek Oud, nieuw en droomspul... 6 3.2. Uitvoeren Oud, nieuw en droomspul... 6 3.3. Presenteren Oud, nieuw en droomspul... 6 3.4. Evalueren Oud, nieuw en droomspul... 7 4. Deelopdracht 2: Mijn droomvoertuig... 8 4.1. Onderzoek Mijn droomvoertuig... 8 4.2. Uitvoeren Mijn droomvoertuig... 8 4.3. Presenteren Mijn droomvoertuig... 8 4.4. Evalueren Mijn droomvoertuig... 9 5. Deelopdracht 3: Mijn droomspeelplek... 10 5.1. Onderzoek Mijn droomspeelplek... 10 5.2. Uitvoeren Mijn droomspeelplek... 10 5.3. Presenteren Mijn droomspeelplek... 10 5.4. Evalueren Mijn droomspeelplek... 11 6. Algemene beoordeling... 11 3
DAT HAD JE GEDROOMD 1. Introductie van het project In dit project zoomen we in op vliegen. Het dromen over vliegen, over veranderen van identiteit en over hoe Icarus, met hulp van zijn vader, uiteindelijk kan vliegen. Het legt een direct verband tussen dromen en het realiseren van een droom. Het project kan op verschillende manieren worden geïntroduceerd: 1. Laat een afbeelding van het kunstwerk Daedalus Attaching Icarus Wings (ca. 1754) van Joseph-Marie Vien zien. Wat zien de leerlingen? Waar gaat dit over? 2. Lees een verhaal voor over Icarus. Op Leerwiki.nl staat een versie voor leerlingen. De essentie van het verhaal is dat iemand de consequenties van zijn eigen hoogmoed of overdreven zelfvertrouwen ervaart. 3. Volg de museumles Wat je droomt ben je zelf in Gemeentemuseum Den Haag. 2. Oriëntatie 2.1. Het filosofisch gesprek Voer met de leerlingen een (filosofisch) gesprek over vliegen, voertuigen, dromen en speelgoed aan de hand van (een aantal van) de volgende vragen: Als je kon vliegen, waar zou je dan naartoe vliegen? Zou jij willen dat mensen echt kunnen vliegen? Vertel eens waarom wel/niet? Als je droomt, droom je dan van dingen die bestaan of van dingen die niet bestaan? Waarom dromen mensen? Is dromen net zoiets als fantaseren? Kun je zeker weten of iets fantasie is of echt? Welke voertuigen ken je? Kunnen de mensen zonder voertuigen leven? Kunnen mensen of dieren voertuigen zijn? Kun je zeggen wat het fijnst is: reizen over land, water, door de lucht of niet reizen? Welke soorten speelgoed ken je? Verzamel een paar voorbeelden, vraag dan door: Kan alles speelgoed zijn? Kan kunst speelgoed zijn? Kan speelgoed kunst zijn? Stel je voor dat er geen speelgoed zou zijn. Zouden kinderen ophouden met spelen als er geen speelgoed was? Is een speelplek ook speelgoed? Hoe ziet de beste speelplek eruit? Bedenk eens hoe jouw droomspeelplek eruit zou zien? Is dat heel anders dan de speelplekken die je nu kent? 4
2.2. Oriëntatie op het thema Voer onderstaande oriënterende opdrachten in volgorde uit: 1. Speelgoed Laat de leerlingen hun lievelingsspeelgoed meenemen. Bespreek in het kort hoe ze met dit speelgoed spelen. Vergelijk dit speelgoed met speelgoed zoals ADO-speelgoed (jaren 20), houten auto s van Floris Hovers (2007), de badeend van Florentijn Hofman (2007) en een gewoon badeendje, poppen van Sasha Morgenthaler (1940-1975), barbie(s), speelgoedwerk van Gerjanne van Zuilen (bijvoorbeeld het speelgoedpaard, 2011), werk van Robert Bradford (na 2004), Toy Story-speelgoed. 2. Sprookjesprentenboeken Selecteer een aantal sprookjesprentenboeken. Laat de leerlingen de boeken doorbladeren en in tweetallen onderzoeken hoe sprookjesfiguren zich voortbewegen (met laarzen, een zeemeerminnenstaart, vleugels, in een pompoen, etc.). Bespreek hun bevindingen kort in de groep. Bekijk eventueel ook afbeeldingen van Teun Hocks (sprookjes op kinderpostzegels, 1997). 3. Droomwerelden/speelplekken Bespreek met de leerlingen de droomwerelden/speelplekken. Doe dit aan de hand van de volgende werken: maquettes van Constant Willems (diverse jaren, vanaf 1963), installaties van Charles Avery (vanaf 2004), werk van Spencer Byles, werk van Marc Chagall, de ideale landschappen uit de 17 e eeuw die te zien zijn in het Mauritshuis. Bespreek de werken aan de hand van de relatie tussen de vorm en de functie. Reflectievragen Oriëntatie DAT HAD JE GEDROOMD Is het speelgoed volgens jou kunst? Waarom wel/niet? Kan speelgoed in je droom ook echt worden? Kan een speelplek in je droom ook echt bestaan? Hoe zou jij je willen voortbewegen? Hoe ziet jouw ideale droomspeelgoed of plek eruit? 5
3. Deelopdracht 1: Oud, nieuw en droomspul 3.1. Onderzoek Oud, nieuw en droomspul De leerlingen denken na over welke soorten speelgoed er zijn en bedenken vervolgens droomspeelgoed. Bij deze deelopdracht kan een kunstenaar in de klas komen. Hij voert met de leerlingen een gesprek over het thema Identiteit aan de hand van zijn eigen werk en kan bij het uitvoeren van de deelopdracht helpen. Doorloop de stappen in onderstaande volgorde: 1. Vraag de leerlingen van thuis verschillende soorten (oud en nieuw) speelgoed mee te nemen. Neem eventueel zelf ook iets mee of leen iets bij de kleuters. 2. Bekijk het speelgoed en breng dit in relatie met speelgoed dat je op het digibord laat zien (zie Informatie voor de leerkracht ). Benoem verschillen en overeenkomsten in vorm en functie. Vraag naar voorkeuren. 3. Voer een gesprek over droomspeelgoed. Maak een woordspin waarin de belangrijkste kenmerken van het droomspeelgoed worden verwerkt. Reflectievragen Onderzoek Oud, nieuw en droomspul Waarin verschilt jouw lievelingsspeelgoed van jouw droomspeelgoed? Waarom is jouw lievelingsspeelgoed zo fijn om mee te spelen? Wat zou jij heel graag willen kunnen wat je nu niet kunt? Waarom? 3.2. Uitvoeren Oud, nieuw en droomspul Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. Laat de leerlingen een tekening/ontwerpschets maken van hun droomspeelgoed. Leg uit dat ze goed moeten nadenken over de vorm (ronde of hoekige vormen), de textuur (glad of ruw) en de kleur van het droomspeelgoed. 2. Bespreek met de leerlingen hoe je met het droomspeelgoed kunt spelen. 3. Bespreek met de leerlingen van welk materiaal het droomspeelgoed gemaakt moet worden. 4. Eventueel kunnen de leerlingen hun ontwerpschets verder uitwerken door deze te beplakken met scrapmateriaal/restmateriaal dat past bij het droomspeelgoed. 5. Bespreek de resultaten met elkaar. Reflectievragen Uitvoeren Oud, nieuw en droomspul Is het gelukt om je idee duidelijk te maken? Wat heb je nodig om je ontwerp echt te (laten) maken? Wat moet er in de gebruiksaanwijzing van je droomspeelgoed staan? 3.3. Presenteren Oud, nieuw en droomspul De werkstukken kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden: Bespreek de ontwerpen. Vraag leerlingen naar waar en hoe je met het speelgoed kunt spelen en benoem kenmerken van het speelgoed (hard, zacht, voor welke leeftijd, formaat, etc.). Verzin met elkaar bij een aantal ontwerpen een naam of bijnaam voor het speelgoed. Hang de ontwerpen op in de klas en laat elke leerling een kort verhaaltje over het speelgoed 6
schrijven of vertellen. Geef de leerlingen de opdracht een verhaal te verzinnen waarin het droomspeelgoed een rol speelt. Reflectievragen Presenteren Oud, nieuw en droomspul Wat vind je goed gelukt aan het ontwerp van je medeleerling? Waarom? Met welk ontwerp zou je zelf willen spelen? Hoe ging het presenteren van je werk? Wat vind je beter: je verhaal of je ontwerp? Waar zou je je speelgoed thuis bewaren? 3.4. Evalueren Oud, nieuw en droomspul Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces: Wat heb je geleerd wat je nog niet wist? Wat vond je het meest bijzondere kunstwerk? Welke droombeelden hadden de kunstenaars geschilderd? Was het moeilijk of juist makkelijk om je ideeën op papier te krijgen? Lukte het om de vorm, de textuur, de kleur en het materiaal te tekenen? Waarom wel/niet? Hoe ging het vertellen over je eigen werk? Hoe kwam dat? Wat zou je nog willen aanpassen aan je droomspeelgoed? Wat zou je nog willen leren? 7
4. Deelopdracht 2: Mijn droomvoertuig 4.1. Onderzoek Mijn droomvoertuig Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit: 1. Laat de leerlingen onderzoek doen naar bestaande voertuigen. Ze kunnen hiervoor bijvoorbeeld Wikikids raadplegen. 2. Laat de leerlingen een A4-vel in acht vlakjes vouwen en geef aan hen de opdracht om acht voertuigen te tekenen en, indien mogelijk, de namen eronder te schrijven. 3. Bespreek met elkaar de kenmerken van de getekende voertuigen. Denk aan snelheid, openbaar vervoer of privévervoer, de hoeveelheid mensen die het vervoert, comfort, vervoer over land, water of door de lucht, de gebruikte energiebron. 4. Toon een aantal voorbeelden van (fantasie-)voertuigen uit de beeldende kunst en vormgeving (zie Informatie voor de leerkracht voor suggesties). 5. Bespreek met elkaar de kenmerken van deze (kunst)werken. Denk aan snelheid, openbaar vervoer of privévervoer, de hoeveelheid mensen die het vervoert, comfort, vervoer over land, water of door de lucht, de gebruikte energiebron. 6. Voer een gesprek over droomvoertuigen. Laat de leerlingen vertellen over hoe hun droomvoertuig eruit ziet en wat het allemaal kan. Reflectievragen Onderzoek Mijn droomvoertuig Wat heb je ontdekt over wat verschillende voertuigen allemaal kunnen? Wat vond je van de voorbeelden van droomvoertuigen? Wanneer wordt een voertuig een droomvoertuig? Zou je jouw droomvoertuig na het gesprek willen aanpassen? 4.2. Uitvoeren Mijn droomvoertuig De leerling maakt zijn eigen droomvoertuig. Aan het voertuig moet je kunnen zien of deze over land, water of door de lucht gaat. Geef de leerling een bestaande vorm, bijvoorbeeld een plastic fles, doosje of bakje en allerlei scrapmateriaal. Laat de leerling het werk eventueel beschilderen. Reflectievragen Uitvoeren Mijn droomvoertuig Waaraan kun je zien dat jouw voertuig over land, water of door de lucht gaat? Wat kan jouw voertuig het beste? Waaraan zie je dat? Waar zit de bestuurder, de ingang, de energievoorziening, waar zitten de passagiers, etc.? Kan jouw ontwerp ook in het echt gemaakt worden? 4.3. Presenteren Mijn droomvoertuig De werkstukken kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden: Orden met de klas de voertuigen naar bijvoorbeeld functies, uitstraling of vormgeving, zodat er verschillende groepen voertuigen ontstaan. Verzin met elkaar een naam voor ieder ontwerp. Is de maker het eens met die naam? Maak foto s van de voertuigen en print deze in A5-formaat op een A4-vel uit. Schakel hierbij 8
eventueel ouders in. Laat de leerlingen, indien mogelijk, onder de afbeeldingen de naam van het voertuig schrijven en een korte beschrijving opnemen van wat het voertuig allemaal kan. Scan (een aantal van) de werken en plaats deze eventueel op de website van de school of in de schoolkrant, of richt er een tentoonstelling mee in. Laat de leerlingen aan de klas vertellen wat ze gemaakt hebben en waarom het volgens hen een droomvoertuig is. Reflectievragen Presenteren Mijn droomvoertuig Kon je de voertuigen goed ordenen? Hoe kwam dat? Is het gelukt om een juiste beschrijving te geven van jouw droomvoertuig? Hoe ging het vertellen over je werk? 4.4. Evalueren Mijn droomvoertuig Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces: Heeft iets je verrast of verbaasd? Wat heb je geleerd? Wat vond je makkelijk en wat vond je moeilijk om te doen? Wat had je van tevoren bedacht wat je nu ook uitgevoerd hebt? Wat heb je tijdens het werken bedacht? Wat vond je spannend in deze opdracht 9
5. Deelopdracht 3: Mijn droomspeelplek 5.1. Onderzoek Mijn droomspeelplek De leerlingen brainstormen over droom(speel)plekken. Voer de opdracht in onderstaande volgorde uit: 1. Toon de leerlingen droom(speel)plekken en droomwerelden in de beeldende kunst. 2. Brainstorm met elkaar over de meest ideale droom(speel)plekken: Hoe ziet de ideale plek eruit? Wat maakt een plek tot een droomspeelplek? Waar bestaat de droomspeelplek uit? Wat kun je er allemaal doen? Is de droomspeelplek binnen of buiten? Is het een echte of een digitale plek? 3. Geef de leerlingen de opdracht een eigen droomspeelplek te bedenken waarin het voertuig en het speelgoed uit de eerdere deelopdrachten een plek moeten krijgen. Reflectievragen Onderzoek Mijn droomspeelplek Hoe ziet jouw droomspeelplek eruit? Waar kun je je droomvoertuig en je speelgoed kwijt? 5.2. Uitvoeren Mijn droomspeelplek Geef de leerlingen de opdracht hun droomspeelplek te maken. Gebruik hiervoor als basis een stevig stuk karton en bied natuur- en scrapmaterialen naar keuze aan. Let op onderstaande punten: Het droomspeelgoed en droomvoertuig moeten in het ontwerp van de plek verwerkt worden. Je moet kunnen zien of de speelplek binnen of buiten is. Je moet kunnen zien welk spel of welke spelletjes je er kunt spelen. Reflectievragen Uitvoeren Mijn droomspeelplek Hebben jouw speelgoed en voertuig een goede plek gekregen? Wist je meteen hoe je droomplek eruit zou moeten zien? Waar, hoe en wat kun je er spelen? 5.3. Presenteren Mijn droomspeelplek De werkstukken kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden: De leerling vertelt een korte, verzonnen anekdote bij zijn of haar droomspeelplek. De leerling bedenkt en vertelt waar in de wijk de speelplek gerealiseerd zou moeten worden. Richt met elkaar een expositie in en laat de leerlingen hun ouders rondleiden. Plaats foto s van de werken met een kort begeleidend tekstje op de website van de school. 10
Reflectievragen Presenteren Mijn droomspeelplek Waarom past de droomspeelplek, het droomspeelgoed of droomvoertuig bij de maker/ontwerper? Welke speelplekken lijken op die van voorbeelden van de beeldend kunstenaar die jullie eerder zagen? Hoe was het om een anekdote bij je werk te verzinnen? 5.4. Evalueren Mijn droomspeelplek Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces: Wat ben je te weten gekomen over jezelf tijdens het hele project? Ben je iets te weten gekomen van je medeleerlingen wat je nog niet wist? Wat vond je van de opdrachten? Waarom? Wat wist je nog niet over speelplekken wat je nu wel weet? Welke droomspeelplek vond je het leukst? Waarom? Welke materialen waren heel erg belangrijk voor jouw droomspeelplek? Waarom? Lukte het goed om over je eigen werk te vertellen? Wat zou je een volgende keer willen onderzoeken? Welk onderdeel (onderzoek, uitvoeren, presenteren) ging het beste? Waarom? 6. Algemene beoordeling Voor het beoordelen van de leerlingprestaties kunt u gebruikmaken van het beoordelingsformulier voor de leerkracht. De vier beoordelingscriteria zijn afgestemd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en de uitgangspunten van COH. De leerlingprestaties in het gehele project worden meegenomen in de beoordeling. Voor het gebruik van de formulieren is een korte toelichting beschikbaar. Het beoordelingsformulier voor de leerkracht en de toelichting op het beoordelingsformulier vindt u in de bijlagen van het document Informatie voor de leerkracht. 11