NEDERLAND LEEST JUNIOR HANDLEIDING DOCENTEN VMBO 1 EN 2 In november kunnen uw leerlingen lekker lezen want het thema van Nederland Leest Junior is dit jaar voeding. Leerlingen gaan met elkaar in gesprek over dit thema aan de hand van het boek Graaf Sandwich en andere etenswaardigheden van Jan Paul Schutten. In deze les leren uw leerlingen stap voor stap een mening te vormen en met elkaar in gesprek te gaan. De stelling die centraal staat is: Het is belangrijk om te weten waar je voeding vandaan komt. REFERENTIENIVEAUS Referentieniveau mondelinge taalvaardigheid Gesprekken algemeen groepen. De leerling kan initiatief nemen om gesprekken aan te gaan in kleine en grote De leerling kan de hoofdpunten volgen, kan de eigen mening verwoorden en onderbouwen met argumenten in een grotere groep. Luisteren algemeen De leerling kan wat hij hoort koppelen aan eigen gevoelens, ervaringen en andere dingen die hij kent, weet en gezien heeft. De leerling kan een koppeling leggen tussen de inhoud van de beluisterde tekst en eigen ervaringen. De leerling kan kritisch luisteren naar mondelinge informatie en meningen. De leerling kan informatie en meningen interpreteren voor zover deze dicht bij de leerling staan. Referentieniveau sociaal-emotioneel en burgerschap: nadenken en praten over: Eerlijke handel De consumptiemaatschappij De leerling heeft een mening over de stelling en wordt aangezet tot Duurzame, biologische en/of gezonde voeding 1
ORGANISATIE De les duurt ongeveer 60 minuten en is als volgt opgebouwd: 1. Opzetfase 5 minuten 2. Beeldvormingsfase 15 minuten 3. Meningsvormende fase 10 minuten 4. Verdiepingsfase 20 minuten 5. Evaluatiefase 5 minuten BENODIGDHEDEN Boek Graaf Sandwich en andere etenswaardigheden van Jan Paul Schutten Presentatie voor het digibord (nederlandleest.nl/junior) Werkblad ABC-schema (nederlandleest.nl/junior) Printblad rood/groen per groepje van vier leerlingen (nederlandleest.nl/junior) Bronmateriaal(nederlandleest.nl/junior) Zachte bal of ander voorwerp om mee te gooien BASISBEGRIPPEN De mening = ik vind Het argument = omdat Het feit = een te controleren waarheid. De discussie = een gesprek waarin mensen het met elkaar oneens zijn en elkaar proberen te overtuigen. Overtuigen = overhalen zodat de ander vindt wat jij vindt. Het debat = een aan regels gebonden discussie. Bij een debat is altijd een derde persoon aanwezig die het debat beoordeelt op argumenten. Consensus = het met elkaar eens zijn. OPZETFASE (5 MINUTEN) Voorkennis / energizer Laat het boek zien en geef de opdracht: We hebben allemaal het boek Graaf sandwich en andere etenswaardigheden gelezen. Welk feit heb je uit het boek onthouden? Wissel uit in tweetallen in één minuut (sheet 2). Na de minuut vraag je aan drie leerlingen: Wat heb je gehoord van de ander? 2 Uitleg Leg uit: We gaan vandaag discussiëren en debatteren over het boek Graaf sandwich en andere etenswaardigheden, want discussiëren, kun je leren. Wijs op de sheet met de spelregels (sheet 3). Spreek met de leerlingen af wat volgens hen de belangrijkste spelregel is. Dit wordt het doel van de les. Hebben de leerlingen ook een persoonlijk doel? Vertel hoe de structuur van de les eruit ziet (sheet 4). Leg uit: Eerst check ik jullie kennis van belangrijke basisbegrippen. Daarna doen we verschillende opdrachten in tweetallen en in teams, daarmee
bereiden we ons voor op het debat. Over ongeveer een half uur wordt het tijd voor het debat en tenslotte volgt een terugblik. Toon de sheet met begrippen (sheet 5) en check de voorkennis van de leerlingen of leg opnieuw kort uit. BEELDVORMINGSFASE (15 MINUTEN) Verdeel de klas in heterogene groepen van vijf leerlingen. Iedere leerling in het groepje krijgt een nummer: 1, 2 3 en 4. Elke groep krijgt een rood en een groen blaadje. Er is een voorzitter (nummer 5) die de tijd en de spelregels bewaakt en die de beurten verdeelt. Zo presenteert nummer 1: de hamburger, nummer 2 de aardappel, nummer 3 de cola en nummer 4 de cacao (sheet 6). Opdracht 2 Rood of groen? Op het digibord verschijnt telkens foto van een gerecht (sheet 7, 8, 9, 10). De vraag is: Past dit product beter bij verantwoord (eerlijk) of onverantwoord (oneerlijk)? En kun je dat uitleggen? Overleg, zoek in je boek, gebruik de online bronmaterialen op nederlandleest.nl/junior, bedenk argumenten, kom tot een conclusie en zeg: Wij vinden omdat... 3 1. Hamburger (blz. 26 t/m 32 of nederlandleest.nl/junior) Antwoordmogelijkheid = waterverbruik, ongezond want veel vet. 2. De aardappel (blz. 16/17 of nederlandleest.nl/junior) Antwoordmogelijkheid = gezond, goedkoop. 3. Cola (blz. 13 t/m 15 of nederlandleest.nl/junior) Antwoordmogelijkheid = zuur, veel suiker, slecht voor tanden, vage ingrediënten zoals cocaïne (vroeger) 4. Cacao / chocolade (blz. 76/77 of nederlandleest.nl/junior) Antwoordmogelijkheid = veel suiker, verslavend, oneerlijke handel, plantage /slavernij Las per product drie minuten in voor de leerlingen om te overleggen, op te zoeken en argumenten te bedenken. Werk eventueel met een klok of timer en geef extra tijd als de leerlingen dat willen. Merk je dat de leerlingen het met gemak binnen de tijd kunnen doen, geef ze dan iets minder tijd om het uitdagender te maken. Kijk op nederlandleest.nl/junior voor een link naar een timer. de kaartjes uitknippen. argument. is. Hoeveel feiten zijn er gebruikt in het argument? Deel per tweetal het printblad (nederlandleest.nl/junior) uit. Laat de leerlingen Vraag dan: Past dit product beter bij verantwoord (eerlijk = groen) of onverantwoord (oneerlijk = rood)? Laat de kaartjes maar zien: rood of groen? Per groepje staan de presentatoren op. Elk groepje onderbouwt met een Vraag aan de kinderen welk argument van welke groep het meest overtuigend
Tip! Voeg een competitief element toe. De groep met de meest overtuigende argumenten krijgt per ronde één punt. De groep met de meeste punten heeft gewonnen. MENINGSVORMENDE FASE (10 MINUTEN) Vat samen en trek een conclusie waarbij je een link legt naar de stelling. Bijvoorbeeld: Je kent nu heel veel feiten uit het boek, maar wat gebeurt er als je googelt? Zie je door de bomen het bos nog wel? Weet je wat waar is en niet waar? Licht het ABC-schema toe door middel van modelling; hardop denkend voor- Moet je alles geloven wat je leest? Is het belangrijk om te weten wat je eet? komt. doen (sheet 11). De stelling is: Het is belangrijk om te weten waar jouw voeding vandaan Bijvoorbeeld: Ik neem de stelling in mijn hoofd en ik doe alsof ik het eens ben. Ik kan zeggen: Ja, ik ben het met de stelling eens omdat ik graag een gezonde / verantwoorde / diervriendelijke keuze wil maken. Ik kan ook een voorbeeld geven: Als ik kip koop, denk ik meestal niet na over het leven dat die kip had. Bijvoorbeeld een heel klein hok of slechte voeding (met als doel om hen zo snel mogelijk te laten groeien). Als het op de verpakking staat, weet ik wat ik eet. Benadruk dat ze voor- en tegenargumenten mogen gebruiken en beide kanten van het schema moeten invullen. Misschien vinden ze het lastig meer argumenten te bedenken? Nodig de leerlingen dan uit om in ieder geval meer voorbeelden aan te dragen. Neem acht minuten de tijd voor het invullen van het ABC-schema. VERDIEPINGSFASE (20 MINUTEN) Hebben de leerlingen hun argumenten op papier? Dan wordt het tijd voor de Lagerhuisdiscussie (sheet 12). Maak een U-vormige kring met de klas. Voordat je begint met het debat, wijs je op de spelregel die centraal staat: Welk doel hebben jullie voor jezelf geformuleerd? Hoe kunnen wij er samen voor zorgen dat dit doel wordt behaald? te weinig? Maak afspraken m.b.t. lichaamstaal: wat doen we als teveel leerlingen staan? En Tijdens het debat laat je de klok lopen. Je verdeelt de beurten en stelt (sub)vragen om het debat op gang te houden. 4 Vragen voor het debat Mag jij thuis (mede) bepalen wat je eet? Op welke manier? Kook je zelf weleens? Hoe maak je dan de keuze wat je eet? Wie drinkt er elke dag frisdrank? Denk je dan na over de hoeveelheid suiker? Kies je in de supermarkt vaak wat het goedkoopste is of kijk je naar andere dingen?
Wie gaat er vaak naar een biologische winkel en waarom? Lees je de verpakking van een product? Waar let je dan op? Vind je het belangrijk dat vlees op een diervriendelijk manier is geproduceerd? Wie is vegetariër of veganist en waarom? Hoe kun je eerlijke koffie of chocolade herkennen? Spreek je je ouders/verzorgers erop aan als ze de verkeerde producten in hun mandje/winkelwagentje stoppen? Als je meer wilt weten over jouw voeding, waar haal jij dan jouw informatie vandaan? Welke rol spelen influencers op social media? Tip! Wil je inzetten op het verbeteren van het proces? Las dan time-outs in voor feedback. EVALUATIEFASE (5 MINUTEN) je de inhoud van de les. top. Vraag of de leerlingen hun eigen doelstelling hebben behaald. Tevens evalueer Gebruik de hulpzin: Ik zie dat Mag ik je een tip geven? Je zou Vraag of je een tip mag geven en laat de leerling reageren. Vraag ook naar een Hebben de leerlingen nog een tip voor jou als debatleider? Vraag: Kun je een conclusie trekken? Geef de volgende hulpzin: Ik weet nu dat dus Kijk voor meer informatie, bronmaterialen en de handleiding voor de Bibliotheek op school op nederlandleest.nl/junior. Deze les is ontwikkeld door Discussieren kun je leren voor Nederland Leest Junior 2018. 5