Informatiedocument Werkplekleren

Vergelijkbare documenten
Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument voor werkplekbieders

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument werkplekleren

Informatiedocument voor werkplekbieders

Informatiedocument voor werkplekbieders

De Basiseenheden. Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument voor werkplekbieders

Informatiedocument voor Werkplekbieders

Informatiedocument Werkplekleren

Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten

Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument voor werkplekbieders

Praktijkopleider agrotechniek

Informatiedocument Werkplekleren

Bacheloropleiding Educatie & kennismanagement groene sector. De deeltijdopleiding tot tweedegraads docent

Associate degree Deeltijd

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs

WINDESHEIM IN ZWOLLE: UNIEKE MASTER VOOR HET BEROEPS- ONDERWIJS. Inspirators voor de toekomst

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

De 6 Friesland College-competenties.

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Competentievenster 2015

Samenvatting aanvraag macrodoelmatigheidstoets associate degree-opleiding Officemanagement

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

Leren & Innoveren. Informatiedossier ten behoeve van en verzoek tot inschrijving voor de masteropleiding

Management & Organisatie

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Beroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

1. Leerwerkplekovereenkomst Master Educational Needs (Master EN) Seminarium voor Orthopedagogiek HU

Breidt netwerk min of meer bij toeval uit. Verneemt bij bedrijven wensen voor nieuwe

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

Middelbaar beroepsonderwijs (zie verder uitleg na dit schema) Beroeps Opleidende Leerweg (zie verder uitleg na dit schema)

Leren & Innoveren. Informatiedossier ten behoeve van en verzoek tot inschrijving voor de masteropleiding

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

Aantekenformulier van het assessment PDG

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

Samenvatting aanvraag macrodoelmatigheidstoets associate degree-opleiding Coachen & Leidinggeven

Thermometer leerkrachthandelen

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

COMPETENTIETOETSEN DOMEIN APPLIED SCIENCE ANTOINETTE VAN BERKEL HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM 23 MAART 2017

master leraar voortgezet onderwijs

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN

Informatie opleidingsstandaard voor de EVC procedure. Praktijkopleider

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1

Verwonderen Ontdekken Onderzoeken

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

BASISGEGEVENS. Naam. Contactpersoon. Dr. E.W.M. Gielen. Portfoliomanager & Organisatieontwikkeling Adacademies. Functie

De zesde rol van de leraar

NIEUW TWEEJARIGE HBO-OPLEIDING ASSOCIATE DEGREE PEDAGOGISCH PROFESSIONAL KIND EN EDUCATIE

Keuzedeel Ondernemend gedrag (geschikt voor niveau 1 en 2)

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

Werkgroep portfolio & coaching. portfolio handleiding

Beroepspraktijkvorming op de werkvloer

Zelfevaluatie. Inleiding:

Competentieprofiel mentor jeugdzorg 1

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

Beleid. Beschrijving trekkersrollen LC en LD. Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Coevorden, Hardenberg e.o. / De Nieuwe Veste

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

ONDERWIJSONTWIKKELING - ACTIVERENDE DIDACTIEK

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Samenvatting aanvraag macrodoelmatigheidstoets associate degree-opleiding Engineering

BASISGGEVENS. Naam Functie

NIET KOPIËREN. De leerling en ik EXAMENBANK PROVE2MOVE. Proeve van Bekwaamheid. Crebonummer 93500

Puberbrein als Innovatiekans. Beschrijving van de 4 basiscompetenties

Competentie niveaus HHS TIS opleiding Werktuigbouwkunde

Beroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

Opleidingskunde,Training & Human Development

Profiel Product Verantwoording. LOB (Loopbaan oriëntatie en begeleiding) Leraren Opleiding. Management & Organisatie

Portfoliobegeleiding. Roland Leenaarts

Trainingen en workshops voor praktijkopleiders en leidinggevenden. Jouw talent, onze ambitie!

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC

Didactische werkvormen in het hoger onderwijs. Sandra Heleyn, Isabelle Claeys, Ann Verdonck

Anders kijken, anders leren, anders doen

Hbo tweedegraadslerarenopleiding

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

Innovatief beroepsonderwijs in de regio: bindmiddel en broedplaats

Integraal HR voor leidinggevenden

De begeleidings- en beoordelingstrajecten zijn schriftelijk vastgelegd en te raadplegen door anderen. ILS en Radboud Docenten Academie.

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd

Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep.

Transcriptie:

Informatiedocument Werkplekleren Bacheloropleiding Consumptieve Techniek I en II Deeltijd

Voorwoord Dit is een aanvulling op de brochure werkplekleren voor werkplekbieders die deeltijdstudenten begeleiden van de bachelor-lerarenopleiding in de consumptieve techniek (CT) sector. We vertrouwen erop dat u na het lezen van dit document meer inzicht heeft in het curriculum van de opleiding, het doel van het werkplekleren, informatie omtrent de begeleiding, informatie over de beoordeling en wat u van de student mag verwachten. Werkplekbureau wpl.hogeschool.wageningen@aeres.nl 088 020 6880 06 3068 9268 Aeres Informatiedocument Werkplekleren 5 juli 2018

Inhoud 1 Werkplekleren 1.1 Deeltijd werkplekleren 5 2 Werkplekbegeleiding en -beoordeling 6 3 Organisatie van het onderwijs 7 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Korte beschrijving van de beroepssituaties Niveau van het werkplekleren Aeres Informatiedocument Werkplekleren 5 juli 2018

1. Werkplekleren Werkplekleren, het werkend leren in de authentieke beroepscontext, is een essentieel onderdeel van de opleiding. De student gaat naast het flankerend onderwijs aan de slag in een (onderwijs) instelling of bedrijf. Het flankerend onderwijs, dat gegeven wordt op de leslocatie van Aeres Hogeschool Wageningen, bestaat uit: lessen verwerkingsopdrachten oefenen van vaardigheden practica gastcolleges toetsen etc. In onderling overleg bepalen de werkplekbieder en de student hoe het werkplekleren zal worden ingericht waarbij de kaders die de opleiding biedt uitgangspunt zijn. Aeres Hogeschool kan daarbij, ook gedurende het verloop van het werkplekleren, ondersteunen en begeleiden. De werkplekbieder draagt de student slechts taken op die passen bij de competenties en beroepsrollen van de betreffende beroepssituatie (BS), zie tabel 2: Omschrijving per werkplekperiode. Afhankelijk van de mogelijkheden op de werkplek vragen wij oefenmogelijkheden of -opdrachten voor de studenten. Meestal is er een combinatie mogelijk tussen meedraaien binnen lopende werkzaamheden enerzijds, en het uitvoeren van een specifieke opdracht die het mogelijk maakt bepaalde werkprocessen te leren beheersen anderzijds. De werkplek moet het volgende kunnen bieden: De student moet de mogelijkheid krijgen om voldoende werkplektaken (leren) uit te voeren. Aan de student moet een bepaalde mate van verantwoordelijkheid worden gegeven, die gepaard gaat met passende begeleiding, zie bijlage 2: Niveau van het werkplekleren. De opdrachten en de context waarbinnen deze moeten worden uitgevoerd, liggen op hbo-niveau. De verdeling van de taken van het werkplekleren op de werkplek komt neer op: 1/3 van de tijd mee draaien met de reguliere werkzaamheden van de organisatie. 1/3 van de tijd de mogelijkheid hebben om de opdrachten van Aeres Hogeschool m.b.t. de beroepssituatie uit te voeren op de werkplek. 1/3 van de tijd de mogelijkheid hebben om een opdracht uit te voeren, mee te denken in de organisatie van processen en/of innovatie binnen de organisatie.

1.1. Deeltijd werkplekleren Afhankelijk van de genoten vooropleiding en de werkervaring wordt een studietraject bepaald waarbij de deeltijdstudent vrijstellingen krijgt voor delen van de opleiding waar reeds vaardigheden voor zijn ontwikkeld. Een deeltijdstudent heeft een gemiddelde studiebelasting van 20 uur per week, waarvan 6 uur flankerend onderwijs en 14 uur zelfstudie en stage- of werkactiviteiten. Studenten die niet werkzaam zijn in een educatieve setting gaan een extra dag per week werkplekleren binnen een educatieve setting. Afhankelijk van de mogelijkheden op hun werkplek, hun studievaardigheden en beschikbare tijd behaalt de deeltijdstudent 3 of 4 beroepssituaties per studiejaar.

2. Werkplekbegeleiding en beoordeling We vragen aan de werkplekbieder een begeleider voor de student aan te wijzen, de werkplekbegeleider. Dit kan de opdrachtgever zijn of een aangewezen persoon binnen de organisatie die voor de student als vraagbaak en coach dient. De werkplekbegeleider geeft feedback op werkhouding in de begeleidingsgesprekken maar dit kan ook schriftelijk zijn als (onderdeel van) beoordeling van het beroepsproduct. Wij vragen de student om aan het begin van de werkplekperiode de begeleidingsformulieren van de BS-en met de werkplekbieder door te spreken en hiervoor een planning te maken. Wat kan de werkplekbegeleider van de student verwachten: 1. De student informeert u goed en tijdig over doel, inhoud en organisatie van zijn/haar leerwerktraject en voorziet de werkplekbegeleider van het toetsplan. 2. De student stelt zich voortdurend actief op: stelt leeractiviteiten voor, stelt vragen, vraagt ondersteuning of advies, zorgt dat afspraken voor begeleidingsgesprekken worden gemaakt, enz. 3. De student geeft zijn/haar begeleiders (zowel op de school als op de opleiding) inzicht in de voortgang door middel van zijn/haar leerwerkovereenkomst, reflecties en andere documenten (zoals bijvoorbeeld de rubrics en het portfolio). 4. De student houdt zich goed aan gemaakte begeleidingsafspraken. Per beroepssituatie kan de precieze gang van zaken met betrekking tot het werkplekleren verschillen. Dat is dan ook de reden dat het werkplekbureau u geen document kan overhandigen wat het werkplekleren voor uw student precies inhoudt en wat zijn/haar specifieke doelen zijn. De student is verantwoordelijk om u van de juiste informatie te voorzien.

3. Organisatie van het onderwijs De opleiding is onderverdeeld in drie fasen: de propedeusefase, de hoofdfase en de afstudeerfase. Deze worden elk afgesloten met een fase-assessment. Daarin toont de student aan of hij/zij aan de competenties voldoet en aan de eisen die zijn vastgesteld voor de betreffende fase. Tijdens de gehele fase wordt de student begeleid door een fasebegeleider vanuit Aeres Hogeschool Wageningen. Elk beroepsprofiel is beschreven in een aantal herkenbare beroepssituaties (BS en). De beroepssituaties zijn het centrale uitgangspunt binnen de opleiding. Elke beroepssituatie omvat een aantal competenties waarin de combinatie van theorie en praktijk een krachtige leeromgeving waarborgt. Aeres Hogeschool biedt 20 verschillende beroepssituaties aan. De beroepssituaties in de propedeusefase zijn verplicht, in de hoofd- en afstudeerfase ontstaat er keuzevrijheid. Afhankelijk van vooropleiding, de al eerder opgedane kennis en werkervaring kan vrijstelling worden verkregen voor bepaalde beroepssituaties. Aeres Informatiedocument Werkplekleren 5 juli 2018

Bijlage 1 Korte omschrijving van de beroepssituaties met toelichting werkplekleren De Basiseenheden Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse Communiceren en analyseren zijn belangrijke basisvaardigheden voor mensen die werken in het onderwijs en andere (midden)kaderfuncties. In deze Basiseenheid wordt door aanbod van kennis, inzichten en een actieve training van vaardigheden, een brede basis gelegd voor het toekomstig functioneren van de student binnen de opleiding en later het beroep. Het gaat hier om de vakgebieden: Nederlands, Engels, wiskunde, scheikunde, natuurkunde, biologie en basis onderzoeks- en rapportagevaardigheden. In de basiseenheid Communicatie en Analyse heeft de student de gelegenheid deficiënties in deze kennis en vaardigheden weg te werken. De uitvoering van deze basiseenheid is niet gerelateerd aan werk- of stageplek en wordt afgerond met schriftelijke toetsen en/of opdrachten. Basiseenheid 1 VAK Een professional in een educatief beroep moet z n mannetje staan binnen het vakgebied waarin hij opereert. Het kunnen uitvoeren van praktische handelingen uit het vakgebied en het beheersen van de bijbehorende theoretische basiskennis is een must. Daarbij hoort ook een gedegen kennis van het assortiment/bereidingstechnieken en warenkennis wat in het betreffende vakgebied geldt. Uitgangspunt van deze basiseenheid is het kunnen functioneren in het vakgebied op niveau 4. Als basis voor de inhoud wordt mede gebruik gemaakt van de competentiestandaarden beschreven in de kwalificatiedossiers van het MBO. In overleg met de vakdocent van Aeres wordt de specifieke richting gekozen en mogelijk het bedrijf waarin dit te realiseren valt (koken, bakkerij, gastheerschap, toerisme). Werkplekleren: het werkplekleren vindt plaats in een reële werksituatie bij een bedrijf in de sector. Concreet betekent dit dat de student op handelingsniveau praktisch bezig is en kennis en inzicht in de praktijk verwerft. Basiseenheid 2 VAK Een professional in een educatief beroep moet z n mannetje staan binnen het vakgebied waarin hij opereert. Werkvoorbereiding, werkplanning, calculatie en inzet van de juiste materialen zijn belangrijke aspecten van het werk van de professional. Operationeel bedrijfsmanagement staat dan ook centraal. Ondernemersvaardigheden worden in ieder bedrijf ingezet om de doelstellingen van het bedrijf te realiseren. Een goed geschreven ondernemingsplan verwoordt hoe mensen en middelen op operationeel niveau moeten worden ingezet, om de bedrijfsdoelstellingen te realiseren. Naast het operationeel bedrijfsmanagement vormt ook het contact met klanten, toeleveranciers en personeel een onderdeel van deze basiseenheid. Werkplekleren: het werkplekleren vindt plaats in een reële werksituatie bij een bedrijf in de sector. Concreet betekent dit dat de student op bedrijfsvoeringniveau bezig is en een ondernemingsplan voor een bestaande of nieuwe situatie uitwerkt en concrete operationele processen in beeld brengt met mogelijke verbeteringen.

De kerndelen Beroepssituatie 1: Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling Binnen deze beroepssituatie staat het verwerven van nieuwe (vak)informatie, het doorgronden van sectorspecifieke informatie en het overdragen van deze informatie aan anderen centraal. Werken in een educatief beroep met (CT) kennisoverdracht vereist een gedegen vakkennis, vakvaardigheid en vakervaring, maar vooral ook een continue verbreding en verdieping daarvan, waardoor het mogelijk wordt om anderen op operationeel niveau aan te sturen. Het werkplekleren: In overleg met je vakinhoudelijke begeleider vanuit Aeres Hogeschool stel je een leerwerkovereenkomst op die richtinggevend is voor de activiteiten die je gedurende de werkplekperiode uitvoert. Tijdens het eerste semester ontwikkel je CT-vakinhoudelijke kennis, vaardigheden en competenties op je werkplek. Je toont deze ontwikkeling op 2 manieren aan: BS1 opdracht De BS1 opdracht: voor een doelgroep, is het aangeven van een verbetertraject in de bedrijfsvoering of uitvoering. Het kan gaan over duurzaamheid, logistiek etc. In overleg/opdracht van de school. Hierover wordt een klein onderzoek uitgevoerd en een verbetertraject beschreven Indien je een havo of vwo-vooropleiding hebt, ga je in de meeste gevallen starten met BS01 en BE1VAK. Het bedrijf waar je gaat werkplekleren is een bedrijf of een ROC. Je vindt in de specifieke werkplekwijzers meer informatie. Indien je een mbo-vooropleiding hebt, ga je in de meeste gevallen starten met BS01. Dan ga je op zoek naar een bedrijf dat verrijkend is bovenop de al aanwezige ervaringen (een verbreding of verdieping). Daarnaast zul je Communicatie & Analyse volgen, daarvoor heb je geen werkplek nodig. Beroepssituatie 2: Leersituaties met praktische instructie Een praktische leersituatie is een leersituatie, waarin vakvaardigheden uit het CT vak worden aangeleerd op een gestructureerde, docentgestuurde manier. Om een praktische leersituatie te kunnen voorbereiden en uitvoeren dient een docent kennis te hebben van de leeromgeving, de beroepspraktijk, vakkennis en de te gebruiken didactische modellen. Daarnaast moet hij in staat zijn een praktische leersituatie te organiseren waarin de leerling zijn vakkennis en vakvaardigheid vergroot. De docent biedt ruimte aan de verschillen tussen leerlingen. De docent creëert een pedagogisch klimaat waarbij in een veilige en ordelijke omgeving geleerd wordt. Het werkplekleren: De student gaat ervaring opdoen binnen een CT educatieve setting, bijvoorbeeld: VMBO/MBO-scholen: onderwijsassistent. Instructeur PTC+/IPC: instructeur Bedrijfssituaties met een CT educatieve setting mogelijk De kwaliteit van de begeleiding hangt in belangrijke mate af van de student zelf, de student en werkplekbegeleider maken aan de hand van het toetsplan BS2 (aan te leveren door de student of op te vragen bij het werkplekbureau wpl.hogeschool.wageningen@aeres.nl) een leerwerkovereenkomst. Beroepssituatie 3: Leersituaties met een activerende didactiek Bij een leersituatie met activerende didactiek en samenwerkend leren kan de docent een volledig didactisch concept voorbereiden, vanuit gedeelde sturing, waar de activiteit van de leerling voorop staat. De leersituatie

vindt plaats in een CT gerelateerd vak. Met een CT gerelateerd vak wordt bedoeld een vakrichtingsvak en/of profiel CT (denk aan de horeca, gastheerschap, banket & bakkerij, toerisme). Bij de voorbereiding en uitvoering van een theorieles gebruikt de docent activerende (en samenwerkende) werkvormen om de leerling een uitdagende lesinhoud en leeromgeving te bieden. De docent geeft bij het begin van de les aan wat het doel van de les is, geeft de geldende regels aan voor de les, de activiteit van de leerling, de manier waarop de leerling sturing krijgt en hoe het resultaat van de les/lessen (product cognitieve doelen) wordt geëvalueerd. Ook wordt het leerproces van de leerlingen geëvalueerd en wordt nagedacht over een transfer van het geleerde in een nieuwe situatie. Werkplekleren: De student gaat ervaring opdoen op een VMBO of MBO-school als junior-docent. De kwaliteit van de begeleiding hangt in belangrijke mate af van de student zelf, de student en werkplekbegeleider maken aan de hand van het toetsplan BS3 (aan te leveren door de student of op te vragen bij het werkplekbureau wpl.hogeschool.wageningen@aeres.nl) een leerwerkovereenkomst. Beroepssituatie 4: Organiseren en begeleiden van leren in leergroepen De inzichten in leerprocessen en de rollen en taken van een docent veranderen. Van traditionele kennisoverdrager verschuift de rol van docent naar begeleider en coach. Naast het geven van een traditionele klassikale les bevindt de docent zich nu deels of soms zelfs compleet in werksituaties waarin hij te maken heeft met zelfstandig leren, werkplekleren, projectgestuurd onderwijs en natuurlijk leren. Dit vereist specifieke kennis en eigenschappen. Om leerlingen zelfstandig te laten leren dient een docent een leeromgeving te kunnen organiseren waarin dat kan plaatsvinden. Leerlingen dienen in die omgeving zelfstandig, op hun eigen niveau en werkwijze te kunnen werken en dienen daarbij het beoogde einddoel duidelijk voor ogen te hebben. De begeleidende docent zoekt de balans tussen loslaten en sturen, begeleidt leerlingen in hun leerproces en lost samen met de leerlingen eventuele (groeps)problemen op. Dit alles vergt van de docent een flexibele, open houding waarbij vooraf vastgestelde uitkomsten van het leerproces niet altijd aan de orde zijn. De nieuwe docent moet op vormen van nieuw leren kritisch kunnen reflecteren en daar verantwoorde keuzes in kunnen maken. Werkplekleren: Tijdens het werkplekleren werkt de kandidaat in een CT educatieve setting aan taken om de competenties te verwerven. Het beste is als deze op de werkplek toegesneden taken in overleg met de begeleider op de werkplek en door de student zelf worden ontwikkeld. Als dat niet lukt kan gebruik worden gemaakt van de hieronder weergegeven taken: Mijn rol als begeleider van een leergroep; Mijn rol als begeleider van persoonlijke ontwikkeling; Leren in buitenschoolse situaties; Leren van en met anderen; Onderzoek nieuwe leervormen. Beroepssituatie 5: Begeleidingssituaties van leerlingen Het begeleiden van leerlingen vindt plaats binnen twee hoofdgebieden: sociaal-emotionele begeleiding en keuzebegeleiding. Om sociaal-emotionele begeleiding te kunnen geven dient een docent onder andere kennis te hebben van de ontwikkeling die een adolescent doormaakt, gespreksvaardig te zijn en een vertrouwensband te kunnen opbouwen. Tegelijk moet hij duidelijke grenzen kunnen stellen en een professionele afstand kunnen bewaren. Daarnaast dient de docent model te staan daar waar het gaat over een open en respectvolle houding ten opzichte van culturele verschillen. Werkplekleren: De student kan ervaring opdoen binnen een CT educatieve setting: Praktijkonderwijs/speciaal onderwijs/vmbo/mbo. De student dient de mogelijkheid te hebben actief betrokken te zijn bij leerlingbegeleiding op sociaal-emotioneel gebied (evt. in een ondersteunende rol) zoals een coach/mentor in een onderwijssetting deze vorm geeft. Daarbij staan het ontwikkelen van de eigen

gespreksvaardigheden en daarbij passende houding als sociaal-emotioneel begeleider voorop. Filmmateriaal wordt binnen de opleiding als verplicht bewijs verondersteld. Beroepssituatie 6: Onderzoeksituaties in de CT sector Onderzoeken is een belangrijke vaardigheid voor mensen die werken in een CT educatief beroep. Onderzoeksvaardigheden kunnen bij uiteenlopende situaties worden ingezet om te komen tot een objectief en afgewogen oordeel en/of advies. Een lerarenopleiding consumptieve techniek geeft een brede bevoegdheid binnen de sector consumptieve techniek. Daarom richten we ons binnen deze beroepssituatie op onderzoek in complexe relevante situaties binnen de sector consumptieve techniek. De wetenschappelijke basis van het vakgebied staat daarbij centraal. Het gaat hierbij om kennis en vaardigheden op het gebied van bijvoorbeeld microbiologie, levensmiddelenchemie en organische chemie. De professional in een consumptief educatief beroep is uiteraard in staat relevante (wetenschappelijke) vakliteratuur daarbij te gebruiken en zijn onderzoeksresultaten te verwerken. Werkplekleren: In deze beroepssituatie staan het onderzoeksrapport en adviesrapport centraal. Het onderzoek en de rapportage daarvan wordt uitgevoerd in een reële beroepscontext: Binnen een bedrijf, organisatie of school waarbinnen zich een mogelijk probleem voorkomt met de voedselveiligheid, of waar men zoekt naar verbetering van de bestaande situatie op het gebied van HACCP. Beroepssituatie 7: Situaties rond organiseren en samenwerken. Werken als kennismanager in een bedrijfsmatige of educatieve setting betekent werken binnen een steeds veranderende omgeving. Dit continue spel der veranderingen stelt hoge eisen aan de organisatietalenten en de wil tot samenwerken van de medewerkers. Het kunnen organiseren van werksituaties voor zichzelf en/of een team (al dan niet projectmatig) vereist betrokkenheid, motivatie, communicatieve vaardigheden en vaak een dosis creativiteit. Samenwerken betekent teamwerk: collega s die elkaars rol accepteren, gebruik maken van elkaars expertise, zich houden aan afspraken (arbeidsethiek) en elkaar ondersteunen en stimuleren zodat er een gemeenschappelijk gedragen product of dienst wordt opgeleverd op het met elkaar afgesproken moment. Werkplekleren: Samenwerking CT school en bedrijf: invulling sector oriëntatie in de regio; regioleren voor het mbo. Beroepssituatie 8: Situaties rond professionalisering in de CT vakrichting Een professional in de CT vakrichting moet in staat zijn om zijn verworven kennis en ervaring te delen en uit te wisselen met gelijkwaardige gesprekspartners binnen de sector. De leergierige professional is voortdurend op zoek naar nieuwe inzichten, trends en ontwikkelingen, maakt deze zich snel eigen, weet ze op hun waarde te schatten en weet ze waar nodig toe te passen. Werkplekleren: De werkplek is een creatieve en innovatieve onderneming of school met een toekomstgerichte onderzoeksopdracht. De student gaat op de werkplek op een onderzoeksmatige wijze een bedrijfsprobleem analyseren en oplossen met inzet van deskundigheid uit diverse netwerken. Het resultaat is een onderzoeksverslag, innovatief plan c.q. product en een breed netwerkoverzicht. Beroepssituatie 9: Ontwikkelsituaties in het onderwijs of bedrijf Ontwikkelen is onlosmakelijk verbonden met het werken in een educatieve setting. Het ontwikkelen kan daarbij vele vormen aannemen: ontwikkelen van leermateriaal, ontwikkelen van de invoering van een onderwijsvernieuwing, maar ook het ontwikkelen van een vernieuwing binnen een bedrijf of bedrijfstak kan aan de orde zijn. Welk type ontwikkelsituatie je ook bekijkt, deze zullen vaak worden ondersteund door een 'leertraject' waarbij betrokkenen worden opgeleid. Daarbij is sprake van minimaal 2 doelgroepen: de 'lerenden' en hun begeleiders.

Deelnemen aan of projectleider zijn van een ontwikkelproject vergt het vermogen om planmatig te werken. Om daarbij relevant en actueel te zijn dient de ontwikkelaar kennis te hebben van en te kunnen inspelen op zaken die op dat moment in het beroepsveld spelen. Uiteraard vergt het werken als ontwikkelaar een uitstekende schrijf- en uitdrukkingsvaardigheid afgestemd op de doelgroep. Creativiteit komt om de hoek kijken op het moment dat er ontwerpen worden gemaakt en naar oplossingen moet worden gezocht. Het moeilijkste deel van het ontwikkeltraject is wellicht het implementeren van het product en/of de verandering. Hier zal de ontwikkelaar gedurende het gehele ontwikkelproces zich van bewust en actief mee bezig moeten zijn. Werkplekleren: Voor het werkplekleren zoekt de student naar een reële ontwikkelopdracht in een educatieve setting. Geschikte opdrachtgevers zijn bijvoorbeeld een school, een bedrijf uit de CT sector, een educatieve dienst of een educatieve uitgeverij. Beroepssituatie 10: Situaties rond persoonlijk functioneren Werken als professioneel docent (of kennismanager) vereist eigenschappen als inzet en initiatief. De professional moet zicht hebben op zowel het micro-, meso- als macroniveau van zijn werkomgeving. Gebaseerd daarop moet hij zich continu blijven ontwikkelen op vak- en persoonlijk gebied en dient hij zo nodig zijn functioneren daarop aan te passen. Hij moet verantwoord kunnen omgaan met beroepsdilemma s, rekening houdend met morele waarden en gebaseerd op een breed mensbeeld. Communicatie met alle lagen van de werkorganisatie is standaard onderdeel van de professie, leiding geven en delegeren van werkzaamheden kunnen daar ook bij horen. Een brede inzetbaarheid, veranderingsbereidheid en het kunnen omgaan met eigen werkdruk zijn onontbeerlijk in de professionele uitoefening van het vak docent of kennismanager. Werkplekleren: De BS kan uitgevoerd binnen een werkplek bij een bedrijf of school, afhankelijk van de naastliggende gekozen beroepssituatie die de student al uitvoert binnen een organisatie. Binnen de organisatie zal de student werken aan de volgende zes competenties: * Pro- actief kunnen handelen (inzet, initiatief) * Communiceren met collega s en directies * Kunnen leiding geven en delegeren * Zichzelf kunnen ontwikkelen op persoonlijk en vakgebied * Het kunnen omgaan met werkdruk * Verantwoord kunnen omgaan met beroepsdilemma s Dit wordt verwerkt in drie bewijzen waarvan het visie document het kenmerkende bewijs is. 1. Keuzebiografie 2. 360 graden feedback 3. Visiedocument De keuzedelen Beroepssituatie 11: Beoordelingssituaties Beoordelen en leren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De manier van beoordelen heeft invloed op het leergedrag van de kandidaat. Daarom is het van belang veel aandacht te besteden aan de inrichting van beoordelingssituaties en de manier van beoordelen. Beoordelen kan worden ingezet om te bepalen wat er nog geleerd moet worden en/of kan worden ingezet om de kandidaat te kwalificeren. Uitgangspunt is de gekozen visie op onderwijs. Om aan te kunnen sluiten op de gekozen visie is het noodzakelijk competenties te verwerven die je in staat stellen de juiste keuzes te maken ten aanzien van beoordelingsmethoden. Binnen het VMBO en het MBO neemt het authentiek beoordelen steeds meer een belangrijke plaats in. De beoordelaar kan een assessment/authentieke beoordeling ontwikkelen, afnemen en evalueren met relevante beoordelingsmethoden. Vervolgens moet de beoordelaar/assessor op basis van het eindresultaat en het proces een gefundeerd oordeel kunnen geven over de competenties van de kandidaat.

Na het beoordelen worden zowel kandidaten als opdrachtgevers op de juiste wijze van feedback voorzien, zodat de kwaliteit van het leerproces van kandidaat en organisatie kunnen verbeteren. Werkplekleren: Tijdens het werkplekleren werkt de kandidaat in een educatieve setting aan taken om de competenties te verwerven. De werkplek kan een CT VMBO of CT MBO zijn waar authentiek getoetst wordt. Binnen het bedrijfsleven is het mogelijk te functioneren in een educatieve setting zoals bij een onderwijsadviesbureau, opleidingsbureau of interne opleidingsafdeling. Beroepssituatie 12: Leersituaties m.b.t. passend onderwijs Werken als docent in het voortgezet (speciaal)- en beroepsonderwijs betekent werken met leerlingen met diverse onderwijsbehoeften. Dit stelt eisen aan docentvaardigheden, zoals planmatig werken en het bewust didactisch en pedagogisch handelen. Tegemoet komen aan de instructie- en ondersteuningsbehoeften van leerlingen, o.a. door preventief handelen, staat in deze beroepssituatie centraal. Daarbij is ook het vermogen om te kunnen omgaan met emotionele- en conflictsituaties èn het vermogen om daarbij je eigen gedrag te relativeren van belang. De docent stelt een groepsplan, of indien nodig, een individueel handelingsplan op. Tevens raadpleegt en/of adviseert de docent zijn collega s. Werkplekleren: De student gaat de zorgstructuur in kaart brengen en analyseren. De student gaat zich verdiepen in specifieke instructie- en ondersteuningsbehoeften van leerlingen, gaat hier een plan voor opzetten en uitvoeren. Van de uitvoering worden video-opnames gemaakt en geanalyseerd. Ook gaat de student in samenspraak met de werkplek een product ontwikkelen ten behoeve van de leerlingen met een specifieke (onderwijs-en ondersteunings) behoefte aldaar. Beroepssituatie 13: Opleidingssituaties in bedrijven en organisaties De term een leven lang leren is inmiddels gemeengoed geworden in onze maatschappij. Mensen worden binnen of buiten hun werkomgeving continue bijgeschoold of omgeschoold. Het verzorgen, ontwikkelen en vermarkten van deze opleidingen of cursussen gebeurt vaak door commerciële opleidingsorganisaties, maar ook door interne afdelingen (HRD-afdeling of als onderdeel van Personeelszaken) in middelgrote en grote organisaties. Werken als bedrijfsopleider betekent vooral rekening houden met de opleidingsvraag van bedrijf of individu. Tevens kan het vergroten van het leervermogen van de organisatie onderdeel zijn van de taak, met als doel het snel integreren van nieuwe kennis. Daarnaast is het steeds weer ontwikkelen, actualiseren en optimaliseren van cursussen noodzakelijk om klanten zowel commercieel als inhoudelijk een aantrekkelijk aanbod te kunnen doen. Werkplekleren: Tijdens het werkplekleren werkt de kandidaat in een commerciële educatieve setting aan taken om de competenties te verwerven. Het beste is als deze op de werkplek toegesneden taken in overleg met de begeleider op de werkplek en door de student zelf worden ontwikkeld. Als dat niet lukt kan gebruik worden gemaakt van de hieronder weergegeven taken: De rol van verkoper van opleidingen De rol als intaker De rol van ontwikkelaar De rol van bedrijfsopleider / trainer De rol van inkoper van opleidingen De rol van adviseur van het management De rol van begeleider van leerprocessen in organisaties De rol van relatiebeheerder De rol als professional

Beroepssituatie 17: Managementsituaties in de CT sector De taken van een (assistent)manager in de CT sector bestaan voor een deel uit leidinggeven en voor een deel uit inhoudelijk (technisch) management. Binnen deze beroepssituatie richten wij ons op het laatste. De professionele (assistent)manager is in staat een bedrijf te analyseren, om vervolgens keuzes te kunnen maken rekening houdend met technische ontwikkelingen en economische, maatschappelijke en ecologische aspecten van de onderneming. De balans vinden tussen bedrijfsaspecten enerzijds en maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds, kortom duurzaam ondernemen, staat daarbij centraal. Werkplekleren: Een optimalisatie kan via een specifieke opdracht uitgevoerd worden, maar kan ook het gevolg zijn van de bedrijfsanalyse. Bedoeling is dat er een win-win situatie ontstaat. Aan de ene kant biedt de werkplek de student een oefenplek, voorziet de student van informatie en overlegt met de student. Aan de andere kant levert de student het bedrijf een waardevol advies. Criteria werkplek BS 17 kan worden uitgevoerd op een bedrijf (profit/non-profit) met een relatie tot de studierichting van de student. Het bedrijf moet een bepaalde omvang hebben. Onderwijsinstellingen: BS17 kan eventueel ook uitgevoerd worden op een onderwijsinstelling mits de taken en rollen van de student een duidelijke link hebben met het managen van bedrijven in de CT sector. Criteria: er moet een duidelijk ondernemerselement zijn (ook bij non-profit bedrijven); er moet een link zijn met de sector van de studierichting; om een complete analyse mogelijk te maken stelt de werkplek bedrijfsgegevens ter beschikking. Het verdient aanbeveling ook over financiële bedrijfsgegevens te beschikken. Er worden eventueel afspraken gemaakt over vertrouwelijkheid; de werkplek moet een voldoende complex niveau hebben, bijvoorbeeld doordat er een gezinsinkomen verdiend wordt of doordat er meerdere medewerkers werkzaam zijn. Beroepssituatie 20: Beroepsoriënterende situaties Kinderen hebben brede interesses en weten in hun tienerjaren vaak niet wat ze later willen worden en welke vervolgopleiding daarbij te kiezen. Met name binnen het VMBO en het praktijkonderwijs vindt een beroepsoriëntatie plaats, waarbij kinderen snuffelen aan verschillende beroepen. Ook in het MBO gaat deze loopbaanoriëntatie door. Werken als docent of begeleider in deze beroepsoriënterende fase stelt specifieke eisen. Uiteraard dient hij zelf goed op de hoogte te zijn van het werken binnen de verschillende sectoren waarop de leerling zich oriënteert. Daarnaast dient hij leeractiviteiten uit te zetten die geschikt zijn voor de leerling en tegelijk representatief zijn voor de bedrijfstak of sector. Het eventueel beoordelen van werkplekken of leerbedrijven op geschiktheid en het daarmee samenhangend onderhouden van de relaties met deze bedrijven maakt ook onderdeel uit van deze beroepssituatie. Werkplekleren: In deze beroepssituatie werk je vooral binnen een school waar je een uitvoerende, begeleidende en organiserende taak kunt uitvoeren die te maken heeft met beroepsoriëntering van leerlingen. Buiten scholen kan gedacht worden aan een werklozenproject of andere projecten waarbij mensen weer passend op de arbeidsmarkt gebracht moeten worden. Als taken organiseer en begeleid je het loopbaanleren en ontwikkel je ook instrumenten voor een verbeterde loopbaanbegeleiding. Verder analyseer je de arbeidsmarkt en arbeidsmarktmogelijkheden voor de mensen die je begeleidt.

BSOP: De onderzoekende professional Van een afgestudeerde HBO-professional wordt verwacht dat hij/zij beschikt over de bekwaamheid onderzoekend vermogen (HBO-raad, 2009). Onderzoekend vermogen bestaat uit een onderzoekende houding, kennis uit onderzoek van anderen toepassen en zelf onderzoek doen. In onze moderne samenleving is het cruciaal dat hbo-bachelors over een onderzoekend vermogen beschikken dat leidt tot reflectie, tot evidence-based practice en tot innovatie. In de onderzoekende professional leert de student onderzoek te doen als onderdeel van het afstuderen. Daarmee geeft het de student de kans om onderbouwd uitspraken te doen over dat wat werkt in zijn of haar context en waarom dat zo is. Daarnaast geeft het de student de kans om de praktijk van de werkplek te verbeteren op basis van evidence based practice (aan de slag met dat wat wérkt). De student kan al dan niet samen met collega s gaan experimenteren, het geeft een middel in handen om blijvend te leren, het ontwikkelt het kritisch vermogen en maakt de afgestudeerde een professionele sparringpartner voor collega s. Het onderzoek wordt uitgevoerd in de context van een authentieke opdracht als onderdeel van het afstuderen. Het onderzoek is een praktijkgericht onderzoek, een onderzoek uit de praktijk dat bijdraagt aan die praktijk (Andriessen, 2014). Werkplekleren: De invulling van de afstudeeropdracht en de gekozen beroepssituatie moeten logischerwijs met elkaar samenhangen en de opdracht is relevant voor de werkplek. Daarnaast moet de afstudeeropdracht voldoende complexiteit hebben en een onderzoekscomponent bevatten. Beroepssituatie 22 : Profiel Horeca, Bakkerij en Recreatie Een docent consumptieve techniek dient in de breedte de vakken van het VMBO-profiel horeca, bakkerij en recreatie te kunnen verzorgen. Hiervoor moet hij de praktische handelingen kunnen uitvoeren en de bijbehorende theoretische kennis beheersen. De professional moet, naast zijn eventuele eigen specialisme, binnen de richtingen van het VMBO-profiel HBR op basisniveau kunnen handelen en met behulp daarvan een (gastronomisch) evenement kunnen organiseren en uitvoeren. Werkplekleren: Studenten dienen als werkplek een schoolcontext te kiezen met als specialisatie anders dan wat hun expertise is (dus de bakker geeft gastheerlessen en /of de kok gaat bakken of ).Studenten gaan lessen geven op diverse HBR terreinen. Bij voorkeur gebeurt dit op het vmbo. In overleg kan hiervan afgeweken worden. Op deze school wordt ook een draaiboek gemaakt voor een evenement of studiereis.

Bijlage 2: Niveau van het werkplekleren Bij elke rol en in elke context is het mogelijk om aan te geven in hoeverre de uitoefening van werkzaamheden op hbo-niveau ligt. Dit is per werkplekopdracht verschillend. Om een indicatie te geven over het niveau van de roluitoefening, gebruiken we de volgende vier termen: verantwoordelijkheid reikwijdte complexiteit transfer In het figuur op de volgende pagina zijn de niveaus voor deze aspecten verder uitgewerkt. Het is belangrijk dat je per rol een ontwikkeling doormaakt van het niveau beginnend bekwaam naar het hbo-startniveau. Voor studenten in de propedeusefase betekent het dat het werkplekleren minstens een beroep doet op uitoefening van je rollen op het eerste niveau, in de hoofdfase ontwikkel je het werken en denken op het tweede niveau en in een afstudeerproject laat je overtuigend zien dat je op het tweede niveau kunt acteren. De vier aspecten zijn gebruikt voor de bepaling van de gedragsindicatoren per competentie, waarop je in het fase-assessment wordt beoordeeld. Tevens gebruiken we de aspecten om werkplekken en werkplekopdrachten in te schatten naar niveau. Soms is een werkplekopdracht te complex voor een propedeusestudent, maar heel geschikt voor een afstudeerder.

Vier aspecten aan de roluitvoering Beginnend bekwaam Dit niveau is minimaal bereikt aan het eind van de propedeusefase. Werkend op hbo-startniveau Dit niveau is bereikt in de hoofdfase en wordt verder uitgediept en/of verbreed in de afstudeerfase Verantwoordelijkheid De mate waarin je verantwoordelijkheid draagt voor deelnemers, medewerkers, leerprocessen, bedrijfsprocessen, de organisatie. Je draagt deelverantwoordelijkheid en voert afgesproken werkzaamheden naar verwachting uit. Je bent verantwoordelijk op operationeel niveau. Je werkt onder supervisie van anderen en verantwoord jouw werkzaamheden aan je opdrachtgever. Je draagt eindverantwoordelijkheid voor afgebakende processen of producten. Je schakelt van operationele verantwoordelijkheid naar beleidsmatige kaders en v.v. Je verantwoord je werkzaamheden aan je opdrachtgever. Je maakt keuzen op grond van goed onderbouwde afweging bij een moreel vraagstuk of dilemma. Reikwijdte De mate waarin je bewust bent van de keten waarin werkzaamheden plaatsvinden en verbinding hebt met partijen en personen in deze keten. Je bent met name gericht op uitvoering van de eigen taken en rol. Je werkt samen met anderen en vooral op initiatief van anderen. Je hebt zicht op (mogelijke) effecten van je eigen handelen en dat van anderen. Je ziet de context waarin je eigen taak /rol wordt uitgeoefend. Je neemt initiatieven om samenwerking aan te gaan en uit te bouwen. Je bent in staat buiten de bekende kaders te denken en te handelen. Complexiteit De mate waarin je overweg kunt met complexe situaties en taken. Je kunt kennis t.b.v. uitvoering van je taak toepassen en verwerken. Je kunt een eenduidige situatie analyseren en de analyse gebruiken voor het bepalen van je taak. Je combineert feiten, principes en methoden bij het uitvoeren van taken. Je analyseert complexe situaties en weet daarin je eigen positie en betekenis te bepalen. Je kunt nieuwe kennis vormen door te reflecteren op de uitoefening van eigen werkzaamheden. Transfer De mate waarin de student kennis kan toepassen in nieuwe of gewijzigde situaties. Je kunt ervaringskennis benoemen en aanwenden voor een taak op aanpalend gebied. Je kunt aan leken in het vakgebied de basiselementen van je rol vertellen. Je kunt bijdragen aan veranderingstrajecten. Je kunt ervaringskennis verbinden aan theoretische kennis. Je kunt verworven kennis toepassen t.b.v. een ander vraagstuk op een ander gebied. Je kunt veranderingen initiëren en ondersteunen.

Copyright 2016, Stichting Aeres Groep. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Aeres. Postbus 80, 6700 AB Wageningen Mansholtlaan 18, Wageningen 088 020 6700 aereshogeschool.nl/wageningen info.hogeschool.wageningen@aeres.nl