Onderzoek naar de gevolgen van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op de bedrijfsgezondheidszorg.



Vergelijkbare documenten
Nieuwe Influenza A (H1N1)

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Influenza A(H1N1) Overzicht Week 1 (t/m 12 januari 2011)

Wat hebben wij nodig??

Nieuwe Influenza A (H1N1)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 8 september 2009 Betreft Nieuwe Influenza A (H1N1)

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

Wat vinden uw cliënten van de zorg thuis?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

HET VOORKÓMEN VAN HANDECZEEM

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Veldman (VVD) over het bericht Rijk wist in 2016 al van meningokok-gevaar (2018Z16176).

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Nieuwe Influenza A (H1N1)

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Hoge verwachtingen over pas gediplomeerden. Utrecht: NIVEL, 2010

Rapportage Wmo onderzoek Communicatie

Wat levert het vaccineren tegen griep op?

Klanttevredenheidsonderzoek DBC COPD - Eerste lijn (2011)

Centrum Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding

Hoesten, niezen en neus snuiten in papieren zakdoekje. Zakdoekje direct weggooien. Handen wassen met water en zeep. ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 09/126

Infectieziektebestrijding elke dag anders!

@rboinfect alertsysteem

Infectieziektebestrijding en de rol van arboprofessionals

ALGEMEEN RAPPORT Publieksprijs Beste Vastgoedfonds Aanbieder 2011

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 30 april 2009 Betreft Kamervragen Mexicaanse griep

Mexicaanse griep. Rapport. Geen nationale paniek, maar wel bereidheid tot vaccineren. Danielle van Wensveen. C6957J4 30 oktober 2009

Jaarrapport Het Voorbeeld BV 2007

Jaarrapport Cenzo totaal 2013

Informatie voor zorgpersoneel. Vaccinatie tegen Nieuwe Influenza A (H1N1) Bescherming tegen de Mexicaanse Griep ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP

Thematische behoeftepeiling. Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties

Voorwoord: status model RI&E SW

Klanttevredenheidsonderzoeken PIKO

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Van Hulzen Public Relations Europees Jaar Gelijke Kansen voor Iedereen 0-meting en 1-meting

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

NIEUWSBRIEF INFLUENZA-SURVEILLANCE 2008/09

Er blijft gezondheidswinst liggen doordat vaccins onvoldoende benut worden

Samenvatting. Etiologie. samenvatting

Werkbelevingsonderzoek 2013

Influenza vaccinatie van ziekenhuismedewerkers

INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW

Invoering WIK een goede zet!

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Hepatitis B Inleiding Hepatitis A Preventie hepatitis B Preventie hepatitis A

Informatie voor zorgpersoneel. Vaccinatie tegen Nieuwe Infl uenza A (H1N1) Bescherming tegen de Mexicaanse Griep ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Westerholm Seniorenzorg in de Wijk. Verslagjaar Uitgevoerd door Bureau De Bok, Franeker

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 14 september 2010 Betreft Stand van zaken Q-koorts

NVAB-richtlijn blijkt effectief

Rapport van het follow-up onderzoek naar de algemene infectieziektebestrijding bij GGD West-Brabant

Overdracht en samenwerking 1 e en 2 e lijns diëtisten bij de dieetbehandeling van ondervoede patiënten.

Briefrapport /2009 C.T. Heimeriks D.J.M.A. Beaujean J. Maas. Eindrapportage 2009 Infectieziektebestrijding & Werknemersgezondheid

15 jaar LCI-richtlijnen infectieziektebestrijding

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Thuiszorg Dichtbij Groningen. Ervaringen met de Palliatieve Zorg Verslagjaar 2014

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag PG/ZP jun. 08

Voorwoord: status model RI&E SW

Bij deze bieden wij u de resultaten aan van het onderzoek naar de eerste effecten van de decentralisaties in de gemeente Barneveld.

Klanttevredenheidsonderzoek Warmtenet (2015)

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

Landelijke Registratie Gezondheidsklachten Eikenprocessierups bij huisartsenpraktijken

Mexicaanse Griep-onderzoek (april november 2009)

Influenza surveillance

Compensatie eigen risico is nog onbekend

Inbraakpreventie in Westfriesland

Beroepsziekten, wat kan je er mee als veiligheidskundige? Drs.ing. Jolanda Willems MBA Drs. Rik Menting bedrijfsarts PreventPartner

Kinkhoest is gevaarlijk voor zuigelingen en jonge kinderen

Resultaat tevredenheidsonderzoek externe relaties Odion

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK OVAL December 2014 Marij Tillmanns GfK 2014 CTO Oval December 2014

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Enquête SJBN

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland

Vaccinatie van ouderen tegen pneumokokken. Nr. 2018/05. Samenvatting

Scoren met medezeggenschap

Onderzoek Toegevoegde waarde OHSAS certificatie Samenvatting en conclusies

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

Nederlands bedrijfsleven: maak faillissementsfraude snel openbaar

hoe zorgt u voor uw werknemers en organisatie?

Regionaal draaiboek Influenzapandemie

Business Continuity en Crisis Management

Samenvatting. Griepvaccinatie: wie wel en wie niet?

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 3 maart 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Inventarisatie medewerkers met een arbeidsbeperking in openbare bibliotheken

Disclosure slide. Geen (potentiële) belangenverstrengeling. Geen

170417test_Saskia_platte_tekst_website In onderstaande artikel leest u voorbeelden van veldnormen die de afgelopen jaren zijn verzameld.

Dienstverlening Amsterdam-Noord

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok

Medewerkerstevredenheidsonderzoek Fictivia 2008.V.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 a 2513 AA 'S GRAVENHAGE

16. Statistische analyse Meldpunt

Tevredenheidsonderzoek diensten PGO Support

SAMENVATTING EVALUATIE PROGRAMMA SCHAKEL!

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Klanttevredenheidsonderzoek Zorgprogramma COPD - Eerste lijn (2013)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Procedure afhandeling meldingen Havens Noordzeekanaal

Door Cliënten Bekeken voor Gezondheidscentra. Vervolgmeting. Rapportage Julius Gezondheidscentrum Veldhuizen

Notitie Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (AGO) in de context van werk en biologische agentia

Evaluatie betaald parkeren Noorderplantsoenbuurt en Oranjebuurt

Antivirale middelen tijdens een grieppandemie

Transcriptie:

Onderzoek naar de gevolgen van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op de bedrijfsgezondheidszorg.

Copyright 2010 by iresearch Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van iresearch. Voor fouten en of onvolkomenheden in het rapport en eventueel gevolgschade kan iresearch niet aansprakelijk gesteld worden.

Onderzoek naar de gevolgen van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op de bedrijfsgezondheidszorg. iresearch Oude Kleefsebaan 16 6571 BG Berg en Dal Tel: +31 (0)24 6844357 info@iresearch.nl September 2010 iresearch Malou Timmers Marianne van der Velde

Voorwoord In dit rapport worden de resultaten weergegeven van het onderzoek naar de gevolgen van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op de bedrijfsgezondheidszorg. Vergelijkbare onderzoeken zijn uitgevoerd onder huisartsen, GGD-professionals en er is een onderzoek gedaan naar de werkdruk onder laboranten. Dit in het kader van een overstijgend onderzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De resultaten uit dit onderzoek zullen bijdragen aan de evaluatie van het arbobeleid en leveren input voor mogelijke aanpassingen van het arbobeleid tijdens pandemieën. De resultaten van dit onderzoek kunnen tevens worden gebruikt om de draaiboeken, richtlijnen en voorlichting bij influenzapandemieën te verbeteren. Graag willen we de referenten van dit onderzoek bedanken voor hun tijd en betrokkenheid. Tevens dank aan allen die hebben meegewerkt aan de interviews en de verspreiding van de vragenlijst. iresearch September 2010

Managementsamenvatting Doel - Dit onderzoek is een initiatief van het RIVM en wordt in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is te achterhalen wat de gevolgen zijn van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op de dagelijkse gang van zaken binnen de bedrijfsgezondheidszorg. Methode Een online vragenlijst, gebaseerd op interviews met experts en een eerdere vragenlijst voor GGD-professionals, is verspreid onder bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten. Verspreiding vond plaats via de ledenlijst van de NVAB en de NVVA. Ook is gebruik gemaakt van de sites van Boaborea, KIZA en ArboInf@ct. Resultaten 453 arboprofessionals hebben de vragenlijst ingevuld. Uit de resultaten blijkt dat het aantal contacten van patiënten met arboprofessionals toenam ten tijde van de pandemie. Het contact was grotendeels telefonisch. Slechts een klein deel heeft direct contact gehad met besmette patiënten. Over het algemeen zijn de arboprofessionals het eens met de genomen maatregelen tijdens de pandemie. Knelpunten die genoemd werden gingen over het communiceren van beleidswijzigingen, de besluitvorming vanuit overheidsinstanties en de tijdigheid van informatie. Arboprofessionals richten zich tijdens een pandemie voornamelijk op het aanpassen en opstellen van een BCP en de voorlichting aangaande preventieve maatregelen. Verder gaf de meerderheid aan dat de indicatie van het verstrekken van antivirale middelen mogelijk door andere beroepsgroepen kan geschieden. De arboprofessionals zijn tevreden over de vele informatiebronnen. De meerderheid maakte tijdens de pandemie gebruik van de aangereikte informatie bronnen zoals de website van het RIVM en de NVAB. Zowel ArboInf@ct als de website van het RIVM werden positief beoordeeld. Bijna de helft maakte gebruik van de Leidraad van de NVAB. Over het algemeen vinden respondenten dat informatie meer toegespitst zou moeten zijn op de arbo-sector. Verder is de naleving van voorschriften onder arboprofessionals hoog. Het verzuim tijdens de pandemie valt te verwaarlozen. Aanbevelingen Verscheidene aanbevelingen zouden de naleving van arboregels vergroten. Hierbij ligt een sterke focus op de informatievoorziening. Arboprofessionals geven duidelijk aan dat de informatie nog onvoldoende toegespitst is op de arbo-sector, wat de toepasbaarheid verkleint. Ook moet men ervoor waken dat er nog meer nieuwe/extra informatiekanalen bij komen. Gepleit moet worden voor één centrale bron die actief wordt bijgehouden met actuele informatie. Verder zou het besluitvormingsproces en beleidswijzigingen meer in overleg met de arboprofessionals moeten plaatsvinden. Bij een pandemie is het van belang dat één organisatie de regie heeft. Het RIVM zou deze centrale rol op zich kunnen nemen. Gedetailleerde informatie over taken en verantwoordelijkheden, het afstemmen van de informatie, en het eenduidig en tijdig naar buiten brengen en actueel houden van de informatie zouden bij deze regierol horen. Tevens is nader onderzoek vereist om meer gedetailleerde en onderbouwde antwoorden te kunnen geven op de onderzoeksvragen.

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 1.1. Nieuwe Influenza A (H1N1)... 1 1.2. Structuur van de bestrijding tijdens een infectieziekte uitbraak in Nederland... 2 1.3. De bestrijding van de Nieuwe Influenza A (H1N1) uitbraak binnen de bedrijfsgezondheidszorg... 3 1.4. Doel van het onderzoek... 4 1.5. Onderzoeksvragen... 4 1.6. Leeswijzer... 5 2. Methode... 7 2.1 Doelgroep... 7 2.2 Interviews... 7 2.3 Online vragenlijst... 8 2.4 Statistische analyse... 9 3. Resultaten... 11 3.1 Respons... 11 3.2 Persoonlijke gegevens... 11 3.3 Informatievoorziening... 11 3.4 Samenwerking... 14 3.5 Preventieve maatregelen en besmetting... 14 3.6 Verstrekking van antivirale middelen aan werknemers... 16 3.7 Werkdruk, perceptie en impact... 16 3.8 Algemene opmerkingen... 20 4. Conclusies... 21 4.1 Informatievoorziening... 21

4.2 Samenwerking... 21 4.3 Preventieve maatregelen en besmetting... 22 4.4 Verstrekking van antivirale middelen aan werknemers... 22 4.5 Werkdruk, perceptie en impact... 22 4.6 Onderzoeksvragen... 23 5. Aanbevelingen... 25 5.1 Communicatie... 25 5.1.1. Informatievoorzieningproces... 25 5.1.2 Informatiebronnen... 26 5.2 Nader onderzoek... 27 6. Literatuurlijst... 29 Bijlage 1 Geïnterviewden... 31 Bijlage 2 Interviewvragen voor bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten... 33 Bijlage 3 Beschrijving interviews... 35 Bijlage 4 De vragenlijst voor Arboprofessionals... 39 Bijlage 5 Tijdlijn... 57 Bijlage 6 Tabellen resultaten... 59 Bijlage 7 Resultaten Leidraad van de NVAB... 73

1. Inleiding 1.1. Nieuwe Influenza A (H1N1) In 2009 heeft het Nieuwe Influenza A (H1N1) virus wereldwijd griepklachten veroorzaakt. Het Nieuwe Influenza A (H1N1) virus werd in april 2009 voor het eerst gesignaleerd in Mexico. Ondanks verwoede pogingen om de verspreiding tegen te gaan, werden niet veel later (26 april 2009) de eerste gevallen in Europa bevestigd. De World Health Organisation (WHO) hanteert verschillende pandemische alertheidniveaus om de verspreiding van infectieziekten te classificeren. Zo verhoogde de WHO het pandemisch alertheidsniveau op 27 april 2009 naar level 4 [1]. Dit houdt in dat de ziekte van mens op mens wordt overgedragen en dat de kans op een pandemie significant toeneemt. Op 11 juni 2009 is het pandemisch alertheidsniveau verhoogd naar level 6 [2]. Met ingang van level 6 was er officieel sprake van een grieppandemie 1 (ook wel wereldgriep genoemd) van de Nieuwe Influenza A (H1N1). Actieve opsporing in Nederland werd ingezet op 29 april en het eerste ziektegeval werd op 30 april bevestigd. Verdachte en bevestigde patiënten kregen vanaf 30 april 2009 profylactisch oseltamivir (een antiviraal middel) voorgeschreven om de verspreiding van de Nieuwe Influenza A (H1N1) te bestrijden [3]. Vanaf 23 oktober 2009 is de Nieuwe Influenza A (H1N1) officieel een epidemie 2 in Nederland aangezien toen het aantal wekelijkse consulten bij NIVEL peilstations (locaties die de hoeveelheid patiënten met influenza-achtige ziektebeelden (IAZ) meten) voor IAZ twee weken lang boven de gehanteerde baseline zaten (5 consulten per week per met IAZ per 10.000 inwoners) [4]. In totaal zijn in Nederland vanaf april tot eind 2009 rond de 9.000 gevallen van Nieuwe Influenza A (H1N1) gemeld. Over deze periode zijn in totaal 2206 ziekenhuis opnamen geweest die gerelateerd waren aan de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie en 62 patiënten zijn mede ten gevolge van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie overleden. Bij 90% van de sterfgevallen was sprake van onderliggend lijden (zoals COPD/longziekte of kanker) [4]. De piek van ziektegevallen lag in november 2009 (zie figuur 1). Op 24 december 2009 kwam de epidemie in Nederland officieel tot een einde [2]. Dit is gebaseerd op het feit dat toen het aantal wekelijkse consulten van mensen met een IAZ onder de gehanteerde baseline lag. Op 10 augustus 2010 werd het einde van de pandemie officieel door de WHO vastgesteld. 1 Pandemie: Een pandemie is een epidemie die vrijwel overal op de wereld voorkomt. 2 Epidemie: Een ziekte die zich op grote schaal voordoet, maar wel gebonden is aan een bepaalde plek en tijd. 1

Figuur 1. Aantal ziekenhuisopnamen in Nederland gerelateerd aan laboratoriumbevestigde of waarschijnlijke Nieuwe Influenza A (H1N1); per week van opname t/m 23 december 2009. Bron: RIVM 1.2. Structuur van de bestrijding tijdens een infectieziekte uitbraak in Nederland In Nederland is de infectieziektebestrijding vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). De verantwoordelijkheid voor de bestrijding ligt in principe bij de gemeenten, maar de uitvoering van de bestrijding is in handen van de GGD. In het geval van een uitbraak of epidemie met potentieel nationale of internationale implicaties ligt de verantwoordelijkheid voor de bestrijding bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van VWS). Dit geldt ook in het geval van een ziekte met de status A [5]. Een ziekte met de status A moet direct door de behandelend arts of door een instelling gemeld worden aan de GGD en maatregelen zoals gedwongen opname tot isolatie of thuisisolatie, gedwongen quarantaine en verbod van beroepsuitoefening mogen gebruikt worden. Op 27 april kreeg Nieuwe Influenza A (H1N1) de status A. Bij de bestrijding van een infectieziekte werkt de minister van VWS intensief samen met het Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIb), onderdeel van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De afdeling Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI, onderdeel van het CIb) is verantwoordelijk voor de landelijke coördinatie van de bestrijding. De LCI verzorgt het landelijke beleid door nauw samen te werken met de verschillende GGD en en andere infectieziekteprofessionals en zo nodig door het Outbreak Management Team (OMT) in werking te stellen. Om snel met alle betrokken beroepsgroepen te communiceren wordt gebruik gemaakt van een elektronische berichtenservice, genaamd Inf@ct. Deze 2

berichtenservice is in 2001 van start gegaan in samenwerking met de Vereniging voor Infectieziekten (VIZ) en de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM). Tijdens een crisis kunnen, binnen een zeer korte tijd, alle betrokkenen via de Inf@ct-berichten op de hoogte worden gebracht van nieuwe ontwikkelingen. 1.3. De bestrijding van de Nieuwe Influenza A (H1N1) uitbraak binnen de bedrijfsgezondheidszorg Uit bovenstaande paragraaf blijkt dat de algemene aanpak rondom de bestijding van infectieziekten in Nederland duidelijk uitgewerkt is. Een grote rol is weggelegd voor de GGD en en voor deze beroepsgroep is dan ook veel informatie beschikbaar (in de vorm van o.a. Inf@ctberichten, draaiboeken, richtlijnen etc.). Een andere sector die ook veel met een infectieziekte te maken kan hebben is de arbo-sector. Het RIVM heeft een draaiboek Influenza opgesteld [6]. Dit draaiboek bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder een 3 delig- operationeel draaiboek, een implementatieplan, afnametechniek influenzadiagnostiek en een landelijk draaiboek Publiekcommunicatie Grieppandemie [7]. In de verschillende onderdelen van dit draaiboek komt de arbo-sector summier of niet aan de orde. Regulatie van de arbo-sector ten tijde van een infectieziekte uitbraak wordt van de individuele bedrijven verwacht. Echter, deze individuele bedrijven hebben vaak andere belangen (met name economische belangen) voorop staan in plaats van nationale volksgezondheidsbelangen. Afgevraagd kan worden of van deze bedrijven verlangd kan worden dat zij de regulatie op zich nemen aangezien bedrijfsartsen verschillende denk- en werkwijzen hebben ten aanzien van infectieziekten [8]. De afgelopen jaren zijn wel vanuit andere hoeken verschillende initiatieven ondernomen om een bijdrage te leveren aan de regulatie van een infectieziekte uitbraak, specifiek gericht op de arbo-sector. Deze initiatieven kwamen vanuit de NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en bedrijfsgeneeskunde) en de NCvB (Nederlands Centrum voor Beroepsziekten). Ook binnen het RIVM zijn het afgelopen jaar vorderingen gemaakt om werknemers als risicogroep (gedurende een infectieziektecrisis) hoger op de agenda te plaatsen. Een zogenaamd Arbeidsomstandigheden Management Team (AMT) is opgericht en op 23 juni 2009 van start gegaan. In dit team waarin verschillende arboprofessionals zitting hebben, wordt voorafgaand aan een OMT gesproken over de arbeidsgerelateerde risico s die een uitbraak kan hebben en welke maatregelen noodzakelijk zijn. Het AMT heeft, door het succes van Inf@ct, eind mei 2009 besloten om een ArboInf@ct te verspreiden onder de arbeidsprofessionals. Hierin werden de beslissingen, genomen door het Ministerie van VWS en het RIVM/LCI, verspreid en uitgelegd. Tevens werd de praktische toepassing voor de arbeidsprofessionals beschreven. ArboInf@ct werd verspreid via een direct mailing waarvoor bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten zich konden aanmelden op de website van het NCvB. Ondanks bovengenoemde initiatieven blijkt dat de arboprofessionals nog geen vast omlijnde taakomschrijving hebben tijdens een infectieziekte uitbraak. Tijdens 3

de seizoensgriep wordt gebruik gemaakt van de logistiek en adviezen van de arbodiensten om werknemers die in aanmerking komen voor een vaccin, te vaccineren. Echter, ten tijde van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie bleven de taken voor de arboprofessionals onduidelijk. Bijvoorbeeld ten aanzien van het voorschrijven van profylaxe. Dit kan komen doordat in het begin van de pandemie weinig informatie bekend was over de pathogeniciteit van het Nieuwe Influenza A (H1N1) virus. Dit kan er toe geleid hebben dat de kennis over het virus en de verspreiding ervan op de werkvloer gering was en mogelijk niet voldoende toepasbaar. Als uitgangspunt werd dan ook teruggegrepen op eerder toegepaste methoden zoals handen wassen met desinfecterende zeep/alcohol, geen handen schudden, niezen in de elleboogholte en thuiswerken. 1.4. Doel van het onderzoek Dit onderzoek is een initiatief van het RIVM en wordt in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is te achterhalen wat de gevolgen zijn van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op de dagelijkse gang van zaken binnen de bedrijfsgezondheidszorg. Het onderzoek richt zich op het arbobeleid vanuit het perspectief van de bedrijfsarts. De resultaten van dit onderzoek kunnen bijdragen aan de evaluatie van het arbobeleid en leveren voor het RIVM input voor mogelijke aanpassingen van het arbobeleid tijdens pandemieën. Dit onderzoek zal dan ook leiden tot aanbevelingen voor bedrijfsgezondheidszorg aangaande gezond werken ten tijde van een pandemie. Daarnaast zijn binnen dit onderzoek een aantal vragen opgenomen voor de NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en bedrijfsgeneeskunde). De NVAB zal de resultaten gebruiken om de Leidraad Influenzapandemie, infectiepreventie van werkenden te verbeteren en om een richtlijn Influenzapandemie te ontwikkelen. 1.5. Onderzoeksvragen De centrale vraag binnen dit onderzoek is: Wat zijn de gevolgen van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op de dagelijkse gang van zaken binnen de bedrijfsgezondheidszorg?. Naast deze onderzoeksvraag zijn er een aantal specifieke subonderzoeksvragen opgesteld: 1. In welke mate verandert het aantal contacten met bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten tijdens verschillende fasen van de pandemie en wat zijn de redenen voor deze contacten? 2. Hoe ervaren de bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten de maatregelen die worden genomen tijdens verschillende fasen van de pandemie? 3. Hoe vullen bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten hun verantwoordelijkheid in tijdens de pandemie? 4. Is de benodigde informatie voor bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten beschikbaar? 4

5. Hoe is de compliance van bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten ten aanzien van de genomen maatregelen? 6. Wat is de omvang van verzuimduur en frequentie ten gevolge van de pandemie? 7. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat er een betere en makkelijkere naleving van de arboregels is tijdens een pandemie? (hieronder wordt verstaan; betere risico-inschatting, betere selectie van maatregelen, betere implementatie). 1.6. Leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk twee wordt beschreven op welke wijze dit onderzoek is aangepakt en uitgevoerd. In hoofdstuk drie worden de resultaten beschreven. Hierin komen de onderwerpen aanbod zoals ze ook zijn opgenomen in de vragenlijst. In het daarop volgende hoofdstuk worden de conclusies gegeven. Tenslotte bevat hoofdstuk vijf de aanbevelingen. 5

6

2. Methode Voor dit onderzoek is op verschillende manieren informatie verzameld. Ten eerste zijn interviews met experts (bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten) gehouden. Deze interviews met experts hadden als doel de onderwerpen voor de vragenlijst te bepalen. Ten tweede is op basis van deze interviews een online vragenlijst opgesteld en grootschalig verspreid onder de doelgroep bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten. Hieronder wordt de werkwijze nader toegelicht. 2.1 Doelgroep Zowel de bedrijfsartsen als de arbeidshygiënisten zijn werkzaam in de bedrijfsgezondheidszorg. In samenspraak met het RIVM is daarom besloten om beide beroepsgroepen te benaderen voor het onderzoek. Via email (electronic mail) hebben alle leden van de NVAB de link naar de website met de vragenlijst ontvangen (ongeveer 2100 leden). Dezelfde direct mail is verstuurd naar de leden van de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA) (ongeveer 380 leden). Tevens is de link naar de website met de vragenlijst geplaatst op de website van Boaborea, een brancheorganisatie voor dienstverleners die actief zijn op het terrein van werk, loopbaan en vitaliteit en de website van KIZA (Kennisinformatiesysteem Infectie Ziekten bij de Arbeid) een verzameling van informatie specifiek over infectieziekten in relatie tot werk en werkomstandigheden. Tevens is de link opgenomen in een ArboInf@ct-bericht medio juni. Na twee weken is een herinneringsmail gestuurd naar alle leden van de NVAB. Om organisatorische redenen is geen herinneringsmail verstuurd naar de NVvA leden. Doordat gebruikt is gemaakt van meerdere verspreidingskanalen is het exacte aantal benaderde respondenten is onbekend. Hierdoor kan het responspercentage niet berekend worden. 2.2 Interviews Om te achterhalen wat gespeeld heeft bij de bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten tijdens de pandemie in Nederland zijn interviews gehouden met een aantal bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten die hier verder als experts worden aangeduid. Op basis van een aangereikte namenlijst door de referenten (zie bijlage 1) is een aantal bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten per e-mail en/of telefonisch benaderd voor een interview. In totaal zijn 12 interviews gehouden waarvan 9 met bedrijfsartsen, 2 met arbeidshygiënisten en 1 met de vertegenwoordiger van een brancheorganisatie. Het doel van de interviews was om informatie te verzamelen over de gevolgen van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op de dagelijkse gang van zaken in de bedrijfsgezondheidszorg zodat deze onderwerpen meegenomen konden worden in de vragenlijst. Voor de lijst met geïnterviewden wordt verwezen naar bijlage 1. 7

Twee interviews zijn mondeling afgenomen en de overige 10 interviews telefonisch. Een interview duurde ongeveer 30-45 minuten. Interviews werden anoniem verwerkt zodat geïnterviewden vrij konden spreken. Voorafgaand aan de interviews is een gestructureerde vragenlijst opgesteld (bijlage 2). Tijdens de interviews zijn vragen over de algehele gang van zaken binnen de arbo-sector en specifiek de pandemie aan bod gekomen. De antwoorden op deze vragen zijn genotuleerd en na afloop van elk interview is een verslag opgesteld. Voor een samenvatting van de informatie uit de interviews wordt verwezen naar bijlage 3. 2.3 Online vragenlijst Op basis van de 12 interviews met experts is een vragenlijst opgesteld voor bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten (bijlage 4). Een eerdere vragenlijst naar de impact van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie op GGD-professionals heeft als voorbeeld gediend [9]. In de vragenlijst voor bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten is gebruik gemaakt van een boomstructuur. Dit houdt in dat een respondent alleen de vragen krijgt die op zijn/haar situatie van toepassing zijn. Bijvoorbeeld de vragen over de Leidraad zijn alleen gesteld aan bedrijfsartsen die bekend zijn met de Leidraad. De vragenlijst voor de bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten omvatte verschillende onderwerpen. Hieronder wordt per onderwerp een korte toelichting gegeven. De vragenlijst begon met persoonlijke gegevens die inzicht geven in kenmerken van de respondenten. Daarop volgend kwam de sectie informatievoorziening aanbod. Hierin zijn vragen opgenomen over de ArboInf@ct berichten, de themawebsite van het RIVM en vragen over de Leidraad van de NVAB. Ook zijn enkele algemene vragen over de informatievoorziening tijdens de pandemie opgenomen. De vragen over de informatievoorziening zijn gericht op het beoordelen van de communicatiekanalen en de (mogelijke) toepasbaarheid in de toekomst. In samenspraak met de NVAB is een aparte sectie met vragen over de Leidraad Influenzapademie, infectiepreventie van werkenden opgenomen. De vragen gingen in op het gebruik van de Leidraad en de beschikbare informatie aan de hand van de indicatoren uit de Leidraad. Bij de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie zijn verschillende partijen betrokken geweest. In de vragenlijst gaat de sectie samenwerking dieper in op welke samenwerkingsverbanden gelegd zijn en hoe deze samenwerking verliep. De sectie preventieve maatregelen en besmetting vraagt naar het gebruik van het bedrijfscontinuïteitsplan (BCP) en de mogelijke preventieve maatregelen die aangeraden zijn. Ook gaat deze sectie verder in op de mogelijkheid tot besmetting tijdens de werkzaamheden. Verstrekking van antivirale middelen aan werknemers is gericht op de houding van de doelgroep ten opzichte van het gebruik van antivirale middelen ten tijde van de pandemie en de besluitvorming hieromtrent. Ook wordt gevraagd naar de casusdefinitie en of deze gebruikt is. Tot slot wordt ingegaan op werkdruk, perceptie en impact tijdens van de pandemie. Hierin wordt gevraagd naar de extra belasting en de impact ten tijde van de pandemie, maar ook naar het verzuim en de eigen inschatting van de ernst. De vragenlijst sluit af met ruimte voor algemene opmerkingen. 8

Stellingen zijn gecodeerd op een vijfpunt schaal, van helemaal eens tot helemaal oneens. Tevens is gebruik gemaakt van dichotome variabelen zoals ja en nee. Bij de vragen over de Leidraad is gebruikt gemaakt van de antwoordcategorieën ja, bij alle bedrijven, ja, bij sommige bedrijven en nee. De vragenlijst ging in op de periode april tot en met december 2009, de periode van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie in Nederland. Aan het begin van de vragenlijst is een tijdlijn (bijlage 5) toegevoegd om een globaal beeld te schetsen van de gebeurtenissen en wijzigingen in het (arbo-)beleid ten tijde van de grieppandemie. Het invullen van de vragenlijst was anoniem en vrijwillig en duurde ongeveer 20 minuten. De vragenlijst is online getest door drie onderzoekers en vijf referenten (bijlage 1). 2.4 Statistische analyse De gegevens zijn geanalyseerd met behulp van het statistische computerprogramma SPSS 18.0 (SPSS Inc. Chicago, Illinois). Vragenlijsten die vroegtijdig zijn afgebroken, zijn niet meegenomen in de analyse. Tijdens de analyse zijn frequentietabellen opgesteld voor alle vragen. Dit is gedaan met behulp van percentages en zogenoemde crosstabellen. Vervolgens zijn verbanden en onderlinge relaties onderzocht. Dit gebeurde met behulp van T-testen en ANOVA s, afhankelijk van de soort variabele. Met behulp van post-hoc tests is onderzocht welke groepen van elkaar verschilden. Hierbij werd gebruik gemaakt van de Games-Howell procedure. In alle gevallen werd uitgegaan van een significantie van p=0.05. 9

10

3. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten die verkregen zijn via de online vragenlijst beschreven. Met schuingedrukte letters is aangegeven wanneer de mening van de geïnterviewde experts de resultaten uit de vragenlijst verduidelijken of wanneer de mening van de geïnterviewde experts niet overeenkomt met de resultaten van de vragenlijst. 3.1 Respons De vragenlijst is ingevuld door 453 respondenten. Doordat de vragenlijst via meerdere websites te bereiken was, is het responspercentage niet vast te stellen. Het aantal respondenten kan per vraag wisselen omdat niet iedereen alle vragen heeft gekregen. In dit hoofdstuk worden aantallen in percentages uitgedrukt. In bijlage 6 zijn de antwoorden op alle vragen in tabellen weergegeven. 3.2 Persoonlijke gegevens Van de respondenten is 67,9% bedrijfsarts (66,4% is BIG geregistreerd en 1,5% is niet BIG geregistreerd) en 14,8% is arbeidshygiënist. 17,2% heeft bij beroep anders ingevuld; deze respondenten behoren echter ook tot de doelgroep van dit onderzoek maar hebben een (extra) specialisatie aangegeven. De helft van de respondenten behoort tot de leeftijdscategorie 45 tot en met 54 jaar en ongeveer 60% van de respondenten behoort tot het mannelijke geslacht. Tevens is de meerderheid (82,3%) al 11 jaar of langer werkzaam in de arbo-sector. De respondenten zijn veelal werkzaam in verschillende bedrijfstakken. Gevraagd is naar de bedrijfstak waar de respondent hoofdzakelijk werkzaam is. Hierop heeft 22,4% geantwoord werkzaam te zijn voor een zorginstelling. Daarnaast antwoordde 46,3% anders. Hieronder wordt voornamelijk verstaan de sectoren (zware) industrie, transport en logistiek. Verder heeft 42% van de respondenten aangegeven dat zijn/haar hoofdwerkzaamheden bestaan uit uitvoerende taken, 6,1% heeft beleidsmatige taken en 50% geeft aan zowel uitvoerende als beleidsmatige taken uit te voeren. Bijna 75% heeft aangegeven geen direct contact te hebben gehad met besmette patiënten gedurende de pandemie. Over het algemeen werken de respondenten (85,3%) voor bedrijven waar gemiddeld meer dan 100 werknemers werkzaam zijn. Tot slot heeft 72,7% aangegeven nog niet eerder betrokken te zijn geweest bij een landelijke infectieziektecrisis. Zie voor overige cijfers bijlage 6. 3.3 Informatievoorziening Aan alle respondenten is gevraagd welke informatiebronnen zij tijdens de pandemie hebben gebruikt (figuur 2). De bronnen die veel respondenten hebben gebruikt zijn; de website van het RIVM/LCI (94%), NVAB (70%), KIZA (54,6%) en eigen informatiebronnen zoals informatie via collega s (52,8%). 11

Anders Vaktijdschriften Media Eigen bronnen Intranet www.bewustgepriktvooru.nl Arbo-nieuws Arbo-alert KIZA Gezondheidsraad WHO NVI NECDC ECDC SZW ArboInf@ct / Inf@ct NCvB NVAB RIVM/LCI 0,5% 1,4% 7,3% 5,7% 13,3% 14,4% 15,4% 18,1% 25,5% 40,8% 48,6% 52,8% 45,6% 54,6% 37,2% 45,6% 37,8% 70,0% 94,0% 0,0% 10,0% 20,0% 30,0% 40,0% 50,0% 60,0% 70,0% 80,0% 90,0% 100,0% Figuur 2. Gebruikte informatiebronnen ten tijde van de pandemie. Over drie informatiebronnen zijn verdiepende vragen gesteld; de ArboInf@ctberichten, de themawebsite van het RIVM en de door de NVAB opstelde Leidraad Influenzapandemie, infectiepreventie van werkenden. Arboinf@ct-berichten Van de respondenten heeft 51,3% gerapporteerd op de hoogte te zijn van de ArboInf@ct-berichten die ten tijde van de pandemie door RIVM in samenwerking met NCvB zijn verstuurd. Hiervan is ruim de helft via mailing met de ArboInf@ctberichten in aanraking gekomen. Ruim de helft heeft zich ook geabonneerd op de ArboInf@ct-berichten. Daarnaast vindt 70% de frequentie van de ArboInf@ctberichten voldoende en vindt 71% dat de ArboInf@ct-berichten de juiste vorm van communicatie is tussen het RIVM, de NCvB en de arboprofessionals. Tevens vindt 71% dat de informatie die toegespitst is op de arbo-sector duidelijk en 68,1% vindt de onderbouwing van de standpunten van het RIVM duidelijk. Gevraagd is of de respondenten suggesties hebben voor verbetering van de ArboInf@ct-berichten. Suggesties die meerdere keren zijn genoemd: 1) de berichten eerder versturen, 2) meer informatie specifiek toespitsen op de arbosector. Themawebsite RIVM Van de respondenten heeft 63,5% gerapporteerd bekend te zijn met de themawebsite van het RIVM. Ruim driekwart van de respondenten (78,3%) heeft de website van het RIVM regelmatig gebruikt en driekwart (76,7%) vindt de website relevant. Ook voor de themawebsite van het RIVM is gevraagd naar suggesties voor verbetering. Hieruit kwam naar voren: 1) overzichtelijkheid kan 12

worden verbeterd, 2) betere afstemming met overige berichtgeving 3) meer toespitsen op arbo-sector of een apart gedeelte voor bedrijfsartsen maken op de website. Leidraad De vragen over de Leidraad Influenzapandemie, infectiepreventie van werkenden zijn alleen gesteld aan bedrijfsartsen (N = 308). Van alle bedrijfsartsen rapporteert 84,4% bekend te zijn met de Leidraad van de NVAB. Hiervan zegt 42,7% de Leidraad regelmatig te hebben gebruikt. Tevens is gevraagd naar suggesties voor verbetering. Hieruit kwam naar voren: 1) de Leidraad eerder uitgeven, 2) de Leidraad dynamisch opstellen in plaats van statisch. In bijlage 7 zijn de overige resultaten (voor het onderzoek van de NVAB) met betrekking tot de Leidraad kort weergegeven. Aan de respondenten is een aantal stellingen over de drie informatiebronnen voorgelegd. Bijvoorbeeld Ik vond de ArboInf@ct berichten duidelijk geformuleerd. Hieronder volgt een tabel (tabel 1) die het percentage respondenten weergeeft die het helemaal eens zijn of eens zijn met de stelling. Tabel 1. Vragen over de informatievoorziening. ArboInf@ct (%) Themawebsite RIVM (%) Leidraad (%) Duidelijk geformuleerd 86 85,8 63 Relevant - 76,7 70,8 Volledig 75,9 65,2 41,1 Overzichtelijk - 69,6 57,7 Up to date 79,8 74,7 37,7 Toepasbaar 66,2 72,7 61,2 Regelmatig gebruikt 65,3 78,3 - Aan alle respondenten is gevraagd of meer informatie over de pandemie gewenst was. Maar 7,1% heeft aangegeven dat meer informatie over de pandemie gewenst was. Als toelichting hierop hebben een aantal respondenten aangegeven dat in een eerder stadium informatie is gewenst over het mogelijke beloop zodat een inschatting gemaakt kan worden van de ernst en impact. Daarnaast heeft 12,2% aangegeven dat meer informatie over hoe te handelen tijdens de pandemie gewenst is. Verder is aangegeven dat met name meer concrete informatie is gewenst over de rol van de bedrijfsarts en eenduidige informatie 13

over het voorschrijven van antivirale middelen. Daarnaast is gevraagd via welke andere kanalen de respondenten graag informatie willen ontvangen. Over het algemeen wordt daarop geantwoord dat men ervoor moet waken dat er nog meer nieuwe/extra informatiekanalen bij komen. 3.4 Samenwerking Aan zowel de bedrijfsartsen als de arbeidshygiënisten is gevraagd met welke partijen zij tijdens de pandemie hebben samengewerkt. De respondenten hebben gerapporteerd regelmatig tot veel samen te werken met de bedrijfsleiding (79,8%), de communicatieafdeling (52,2%) en met (andere) arbodiensten (38,6%). Over het algemeen verliep dit contact volgens de respondenten goed tot uitstekend. Opvallend is dat relatief weinig samengewerkt is met de GGD en (16,1%) en de huisartsen (9,8%). Met name bij de huisarts wordt aangegeven dat het contact soms wisselend verliep (28%). Een knelpunt waar een aantal respondenten (18,5%) tegenaan liep bij de samenwerking met de GGD en tijdens de pandemie is dat de GGD en een andere perceptie hadden van risico s. Ook tijdens de interviews kwam dit verschil naar voren; GGD en werken vanuit het populatie-preventieprincipe (gericht op hele bevolking) en de bedrijfsartsen werken meer vanuit het individuele preventieprincipe (gericht op één werknemer). Tevens is gekeken naar de samenwerking met het RIVM. Van de respondenten geeft 54,9% aan nooit te hebben samengewerkt met het RIVM, 22,8% zegt zelden en 22,3% geeft aan regelmatig tot vaak samen te hebben gewerkt met het RIVM. Indien er contact is geweest, verliep dit over het algemeen goed tot uitstekend (67,6%). Voor percentages van de overige samenwerkingspartners wordt verwezen naar bijlage 6. 3.5 Preventieve maatregelen en besmetting In de vragenlijst is ingegaan op het gebruik van het bedrijfscontinuïteitsplan (BCP). In ruim driekwart (78,2%) van de gevallen beschikken de respondenten over een BCP en in 59,5% van de gevallen zijn de respondenten betrokken bij het opstellen van het BCP. Door meer dan de helft van de respondenten (67,2%) wordt het opstellen of het ondersteunen bij het opstellen van het BCP ook als een van de taken gezien. Bij 67,8% van de respondenten is het BCP aangepast ten behoeve van de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie en in 15,9% van de gevallen is er een apart pandemie document opgesteld specifiek voor de Nieuwe Influenza A (H1N1) situatie. Onderzocht is of er verschillen zijn tussen de bedrijfstakken ten aanzien van het BCP (p=0.000). Significante verschillen blijken te zitten tussen zorginstellingen en het onderwijs en het onderwijs en de financiële sector. Ook zijn er verschillen tussen respondenten met beleidsmatige of uitvoerende werkzaamheden ten aanzien van het BCP (voor de vragen 101, 102 en 103; p=0.001, p=0.000 en 14

p=0.025). Zo beschikken respondenten met uitvoerende werkzaamheden vaker over een BCP. Onderlinge verbanden tussen de bedrijfstak waarin men werkzaam is en de BPC vragen konden niet worden bevestigd (bijlage 5; vragen 100-103). Over het algemeen worden vaak preventieve maatregelen genomen (95,3%). De meeste voorkomende preventieve maatregel is gebruik maken van zeep/alcohol (91,4%), gevolgd door het aanpassen van de omgangsvormen (50,7%), thuiswerken (31,3%) en beperkt reizen (29,2%) (tabel 2). Slechts 4,7% neemt geen preventieve maatregelen. Tabel 2. Preventieve maatregelen. Preventie maatregelen Percentage (%) Gebruik maken van zeep/alcohol 91,4 Aanpassen van de omgangsvormen 50,7 Thuiswerken 31,3 Beperkt reizen naar risicolanden 29,2 Gebruik van mondkapjes/maskers 21,9 Anders 7,8 Gebruik van beschermde brillen 4,4 Schermen plaatsen bij personen die werkzaamheden verrichten aan de balie 1,8 In de vragenlijst is tevens ingegaan op de mogelijke besmetting tijdens de werkzaamheden. Van de respondenten geeft 88,8% aan geen Nieuwe Influenza A (H1N1) gehad te hebben en 10,7% zegt het mogelijk gehad te hebben, maar dit is niet bevestigd door laboratoriumonderzoek. Van respondenten die wel Nieuwe Influenza A (H1N1) gehad hebben, geeft 55,8% aan dit zeker of mogelijk tijdens de werkzaamheden opgelopen te hebben. Toch geeft 66,6% aan zich nooit zorgen te maken over besmetting tijdens de werkzaamheden. Bijna éénderde (29,5%) heeft zich soms zorgen gemaakt over een mogelijke besmetting ten gevolge van de werkzaamheden. Uit de interviews bleek dat besmetting tijdens de werkzaamheden wordt gezien als een risico verbonden aan het werk en dat dit geen punt van bezorgdheid is. Respondenten die eerder een pandemie hebben meegemaakt (zoals Av. Influenza (H7N7), SARS), beschikken vaker over een BCP (p=0.015) en zijn ook vaker betrokken bij het opstellen van het BCP (p=0.025). Echter, het eerder meemaken van een pandemie heeft geen verband met het aanpassen en toepassen van een BCP. Verder is het beschikken, opstellen, 15

ondersteunen en aanpassen van een BCP niet gerelateerd aan de werkervaring van respondenten of direct contact met cliënten. 3.6 Verstrekking van antivirale middelen aan werknemers Het beleid ten aanzien van het voorschrijven van antivirale middelen is enkele keren aangepast. In eerste instantie was er ruimte voor het inzetten van antivirale middelen in het kader van bedrijfscontinuïteit van bedrijven behorende tot de nationale vitale infrastructuur [10]. In het uiteindelijke advies van het RIVM wordt het voorschrijven van antivirale middelen om niet medische redenen ontraden. Ook raadde het RIVM af dat bedrijfsartsen antivirale middelen gingen voorschrijven. Uit de vragenlijst blijkt dat 79,6% van de respondenten achter de keuze stond om antivirale middelen alleen voor te schrijven bij medische indicaties. Dit in tegenspraak met de interviews gehouden met experts waarin over het algemeen werd aangegeven dat er wel indicaties waren voor de inzet van antivirale middelen om niet medische redenen, mits er goede protocollen aanwezig zijn. Ook waren de geïnterviewde experts van mening dat, gesteld dat er goede protocollen waren, de bedrijfsartsen zelf in staat zijn te beoordelen of er sprake is van een profylactische indicatie tot inzet van antivirale middelen. Tevens geven zij aan dat beter gebruik gemaakt moet worden van het bestaande logistieke netwerk rondom de vaccinatie voor de seizoensgriep. Toch zegt 35,5% van de respondenten dat het voorschrijven van antivirale middelen tot zijn/haar taak behoort. Van deze 35,5%, werkt 48,5% in een zorginstelling. Van de 27,2% die daadwerkelijk antivirale middelen verstrekt heeft, werkt 48,6% in een zorginstelling. De redenen om profylaxe voor te schrijven werd in de meeste gevallen gemaakt op basis van het BCP. Het betrof dan personen met sleutelposities, risicogroepen en reizigers naar risicogebieden. In de meeste gevallen is profylaxe uit voorzorg voorgeschreven, maar is er niet tot daadwerkelijk gebruik overgegaan. Van de 89% van de respondenten die op de hoogte zijn van de casusdefinitie, heeft 77,1% de casusdefinitie gehanteerd. De geïnterviewde experts hebben een andere mening hierover. Zij denken dat de casusdefinitie niet gebruikt wordt. 3.7 Werkdruk, perceptie en impact Aan de respondenten is gevraagd of en hoeveel werkdruk de pandemie opleverde, wat hun perceptie is van de pandemie en de impact op het verzuim. Werkdruk 91,9% van de respondenten is niet meer dan 8 uur per week betrokken geweest bij de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie (figuur 3). Meer dan de helft (56,9%) van de respondenten geeft aan dat er nooit sprake is geweest van overuren. Bij 12,8% is er regelmatig sprake van overuren en bij 30,3% incidenteel. 16

Geen 1 tot 4 4tot 8 9 tot 12 13 tot 16 17 tot 20 meer dan 20 Figuur 3. Aantal uren betrokken bij de Nieuwe Influenza A (H1N1). 16,4% van de respondenten zegt absoluut geen extra werkdruk te hebben ervaren. Bij 39,9% van de respondenten viel de extra werkdruk binnen de reguliere werktijden. Bijna de helft (44,6%) geeft aan dat er sprake is van grote of enigszins extra werkdruk (figuur 4). Driekwart (74,9%) van de extra werkdruk valt binnen de reguliere werktijden. Ja, in grote mate Ja, enigzins Nee, viel binnen de reguliere werktijden Nee, absoluut niet Figuur 4. Werkdruk ten tijde van de pandemie. De extra werkdruk is te wijten aan verschillende taken. Deze bestonden vooral uit extra vragen van werknemers en werkgevers (87,3%), overleg (69,3%), telefonische contactmomenten (68,7%) en individuele adviezen (63,3%) (tabel 3). 17

Tabel 3. Taken die extra werkdruk opleverden. Taken Percentage (%) Extra vragen van werknemers en werkgevers 87,3 Overleg 69,3 Telefonische contactmomenten 68,7 Individuele adviezen 63,3 Opstellen van protocollen 53,6 BCP opstellen/aanpassen 52,4 Voorlichting/workshops/trainingen geven 51,8 Deelname werkgroepen 50 Agenderen pandemie 49,4 Adviezen (persoonlijke) bescherming/preventie maatregelen 48,8 Bijeenkomsten 45,2 (Extra) spreekuren 33,1 Overig 21,1 Verzuimbeleid 18,7 Risicoinventarisatie 15,1 Organisatorische aspecten m.b.t. bevoorrading 14,5 Opstellen speciaal zwangeren beleid 14,5 Agentiaonderzoek/blootstellingsonderzoek 4,2 Welzijnsonderzoek 0 De extra werkdruk is onderzocht bij verschillende groepen. Zo blijkt dat de bedrijfsartsen door de pandemie meer extra werkdruk ervaren dan de arbeidshygiënisten (p=0.004). Ook is de werkdruk bij arboprofessionals binnen zorginstellingen hoger dan in andere bedrijfstakken (p=0.002). Verder hebben bedrijven met meer dan 100 werknemers een hogere ervaren werkdruk dan bedrijven met minder dan 50 werknemers (p=0.000). Ook blijkt dat respondenten met hoofdzakelijk beleidsmatige taken meer werkdruk ervaren dan respondenten met uitvoerende taken (p=0.008). De ervaren werkdruk verschilt niet significant tussen respondenten ten aanzien van geslacht, leeftijd, aantal jaren werkervaring en het eerder doormaken van een landelijke infectieziektecrisis (zoals SARS of Aviaire Influenza (H7N7)). De betreffende bedrijfstak waarin men werkzaam is, heeft geen invloed op het aantal uren dat men betrokken is geweest bij de pandemie. Ook het aantal 18

overuren verschilt niet tussen de verschillende bedrijfstakken. Wel verschilt het aantal overuren bij het soort werkzaamheden (p=0.048). Respondenten met hoofdzakelijk beleidsmatige taken zijn meer uren per week betrokken bij de pandemie dan respondenten met hoofdzakelijk uitvoerende taken. Daar staat tegenover dat er geen verschil is gevonden tussen respondenten met uitvoerende of beleidsmatige taken ten opzichte van het aantal gemaakte overuren. Knelpunten en perceptie Verder hebben de respondenten de ervaren knelpunten aangegeven. De belangrijkste knelpunten tijdens de pandemie zijn de besluitvorming vanuit de overheidsinstanties (48,3%) (hierbij refereren respondenten naar concrete-, gerichte-, praktische-, duidelijke- en gestroomlijnde informatie), de tijdigheid van beleidswijzigingen (32,8%) en het tijdstip van de informatie (28,9%) (tabel 4). Tabel 4. Knelpunten tijdens de Nieuwe Influenza A (H1N1) pandemie. Taken Percentage (%) Besluitvorming vanuit de overheidsinstanties 48,3 De tijdigheid van beleidswijzigingen 32,8 Tijdstip van de informatie 28,9 Anders 36 Het verstrekken van antivirale middelen 10,5 Logistieke problemen 9,7 Onvoldoende informatievoorziening 9,7 Het invullen van verschillende formulieren en registers 7,9 Het contact met de huisartsen 3,9 Het werken buiten kantooruren 2,4 Het contact met RIVM/LCI 2,1 Het contact met de ziekenhuizen 0,3 Bijna driekwart (73,2%) van de respondenten geeft aan dat ze niet in staat zijn om een goede inschatting te maken van de ernst van de pandemie. De vragenlijst sloot af met de stelling achteraf kan gesteld worden dat de ernst van de pandemie is overschat. Van de respondenten zegt 62,5% ja, maar gezien de toenmalige informatie is goed gehandeld en éénderde (34,4%) zegt dat deze overschatting niet nodig is geweest. Slechts 3,1% vindt dat de ernst van de pandemie niet is overschat. 19

Impact op de manier van werken en het verzuim Meer dan de helft van de respondenten (62%) geeft aan dat de manier van werken tijdens de pandemie is aangepast. Ook is de vragenlijst ingegaan op het verzuim van werknemers ten tijde van de pandemie. Slechts 1,6% van de respondenten zegt dat er sprake is geweest van een sterke toename van verzuim tijdens de pandemie. Meer dan de helft (66,2%) van de respondenten heeft aangegeven dat de verzuimduur niet is toegenomen. 46,5% heeft een lichte verzuim toename aangegeven. 3.8 Algemene opmerkingen Bij de algemene opmerking waarmee de vragenlijst eindigde zijn verschillende onderwerpen aangesneden. Zo is door veel respondenten het mediabeleid rondom de pandemie kritisch verwoord. Verder zijn veel reacties gerelateerd aan het beleid omtrent de vaccinaties. Veel respondenten hebben aangegeven aan dat ze als beroepsgroep meer betrokken zouden zijn, ze meer zouden hebben kunnen bijdragen mocht het tot vaccineren van werknemers komen. Tenslotte stippen veel respondenten aan dat er ook internationaal gekeken moet worden naar het verloop van de pandemie. Het RIVM heeft bij de informatievoorziening met name de focus in Nederland liggen, maar de term pandemie is niet voor niets gebruikt. 20

4. Conclusies In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies beschreven. Ook worden de resultaten gekoppeld aan de gestelde onderzoeksvragen. Ten aanzien van de onderlinge relaties wordt enige terughoudendheid getracht. Dit omdat de conclusies niet gerelateerd kunnen worden aan literatuur. In dit stuk wordt gesproken over arboprofessionals in het algemeen en niet over respondenten. Bij het beschrijven van de conclusies wordt de structuur van de vragenlijst aangehouden, namelijk informatievoorziening, samenwerking, preventieve maatregelen en besmetting, verstrekking van antivirale middelen aan werknemers en werkdruk, perceptie en impact. 4.1 Informatievoorziening Arboprofessionals gebruikten een grote verscheidenheid aan informatiebronnen, zowel nationale als internationale bronnen. De bronnen die het meest gebruikt werden zijn de website van het RIVM/LCI, de website van de NVAB, KIZA en een verscheidenheid aan eigen informatiebronnen zoals informatie via collega s. Een belangrijke conclusie is dat de informatie centraal verspreid had moeten worden en meer toegespitst had moeten zijn op de arbo-sector. De informatie had meer moeten inspelen op de specifieke vragen van de arboprofessionals. Ook de tijdigheid van de informatie liet te wensen over. Doordat informatie over het algemeen laat verstrekt werd, vonden arboprofessionals het moeilijk om een goed beeld te vormen van de ernst van de pandemie. Dit kwam de dienstverlening niet ten goede. Tenslotte ontbrak goede en consistente informatie over het voorschrijven van antivirale middelen. De communicatie omtrent deze beslissing liet te wensen over, ondanks dat veel arboprofessionals het eens zijn met de beslissing om het voorschrijven van antivirale middelen over te laten aan GGD professionals en huisartsen. Ondanks de positieve antwoorden op de verdiepende vragen over de informatiebronnen, bleken er ook veel suggesties voor verbetering te zijn. 4.2 Samenwerking Uit de vragenlijst bleek dat arboprofessionals het meeste samenwerkten met de bedrijfsleiding, de communicatieafdeling en met andere arbodiensten. Ook bleek dat deze samenwerking over het algemeen redelijk tot goed verliep. Opvallend is dat er relatief weinig samengewerkt werd met huisartsen en GGD-professionals. De samenwerking met de GGD werd door bijna de helft van de respondenten als goed beoordeeld, en met de huisartsen wisselend tot goed. Wanneer er knelpunten optraden met de GGD kwam dit vooral door een ander perspectief van de risico s. 21

4.3 Preventieve maatregelen en besmetting De meerderheid van de arboprofessionals maakte gebruik van een bedrijfscontinuiteitsplan (BCP). Arboprofessionals die eerder betrokken geweest zijn bij een infectieziekte-crisis, maakten meer gebruik van een BCP. Preventieve maatregelen werden door de meeste arboprofessionals aangeraden. Verder bleek dat de meerderheid ook een of meerdere preventieve maatregelen actief toepaste. De vragen zijn echter meer gericht op het advies dat de arboprofessional verstrekte dan op de daadwerkelijke uitvoer bij de bedrijven. Het percentage arboprofessionals dat zich zorgen maakte over de eigen besmetting via werkzaamheden is verwaarloosbaar klein. Uit de interviews met experts kwam naar voren dat dit wordt gezien als onderdeel van het werk. Een mogelijke andere verklaring is dat maar 25% direct contact had met besmette cliënten en dus via werkzaamheden besmet kon worden. 4.4 Verstrekking van antivirale middelen aan werknemers Bijna 50% van de arboprofessionals vindt het een terechte keuze dat wordt afgeraden antivirale middelen voor te schrijven aan werknemers. Uit de interviews met de experts bleek dat deze vonden dat de keuze bij de bedrijfsarts had moeten liggen. Overigens is er voor medewerkers in de zorg (met face-to-face contact) volgens het RIVM en de Gezondheidsraad wel een indictie voor profylactisch voorschrijven. Arboprofessionals die het toch profylactisch voorschreven, vonden dit tot hun takenpakket behoren. Bijna de helft hiervan werkt in de zorgsector. Uit de opmerkingen blijkt dat in veel gevallen de voorgeschreven antivirale middelen niet gebruikt zijn. Veel arboprofessionals gaven aan op de hoogte te zijn van de casusdefinitie. Een ruime meerderheid gaf aan deze ook gebruikt te hebben. 4.5 Werkdruk, perceptie en impact Overuren zijn weinig tot niet gemaakt. De extra werkdruk van de pandemie viel vooral binnen de reguliere werktijden. De geïnterviewde experts suggereerde dat dit zou komen doordat de voorbereidingsfase voor de arboprofessionals voorafgaand aan het hoogtepunt van de pandemie in de zomermaanden viel. Over het algemeen een rustige periode. De werkdruk was het grootst voor bedrijfsartsen. Verder ervoeren beleidsmakers meer extra werkdruk dan uitvoerende arboprofessionals. Mogelijk doordat de pandemie meeviel, waardoor beleidsmakers wel betrokken zijn bij het maken van nieuw beleid, maar uitvoerende taken niet tot volledige uiting kwamen. Dit gold ook voor arboprofessionals die bij bedrijven met meer dan 100 werknemers werken. Overigens heeft het soort bedrijfstak waarin men werkzaam is, geen invloed op het aantal uren dat men betrokken is geweest bij de pandemie. Dit is opmerkelijk, omdat de werkdruk wel hoger is gebleken bij zorginstellingen. Mogelijk omdat men zich in zorginstellingen toch al bezig houdt met dit onderwerp. Het verzuim tijdens de periode van de pandemie was verwaarloosbaar. Er zijn zelfs indicaties dat het verzuim gezakt is ten opzichte van voorgaande jaren. Verschillende knelpunten zijn opgegeven door de arboprofessionals. Vooral binnen beleid en communicatie liggen nog verbetermogelijkheden. Hierbij wordt 22

gedacht aan tijdige informatie, informatie meer toegespitst op de arbo-sector en betrokkenheid bij de beleidsvorming. Tenslotte zei bijna driekwart van de arboprofessionals dat zij geen goede inschatting van de ernst van de pandemie konden maken. Mogelijk komt dit doordat het communicatiebeleid nog verbeterd kan worden. Toch vond de meerderheid dat met de toenmalige informatie correct gehandeld is. 4.6 Onderzoeksvragen In deze paragraaf worden bovenstaande conclusies gekoppeld aan de onderzoeksvragen. De onderzoeksvraag wordt herhaald en vervolgens zal kort het antwoord worden beschreven. In welke mate verandert het aantal contacten met bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten tijdens verschillende fasen van de pandemie en wat zijn de redenen voor deze contacten? Uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat de bedrijfsartsen met name telefonisch contact hebben gehad met (mogelijk) besmette patiënten. Ten tijde van de pandemie is er een toename aan telefonisch gestelde vragen geweest. Dit bleek uit de interviews met experts. Slechts een klein deel van de respondenten heeft direct contact gehad met patiënten. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen hoe de mate van direct contact veranderd is tijdens de verschillende fasen van de pandemie. Hoe ervaren de bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten de maatregelen die worden genomen tijdens verschillende fasen van de pandemie? Over het algemeen zijn de arboprofessionals het eens met de genomen maatregelen en beslissingen. Zo bleek een meerderheid van de arboprofessionals het eens te zijn met het beleid rondom het voorschrijven van antivirale middelen. De arboprofessionals gaven aan dat de maatregelen en beslissingen echter wel in een eerder stadium gecommuniceerd zouden moeten worden. Dit bleek onder andere uit de genoemde knelpunten het communiceren van beleidswijzigingen, de besluitvorming vanuit overheidsinstanties en de tijdigheid van informatie. Hoe vullen bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten hun verantwoordelijkheid in tijdens de pandemie? Arboprofessionals gaven aan dat het BCP onder hun verantwoordelijkheid valt. Ook voorlichting aangaande de preventieve maatregelen wordt doorgaans door de arboprofessionals gegeven. De meerderheid van de arboprofessionals geeft verder aan dat de indicatie van het verstrekken van antivirale middelen door andere beroepsgroepen kan geschieden. Een kwart van de arboprofessionals zag deze taak als hun verantwoordelijkheid. Konden de bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten beschikken over de benodigde informatie? Arboprofessionals zijn tevreden over de vele informatiebronnen waar ze over konden beschikken. De meerderheid van de arboprofessionals maakte gebruik 23