De Gelderse Werkgelegenheio d

Vergelijkbare documenten
382,40 per inwoner 2/5 WMO ,00 382,40 per inwoner 2/5 werk ,00

Wijziging Uitvoeringsregeling Belastingdienst FI

Eerste uitkomsten werkgelegenheidsonderzoek Gelderland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vrijdag. Doesburg. Duiven Westervoort

Eerste uitkomsten werkgelegenheidsonderzoek 2004 Gelderland

Heerenmaten Deventer Maandag

Maandag. Hoevelaken Nijkerk. Deventer

Plaats en betekenis van de Stadsregio Arnhem Nijmegen voor de Gelderse economie. jaartal Veluwe Achterhoek Arnhem Nijmegen

Opmerking bij driejaarsgemiddelden Continu Vakantie Onderzoek (CVO)

Eerste uitkomsten werkgelegenheidsonderzoek 2015 Gelderland Provinciale Werkgelegenheids Enquête Gelderland

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Regeling spreiding zomervakanties

Welke partijen heeft u betrokken bij het beantwoorden van de vragen in deze vragenlijst?

Zicht op de Gelderse koopmarkt

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, februari 2019

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, april 2019

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, juni 2017

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, december 2018

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, november 2017

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, december 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, januari 2018

Eerste uitkomsten werkgelegenheidsonderzoek 2016 Gelderland Provinciale Werkgelegenheids Enquête Gelderland

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, mei 2017

Gelderse Aanval op de Uitval Cijfers over voortijdig schoolverlaten in de Gelderse regio s

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, november 2015

Een atlas van Gelderse qemeenten. Een vere1ijkinj van maatschappelijke indicatoren

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, maart 2017

Regeling spreiding zomervakantie

De Gehl e.rçe 3.JTOT2O2O

Woonplaats Woonplaats Per huishouden Aalst Gld Aalst Gld ,38 Aalten Aalten ,86 Achterveld Gem Barneveld

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, augustus 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, april 2016

Het secretariaat is op donderdag 5 mei a.s. (Hemelvaartsdag)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Pagina 3 Klanttevredenheid Werkgeversdiensten

Plaats: Jaar: Vindplaats Aalst 1964 Regionaal Archief Rivierenland Aalten 1958 Aalten 1967 ECAL Aerdt 1956 Almen 1949 Gelders Archief Alphen 1968

Gelderse Aanval op de Uitval. Cijfers over voortijdig schoolverlaten in de Gelderse regio s

Catalogus Opleidingen CAO voor het Bouwbedrijf, versie april 2011

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, september 2016

Spoorboekje. Samenwerkende Bonden van Ouderen in Gelderland. Deken Dr. Mulderstraat 6d 6681 AB Bemmel. Tel.: Fax:

Aanwezigheid onderwijszorgstructuren

AANBIEDINGSBRIEF PAMFLET

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Oudste kaarten: alfabetische plaatsnamenlijst van alle meldingen t/m 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

VleermuizenNIEUWS. Uitgave van: Netwerk afhandeling vleermuismeldingen Gelderland

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, maart 2019

Rapportage MKB-vriendelijkste gemeente 2018 gemeente Nunspeet 1

Regeling spreiding zomervakantie 2011

Seminar jonge senioren. Ovezande 8 maart 2016

Prijzen en vervoerzones Stadsregiotaxi

Gelderse Monitor Veiligheidshuizen en Centra voor Jeugd en Gezin

De Gelderse Werkgelegenheid

Waar komen we vandaan:

Gelderse vooruitzichten

Overzichtsrapport SER Gelderland

Op maandag 31 mei a.s. is het secretariaat gesloten i.v.m. 2 e Pinksterdag

Prijzen en vervoerzones Stadsregiotaxi

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, februari 2018

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bevolkingsprognose Gelderland Verwachte bevolkingsontwikkeling tot 2050

Regionale arbeidsmarktprognose

Nadere analyse vrijkomende agrarische bebouwing Gelderland

Gelderland in vier bedrijven

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

Overzicht Gelderse Gemeenschappelijke Regelingen per oktober 2015

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2011 / 4

Gelders Energieakkoord (GEA) OPWEKKING VAN HERNIEUWBARE ENERGIE HET POTENTIEEL IN KAART

Factsheet Financiën Gelderse gemeenten

Prijzen en vervoerzones Stadsregiotaxi

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2014 I

AANBIEDINGSBRIEF 1>A1vijF.LET i ~ _ " _ a ff *» ~ /' Genemuiden, 26 april _ L. W 'J Geachte leden van de Raad, leden van het

no. 245, d.d. 10 juni 2004

Kaartenbijlage Beheerplan Veluwe

De Gelderse woon-werkbalans

Gelderse Monitor. Overzicht van Veiligheidshuizen en Centra voor Jeugd en Gezin. Meting februari 2010

MULTIFUNCTIONELE TRANSPORTCENTRA

Stand van zaken Economie en Arbeidsmarkt Oost-Nederland

ONDERZOEKSMEMORANDUM

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Overijssel en Gelderland Noord, september 2016

Factsheet. Gelderland. 1. Algemeen 2. Arbeidsmarkt 3. Economie

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Gelderland, januari 2017

AANBIEDINGSBRIEF MMFLEli^iS^iiïi^

Hattem. Oldebroek. Elburg. Nunspeet. Harderwijk Epe. Rozendaal. Rheden ARNHEM. Renkum. Westervoort. Overbetuwe Lingewaard. Millingen a.d.

Datum 19 juni 2019 Betreft Wmo-toezicht - Openbaarmaken van toezichtsrapporten Wmo 2015

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Overijssel en Gelderland Noord, december 2016

Themabijeenkomst regionale arbeidsmarkt. Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Putten en Zeewolde

MEDEDELINGEN VERSCHIJNT 2X PER MAAND

Provinciale Economische Verkenning '981'99. Menno Walsweer. Bureau Economisch Onderzoek afdeling economische zaken

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Overijssel en Gelderland Noord, juni 2016

Regionale economische prognoses 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Overijssel en Gelderland Noord, april 2015

Mei Economische Barometer Weerterland en Cranendonck. Verwachting voor 2010 en 2011

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Overijssel en Gelderland Noord, november 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Overijssel en Gelderland Noord, december 2018

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Overijssel en Gelderland Noord, augustus 2018

Transcriptie:

De Gelderse Werkgelegenheio d

De Gelderse Werkgelegenheid een toekomstscenario tot 2020 april 1999 Menno Waisweer Bureau Economisch Onderzoek provincie - - - GELDERLAND afdeling Economische zaken Provincie Gelderland postbus 9090 6800 GX Arnhem telefoon: 026-3599150 fax: 026-3599199

Provincie Gelderland Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld

INHOUDSOPGAVE pagina De Gelderse Werkgelegenheid, een toekomstscenario tot 2020 Onderzoeksresultaten, regionale en gemeentelijke tabellen 17 bijlage 1: Kaart van Gelderland met gemeenten en COROP-grenzen bijlage 2: Schattingsmodel historische werkgelegenheidsontwikkeling en prognosemodel per COROP-gebied bijlage 3: Prognosemodel gemeentelijke werkgelegenheidsontwikkeling bijlage 4: Gemeentelijke vooruitberekeningen naar component bijlage 5: Raming regionaal product per COROP-gebied bijlage 6: Omvang bedrijventerrein per gemeente, situatie 1-1-98 bijlage 7: Bedrijventerreinplanning 1995-2015 per gemeente bijlage 8: Totaal oppervlakte bedrijventerrein 1998-2020 per gemeente

De Gelderse Werkgelegenheid, een toekomstscenario tot 2020 Inleiding Ten behoeve van de provinciale beleidsontwikkeling is een lange termijn beeld van de Gelderse economie vervaardigd. In een drietal rapporten wordt hierover verslag gedaan. De onderzoeksresultaten op regionaal niveau zijn gepubliceerd in de Provinciale Economische Verkenning 98/991 (hoofdstuk 4 'De Gelderse economie in 2020'). Daaraan voorafgaand is een deelstudie verschenen over het arbeidsaanbod op gemeentelijk niveau 2 (presentatie van schattingsmodellen en vooruitberekeningen). Ter afsluiting van het drieluik wordt in deze rapportage verantwoording afgelegd over de gebruikte datareeksen en de prognosemodellen voor de werkgelegenheid. Voorts zijn gemeentelijke vooruitberekeningen opgenomen. Het werkgelegenheidsmodel De belangrijkste determinanten van de ontwikkelingen in een bepaalde sector zijn landelijk en regionaal dezelfde (wereldhandel, dollarkoers, se concurrentiekracht, globalisering, productcyclus e.d.). Er zal dus een nauwe samenhang bestaan tussen de regionale sectorontwikkeling en de landelijke sectorontwikkeling. Daarnaast beïnvloeden regionale omstandigheden de ontwikkeling. De invloed van specifieke regionale verschijnselen kan leiden tot een structureel ontwikkelingsverschil tussen en de regio. De achterliggende factoren oefenen vaak een trendmatige invloed uit en correleren veelal met de bevolkingsontwikkeling. Het regionale werkgelegenheidsmodel waarmee de vooruitberekeningen voor het toekomstscenario zijn uitgevoerd, zijn op deze principes gegrondvest. De regionale sectorontwikkeling wordt opgevat als een functie van de landelijke sectorontwikkeling en van de regionale bevolkingsontwikkeling. Deze laatste variabele belichaamt de invloed van de gesommeerde regio-specifieke omstandigheden. De gemeentelijke ramingen zijn opgesteld door de regionale groei nader te verdelen over de gemeenten. In het verdeelmodel wordt per gemeente rekening gehouden met de specifieke bevolkingsgroei, de groeipotentie van de sectorstructuur, de ruimtelijke vestigingsmogelijkheden en de historische groei. Het Gelderse toekomstscenario is consistent met de verwachtingen voor de se economie van het Centraal Planbureau en er is rekening gehouden met het beleid van de provincie Gelderland (Streekplan en Sociaal-economisch beleidsplan). Het maken van ruimtelijke en economische keuzes beïnvloedt de toekomstige ontwikkeling. Voorts doemen vragen op als: 'wat zijn de economische gevolgen van de afnemende bevolkingsgroei' of 'tot welke hoogte kunnen de structurele werkgelegenheidsverliezen in de landbouw oplopen'. Het toekomstscenario geeft een doorrekening van dit soort trends. De gepresenteerde cijfers zijn uitsluitend indicatief. Zij geven, binnen de context van de landelijke ontwikkeling, de richting aan waarin de regio's zich bewegen. 1 Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland, oktober 1998 2 De Gelderse Beroepsbevolking, een toekomstscenario tot 2020, Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland, maart 1998

Enige regionale trends De Gelderse ontwikkeling in retrospectief 3 Na de oliecrises van 1973 brak voor het se bedrijfsleven een periode aan van bedrijfssluitingen en faillissementen. De internationale conjunctuur daalde naar een dieptepunt en gedurende een groot aantal jaren stagneerde de banengroei. Als gevolg van de zwakke se concurrentiepositie voltrok de afbraak van werkgelegenheid in het begin van de jaren tachtig zich hier te lande nog sneller dan in de rest van Europa. Vanaf 1984 treedt geleidelijk een herstel op van de internationale conjunctuur. Het intussen goed gesaneerde se bedrijfsleven profiteerde hiervan meer dan gemiddeld. Mede onder invloed van het zogenaamde 'Poldermodel' nam de concurrentiekracht van het bedrijfsleven sterk toe. Sinds het midden van de jaren tachtig kent dan ook een krachtige banengroei terwijl de werkgelegenheidsontwikkeling in de Europese Unie tot op de dag van vandaag niet echt uit het dal is geklommen. Na een periode waarin de groei gelijk opliep met, heeft de Gelderse werkgelegenheid heeft zich in de jaren negentig beter ontwikkeld. Vooral de Veluwe heeft hieraan bijgedragen. Al een kwart eeuw lang wordt trendmatig een hogere groei gerealiseerd. Nog expansiever was de banencreatie in Zuidwest-Gelderland. De groei na 1980 bedroeg het dubbele van de se. De toename in de Achterhoek is voor Gelderse begrippen weliswaar traag, afgezet tegen de EU is ook in deze regio sprake van een zeer gunstige ontwikkeling. In Arnhem/Nijmegen ten slotte tekent zich de laatste jaren een geringe doch gestage positieverbetering af en ligt de groei een fractie boven het landelijk gemiddelde. De werkgelegenheidsverliezen in de landbouw, de industrie en de bouwnijverheid zijn in het verleden ruimschoots gecompenseerd door de groei van de dienstensector. De Gelderse werkgelegenheidsontwikkeling is op vrijwel alle fronten beter verlopen dan de se. In de bouw en de industrie bleef het verlies aan banen beperkt terwijl de groei in de dienstensector belangrijk hoger was. Alleen in de landbouw was de afkalving groter. Het toekomstscenario tot 2020 Bij de opstelling en doorrekening van het Gelderse toekomstscenario is uitgegaan van een bevolkingsgroei en ruimtelijke spreiding van wonen en werken conform het Streekplan. Voorts is uitgegaan van de benutting van de economische potenties van Gelderland volgens het Sociaal-economisch beleidsplan van de provincie. Alle andere elementen die een rol spelen bij de toekomstige (inter)nationale economische ontwikkeling zijn ontleend aan het CPB-scenario Global Competition. Zie voor een uitgebreide ontwikkelingsanalyse de Provinciale Economische Verkenning '97, hoodstuk 3 'Gelderse trends in de Nederllandse en Europese context, Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland, augusttus 1997 7

CPB-scenario Global Competition In Global Competition neemt de Europese samenwerking toe zonder dat dit leidt tot een verdergaande politieke integratie. De nadruk ligt in dit scenario op een zeer dynamische technologische ontwikkeling, hoge economische groei, sterke internationalisering, liberalisering, deregulering en een grote rol van het marktmechanisme. Dit leidt tot een felle wereldwijde concurrentiestrijd en een sterke economische dynamiek. De economische groei in en de daling van de werkloosheid zijn in dit scenario het hoogst. De bevolkingsgroei is naar verhouding gematigd. Relatie met het Gelderse beleid De economische premissen en beleidsdoelen van zowel het Sociaal-economische Beleidsplan als van het Streekplan passen goed in het toekomstbeeld Global Competition (hoge economische groei, stijgende internationale handelsstromen, toenemende rol marktmechanisme, individualisering, technologische dynamiek en globalisering). Zo leidt de stijgende wereldhandel in dit scenario tot een verdere groei van de Rotterdamse haven en de aanleg van de Betuwelijn. Het Gelderse beleid anticipeert op deze ontwikkelingen door te streven naar een Multifunctioneel Transport Centrum bij Valburg. De beleidskeuzes van de provincie die het economische proces beïnvloeden, komen veelal tot uitdrukking in de geplande spreiding en ontwikkeling van de bevolking. Zo zijn de regio's waar de hoogste bevolkingsgroei is toegestaan, ook de gebieden waar aan het bedrijfsleven de meeste ruimte wordt geboden. Anderzijds wordt in landschappelijk beschermde gebieden gestreefd naar een migratie-saldo van nul of zelfs naar een negatief saldo. De geplande bevolkingsgroei is dan laag en de ruimte voor het bedrijfsleven beperkt. Onderzoeksresultaten Binnen de zojuist geschetste context worden ten opzichte van het verleden verschillende trendbreuken voorzien: het verlies aan agrarische werkgelegenheid verdubbelt, de afname bij de industrie halveert. Tegelijkertijd neemt de werkgelegenheid in de bouwnijverheid weer toe en bereikt in 2020 een niveau dat even hoog is als in 1975. Bij alle wisselingen en omslagpunten lijkt de groei van de dienstensector een constante factor in de economische ontwikkeling. Deze zal de komende periode bijna even hoog uitvallen als in het verleden. Per saldo groeit de totale werkgelegenheid sneller dan in de jaren 1975-1995. In vergelijking met is de landbouwproblematiek in Gelderland ernstiger en ingrijpender. Aan de snellere expansie van de Gelderse dienstensector komt een einde. Daar staat tegenover dat het herstel van de bouwsector en van de industrie zich duidelijker manifesteert. De totale werkgelegenheidsgroei neigt naar het landelijk gemiddelde. De banengroei stijgt weliswaar, maar de geprononceerde positie van Gelderland verdwijnt geleidelijk. Dit komt door een belangrijke verandering van het groeitempo op de Veluwe en in Zuidwest-Gelderland. Was in deze regio's de banengroel ongeveer tweemaal zo hoog als in, in de toekomst zullen de verschillen nog maar marginaal zijn. 8

Tabel 1 Ontwikkeling van de totale werkgelegenheid (banen van 12 uur of meer), gemiddelde jaarlijkse groei in procenten werkgelegenheid, x 1.000 Vel Ach A/N ZWG GId Ned 1995 228 136 254 70 688 5.872 2020 309 166 346 95 916 7.802 gemiddelde jaarlijkse groei in ¼ 1975-1995 1,3 0,5 0,9 1,8 1,0 0,7 1995-2020 1,2 0,8 1,3 1,2 1,2 1,1 bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland Bron : Omgevingsscenario's Lange Termijn Verkenning, CPB, Werkdocument No. 89 Deze positiewijziging wordt vooral bewerkstelligd door de gewijzigde verhoudingen in de regionale bevolkingsgroei en in de verminderde ruimtelijke opvangmogelijkheden voor het bedrijfsleven. Ruimte wordt wel geboden in Arnhem/Nijmegen en in mindere mate in de Achterhoek. Daardoor komt een steeds groter deel van de groei daar terecht. Uiteindelijk convergeert de ontwikkeling in de Gelderse regio's. Banengroei in de periode 1995-2020, X 1.000 Vel Ach A/N ZWG GId Ned 1 LANDBOUW -7-9 -2 2-20 -106 2 Voedings- en genotmiddelen industrie -1-1 -2 0 3-34 3 Chemische industrie 1 2 0 1 5 42 4 Metaalindustrie 1 2 1 0 6-51 5 Overige industrie -3-4 3-2 -12-80 2-5 INDUSTRIE -2-1 0-1 4-123 6 BOUWNIJVERHEID 7 4 3 2 16 77 7 Handel 13 4 11 5 33 278 8 Transport en communicatie 4 1 5 1 11 36 9 Bank- en verzekeringswezen 1 0 0 0 1-1 10 Overige tertiaire diensten 40 17 46 13 116 1.235 11 Quartaire diensten 23 12 24 5 63 440 7-11 DIENSTEN 80 34 86 25 224 1.989 12 OVERHEID 4 2 5 1 12 96 1-12 TOTAAL 81 30 92 24 228 1.930 Bron regionale cijfer: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland; bron nationale cijfers: CPB 9

Totale werkgelegenheidsontwikkeling 1975-2020, indexcijfers 1975= Gelderland 200 200 190 180 170 Ned - EU 190 180 170 1111 GId - Ned 160 160 150 150 140 140 130 130 110 110 90 90 80 80 Veluwe Achterhoek 200 190 LII Vel 180 170 - Ned 160 150-140- 130 - - 110 lool/ 90 80 _ 1980 1990 2000 2010 2020 200 190 180 170 160 150 140 130 110 90 80 LIII Ach - Ned 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest - Gelderland 200 190 180 170 160 150 140 130 110 90 80 A/N - Ned 200 190 LIII zwo 180 170 - Ned - 160-150 - 140-130 - 110 90, 80 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Evenals in het verleden zal de dienstensector veruit de belangrijkste banenmotor zijn. Voor de industrie en de bouwnijverheid treedt een belangrijk keerpunt op. Hadden deze sectoren in het verleden te kampen met ernstige werkgelegenheidsverliezen, in de toekomst zal de industriële werkgelegenheid nog maar weinig afnemen terwijl in de bouw een substantiële groei optreedt. Bij de overheid is de belangrijkste groei eruit. Per saldo ontstaan tussen 1995 en 2020 in Gelderland bijna 230.000 nieuwe banen. In het toekomstscenario is voor de meest nabije periode 2000-2005 rekening gehouden met een groeivertraging van de werkgelegenheid. Sinds 1995 verkeert de banengroei in in een periode van hoogconjunctuur. Als gevolg van de economische problemen in Azië, Zuid-Amerika en de voormalige Sovjet Unie zal in de eerste jaren van de volgende eeuw de banencreatie sterk afvlakken. Daarna herstelt de trendmatige groei zich weer. 11

Enige lokale trends Inleiding Voor een aantal doeleinden is een regionale werkgelegenheidsprognose een te hoog aggregatieniveau. Regionale verkeers- en vervoersmodellen bijvoorbeeld verlangen een input op gemeentelijk niveau. Voor de planning en monitoring van bedrijventerreinen is inzicht in de lokale groeipotenties gewenst, evenals voor de opstelling van regionale ontwikkelingsvisies. Voorts kunnen de gevolgen van bepaalde ontwikkelingen lokaal zeer omvangrijk zijn, terwijl op regionaal niveau de invloed beperkt is. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de sanering in de landbouw, die lokaal zeer ingrijpend kan uitpakken terwijl regionaal de werkgelegenheidseffecten wegvallen tegen de groei van de dienstensector. Steeds meer gemeenten stellen een economisch beleidsplan op. Voor die gemeenten is het zeer informatief om, gegeven een bepaald regionaal ontwikkelingsscenario, een idee te hebben over de richting waarin de eigen lokale economie zich mogelijk zal bewegen. De regionale groei lokaal verdeeld Bij het toedelen van de toekomstige regionale groei naar de gemeenten kunnen meerdere invalshoeken worden gehanteerd. Ten eerste kan worden gekeken naar de groeipotentie van de lokale productiestructuur. De mate waarin de gemeentelijke produktiestructuur is georiënteerd op expansieve, stabiele en afnemende sectoren is dan bepalend voor de geraamde groeipotentie van de gemeente. De samenhang tussen demografische ontwikkelingen en economische ontwikkelingen biedt een tweede mogelijkheid om de regionale werkgelegenheidsgroei geografisch te verdelen. Daarbij wordt verondersteld dat de gemeenten met de sterkste bevolkingsgroei en de meeste dynamiek ook de gemeenten zullen zijn met de hoogste economische groei. Een derde verdeelmaatstaf kan worden gevonden in de fysieke infrastructuur, i.c. de aanwezigheid van bedrijfsterreinen. De regionale werkgelegenheidsgroei wordt geografisch verdeeld op basis van de lokale uitbreidings- c.q. vestigingsmogelijkheden. Als vierde optie kan een trendextrapolatie worden uitgevoerd. Binnen de grenzen van de regionale randtotalen wordt de historische groei per sector en per gemeente doorgetrokken naar de toekomst. Daarbij wordt er van uitgegaan dat de factoren die in het verleden tot een afwijkende ontwikkeling hebben geleid, ook in de toekomst hun invloed zullen doen gelden. De verschillen in lokale en regionale werkgelegenheidsgroei kunnen ten dele worden verklaard uit de zojuist genoemde vier elementen. Maar ook tal van andere, veelal ongrijpbare omstandigheden en processen zijn van belang. Mogelijkheden om het stelsel van factoren verder uit te breiden, te verfijnen en te modelleren liggen echter niet voor het grijpen. Derhalve is de verdeling van de regionale groei gebaseerd op slechts een beperkt aantal verdeelmaatstaven, te weten de bevolkingsgroei, de groeipotentie van de sectorstructuur, de ruimtelijke vestigingsmogelijkheden en de historische groei. In de definitieve raming zijn alle factoren even zwaar gewogen. In bijlage 4 zijn de afzonderlijke uitkomsten per verdeelmaatstaf opgenomen. Met behulp daarvan kan naar believen een andere gewichtenset worden doorgerekend. Regionale indelingen zijn aan verandering onderhevig of nemen in aantal toe. Afhankelijk van het beleidsdoel wordt geëxperimenteerd met nieuwe regiogrenzen en worden gebiedsgerichte probleemstudies uitgevoerd. Een gemeentelijke uitsplitsing van de onderzoeksresultaten biedt in dat verband maximale flexibiliteit. Tenslotte komt uit het bedrijfsleven een stijgende vraag naar lokale sociaal-economische indicatoren (t.b.v. 12

marktverkenningen, in kaart brengen van de vraagpotentie, bedrijfsplanning en lokatieonderzoek). Om aan al deze behoeften tegemoet te komen is een verdeelmodel opgesteld waarmee de regionale groeiprognoses kunnen worden verdeeld over de gemeenten. De historische werkgelegenheidsontwikkeling van gemeenten kent veelal een grillig verloop. Door de geringe schaal doen zich van jaar op jaar grote fluctuaties voor. De gemeentelijke cijfers kunnen in enig jaar gedomineerd worden door toevallige ontwikkeling in één of twee bedrijven of door incidentele gebeurtenissen als een bedrijfverpiaatsing. Bedacht moet worden dat dit soort willekeurige en onvoorspelbare gebeurtenissen ook in de toekomst zullen plaatvinden, hetgeen de hier gepresenteerde uitkomsten nogal relativeert. Daarnaast kan de situatie in een bepaalde gemeente niet los worden gezien van de regionale context. Zo zal soms de behoefte aan woon- en werklokaties (ten dele) worden gerealiseerd in de buurgemeenten. Het lijkt dan alsof het in de ene gemeente economisch slecht gaat en in de aanpalende gemeente goed. Vanuit het economische proces gezien is een gemeentegrens echter een abstractie. De gemeentelijke ontwikkelingen kunnen en mogen niet los worden beoordeeld van de onderlinge samenhang en de regionale context. Het is belangrijke deze kanttekeningen bij de interpretatie van de gemeentelijke cijfers steeds voor ogen te houden. Nationale toekomstbespiegelingen over een periode van 20 â 25 jaar zijn hoogst speculatief. Dat geldt nog in versterkte mate voor regionale scenario's. Het zal duidelijk zijn dat lokale vooruitberekeningen vooral het karakter dragen van een vingeroefening. De grootste en wellicht enige verdienste van zo'n exercitie is dat duidelijk wordt naar welke richting de lokale ontwikkelingen neigen bij een gegeven regionaal ontwikkelingsscenario en bij toepassing van een consistente verdeelmethodiek. Onderzoeksresultaten Steden spelen een vooraanstaande rol in de provinciale economie. Ongeveer eenderde deel van de totale Gelderse werkgelegenheid is gelokaliseerd in de drie grootste steden (Arnhem, Nijmegen en Apeldoorn). De werkgelegenheidsstructuur van deze steden wordt gekenmerkt door een hoog aandeel dienstverlening. Met name in Arnhem is de dienstenoriëntatie ver voortgeschreden. Hier heeft op dit moment nog maar 13% van de werkgelegenheid betrekking op andersoortige activiteiten. De huidige geografische spreiding van de Werkgelegenheid over Gelderland zal in de toekomst niet wezenlijk veranderen. De negen belangrijkste werkgelegenheidscentra van Gelderland herbergen op dit moment de helft van alle Gelderse banen (Arnhem, Nijmegen, Apeldoorn, Ede, Doetinchem, Barneveld, Zutphen, Harderwijk, Tiel). Dit zal ook in 2020 nog zo zijn. De werkgelegenheidsgroei vertoont per gemeente grote verschillen. Gemeenten met een planologisch groeitaak (woningbouw en/of bedrijfsterrein) kennen een relatief sterke stijging van de werkgelegenheid en omgekeerd. De gemeente Eist kan de hoogste groei tegemoet zien. Tot 2020 verdubbelt de werkgelegenheid. De grootste gemeenten zijn niet de meest expansieve. Het zijn juist de randgemeenten die de snelste ontwikkeling zullen doormaken (bijvoorbeeld Duiven!Westervoort bij Arnhem, BeuningenlWijchen bij Nijmegen en Eist daartussen in). Tezamen met de grotere centrumgemeenten vormen deze randgemeenten één stedelijke agglomeratie. Het tekort aan uitbreidingsmogelijkheden 13

Tabel 2. Werkgelegenheid (banen met een gemiddelde werkweek van 12 uur of meer) periode mutatie in % arbeidsplaatsen periode mutatie in % arbeidsplaatsen xl.000 xl.000 land nijver dien totaal 1995 2020 land nijver dien totaal 1995 2020 bouw heid Sten bouw heid sten Aalten -64-9 42 10 5.7 6.3 Kesteren -6-5 47 18 2.8 3.3 Ammerzoden -23-3 42 23 1.6 1.9 Lichtenvoorde -64 13 78 32 6.7 8.8 Angerio -36 10 53 28 0.9 1.1 Lienden -40 9 55 18 2.0 2.3 Apeldoorn -57 8 42 33 66.8 88.9 Lingewaal -31-25 58 7 2.8 3.0 Arnhem 36 2 32 28 76.7 98.5 Lochem -64 12 75 37 7.5 10.3 Barneveld -51 12 71 42 18.6 26.4 Maasdriel -34 39 63 22 2.7 3.3 Bemmel -41-5 42 22 4.1 5.0 Maurik -17-8 41 23 1.5 1.8 Bergh -63 26 59 36 5.3 7.2 Millingen a/d R -50 0 68 48 0.7 1.1 Beuningen -44 36 71 5.2 8.8 Neede -60 6 23 5 3.1 3.3 Borculo -57-33 46-3 3.5 3.5 Neerijnen -18-31 74 16 3.1 3.6 Brakel 24 7 52 33 1.4 1.8 Nijkerk -56 13 75 47 9.8 14.5 Brummen -51-19 26 2 7.0 7.1 Nijmegen -38 12 54 46 70.8 103.2 Buren -5 15 43 24 2.4 3.0 Nunspeet -52 8 51 32 8.5 11.3 Culemborg -47 5 48 35 8.5 11.5 Oldebroek -51 9 42 23 5.7 7.0 Didam -46 14 44 24 5.7 7.1 Putten -54 11 54 30 6.0 7.8 Dinxperlo -69 12 56 25 2.6 3.2 Renkum -57-14 33 24 10.0 12.4 Dodewaard -18-11 66 8 1.2 1.3 Rheden -63-5 27 15 13.4 15.4 Doesburg -60-12 70 40 2.8 4.0 Rijnwaarden -35-7 58 23 2.1 2.5 Doetinchem -71 11 56 39 22.3 31.0 Rossum -8 57 58 34 0.7 1.0 Druten -29-1 61 36 5.9 8.0 Rozendaal 0 0 57 57 0.2 0.4 Duiven -43 46 94 79 6.5 11.6 Ruurlo -59 47 38 7 2.3 2.5 Echteld -38 0 51 22 1.9 2.4 Scherpenzeel -40 11 51 31 3.1 4.0 Ede -49 5 72 48 37.4 55.5 Steenderen -63-12 21-16 1.7 1.5 Eibergen -60-6 41 7 6.4 6.9 Tiel -32 1 66 47 13.8 20.3 Elburg -57 15 79 50 5.5 8.3 Ubbergen -26-38 43 26 2.0 2.5 Eist -29 35 163 97 4.6 9.0 Valburg -30-5 56 30 3.4 4.5 Epe -49 1 40 21 8.7 10.5 Voorst -54-4 30 10 8.3 9.1 Ermelo -56-15 32 21 10.2 12.3 Vorden -57-6 24 1 2.6 2.6 Geidermaisen -15 26 61 44 10.0 14.3 Wageningen -67-4 36 31 13.3 17.4 Gendringen -60 28 40 23 5.1 6.2 Warnsveld -70-4 7 2 2.3 2.3 Gendt -30 14 56 27 1.8 2.2 Wehi -65 20 33 13 2.0 2.3 Gorssel -63-13 29 5 3.5 3.7 West Maas en -34-5 46 16 4.9 5.7 Groenlo -67 22 69 39 5.4 7.5 Westervoort -33 17 78 64 1.6 2.6 Groesbeek -19 24 41 34 4.9 6.6 Wijchen -40 33 74 56 9.7 15.1 Harderwijk -59 38 60 52 14.5 22.1 Winterswijk -67 20 38 23 11.6 14.3 Hattem -57 9 50 27 2.6 3.3 Wisch -66 19 57 31 7.8 10.2 Hedel -28 45 64 48 1.7 2.4 Zaltbommel -29 4 58 41 5.2 7.3 Heerde -55-10 49 18 5.3 6.2 Zeihem -61-2 42 4 3.4 3.5 Heerewaarden -20-14 88 15 0.3 0.3 Zevenaar -37-8 56 33 10.3 13.7 Zutphen 0 4 33 27 14.6 18.5 Hengelo -64 9 29 1 2.3 2.3 Heteren -35 35 104 62 1.8 2.9 Veluwe -52 8 51 36 228 309 Heumen -47-32 63 25 3.2 4.0 Achterhoek -62 8 45 22 136 166 Hoeveiaken -44 10 32 25 3.3 4.1 Am / Nijm -33 7 48 38 252 347 Huissen -2-4 40 20 3.8 4.5 ZW-Gelderland -21 4 57 32 70 93 Hummelo en K -61 8 37-2 0.9 0.9 Gelderland -46 7 50 33 686 914 Kerkwijk -9-4 43 18 1.9 2.3-38 -3 49 33 5872 7802 Bron: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland

van de centrumgemeenten wordt veelal opgevangen door de buurgemeente. Zo heeft bijvoorbeeld Duiven een belangrijke opvangfunctie voor Arnhem gehad. De recentelijke Arnhemse behoefte aan nieuw bedrijventerrein is vrijwel geheel gerealiseerd op Duivens grondgebied. De geraamde groeiverschillen tussen de gemeenten zijn voor een belangrijk deel de resultante van de planologische en fysieke uitbreidingsmogelijkheden. Daarnaast is de economische structuur bepalend voor de toekomstige groeipotentie. Gemiddeld wordt bij de tien gemeenten met de laagste groeiverwachting (Steenderen, Borculo, Hummelo en Keppel, Vorden, Hengelo, Warnsveld, Brummen, Zelhem, Gorsel, Neede) een stagionaire werkgelegenheid voorzien terwijl het Gelderse groeigemiddelde op +33% staat. Gemeenschappelijk kenmerk van deze gemeenten is dat zij allen in de Achterhoek liggen en een zwakke sectorstructuur bezitten. Veertig tot vijftig procent van de lokale arbeidsplaatsen zijn te vinden in traditionele sectoren als landbouw en industrie. In deze gemeenten moet rekening worden gehouden met een verdere afkalving van de landbouw van gemiddeld 60%. Voorts blijft de groei van de dienstensector achter. Het soort dienstverlening dat in de toekomst de meeste groei zal doormaken, is naar verhouding minder sterk in deze gemeenten vertegenwoordigd. Toptwintig van agrarische-, industriele en diensten-georiënteerde gemeenten (sectorale werkgelegenheid in procenten van de totale werkgelegenheid) Landbouw % Nijverheid % Diensten % 1 Brakel 33 Groenlo 59 Rozendaal 98 2 Hummelo & Keppel 32 Dodewaard 57 Wageningen 91 3 Kerkwijk 32 Dinxperlo 51 Arnhem 88 4 Rossum 32 Heerewaarden 46 Warnsveld 84 5 Maasdriel 29 Lingewaal 46 Ermelo 82 6 Ruurlo 28 Steenderen 46 Renkum 81 7 Steenderen 25 Hattem 42 Westervoort 81 8 Neerijnen 24 Gendringen 42 Ubbergen 80 9 Zelhem 23 Brummen 41 Nijmegen 80 10 Maurik 22 Didam 41 Hoevelaken 80 11 Buren 21 Neede 39 Millingen a/d Rijn 79 12 Hengelo 21 Lichtenvoorde 38 Apeldoorn 78 13 Lienden 21 Rijnwaarden 38 Zutphen 77 14 Eibergen 19 Scherpenzeel 38 Duiven 76 15 Vorden 19 Wisch 37 Groesbeek 75 16 Heerewaarden 18 Gendt 37 Tiel 75 17 Gorssel 18 Kesteren 36 Ede 74 18 Wehi 17 Hedel 36 Zaltbommel 74 19 Borculo 16 Heerde 35 Culemborg 72 20 Valburg 16 Borculo 33 Harderwijk 71 Bron: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland, situatie 1998 15

Onderzoeksresultaten REGIONAAL werkgelegenheid in personen, banen van 12 uur of meer: Gelderse COROP-gebieden Gelderland voor de jaren: 1973 tlm 2000 2005 2010 2015 2020 LOKAAL werkgelegenheid in personen, banen van 12 uur of meer: voor de jaren: 1995 2000 2005 2010 2015 2020 Gelderse gemeenten

rkgelegenheid, banen van 12 uur of meer, X 0 personen, 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 LANDBOUW 348 344 341 337 330 325 319 318 310 307 310 311 312 311 304 299 Voedings- en genotmid.ind. Chem.- kunst- en rubberind Metaalindustrie Overige industrie 212 208 202 194 190 128 130 128 124 122 524 531 525 505 488 421 402 381 361 352 186 118 477 344 184 115 468 344 181 177 171 116 115 112 467 464 429 339 320 304 165 113 408 290 166 112 404 287 166 165 167 162 116 122 124 416 423 429 418 290 296 297 301 INDUSTRIE 1285 1271 1236 1184 1152 1125 1111 1103 1066 1016 976 969 988 4 1015 5 BOUWNIJVERHEID 517 494 479 468 482 491 504 492 436 389 354 356 360 373 378 380 Handel Transport- en corn. bedr. Bank- en verzekeringswezen Overige tertiaire diensten Kwartaire diensten 767 771 773 773 777 322 327 330 328 327 161 158 161 164 166 520 526 537 553 570 536 559 580 595 605 787 327 170 589 617 798 330 174 608 633 807 793 755 339 337 330 181 185 183 622 622 611 658 678 683 745 328 180 607 685 753 328 183 628 696 763 780 799 809 339 350 348 336 187 190 193 194 651 674 714 826 707 722 734 728 DIENSTEN 2296 2341 2381 2413 2445 2490 2543 2607 2615 2562 2545 2588 2647 2716 2788 2893 OVERHEID 615 629 649 670 689 702 714 732 749 758 755 758 765 770 777 760 TOTAAL 5061 5079 5086 5072 5098 5133 5191 5252 5176 5032 4940 4982 5072 5174 5262 5337 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2005 2010 2015 2020 LANDBOUW 294 295 289 292 289 287 276 274 267 260 255 251 236 209 192 171 Voedings- en genotmid.ind. Chem.- kunst- en rubbennd Metaalindustrie Overige industrie 167 166 169 167 169 127 131 130 131 126 421 430 429 423 401 311 312 312 310 307 163 118 381 299 162 114 379 293 161 159 158 112 112 113 383 383 383 290 293 295 158 115 389 296 158 117 394 296 172 156 138 129 136 146 152 156 395 387 364 328 288 268 244 213 INDUSTRIE 1026 1039 1040 1031 3 961 948 946 947 949 958 965 991 957 898 826 BOUWNIJVERHEID 389 389 390 389 388 384 390 402 413 416 415 415 416 447 448 467 Handel Transport- en corn. bedr. Bank- en verzekeringswez. Overige tertiaire diensten Kwartaire diensten 842 878 915 942 951 347 350 357 368 364 199 197 201 200 201 857 908 937 977 996 726 757 778 800 802 945 356 201 1046 823 974 362 200 1115 854 2 1036 1073 369 374 383 204 204 203 4 1288 1371 863 875 896 1101 388 203 1419 910 1130 393 203 1468 925 1135 1196 1240 1252 390 400 406 398 202 192 196 198 1539 1743 2033 2350 990 1086 1175 1294 DIENSTEN 2971 3090 3188 3287 3314 3371 3605 3642 3777 3926 4021 4119 4256 4617 5050 5492 OVERHEID 761 759 753 752 747 756 753 747 760 766 773 779 791 816 833 846 TOTAAL 5441 5672 5660 5751 5741 5759 5872 6011 6164 6317 6422 6529 6690 7046 7421 7802 1973-1997: basis gegevens: Nationale Rekeningen 1975-1996, CBS! CEP1975-1998 en Werkdocument No. 89, CPB 1998-2020: CEP98 en Werkdocument No. 89, CPB wking: Bureau Economisch Onderzoek. afdeling Economische Zaken, Provincie Geldeiland

Werkgelegenheid, banen van 12 uur of meer, X 0 personen, Gelderland 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 IÇ 1 LANDBOUW 59.3 58.0 58.4 58.3 56.5 65.7 55.8 54.8 53.7 53.2 53.4 53.5 52.9 52.6 50.9 4 2 Voedings- en genotmid.ind. 3 Chem.- kunst- en rubberind. 4 Metaalindustrie S Overige industrie 24.6 25.3 24.4 24.1 23.3 15.6 15.3 14.8 13.6 13.0 49.9 50.5 49.9 47.0 46.6 58.3 55.5 53.7 49.9 47.8 22.5 12.3 46.4 46.2 23.2 11.7 45.3 45.8 22.9 22.4 21.8 11.8 11.7 11.4 45.1 42.8 40.2 45.7 43.0 40.5 20.8 12.2 36.7 37.9 20.7 11.7 36.8 38.1 20.7 21.0 21.2 2 12.3 12.7 12.6 1 38.7 40.3 41.4 4 37.7 38.5 39.2 3 2-5 INDUSTRIE 148.4 146.6 142.8 134.6 130.7 127.4 126.0 125.5 119.9 113.9 107.6 107.3 109.4 112.5 114.4 11 6 BOUWNIJVERHEID 58.7 55.3 51.7 52.6 547 56.4 59.0 59.0 50.3 44.7 39.1 40.5 39.8 41.5 42.0 4 8 Handel 8 Transport- en corn. bedr. 9 Bank- en verzekeringswezen 10 Overige tertiaire diensten 11 Kwartaire diensten 75.1 77.6 75.8 79.0 78.9 20.1 19.5 19.6 19.5 22.2 16.1 16.1 16.2 16.5 16.6 49.5 51.3 53.1 54.0 57.1 60.1 64.3 66.9 69.9 71.7 81.5 22.4 15.8 59.3 73.7 84.3 22.7 16.0 60.9 74.4 86.5 84.1 82.7 23.2 22.7 22.9 16.4 16.5 16.5 61.4 63.2 63.8 75.6 78.8 79.0 82.3 22.1 18.3 62.7 77.4 82.1 22.6 17.9 68.2 80.5 84.6 81.7 83.6 8 23.4 23.3 23.8 2 17.5 17.7 18.2 1 70.3 75.2 81.6 8 83.4 83.9 84.7 8 8-11 DIENSTEN 220.9 228.8 232.6 238.9 246.5 252.7 258.3 263.1 265.3 264.9 262.8 271.3 279.2 281.8 291.9 30 12 OVERHEID 68.1 71.2 73.1 76.5 77.4 78.7 80.6 82.8 83.0 84.1 84.3 84.3 85.7 86.5 85.5 8 1-12 TOTAAL 555.4 559.9 558.6 560.9 565.8 570.9 579.7 585.2 572.2 860.8 547.2 556.9 567.0 574.8 584.7 59 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2005 2010 2015 21 1 LANDBOUW 47.2 47.7 46.6 46.7 46.3 45.7 43.9 42.8 41.5 40.0 39.0 38.3 34.8 30.4 27.5 2 2 Voedings. en genotrnid.ind. 3 Chem.- kunst- en rubbeflnd. 4 Metaalindustrie S Overige industrie 22.6 22.8 23.1 22.9 23.0 13.2 13.6 14.0 14.0 13.4 42.2 444 45.3 45.6 44.2 40.4 41.0 42.1 42.0 40.6 22.1 13.2 43.1 38.7 21.6 13.1 43.9 38.7 21.4 21.1 21.0 13.4 13.3 13.4 46.1 47.3 48.3 38.4 39.2 39.5 21.2 13.7 50.3 39.9 21.3 14.0 52.4 39.9 23.5 21.7 19.6 1 162 17.3 17.7 1 57.7 58.8 56.0 5 38.7 35.6 31.7 2 2-5 INDUSTRIE 118.4 121.8 124.5 124.5 121.2 117.1 117.3 119.3.9 122.2 125.1 127.6 136.1 133.4 125.0 11 6 BOUWNIJVERHEID 45.2 46.3 47.2 47.6 47.0 46.8 47.8 48.8 50.5 51.4 51.9 52.3 54.6 60.1 61.0 6 7 Handel 8 Transport. en corn. bedr. 9 Bank- en verzekeringswez. 10 Overige tertiaire diensten 11 Kwartaire diensten 91.6 95.2 99.4 103.6 104.7 27.1 29.4 30.9 31.4 31.2 18.6 19.5 19.8 19.8 19.8 91.5 97.2 101.9 108.2 112.0 89.6 92.1 96.0 98.6.6 105.5 31.2 20.0 115.3 102.1 108.5 32.0 19.8 122.0 105.6 111.0 114.5 118.4 32.7 33.6 35.2 20.6 22.2 22.0 128.3 132.2 140.3 108.6 110.9 113.8 121.4 36.4 22.0 145.6 115.9 124.6 37.5 22.0 151.3 118.0 127.7 134.7 139.7 14 39.1 41.7 43.2 4 21.9 20.3 20.9 2 164.6 185.2 211.7 23 127.3 140.3 151.9 16 8-11 DIENSTEN 318.4 333.4 348.0 361.6 368.3 374.1 387.9 401.2 413.4 429.7 441.3 453.4 480.6 522.2 567.4 61 12 OVERHEID 86.7 86.3 86.9 87.0 86.9 86.9 88.6 88.6 89.7 90.5 91.5 92.2 94.1 97.1 99.0 10 1-12 TOTAAL 615.9 635.5 653.2 667.4 669.7 670.6 685.5 700.7 716.0 733.8 748.8 763.8 800.1 843.2 879.9 91 Bron: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland

?rkgelegenheid, banen van 12 uur of meer, X 0 personen, Corop-gebied Veluwe 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 LANDBOUW 18.2 18.1 18.1 17.9 17.9 17.6 17.6 17.4 17.2 17.1 16.6 16.4 16.3 16.3 15.8 14.7 Voedings- en genotmid.ind. Chem.- kunst- en rubberind. Metaalindustrie Overige industrie 10.8 11.0 10.8 10.8 10.6 5.2 5.1 4.7 4.7 4.7 13.2 13.4 13.5 12.8 12.2 13.3 12.3 12.4 11.7 10.8 10.1 4.6 12.4 10.8 10.4 4.3 12.3 10.6 10.3 9.8 9.6 4.3 4.4 4.3 12.4 12.0 11.6 10.5 10.2 9.5 9.1 4.3 10.5 8.8 9.3 4.3 10.1 8.9 9.1 9.1 9.3 9.7 4.5 4.7 4.7 4.6 10.6 11.0 11.3 11.8 8.9 8.9 9.5 9.7 INDUSTRIE 42.5 41.8 41.4 40.0 38.2 37.9 37.6 37.5 36.4 35.0 32.7 32.6 33.1 33.7 34.8 35.8 BOUWNIJVERHEID 17.6 17.3 15.8 16.4 17.5 17.7 18.9 18.7 16.6 14.2 12.7 13.2 13.7 13.8 14.3 15.4 Handel Transport- en corn. bedr. Bank- en verzekeringswezen Overige tertiaire diensten Kwartaire diensten 23.8 24.5 24.5 26.1 26.5 5.1 5.2 5.2 5.5 6.6 5.7 5.4 6.3 5.6 5.8 17.1 17.4 19.3 18.3 21.0 17.0 18.5 19.9 21.5 21.6 28.0 6.8 5.3 20.5 22.5 27.8 6.8 5.2 20.2 22.7 29.2 29.4 28.4 6.6 6.4 6.7 6.4 5.3 5.2 20.6 22.0 21.1 22.7 22.9 23.5 26.8 6.6 6.8 18.2 23.8 26.6 6.6 6.9 20.9 25.7 27.0 26.8 27.2 29.0 6.9 7.0 7.1 7.7 6.9 7.0 7.4 7.4 22.6 24.5 26.0 28.3 26.4 27.2 27.4 28.7 1 DIENSTEN 68.7 71.0 74.2 77.0 81.5 83.1 82.7 84.5 86.0 84.9 82.2 86.7 89.8 92.5 95.1 101.1 OVERHEID 24.9 26.0 27.0 27.8 28.4 29.2 30.0 30.7 30.9 31.6 31.1 30.2 29.6 30.1 29.6 30.3 2 TOTAAL 171.9 174.2 176.5 179.1 183.5 185.5 186.8 188.8 187.1 182.8 175.3 179.1 182.5 186.4 189.6 197.3 1989 1990 1991 1992 1993 1994 199$ 1996 1997 1998 1999 2000 2005 2010 2015 2020 LANDBOUW 14.2 14.1 13.8 13.7 13.6 13.4 12.8 12.4 12.0 11.6 11.3 11.1 10.0 8.6 7.4 6.1 Voedings- en genotmid.ind. Chem.- kunst- en rubberind. Metaalindustrie Overige industrie 10.0 10.2 10.3 10.3 10.2 4.7 4.7 4.8 4.8 4.7 11.6 12.3 12.5 12.9 12.6 9.8 9.8 10.3 10.1 9.9 9.6 4.8 12.0 9.3 9.2 4.8 12.0 9.7 9.1 9.0 9.0 4.8 4.8 4.8 12.6 12.8 13.0 9.5 9.5 9.6 9.1 4.9 13.4 9.7 9.1 4.9 13.8 9.7 10.0 9.3 8.4 8.0 5.2 5.3 5.4 5.5 14.7 14.9 14.3 12.9 9.6 8.9 8.0 6.9 INDUSTRIE 36.1 37.0 37.9 38.1 37.4 35.7 35.7 36.0 36.1 36.4 37.1 37.5 39.5 38.4 36.1 33.3 BOUWNIJVERHEID 16.0 16.0 16.2 16.4 16.0 16.1 16.3 17.0 18.1 18.4 18.6 18.8 19.6 21.6 22.0 23.1 Handel Transport- en corn. bedr. Bank- en verzekeringswez. Overige tertiaire diensten Kwartaire diensten 30.7 32.2 33.7 35.3 35.8 7.7 8.3 9.0 9.0 9.1 7.4 8.1 8.4 8.3 8.4 30.3 32.4 34.1 36.1 37.9 29.4 30.0 31.4 33.2 33.6 36.5 9.5 8.6 38.0 34.3 37.3 9.6 8.5 40.0 35.3 38.3 39.5 41.1 9.9 10.7 11.2 9.2 10.0 9.9 42.0 43.7 46.5 35.7 36.8 37.9 42.3 11.6 9.9 48.1 38.7 43.6 11.9 9.9 49.8 39.6 445 47.3 49.3 49.9 12.3 13.0 13.5 13.3 9.9 8.8 9.3 9.5 52.6 59.4 69.1 79.7 43.2 48.1 52.4 58.0 DIENSTEN 105.5 111.0 116.6 121.9 124.8 126.9 130.7 135.1 140.7 146.6 150.6 154.8 162.4 176.6 193.6 210.4 OVERHEID 30.5 29.9 30.8 31.3 31.3 30.8 32.1 32.4 32.7 32.9 33.2 33.4 34.1 35.0 35.5 35.9 2 TOTAAL 202.3 208.0 215.3 221.4 223.1 222.9 227.6 232.9 239.6 245.9 250.8 255.6 265.6 280.2 294.6 308.8 n: Bureau Economisch Onderzoek. afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland

Werkgelegenheid, banen van 12 uur of meer, X 0 personen, Corop-gebied Achterhoek 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1 LANDBOUW 2 Voodings- en genotmid.ind. 3 Chem.- kunst- en rubberind. 4 Metaalindustrie S Overige industrie 2-5 INDUSTRIE 6 BOUWNIJVERHEID 8 Handel 8 Transport- en corn. bedr. 9 Bank- en verzekeringswezen 10 Overige tertiaire diensten 11 Kwartaire diensten 8-11 DIENSTEN 12 OVERHEID 1-12 TOTAAL 23.2 22.2 22.4 22.5 22.2 22.0 21.1 21.0 20.6 20.2 20.3 19.9 19.3 18.8 18.0 5.4 55 5.3 5.1 4.8 5.1 5.5 5.6 5.6 5.5 5.1 5.3 5.2 5.5 5.6 1.7 1.5 1.4 1.2 1.1 1.1 1.1 1.1 1.2 1.2 1.5 13 1.4 1.5 1.6 11.2 11.5 11.4 11.3 11.2 10.7 10.5 10.6 10.0 9.2 8.5 8.7 9.3 9.8 10.1 18.7 18.3 17.7 16.1 15.6 14.9 15.4 15.4 14.0 13.8 13.0 12.9 12.9 13.3 13.3 37.0 36.8 35.8 33.7 32.7 31.8 32.5 32.7 30.8 29.7 28.1 28.2 28.8 30.1 30.6 11.1 10.4 9.7 10.6 10.9 11.3 11.7 11.5 10.0 8.7 8.2 7.3 7.1 8.1 8.1 17.1 175 17.5 18.4 17.4 17.8 18.6 18.0 16.1 16.8 17.4 18.0 17.9 16.4 16.8 4.8 4.7 4.2 4.0 4.4 4.9 45 4.5 4.4 4.6 4.1 4.5 4.8 4.3 4.5 1.7 1.7 1.8 1.8 1.8 1.8 1.9 1.9 2.0 2.0 2.1 2.1 2.1 2.2 2.2 8.1 8.1 8.5 8.4 8.7 9.5 11.2 11.5 11.0 11.1 11.3 12.2 11.3 13.3 13.5 10.5 11.1 11.1 11.6 11.8 12.0 12.3 12.0 12.9 13.1 12.8 13.4 14.0 14.3 14.4 42.2 43.1 43.1 44.2 44.1 46.0 48.5 47.9 46.4 47.6 47.7 50.2 50.1 50.5 51.4 11.5 12.2 12.5 12.9 13.2 13.2 13.3 13.3 13.5 13.3 13.3 13.0 13.5 13.8 13.6 125.0 124.7 123.5 123.9 123.1 124.3 127.1 126.4 121.3 119.5 117.6 118.6 118.8 121.3 121.7 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2005 2010 2015 1 LANDBOUW 2 Voedings- en genotmid.ind. 3 Chem.- kunst- en rubberind. 4 Metaalindustrie 5 Overige industrie 2-5 INDUSTRIE 6 BOUWNIJVERHEID 8 Handel 8 Transport- en corn. bedr. 9 Bank- en verzekenngswez. 10 Overige tertiaire diensten 11 Kwartaire diensten 8-11 DIENSTEN 12 OVERHEID 1-12 TOTAAL 16.7 16.7 16.1 15.9 15.8 15.7 14.9 14.4 13.8 13.2 12.7 12.3 10.1 8.5 7.2 57 5.9 6.0 6.0 5.9 5.6 5.4 5.4 5.1 5.0 5.0 5.0 5.4 4.8 4.2 1.6 1.7 1.8 1.9 1.8 1.7 1.7 1.8 2.0 2.1 2.2 2.4 3.0 3.4 3.5 10.7 11.3 11.6 11.7 11.4 11.6 11.6 12.2 12.5 12.9 13.6 14.3 16.4 16.8 15.9 13.2 13.7 14.0 14.1 13.5 13.3 12.8 12.9 12.9 13.0 13.1 13.1 12.7 11.8 10.7 31.2 32.6 33.4 33.7 32.6 32.2 31.5 32.3 32.5 33.0 33.9 34.8 37.5 36.8 34.3 8.7 9.0 9.4 9.6 9.4 9.6 9.9 10.2 10.4 10.7 10.9 11.1 12.0 13.3 13.5 17.9 18.5 19.5 20.0 20.0 19.8 20.2 20.6 21.3 21.8 22.2 22.6 22.7 23.6 24.2 4.8 5.2 5.4 5.5 53 5.3 54 5.3 55 5.7 5.8 5.9 5.8 6.1 6.2 2.2 2.2 2.2 2.4 2.2 2.3 2.1 2.0 2.2 2.2 2.2 2.2 2.2 2.1 2.1 14.9 15.8 16.6 17.3 18.0 18.8 19.5 20.5 21.1 22.4 23.3 24.2 26.3 29.4 33.1 15.1 15.9 16.6 17.3 17.6 17.8 18.5 19.1 18.8 19.4 19.8 20.2 22.0 24.6 27.0 54.9 57.6 60.3 62.5 63.1 64.0 65.7 67.5 68.9 71.5 73.3 75.1 79.0 85.8 92.6 13.7 13.6 13.9 13.8 13.6 13.8 13.6 13.5 14.3 14.4 14.6 14.7 15.1 153 15.5 125.2 129.5 133.1 1355 134.5 135.0 135.6 137.9 139.9 142.8 145.4 1480 153.7 159.7 163.1 Bron: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland

rkgelegenheid, banen van 12 uur of meer, X 0 personen, Corop-gebied Arnhem/Nijmegen 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 LANDBOUW 9.2 8.9 9.1 9.2 8.2 8.2 8.8 8.3 8.2 8.2 8.6 8.5 8.5 8.5 8.3 7.6 Voedings-en genotmid.ind. 6.1 6.5 6.2 6.0 6.0 5.8 5.7 5.5 5.5 5.2 5.2 5.0 5.3 5.3 5.3 5.4 Chem.- kunst- en rubberind. 7.5 7.7 7.4 6.3 5.8 5.4 5.1 5.3 5.0 4.7 5.2 4.9 5.1 5.1 4.9 5.1 Metaalindustrie 21.3 21.4 20.6 19.0 18.8 18.8 18.4 17.9 16.8 15.6 14.4 14.9 15.7 16.1 16.3 15.5 Overige industrie 18.0 16.7 16.0 15.0 14.5 13.8 13.5 13.6 12.7 11.5 10.9 11.2 11.1 11.2 11.2 11.1 INDUSTRIE 52.9 52.3 50.2 46.3 45.1 43.8 42.7 42.3 40.0 37.0 35.7 36.0 37.2 37.7 37.7 37.1 BOUWNIJVERHEID 23.9 22.7 21.4 20.6 21.2 22.7 23.1 23.2 19.2 17.1 14.1 14.9 14.1 15.1 14.4 14.7 Handel 28.4 28.7 28.3 28.1 27.9 28.6 30.0 30.5 29.9 28.5 28.6 28.8 30.6 28.7 29.8 31.1 Transport- en corn. bedr. 8.2 7.7 8.1 7.8 8.8 8.4 9.0 9.6 9.4 9.2 8.9 9.2 9.6 9.7 9.9 10.3 Bank- en verzekeringswezen 7.9 8.2 8.2 8.2 8.1 8.0 8.2 8.4 8.4 8.5 8.4 7.9 7.6 7.6 7.7 8.2 Overige tertiaire diensten 21.2 22.9 22.4 23.7 23.7 26.0 26.0 25.3 25.9 27.2 28.5 30.2 31.6 32.0 36.7 37.4 Kwartaire diensten 29.5 31.2 32.5 33.3 34.7 35.6 35.3 36.8 38.8 38.1 36.6 37.1 38.8 38.1 38.6 39.6 DIENSTEN 95.2 98.7 99.5 101.1 103.2 106.6 108.5 110.6 112.4 111.5 111.0 113.2 118.2 116.1 122.7 126.6 OVERHEID 27.9 29.0 29.4 31.5 31.4 32.2 32.7 33.7 33.6 34.1 345 35.9 37.2 36.6 36.5 37.3 TOTAAL 209.1 211.6 209.6 208.7 209.1 213.5 215.8 218.1 213.4 207.9 203.9 208.5 215.2 214.0 219.6 223.3 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2005 2010 2015 2020 LANDBOUW 7.6 7.9 7.8 8.0 7.7 7.5 7.3 7.2 7.1 6.9 6.8 6.7 6.4 5.8 5.4 4.9 Voedings- en genotrnid.ind. 5.8 5.6 5.6 5.3 5.5 5.6 5.7 5.6 5.6 5.6 5.7 5.8 6.6 6.2 5.7 5.5 Chem.- kunst- en rubberind. 5.3 5.7 5.7 5.7 5.1 5.0 4.9 5.1 4.8 4.8 4.9 4.9 6.0 6.4 6.5 6.4 Metaalindustrie 15.9 16.5 16.6 16.4 15.6 15.2 15.9 16.7 17.3 17.6 18.3 19.1 21.0 21.4 20.4 18.4 Overige industrie 11.7 11.8 11.9 11.8 11.2 10.5 10.5 10.6 11.2 11.3 11.4 11.4 10.9 9.9 8.6 7.0 INDUSTRIE 38.7 39.6 39.8 39.2 37.4 36.3 37.0 38.0 38.9 39.3 40.3 41.2 44.5 43.9 41.2 37.3 BOUWNIJVERHEID 14.8 15.2 15.4 15.5 15.2 14.8 15.0 15.0 15.3 15.5 15.5 15.4 15.5 17.3 17.4 18.5 Handel 32.1 32.9 33.9 35.2 35.7 35.4 36.3 37.2 38.4 39.6 40.6 41.6 42.7 44.9 46.5 47.1 Transport-en corn. bedr. 12.0 12.8 13.3 13.5 13.5 13.1 13.8 14.0 13.6 14.3 14.9 15.5 16.8 18.1 18.9 18.9 Bank- en verzekeringswez. 8.0 8.1 8.2 8.0 8.0 7.9 8.0 8.2 8.8 8.8 8.8 8.8 8.7 8.3 8.4 8.6 Overige tertiaire diensten 39.5 41.6 43.3 46.2 47.1 48.8 51.9 54.3 55.4 58.5 60.8 63.3 70.9 79.3 89.3 99.7 Kwartaire diensten 39.8 40.8 42.4 42.2 43.5 44.0 45.6 47.3 48.7 49.7 50.5 51.2 54.5 59.4 63.8 69.8 DIENSTEN 131.4 136.2 141.1 145.1 147.8 149.2 155.6 161.0 164.9 170.9 175.6 180.4 193.6 210.0 226.9 244.1 OVERHEID 36.7 37.2 36.7 36.4 36.5 37.0 37.1 37.0 36.8 37.2 37.6 38.0 38.6 40.2 41.2 42.0 TOTAAL 229.2 236.1 240.8 244.2 244.6 244.8 252.0 258.2 263.0 269.8 275.8 281.7 298.6 317.2 332.1 346.8 Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland

Werkgelegenheid, banen van 12 uur of meer, X 0 personen, Corop-gebied Zuidwest-Gelderland 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1 LANDBOUW 8.7 8.8 8.8 8.7 8.2 7.9 8.3 8.1 7.7 7.7 7.9 8.7 8.8 8.9 8.8 2 Voedings- en genotmid.ind. 3 Chem.- kunst- en rubberind. 4 Metaalindustrie 6 Overige industrie 2.3 2.3 2.1 2.2 1.2 1.0 1.3 1.4 4.2 4.2 4.4 3.9 8.3 8.2 7.6 7.1 2.0 1.4 4.4 6.9 1.5 1.2 4.5 6.7 1.6 1.5 1.5 1.2 1.1 1.1 4.1 4.2 4.0 6.3 6.2 6.1 1.5 1.4 1.2 1.2 3.8 3.3 5.7 5.2 1.1 1.2 3.1 5.1 1.1 1.1 1.0 1.3 1.4 1.4 3.1 3.4 3.7 4.8 5.1 5.2 2-5 INDUSTRIE 16.0 15.7 15.4 14.6 14.7 13.9 13.2 13.0 12.7 12.2 11.1 10.5 10.3 11.0 11.3 6 BOUWNIJVERHEID 6.1 4.9 4.8 6.0 5.1 4.7 5.3 5.6 4.5 4.7 4.1 5.1 4.9 4.5 5.2 8 Handel 8 Transport- en corn. bedr. 9 Bank- en verzekeringswezen 10 Overige tertiaire diensten 11 Kwartaire diensten 5.8 6.9 6.5 6.4 2.0 1.9 2.1 2.2 0.8 0.8 0.9 0.9 3.1 2.9 2.9 3.6 3.1 3.6 3.4 3.5 7.1 2.4 0.9 3.7 3.6 7.1 2.3 0.7 3.3 3.6 7.9 8.8 8.7 2.4 2.5 2.5 0.7 0.7 0.8 3.5 4.0 4.3 4.1 4.1 4.2 9.0 9.5 2.4 2.5 0.8 1.0 4.4 4.7 4.3 4.2 8.7 2.3 1.0 4.9 4.3 9.1 9.8 9.8 2.1 2.3 2.3 0.9 0.9 0.9 4.8 5.4 5.4 4.2 4.3 4.3 8-11 DIENSTEN 14.8 16.0 15.8 16.5 17.7 17.0 18.6 20.1 20.5 20.9 21.9 21.2 21.1 22.7 22.7 12 OVERHEID 3.8 4.0 4.2 4.3 4.4 4.1 4.6 5.1 5.0 5.1 5.4 5.2 5.4 6.0 5.8 1-12 TOTAAL 49.4 49.4 49.0 49.2 50.1 47.6 50.0 51.9 50.4 50.6 50.4 50.7 50.5 53.1 53.8 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2005 2010 2015 1 LANDBOUW 8.7 9.0 8.9 9.1 9.2 9.1 8.9 8.8 8.6 8.3 8.2 8.2 8.3 7.5 7.5 2 Voedings- en genotmid.ind. 3 Chern.- kunst- en rubberind. 4 Metaalindustrie 5 Overige industrie 1.1 1.1 1.2 1.3 1.6 1.5 1.7 1.6 4.0 4.3 4.6 4.6 5.7 5.7 5.9 6.0 1.4 1.8 4.6 6.0 1.3 1.7 4.3 5.6 1.3 1.3 1.4 1.7 1.7 1.7 4.4 4.6 4.7 5.7 5.4 5.6 1.4 1.4 1.7 1.7 4.8 5.0 5.6 5.7 1.4 1.8 5.2 5.7 1.5 1.4 1.3 2.0 2.2 2.3 5.6 6.7 5.4 6.5 5.0 4.4 2-5 INDUSTRIE 12.4 12.6 13.4 13.5 13.8 12.9 13.1 13.0 13.4 13.5 13.8 14.1 14.6 14.3 13.4 6 BOUWNIJVERHEID 5.7 6.1 6.2 6.1 6.4 6.3 6.6 6.6 6.7 6.8 6.9 7.0 7.4 7.9 8.1 8 Handel 8 Transport- en corn. bedr. 9 Bank- en verzekeringswez. 10 Overige tertiaire diensten 11 Kwartaire diensten 10.9 11.6 12.3 13.1 2.6 3.1 3.2 3.4 1.0 1.1 1.0 1.1 6.8 7.4 7.9 8.6 5.3 5.4 5.6 5.9 13.2 3.3 1.2 9.0 5.9 13.8 3.3 1.2 9.7 6.0 14.7 14.9 15.3 3.2 3.5 3.8 1.2 1.2 1.2 10.6 11.5 12.0 6.2 6.5 6.6 15.9 16.3 4.0 4.1 1.1 1.1 12.9 13.4 6.8 6.9 16.8 4.2 1.1 14.0 7.0 17.8 18.9 19.7 4.2 4.5 4.6 1.1 1.1 1.1 14.9 17.1 20.2 7.6 8.2 8.7 8-11 DIENSTEN 26.6 28.6 30.0 32.1 32.6 34.0 35.9 37.6 38.9 40.7 41.8 43.1 46.6 49.8 54.3 12 OVERHEID 5.8 5.6 6.5 5.5 5.5 5.6 5.8 5.7 6.9 6.0 6.1 6.1 6.3 6.6 6.8 1-12 TOTAAL 59.2 61.9 64.0 66.3 67.5 67.9 70.3 71.7 73.5 75.3 76.8 78.5 82.2 86.1 90.1 Bron: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland

Werkgelegenheid (banen van 12 uur uur of meer) X 1.000 personen, 1995 Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Aalten 1.0 1.6 3.2 5.8 Kesteren 0.5 1.1 1.2 2.8 Ammerzoden 0.3 0.3 1.0 1.6 Lichtenvoorde 1.0 2.7 3.1 6.8 Angerlo 0.1 0.2 0.5 0.8 Lienden 0.5 0.5 0.9 1.9 Apeldoorn 1.1 13.6 52.0 66.7 Lingewaal 0.3 1.4 1.1 2.8 Arnhem 0.2 9.9 66.6 76.7 Lochem 1.2 1.9 4.5 7.6 Barneveld 2.2 4.7 11.7 18.6 Maasdriel 1.0 0.6 1.1 2.7 Bemmel 0.6 0.6 2.9 4.1 Maurik 0.4 0.1 1.0 1.5 Bergh 0.6 1.4 3.3 5.3 Millingen a/d R 0.1 0.1 0.6 0.8 Beuningen 0.4 1.5 3.3 5.2 Neede 0.4 1.1 1.6 3.1 Borculo 0.6 1.3 1.6 3.5 Neerijnen 0.8 1.0 1.3 3.1 Brakel 0.5 0.3 0.6 1.4 Nijkerk 0.6 3.1 6.1 9.8 Brummen 0.4 2.9 3.6 6.9 Nijmegen 0.1 13.5 57.2 70.8 Buren 0.6 0.7 1.2 2.5 Nunspeet 0.5 2.6 5.5 8.6 Culemborg 0.2 2.1 6.2 8.5 Oldebroek 0.6 1.6 3.5 5.7 Didam 0.5 2.4 2.8 5.7 Putten 0.8 1.3 3.8 5.9 Dinxperlo 0.2 1.4 1.0 2.6 Renkum 0.1 1.9 8.0 10.0 Dodewaard 0.2 0.7 0.3 1.2 Rheden 0.3 4.2 8.9 13.4 Doesburg 0.0 0.9 1.8 2.7 Rijnwaarden 0.2 0.9 1.0 2.1 Doetinchem 0.4 7.5 14.4 22.3 Rossum 0.3 0.1 0.3 0.7 Druten 0.3 1.9 3.7 5.9 Rozendaal 0.0 0.0 0.2 0.2 Duiven 0.4 1.1 5.0 6.5 Ruurto 0.8 0.4 1.2 2.4 Echteld 0.3 0.6 1.0 1.9 Scherpenzeel 0.2 1.2 1.7 3.1 Ede 2.9 7.9 26.6 37.4 Steenderen 0.5 0.7 0.5 1.7 Eibergen 1.5 1.4 3.5 6.4 Tiel 0.3 3.6 9.9 13.8 Elburg 0.4 1.5 3.5 5.4 Ubbergen 0.2 0.3 1.6 2.1 Eist 0.6 1.5 2.5 4.6 Valburg 0.6 0.6 2.2 3.4 Epe 0.7 2.4 5.5 8.6 Voorst 1.2 1.7 5.3 8.2 Ermelo 0.5 1.6 8.1 10.2 Vorden 0.5 0.5 1.5 2.5 Geldermaisen 1.0 2.5 6.4 9.9 Wageningen 0.2 1.1 12.0 13.3 Gendringen 0.6 1.9 2.5 5.0 Warnsveld 0.1 0.3 1.9 2.3 Gendt 0.3 0.6 0.8 1.7 WehI 0.4 0.3 1.3 2.0 Gorssel 0.7 0.5 2.4 3.6 West Maas en 0.9 1.5 2.5 4.9 Groenlo 0.1 3.0 2.2 5.3 Westervoort 0.0 0.3 1.3 1.6 Groesbeek 0.3 0.9 3.8 5.0 Wijchen 0.5 2.8 6.4 9.7 Harderwijk 0.2 3.7 10.6 14.5 Winterswijk 1.2 3.1 7.4 11.7 Hattem 0.1 1.1 1.4 2.6 Wisch 0.7 2.8 4.2 7.7 Hedel 0.2 0.5 0.9 1.6 Zaltbommel 0.1 1.4 3.6 5.1 Heerde 0.4 2.1 2.8 5.3 Zelhem 0.9 0.9 1.6 3.4 Heerewaarden 0.0 0.1 0.1 0.2 Zevenaar 0.3 3.3 6.7 10.3 Zutphen 0.2 3.1 11.4 14.7 Hengelo 0.6 0.6 1.2 2.4 Heteren 0.3 0.5 1.0 1.8 Veluwe 12.8 52.0 162.8 227.6 Heumen 0.3 0.9 2.0 3.2 Achterhoek 14.9 41.4 79.3 135.6 Floeveiaken 0.1 0.6 2.6 3.3 Am / Nijm 7.3 52.0 192.7 252.0 Huissen 0.5 1.2 2.0 3.7 ZW-Gelderland 8.9 19.7 41.7 70.3 Hummelo en K 0.3 0.1 0.5 0.9 Gelderland 43.9 165.1 476.5 685.5 Kerkwijk 0.7 0.3 1.0 2.0 276.4 1337.6 4257.6 5871.6 Bron regio's en gemeenten: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland Bron : CEP98 1 Economie en Fysieke Omgeving, CPB

Werkgelegenheid (banen van 12 uur uur of meer) X 1.000 personen, 2000 Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Aalten 0.8 1.7 3.4 5.9 Kesteren 0.5 1.1 1.5 3.1 Ammerzoden 0.2 0.3 1.2 1.7 Lichtenvoorde 0.8 3.0 3.9 7.7 Angerlo 0.1 0.2 0.6 0.9 Lienden 0.4 0.7 1.1 2.2 Apeldoorn 0.9 15.0 58.0 73.9 Lingewaal 0.3 1.3 1.3 2.9 Arnhem 0.3 10.0 73.2 83.5 Lochem 1.0 2.1 5.9 9.0 Barneveld 1.9 5.1 14.5 21.5 Maasdriel 0.8 0.8 1.4 3.0 Bemmel 0.5 0.7 3.0 4.2 Maurik 0.3 0.2 1.1 1.6 Bergh 0.5 1.7 4.1 6.3 Millingen a!d R 0.0 0.1 0.7 0.8 Beuningen 0.3 1.7 4.4 6.4 Neede 0.4 1.3 1.7 3.4 Borculo 0.5 1.1 1.8 3.4 Neerijnen 0.8 0.8 1.7 3.3 Brakel 0.5 0.3 0.7 1.5 Nijkerk 0.5 3.4 7.4 11.3 Brummen 0.4 3.0 3.9 7.3 Nijmegen 0.1 15.5 64.1 79.7 Buren 0.5 0.8 1.3 2.6 Nunspeet 0.4 2.8 6.4 9.6 Culemborg 0.1 2.5 6.9 9.5 Oldebroek 0.6 1.7 4.2 6.5 Didam 0.4 2.5 3.3 6.2 Putten 0.7 1.4 4.5 6.6 Dinxperlo 0.1 1.5 1.3 2.9 Renkum 0.1 2.0 8.9 11.0 Dodewaard 0.2 0.7 0.4 1.3 Rheden 0.1 4.3 10.0 14.4 Doesburg 0.0 0.9 2.3 3.2 Rijnwaarden 0.2 0.9 1.2 2.3 Doetinchem 0.3 8.1 16.7 25.1 Rossum 0.2 0.2 0.4 0.8 Druten 0.3 2.0 4.1 6.4 Rozendaal 0.0 0.0 0.3 0.3 Duiven 0.3 1.7 6.8 8.8 Ruurlo 0.6 0.6 1.3 2.5 Echteid 0.3 0.6 1.2 2.1 Scherpenzeel 0.1 1.4 2.1 3.6 Ede 2.5 8.3 33.0 43.8 Steenderen 0.4 0.8 0.5 1.7 Elbergen 1.2 1.6 4.2 7.0 Tiel 0.2 3.8 11.8 15.8 Eiburg 0.4 1.7 4.6 6.7 Ubbergen 0.2 0.2 1.7 2.1 Eist 0.6 1.8 3.6 6.0 Valburg 0.6 0.6 2.6 3.8 Epe 0.7 2.7 6.2 9.6 Voorst 1.0 1.8 5.7 8.5 Ermelo 0.4 1.5 8.9 10.8 Vorden 0.4 0.6 1.6 2.6 Geidermalsen 1.0 2.9 7.6 11.5 Wageningen 0.2 1.1 13.0 14.3 Gendnngen 0.5 2.4 2.8 5.7 Warnsveld 0.1 0.3 1.8 2.2 Gendt 0.2 0.7 1.0 1.9 Wehl 0.3 0.3 1.4 2.0 Gorssel 0.6 0.4 2.5 3.5 West Maas en 0.8 1.6 2.9 5.3 Groenlo 0.1 3.6 2.5 6.2 Westervoort 0.0 0.4 1.7 2.1 Groesbeek 0.3 1.1 4.2 5.6 Wijchen 0.5 3.5 7.6 11.6 Harderwijk 0.2 4.5 11.8 16.5 Winterswijk 1.0 3.4 7.8 12.2 Hattem 0.1 1.2 1.7 3.0 Wisch 0.6 3.3 4.9 8.8 Hedel 0.2 0.8 1.2 2.2 Zaltbommel 0.1 1.4 4.3 5.8 Heerde 0.3 2.0 3.3 5.6 Zelhem 0.7 0.9 1.8 3.4 Heerewaarden 0.0 0.1 0.1 0.2 Zevenaar 0.2 3.1 7.3 10.6 Zutphen 0.1 3.5 12.1 15.7 Hengelo 0.5 0.6 1.3 2.4 Heteren 0.3 0.6 1.4 2.3 Veluwe 11.1 56.3 188.2 255.6 Heumen 0.3 0.7 2.4 3.4 Achterhoek 12.3 45.9 89.8 148.0 Hoevelaken 0.1 0.7 3.0 3.8 Am / Nijm 6.7 56.6 218.4 281.7 Huissen 0.6 1.3 2.2 4.1 ZW-Gelderland 8.2 21.1 49.2 78.5 Hummelo en K 0.3 0.1 0.5 0.9 Gelderland 38.3 179.9 545.6 763.8 Kerkwijk 0.6 0.3 1.1 2.0 250.7 1381.1 4899.1 6530.9 Bron regio's en gemeenten: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland Bron : CEP98 1 Economie en Fysieke Omgeving, CPB

Werkgelegenheid (banen van 12 uur uur of meer) X 1.000 personen, 2005 Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Aalten 0.6 1.8 3.6 6.0 Kesteren 0.5 1.1 1.5 3.1 Ammerzoden 0.2 0.3 1.2 1.7 Lichtenvoorde 0.6 3.2 4.2 8.0 Angerlo 0.1 0.2 0.6 0.9 Lienden 0.4 0.7 1.1 2.2 Apeldoorn 0.8 15.7 60.3 76.8 Lingewaal 0.3 1.3 1.3 2.9 Arnhem 0.3 10.6 76.3 87.2 Lochem 0.8 2.3 6.3 9.4 Barneveld 1.7 5.3 15.3 22.3 Maasdriel 0.8 0.8 1.5 3.1 Bemmel 0.5 0.7 3.2 4.4 Maurik 0.3 0.2 1.1 1.6 Bergh 0.4 1.9 4.2 6.5 Millingen ald R 0.0 0.1 0.7 0.8 Beuningen 0.3 2.0 5.0 7.3 Neede 0.3 1.4 1.7 3.4 Borculo 0.5 1.1 1.9 3.5 Neerijnen 0.8 0.8 1.8 3.4 Brakel 0.6 0.4 0.7 1.1 Nijkerk 0.5 3.7 7.9 12.1 Brummen 0.4 3.0 3.9 7.3 Nijmegen 0.1 16.5 69.1 85.7 Buren 0.6 0.9 1.3 2.8 Nunspeet 0.4 3.0 6.6 10.0 Culemborg 0.1 2.6 7.3 10.0 Oldebroek 0.5 1.8 4.2 6.5 Didam 0.4 2.7 3.3 6.4 Putten 0.6 1.5 4.7 6.8 Dinxperlo 0.1 1.6 1.3 3.0 Renkum 0.0 2.0 9.2 11.2 Dodewaard 0.2 0.8 0.4 1.4 Rheden 0.1 4.5 10.1 14.7 Doesburg 0.0 1.0 2.5 3.5 Rijnwaarden 0.2 0.9 1.3 2.4 Doetinchem 0.2 8.9 17.9 27.0 Rossum 0.3 0.2 0.4 0.9 Druten 0.3 2.1 4.4 6.8 Rozendaal 0.0 0.0 0.3 0.3 Duiven 0.3 1.8 7.3 9.4 Ruurlo 0.5 0.6 1.3 2.4 Echteld 0.3 0.6 1.3 2.2 Scherpenzeel 0.1 1.4 2.1 3.6 Ede 2.3 8.8 35.2 46.3 Steenderen 0.3 0.8 0.5 1.6 Eibergen 1.0 1.6 4.3 6.9 Tiel 0.2 4.0 12.8 17.0 Elburg 0.3 1.8 4.8 6.9 Ubbergen 0.2 0.2 1.8 2.2 Eist 0.5 2.0 4.4 6.9 Valburg 0.6 0.6 2.8 4.0 Epe 0.6 2.7 6.3 9.6 Voorst 0.9 1.8 5.8 8.5 Ermelo 0.3 1.6 9.0 10.9 Vorden 0.4 0.6 1.6 2.6 Geldermalsen 1.0 3.1 8.0 12.1 Wageningen 0.1 1.1 13.4 14.6 Gendnngen 0.4 2.6 2.9 5.9 Warnsveld 0.1 0.3 1.8 2.2 Gendt 0.2 0.7 1.0 1.9 Wehi 0.2 0.3 1.4 1.9 Gorssel 0.5 0.5 2.6 3.6 West Maas en 0.8 1.6 3.0 5.4 Groenlo 0.1 4.0 2.7 6.8 Westervoort 0.0 0.4 1.8 2.2 Groesbeek 0.3 1.1 4.3 5.7 Wijchen 0.4 3.7 8.3 12.4 Harderwijk 0.2 4.9 12.6 17.7 Winterswijk 0.8 3.8 8.3 12.9 Hattem 0.1 1.3 1.7 3.1 Wisch 0.5 3.6 5.2 9.3 Hedel 0.2 0.8 1.3 2.3 Zaltbommel 0.1 1.5 4.6 6.2 Heerde 0.3 2.1 3.4 5.8 Zelhem 0.6 0.9 1.9 3.4 Heerewaarden 0.0 0.1 0.1 0.2 Zevenaar 0.2 3.4 8.0 11.6 Zutphen 0.1 3.8 12.7 16.6 Hengelo 0.4 0.7 1.3 2.4 Heteren 0.3 0.6 1.6 2.5 Veluwe 10.0 59.1 196.5 265.6 Heumen 0.3 0.7 2.5 3.5 Achterhoek 10.1 49.5 94.1 153.7 Hoevelaken 0.1 0.7 3.0 3.8 Am / Nijm 6.4 60.0 232.2 298.6 Huissen 0.6 1.3 2.3 4.2 ZW-Gelderland 8.3 22.0 51.9 82.2 Hummelo en K 0.2 0.2 0.5 0.9 Gelderland 34.8 190.6 574.7 800.1 Kerkwijk 0.7 0.3 1.1 2.1 235.7 1405.9 5046.9 6688.5 Bron regio's en gemeenten: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland Bron : CEP'98 1 Economie en Fysieke Omgeving, CPB

Werkgelegenheid (banen van 12 uur uur of meer) X 1.000 personen, 2010 Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Aalten 0.5 1.7 3.9 6.1 Kesteren 0.5 1.1 1.6 3.2 Ammerzoden 0.2 0.3 1.3 1.8 Lichtenvoorde 0.5 3.3 4.6 8.4 Angerlo 0.1 0.2 0.7 1.0 Lienden 0.4 0.6 1.2 2.2 Apeldoorn 0.7 15.9 64.3 80.9 Lingewaal 0.2 1.2 1.5 2.9 Arnhem 0.3 10.9 80.2 91.4 Lochem 0.7 2.3 6.7 9.7 Barneveld 1.5 5.5 16.8 23.8 Maasdriel 0.7 0.9 1.6 3.2 Bemmel 0.5 0.7 3.5 4.7 Maurik 0.3 0.1 1.2 1.6 Bergh 0.4 1.9 4.6 6.9 Millingen a/d R 0.0 0.1 0.8 0.9 Beuningen 0.3 2.1 5.5 7.9 Neede 0.3 1.4 1.8 3.5 Borculo 0.4 1.1 2.0 3.5 Neerijnen 0.7 0.8 2.0 3.5 Brakel 0.5 0.4 0.8 1.7 Nijkerk 0.4 3.7 8.8 12.9 Brummen 0.3 2.8 4.1 7.2 Nijmegen 0.1 16.8 75.3 92.2 Buren 0.5 0.9 1.4 2.8 Nunspeet 0.3 3.0 7.1 10.4 Culemborg 0.1 2.6 7.9 10.6 Oldebroek 0.4 1.8 4.5 6.7 Didam 0.3 2.8 3.6 6.7 Putten 0.6 1.5 5.1 7.2 Dinxperlo 0.1 1.7 1.4 3.2 Renkum 0.0 1.9 9.7 11.6 Dodewaard 0.2 0.7 0.5 1.4 Rheden 0.1 4.5 10.5 15.1 Doesburg 0.0 1.0 2.7 3.7 Rijnwaarden 0.1 0.9 1.4 2.4 Doetinchem 0.2 9.2 19.4 28.8 Rossum 0.2 0.2 0.4 0.8 Druten 0.3 2.2 4.9 7.4 Rozendaal 0.0 0.0 0.3 0.3 Duiven 0.3 1.9 8.1 10.3 Ruurlo 0.5 0.6 1.4 2.5 Echteld 0.2 0.6 1.4 2.2 Scherpenzeel 0.1 1.4 2.3 3.8 Ede 2.0 8.9 38.4 49.3 Steenderen 0.3 0.8 0.6 1.7 Eibergen 0.9 1.6 4.5 7.0 Tiel 0.2 4.0 14.0 18.2 Elburg 0.3 1.9 5.3 7.5 Ubbergen 0.2 0.2 1.9 2.3 Eist 0.5 2.1 5.2 7.8 Valburg 0.5 0.6 3.0 4.1 Epe 0.5 2.7 6.7 9.9 Voorst 0.8 1.8 6.1 8.7 Ermelo 0.3 1.5 9.6 11.4 Vorden 0.3 0.6 1.7 2.6 Geldermalsen 0.9 3.3 8.8 13.0 Wageningen 0.1 1.1 14.3 15.5 Gendringen 0.4 2.7 3.1 6.2 Wamsveld 0.0 0.3 1.9 2.2 Gendt 0.2 0.8 1.1 2.1 Wehi 0.2 0.4 1.5 2.1 Gorssel 0.4 0.5 2.7 3.6 West Maas en 0.7 1.6 3.3 5.6 Groenlo 0.1 4.1 3.1 7.3 Westervoort 0.0 0.4 2.0 2.4 Groesbeek 0.3 1.1 4.6 6.0 Wijchen 0.4 3.9 9.3 13.6 Harderwijk 0.1 5.2 13.9 19.2 Winterswijk 0.6 4.0 8.9 13.5 Hattem 0.1 1.3 1.8 3.2 Wisch 0.4 3.7 5.7 9.8 Hedel 0.1 0.8 1.4 2.3 Zaitbommel 0.1 1.6 4.9 6.6 Heerde 0.3 2.1 3.6 6.0 Zelhem 0.5 0.9 2.0 3.4 Heerewaarden 0.0 0.1 0.1 0.2 Zevenaar 0.2 3.3 8.8 12.3 Zutphen 0.1 3.8 13.5 17.4 Hengelo 0.3 0.7 1.4 2.4 Heteren 0.2 0.7 1.7 2.6 Veluwe 8.6 60.0 211.6 280.2 Heumen 0.2 0.7 2.8 3.7 Achterhoek 8.5 50.1 101.1 159.7 Hoevelaken 0.1 0.7 3.1 3.9 Am / Nijm 5.8 61.2 250.2 317.2 Huissen 0.5 1.3 2.5 4.3 ZW-Gelderland 7.5 22.2 56.4 86.1 Hummelo en K 0.2 0.2 0.6 1.0 Gelderland 30.4 193.5 619.3 843.2 Kerkwijk 0.6 0.3 1.2 2.1 209.5 1403.8 5434.0 7047.3 Bron regio's en gemeenten: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland Bron : CEP98 1 Economie en Fysieke Omgeving, CPB

Werkgelegenheid (banen van 12 uur uur of meer) X 1.000 personen, 2015 Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Aalten 0.4 1.6 4.2 6.2 Kesteren 0.5 1.1 1.7 3.3 Ammerzoden 0.2 0.3 1.4 1.9 Lichtenvoorde 0.4 3.2 5.0 8.6 Angerlo 0.1 0.2 0.7 1.0 Lienden 0.3 0.6 1.3 2.2 Apeldoorn 0.6 15.3 69.1 85.0 Lingewaal 0.2 1.1 1.6 2.9 Arnhem 0.3 10.6 84.2 95.1 Lochem 0.6 2.2 7.3 10.1 Barneveld 1.3 5.4 18.5 25.2 Maasdriel 0.7 0.9 1.7 3.3 Bemmel 0.4 0.6 3.8 4.8 Maurik 0.3 0.1 1.3 1.7 Bergh 0.3 1.8 4.9 7.0 Millingen ald R 0.0 0.1 0.9 1.0 Beuningen 0.3 2.0 6.1 8.4 Neede 0.2 1.3 1.9 3.4 Borcuio 0.3 1.0 2.1 3.4 Neerijnen 0.7 0.7 2.1 3.5 Brakel 0.6 0.3 0.9 1.8 Nijkerk 0.3 3.6 9.8 13.7 Brummen 0.3 2.6 4.3 7.2 Nijmegen 0.1 16.0 81.6 97.7 Buren 0.5 0.9 1.6 3.0 Nunspeet 0.3 2.9 7.7 10.9 Culemborg 0.1 2.4 8.5 11.0 Oldebroek 0.4 1.7 4.8 6.9 Didam 0.3 2.8 3.9 7.0 Putten 0.5 1.5 5.5 7.5 Dinxperlo 0.1 1.6 1.5 3.2 Renkum 0.0 1.8 10.2 12.0 Dodewaard 0.1 0.7 0.5 1.3 Rheden 0.1 4.3 10.9 15.3 Doesburg 0.0 0.9 2.9 3.8 Rijnwaarden 0.1 0.9 1.5 2.5 Doetinchem 0.1 8.9 20.9 29.9 Rossum 0.2 0.2 0.5 0.9 Druten 0.3 2.0 5.4 7.7 Rozendaal 0.0 0.0 0.3 0.3 Duiven 0.2 1.8 8.9 10.9 Ruurlo 0.4 0.6 1.5 2.5 Echteld 0.2 0.6 1.5 2.3 Scherpenzeel 0.1 1.4 2.4 3.9 Ede 1.8 8.6 42.1 52.5 Steenderen 0.2 0.7 0.6 1.5 Eibergen 0.8 1.5 4.7 7.0 Tiel 0.2 3.9 15.2 19.3 Elburg 0.2 1.8 5.8 7.8 Ubbergen 0.2 0.2 2.1 2.5 Eist 0.4 2.1 5.9 8.4 Valburg 0.5 0.6 3.2 4.3 Epe 0.5 2.6 7.2 10.3 Voorst 0.7 1.8 6.5 9.0 Ermelo 0.2 1.5 10.1 11.8 Vorden 0.3 0.5 1.8 2.6 Geldermaisen 0.9 3.3 9.6 13.8 Wageningen 0.1 1.1 15.2 16.4 Gendnngen 0.3 2.6 3.3 6.2 Warnsveld 0.0 0.3 1.9 2.2 Gendt 0.2 0.7 1.2 2.1 Wehi 0.2 0.4 1.6 2.2 Gorssel 0.3 0.4 2.9 3.6 West Maas en 0.7 1.5 3.5 5.7 Groenlo 0.1 3.9 3.4 7.4 Westervoort 0.0 0.4 2.1 2.5 Groesbeek 0.3 1.1 4.9 6.3 Wijchen 0.4 3.8 10.2 14.4 Harderwijk 0.1 5.2 15.4 20.7 Winterswijk 0.5 3.9 9.5 13.9 Hattem 0.1 1.2 1.9 3.2 Wisch 0.3 3.6 6.2 10.1 Hedel 0.1 0.8 1.5 2.4 Zaltbommel 0.1 1.5 5.3 6.9 Heerde 0.2 2.0 3.9 6.1 Zelhem 0.4 0.9 2.2 3.5 Heerewaarden 0.0 0.1 0.1 0.2 Zevenaar 0.2 3.2 9.6 13.0 Zutphen 0.2 3.5 14.3 18.0 Hengelo 0.3 0.7 1.4 2.4 Heteren 0.2 0.6 1.9 2.7 Veluwe 7.4 58.1 229.1 294.6 Heumen 0.2 0.7 3.0 3.9 Achterhoek 7.2 47.8 108.1 163.1 Hoevelaken 0.1 0.7 3.3 4.1 Arn! Nijm 5.4 58.6 268.1 332.1 Huissen 0.5 1.2 2.7 4.4 ZW-Gelderland 7.5 21.5 61.1 90.1 Hummeio en K 0.2 0.1 0.6 0.9 Gelderland 27.5 186.0 666.4 879.9 Kerkwijk 0.6 0.3 1.3 2.2 191.9 1345.4 5883.1 7420.4 Bron regio's en gemeenten: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland Bron : CEP'98 / Economie en Fysieke Omgeving, CPB

Werkgelegenheid (banen van 12 uur uur of meer) X 1.000 personen, 2020 Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Landbouw Nijverheid Diensten Totaal Aalten 0.3 1.5 4.5 6.3 Kesteren 0.4 1.0 1.8 3.2 Ammerzoden 0.2 0.3 1.4 1.9 Lichtenvoorde 0.4 3.0 5.4 8.8 Angerlo 0.1 0.2 0.8 1.1 Lienden 0.3 0.6 1.4 2.3 Apeldoorn 0.5 14.8 73.7 89.0 Lingewaal 0.2 1.0 1.7 2.9 Arnhem 0.3 10.1 88.1 98.5 Lochem 0.4 2.1 7.8 10.3 Barneveld 1.1 5.3 20.1 26.5 Maasdriel 0.7 0.9 1.8 3.4 Bemmel 0.4 0.6 4.1 5.1 Maurik 0.3 0.1 1.4 1.8 Bergh 0.2 1.7 5.2 7.1 Millingen a/d R 0.0 0.1 0.9 1.0 Beuningen 0.2 2.0 6.6 8.8 Neede 0.2 1.2 1.9 3.3 Borculo 0.3 0.9 2.3 3.5 Neerijnen 0.7 0.7 2.2 3.6 Brakel 0.6 0.3 0.9 1.8 Nijkerk 0.3 3.5 10.7 14.5 Brummen 0.2 2.4 4.5 7.1 Nijmegen 0.1 15.1 88.1 103.3 Buren 0.5 0.8 1.7 3.0 Nunspeet 0.2 2.8 8.3 11.3 Culemborg 0.1 2.2 9.1 11.4 Oldebroek 0.3 1.7 5.0 7.0 Didam 0.3 2.7 4.1 7.1 Putten 0.4 1.5 5.9 7.8 Dinxperlo 0.1 1.6 1.6 3.3 Renkum 0.0 1.6 10.7 12.3 Dodewaard 0.1 0.7 0.5 1.3 Rheden 0.1 4.0 11.3 15.4 Doesburg 0.0 0.8 3.1 3.9 Rijnwaarden 0.1 0.8 1.6 2.5 Doetinchem 0.1 8.4 22.5 31.0 Rossum 0.2 0.2 0.5 0.9 Druten 0.2 1.9 5.9 8.0 Rozendaal 0.0 0.0 0.4 0.4 Duiven 0.2 1.6 9.7 11.5 Ruurlo 0.3 0.6 1.6 2.5 Echteld 0.2 0.6 1.6 2.4 Scherpenzeel 0.1 1.3 2.6 4.0 Ede 1.5 8.3 45.7 55.5 Steenderen 0.2 0.6 0.6 1.4 Eibergen 0.6 1.3 4.9 6.8 Tiel 0.2 3.7 16.4 20.3 Elburg 0.2 1.8 6.3 8.3 Ubbergen 0.1 0.2 21 2.5 Eist 0.4 2.1 6.6 9.1 Valburg 0.4 0.6 3.5 4.5 Epe 0.4 2.4 7.7 10.5 Voorst 0.6 1.7 6.8 9.1 Ermelo 0.2 1.4 10.7 12.3 Vorden 0.2 0.5 1.8 2.5 Geldermaisen 0.9 3.2 10.3 14.4 Wageningen 0.1 1.0 16.3 17.4 Gendringen 0.2 2.5 3.5 6.2 Warnsveld 0.0 0.3 2.0 2.3 Gendt 0.2 0.7 1.3 2.2 WehI 0.1 0.4 1.8 2.3 Gorssel 0.3 0.4 3.0 3.7 West Maas en 0.6 1.4 3.7 5.7 Groenlo 0.1 3.7 3.8 7.6 Westervoort 0.0 0.4 2.2 2.6 Groesbeek 0.3 1.1 5.3 6.7 Wijchen 0.3 3.7 11.1 15.1 Harderwijk 0.1 5.1 16.9 22.1 Winterswijk 0.4 3.7 10.2 14.3 Hattem 0.1 1.2 2.1 3.4 Wisch 0.3 3.3 6.6 10.2 Hedel 0.1 0.8 1.5 2.4 Zaltbommel 0.1 1.5 5.7 7.3 Heerde 0.2 1.9 4.2 6.3 Zelhem 0.3 0.8 2.3 3.4 Heerewaarden 0.0 0.1 0.2 0.3 Zevenaar 0.2 3.1 10.4 13.7 Zutphen 0.2 3.2 15.2 18.6 Hengelo 0.2 0.6 1.5 2.3 Heteren 0.2 0.6 2.1 2.9 Veluwe 6.1 56.4 246.3 308.8 Heumen 0.2 0.6 3.2 4.0 Achterhoek 5.7 44.8 115.3 165.8 Hoevelaken 0.0 0.7 3.4 4.1 Am / Nijm 4.9 55.8 286.1 346.8 Huissen 0.5 1.1 2.8 4.4 ZW-Gelderland 7.1 20.4 65.4 92.9 Hummelo en K 0.1 0.1 0.6 0.8 Gelderland 23.8 177.4 713.1 914.3 Kerkwijk 0.6 0.3 1.4 2.3 170.7 1291.9 6339.0 7801.6 Bron regio's en gemeenten: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland Bron : CEP98 / Economie en Fysieke Omgeving, CPB

Z w Bijlage 1 1 1 1 5 9 8 3 1 Ie (1) Z w 0 C) lt) 1 _J 9 1 ç Lii w 3 z 0 2 id (0 c 0 z (.) zw o cd Lii uj ui w z wa: 0w LU 0 -,w to w 1 1..izQ WO a: ><<N

bijlage 2 Schattingsmodel' historische werkgelegenheidsontwikkeling en prognosemodel per COROP-gebied Inleiding Via de Provinciale Werkgelegenheidsenquête (PWE) wordt jaarlijks inzicht verkregen in de ontwikkeling en structuur van de Gelderse bedrijvigheid. Voor sommige vormen van regionaal economisch onderzoek en beleidsontwikkeling is naast de regionale informatie een landelijk referentiekader gewenst. Bijvoorbeeld voor de positiebepaling van de regio t.o.v. of voor het regionaliseren van landelijke studies en analyses. Via het Landelijk Informatie Systeem Arbeid (LISA) zijn se cijfers beschikbaar die in beginsel vergelijkbaar zijn met de PWE. Het LISA is een samenwerkingsverband van alle regionale werkgelegenheidsregisters waarbij de regionale bestanden worden gebundeld tot een landelijk bestand. Het landelijke bestand bestrijkt weliswaar geheel, maar de kwaliteit van de gegevens per regio varieert nog al. De uniformiteit in definities en procedures over bijschatten en antidateren is nog niet volledig. Een meer-jaren-vergelijking met het landelijke materiaal is daardoor niet goed mogelijk. Dit betekent dat voor ontwikkelingsanalyses LISA op dit moment nog niet een optimaal referentiekader biedt. Structuuranalyses kunnen daarentegen wel worden uitgevoerd. Naast de beschikbaarheid van een landelijk referentiekader is het soms ook nog van belang dat de gegevens qua definitie en bereik aansluiten bij de informatie over beroepsbevolking en werkloosheid. Het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Centraal Planbureau beschikken over historische se werkgelegenheidsgegevens die voldoende plausibel zijn om een meer-jaren-vergelijking te kunnen opstellen en die aansluiten op de overige arbeidsmarktgegevens. Tussen de landelijke werkgelegenheidsreeksen van CBS/CPB en de PWE bestaan echter enige definitieverschillen, zodat een vergelijking tussen de landelijke en regionale ontwikkeling niet zonder meer kan worden gemaakt. Om dit probleem op te lossen is de beschikbare regionale informatie omgewerkt tot een nieuwe werkgelegenheidsreeks die qua definitie en bereik aansluit bij de se cijfers van het CBS en het CPB. Op basis daarvan kunnen regionale ontwikkelingsanalyses worden uitgevoerd in de nationale context en kan de positie ten opzichte van worden bepaald. Daarnaast vormen de historische reeksen de basis voor de modellen waarmee landelijke studies van het CPB kunnen worden geregionaliseerd. In deze bijlage worden de werkgelegenheidsreeksen gepresenteerd van de Gelderse Corop-gebieden, Gelderland en. Voorts is verantwoord op welke wijze de historische reeksen zijn geschat en wordt het model gepresenteerd waarmee de werkgelegenheidsprognoses worden opgesteld die jaarlijks in de Provinciale Economische Verkenning worden gepubliceerd. Tenslotte zijn vooruitberekeningen tot 2020 opgenomen. ' Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland

Definitie Ten aanzien van de werkgelegenheidsdefinitie is aansluiting gezocht bij de lange termijn studie 'Economie en Fysieke omgeving' van het CPB en bij de definitie van de arbeidsmarktgegevens van de 'Enquête Beroepsbevolking' van het CBS: De werkgelegenheidscijfers zijn jaargemiddelden en hebben betrekking op alle banen met een gemiddelde werkweek van 12 uur of meer en betreffen alle arbeidskrachten, d.w.z. werknemers, zelfstandigen en meewerkende gezinsleden en militairen (excl. dienstplichtigen). Interpretatie van de historische reeksen 1973-1997 De regionale cijfers zijn geconstrueerde reeksen waaraan meerdere bronnen ten grondslag liggen. De cijfers zijn consistent zijn met de landelijke gegevens van het CBS/CPB (Arbeidsvolume cijfers van het CBS, omgerekend door het CPB tot aantallen werkzame persomen met een baan van 12 uur of meer). Hierdoor kunnen de regionale ontwikkelingen in een s perspectief worden geplaatst en bieden de reeksen houvast bij het regionaliseren van CPB-studies. Om de vergelijkbaarheid met de landelijke cijfers te waarborgen is de werkgelegenheidsstructuur ontleend aan een bron die nationaal en regionaal voorhanden is. Om die reden is het basisjaar 1990 afgeleid van de Statistiek Werkzame Personen (CBS), aangevuld met de Landbouwtelling (CBS). Voor de werkgelegenheidsontwikkeling in de jaren 1973-1986 is gebruik gemaakt van alle beschikbare regionale informatiebronnen met de nadruk op de Statistiek Werkzame Personen. Vanaf 1987 zijn de ontwikkelingen per sector conform de Provinciale Werkgelegenheidsenquête. Voor de landbouw is steeds de Landbouwtelling als berekeningsgrondslag gebruikt. De relaties en de verschillen tussen de geconstrueerde reeksen en de PWE-cijfers zijn als volgt: - de geconstrueerde reeksen zijn jaargemiddelden terwijl de PWE als peildatum 1 mei heeft; - de omvang van de werkgelegenheid per sector van het basisjaar 1990 is afgeleid van CBS-materiaal. Hierdoor wijkt de omvang en de structuur van de werkgelegenheid iets af van de PWE; - voor de periode 1987-1997 zijn de relatieve mutaties per sector ontleend aan de PWE, zodat er op sectoraalniveau geen ontwikkelingsverschillen bestaan tussen de PWE en de geconstrueerde reeksen. - de urengrens ligt bij de geconstrueerde reeksen op 12 uur, in de PWE wordt de totale werkgelegenheid gemeten ongeacht de duur van de werkweek. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen banen van minder dan 15 uur per week en banen van 15 uur of meer. Prognose werkgelegenheid 1998-2020 Bij de regionale prognoses is uitgegaan van de nationale prognoses van het CPB. Voor de korte termijn (1998-2000) is dat geweest het 'Centraal Economisch Plan 1998' (CPB, 1998). Voor de lange termijn (2000-2020) is gebruik gemaakt van de ontwikkelingen volgens 'Economie en fysieke omgeving' (CPB, 1997), scenario Global Competition. 2

Sectorindeling De sectorindeling is conform de indeling die het Centraal Planbureau tot 1998 heeft gebruikt in de bijlage van het Centraal Economisch Plan en die ook is gebruikt in de lange-termijn-prognose 'Economie en fysieke omgeving'. Bedrijfstakken indeling naar SBI-code'74 1 LANDBOUW 2 Voedings- en genotmiddelenindustrie 3 Chemische- rubber en kunststofindustrie 4 Metaalindustrie 5 Overige industrie 2-5 INDUSTRIE 7 BOUWNIJVERHEID 8 Handel 9 Transport- en communicatie bedrijven 10 Bank- en verzekeringswezen 11 Overige tertiaire diensten 12 Quartaire diensten 8-12 DIENSTEN 13 OVERHEID 1-13 TOTAAL 0 20,21 29, 30, 31 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39 excl. 39.5 1, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 32, 40 1,2, 3, 4 (excl. 39.5) 5 61, 62, 63, 64,65,66 7 81,82 67, 68, 83, 84, 85, 98, 99 91, 93, 94, 95, 96, 97 6-9 (excl. 90,92) 90, 92 (excl. dienstplichtigen) 0 tlm 9 (excl. 39.5) 3

Schattingsmodel' historische werkgelegenheid per regio Inleiding Ten behoeve van het regionaal economisch onderzoek bestaat er behoefte aan een regionale werkgelegenheidsreeks die voldoet aan de volgende criteria: - een tijdreeks van enige omvang; - beschikbaarheid van landelijke en regionale cijfers; - landelijk en regionaal geen definitieverschillen; - landelijk en regionaal een gelijkwaardig bereik onder de populatie; - in de tijd consistent (gecorrigeerd voor trendbreuken, definitiewijzigingen, grote meetfouten etc.); - betrekking op totale werkgelegenheid (zelfstandigen plus loontrekkers); - regelmatige verschijning; - actueel. Beschikbare werkgelegenheidsbronnen Hieronder volgt een korte toetsing van de beschikbare werkgelegenheidsbronnen aan deze criteria. Arbeidsvolume CBS en CPB Definitie: Het arbeidsvolume is een jaargemiddelde van de werkgelegenheid, herleid tot arbeidsjaren, d.w.z. personen die een gedeelte van het jaar werkzaam zijn of die een deeltijdbaan vervullen tellen slechts naar rato mee. Het arbeidsvolume geeft dus het aantal arbeidsjaren weer ongeacht het aantal personen dat daarbij is betrokken. De gegevens hebben betrekking op alle arbeidskrachten die -ongeacht hun nationaliteit en woonplaats- in de regio werkzaam zijn, zowel werknemers als zelfstandigen en meewerkende gezinsleden, zowel burgelijke arbeidskrachten als militaire (exclusief dienstplichtigen) 6. Landelijke cijfers: Het landelijke arbeidsvolume wordt gepubliceerd in de Nationale Rekeningen van het CBS. Het arbeidsvolume is geen statistiek doch een door het CBS geconstrueerde reeks waaraan velerlei bronnen ten grondslag liggen. Daarnaast wordt o.a. via een inputoutput analyse de onderlinge consistentie bewaakt (een verandering in sector a moet corresponderen met een verandering in sector b). Ook hebben zich in de loop der jaren geen definitie wijzigingen voorgedaan waardoor zich in de reeksen geen trendbreuken voordoen. Wel heeft In 1977 en 1987 een revisie van de cijfers plaats gevonden. De gegevens zijn (ten dele) door het CBS en het CPB teruggerekend, zodat een lange reeks cijfers beschikbaar is. Het CPB vervaardigt van het arbeidsvolume landelijke Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland 6 Bron: Nationale Rekeningen, CBS 4

prognoses. Voor 1993 zijn de gegevens beschikbaar volgens sbi74 en sbi'93. Vanaf 1996 worden de cijfers noch uitsluitend gepubliceerd volgens sbi'93. Regionale cijfers: Voor de Provincies en de Corop-gebieden worden arbeidsvolumecijfers gepubliceerd in de Regionaal Economische Jaarcijfers, CBS. Deze cijfers zijn exclusief zelfstandigen. De definitieve cijfers komen op COROP-niveau uit met een vertraging t.o.v. het actuele tijdstip van ca. 3 jaar. Voor 1993 zijn de gegevens beschikbaar volgens sbi74 en sbi'93. Vanaf 1996 worden de cijfers noch uitsluitend gepubliceerd volgens sbi'93. Arbeidsvolume herleidt tot personen, CPB Met behulp van o.a. de AKT en de EBB berekent het Centraal Planbureau de verhouding personen/arbeidsvolume, de zgn. p/a-ratio. Deze verhouding geeft per sector aan hoeveel personen gemiddeld betrokken zijn bij een arbeidsjaar. Vermenigvuldiging van de p/a-ratio met de werkgelegenheid in arbeidsjaren, levert een schatting op van de totale se werkgelegenheid in personen. De landelijke reeks werkzame personen is een afgeleide van het totale arbeidsvolume. Regionale cijfers zijn niet beschikbaar. SWP / JWL, CBS De Statistiek Werkzame Personen is beschikbaar vanaf 1973. Sinds 1993 verschijnt de statistiek onder de naam Jaarlijks onderzoek naar Werkgelegenheid en Lonen. De cijfers hebben betrekking op werknemers. Zelfstandigen en meewerkende gezinsleden worden niet geteld. Vanaf 1984 wordt een urengrens van 1 uur of meer gehanteerd (was daarvoor >15 uur). De informatie is beschikbaar voor, de provincies, de Coropgebieden, de RBA-gebieden en in beperkte mate per gemeente. De cijfers zijn ten dele gebaseerd op steekproefonderzoek. Blijkens opgave van het CBS zijn de uitkomsten niet geschikt voor meer-jaren-vergelijking (veelvuldige definitie wijzigingen, meetfouten e.d.). Voor 1993 zijn de gegevens beschikbaar volgens sbi'74 en sbi93. Vanaf 1994 worden de cijfers noch uitsluitend gepubliceerd volgens sbi93. Kamer van Koophandel(bestand) Handelsregister: De KvK beschikt over een Handelsregister waarin de vestigingen van het regionale bedrijfsleven zijn opgenomen. Jaarlijks enquêteren de Kamers ongeveer 25% van deze vestigingen naar de werkgelegenheid. Dit betekent dat na vier jaar het gehele bestand is doorgenomen. Het Handelsregister bevat alleen gegevens van de "inschrijvingsplichtigen". Het grootste deel van de landbouw, vrije beroepen de nutssector en de quartaire sector vallen daardoor buiten het bereik. Per Kamerdistrict wordt een eigen enquêteringsbeleid gevoerd waardoor de gegevens niet uniform zijn. De werkgelegenheidsgegevens van het Handelsregister verschaffen een indicatie over de omvang van een deel van de regionale werkgelegenheid. De gegevens verschaffen echter geen inzicht over de ontwikkeling, noch over de relatieve positie van de regio's t.o.v.. ERBO: De Enquête-Regionale-Bedrijfs-Ontwikkeling wordt jaarlijks door de KvK's gehouden. De enquête-adressen worden steekproefsgewijs getrokken uit het Handelsregister. De ERBO is gebaseerd op een enquête onder ca. 66.000 se bedrijven. Er wordt gestreefd naar een betrouwbaarheid van 90% en een nauwkeurigheidsmarge van 7,5%. De resultaten zijn opgehoogd naar de totale KvK-populatie (ca. 456.000 bedrijven waarin 5

ruim 3 miljoen personen werkzaam zijn 7). De totale se werkgelegenheid bedraagt volgens het CPB in 1995 bijna 6,6 miljoen personen. Het bereik van de ERBO is dus na ophoging ongeveer 45%. De ERBO wordt verzameld en gepubliceerd op het niveau van de kamerdistricten in. Dit is niet altijd een beleidsrelevante indeling. Op verzoek kunnen via de VVK andere regio 's worden samengesteld (bv. Corop-gebieden). Lange tijdreeksen van gebieden anders dan de kamerdistricten zijn niet beschikbaar. Provinciale Werkgelegenheidsenquête, Provincie Gelderland De Provinciale Werkgelegenheidsenquête (Provincie Gelderland) is een integrale telling en heeft betrekking op de totale werkgelegenheid (exclusief landbouw). Er kan onderscheid worden gemaakt tussen alle banen (d.w.z. >0 uur) en banen ~15. De resultaten zijn binnen Gelderland naar iedere regio samen te stellen. De bedrijven zijn geclassificeerd volgens de SBI'74 en de SB193 respectievelijk op 4 en op 5 digitniveau. In het PWE-bestand is per bedrijf de werkgelegenheidshistorie opgenomen van de laatste tien jaar. Als gevolg van de consistente werkprocedures bij bestandsverbeteringen, verificatie van opmerkelijke bedrijfsontwikkelingen en bijschattingen voor de non-respons, geven de cijfers de reële werkgelegenheidsontwikkeling weer. Vanaf 1987 zijn de gegevens geschikt voor meer-jaren-vergelijking. In het bestand zijn thans ruim 75.000 vestigingen opgenomen. Via het Landelijk Informatie Systeem Arbeid zijn se cijfers beschikbaar die in beginsel vergelijkbaar zijn met de PWE. Het LISA is een samenwerkingsverband van alle regionale werkgelegenheidsregisters waarbij de regionale bestanden worden gebundeld tot een landelijk bestand. Het landelijke bestand bestrijkt weliswaar geheel, maar de kwaliteit van de gegevens per regio varieert. De uniformiteit in definities en procedures over bijschatten en antidateren is nog niet volledig. Bovendien is het aantal historische jaren waarover de se gegevens beschikbaar zijn beperkt. Dit alles leidt tot de conclusie dat een meer-jaren-vergelijking met het landelijke materiaal niet goed mogelijk is. Dit betekent dat voor ontwikkelingsanalyses LISA nog geen referentiekader biedt. Structuuranalyses kunnen daarentegen wel worden uitgevoerd. Vergelijking enquête resultaten en conclusie Vergelijking van de verschillende enquêteresultaten leidt in veel gevallen tot afwijkende - of zelfs tegenstrijdige- conclusies over de werkgelegenheidsontwikkeling. Hoewel over meerdere jaren bezien de trend meestal wel in dezelfde richting wijst, vertonen de jaarop-jaar mutaties veelal grote verschillen. Voor is het arbeidsvolume de enige bron waarop meer-jaren-vergelijkingen kunnen worden gebaseerd. Alle andere werkgelegenheidscijfers vertonen verstoringen als gevolg van definitiewijzigingen, verschillen in respons, meetfouten als gevolg van het steekproefkarakter etc. Vergelijking tussen bijvoorbeeld de se SWP/JWG en het arbeidsvolume laat zien dat de sectorale werkgelegenheid volgens de SWP/JWG van jaar op jaar soms onwaarschijnlijk fluctueert terwijl het arbeidsvolume in de overeenkomstige periode zeer gelijkmatig is verlopen. Landelijk voldoet alleen het totale arbeidsvolume -en de daarvan afgeleide CPB-reeks in werkzame personen- aan de criteria voor een meer-jaren-vergelijking. De landelijke werkgelegenheidsbeschouwingen, modellen en prognoses van het CPB zijn dan ook altijd gebaseerd op de arbeidsvolumecijfers (i ncl. zelfstandigen) van het CBS en Het bedrijfsleven in 1995, WK, Woerden 6

de daarvan afgeleide werkgelegenheid in personen. Deze cijfers bezitten echter geen regionale uitsplitsing. Op regionaal niveau voldoet alleen de PWE aan de eisen, daarvan is echter geen adequaat landelijk referentiekader beschikbaar. Constructie van regionale werkgelegenheidsreeksen Gezien de conclusies uit de vorige paragraaf is er voor gekozen de nationale- en de regionale cijferreeksen op één noemer te brengen door regionale arbeidsvolumecijfers te construeren en deze vervolgens om te rekenen naar werkzame personen met een baan van 12 uur of meer per week. Uitgangspunt is dat de regionale cijfers qua definitie en bereik consistent zijn met de landelijke cijfers. Daarbij zal aansluiting worden gezocht bij de cijfers van het CBS en het CPB. Deze koppeling is vooral van belang voor het landelijke referentiekader en is een voorwaarde om CPB-studies/analyses te kunnen regionaliseren. Gegeven de beschikbaarheid van het landelijke arbeidsvolume komt de constructie van het regionale arbeidsvolume neer op een verdeelvraagstuk: welk deel van het se arbeidsvolume is in welke regio gerealiseerd. Benodigde informatie op nationaal niveau: Nationaal arbeidsvolume 1973-1997 Om op regionaal niveau een reeks arbeidsvolume cijfers te kunnen construeren is in de eerste plaats een consistente nationale reeks nodig. In beginsel kunnen de arbeidsvolume cijfers uit de Nationale Rekeningen daarvoor gebruikt worden. Deze zijn in de loop der tijd echter tweemaal gereviseerd. De gevolgen van de revisie 1977 zijn door het CBS vanaf 1970 teruggerekend zodat de jaren zeventig zonder trendbreuken beschikbaar zijn. Bij de opstelling van de reeks voor de jaren 1973-1986, is gebruik gemaakt van de gereviseerde Nationale Rekeningen. In de revisi&87 zijn de cijfers echter opnieuw gereviseerd. Het jaar 1986 is een zgn. koppeljaar, d.w.z. de cijfers zijn beschikbaar volgens de definities van vôôr en van nâ de revisie'87. De voorgaande jaren (1973-1985) zijn voor de effecten van de revisie gecorrigeerd door alle jaren te vermenigvuldigen met de verhouding (1986 nâ revisie) / (1986 v66r revisie). Op pagina... is een legenda opgenomen. sec, ned a sec, ned = a1986 nr nr sec, ned X a5' t, vr ned a 1986,vr t = 1973-1985 De jaren 1986-1995 zijn ontleend aan de NR'92-'96. De cijfers voor het jaar 1996 zijn een probleem omdat dit jaar alleen beschikbaar is volgens sbi'93 terwijl de hele reeks in sbi'74 is gedefinieerd. Voor 1993 is een conversie tabel beschikbaar. Op basis daarvan zijn de jaren 1994, 1995 en 1996 voor zover mogelijk geconverteerd naar sbi'73. De groei per bedrijfsklasse (CPB-indeling) die uit de geconverteerde tabel naar voren komt is vervolgens geprojecteerd op het jaar 1993 volgens sbi'74. 7

2. sec, ned a sec, ned a sbi '93 sec' ned = x a sbi 74 sec, ned sbi '74 a t-1,sbi '93 t = 1994-1996 De reeks nationale cijfers 1973-1996 is dus ontleend aan de Nationale Rekeningen, waarbij voor de trendbreuken als gevolg van de revisies en de omschakeling naar sbi'93 is ge-corrigeerd. De cijfers voor het jaar 1997 tenslotte zijn ontleend aan het CEP'98, bijlage c4. Nationale p/a-ratio, 1973-1997: Het omrekenen van het arbeidsvolume naar de werkgelegenheid in personen geschiedt met behulp van de p!a-ratio. Het CPB beschikt over een reeks p!a-ratio's per sector (vanaf 1987 tlm het laatste EBB-jaar). Deze cijfers worden vervaardigd in het kader van het CEP en de MEV en zijn geconstrueerd op basis van o.a. de EBB. Daarnaast is een oude reeks beschikbaar voor de jaren 1979-1985 op basis van o.a. de AKT. De reeksen sluiten niet op elkaar aan en er bestaan grote definitieverschillen. Om beide reeksen aan elkaar te kunnen koppelen is het nodig over een gemeenschappelijk jaar te beschikken. Uitgaande van het trendmatige verloop van p!a-ratio's is derhalve voor de oude en de nieuwe reeks het ontbrekende jaar 1986 bijgeschat door middel van extrapolatie van de gemiddelde groei: sec,oud (pia) 1986 = (pia) (p la) sec, oud 1985 sec, oud 1979 ) (116) sec, oud x (p la) 1985 sec, nieuw (p la) = sec, nieuw (pi la) 1985 ( p Ja) ( p la) sec, nieuw 1991 ) (114) sec, nieuw 1987 Het jaar 1986 is een zgn. koppeljaar, d.w.z. de cijfers zijn beschikbaar volgens de definities van de oude reeks en van de nieuwe reeks. De oude reeks (1979-1985) is omgerekend naar de definitie van de nieuwe reeks door alle jaren te vermenigvuldigen met de verhouding (1986 nieuw)! (1986 oud): (P ) ) sec, nieuw 5. = (pi, sec, nieuw a 1986 sec, oud p 1986, la) x (p la) sec, oud t = 1979-1985 8

Tenslotte is de reeks gecompleteerd door de periode 1973-1978 d.m.v. extrapolatie van de jaren 1979-1984 bij te schatten: (p la) sec, nieuw (p la) sec, nieuw ta t = 1973-1978,, sec, nieuw (pi, ia, 1979 sec, nieuw ) (1/5) De voorlopige reeks "nieuw" beslaat intussen de periode 1973 t/m 1997, waarvan de jaren 1987-1997 door het CPB zijn opgesteld, de periode 1979-1986 is bijgeschat op basis de "oude CPB-reeks" en tenslotte de periode 1973-1978 is geraamd op basis van extrapolatie van de periode 1979-1984. Het resultaat van de bijschattingen kan verbeterd worden doordat voor de gehele periode 1973-1997 over een consistente pla-ratio op macroniveau kan worden beschikt (te berekenen cq. over te nemen uit de bijlage van het CEP92 (bijlage E3), CEP'95 (bijlage A7) en CEP'98 (bijlage A7)). Deze macro p/a-ratio kan als randtotaal worden gebruikt. In de laatste schattingsronde zijn de sectorramingen zodanig bijgesteld dat de gewogen sectorratio gelijk wordt aan de macroratio van het CPB. Als eerste stap is daartoe een voorlopige raming gemaakt van de werkgelegenheid in personen: sec, voorlopig t - a sec sec, nieuw x (p ia) t = 1973-1997 vervolgens kan de gewogen sector-ratio worden berekend uit: sec, voorlopig (p la) tot, nieuw = LPt sec ra t t = 1973-1997 De omrekening van voorlopige werkgelegenheid in personen naar definitief verloopt als volgt: p sec, t = tot, CEP (p la) (p la) tot, nieuw X sec, voorlopig Pt t = 1973-1995

t- 61 0) t- t- IN 1) t- - 0 6) 0 0 t- 1010 IN 10 t- t- 0) DS II) - IN 10 D ID ID t- 10 - II) ' t- ' t- D t) 010 II) 0) 10 IN 000010 -.0-0 ) IN - IN ID 0) 0) - 010 - t- IN D t-, 0 II),- 0 IN 10 IN 0 ID t- ) 10 0) D IN IN t- 'D ID ID t- 0 'D - IN 'D t- - t- 10 1) 0 1010 0) 10 «S IN 1)r)000000. -0 0 IN IN 10 0) 0) «S IN t- 1010 IN 0) ID 0 t- 0 t) 0) t- VS ID 0) IN - VS IN «S «S - 00 ID 'D 10V) t- 0 t) 0 IN es ID IN ID F5 «S 010V) IN.F)F)e)000000 1 00 0 IN - IN 0) 0 t- 1010 ID «S F1 0 '6 «S 0 0) 010 '6 «S VS t- '6 ID 6 t- 10 '6 0) 0) IN ID «S IN 0 ID '6 115V) t- 0 «S 10 '6 t, t- IN 115 IN IN 1011)11) 10 10 «S i 0, 000. 0 -. 0. 4'6'6 IN IN r) CP 0) «S ID 11) IN 0 0) IN 0 0 00 '6 '6 «S 0)10 t- IN t- 0 0 VS 10 ID «S F) 10)10 «S ID 10 IN 0 '6 IN ID «S '6 0 - - 10 «S «S t- ID - IN 00,0-00. 0 IN, t'6'6 IN - IN IN 0) 0) 10 010 t- - 5 IN 0-0 «S ID 0 10 t- 10 «S 5 «S'6 '6 ID It) «S 0 t-. t- 1010 t- 1010 IN 0 IN - t- «S «S 0-010 IN 00000.- -0 0 IN..'1'1'66 IN IN 0) 0) ID 0)0)ID.- 0.- lom) IN 0 ID 0 es.- IN - IN.- ID IN - «S «S VS ID 0 «S )'6 t-. IDIOIDO IN 0 IN IN t- t- es -o.- t-'6'6 ID t- - IN.INININ000000 - -e.' 0 O 'l'm'd IN ' IN C. 0) 0) 05 '6101010101010 1S 10 0 IN IN t- '610 0) «S 10115'6 0 t- '6 '6 0) t- t- 10 '6 1DM) VS'6 0. 0 IN - ID t- IN - 0ID IN IN ID ID 0 IN OINt'IINOOOOOO 00-0 0 ei IN6'6 IN IN 0) 10 0) - t- 0510 t- 4 10 «S '6 10 OM) '6 0 -,-.-0) t- 11510 0 IN '6 10 '6 e 10 10 0 n VS '6 '6 Q 0.t- IN IN IN loos 0 VS ID 0) IN INq0o0o o.- 00.- 0 1IS'6 IN 10 10 0) 1-10 10 10 0) I1) 10 0) IN 0)115 «S es 0 «S 10 10 0 IN 0 IN '6- ID «S 101D VS ID t- ID t- «S «S 115 '66 0 0 IN 0 11) t-. t-.0 VS VS 0) IN 000, -: 0 OIN IN'6'6 IN - - t- '6IN '6t- «5 t- W> t- t- 0 ID 0115 IN «S t- VS «1.- '6 '6e)'6 0 05 10 CD )1010'6 ID 115 IS) '6 0-010 - t- t- IN '6 '6 - '6Fl IN «S ID 10 IN 000000.- 00 0 6'6 IN - - 0 IN IN «S «S '6 t- w '6 CD <» IN t- VS '6 t- «S ID '6 0.- '6 t- 11) 10 5005 '6101010 '6 0-010 - t- - IN ID US ' IN IN IN ID 10 IN OIN 00000-00 - 0 ''6'6 IN - 10115 t- IN «5 '6 00) IN t- VS t- t- IN IN 0) '6F) OS ID IN 050) '6 1610 VS'6 0,010 t- ID 10 IN F0000.. 00-0 '6'6 IN c IS 0 'O 0 0 t) > 0 0. 10 0) ID IN 10 t- t- t- 0)'6 115 '6 C> <» IN 10 1150 «S 0).- VS «S «S 10 «S 0 ID )0)10 «S 10115115'6 0-010 t- «1 oe qeeqo - 00 0 t) 10 0) 10 ID IN 10 t- t- 1010 '6 1150 0) 0 t- t- ID t- 0). ID OS 11) IN IN ID 11) t-- 0)1010 «S «S '6 VS '6 0 0 010 0 ID t- 0 t- '6 100 0 IN 0 IN IN IN 000000-00 - 0 0 IN 00'6 6 IN '- - IN 10 0) '6 «S 05101010 es 0 «5 IN 0 '6 0115 IN ID «S t- '6 IDID0OS - VS ID IN '6 t- 10 t- 10 IN «S '6 '6'6 0 0 0 ID 1010. «S t- 10) OS VS ID IN 0000000 -. 00 010. 0..-oorSeS 10 0) «s t- 0) IN IDIDVSIS10 0 OS 011) ID ID IS) t- 0)1010W'6 ID IN ID - 11510 t- «S ID'6 '6'6 0 0 010 10 ID IN 0) «S F5 t- t- 1010 0) 115 ID IN 000 00 0.010e5F5 -.- 0 10 0) IN 10) t- ID IN ID10. 0 0) 0 t- ID VS 11511)0) '6 «S «S 0) «S «5 '6 '6 t- 11510 t- F5 «S'6 '6-6 0 0 Q 0 ID IN 10 «5 «S t- t- t- ID 10 VS VS IN 0C 000010 00. 0 C)l') 0) t- 0) 0 '6 010 «S WIS) t- t- IN «S'6 '6 «S 0 0 010 0 ID 10 t- - IN IDIDISSU) t- '6 '6 IN 0INININ000000 00 0 0 00FSFS 10 t- 0) 0) 00 IN IN 10 «S ID 0 «S 00-0 -'US0) t- 0) IN «S'6 10 - «S 10101010 «S 101010 0) t- «S «5 ID t-- 11511) t- IS) 115 IN oq0000q - 00.- 0 000FSrS t-- t- 0) 0) '6F)'6 '6e) '610 t- 00 '6 '6 0 '6 MS IN «S ID 10 F5 «S 10)10'6 10155115 '6 0-0 t- - 155*0 t- VS VS IN 0 IN IN IN 000000, 0 -------0 12> «S «5 - -.- ID t.- 0) 10 '6 t- '0S t- IN 0 00 t- 10 ------ ID t- 10 10 '6 10'6IDOSIOIOMSIDVSO IN 0I. - t- VSt-eS'6t-t-6'6 '6 IN 00000 00. 0. -. - 11) t- 0) 10 00 '610)1010 t- 0 «S 0 r - t- t- IN ' 1010 '6 - IN 0 '6 F5 0) 1150)0)'6 101010 IN 00) IN 10 IDID «S '6 WW IN 0INININ000000 1 00, 0,-O0eSeS t- 6) IS) IN 9 10 t- 06)6)10 VS 00 IN 0 10 IN 0 «S «S IN 0 '6 t- 0) IN 10 -m '6 11) '6 VS'6 0.- 0 t-.- t- - '6 «S es 115115 IN 0INININ000000 00 0..00FSe, -. t) t- 0) VS - '6F) 10 IN -0- IDO «S 00 0 0),-05 IN 0S '6 '6 IN IN - 10. 10 t- «S 1011)10'6 0 - Q- - ID '6 IN OINININ000000.- 00.- 0 cc. 11 - -..'. N c 41 CL 2 as. w -o 15 1 z 0 S. IS It) re.0 z Q 2 WO) o 10 0 0 0-0. It) c. o o X < 0.!.wEu 5 bo 'c - n.0s0 z Ewonz 0 W -I >)-XQ.OIDUJI-< 00 Z ID 0 0 i- IN s's 1 rs 1 VS INt's '6 IOIDt-10O)OIN «IN «5 '6 11516 t- 10 0) I IN -,- IN ------ IN IN IN

de definitieve se p/a-ratio per sector kan tenslotte berekend worden uit: (p/a) sec t = 1973-1997 Pt sec. = sec a Alle benodigde nationale data (arbeidsvolume, werkgelegenheid in personen, p/a-ratio) voor de periode 1973-1997 zijn na de voorgaande bijschattingen beschikbaar. Regionalisatie van het landelijke werkgelegenheidsreeksen De regionalisatieprocedure van de landelijke werkgelegenheid omvat meerdere fases. De berekeningen zijn steeds per sector uitgevoerd. Alleen voor de landbouw is een andere procedure gevolgd. Deze sector worden daarom apart besproken. De sector overheid betreft steeds inclusief beroepsmilitairen en exclusief dienstplichtigen. Eerste fase: regionalisatie per sector (exclusief landbouw), periode 1973-1 986 Inleiding Als algemene berekeningsgrondslag voor de periode 1973-1986 is gekozen voor de Statistiek Werkzame Personen omdat deze: - regionaal en landelijk beschikbaar is; - een lange reeks van jaren beslaat; - naar twee-cijferige SBI-code is gedifferentieerd. Constructie 1973-1986 Als eerste stap van de schattingsprocedure is de regionale werkgelegenheid volgens de SWP uitgedrukt in procenten van de landelijke werkgelegenheid. Vervolgens zijn deze aandelen gebruikt om het nationale arbeidsvolume regionaal te verdelen. In formules weergegeven verloopt de berekening als volgt: (a sec, reg) 1,1e fase sec, reg sec, ned X a' ned t = 1973-1987 Impliciet is verondersteld dat deeltijdarbeid, het relatieve aantal zelfstandigen, de effecten van definitiewijzigingen en de statistische meetfouten in de SWP landelijk en regionaal in ongeveer dezelfde mate optreden. Deze hypothesen zijn (ten dele) getoetst: 11

De mate waarin deeltijdarbeid voorkomt en de regionale spreiding daarin kan tot op zekere hoogte worden afgeleid uit de SWP. In deze statistiek wordt de werkgelegenheid onderscheiden in banen van meer- en minder dan 15 uur. Analyse van de Corop-cijfers en de se cijfers leert dan dat deeltijdarbeid in hoge mate sectorspecifiek is en dat per sector geen eenduidige regionale component aanwezig is. Hetzelfde geldt voor het relatieve aantal zelfstandigen (analyse van VT7I, AKT, EBB): in hoge mate sectorspecifiek, per sector doen zich tussen de Gelderse regio's en slechts geringe verschillen voor. De invloed van definitiewijzigingen is nagegaan door de berekeningen voor de jaren waarin een wijziging optrad en een koppeljaar beschikbaar is tweemaal uit te voeren en de resultaten vervolgens te vergelijken. Uit deze exercitie is gebleken dat de regionale aandelen voor en na de herziene SWPcijfers niet of nauwelijks veranderen. Een en ander betekent dat de regionale werkgelegenheidsaandelen die op grond van de SWP zijn bepaald in beginsel bruikbaar zijn als regionale verdelingsgrondslag voor het landelijke arbeidsvolume per sector (inclusief zelfstandigen). Projectie van deze aandelen op de landelijke arbeidsvolumecijfers levert dan een raming op van het regionale arbeidsvolume 1973-1987. Tweede fase: regionalisatie per sector (exclusief landbouw): periode 1987-1997 inleiding Vanaf 1987 geeft de PWE betrouwbare meerjarencijfers over de werkgelegenheidsontwikkeling in Gelderland. Daarenboven zijn de cijfers zeer actueel. Het ligt voor de hand de regionale ontwikkelingen na 1986 dus te ontlenen aan de PWE. Om consistent te blijven met het se arbeidsvolume is het echter noodzakelijk uit te gaan van een basisjaar dat is afgeleid van een bron die landelijk en regionaal beschikbaar is (er is geen consistentiewaarborg tussen de toekenning van sbi-codes aan het vestigingenbestand bij de PWE en het CBS). Het basisjaar wordt gebruikt om de absolute hoogte van de werkgelegenheid en de werkgelegenheidsstructuur consistent te laten zijn met de se cijfers. Op basis van de EBB-publikatie Woon- Werk Verkeer 198911990 kan een raming worden opgesteld van het Gelderse aandeel in de totale se werkgelegenheid (excl. dienstplichtigen). Uit deze statistiek kan per Coropgebied de regionale werkgelegenheid worden afgeleid: totale regionale Werkgelegenheid (excl. dienstplichtigen) = wonend en werkend in het Coropgebied + inkomende pendel Gerelateerd aan totaal is de uitkomst van deze vergelijking voor Gelderland 11,4%, Volgens de EBB was dus in de periode 198911990 naar schatting 11,4% van de totale se werkgelegenheid gelokaliseerd in Gelderland. Ook met behulp van andere bronnen kan een schatting van het aandeel worden gemaakt. Voor 1990 geeft de SWP (werknemers excl. dienstplichtigen) een Gelders aandeel van 11,1%. In deze berekeningen is nog geen rekening gehouden met de zelfstandigen. In totaal maken de zelfstandigen ca. 11,5% uit van de se werkgelegenheid, ongeveer 38% van de zelfstandigen is werkzaam in de landbouw (EBB'90). Over de 12

landbouw is een afzonderlijke werkgelegenheidsstatistiek beschikbaar waarin ook de zelfstandigen zijn opgenomen (Landbouwtelling/CBS). Door de Landbouwtelling te combineren met de SWP wordt dus rekening gehouden met een belangrijk deel van de zelfstandigen. Het Gelderse werkgelegenheidsaandeel volgens deze bronnen kan wor - den becijferd op eveneens 11,4%. Ten slotte kan worden gekeken naar de REJ. Het Gelderse aandeel in het arbeidsvolume vlg. de REJ (werknemers, excl. dienstplichtigen) voor 1990 bedraagt 11%. Wordt rekening gehouden met de Landbouwtelling dan neemt het aandeel toe tot 11,4%. Uit het voorgaande blijkt dat langs drie verschillende wegen kan worden berekend dat in 1990 Gelderland ca. 11,4% van de se werkgelegenheid herbergt. Constructie 1987-1997 Bij de omrekening van de PWE naar arbeidsvolume is uitgegaan van 1990 als basisjaar en de werkgelegenheidsstructuur volgens de SWP (dit laatste om redenen van consistentie met de se cijfers). Gekozen is voor 1990 omdat voor dat jaar het aandeel van Gelderland langs verschillende bronnen kon worden geschat en geverifieerd. Welk jaar als uitgangspunt wordt genomen heeft overigens (vrijwel) geen invloed op de resultaten. De mutaties zijn onafhankelijk van de keuze van het basisjaar. Het arbeidsvolume in het basisjaar 1990 is per sector berekend overeenkomstig fase 1. Het aldus berekende arbeidsvolume is omgerekend naar personen door de landelijke p!a-ratio te vermenigvuldigen met het regionale arbeidsvolume. 12 sec, reg a1990 - sec, reg P 1 99 0 s ec, ned x a 1990 sec, ned swp 1990 sec, reg sec sec, reg 13 P 1990 = ( P' a ) 1990 X a 1990 Vervolgens is per sector de procentuele mutatie uit de PWE sinds 1987 op het uitgangsjaar 1990 geprojecteerd. Aldus ontstaat een reeks werkgelegenheidscijfers in personen (1987-1997), waarbij het absolute niveau 1990 is afgeleid van de verhouding /regio in de SWP en het landelijke arbeidsvolume. De jaarlijkse procentuele mutaties zijn ontleend aan de PWE. 14 reg pwe'' reg sec, - x p 1' 9 pwer' reg t = 1991-1997 15. p sec reg = Pt+1 pwe sec, reg sec, reg ( pwec reg t= 1989-1987 13

De reeks kan worden omgezet in arbeidsjaren door de cijfers in personen te delen door de landelijke p/a-ratio per sector. sec, reg (a sec,re)2fase = Pt t = 1987-1997 (p1 a) sec Derde fase: regionalisatie per sector (exclusief landbouw), definitieve cijfers 1973-1997 De resultaten 1987-1997 van de tweede fase vormen het uitgangspunt voor de definitieve reeks. a5' reg = (atsec re)2defase t = 1987-1997 Deze reeks is uitgebreid naar 1973 door 1987 op te hogen met de absolute mutaties uit de eerste fase. sec, reg sec, reg sec, reg a - a - L a ( ) t, 1 stefase - ( ae re9 ) Istefase ] t = 1986-1973 Tenslotte zijn de resultaten 1973-1986 per sector beoordeeld op plausibiliteit aan de hand van alle beschikbare regionale werkgelegenheidsstatistieken (PWE, REJ, SWP, cijfer reeks CPB/Arbeidsvoorziening). Indien daarvoor aanleiding bestond zijn de resultaten bijgesteld. Wanneer zich bijvoorbeeld in de geconstrueerde cijfers fluctuaties voordoen die niet door de overige bronnen worden ondersteund, zijn de cijfers zodanig aangepast dat de ontwikkeling aansluit bij de algemene tendentie zoals die uit de verzamelde bronnen naar voren komt. Vierde fase: Regionalisatie landbouw, definitieve cijfers 1973-1997 Voor de landbouw is uitgegaan van de Landbouwtelling van het CBS. Deze cijfers zijn beschikbaar voor de gehele periode 1973-1997. De regionalisatie van het landelijke arbeidsvolume is geschied door de regionale werkgelegenheidsaandelen volgens de Landbouwtelling te projecteren op het nationale arbeidsvolume: a landbouw,reg = x a landbouw, ned t = 1973-1997 14

Het gecombineerde eindresultaat van fase drie en vier is een reeks cijfers over de totale werkgelegenheid (alle banen, ongeacht voor hoeveel uur per week), uitgedrukt in arbeidsvolume, per sector en regio. Vijfde fase: Omrekening van de reeks arbeidsvolume naar personen 1973-1997 De hiervoor opgestelde reeks arbeidsvolume cijfers is tenslotte omgerekend naar personen m.b.v. de landelijke p/a-ratio. 20 sec, reg Pt = ( pia) sec X ac reg t = 1973-1997 Het eindresultaat van fase vijf is een reeks cijfers over de totale werkgelegenheid (alle banen, ongeacht voor hoeveel uur per week), uitgedrukt in personen, per sector en regio. Zesde fase: Conversie totale werkgelegenheid in personen naar banen van 12 uur of meer Inleiding Naast de totale werkgelegenheid in arbeidsjaren en personen wordt door het CPB in de Macro-Economische Verkenning en het Centraal Economisch Plan ook een raming van de werkgelegenheid in personen gegeven zonder de zgn. "kleine baantjes" (alleen banen van 12 uur of meer worden meegeteld). Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt naar sector. Deze gegevens zijn van belang in verband met de relatie tot de arbeidsmarkt (beroepsbevolking en werkloosheid worden sinds 1993 uitsluitend gedefinieerd in termen van banen van 12 uur of meer). Daarnaast heeft het CPB een lange termijnscenario's van de se economie opgesteld. De werkgelegenheidsprognoses en de historische beschouwingen in deze studie hebben ook steeds betrekking op de werkgelegenheid van banen van 12 uur of meer (Omgevingsscenario's Lange Termijn Verkenning 1995-2020). Ten slotte hebben de internationale cijfers over de arbeidsmarkt (bijlage CEP/MEV en EUROSTAT) betrekking op banen van 12 uur en meer. De hiervoor geraamde totale werkgelegenheid per regio is voor regionale arbeidsmarktbeschouwingen en prognoses nog ongeschikt. Vanwege de andere arbeidsmarktvariabelen en de definitie van de landelijke prognoses moet nog een conversieslag worden doorgevoerd naar 12 uur en meer. Conversie In 1995 bestond ongeveer 11% van de totale werkgelegenheid uit banen van minder dan 12 uur. In 1980 was dat 8% (CEP'98, bijlage A7). Het relatieve belang van de 'kleine baantjes' is dus beperkt maar stijgt wel. De toename van 8% naar 11% is vrijwel geheel in de jaren negentig gerealiseerd. Het aandeel in de totale werkgelegenheid van 'banen van 12 uur of meer' is bekend voor 15

t- 0).- 000 r, t- (4 (,l 0) F) 0) 0 t- ta 00 00 00 0000 0 (0 r, (0 00 (0 () 0) 00 0) 00 0)0)001'.. 0) 0) 00 00000)0000 00 0) 00-0 00000 0 0 0 00000 0 0 0 (0-1') 00 ('.1 0) 00 (0 ' - 0) t- ('.1 00 ' 00 00 0 ' 00 00 00 0 00 () (0000 0) 00 CC 00 00 000000F'.. 00 00 00 0000000000 00 00 00-00 0 00 0 0 0 0 00000 0 0 0 0) 0 t'4 0'- ' 00 0) () ) 00000 00 00 0) 0 ' 0(000 0 (0 01 (00(0 ' 0) 00 0') 00 0) 00 0000)1'. 0) 0) 0) 0000000000 00 00 00-0 0.- 00 0 00 0 000 0 00 0 0 0 t.- 00 <D 00 Ln ('4 0 0 t- - 0') 00 (0 0 (0 00 00 0') 000)00 0 (0 0') (000(0 ' cm 0) 00 00 00 00 0000001'-. 0) 00 00 0000000000 00 00 00 0 0 0 0 0 00 0 0 00000 0 0 0 t') 0') 0000) t.. ('4 00 (0 (0 t') 0000 ("4 t- 0') 00 0 ' e 00000. (0 t') 00000 ' t') (0 00 00 00 00 000001". 0) 0) 0) 0000000000 00 00 00-0 0.- 00 0 0 0 Q 0 0 0 0 0 0 0 cm 0) t- 00 t- 00 0) 0 00 00U)0. (0 00 (0 00 CD ' 0(0 00 - t.-. t') (DO t.. 0) 0') 00 00 90 00 00 00000F'- 00 00 0) 0000000000 00 00 00 0 0. 00 0 0 0 00000 0 0 0 00 0 00 00 00000) t- t') 0) (0 (0 0') 0000 ' 1') 1". ' ' 000000 - (0 0'1 (00(0 0' 1-) (0 00 00 000000t- 0) 0) 0) 0000000000 00 0) 00-0 0000 0 0 0 00000 0 0 0 0 0) t- 0 t- 00 0) - 00 000)0 (0 0) 0) t- 00 0 '0' 0(000 t- 0') (00 t- (0 0') 10 00 00 00 00 000001'. 00 00 00 0000000000 00 00 00-0 0.- 00 0 0 0 00000 0 0 0 00 00 000-1'- 0' -.- 000') t') 00 0 1'-. 00-1'-. '0' t.. 0 t- 0) 0') 00 00 00000t- 00 00 00 0000000000 (0 00 00 0 00 00-0 0 00 0 0 0 00000 0 0 0 CO ('4 '0' 00') - t.. (0 '0'- t- (0 ('.4 - (0 00 - (00 t.. 00 ('4 t- '0' 1'-. b vb '0' t- 00 0 00 00 00 00 000001"- 00 00 00 000)000000 00-0 O. 00 0 0 0 00000 0 0 0 1'- t- 0000000 1'. t') 0 00 t- ('1 - t.. (0 0 ' 00 - (00 1'.. < 00 (0 t-.0000 '0' t- C. - 00 00 00001F'. 0) 00 00 0000000000 00 0 00-0 000 0 0 0 00000 0-0 (0 00 ('4 0 ('1. 00 0) t').000) '0' 00 C 0') 00 - (00000 ('4 00 0) 00' 00(0 '0' t.. 0-0000000000 (0 0 00 0) 00 0000000 0) 00 00-00 0.- 00 0 0 0 00000 0-0 0) ('4 0 '0' t') (4 00 (0 '0' - t- (0.. - 0 0) 00 ('1 (00000 t') 00 (0 00 ((1 00(00) 00 0 ' 00 00 00000000 00 00 00 0000000000 00 0 00-0 0.- 00 0 0 0 00000 0-0 00 - Z - 0' 00 t') ('4. t- 0) t') - t- 00, 00 0) 00 ('1 0000000 r) 00 0) 00 ('4 00000) 00. 00 00 00 00 00 00000000 0) 00 00 0000000000-0 0000 0 0 0 00000 0 0 0 t') C. t') 00 t') ('4 0 t.. '0' ('4 000(00 0 00 0) (000000 t') 00 0) 00 ('4 0000(4) 00 00 ' 00 ('4 00 00 00 00 000)0000 00 00 0)000000 00 M 0-0 0000 0 0 0 00000 0 0 0 (4 1'. 000 t- (4) t') 0 0) t- t') W t- 0 0 0 ('4 00 ('4 t-0000 t') 00 (0 00C't-00 00 00 0) 0000)00 00 0) 0) 0000000000 00 0 00-0 0 00 0 0 0 00000 0-0 - ('1 00014) ('4 00 00 (0 ) ("1 00 ("1 0 (4) 00 0') 1'.. 000.. t') 00 (0 00 r) 01 t.. (0 01 0 ('4 00 00 0000000 01 0) 0) 0000000000 CC 0 00-0 0.- 00 0 0 0 0 0000 0-0 0 P. 00000-0 - 00000000 (0 0 00 00 0') 0000.- 0' 0 t- 00 t') 00000 00 0 ('4 00 00 000000 00 0 00 000000000 00 0 00-00 0. 0 0-0 0 00 00 0-00 00 - '0' 0000 ("1 0 0) ('1 00 '0' 00 0 0 ('4 0000. '0' 0 t- 0 '0' 000(0 0 0 0') 00 00 000000 00 0 00 000000 0) 0 00-0 0.". 0 0-0 00.'00 0-0 00 00 - t.. V. t- 0 t- ('4 0000 t-.'(o t- t- 00 1'. t' 000000.- '0' 00 t- 01 t') 0000(0 00 0) ('4 00 00 00000000 00 00 00 0000000000 CC 00 00-0 0000 0 0 0 00000 0 0 0 t'. t...(0 (0(0 00 (0-00 t.-. (00(0 t.. (0 00 t- t') 000000. t') 00 t- 00 t') 0000(0 00 00 ('4 00 00 00000000 00 00 00 0000000000 00 01 00-0 0000 0 0 0 00000 0 0 0 (0 t- 0 (0 00(0 00.1 (0 - CC t.. (00(4) (0 (0 CC 00 1". 0) 0') 0000(0 00 00 (4 P, t') 0000 00' 00 00 00 00 0)0000(0 0) 00 00 0000000000 00-0 0000 0 0 0 00000 00 (0 0 0) t- 0(000(0 CC (0-00 t.. (00(0 t- (0 00 t- 0') 000000.- t') 00 t.. 00 t') 0000(0 00 00 ('4 00 00 00000 00 00 0) 0000000000 00 01 00 0 0000 0 0 0 00000 0 C. 0 t') t.. 00 ('1-0 t.. '0' t') 0 (0. t') 0 ' 0000 ('4 '0' 0 t- 0 '0' 000 00 C)00 0) 0 00 000000000 D 0 0') 00 0 00 00-0 0. 0 0-0 00-00 0.- 0 t') 00 000 '0' 0 00 0 1'. (0000 t') 0) 0 10 t- '0' 0000 ("t '0' 0 00 0 ' 000 t- 0 0 t') 00 00 0)0000 00 0 01 000000000 00 0 00 0 0-0 00. 00 0-0 '00 41-000 01c c x Lii > 0 wt'0 '>0) Z - o = cm - -) C2 (1) CL CI) >oo w m 0 0 1- - ("t t') e (4) (4) (4 40 t- CC00( - 00 t') -

de periode 1980-1997 (CEP'98). De macro p/a-ratio is beschikbaar voor 1973-1997. Het ontbrekende aandeel voor de jaren 1973-1979 is bijgeschat op basis van de samenhang tussen het 'aandeel banen >= 12 uur' en de 'pla -ratio' over de periode 1980-1997. Deze samenhang is onderzocht m.b.v. een regressievergelijking. Het gevonden verband is vervolgens gebruikt om de ontbrekende cijfers bij te schatten. tot, 212 uur, ned p tot, >0 uur, ned = ai(p/a) tot, ned + a o pt t = 1980-1997 al = -40,6(2,4) ci 0 = 138,7 R2 = 0,94 Het aandeel in de werkgelegenheid van 'banen van 12 uur of meer' is voor het jaar 1995 per sector bekend (Omgevingsscenario's Lange Termijn Verkenning 1995-2020, CPB). De jaren daarvoor en daarna zijn bijgeschat door de ontwikkeling zoals die uit de macrop/a-ratio naar voren komt, te projecteren op de sectorale aandelen. Daarmee wordt een landelijke reeks verkregen van het aandeel in de werkgelegenheid van 'banen van 12 uur of meer' voor de jaren 1973-1997. tot, >12 uur, ned ( Pt sec, A2 uur, ned (Pt sec, >0 uur, ned t = 1973-1997 sec, A2 uur, ned = (P1995 sec, >0 uur, ned P1995 ) x tot, >0 uur, ned pt tot, - 12 uur, ned (Pl995 tot, >0 uur, ned p 199 ) De regionale werkgelegenheid is omgerekend naar banen van 12 uur of meer door de landelijke verhouding A2 uur/>uur ook op de regio toe te passen: sec, 212 uur, reg = 20. Pt psec,reg St x (Pt sec, 2~12 uur, ned sec, >0 uur, ned Pt ) t = 1973-1997 Het eindresultaat van fase zes is een reeks cijfers over de werkgelegenheid (banen van 12 uur en meer), uitgedrukt in personen, per sector en regio. 17

Legenda bij de formules a = arbeidsvolume, totale werkgelegenheid in arbeidsjaren p = totale werkgelegenheid in personen pia = pia-ratio, d.w.z. verhouding werkgelegenheid in personeniarbeidsjaren ned = reg = regio, i.c. Gelderse Corop-gebieden t = jaar sec = sector, zie inleiding swp = Statistiek Werkzame Personen, CBS pwe = Provinciale Werkgelegenheidsenquête, Provincie Gelderland It = Landbouwtelling, CBS nr = nâ revisie 1987 vr = vr revisie 1987 Bedrijfstakken indeling naar SBI-code'74, indeling t/m fase 6, vanaf fase 7 is de sectorindeling gelijk aan het schema uit de inleiding van deze bijlage. 1 LANDBOUW 0 2 Voedings- en genotmiddelenindustrie 20,21 3 Textiel-, kleding en lederindustrie 22, 23, 24 4 Hout-en bouwmaterialenindustrie 25,32 5 Papier- en grafische industrie 26,27 6 Chemische-, rubber en kunststofindustrie 29, 30, 31 7 Basismetaal industrie 33 8 Metaalproducten- en optische industrie 34,35, 38, 39 excl. 39.5 9 Elektro- technische industrie 36 10 Transportmiddelen industrie 37 11 Aardolie industrie 28 2-11 INDUSTRIE 2, 3 (excl. 39.5) 12 Deifstoffenwinning 1 13 Openbare nutsbedrijven 4 2-13 NIJVERHEID 1 Um 4 (excl. 39.5) 14 BOUWNIJVERHEID 5 15 Woningbezit 83 16 Handel 61 t/m 66 17 Zee- en luchtvaart 73,75 18 Transport- en communicatie bedrijven 71, 72, 74, 76, 77 19 Bank- en verzekeringswezen 81,82 20 Andere tertiaire diensten 67, 68, 84, 85, 98, 99 21 Medische en veterinaire diensten 93 22 Andere quartaire diensten 91, 94, 95, 96, 97 15-22 DIENSTEN 6 Um 9 (excl. 90, 92) 23 OVERHEID 90, 92 (excl. dienstplichtigen) 1-23 TOTAAL 0 t/m 9 (excl. 39.5) 18

Schaftingsmode1 8 werkgelegenheidsprognoses Het theoretisch concept Het werkgelegenheidsmodel is gebaseerd op de veronderstelling dat er een nauwe relatie bestaat tussen de regionale sectorontwikkeling en de landelijke sectorontwikkeling. Daaraan ligt de gedachte ten grondslag dat de belangrijkste determinanten van de sector landelijk en regionaal dezelfde zijn. Factoren als wereldhandel, dollarkoers, se concurrentiekracht, globalisering, productcyclus e.d. zijn bepalend voor de sectorontwikkeling in èn in de regio. In vergelijking daarmee zijn de specifieke regionale omstandigheden van secundair belang. Dit betekent overigens niet dat de regionale omstandigheden onbelangrijk zijn. Integendeel, zij kunnen voor de ruimtelijke allocatie dominant zijn. In de eerste plaats zal echter de internationale positie van bepalend zijn voor de overlevingskansen en de expansiemogelijkheden van bepaalde economische activi-teiten. Regionale omstandigheden nuanceren vervolgens deze algemene groeipotentie naar regio en beïnvloeden het allocatieproces binnen. De basis van het werkgelegenheidsmodel wordt gevormd door de hypothese dat het regionale werkgelegenheidsverloop kan worden verklaard uit de landelijke fluctuaties. Daarbij kunnen echter verstoringen optreden die er voor zorgen dat het veronderstelde verband niet aangetoond kan worden of zeer zwak is. Afgezien van toevallige' verstoringen, kunnen de afwijkingen ten opzichte van veroorzaakt worden door structurele componenten (1,2) en/of door lokationele componenten (3): geen homogene producten binnen de sector; geen éénvormige sectorsamenstelling naar (sub)branche; aanwezigheid van comparatieve voor- of nadelen op regionaal niveau; De invloed van al deze omstandigheden komt tot uitdrukking in een afwijkende ontwikkeling tussen de regio en. Kwantificering van de achterliggende factoren kan om praktische redenen meestal niet anders dan door middel van een dummy-variabele (statisch) of door opname van een trendvariabele (dynamisch). Met een trendvariabele kunnen niet-gespecificeerde, doch wel van invloed zijnde systematische factoren alsnog expliciet worden gemaakt. Naast de landelijk werkgelegenheidsontwikkeling als verklarende variabele, is derhalve een trendvariabele in de sectorvergelijkingen opgenomen. De trendterm staat voor de geaggregeerde invloed van alle specifieke regionale verschijnselen (structurele en lokationele componenten). Bij het operationaliseren van de trendvariabele in het model, is gekozen voor de bevolkingsomvang in plaats van de klassieke optie: een wiskundige reeks. Daarbij hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld: 8 Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland bijvoorbeeld a.g.v. de geringe omvang van de regionale sector waardoor de wet van de grote getallen niet opgaat en het toeval een grote rol speelt 19

Het bevolkingsverloop vertoont op langere termijn een trendmatig karakter. In de praktijk bezit deze variabele daardoor tot op zekere hoogte het karakter van een wiskundige reeks en komt dus in aanmerking voor opname in het model als trendvariabele; De bevolkingsomvang en de veranderingen daarin kennen een groot aantal economische aspecten, zoals het draagvlak voor bepaalde activiteiten en voorzieningen, de omvang van de regionale koopkrachtstromen en de dynamiek van de regio. Veranderingen in dit soort relevante factoren correleren derhalve beter met de bevolkingsomvang dan met een gestileerde trendterm die volgens een vast patroon verandert; De beleidskeuzes van de provincie die het economische proces beïnvloeden, komen veelal tot uitdrukking in de geplande spreiding en ontwikkeling van de bevolking. Zo zijn de regio's waar de hoogste bevolkingsgroei is toegestaan, ook de gebieden waar aan het bedrijfsleven de meeste ruimte wordt geboden. Anderzijds wordt in landschappelijk beschermde gebieden gestreefd naar een migratie-saldo van nul of zelfs naar een negatief saldo. De geplande bevolkingsgroei is dan laag en de ruimte voor het bedrijfsleven beperkt. Voor zover het ruimtelijk-economische beleid van de Provincie gekoppeld is aan een regio- en beleidsspecifieke bevolkingsprognose, wordt door opname van deze variabele in het model impliciet rekening gehouden met het Provinciale beleid. Modelmatig kunnen de voorgaande hypothesen en overwegingen als volgt worden samengevat: de regionale sectorale werkgelegenheidsontwikkeling is een functie van de landelijke sectorontwikkeling en van de regionale bevolkingsontwikkeling. Deze laatste variabele belichaamt dan de invloed van de gesommeerde structurele en lokationele componenten. De veranderingen daarin worden mede bepaald door het Provinciale beleid. Met behulp van een multi-regressie-analyse is het verband nader gekwantificeerd. In enkele gevallen bleek tijdens de eerste schattingsronde dat de bevolking als verklarende variabele niet significant was. In die gevallen zijn de analyses opnieuw uitgevoerd, maar dan met een gestileerde rechtlijnige of kromlijnige trendterm (het jaartal, of een macht daarvan). Wanneer ook dat geen bevredigend resultaat opleverde is helemaal geen trend opgenomen. De vergelijking die de relatie beschrijft tussen de regionale sectorontwikkeling enerzijds en de nationale sectorontwikkeling en de trendvariable anderzijds, luidt dan als volgt: sec, reg sec, ned = alp + a 2T 9 + P = werkgelegenheid in personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sector reg = regio ned = a 1, a 2 en a 0 zijn regressiecoëfficiënten. Het teken van a 1 en voor T=b van a 2 moet positief zijn omdat een negatief verband theoretisch niet plausibel is. Het teken van a 0 en, voor T=t, van a 2 is onbepaald. 20

In principe zijn de regressievergelijkingen geschat met behulp van alle waarnemingen waarover gegevens beschikbaar zijn, d.w.z. 1973-1997. Tijdens deze lange periode hebben zich verschillende conjunctuuromslagen afgespeeld. De relatie is gekwantificeerd op basis van afwisselend periodes van hoogconjunctuur en recessie. Hierdoor is het model beter toegerust om ook de conjunctuuromslagen die in een toekomstscenario zijn opgenomen te verwerken. Wanneer tijdens de schattingsprocedure echter bleek dat, door bijvoorbeeld belangrijke structuurwijzigingen, de passing over de gehele periode slecht was, is een kortere analyse periode genomen. Prognose Bij de regionale prognoses is uitgegaan van de nationale vooruitberekeningen van het Centraal Planbureau: voor de korte termijn het 'Centraal Economisch Plan 1998 (CEP'98), voor de lange termijn 'Economie en fysieke omgeving' (E&FO), scenario Global Competition. De prognoses in het CEP'98 lopen tot en met 1999. De economische groei in de periode 1995-1999 in het CEP'98 komt echter veel hoger uit dan in het lange termijn scenario werd voorzien. De lange termijn cijfers voor 2000 (E&FO) sluiten derhalve niet aan op de cijfers voor 1999 volgens het CEP'98. Dit is opgevangen door voor het jaar 2000 een nieuwe nationale raming op te stellen door de ontwikkeling voor 1999 (CEP'98) door te trekken naar 2000. Voor 2005 is vervolgens weer uitgegaan van de niveau's zoals die in het lange termijnscenario zijn berekend. De facto betekent dit dat de snellere groei in de periode 1995-2000 wordt gecompenseerd door een groeivertraging in de jaren 2000-2005. Vanaf 2005 lopen de nationale ontwikkelingen dan weer zoals berekend in E&FO. Regionale extrapolaties waarbij het jaartal als trendvariabele is opgenomen, kunnen bij een lange prognoseperiode tot extreme en onwaarschijnlijke uitkomsten leiden. Wanneer dit dreigde is bij het opstellen van de prognoses de invloed van de trend afgevlakt. Dit is bereikt door bij de extrapolatie het groeitempo van de trendwaarde te halveren. De extrapolaties zijn gecorrigeerd voor de schattingsfout, door voor het laatst bekende statistische jaar een simulatie te maken en de uitkomsten daarvan uit te drukken in procenten van de feitelijke waarnemingen. Deze percentages (werkelijke waarde / modelraming ) wordt vervolgens gebruikt om alle prognose jaren mee te corrigeren: sec, reg = sec, reg P 1995 sec, ned a 1 p 1995 + a 2b1995 + a 0 X ( sec, ned + a 2b+ a 0 ) t = prognose jaren (i.c 1998 e.v) 21

Landbouw Regressievergelijking: sec, reg = alp sec, ned + + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 0 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-GId a l 0,030 0,024 0,023 0,074 61 0,014 0,018 0,002 0,008 a 2-0,249-0,364-0,243 62 0,039 0,051-0,025 a 0 501,9 735,1 1,0-497,1 ÖY 0,27 0,35 0,25 0,20 t 1 1980 1980-1973 T t t - t R2 0,98 0,98 0,81 0,83 Prognosewaarde t bij n = 1997,...,2020: veluwe : t = ( 1997+n ) 12 Achterhoek : t,, = n tot 2005, daarna t,, = ( 2005+n ) 12 Zuidwest-Gelderland : t = n 22

Landbouw, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland IL) 130 110 Ned 110 LIII Gel - Ned go 90 80-80 70-70 60-60 50-50 401 40 30 30 20 1980 1990 2000 2010 2020 20 Veluwe Achterhoek 130 130 110 Vel Ned 110 Ach - Ned 901 90 801 80 70 70 60-60 50-50 40-40 30-30 1980 1990 2000 2010 2020 20 1980 1990 2000 2010 2020 130 110 90 80 70 60 50 40 30 20 Arnhem/Nijmegen L A/NIN:d 130 110 90 80 70 60 50 40 30 20 Zuidwest-Gelderland LIIIIZWG Ned 1980 1990 2000 2010 2020 Broei regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Voedings- en genotmiddelenindustrie Regressievergelijking: Pt sec, reg sec, ned = a 1 p + a 2Ttle9 + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 20121 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-Gtd a l 0,055-0,034 0,0074 0,011-0,004 0,0069 1,OE-5-1,0E-5 0,033 4,7E-6-2,3E-6 0,005-5,4 - -6,9-67,6 ÔY 0,3-0,2 0,1 t 1 1973-1973 1984 T b - b t R2 0,72-0,82 0,82 De se sectorontwikkeling is tussen 1973 en 1997 trendmatig gedaald. In de Achterhoek is de sectoromvang in dezelfde periode vrijwel constant gebleven. De R 2 is derhalve zeer laag (0,1) en de coëfficiënten zijn niet significant. Het regressieresultaat is dus niet bruikbaar. De prognose voor de Achterhoek is -bij gebrek aan beter- opgesteld door de landelijke sectorontwikkeling rechtstreeks te projecteren op de regionale sector. Prognosewaarde t bij n1997,...,2020: Zuidwest-Gelderland: t, =constant op niveau 1997 24

Voedings- en genotmiddelenindustrie, werkgelegenheidsindex, 1975=1 00 Gelderland 130 130 110 110 90 90 80 80 70 70 60 60 50 50 40 40 30 30 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 130 130 ELI 110 110 90 90 80 80 7 70 60 60 50 50 40 40 30 30 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest- Gelderland 130 130 110 110 loo loo 90 90 80 80 70 70 60 60 50 50 40 40 30 1980 1990 2000 2010 2020-1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Chemische-, rubber- en kunststof,ndustrie Regressievergelijking: sec, reg - sec, ned te Pt - a 1 p + at + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 29 t/m 31 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-Gld a l 0,007 0,013 0,068 0,010 61 0,003 0,003 0,014 0,003 7,2E-6 3,8E-5-0,066 1,3E-5 62 8,4E-7 3,3E-6 0,013 1,4E-6 a 0-0,5-13,7 129,2-2,3 ÖY 0,1 0,1 0,5 0,1 t 1 1980 1980 1973 1973 T b b t b R2 0,87 0,92 0,71 0,81 Prognosewaarde t,, bij n1997,...,2020: Arnhem/Nijmegen : t = n 26

Chemische industrie, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 210 210 190 190 LIII 170 170 150 150 130 130 110 110 90 90 70 70 50 50 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 270 270 250 250 LIII 230 230 210 210 190 190 170 170 150 150 130 130 110 110 90 90 70 70 50 1980 1990 2000 2010 2020 50 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest-Gelderland 270 270 250 250 230 230 210 210 190 190 170 170 150 150 130 130 110 110 90 90 70 70 50 50 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Metaalindustrie Regressievergelijking: sec, reg sec, ned pt = a1p + Tle9 + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 33 tlm 39 excl. 39.5 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-GId a 1 0,041 0,055 0,064 0,018 0,006 0,009 0,008 0,003 4,2E-5 1,0E-10 4,9E-5 5,7E-5 62 7,8E-6 1,6E-I1 1,3E-5 7,7E-6 a o -29,9-31,7-42,0-14,4 ÖY 0,5 0,6 0,7 0,3 t 1 1973 1973 1973 1973 T b (b) 5 b b R2 0,69 0,66 0,88 0,71 28

Metaalindustrie, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 160 160 150 150 [TI 140 140 130 130 110 110 90 90 80 80 70 70 60 60 50 50 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 160 160 150 150 L1J 140 140 130 130 110 110 90 90 80 80 70 70 60 60 50 1980 1990 2000 2010 2020 50 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest - Gelderland 160 160 150 150 140 140 130 130 110 110 90 90 80 80 70 70 60 60 50 50 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Overige industrie Regressievergelijking: sec, reg sec, ned = aip t + + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 1, 22 tfm 28, 32, 40 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek ArmlNijm ZW-GId a 1 0,039 0,047 0,049 0,029 61 0,002 0,001 0,002 0,002 a 2 9,0E-6 - -0,043 1,IE-5 62 2,4E-6-0,011 3,8E-6 a o -7,3-0,7 82,8-5,3 ÖY 0,2 0,3 0,2 0,2 t 1 1973 1973 1973 1973 T b - t b R2 0,97 0,98 0,99 0,95 Prognosewaarde t, bij n1997,...,2020: Arnhem/Nijmegen : t,, = normaal 30

Overige industrie, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 110 LII 110 90 90 80 80 70 70 60 60 50 50 40 40 30 30 20 20 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 110 110 90 90 80 80 70 70 60 60 50 50 40 40 30 30 20 20 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest-Gelderland 110 90 80 70 60 50 4 30 20 20 1980 1990 2000 2010 2020 -- 1980 1990 2000 2010 2020 110 90 80 70 60 50 40 30 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Bouwnijverheid Regressievergelijking: sec, reg pt = aip t + waarin: sec, ned + a 0 a Jt P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 5 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-GId a 1 0,047 0,032 0,066 0,010 0,002 0,002 0,003 0,002 4,3E-5 7,9E-5-5,6E-5 2,8E-6 1,0E-5-7,5E-6 a 0-28,1-32,1-10,2-9,2 ÖY 0,3 0,4 0,8 0,4 t 1 1973 1973 1973 1973 T b b - b R2 0,97 0,93 0,95 0,72 32

Bouwnijverheid, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 180 E1 180 I 160 160 140 140 80 80 60 60 40 40 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 180 180 160 160 140 140 80 80 60 60 40 40 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest- Gelderland 180 180 160 160 140 140 80 80 60 60 40 40 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: BureaEconomisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Handel Regressievergelijking: sec, reg sec, ned pt = + + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 61 tlm 66 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-Gld 0,039 0,014 0,029 0,009 0,004 0,001 0,002 0,002 3,6E-5-2,6E-5 1,4E-4 8,7E-6-7,8E-5 1,IE-5 a o -23,1 6,4-9,4-23,0 ÖY 0,9 0,6 0,5 0,4 t 1 1973 1973 1973 1973 T b - b b R2 0,96 0,80 0,98 0,98 34

Handel, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 340 340 310 310 280 280 250 250 220 220 190 190 160 160 130 130 7 70 1980 1990 2000 2010 2020 70 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 340 310 340 310 280 280 250 220 190 250 220 190 160 160 130 130 70 70 40 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest - Gelderland 340 340 310 310 280 280 250 250 220 220 190 190 160 160 130 130 70 70 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Transport- en communicatiebedrijven Regressievergelijking: p ec reg = ned + a2ti + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 7 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek ArmlNijm ZWGld a 1 0,041 0,023 0,061 0,017 0,013 0,004 0,021 0,008 a 2 2,5E-5-4,4E-5 1,4E-5 5,9E-6-1,2E-5 7,6E-6-20,7-3,1-38,4-6,0 ÖY 0,5 0,3 0,6 0,2 t 1 1973 1973 1973 1973 T b - b b R2 0,91 0,63 0,92 0,84 36

Transport- en communicatiebedrijven, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 260 260 240 240 220 220 200 200 180 180 160 160 140 140-80 80 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 260 240 260 240 220 220 200 200 180 180 160 160 140 140 80 80 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest-Gelderland 260 240 EI] 260 240 220 220 200 200 180 180 160 160 140 140 80 80 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Bank- en verzekeringswezen Regressievergelijking: sec, reg =a1p sec, ned + a 2 Ttre9 + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 81, 82 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-GId a l 0,078 0,011-0,007 61 0,010 0,001-0,001 a 2 - - - - 6 2 - - - - a 0-7,6-0,1 - -0,4 ÖY 0,8 0,1-0,1 t 1 1973 1973-1973 T - - - - R2 0,72 0,83-0,50 De se sectorontwikkeling is tussen 1973 en 1997 trendmatig gestegen. In de regio Arnhem/Nijmegen is de sectoromvang in dezelfde periode ongeveer constant gebleven. De R 2 nadert tot 0. Het regressieresultaat is dus niet bruikbaar. De prognose voor de Arnhem/Nijmegen is -bij gebrek aan beter- opgesteld door de landelijke sectorontwikkeling rechtstreeks te projecteren op de regionale sector. 38

Bank- en verzekeringswezen, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 220 220 200 200 = 180 180 160 160 140 140 80 80 60 60 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 220 220 200 200 180 180 160 160 140 140 80 80 60 60 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest-Gelderland 220 220 200 200 160 180 160 160 140 140 80 80 60 60 1980 1990 2000 2010 2020-1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Overige tertiaire diensten Regressievergelijking: sec, reg = sec, ned a1p + a 2 TtIe9 + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 67, 68, 83, 84, 85, 98, 99 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-Gld a 1 0,035 0,013 0,028 0,010 0,003 0,001 0,004 0,001 1,7E-5 1,IE-4 1,6E-4 2,6E-5 1,6E-5 2,3E-5 3,0E-5 1,4E-5-9,6-39,7-90,0-6,9 ÖY 1,2 0,6 1,3 0,3 t 1 1973 1973 1973 1973 T b b b b R2 0,98 0,98 0,98 0,99 40

Overige tertiaire diensten, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 900 900 800 800 LII] 700 700 600 600 500 500 400 400 300 300 200 200 0 0 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 900 900 800 800 LII] 700 700 600 600 500 500 400 400 300 300 200 200 0 1980 1990 2000 2010 2020 0 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest-Gelderland 900 900 800 800 700 700 600 600 500 500 400 400 300 300 200 200 0 0 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Quartaire diensten Regressievergelijking: sec, reg - sec, ned aipt + + waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 91, 93, 94, 95, 96, 97 reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-Gld a l 0,045 0,027 0,048 0,005 0,013 0,001 0,002 0,004 3,7E-5 - - 6,67 3,4E-5 - - 5,17-26,1-4,9 4,4-79,8 ÖY 1,0 0,5 0,9 0,3 t 1 1973 1973 1973 1973 T b - - ln(b) R2 0,97 0,96 0,97 0,94 42

Quartaire diensten, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 340 340 310 310 280 280 250 250 220 220 190 190 160 160 130 130 70 70 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 340 340 310 = 310 EE] 280 280 250 250 220 220 190 190 160 160 130 130 70 1980 1990 2000 2010 2020 70 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest-Gelderland 340 340 310 310 280 280 250 250 220 220 190 190 160 160 130 130 70 70 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

Overheid Regressievergelijking: sec, reg = a1p sec, ned + + a 0 waarin: P = werkgelegenheid banen 12 uur of meer, x 1.000 personen T = trendvariabele, bevolking (b) of jaartal (t) t = jaartal sec = sbi'74: 90, 92 excl. dienstplichtigen reg = COROP-gebied ned = Regressieresultaten per Corop-gebied Veluwe Achterhoek Arm/Nijm ZW-Gld C(, 61 cx 2 62 a o ÖY t 1 T R 2 0,022 0,006 0,059 0,008 0,007 0,002 0,005 0,001 2,IE-5 2,8E-5-3,604 8,9E-6 1,0E-5-0,781 1,8-0,8-6,2-44,8 0,9 0,3 1,0 0,2 1973 1973 1973 1973 b b - Ln(b) 0,80 0,82 0,88 0,92 44

Overheid, werkgelegenheidsindex, 1975= Gelderland 190 180 170 160 150 140 130 110 190 180 170 160 150 140 130 110 90 90 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Veluwe Achterhoek 190 190 180 180 170 170 160 160 150 150 140 140 130 130 110 110 loo 90 1980 1990 2000 2010 2020 90 1980 1990 2000 2010 2020 Arnhem/Nijmegen Zuidwest-Gelderland 190 190 180 180 170 170 160 160 150 150 140 140 130 130 110 110 90 90 1980 1990 2000 2010 2020 1980 1990 2000 2010 2020 Bron regio's: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron : CPB 1 CBS

bijlage 3 Prognosemodelio gemeentelijke werkgelegenheidsontwikkeling Inleiding Voor een aantal doeleinden is een regionale werkgelegenheidsprognose een te hoog aggregatieniveau. Regionale verkeers- en vervoersmodellen bijvoorbeeld verlangen een input op gemeentelijk niveau. Voor de planning van bedrijventerreinen is inzicht in de lokale groeipotenties gewenst. Voorts kunnen de gevolgen van bepaalde ontwikkelingen lokaal zeer omvangrijk zijn, terwijl op regionaal niveau de invloed beperkt is. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de sannering in de landbouw, die lokaal zeer ingrijpend kan uitpakken terwijl regionaal de werkgelegenheidseffecten wegvallen tegen de groei van de dienstensector. Voor gemeenten is het bovendien zeer informatief om - gegeven een bepaald regionaal ontwikkelingsscenario- een idee te hebben over de richting waarin de eigen lokale economie zich mogelijk zal bewegen. Derhalve is een verdeelmodel opgesteld waarmee de regionale groeiprognose (i.c. COROP-gebieden) geografische wordt toegedeeld aan de gemeenten. Werkgelegenheid per gemeente in basisjaar 1998 Als eerste stap in de verdeelprocedure zijn de gemeentelijke werkgelegenheidscijfers uit de PWE consistent gemaakt met de regionale werkgelegenheid volgens de CPB/PEVdefinitie. Daartoe is per sector de gemeentelijke werkgelegenheid (PWE) uitgedrukt in procenten van de regionale werkgelegenheid (PWE). Vervolgens zijn deze aandelen gebruikt om de regionale werkgelegenheid volgens de CPB/PEV-definitie lokaal te verdelen. In formules weergegeven verloopt de berekening als volgt: sec, gem sec, gem - pwe 1998 sec, reg (P 1998, - x p 1998 sec, reg pwe 1998 Verdeelmodel, het theoretisch concept Eerste optie: Groeipotentie van de productiestructuur Bij het verdelen van de regionale groei over de gemeenten kunnen meerdere invalshoeken worden gehanteerd. Ten eerste kan worden gekeken naar de groeipotentie van de lokale productiestructuur. Deze kan worden bepaald door de regionale sectorgroei 1998-2020 te projecteren op de gemeentelijke sector. 10 Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland 46

2 sec, reg sec, gem is teoptie = P2020 (P2020, sec, reg x p 1998 P1998 sec, gem De totale ontwikkeling in de gemeente wordt in deze optie bepaald door de regionale sectorprognoses en de samenstelling van de lokale productiestructuur. De mate waarin de gemeentelijke produktiestructuur is georiënteerd op expansieve, stabiele en afnemende sectoren is dan bepalend voor de groeipotentie. Tweede optie: Demografie en economie De samenhang tussen demografische ontwikkelingen en economische ontwikkelingen biedt een tweede mogelijkheid om de regionale werkgelegenheidsgroei geografisch te verdelen. Daarbij wordt verondersteld dat de gemeenten met de sterkste bevolkingsgroei ook de gemeenten zullen zijn met de hoogste economische groei. Verzorgende activiteiten zijn gerelateerd aan de bevolkingsomvang. De toekomstige bevolkingsgroei zegt dus iets over de potentiele ontwikkelingsmogelijkheden van dit soort activiteiten. De verdeelsleutel is geoperationaliseerd door per sector de regionale werkgelegenheid naar rato van de bevolkingsomvang te verdelen over de gemeenten voor zowel 1998 (het basisjaar) als voor 2020. b gem (1-' sec, gem ) fictief = 1998 1 99 8 reg "1998 sec, reg 1998 sec, gem b gem (P 2020 ) fictief = 2020 sec, reg b reg P 2020 2020 Het verschil tussen de fictieve berekeningen voor 2020 en 1998 geeft de groeipotentie aan. De werkgelegenheid in 2020 volgt uit: sec, gem ) - (p9em) sec, 1998 + sec, gem fictief sec, gem ) fictief P2020 P2020 ) - ( Pl998 ) De gemeentelijke uitkomsten zijn consistent gemaakt met de regionale prognoses door de COROP-cijfers als randtotaal te hanteren. sec, gem sec gem 2de opti e = P 2020 sec, reg (P2020 ) x p 2020 sec, gem 2020 47

Derde optie: Fysieke infrastructuur Een derde verdeelmaatstaf kan worden gevonden in de fysieke infrastructuur, i.c. de aanwezigheid van bedrijfsterreinen. Daarbij wordt de regionale werkgelegenheidsgroei geografisch verdeeld op basis van de lokale uitbreidings- c.q. vestigingsmogelijkheden. Dit is geoperationaliseerd door per sector de regionale Werkgelegenheid naar rato van de oppervlakte bedrijfsterrein te verdelen over de gemeenten voor zowel 1998 (het basisjaar) als voor 2020. 7. btgern sec, gem fictief 1998 (P1998, = x 1998 sec, reg p1998 8 (P sec, gem fictief - bt gem 2020 sec, reg 2020 ) - x 2020 Het verschil tussen de fictieve berekeningen voor 2020 en 1998 geeft de groeipotentie aan. De Werkgelegenheid in 2020 volgt uit: 9. sec, gem ) sec, gem) + sec, gem sec, 9em) ficti ef (P2020 - (P1998 P2020 ) fictief - (P1998 De gemeentelijke uitkomsten zijn consistent gemaakt met de regionale prognoses door de COROP-cijfers als randtotaal te hanteren. 10 sec, gem sec, gem de = P2o2o sec, reg (P2020 x ) p2020 sec, gem L P2020 De ene activiteit is voor vestiging en uitbreiding afhankelijker van de beschikbare bedrijfsterreinenvoorraad dan de andere. De scheidslijnen lopen dwars door de in dit onderzoek gehanteerde sectorindeling heen. Voor de detailhandel bijvoorbeeld is de voorraad bedrijfsterrein minder relevant dan voor de groothandel. Aan de andere kant is voor de groothandel de lokale bevolkingsomvang weer minder belangrijk dan voor de detailhandel. In het datamateriaal wordt echter alleen de categorie handel onderscheiden en kan deze verfijning niet worden aangebracht. Op pragmatische gronden is derhalve de sectorale werkgelegenheidsgroei zonder onderscheidt naar de gemeenten verdeeld naar rato van de spreiding van de bedrijfsterreinen. Vierde optie: Trendextrapolatie Als vierde en laatste optie is een trendextrapolatie uitgevoerd. Daarbij is de historische groei in de afgelopen 10 jaar per sector en per gemeente doorgetrokken naar de toe- 48

komst. Binnen de grenzen van de regionale randtotalen is de historische groei uit de afgelopen 10 jaar per sector en per gemeente doorgetrokken naar de toekomst. Daarbij wordt er van uitgegaan dat de factoren die in het verleden tot een afwijkende ontwikkeling hebben geleid, ook in de toekomst hun invloed zullen doen gelden. Omdat het doortrekken van trends over een periode van meer dan twintig jaar tot absurde uitkomsten kan leiden, zijn kunstmatig grenzen aangebracht. Daarbij is een boven- en een ondergrens gehanteerd van een gemiddelde jaarmutatie van maximaal 5%. De historische groeicoëfficiënt wordt als volgt bepaald: sec, gem (p199820 =, gem pwe 1988 gem ( 2020-1998 1/(1998 1988 ) ) waarin: sec, gem 6 (P1998,2020) = minimaal > 0.95 en maximaal 1.05 sec, gem sec, gem sec, gem 12 (P 2020 ) = 6 De gemeentelijke uitkomsten zijn consistent gemaakt met de regionale prognoses door de COROP-cijfers als randtotaal te hanteren. sec, gem, gem 202 0 sec, gem Y_ L.. P2020 13. (P sec = 1' 2020 X sec, reg Definitieve raming: Rekenkundig gemiddelde In beginsel zijn voor het gebruik van alle vier de opties argumenten aan te voeren. Per sector bezien is de plausibiliteit van de verschillende verdeelmethodes uiteenlopend. Daarom lijkt het raadzaam zoveel mogelijk verschillende invalshoeken bij de verdeling te betrekken, i.c. de bevolkingsgroei, de groeipotentie van de sectorstructuur, de ruimtelijke vestigingsmogelijkheden en de historische groei. Op pragmatische gronden is er voor gekozen om in de definitieve raming alle vier de opties even zwaar te laten wegen. De uiteindelijke raming is dus het gemiddelde van de opties 1 t/m 4. Voor de verdeling van de landbouw zijn de bevolkingsgroei en de ruimtelijke vestigingsmogelijkheden niet of nauwelijks relevant. Daarom is de gemeentelijke toedeling van deze sektor uitsluitend gebaseerd op de historische groei en de de groeipotentie van de sectorstructuur. 49

Bijlage 4 Vooruitberekeningen werkgelegenheid per gemeente, periodemutatie 1998-2020 in procenten. Uitkomsten op basis van uitsluitend bevolkingsgroei, trendextrapolatie, groeipotentie van de economische structuur en naar rato van de oppervlakte bedrijfsterrein. Het gemiddelde van deze vier opties is de definitieve raming. bevol trend struc bedrijfs gemid king tuur terrein deld bevol trend struc bedrijfs gemid king tuur terrein deld Aalten 14-4 9 22 10 Ammerzode 15 29 24 2 17 Angerlo 13 38 23-2 16 Apeldoorn 23 14 29 33 25 Arnhem 24 8 32 23 22 Barneveid 27 35 21 34 29 Bemmel 55 35 23-3 26 Bergh 16 22 18 19 19 Beuningen 27 80 27 49 45 Borculo 4-1 7-13 -1 Brakel 29 23 11 2 20 Brummen 6-5 11-15 1 Buren 15 34 17 0 18 Culemborg 33 11 26 34 26 Didam 3 53 24-3 19 Dinxperlo 23 31 10-8 15 Dodewaard 11 6 2 0 5 Doesburg 37 47 31-3 28 Doetinchem 29 29 22 38 30 Druten 36 38 19 33 32 Duiven 14 88 28 23 39 Echteld 16 24 21 2 16 Ede 31 37 25 37 32 Eibergen 1 4 8-11 -1 Elburg 37 48 19 12 29 Eist 83 46 19 131 69 Epe 27 9 23-1 14 Ermelo -0 25 32 4 16 Geldermals 18 46 26 32 31 Gendnngen 15 29 13-8 13 Gendt 19 52 11-6 18 Gorssel 26-7 18-5 7 Groenlo 16 4 13 88 31 Groesbeek -0 64 28-2 23 Harderwijk 53 44 29 44 43 Hattem 11 5 25 10 13 Hedel 19 32 19 5 19 Heerde 9 22 16 12 15 Heerewaard 41 40 20 33 39 Hengelo 3-3 6-11 -3 Heteren 59 71 19-5 36 Heumen 28 55 24-5 24 Hoevelaken 13 10 25-5 11 Huissen 34 16 12-6 15 Hummeloe 11 2 8-13 -0 Kerkwijk 10 20 19 4 15 Kesteren 13 13 19 1 13 Lichtenvoorde 2 31 12 32 19 Lienden 14 16 18 1 10 Lingewaal 22-4 11 1 8 Lochem 10 38 22 5 18 Maasdriel 13 34 16 1 14 Maurik 15 17 20 4 14 Millingen a/d R 76 51 26-1 38 Neede -5 2 13-18 -0 Neerijnen 19 20 19 2 15 Nijkerk 32 43 21 36 33 Nijmegen 39 28 30 46 36 Nunspeet 23 34 21 7 21 Oldebroek 17 10 14 5 11 Putten 30 39 21 6 23 Renkum 23 15 31-1 17 Rheden 9 3 28-3 10 Rijnwaarden 22 34 15-3 17 Rossum 40 30 16 0 22 Rozendaal 48 21 43 0 28 Ruurlo 10 10 2-11 0 Scherpenzeel 17 30 16-4 15 Steenderen -6-22 -9-14 -14 Tiel 29 26 32 58 36 Ubbergen 45 30 28-1 25 Valburg 34 41 17-3 21 Voorst 13 10 23-2 10 Vorden 11 1 11-15 2 Wageningen 26 19 35 21 25 Warnsveld 16-6 34-2 11 WehI 1 50 23-7 16 West Maas en 16 8 19 1 10 Westervoort 9 93 28-2 32 Wijchen 18 54 26 58 39 Winterswijk 15 23 22 26 22 Wisch 15 16 13 42 22 Zaltbommel 43 20 31 31 31 Zelhem 3 16 6-11 1 Zevenaar 17 44 26 50 34 Zutphen 36 10 23 17 22 Veluwe - - - - 26 Achterhoek - - - - 16 Arn/Nijm - - - - 29 ZW-Geldertand - - - - 23 Gelderland - - - - 25 - - - - 23 Bron: Bureau Economisch Onderzoek, afdeling Economische Zaken, Provincie Gelderland

bijlage 5 Raming Regionaal Product per COROP-gebied Bij de vooruitberekeningen van het regionaal product is als centraal uitgangspunt gekozen voor de veronderstelling dat de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit per sektor regionaal en nationaal niet wezenlijk verschilt. Dit impliceert homogene sektoren, een niet-regiospecifieke investeringsneiging en een technologisch bepaalde productiviteitsstijging. Voor het basisjaar (1993) is uitgegaan van de Regionaal Economische Jaarcijfers van het CBS.regionaal. De arbeidsproductiviteit is berekend door per sector het regionaal product te delen door het aantal arbeidsplaatsen. Vervolgens is de nationale productiviteitsstijging (per sector berekend uit E&FO, CPB) op het regionale niveau geprojecteerd. Ten slotte zijn deze kengetallen vermenigvuldigd met de werkgelegenheidsramingen uit deze studie. Aldus is een raming verkregen van het regionale produkt per sektor per COROP-gebied.