Nulmeting Wmo Gemeente Westland. September 2015 Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo

Vergelijkbare documenten
Nulmeting Wmo Gemeente Oldebroek. Rapportage December 2015 Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo

Nulmeting Wmo Gemeente Sittard-Geleen. December 2015 drs. A. Britt Projectnummer: Correspondentienummer: Wmo

Cranendonck. Ingekomen stukken gemeenteraad Datum raadsvergadering 0 8 M AART Origineel bij griffiemedewerkster Ontv.bev.verstuurd d.d.

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Vlieland. Rapport Juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

P Mee eens. Helemaal mee eens

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Beuningen. Definitief rapport 3 juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Vragenlijst over uw ervaringen met de Wmo

Vragenlijst over uw ervaringen met de Wmo

Effectmeting Wmo. Gemeente Westervoort

Bijlage 4 Tabellenbijlage Noardwest Fryslân

Cliëntervaring Wmo. Hoeksche Waard. Definitief rapport 17 juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Effectmeting Wmo. Conceptrapport Augustus 2016 Naomi Meys Msc Volkan Atalay Projectnummer: Correspondentienummer: DH

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Voorst. Rapport Augustus 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

Gemeente IJsselstein. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Concept 12 juli 2016

Effectmeting Wmo. Gemeente Hoorn. Rapport December 2016 Naomi Meys MSc Volkan Atalay Projectnummer: Correspondentienummer: DH

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Terschelling. Rapport Juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek Wmo gemeente Simpelveld

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Stein. Rapport September 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Westvoorne. Rapport Augustus 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Stede Broec. Rapport 29 juni 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

Cliëntervaringsonderzoek Wmo BMWE gemeenten 2016 Gemeente Bedum AHA! marktonderzoek en marketingadvies

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Sittard-Geleen. Rapport 12 juni 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Drechterland. Rapport 29 juni 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Pijnacker - Nootdorp

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Enkhuizen. Rapport 29 juni 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Gemeente Dalfsen. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Franekeradeel. Rapport Juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Resultaten cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Oost Gelre. Rapport Augustus 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Winterswijk. Rapport September 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Vlieland. Rapport Juni 2018 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Harlingen. Rapport Juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Oude IJsselstreek. Rapport September 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

AAN BURGEMEESTER & WETHOUDERS. Onderwerp: Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

CLIËNTERVARINGSONDERZOEK WMO

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Waadhoeke. Rapport Juni 2018 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Alkmaar. Rapport November 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek Wmo en Jeugdwet

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Harlingen. Rapport juni 2018 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Toelichting uitkomsten Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Vragenlijst over uw ervaringen met de Wmo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Heeze-Leende. Rapport Juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Valkenswaard. Conceptrapport 10 juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Best. Definitief rapport 3 juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Oost Gelre. Rapport September 2018 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Cliëntervaringsonderzoek Uitstroom Wmo DOCUMENT: ONDERZOEKSRAPPORTAGE CLIENTERVARINGSONDERZOEK WMO UITSTROOM OORGANISATIE: GEMEENTE VALKENSWAARD

X Algemeen Bestuur (AB)

Cliëntervaringen Wmo Gemeente Boxtel

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Lelystad. Rapport Juni 2018 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntervaringsonderzoek

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

box-tial Stuk ter kennisname Onderwerp Voorstel Samenvatting Vervolg Bijlagen meewerkend

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Cliëntervaringen Wmo hulpmiddelen s-hertogenbosch. Vervolgmeting 2018

Cliënten Wmo hebben meegewerkt aan het cliëntervaringsonderzoek

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss

Gemeente Ommen. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 28 juli 2017

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

AA EN HUNZE PANEL. Resultaten peiling 5: Zorgen voor elkaar. Januari 2016

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntondersteuning. Tips voor het keukentafelgesprek. Hoe kan ik mij voorbereiden op het gesprek met de Wmo-consulent van de gemeente?

CLIËNTERVARINGEN WMO OVER 2017

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Transcriptie:

Nulmeting Wmo 2015 Gemeente Westland September 2015 Projectnummer: 107696 Correspondentienummer: Wmo-0110-4599

INHOUD INLEIDING 1 HOOFDSTUK 1 SOCIALE SAMENHANG, EENZAAMHEID EN MEEDOEN 5 1.1 Sociale samenhang 5 1.2 Mate van eenzaamheid 5 1.3 Meedoen en zelfredzaamheid 6 HOOFDSTUK 2 INFORMELE ONDERSTEUNING 12 2.1 Burenhulp 12 2.2 Mantelzorg en vrijwilligerswerk 14 HOOFDSTUK 3 TOEGANG TOT ONDERSTEUNING 19 3.1 Contact gemeente 19 3.2 Welke redenen en vragen speelden mee? 20 3.3 Keukentafelgesprek 21 3.4 Cliëntondersteuning 21 3.5 Ervaringen met het keukentafelgesprek 22 HOOFDSTUK 4 GEBRUIK ONDERSTEUNING 24 4.1 Gebruik ondersteuning 24 4.2 Stapeling van ondersteuning 25 HOOFDSTUK 5 KWALITEIT EN EFFECT VAN ONDERSTEUNING 27 5.1 Kwaliteit formele ondersteuning 27 5.2 Effect formele ondersteuning 27 HOOFDSTUK 6 CONCLUSIES 2

Inleiding Voor u ligt het onderzoek Nulmeting Wmo. De vragenlijst van dit onderzoek sluit grotendeels aan bij de ontwikkelde vragenlijst voor het Cliëntervaringsonderzoek voor 2016. 1 Doelstelling van het onderzoek is te achterhalen wat de beleidseffecten zijn van de Wmo in uw gemeente. Het onderzoek gaat nader in op thema s als Meedoen in de samenleving, Het bieden van ondersteuning aan naasten of anderen, Toegang tot ondersteuning vanuit de gemeente en het gebruik, de kwaliteit en de effecten van deze ondersteuning. Steekproef en respons In de zomer van 2015 hebben in totaal 549 inwoners in uw gemeente deelgenomen aan dit onderzoek door een (online) vragenlijst in te vullen. Respondenten die daar behoefte aan hadden, konden bij de gemeente een papieren vragenlijst opvragen. De resultaten van uw zijn op basis van deze respons betrouwbaar. Deelnemers hebben op aanwijzing van BMC een steekproef getrokken uit de BRP van inwoners van 18 jaar en ouder in de gemeente en van mensen die een melding hebben gedaan. Het gaat hier om burgers met een ondersteuningsvraag die mogelijk in aanmerking komen voor een zogeheten (keukentafel)gesprek. Vaak worden deze klanten door middel van bijvoorbeeld meldingsformulieren geregistreerd. Uw gemeente heeft 815 melders en 1.585 willekeurig geselecteerde inwoners van 18 jaar en ouder aangeschreven. 1 Op moment van schrijven is niet zeker in hoeverre het Cliëntervaringsonderzoek in 2016 verplicht zal zijn voor gemeenten. 1/38

Hoofdstuk 1 Conclusies Eenzaamheid, zelfredzaamheid en participatie Eenzaamheid in uw gemeente is niet heel anders dan in de referentiegroep. Wel zijn er duidelijke verschillen tussen mensen met en zonder beperking en naar het soort beperking. Het is wellicht niet verrassend dat het vooral mensen zijn die moeite hebben om contact te leggen die meer eenzaamheid ervaren. Maar ook bij participatie en zelfredzaamheid zien we grote verschillen tussen mensen met verschillende beperkingen. Het is voor gemeenten van belang om goed in beeld te krijgen welke mensen aankloppen bij de gemeentelijke toegang en wat hen belemmert bij het meedoen. Voor mensen met lichamelijke beperkingen of beperkingen bij het bewegen en verplaatsen, is het makkelijker om oplossingen te bedenken dan voor mensen met geheugen- en oriëntatieproblemen of gedragsproblemen. Het zijn juist de nieuwe doelgroepen waar de zelfredzaamheid en participatiemogelijkheden nu nog het kleinst zijn en waar de grootste slagen moeten worden gemaakt. Dit betekent goed geschoolde mensen in de toegang en (eventuele) sociale wijkteams en een goed beeld van de specifieke belemmeringen bij de nieuwe doelgroepen. Informele ondersteuning Van informele ondersteuning in de vorm van burenhulp moeten we vooralsnog niet te veel verwachten. Hoewel buren nu al best wel wat voor elkaar doen en dat ook bereid zijn, gaat dat toch vooral om de burendienst of het bieden van lichte hulp en gaat het nauwelijks over het bieden van zwaardere zorggerelateerde vormen van burenhulp. In uw gemeente wordt er ongeveer evenveel vrijwilligerswerk verleend en is ook het potentieel gelijk aan andere gemeenten. Het is van belang om dat potentieel nader te onderzoeken. Hoe kunnen we mensen activeren om deze bereidheid daadwerkelijk om te zetten in vrijwilligerswerk? Het is de taak aan de gemeente om de komende jaren na te denken hoe ze burgers goed kan faciliteren bij hun eigen zelforganiserend vermogen. Van buurtbewoners die een pleintje of wijkcentrum beheren, tot aan inwoners die met elkaar zorginitiatieven ontplooien. Dat is de werkelijke opgave om in het sociaal domein een transformatie te bewerkstelligen. Het aandeel mantelzorgers in uw gemeente is gemiddeld. Zo is een op de vijf mensen mantelzorger. Er is een groot verschil tussen mensen met beperkingen die mantelzorg bieden en mensen zonder beperking. Mantelzorgers met een beperking lijken meer overbelast in uw gemeente dan in andere gemeenten, maar mantelzorgers zonder beperking zijn minder vaak overbelast. Ook is zorgvragers de vraag gesteld in hoeverre zij denken dat hun zorgvrager overbelast is. 68% van hen geeft aan dat hun mantelzorger overbelast is (in verhouding tot 61% in de referentiegroep), terwijl 21% het niet goed kan inschatten. Hier ligt voor de 2/38

gemeente (of in opdracht van gemeente een ondersteuningsorganisatie) een taak om met die mantelzorgers in gesprek te gaan, ze te wijzen op mogelijke ondersteuning en verlichting zodat zij het zo lang mogelijk volhouden. Toegang tot Wmo-ondersteuning 18% van de respondenten heeft (de afgelopen 12 maanden) contact gehad met de gemeente voor een Wmo-ondersteuningsvraag. Hiervan heeft meer dan 60% een gesprek gehad. Het is zaak voor de gemeente een breed intakegesprek te houden waar oog is voor de situatie nu en in de toekomst om te voorkomen dat mensen steeds terug blijven komen. De respondenten in gemeente Westland die contact opgenomen hebben met de gemeente doen dit relatief vaak met (hulp)vragen rond vervoer. Meer dan 40% van de keukentafelgesprekken wordt gevoerd met enkel de inwoner die de melding deed, dus zonder mantelzorger of cliëntondersteuner. De bekendheid van de cliëntondersteuner is laag en daar zal de gemeente de communicatie in moeten verbeteren. De ervaringen met de keukentafelgesprekken zijn over het algemeen goed. Vooral over het contact met de consulent is men tevreden. De aspecten rond de samen gezochte oplossing en in welke mate deze passend is, zijn nog voor verbetering vatbaar. Het is niet alleen van belang om een gemiddeld goed cijfer te hebben, maar juist op deze belangrijke aspecten moet de gemeente de ambitie stellen dat er niet of nauwelijks mensen zijn die de oplossing niet onderschrijven. Het moet immers een oplossing zijn die in overeenstemming heeft plaatsgevonden. Daarbij is het zorgvuldige proces nog het enige recht dat een cliënt heeft in de nieuwe Wmo 2015. Dit proces zorgvuldig doorlopen moet dan ook de ambitie van de gemeente zijn. Gemeenten willen zo laagdrempelig mogelijk ondersteuning inzetten. We kijken eerst wat de cliënt zelf kan, met zijn of haar netwerk. Zijn er eventueel algemene voorzieningen die kunnen helpen om ten slotte te kijken naar maatwerkvoorzieningen. Het belang van informele zorg is belangrijk voor de (financiële) houdbaarheid van het systeem. In uw gemeente ontvangen minder respondenten informele ondersteuning. Hierbij moeten we in gedachten houden dat de ruimte om meer informeel op te lossen er niet zo maar is. Veel mensen ontvangen al informele ondersteuning voordat ze naar de gemeente stappen. Kwaliteit en effect van de ondersteuning Ongeveer driekwart van de cliënten in uw gemeente geeft aan dat de kwaliteit van de ondersteuning goed is, waarbij ze aangeven dat de ondersteuning voldoet aan de wensen, behoeften en passend is. Toch blijft een niet te verwaarlozen aandeel met een ander gevoel achter. Vooral op de vraag leidt de ontvangen ondersteuning tot het oplossen van uw vraag/probleem? waar 11% van de respondenten het helemaal niet mee eens is, zal de gemeente de komende jaren hoger moeten gaan scoren. Dit vraagt een goed keukentafelgesprek, waarin breed gekeken wordt en in gezamenlijkheid de juiste, passende oplossing voor cliënten gezocht wordt. In dit gesprek zullen ook de verwachtingen gemanaged moeten worden. 3/38

De doelstelling van de Wmo is mensen die dat nodig hebben te ondersteunen in hun zelfredzaamheid en participatie. Er blijkt echter een groep van zo n 17 die, eventueel met alle formele en informele ondersteuning die zij ontvangen, zich niet of nauwelijks kan redden in het dagelijks leven. Wat betreft participatie is het zelfs een op de vier die aangeeft helemaal niet mee te kunnen doen aan activiteiten als werken, leren en voor anderen zorgen. In de referentiegroep is dit aandeel zelfs bijna een kwart. Het is belangrijk om meer zicht te krijgen op deze groep mensen, hun (on)mogelijkheden en gerichte ondersteuning te bieden waarmee ook zij kunnen participeren. 4/38

Hoofdstuk 1 Sociale samenhang, eenzaamheid en meedoen 1.1 Sociale samenhang Binnen de Wmo 2015 blijft het bevorderen van sociale samenhang een van de belangrijke doelen. Sociale samenhang wordt gemeten met de schaalscore sociale kwaliteit, waarbij een lage score staat voor weinig sociale samenhang en een hoge score voor veel sociale samenhang. Voor uitleg over hoe de score sociale cohesie wordt berekend, verwijzen wij u naar bijlage 1. Tabel 1 Sociale samenhang Westland Referentiegroep Sociale cohesie 6,6 6,4 Onderstaande tabel geeft de sociale samenhang weer voor zowel inwoners met als zonder ervaren beperkingen of aandoeningen. Tabel 2 Sociale samenhang naar beperking Westland Referentiegroep Met Zonder Zonder Met beperking beperking beperking beperking Sociale cohesie 6,3 6,9 5,9 6,8 1.2 Mate van eenzaamheid De afwezigheid van eenzaamheid is één van de belangrijkste indicatoren voor het sociale welzijn van mensen. De achterliggende gedachte is dat iemand die participeert het ook op andere fronten goed doet: minder eenzaam is en een sterk sociaal vangnet heeft. In onderstaande tabel wordt onderscheid gemaakt naar inwoners die hebben aangegeven een beperking of aandoening te hebben en zij die dit niet hebben. Tabel 3 Mate van eenzaamheid onder mensen met en zonder een beperking/aandoening Westland Referentiegroep Met Zonder Zonder Met beperking beperking beperking beperking Niet eenzaam 30% 50% 25% 54% Matig eenzaam 45% 43% 45% 38% Sterk eenzaam 15% 4% 17% 5% Zeer sterk eenzaam 11% 3% 14% 3% 5/38

De volgende tabel geeft de mate van eenzaamheid weer naar leeftijdscategorie. Tabel 4 Mate van eenzaamheid van mensen naar leeftijd (65-min/65-plus) Westland Referentiegroep 65-min 65-plus 65-min 65-plus Niet eenzaam 45% 39% 48% 32% Matig eenzaam 43% 43% 37% 47% Sterk eenzaam 5% 13% 8% 13% Zeer sterk eenzaam 7% 5% 8% 8% De volgende figuur geeft voor alle gemeenten 2 per ervaren beperking het aandeel aan dat (zeer) sterk eenzaam is. Figuur 1 Mate van eenzaamheid naar type beperking/aandoening 2 Per gemeente zijn er te weinig data om deze uitsplitsing te maken 6/38

1.3 Meedoen en zelfredzaamheid Mee kunnen blijven doen aan de maatschappij is het centrale doel van de Wmo. We onderscheiden hierin twee subjectieve aspecten van meedoen, namelijk meedoen aan allerlei activiteiten en voldoende sociaal contact ervaren. Onderstaande figuur toont in hoeverre inwoners vinden dat zij kunnen meedoen aan activiteiten (bijvoorbeeld sport, zang-, muziek-, toneel- of hobbyvereniging, dagjes uit, uit eten, theater, bioscoop, et cetera). Figuur 2 Voldoende meedoen aan activiteiten 3 De volgende figuur maakt op basis van de data van alle deelnemende gemeenten een onderscheid in de mate waarin burgers aan activiteiten kunnen deelnemen naar type beperking/aandoening. Figuur 3 Meedoen naar type beperking (grotendeels en ja, helemaal) 3 De categorie Totaal bestaat uit alle respondenten bij elkaar opgeteld. Dus respondenten met een ervaren beperking, respondenten zonder een ervaren beperking, en respondenten die de vraag niet hebben ingevuld. 7/38

Burgers met een lichamelijke handicap kunnen het beste meedoen in de samenleving. Voor deze groep zijn er vaak voldoende hulpmiddelen om belemmeringen weg te nemen. Mensen die moeite hebben met het leggen van sociale contacten of geheugen- en oriëntatieproblemen ervaren, kunnen minder makkelijk meedoen. Ook is uw burgers gevraagd of zij zelf vinden dat zij voldoende contact hebben met anderen. De volgende tabel toont de mate waarin zij dit als voldoende ervaren, uitgesplitst voor mensen met en zonder een beperking. Tabel 5 Voldoende contact met anderen (% ja) naar beperking Westland Referentiegroep Met beperking 81% 80% Zonder beperking 96% 95% Totaal respondenten 90% 88% Burgers met een beperking zijn iets negatiever over hun mate van contact met anderen dan mensen zonder een beperking. Zelfredzaamheid Gemeenten moeten mensen ondersteunen bij hun zelfredzaamheid. In de Wmo is dit geformuleerd als: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden 4. Wij onderscheiden hierbij verschillende aspecten: het huishouden op orde hebben, redden in persoonlijke verzorging, voldoende kunnen verplaatsen en de mate van zelfregie (controle). De volgende figuur (2) toont de mate van zelfredzaamheid voor mensen met een beperking. De figuur erna (3) de mate van zelfredzaamheid voor mensen zonder beperking. 4 Artikel 1.1.1 Wmo 2015 8/38

Figuur 4 Zelfredzaamheid onder mensen met een beperking Figuur 5 Zelfredzaamheid onder mensen zonder beperking 100% 90% 99% 80% 98% 99% 99% 98% 98% 70% Voldoende buitenshuis verplaatsen Redden in persoonlijke Huishouden op orde houden verzorging Westland Referentiegroep Er zijn grote verschillen zichtbaar als wij de respondenten met een beperking vergelijken met de respondenten zonder beperking (figuur 5). 9/38

De volgende figuur geeft het aandeel burgers weer dat over het algemeen controle over hun leven ervaart, uitgesplitst naar burgers met een beperking en burgers zonder beperking. Figuur 6 Ervaren controle 5 De gebruikte zelfredzaamheidsscore 6 is opgebouwd uit de losse onderdelen: huishouden op orde, zelfverzorging, verplaatsen en eigen regie. Een hogere score betekent meer zelfredzaam. De volgende figuur geeft de zelfredzaamheid weer per type beperking op basis van de data van alle deelnemende gemeenten. 5 De categorie Totaal bestaat uit alle respondenten bij elkaar opgeteld. Dus respondenten met een ervaren beperking, respondenten zonder een ervaren beperking, en respondenten die de vraag niet hebben ingevuld. 6 Score loopt van 0 tot 10. 10/38

Figuur 7 Zelfredzaamheidsscore naar type beperking/aandoening (hele dataset) Het zijn vooral mensen met gedragsproblemen en geheugen- en oriëntatieproblemen die weinig zelfredzaam zijn. Hier zien we hetzelfde patroon als bij participatie. Het zijn vooral de mensen met een lichamelijke handicap die het beste kunnen meedoen en zelfredzaam zijn. 11/38

Hoofdstuk 2 Informele ondersteuning 2.1 Burenhulp Een belangrijk uitgangspunt in de Wmo is dat ondersteuning zoveel mogelijk wordt geboden binnen het eigen netwerk. Naast mantelzorg en ondersteuning door vrienden gaat het daarbij ook om burenhulp. Is immers niet het gezegde Beter een goede buur dan een verre vriend? De volgende figuur toont het percentage inwoners van uw gemeente dat hun buren helpt, naar de typen burendienst, burenhulp of burenzorg. Deze typen hebben wij samengesteld door verschillende vormen van hulp of ondersteuning die buren aan elkaar kunnen geven. Van zeer lichte dingen (post bewaren) tot meer zorggerelateerde dingen. Voor een uitgebreidere verantwoordingen verwijzen wij u naar bijlage 1. 50% Figuur 8 Ik help mijn buren al (%) 7 40% 30% 38% 31% 20% 20% 10% 7% 13% 11% 4% 5% 4% 0% Dienst Hulp Zorg Met beperking Zonder beperking Totaal We zien dat burendiensten het vaakst voor komen. Waarbij respondenten in Westland met een ervaren beperking relatief weinig burendiensten doen in verhouding tot respondenten zonder een beperking. Burenhulp en burenzorg worden al significant minder gegeven. Ook zien we bij deze vormen van burenhulp/- zorg dat het verschil tussen mensen met en zonder beperking kleiner wordt. 7 De categorie Totaal bestaat uit alle respondenten bij elkaar opgeteld. Dus respondenten met een ervaren beperking, respondenten zonder een ervaren beperking, en respondenten die de vraag niet hebben ingevuld. 12/38

50% Figuur 9 Burenhulp: ontvangen 40% 30% 35% 20% 27% 10% 16% 7% 11% 9% 4% 3% 3% 0% Dienst Hulp Zorg Met beperking Zonder beperking Totaal Er is weinig verschil tussen het aandeel mensen dat burenhulp verleent en burenhulp ontvangt. Dat lijkt redelijk in evenwicht. Het hebben van een beperking heeft invloed op het ontvangen van burendiensten, -hulp of -zorg. Inwoners met een beperking ontvangen iets vaker burenzorg, maar ontvangen minder vaak burendiensten dan mensen zonder beperking. Naast het bieden of ontvangen van burenhulp is inwoners ook gevraagd of zij bereid zijn om buren te helpen. De volgende figuur toont het percentage inwoners dat zeker bereid is om buren te helpen. 13/38

80% Figuur 10 Bereidheid om mijn buren te helpen (% zeker wel bereid ) 70% 60% 50% 66% 56% 40% 56% 30% 42% 45% 38% 33% 20% 29% 25% 10% 0% Dienst Hulp Zorg Met beperking Zonder beperking Totaal We zien dat mensen optimistisch zijn als het gaat om hun eigen inschatting of zij bereid zijn hun buren te helpen. (Dit zijn respondenten die een bepaalde vorm dus (nog) niet geven, maar wel aangeven zeker bereid te zijn hiertoe). De vraag blijft natuurlijk in hoeverre mensen het ook echt doen als het nodig is. En in hoeverre mensen bereid zijn persoonlijke hulp van hun buren te ontvangen. 2.2 Mantelzorg en vrijwilligerswerk Meedoen aan de maatschappij kan ook het bieden van mantelzorg en/of het doen van vrijwilligerswerk inhouden. Mantelzorg Het beroep op mantelzorgers zal de komende jaren als gevolg van de transities toenemen. Het motief om mantelzorg te verlenen komt echter voort uit de relatie die mensen met elkaar hebben. Mensen vinden het bieden van ondersteuning aan naasten vaak vanzelfsprekend en zien dit niet als mantelzorg. Dit zorgt ervoor dat mensen zich moeilijk herkennen in de term mantelzorg. Het aandeel mantelzorgers onder de respondenten in uw gemeente is een op de vijf, net als in de referentiegroep. De volgende figuur toont het percentage inwoners van uw gemeente dat actief is als mantelzorger met of zonder een ervaren beperking. Wij zien dat mensen met een beperking ongeveer even vaak mantelzorg bieden als mensen zonder een beperking. 14/38

Figuur 11 Mantelzorg bieden Het bieden van mantelzorg kan een zware fysieke en/of emotionele belasting vormen voor mensen en daardoor leiden tot overbelasting. De volgende figuur toont de mate waarin mantelzorgers in uw gemeente zich hierdoor overbelast voelen. 15/38

Figuur 12 Overbelasting mantelzorgers naar wel/geen beperking Uit de figuur blijkt dat mantelzorgers met een beperking zich veel vaker overbelast voelen dan mantelzorgers zonder beperking. Inwoners die ondersteuning krijgen van een mantelzorger is gevraagd of zij het idee hebben dat deze naaste de zorg aankan. De volgende figuur toont de inschatting van deze inwoners over een eventuele overbelasting van hun mantelzorgers. Figuur 13 Inschatting overbelasting van mijn mantelzorger 16/38

Vrijwilligerswerk In uw gemeente is het aandeel vrijwilligers onder alle respondenten 26% ten opzichte van 24% in de referentiegroep. Het gaat hierbij om meer dan incidenteel vrijwilligerswerk. De volgende figuur toont de mate waarin de inwoners van uw gemeente vrijwilligerswerk verrichten. In tegenstelling tot het verlenen van mantelzorg zien wij hier wel verschillen. Figuur 14 Vrijwilligerswerk (vaker dan incidenteel) naar beperking De inwoners is ook gevraagd of zij (nog) verwachten dit jaar vrijwilligerswerk te doen. Dit geeft het potentieel aan. 17/38

Figuur 15 Verwachting vrijwilligerswerk te doen (naar wel/geen beperking) De inwoners van uw gemeente zonder beperking verwachten in ongeveer gelijke mate dit jaar nog vrijwilligerswerk te verrichten als de inwoners zonder beperking in de referentiegroep. 18/38

Hoofdstuk 3 Toegang tot ondersteuning 3.1 Contact gemeente Aan burgers die in de afgelopen 12 maanden contact hebben gehad met de gemeente vanwege een vraag over zelfstandig wonen of meedoen in de samenleving, zijn enkele vragen over dit contact gesteld. De volgende tabel toont het aandeel inwoners (melders) dat in de afgelopen 12 maanden contact heeft gehad met uw gemeente met een vraag over zelfstandig wonen of meedoen aan de samenleving. Tabel 6 Contact met de gemeente Westland Ja 18% Nee 82% De melders is gevraagd of zij wisten waar zij terechtkonden met hun vraag/probleem. Onderstaande tabel toont de antwoorden en geeft daarmee een indicatie van de bekendheid met de toegang tot gemeentelijke voorzieningen in het sociaal domein. Tabel 7 Bekendheid Westland Referentiegroep Ja 66% 69% Nee 18% 22% Weet niet meer 16% 9% De volgende tabel toont het aandeel melders dat al eerder contact heeft gehad met uw gemeente over een ondersteuningsvraag of -probleem. Tabel 8 Eerder contact gehad met de gemeente Westland Referentiegroep Ja 70% 68% Nee 30% 32% Meer dan twee derde van de melders had al eerder contact gehad met de gemeente. 19/38

3.2 Welke redenen en vragen speelden mee? Burgers kunnen om zeer uiteenlopende ondersteuningsvragen bij de gemeente terecht. De volgende tabel toont de onderwerpen waarvoor burgers contact opnamen met de gemeente. Tabel 9 Voor welk onderwerp kwamen burgers bij de gemeente? Westland Referentiegroep Ik heb moeite me zelf te wassen en kleden 25% 24% Ik kan het huishoudelijke werk thuis niet meer aan Ik kan nergens meer naartoe omdat ik geen vervoer heb 52% 58% 38% 29% Ik kan niet meer binnenshuis rondlopen/rijden 18% 18% Ik voel me eenzaam en wil meer contact met andere mensen 16% 20% Ik heb overdag niks te doen 19% 19% Ik heb moeite om mijn financiële zaken te regelen en de administratie te doen Ik weet niet hoe ik bepaalde problemen kan oplossen en wat ik moet kiezen 17% 21% 24% 27% Anders 36% 41% De meeste hulpvragen gaan over het voeren van een huishouden. In verhouding tot de referentiegroep zijn er relatief weinig mensen in Westland die contact opnemen over het niet meer aankunnen van de huishoudelijke hulp, en zich eenzaam voelen en niet weten hoe ze bepaalde problemen moeten oplossen. Relatief vaak hebben respondenten in uw gemeente contact opgenomen over het onderwerp ik kan nergens meer naartoe omdat ik geen vervoer heb. Veelal is het contact opnemen met de gemeente een sluitpost voor burgers. Eerst proberen zij zelf hun ondersteuningsvraag op te lossen, eventueel met hulp van derden. Wanneer dit niet lukt, kloppen zij bij de gemeente aan. De volgende tabel toont welke redenen voor burgers meespelen wanneer zij vanwege hun ondersteuningsvraag de gemeente benaderen. Tabel 10 Redenen om naar de gemeente te gaan Ik weet niet waar en hoe ik een oplossing kan regelen Westland Referentiegroep 27% 33% Ik overzie het probleem en de keuzes niet meer 16% 26% Mijn omgeving (partner, kind, ouder) kan het niet, of niet meer Ik ben doorverwezen door mijn huisarts of andere zorgverlener 23% 30% 29% 40% Anders 30% 36% 20/38

Het merendeel van de mensen is doorverwezen naar de gemeente vanwege hun hulp- of ondersteuningsvraag. 3.3 Keukentafelgesprek Wanneer een burger bij de gemeente komt met een ondersteuningsvraag of -probleem, dan dient de gemeente een keukentafelgesprek te voeren met deze persoon. Dit gesprek wordt in de regel ingepland en kan aan het Wmo-loket, bij een welzijnsorganisatie of bij de burger thuis worden afgenomen. In het gesprek wordt de ondersteuningsvraag en/of het ondersteuningsprobleem in kaart gebracht en wordt onderzocht welke oplossingen, waaronder ook mantelzorg en inzet van vrijwilligers, mogelijk zijn. De volgende tabel toont het percentage melders dat de gemeente heeft benaderd en vervolgens een keukentafelgesprek heeft gehad. Tabel 11 Keukentafelgesprek gehad Westland Referentiegroep Ja 56% 62% Nee 44% 38% Bij het keukentafelgesprek kunnen ook derden aanwezig zijn. In de regel gaat het om een naaste en/of een cliëntondersteuner. De volgende tabel toont het percentage keukentafelgesprekken waarbij een derde aanwezig was. Tabel 12 Was er iemand bij het keukentafelgesprek aanwezig? Ja, een naaste (zoals partner, kind, ouder, vriend) Ja, een cliëntondersteuner (iemand die u helpt uw weg te vinden naar zorg en ondersteuning) Westland Referentiegroep 43% 53% 11% 11% Nee 43% 28% Anders 3% 8% Hoewel het vrij normaal is dat er een mantelzorger aanwezig is bij het gesprek, wordt de cliëntondersteuner nog weinig gebruikt. 3.4 Cliëntondersteuning Volgens de Wmo 2015 zijn gemeenten verplicht om cliëntondersteuning aan te bieden aan burgers die een keukentafelgesprek krijgen. Een onafhankelijke partij, in veel gemeenten de MEE organisatie, helpt burgers door bij de gesprekken aanwezig te zijn en onafhankelijk advies te geven. De volgende tabel toont van de burgers die in het afgelopen jaar een keukentafelgesprek hebben gehad, het percentage dat wist dat cliëntondersteuning mogelijk is. Dit aandeel is in Westland vrijwel net zo groot als in de referentiegroep. 21/38

Tabel 13 Bekendheid cliëntondersteuning Westland Referentiegroep Ja 41% 42% Nee 59% 58% De volgende tabel toont de mate waarin de burgers die cliëntondersteuning hebben ontvangen, hier tevreden over zijn. Figuur 16 Tevredenheid cliëntondersteuning Heel ontevreden Ontevreden Neutraal Tevreden Heel tevreden Referentiegroep 3% 20% 37% 34% 5% Westland 0% 0% 14% 57% 29% 0% 20% 40% 60% 80% 100% De mensen die gebruik hebben gemaakt van de cliëntondersteuner (hoewel dit er weinig waren) zijn hier over het algemeen tevreden over. 3.5 Ervaringen met het keukentafelgesprek De volgende tabel toont voor een aantal aspecten de mate waarin uw burgers tevreden zijn over het keukentafelgesprek en de geboden oplossing. 22/38

Figuur 17 Ervaren kwaliteit van het keukentafelgesprek Over alle in de bovenstaande figuur behandelde aspecten van het keukentafelgesprek oordeelt het merendeel van de burgers positief, hoewel de aspecten die meer over het contact gaan positiever zijn dan de aspecten over de daadwerkelijke oplossing. De mate van tevredenheid per aspect verschilt weinig met de verdeling in de referentiegroep. De figuur van de referentiegroep vindt u terug in de bijlage. 23/38

Hoofdstuk 4 Gebruik ondersteuning 4.1 Gebruik ondersteuning Gemeenten bieden op tal van manieren ondersteuning aan burgers. De volgende figuur toont het gebruik van Wmo-voorzieningen die uw gemeente biedt aan respondenten die contact hebben gehad met de gemeente in het kader van een ondersteuningsvraag. Voor het gebruik onder alle respondenten verwijzen wij u naar bijlage 2. Figuur 18 Gebruik Wmo-ondersteuning onder respondenten met contact gemeente Naast deze formele vormen van ondersteuning ontvangen burgers ondersteuning vanuit hun netwerk, maken zij gebruik van algemene of particuliere voorzieningen of betalen zij bepaalde hulp zelf (bijvoorbeeld particuliere schoonmakers). De volgende figuur toont de mate waarin uw burgers de verschillende vormen van ondersteuning ontvangen. In de vragenlijst is het gebruik van veel verschillende mogelijke vormen van ondersteuning uitgevraagd. Op basis van het antwoordgedrag van respondenten die hebben aangegeven een beperking/aandoening te hebben is bepaald of zij wel of 24/38

niet een bepaalde vorm van ondersteuning gebruiken/ontvangen. De categorie geen traceerbare ondersteuning bestaat uit respondenten die wel aangeven een beperking/aandoening te hebben, maar nergens in de vragenlijst aangeven ondersteuning te ontvangen. Voor een uitgebreidere verantwoording verwijzen wij u naar bijlage 1. Figuur 19 Verschillende vormen van ondersteuning Wij zien dat de respondenten in Westland in vergelijking met de referentiegroep iets minder informele ondersteuning ontvangen. 4.2 Stapeling van ondersteuning Op basis van alle data krijgt u hier inzicht in de stapeling van ondersteuning, waarbij we zijn uitgegaan van de piramide van zo licht mogelijke ondersteuning tot zwaardere ondersteuning. Wij hebben hiervoor alle combinaties van ondersteuning bekeken die op basis van het invulgedrag van respondenten zijn te maken. De meest voorkomende combinaties van ondersteuning tonen wij in figuur 18. 8 In de volgende figuur ziet u het aandeel mensen dat zelf op eigen kracht (met de eigen portemonnee) hulp heeft ingeschakeld, welke mensen informele ondersteuning ontvangen tot aan formele ondersteuning en de stapeling hierin. 8 Voor uitgebreide verantwoording verwijzen wij u naar bijlage 1. 25/38

Het beleid is sterk gericht op het netwerk versterken van mensen en eerst zo laagdrempelig mogelijke ondersteuning in te zetten. Pas wanneer het echt nodig is wordt er naar maatwerkvoorzieningen gekeken. Uit de volgende figuur blijkt dat een groot deel van de mensen naast de formele ondersteuning al informele steun ontvangt. In figuur 20 zien wij dat er in vergelijking met de referentiegroep ongeveer evenveel mensen (met een beperking) zijn die alleen formele ondersteuning ontvangen (12%). Dat geldt ook voor het aandeel mensen met een beperking dat zowel formele als informele hulp ontvangt kleiner is (40%). Het aandeel respondenten met een beperking die zowel formele als informele ontvangt als gebruikt maakt van een algemene voorziening als zelf betaalde particuliere hulp is in beide gevallen zeer klein (1%). Figuur 20 Stapeling van ondersteuning Alleen formele ondersteuning Referentiegroep 14% 9% 1% 39% 1% Alleen informele ondersteuning Alleen zelf betaalde particuliere hulp Formele ondersteuning + informele ondersteuning Westland 12% 11% 1% 40% 1% Formele ondersteuning + algemene voorziening + informele ondersteuning + zelf betaalde particuliere hulp 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 26/38

Hoofdstuk 5 Kwaliteit en effect van ondersteuning 5.1 Kwaliteit formele ondersteuning Burgers beoordelen de door de gemeente geboden ondersteuning verschillend, zowel waar het gaat om de aansluiting op de eigen wensen als op de eigen behoeften. De vraag is in hoeverre de geboden oplossing helpt de ervaren problemen op te lossen. De volgende figuur toont het oordeel van burgers over de kwaliteit van de ontvangen ondersteuning. Figuur 21 Ervaren kwaliteit ondersteuning Het merendeel van de burgers die ondersteuning ontvangen, is van mening dat de ondersteuning helemaal of grotendeels voldoet aan hun wensen en behoeften. Ook is de geboden ondersteuning volgens het merendeel nog steeds passend en leidt de ontvangen ondersteuning tot het oplossen van hun vraag/probleem. De figuur van de referentiegroep vindt u terug in bijlage 2. 5.2 Effect formele ondersteuning Belangrijker nog dan de beoordeling van de kwaliteit van de geboden gemeentelijke ondersteuning, is het effect ervan op de zelfredzaamheid en participatie. 27/38

Zelfredzaamheid De volgende figuur toont het mogelijke effect op de mate van zelfredzaamheid. Het toont in hoeverre burgers in staat zijn om bepaalde dagelijkse verrichtingen uit te voeren, al dan niet geholpen door de eventuele formele en/of informele ondersteuning die zij ontvangen. Figuur 22 Mate van zelfredzaamheid Alhoewel voor alle aspecten geldt dat het merendeel van de burgers aangeeft zich met de eventuele ontvangen ondersteuning helemaal of grotendeels te kunnen redden, geeft desalniettemin bij elk aspect een beduidend aandeel burgers aan zich slechts een beetje of zelfs helemaal niet te redden. Gezien het essentiële karakter van de verrichtingen, kan het ontbreken van zelfredzaamheid op deze gebieden als ernstig worden beschouwd. De gegevens van de referentiegroep vindt u terug in de bijlage (figuur 29). De volgende tabel toont de zelfredzaamheid van mensen, met alle ondersteuning die ze ontvangen, uitgesplitst naar het hebben van een beperking of aandoening. 28/38

Tabel 14 Mate van zelfredzaamheid naar beperking (% ja, helemaal en grotendeels) Westland Referentiegroep Met Zonder Zonder Met beperking beperking beperking beperking Leven leiden zoals ik dat wil 65% 92% 62% 94% Binnen en buiten mijn huis rond te lopen/rijden 67% 94% 68% 96% Mij (laten) wassen, kleden en verzorgen 80% 92% 78% 92% Mijn huishouden (laten) regelen en op orde houden 71% 89% 71% 92% Mijn financiën (laten) regelen en op orde houden 78% 91% 78% 92% Mensen met ervaren beperkingen verschillen het meest ten opzichte van mensen zonder ervaren beperking in hun zelfredzaamheid om het huishouden op orde te houden. Mensen met beperking kunnen, inclusief mogelijke ondersteuning, een stuk minder goed het huishouden op orde houden. Participatie De volgende figuur toont de mate waarin burgers zichzelf in staat achten mee te doen in de samenleving, al dan niet geholpen door de eventuele formele en/of informele ondersteuning die zij ontvangen. Figuur 23 Mate van meedoen 29/38

Het merendeel van de burgers is helemaal of grotendeels in staat om, eventueel met ondersteuning, regelmatig mensen te ontmoeten. Het doen van leuke dingen ter ontspanning en recreatie is voor minder inwoners een vanzelfsprekende mogelijkheid. Het ondernemen van activiteiten, zoals werken, leren of het helpen van anderen blijkt voor een aanzienlijk deel niet haalbaar. Bijna een kwart van de respondenten acht zichzelf daartoe helemaal niet in staat. De figuur van de referentiegroep vindt u terug in bijlage 2 (figuur 30). De volgende tabel toont het effect van de gemeentelijke en overige ondersteuning op het meedoen van uw burgers, uitgesplitst naar het hebben van een beperking of aandoening. Tabel 15 Mate van meedoen naar beperking Regelmatig mensen ontmoeten Leuke dingen doen ter ontspanning en recreatie Activiteiten ondernemen, zoals werken, leren, anderen helpen Westland Met beperking Zonder beperking Referentiegroep Met beperking Zonder beperking 71% 92% 67% 92% 49% 92% 51% 90% 32% 91% 32% 89% Het grootste verschil tussen mensen met beperkingen en zonder beperkingen is zichtbaar bij het meedoen aan allerlei activiteiten. Dat is ook met eventuele ondersteuning voor slechts een deel van hen mogelijk. 30/38

Bijlage 1 Respons en onderzoeksverantwoording Het onderzoek is in de zomer van 2015 uitgevoerd. Het betreft een kwantitatief onderzoek, uitgezet door middel van een online vragenlijst met de mogelijkheid om een papieren vragenlijst op te vragen. Deelnemers hebben op aanwijzing van BMC Onderzoek een steekproef getrokken uit de BRP van inwoners van 18 jaar en ouder in de gemeente en onder mensen die zich gemeld (melders) hebben bij de gemeente met een vraag voor Wmoondersteuning. Er zijn 2.400 brieven verstuurd naar uw inwoners met een inlogcode voor het online onderzoek, waarvan de 815 naar mensen die een melding hebben gedaan bij de gemeente en 1.585 naar willekeurig geselecteerde inwoners van 18 jaar en ouder. In totaal hebben 549 inwoners de vragenlijst ingevuld. De respons is hiermee 20%. Voor online onderzoek onder deze doelgroepen is een respons van 15% gangbaar. De resultaten voor uw gemeente als geheel zijn betrouwbaar. NB Veel vergelijkingen met de referentiegroep tonen de overeenkomsten en verschillen van respondenten met een beperking of aandoening (vergelijkbare groepen dus). Waar de totale respons van uw gemeente wordt vergeleken met de totale respons in de referentiegroep kunnen verschillen voortkomen uit de aard van de getrokken steekproef (de verhouding melders en andere inwoners ). De verschillen zeggen daar dus niet iets over beleid. Analyse Voor de analyse wordt gebruikgemaakt van kruistabellen, waarbij over het algemeen chi-kwadraattesten worden gebruikt om significante verschillen vast te stellen. Waar van toepassing, zijn ook uni- en multivariate ANOVA s gebruikt om verbanden tussen gemeten variabelen te kwantificeren en om te corrigeren voor achtergrondvariabelen. Rapportage Uw gemeente wordt in deze rapportage vergeleken met een referentiegroep. Deze referentiegroep bestaat uit gemeenten die ook aan dit onderzoek hebben meegedaan. Het gaat om 26 gemeenten en meer dan 10.000 respondenten. 31/38

Operationalisering concepten Score sociale cohesie De schaalscore sociale cohesie is opgebouwd uit het antwoordgedrag op vier stellingen: 1. De mensen in mijn buurt kennen elkaar nauwelijks. 2. De mensen in deze buurt gaan op een prettige manier met elkaar om. 3. Ik woon in een gezellige buurt, waar mensen elkaar helpen en samen dingen doen. 4. Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt. In 2014 was de gemiddelde schaalscore sociale cohesie in Nederland een 6,2. Zelfredzaamheidsscore De zelfredzaamheidsscore hebben wij gebaseerd op de volgende vier items: 1. Voldoende buitenshuis kunnen verplaatsen. 2. Redden in de persoonlijke verzorging. 3. Het huishouden op orde houden. 4. Controle ervaren over eigen leven. De zelfredzaamheidsscore loopt van 1 tot en met 10. Maximaal kunnen er 16 punten worden gescoord (4x4), maar deze score wordt omgerekend naar een 10- puntsschaal. Een hogere score betekent een hogere zelfredzaamheid. Eenzaamheidsscore Om eenzaamheidsbeleving te meten is de eenzaamheidsschaal van de Jong Gierveld gebruikt. Deze schaal wordt ook gehanteerd in onder andere GGD gezondheidsonderzoeken/monitors. Een belangrijk kenmerk van deze benadering is dat het de discrepantie tussen dat wat mensen verlangen aan affectie en intimiteit van anderen en wat ze in werkelijkheid ondervinden aan het licht brengt. Hoe groter het verschil, hoe groter de eenzaamheid. De eenzaamheidsscore vloeit voort uit het antwoordgedrag op elf stellingen over vriendschap, vertrouwen en sociale steun. De eenzaamheidsscore loopt van 1 tot en met 11 en kan nader worden ingedeeld naar vier niveaus: niet eenzaam (score 0, 1 of 2), matige eenzaamheid (score 3 tot en met 8), sterke eenzaamheid (score 9 of 10) en zeer sterke eenzaamheid (score 11). Beperkingen De ervaren beperkingen worden in de vragenlijst uitgevraagd en ingedeeld in de categorieën leggen van sociale contacten, lichamelijke handicap, gedragsproblemen, geheugen- en oriëntatieproblemen, zintuiglijke beperking, verstandelijke beperking, bewegen en verplaatsen en psychisch functioneren. Ontvangen ondersteuning Er wordt een onderscheid gemaakt tussen formele ondersteuning en informele ondersteuning door bijvoorbeeld mantelzorgers en vrijwilligers. Formele ondersteuning kan Wmo-ondersteuning of ondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet zijn, zoals persoonlijke verzorging. 32/38

Burenhulp, burendienst en burenzorg Er zijn tien items waarbij mensen kunnen aangeven of zij dit al doen voor hun buren, of in hoeverre ze hiertoe bereid zijn. Voor deze items geven respondenten ook aan in hoeverre hun buren dit al voor hen doen, en in hoeverre zij naar de inschatting van de respondent hiertoe bereid zijn. De items zijn: 1. Planten water geven, post bewaren en/of de huisdieren verzorgen als zij weg zijn 2. Boodschappen doen 3. Eten koken en brengen 4. Helpen met de administratie, een aanvraag indienen, belastingen invullen etc. 5. Klusjes in of rond het huis of de tuin 6. Op de kinderen passen 7. Helpen bij vervoer en/of bezoekjes 8. Het huis helpen schoonhouden 9. Medicijnen halen / toedienen 10. Persoonlijke verzorging De eerste twee delen wij in in de categorie dienst, items 3 t/m 6 als hulp en 7 t/m 10 als zorg. Stapeling en overlap in ondersteuningsvormen In de vragenlijst is het gebruik van veel verschillende mogelijke vormen van ondersteuning uitgevraagd. Op basis van het antwoordgedrag van respondenten die hebben aangegeven een beperking/aandoening te hebben is bepaald of zij wel of niet een bepaalde vorm van ondersteuning gebruiken/ontvangen. De categorie geen traceerbare ondersteuning bestaat uit respondenten die wel aangeven een beperking/aandoening te hebben, maar nergens in de vragenlijst aangeven ondersteuning te ontvangen. Voor de stapeling hebben wij alle combinaties van ondersteuning bekeken die op basis van het invulgedrag van respondenten zijn te onderscheiden. De meest voorkomende combinaties van ondersteuning tonen wij in het rapport. Zo rekenen wij iemand tot de categorie formele ondersteuning als deze respondent minimaal één van de vragen 74 t/m 86 of 98 t/m 100 met ja heeft beantwoord. Wij rekenen iemand tot de categorie algemene voorziening als de respondent vraag 94 met ja heeft beantwoord. Informele ondersteuning als de respondent vraag 93 met ja heeft beantwoord. Et cetera. Achtergrondkenmerken De volgende achtergrondkenmerken zijn opgenomen in de vragenlijst: opleiding, geslacht, leeftijd, financieel rondkomen, gezinssituatie, woonsituatie. 33/38

Bijlage 2 Achtergrondgegevens en verdere analyses Tabel 16 Geslacht Westland Referentiegroep Man 39% 42% Vrouw 61% 58% Tabel 17 Leeftijd Westland Referentiegroep 18 t/m 25 2% 4% 26 t/m 35 8% 5% 36 t/m 45 11% 8% 46 t/m 55 17% 15% 56 t/m 65 20% 22% 66 t/m 74 20% 22% 75+ 23% 24% Tabel 18 Gezinssituatie Westland Referentiegroep Gehuwd/samenwonend met kinderen 27% 21% Gehuwd/samenwonend zonder kinderen 47% 45% Weduwe/weduwnaar met kinderen 4% 5% Weduwe/weduwnaar zonder kinderen 3% 5% Alleenstaand/alleenwonend 13% 17% Anders 5% 7% Tabel 19 Woonsituatie Westland Referentiegroep Ik woon zelfstandig 88% 84% Ik woon zelfstandig in een aangepaste woning 3% 5% Ik woon bij mijn ouders/verzorgers 2% 4% Ik woon in een tehuis/ instelling 1% 2% Ik woon in bij mijn kinderen 0% 1% Anders 6% 5% 34/38

Tabel 20 Opleiding Westland Referentiegroep Basisschool 14% 13% MAVO/VMBO 23% 19% MBO 24% 21% HAVO 7% 6% VWO 2% 3% HBO 16% 21% WO 4% 8% Anders 9% 10% Tabel 21 Financieel rondkomen Westland Referentiegroep Zeer goed 13% 14% Goed 75% 69% Nauwelijks 12% 16% Niet 1% 1% Tabel 22 Hulp vragenlijst Westland Referentiegroep Nee 79% 80% Ja, van een naaste (bijvoorbeeld partner, familielid of vriend) 19% 18% Ja, van een hulp- of zorgverlener 1% 2% Ja, van iemand anders 0% 1% Tabel 23 Aandeel respondenten met een beperking Westland Referentiegroep Met beperking 39% 48% Zonder beperking 61% 52% 35/38

50% Figuur 24 Ik help mijn buren al - Referentiegroep 9 40% 30% 36% 20% 18% 27% 10% 13% 10% 6% 3% 6% 5% 0% Dienst Hulp Zorg Met beperking Zonder beperking Totaal Figuur 25 Ik ben zeker bereid mijn buren te helpen Referentiegroep 80% 70% 60% 50% 67% 52% 40% 54% 42% 30% 20% 40% 39% 32% 10% 25% 21% 0% Dienst Hulp Zorg Met beperking Zonder beperking Totaal 9 De categorie Totaal bestaat uit alle respondenten bij elkaar opgeteld. Dus respondenten met een ervaren beperking, respondenten zonder een ervaren beperking, en respondenten die de vraag niet hebben ingevuld. 36/38

50% Figuur 26 Mijn buren helpen mij al Referentiegroep 40% 30% 34% 20% 26% 18% 10% 7% 9% 8% 5% 3% 4% 0% Dienst Hulp Zorg Met beperking Zonder beperking Totaal Figuur 27 Ervaren kwaliteit van het keukentafelgesprek - Referentiegroep Heel ontevreden Ontevreden Neutraal Tevreden Heel tevreden De gekozen oplossing 11% 12% 20% 40% 17% Samen een oplossing zoeken voor uw vraag/probleem 10% 12% 20% 41% 16% De tijd die zat tussen het gesprek en het ontvangen van de beslissing van de gemeente 9% 11% 23% 42% 15% De manier waarop er naar u geluisterd werd 7% 6% 15% 49% 23% Contact met degene met wie u het gesprek had 8% 5% 21% 44% 22% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 37/38

Figuur 28 Ervaren kwaliteit ondersteuning Referentiegroep Nee, helemaal niet Een beetje Grotendeels Ja, helemaal Ontvangen ondersteuning leidt tot het oplossen van vraag/probleem 13% 21% 35% 31% Geboden ondersteuning is passend 11% 15% 32% 41% Voldoet aan behoeften 9% 19% 37% 35% Voldoet aan wensen 8% 17% 39% 36% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Figuur 29 Mate van zelfredzaamheid - Referentiegroep Nee, helemaal niet Een beetje Grotendeels Ja, helemaal uw huishouden te (laten) regelen en op orde te houden 9% 9% 21% 60% u te (laten) wassen, kleden en verzorgen 10% 5% 15% 69% binnen en buiten uw huis rond te lopen/rijden 6% 12% 21% 61% het leven te leiden zoals u dat wilt 7% 15% 29% 48% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 38/38

Figuur 30 Mate van meedoen - Referentiegroep Nee, helemaal niet Een beetje Grotendeels Ja, helemaal activiteiten te ondernemen, zoals werken, leren, anderen helpen 26% 13% 13% 47% leuke dingen te doen ter ontspanning en recreatie 11% 19% 19% 51% regelmatig mensen te ontmoeten 6% 14% 22% 58% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 39/38

ON 10 3800 mconderzoek.nl E mconderzoek.nl