Schriftelijke vragen weigering omgevingsvergunning afmeren acht recreatiewoningen bij Jachthaven Nauerna Zaandam, 6 juli 2018 Geacht college, Op 1 mei jl. verscheen in het Noord-Hollands Dagblad bijgevoegd artikel met de titel Waterwoningen in jachthaven Dukra. is een groot voorstander van waterwoningen in het bijzonder van woonwijken met een nautisch karakter. In die zin verwachten wij dan ook dat Jachthaven Dukra uiteindelijk de bedoeling heeft om de gehele jachthaven in te richten als gebied voor waterwoningen. Op 17 mei 2017 heeft uw college de aanvraag om een omgevingsvergunning, voor het tijdelijk afmeren van acht recreatie arken, geweigerd. De aanvraag bestaat uit het transformeren van een aantal ligplaatsen voor het afmeren en afgemeerd houden van acht recreatieve woonarken t.b.v. short stay verhuur in de jachthaven van Nauerna. Het aangehaalde krantenartikel heeft betreft weliswaar waterwoningen in plaats van short stay verhuur van woonarken maar beiden hebben raakvlak met de in 2010 door de gemeenteraad van Zaanstad aangenomen beleidsnota Water als bouwgrond. Volgens de aanvrager staat de gemeente Zaanstad open voor een ontwikkeling op deze bewuste locatie die goed aansluit op de gemeentelijke visie ten aanzien van recreatie. Echter als de aanvraag in behandeling wordt genomen blijkt de ontwikkeling stedenbouwkundig niet mogelijk te zijn. Initiatiefnemer en aanvrager merkt dat steeds meer jachthavens (ook in Uitgeest) meer en meer short stay mogelijkheden bieden. Zaanstad zou in die zin ook een aanzienlijke aanwinst in de regio indien wij deze ontwikkeling ook binnen onze gemeentegrenzen gaan faciliteren. Uw college lijkt zich daar ook van bewust te zijn. Ingevolge de beleidsnota Water als bouwgrond zijn voor de ontwikkeling van locaties de stedenbouwkundige locatiecriteria vastgesteld. Als uitgangspunt geldt de volgende 3-trapsstrategie: 1. Locaties die in de groen-blauw stedelijke hoofdstructuur liggen (zie kaartje 1a en 1b volgende pagina), die ofwel een wettelijke bescherming hebben, ofwel behoren tot de recreatieve verblijfsgebieden, zijn niet geschikt voor water als bouwgrond. De groenblauw stedelijke hoofdstructuur past binnen de de gebiedstyperingen voor bestaand stedelijk gebied uit dansen op het veen en zal in de nieuwe ruimtelijke structuurvisie verder worden uitgewerkt. 2. Voor locaties die in de groen-blauw stedelijke hoofdstructuur liggen, die geen wettelijke bescherming hebben en niet behoren tot de recreatieve verblijfsgebieden, geldt het nee-tenzij principe. Alleen in geval dat de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de omgevingskwaliteit, de openbaarheid wordt gegarandeerd, de bereikbaarheid wordt gegarandeerd en zichtlijnen worden behouden, zou de locatie geschikt kunnen worden gemaakt. 3. Overige locaties zijn in principe geschikt, mits de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de omgevingskwaliteit, de openbaarheid wordt gegarandeerd, de bereikbaarheid wordt gegarandeerd en zichtlijnen worden behouden.
Fractievoorzitter: Juliëtte Rot Cornelis van Uitgeeststraat 1A-12 Inschr.nr. KvK 34188099 te Zaandam Email: j.rot@democratischzaanstad.nl 1508 EG Zaandam
Het toetsingskader Water als Bouwgrond kan opgedeeld worden in drie stappen. Een schematische weergave van deze stappen is te zien in onderstaande paragraaf. 3.1 PROCESSCHEMA De verschillende te doorlopen stappen zijn op de volgende pagina schematisch weergegeven.
In het kader van artikel 51 van het reglement van orde van de gemeente Zaanstad, stelt uw college navolgende vragen. 1. Staat uw college inderdaad open voor een ontwikkeling op deze bewuste locatie? Ingevolge de nota Water als bouwgrond zou geconstateerd kunnen worden dat de door de initiatiefnemer gewenste ontwikkeling het nee-tenzij principe geldt gezien de ligging in de groen-blauw stedelijke hoofdstructuur: alleen in geval dat de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de omgevingskwaliteit, de openbaarheid wordt gegarandeerd, de bereikbaarheid wordt gegarandeerd en zichtlijnen worden behouden, zou de locatie geschikt kunnen worden gemaakt. De aanvraag voldoet niet aan de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft. Uw college wil niet meewerken aan een afwijkingsprocedure. De arken hebben een permanente uitstraling en zijn in volume, hoogte en vorm vergelijkbaar met gebouwen. De arken in het water verstoren de openheid van de plas en zorgen voor verrommeling van het beeld. De arken aan de kade verstoren het zicht vanaf de dijk en belemmeren de beleefbaarheid van de openheid. Hiermee ziet de vakgroep stedenbouw geen reden om af te wijken van het bestemmingsplan. Tevens stelt uw college dat eventuele aanpassing van de aanvraag waarbij er nog sprake is van dezelfde aanvraag, niet mogelijk is. Ervanuit gaande dat een aangepaste aanvraag niet de oorspronkelijke aanvraag betreft: 2. Welk stedenbouwkundig argument maakt dat de mogelijkheid om schepen af te meren die in benadering een vergelijkbare maatvoering en uitstraling hebben gelijk aan arken (die stedenbouwkundig beoordeeld worden een permanente uitstraling te hebben) geen relevant feit? De vakgroep stedenbouw stelt zich op het standpunt dat het bij de beoordeling van deze aanvraag gaat om het principe van permanent en tijdelijk. Ervan uit gaande dat stedenbouwkundigen geen juridische argumenten naar voren brengen: 3. Welke stedenbouwkundige definitie wordt gehanteerd voor permanente en welke voor tijdelijke objecten, niet zijnde bouwwerken? Ingevolge de overwegingen kan er worden gesteld dat de huidige situatie ook niet ideaal is. Er is enige verrommeling reeds aanwezig. Om tot een hoogwaardig recreatief knooppunt te komen is het echter van belang dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt, niet verder wordt afgewaardeerd. Het voorliggende plan verzwakt de ruimtelijke kwaliteit en vindt daarmee geen toestemming van de vakgroep. 4. Is uw college met ons van mening dat een dergelijke passage in een weigering tot het verlenen van een omgevingsvergunning niet kunnen vallen onder de noemer van een ondernemersvriendelijke en meedenkende lokale overheid? Zo nee, waarom niet? Uw college adviseert aanvrager om eventueel een integraal plan te (laten) maken door een stedenbouwkundig bureau, waarbij arken in de aangevraagde vorm wellicht wel passend zijn. 5. Heeft u aanvrager aangegeven welke mogelijkheden betreffende de arken wel binnen de gemeentelijke beleidsvisie passen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden? 6. Is uw college met ons van mening dat de aangehaalde passage strijdig is met de uw standpunt dat een eventuele aanpassing van de aanvraag waarbij er nog sprake is van dezelfde aanvraag, niet mogelijk is? Zo ja, bent u voornemens om dit standpunt naar de aanvrager te corrigeren? Zo nee, waarom niet? 7. Is uw college met ons van mening dat de uitvoering van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid te wensen over laat? Zo ja, bent u voornemens om deze casus voor te leggen aan de gemeenteraad? Zo nee, waarom niet? Namens, Juliëtte Rot.
Bijlage: Artikel Noord-Hollands Dagblad 1 mei 2018 Waterwoningen bij Jachthaven Dukra.