LUISTERVAARDIGHEID. De eerste stappen: auditieve discriminatie (*)

Vergelijkbare documenten
Schrijfvaardigheid. Voorbereidende fase

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

De Taalkanjers - Thema 1 HANDLEIDING

Leeskilometers maken en werken aan leesplezier. Janique Vanderstocken

A. Creëer een positief, veilig en rijk leerklimaat door

Leerlijn Samenwerken SingaporeNext

WAAROM VOORLEZEN? VOORWOORD WANNEER VOORLEZEN?

Er zijn enkele dingen waar u als ouder al op kunt letten in de uitspraak van uw kind:

Het hele verhaal. Nederlands voor anderstaligen. Werkboek. Elizabeth Skelton en Denise Milligan

en een buitenkring. Voor de leerkracht Van groep 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 Stappen: Coöperatief leren

Coöperatief leren Verschillende werkvormen:

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

Structuren. Coöperatief leren

Voorlezen is leuk en nuttig. Maar hoe doe je dat eigenlijk, goed voorlezen? Hieronder vindt u de belangrijkste tips en trucs.

De golf spoelt op het strand. 1. golf 2. strand

LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME

Huiswerkbeleid op OBS de Zeester. augustus 2014

akelige doosjes Dag 3 Monsters in Lesdoelen Materialen Voorbereiding Coöperatieve werkvormen in deze les

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting

TASKFORCE VLUCHTELINGEN

Picknick met taart (Thé Tjong-Khing) Door Kim Wagemans

Overzicht van de coöperatieve werkvormen per leerjaar Tweede leerjaar

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

1. LEZEN Inleiding: doel en structuur Gebaren lezen

TAALSTIMULERENDE TIPS

Reflectiegesprekken met kinderen

Instructie taakspecifieke vragenlijst + observatie

Groepsvorming en een positief sociaal klimaat, waar leerlingen zich mede verantwoordelijk voor voelen,

Handleiding Werkvormen Vragen stellen

Aardoliealarm in het bos

Draaiboek voor de begeleiding van leerlingen met DYSORTHOGRAFIE of SPELLINGSproblemen en dyslexie (schrijven)

Maak een luister of een spreektaak

Type 1: De Docent TEST LEERKRACHTSTIJL LAGER. Centrum voor Taal en Onderwijs MIJN PROFIEL

Het is herfst (Rotraut Susanne Berner) Door Helga Gehre

Water bij de melk. Verhalen lezen op drie alfaniveaus

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

De Voorleesvogel. Tips bij interactief voorlezen

BROCHURE:-LEZEN? JA-GRAAG!-

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?

Voorbereiding op je bezoek bij het muzieum

Acht leesadviezen voor thuis

Alles wat je wilt weten over. kringactiviteiten

Rapport Lotje H. Naam Lotje H. Geboortedatum School/Locatie Boogschutter 0-7. Schooljaar Aanmaakdatum

Mentor Datum Groep Aantal lln

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

STELLINGENSPEL. Tijd 10 minuten. Nodig Aanwijzingen voor de docent Stellingen Gekleurde kaartjes (1 per leerling) Flap en stift of bord en krijt

TASKFORCE VLUCHTELINGEN

Leve de lente! (Rotraut Susanne Berner) Door Helga Gehre

IK BEN EEN MUZIKANTJE Door Kim Wagemans

A. Creëer een positief, veilig en rijk leerklimaat door

Les 17 Zo zeg je dat (niet)

In deze nieuwsbrief: Partner in beeld: Budget Advies Teams Feestelijk jubileum met de Koningin

Benodigdheden: Filmpje brein uitleg: overtuigingen en het effect op leren Kaartjes helpende en remmende gedachten, zie bijlage 1

Dag 2 Monstergedichten

Leerlingen ervaren de manier waarop in de Europese Unie vergaderd wordt en hoe de verschillende bestuurslagen zich tot elkaar verhouden.

Hoofdstuk 18 - Tips om voorleessoftware in te zetten in de klas

Tips voor het hardopdenkend leren lezen

Het Rode Boek: empowerment en spreekvaardigheid voor analfabeten NT2-CONFERENTIE BVNT2 20/05/2017

Accent op improvisatie

flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas.

Rechtvaardige Rechters in actie

China. Stadsgeluiden in China. 3 lessen rond geluiden in een Chinese stad. Vakgebied: Muziek. Lesduur: 60 minuten per les

In het thema Sil plukt appels kunt u in dagelijkse situaties ook aandacht besteden aan bijvoorbeeld de volgende doelen:

afrondende suggesties worden gebruikt om dieper op het onderwerp in te gaan als daar tijd voor is.

Introductie. Onzichtbaar op internet. GEMAAKT DOOR: Redactie i-respect. ONDERWERP: Communiceren. DOEL: Spelen met identiteit

Auto. Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; focus op de leerkracht.

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

Wardje Wasbeer: Daar zijn echte vrienden voor!

E-book. 5 werkvormen voor een krachtig actieplan. Mastering Change

BROKKENKAARTEN IN DE KLAS

Checklist Begrijpend lezen en woordenschat Curriculum Nederlands ? - + +

Een overtuigende tekst schrijven

DEEL 1: LESSUGGESTIES

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

SPELLINGBOEK 2 DEEL B

Vakonderdeel: MONDELING TAALGEBRUIK: SPREKEN EN LUISTEREN

Mijn lichaam is goed! Doe-opdrachten rond lichaamsbeeld voor 5-6 BaO

Coöperatief leren (CLS) Volgens Dr. Spencer Kagan Verwerkt door Peter Steurs en Natascha Vansteelant

6. Meningsvorming. doel Kritisch denken voorbereiding op een gesprek over verschillende oplossingen/meningen/enzovoort.

Kennismaken met en inoefenen van het geven van commando s. De leerlingen volbrengen een opdracht door het geven van commando s.

Werkvorm groepsgesprek professionals

Stripverhalen komen tot leven (Les 2 van 2)

Analyse van getallen tot (2)

Lessuggestie Freek de Teek in paniek! middenbouw

Vragen Hoe kan je veiligheid inbouwen zodat je alle leerlingen kan betrekken? Vraag Hoe kan je de ideeënbus actief en betekenisvol maken?

Boekproject: Timo en de oppasninja (1) Lisa Boersen & Edwin Rhemrev

HET ALLERMOOISTE LIEVELINGSGETAL Marisca Milikowski

Spelling: de verdubbelaar

Steekkaart: nummer 1Ne

Pedagogische aanpak op de St. Plechelmusschool

Behandelde onderwerpen Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (eventueel: verbanden tussen kinderrechten)

Uitgeverij Schoolsupport

Voorbeeld les uit het boek: Bewegingsexpressie met kleuters. 1 Inleiding: Duur Didactische werkvormen Organisatie Materiaal

Transcriptie:

De eerste stappen: auditieve discriminatie (*) LUISTERVAARDIGHEID Hoor je hetzelfde? (*) De leraar leest telkens twee woorden voor. Zijn de twee woorden exact dezelfde, dan schrijft de leerling =. Indien het twee verschillende woorden zijn, dan schrijft de leerling. Na elk duo van woorden tonen de leerlingen hun bordjes aan de leraar voor feedback. De leraar kan hen ook onderling laten overleggen per twee (zie ook Think, pair, share ). Diff: snelle leerlingen kunnen beide woorden ook schrijven. Waar hoor je? (*) De leraar brengt een bepaalde klank aan, zoals de p. Daarna zegt hij een paar woorden luidop. De leerlingen verdelen hun bordje in drie vlakken. Ze zetten een p in het eerste vak wanneer ze de letter aan het begin van het woord hoorden (pet), in het midden wanneer de p zich in het midden bevond (opa) en op het einde wanneer het woord eindigde met een p (top). Antwoorden worden onmiddellijk bekeken. Letterdictee (*) De leerlingen hebben hun bordje en een reeks afbeeldingen. De leraar spelt een woord. De leerlingen schrijven letter per letter op hun bordje. Ze overleggen met hun buur welk woord er staat. Ze steken hun bordje omhoog. Daaropvolgend kunnen ze de juiste afbeelding omhoog steken. Wisseldictee (*) De leraar leest een woord van drie letters en schrijft dat op het bord ( kat ). De leerlingen schrijven het over op hun bordje. De leraar leest nu een ander woord dat één letter verschilt ( kot ). De leerlingen duiden aan welke letter verschilt. Diff: snelle leerlingen kunnen hier onmiddellijk het juiste woord schrijven. Hoe vaak hoor je? (*) De leerlingen trekken op hun bordje een streepje telkens de leraar een opgegeven woord noemt. Na de oefeningen steken ze hun bordje omhoog en worden de aantallen vergeleken. Wie raadde het juiste aantal? Hoeveel hoor je? (*) 1. De leerlingen duiden op hun bordje aan hoeveel woorden ze horen in een zin.

2. De leerlingen duiden op hun bordje aan hoeveel klanken ze horen in een woord. Hoor je? (*) De leerlingen krijgen een reeks kaartjes met afbeeldingen/foto s van kernwoorden die aan bod komen. De leraar noemt een woord. De leerling steekt het kaartje omhoog met de overeenkomstige afbeelding. Diff: Snelle leerlingen kunnen het woord ook op hun bordje schrijven. Dictee/kopiërend luisteren Een traditionele dictee-oefening geeft je als leraar een goed zicht op de mate waarin leerlingen woorden herkennen, en ze kunnen noteren. Houd een dictee wel kort en interactief. Een dictee met bordjes is veel motiverender. Begin in eerste instantie met een woorddictee. Total Physical Response (TPR) (*) TPR gaat uit van het leren van een taal zoals kinderen dat doen: woorden worden gekoppeld aan een actie en gekaderd in een (beperkte) context. 1. De leraar brengt de kernwoorden één voor één aan (raam, deur ). 2. De leraar geeft een eenvoudige opdracht en voert deze ook onmiddellijk uit ( Open het raam, Sluit de deur ). 3. In eerste instantie doen de leerlingen dit gewoon na. 4. Daarna geeft de leraar de opdracht, maar doet zelf niet meer mee. 5. Vervolgens geeft de leraar de opdrachten in wisselende volgorde. Al de opdrachten worden gegeven in de gebiedende wijs (imperatief) met een vriendelijke intonatie. Zo leren ze snel bepaalde instructies uit te voeren. Beperk het aantal nieuwe woorden/instructies per keer tot drie. Na een tijdje kan je complexere/gecombineerde opdrachten geven. Probeer zo veel mogelijk met echte voorwerpen te werken. Diff: Bij TPR is het tempo erg belangrijk. Je kan afwisselen in het geven van opdrachten: soms aan de volledige groep, soms aan één leerling, soms aan de helft van de klas. Bekrachtig steeds op een positieve manier. Teaching Proficiency through Reading and Storytelling (TPRS ) TPRS gaat uit van de kracht van storytelling en herhaling. Op die manier raken nieuwe woorden en zinsstructuren duurzaam verankerd in het langetermijngeheugen. De methode werd ontwikkeld door Blaine Ray. Op voorhand maakt de leerkracht voor zichzelf uit welke woorden of zinsstructuren regelmatig zullen terugkomen. Begin de eerste keer met één basisstructuur. Dat kan na een paar keer uitbreiden om tot complexere verhalen te komen. Bijvoorbeeld: Er is / er zijn leerlingen die in deze klas.

De leraar herhaalt de zin vaak, met heel wisselende intonaties, en bouwt samen met de leerlingen een verhaal rond de basisstructuur. Enkele leerlingen spelen de acteurs van het verhaal. TPRS kan volgens de volgende stappen verlopen. 1. De leraar doet zelf suggesties (ja/nee-vraag): Zijn er leerlingen die graag eten in deze klas?. De leerlingen kunnen hier één voor één op antwoorden. Of de leraar plukt er enkelen uit. 2. De leraar suggereert opties (of/of-vraag): Zijn er leerlingen die springen in de klas, of zijn er leerlingen die zitten in de klas? 3. De leerlingen vullen zelf de structuur aan doordat de leraar w-vragen stelt (Wie? Wat? Waar? Waarom? Wanneer? Hoe? ) Een klas die 5 weken Nederlands volgde, kwam tot dit hersenspinsel: Naïma is een vrolijk meisje. Ze is een leerling die s ochtends haar tanden poetst met chocopasta. Nemze is een jongen die verliefd op haar is omdat hij graag chocopasta eet. Enkele tips om een ervaren TPRS -leraar te worden: maak de personages zo écht mogelijk. Vraag de leerlingen naar een goede naam, leeftijd, woonplaats, hobby s ; ga langzaam en herhaal doelbewust. Varieer je intonatie; luister naar de leerlingen, bekrachtig hun antwoorden, selecteer wat het verhaal het meest vooruit helpt zonder de andere antwoorden af te wimpelen; laat de acteurs veel bewegen, verander hen van plaats per beweging of gebeurtenis, maar laat elke actie wel steeds op dezelfde plaats doorgaan. Zo doe je een beroep op het ruimtelijk-visueel geheugen; werk met enkele rekwisieten, ook zo stimuleer je het visuele geheugen; betrek het publiek volop: laat hen één per één een vraag beantwoorden, laat hen stemmen op een briefje tussen drie opties, laat hen allemaal een mogelijke aanvulling noteren en trek er eentje uit als een lotje lach, vertel met spannende stem, fluister, vertel met veel lichaamstaal laat het verhaal via alle zintuigen binnenkomen bij de leerlingen.

DILIT (*) Het uiteindelijke verhaal wordt door iedereen genoteerd. Je kan er ook een vervolgverhaal van maken waarop je om de zoveel tijd terugvalt. Voorbeelden van TPRS vind je hier: Algemene uitleg over TPRS : https://www.youtube.com/watch?v=qtmncbewgbq Een les Spaans voor Engelstaligen volgens TPRS -methodes: https://www.youtube.com/watch?v=nsctzluvv60 DILIT werd ontwikkeld door Christopher Humphris, die Italiaanse les geeft in Rome. De werkvorm vertoont grote gelijkenissen met de coöperatieve leerstrategie Think, pair, share (link). DILIT is de afkorting van Divulgazione lingua italiana. Voor een DILIT-oefening zet je de leerlingen per twee, bij voorkeur in duo s met dezelfde moedertaal of dezelfde tussentaal. De leraar leest een verhaal. Bij beginnende taalleerders kan dit bijzonder kort zijn. Na het voorlezen overleggen de leerlingen per twee wat ze begrepen hebben. Dat mogen ze doen in de moedertaal. Na 2 à 3 voorleesrondes wisselen ze van partner en wisselen ze weer informatie uit. Tijdens de bespreking helpt de leraar niet en beantwoordt hij geen vragen. Hij vertrouwt op de wijsheid van de groep en treedt tijdens het overleg enkel op als tijdsbewaker. Leerlingen zullen automatisch op onenigheden botsen, en gaan daardoor gerichter luisteren in een volgende voorleesronde. In de oorspronkelijke werkvorm zit geen terugkoppeling in groep verwerkt. Je kan dat natuurlijk wel doen als je een duidelijk zicht wilt hebben op het begrip van de leerlingen. Dat kan bijvoorbeeld door hen een paar vragen te laten beantwoorden, alleen of per twee, op hun bordjes, of door een groepsgesprek te voeren. Diff: In een eerste fase kan je de leerlingen samen zetten met een partner met dezelfde moedertaal. Daarna kan je hen een partner geven met een andere moedertaal, zodat het overleg in de doeltaal gevoerd moet worden. Je kan taalsterke leerlingen ook onmiddellijk in de doeltaal laten overleggen, en taalzwakkere leerlingen hun moedertaal als opstapje laten gebruiken. Storytelling (*) Verhalen kunnen een grote rijkdom bieden aan woordenschat en taalstructuren waar je leerlingen op een originele manier mee kan laten verder werken. Het arsenaal aan beschikbare verhalen is oneindig, maar het helpt als er een cultureel aanknopingspunt is met de doelgroep. Zo zijn sommige leerlingen uit West- Afrika vertrouwd met Anansi, de spin die haar tegenstander steeds te slim af is.

Turkse en Maghrebijnse leerlingen, en leerlingen uit het Midden-Oosten zijn vaak vertrouwd met de verhalen van Hodja (of Joha). Deze verhalen vind je makkelijk op het internet terug. Vertel deze verhalen met veel passie, ondersteund door lichaamstaal en uitgesproken intonatie. Eventueel kan je het verhaal herhalen. De volgende opdrachten kunnen naadloos aansluiten bij een rondje storytelling. Een prima aanzet om in een gedifferentieerde setting aan te bieden: - de vertelstok: de leerlingen zitten in een kring en geven de vertelstok door. Wie de stok heeft, vertelt een zin die voortbouwt op de vorige om het verhaal te reconstrueren; - de stoel der waarheid: vooraan in het lokaal staat een stoel. Je vraagt een vrijwilliger om op deze stoel te gaan zitten als Wijze. Een perfecte setting om je fantasie de vrije loop te laten: geef de Wijze een mysterieuze hoed of cape. Stel in het begin zelf een paar vragen over het verhaal. Laat daarna de andere cursisten vragen stellen. Wissel tijdig van Wijze. Na een tijdje kan je vragen stellen die helemaal niet aan bod kwamen in het verhaal en stimuleer je de Wijze om volop zijn/haar creativiteit te laten gelden; - minitheater: de leerlingen krijgen tijd om een sketch in elkaar te steken waarin ze het verhaal (of een deel ervan) naspelen; - foto s kiezen: geef de leerlingen in groepjes van 3 of 4 enkele foto s waarop een element staat uit het verhaal. Bijvoorbeeld: als het hoofdpersonage op een ezeltje rijdt, geef je 6 foto s van ezeltjes. Laat de cursisten overleggen over welk ezeltje nu in het verhaal voorkomt. Ze kunnen ook elk een ander ezeltje kiezen en hier een verhaal bij fantaseren; - reporter ter plaatse: in groepjes van 2 bereiden de leerlingen een interview voor, waarbij één leerling de journalist is, en de andere leerling een personage uit het verhaal; - ander perspectief: je kan sterke leerlingen uitdagen om het verhaal opnieuw te laten vertellen, vanuit het standpunt van één van de personages.