Interim Toegepaste Biostatistiek deel 1 14 december 2009 Versie A ANTWOORDEN



Vergelijkbare documenten
Antwoordvel Versie A

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Kruis per vraag slechts één vakje aan op het antwoordformulier.

INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

M M M M M M M M M M M M M M La La La La La La La Mid Mid Mid Mid Mid Mid Mid

toetsende statistiek deze week: wat hebben we al geleerd? Frank Busing, Universiteit Leiden

introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets

EIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I. 30 januari 2009

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica Tentamen Statistiek voor T (2S070) op vrijdag 8 oktober 1999, uur De u

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op dinsdag , uur.

Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen

HOOFDSTUK IV TOETSEN VAN STATISTISCHE HYPOTHESEN

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

toetskeuze schema verschillen in gemiddelden

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie

c Voorbeeldvragen, Methoden & Technieken, Universiteit Leiden TS: versie 1 1 van 6

EIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I. 5 februari 2010

Eindtoets Toegepaste Biostatistiek

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op vrijdag , 9-12 uur.

Hoofdstuk 6 Twee populaties: parametrische toetsen

Cursus TEO: Theorie en Empirisch Onderzoek. Practicum 2: Herhaling BIS 11 februari 2015

Hoofdstuk 12: Eenweg ANOVA

mlw stroom 2.2 Biostatistiek en Epidemiologie College 9: Herhaalde metingen (2) Syllabus Afhankelijke Data Hoofdstuk 4, 5.1, 5.2

Opgave 1: (zowel 2DM40 als 2S390)

Tentamen Biostatistiek 1 voor BMT (2DM40) woensdag 2 november 2011, uur

Tentamen Biostatistiek 1 voor BMT (2DM40), op maandag 5 januari uur

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op maandag ,

S0A17D: Examen Sociale Statistiek (deel 2)

Beschrijvende statistiek

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op dinsdag ,

Tentamen Biostatistiek 1 voor BMT (2DM40) woensdag 28 oktober 2009, uur

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica

Hiermee rekenen we de testwaarde van t uit: n. 10 ( x ) ,16

EIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I. 1 februari 2008

Data analyse Inleiding statistiek

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamenopgaven Statistiek (2DD71) op xx-xx-xxxx, xx.00-xx.00 uur.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Biostatistiek voor BMT (2S390) op maandag ,

Voer de gegevens in in een tabel. Definieer de drie kolommen van de tabel en kies als kolomnamen groep, vooraf en achteraf.

EIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I. 3 februari 2012

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op donderdag ,

mlw stroom 2.1: Statistisch modelleren

Hoeveel condities zijn er (ga er vanuit dat het design fully crossed is)?

Aanpassingen takenboek! Statistische toetsen. Deze persoon in een verdeling. Iedereen in een verdeling

Hoofdstuk 3 Statistiek: het toetsen

Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies

College 6 Eenweg Variantie-Analyse

c. Geef de een-factor ANOVA-tabel. Formuleer H_0 and H_a. Wat is je conclusie?

Toegepaste Statistiek, Week 6 1

Hoofdstuk 10 Eenwegs- en tweewegs-variantieanalyse

Vandaag. Onderzoeksmethoden: Statistiek 3. Recap 2. Recap 1. Recap Centrale limietstelling T-verdeling Toetsen van hypotheses

Verdelingsvrije statistiek

Faculteit der Wiskunde en Informatica

gemiddelde politieke interesse van hoger opgeleide mensen)

Wiskunde B - Tentamen 1

Oefenvragen bij Statistics for Business and Economics van Newbold

2DM71: Eindtoets Biostatistiek, op dinsdag 20 Januari 2015,

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek I voor B (2S410) op , uur.

STATISTIEK 2 VERSIE A MAT Tentamen Statistiek 2 (MAT-15403) Maandag 5 augustus 2013, uur

Extra Opgaven. 3. Van 10 personen meten we 100 keer de hartslag na het sporten. De gemiddelde hartslag van

Twee en een half jaar Kwaliteitsmeting in de Fysiotherapie

Methoden van Onderzoek en Statistiek, Deeltentamen 2, 29 maart 2012 Versie 2

Sheets hoorcollege 1 (over paragraaf 7.1) Uitgewerkte opgaven week 6 Antwoorden uitgewerkte opgaven week 6

Nominaal Ordinaal Interval (ratio) Nominaal - Kwalitatief - Laagste niveau - Categorieën niet ordenen - Geslacht

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek (2DD14) op vrijdag 17 maart 2006, uur.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Biostatistiek (2S390) op maandag ,

Hoofdstuk 10: Regressie

Tentamen Biostatistiek 2 voor BMT (2DM50), op woensdag 10 april uur

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek II voor TeMa (2S195) op maandag ,

College 2 Enkelvoudige Lineaire Regressie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

Residual Plot for Strength. predicted Strength

11. Multipele Regressie en Correlatie

INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 8

Cursus Statistiek 2. Fellowonderwijs Opleiding Intensive Care. UMC St Radboud, Nijmegen

Voorbeeld regressie-analyse

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

DEZE PAGINA NIET vóór 8.30u OMSLAAN!

Examen G0N34 Statistiek

De data worden ingevoerd in twee variabelen, omdat we te maken hebben met herhaalde metingen:

Hierbij is het steekproefgemiddelde x_gemiddeld= en de steekproefstandaardafwijking

Tentamen Biostatistiek 1 voor BMT (2DM40) woensdag 27 oktober 2010, uur

Kansrekening en statistiek WI2211TI / WI2105IN deel 2 2 februari 2012, uur

Kansrekening en Statistiek

STATISTIEK 2 VERSIE A MAT Tentamen Statistiek 2 (MAT-15403) Donderdag 13 maart 2014, uur

Het gebruik van een grafische rekenmachine is toegestaan tijdens dit tentamen, alsmede één A4-tje met aantekeningen.

Wiskunde B - Tentamen 2

ANOVA in SPSS. Hugo Quené. opleiding Taalwetenschap Universiteit Utrecht Trans 10, 3512 JK Utrecht 12 maart 2003

9. Lineaire Regressie en Correlatie

HOOFDSTUK VI NIET-PARAMETRISCHE (VERDELINGSVRIJE) STATISTIEK

11.0 Voorkennis. Wanneer je met binomcdf werkt, werk je dus altijd met een kans van de vorm P(X k)

HOOFDSTUK 7: STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN VOOR DISTRIBUTIES

Kansrekening en statistiek wi2105in deel 2 16 april 2010, uur

Meervoudige variantieanalyse

Statistiek in HBO scripties

De primaire link op gemeentelijke websites, Bijlagen. over efficiëntie, effectiviteit en gebruiksvriendelijkheid

Les 1: Waarschijnlijkheidrekening

Transcriptie:

Interim Toegepaste Biostatistiek deel december 2009 Versie A ANTWOORDEN C 2 B C A 5 C 6 B 7 B 8 B 9 D 0 D C 2 A B A 5 C Lever zowel het antwoordformulier als de interim toets in

Versie A 2. Dit tentamen bestaat uit 5 meerkeuzevragen, waarvan steeds antwoord goed is. 2. Tenzij anders is vermeld gebruik je bij het toetsen een significantie niveau van 5%. Vul op het antwoordformulier je naam en studentnummer in.. Controleer het versie nummer op het antwoordvel en de interimtoets. 5. Kruis eerst de juiste antwoorden in de interim toets aan en pas op het einde de juiste antwoorden op het antwoordformulier. 6. Fraude wordt bestraft. 7. Succes!. Welke bewering over het vergelijken van twee onafhankelijke steekproeven is NIET JUIST. A. De Levene s test wordt gebruikt om twee varianties te testen. B. De onderliggende voorwaarde van de Mann-Whitney toets is dat de verdelingen van de data in beide groepen gelijk moeten zijn. C. Het aantal waarnemingen in beide groepen moet gelijk zijn. D. De Mann-Whitney toets wordt gebruikt om de mediane waarden van twee groepen met elkaar te vergelijken. De enige voorwaarden die gelden bij de ongepaarde t-toets is de normaliteit van de residuen, de gelijkheid van de varianties, additief model en onafhankelijkheid. Bij de Mann- Whitney is de enige voorwaarde dat de verdelingen gelijk moeten zijn. Dus in beide gevallen worden er geen voorwaarden gesteld voor het aantal waarnemingen in een groep. 2. Welk van de onderstaande beweringen is JUIST: A. Een nominale variabele heeft categorieën die geordend zijn. B. Een ratio/interval variabele heeft numerieke waarden. C. Bij een ordinale variabele zijn de afstanden tussen de categorieën gelijk. D. Een ratio variabele is altijd continu. Alternatief A is fout want de nominale variabele is de enige type variabele die geen ordening heeft. Alternatief C is ook fout want een ordinale variabele kan ook niet numeriek zijn of geen numerieke betekenis hebben. Tenslotte is alternatief D ook fout want een ratio variabele kan ook discreet zijn (denk aan tellingen: aantal bladeren aan een zaailing bijvoorbeeld).. Lepomis macrochirus is een straalvinnige vis uit de familie van zonnebaarzen (Centrarchidae). We veronderstellen dat de lengte van een populatie L. macrochirus normaal verdeeld is met gemiddelde 52. mm en standaardafwijking 9.6 mm. Welke bewering is JUIST? A In een steekproef van 0 vissen uit deze populatie zal de schatting van de standaardafwijking altijd kleiner zijn dan in een steekproef van 0 vissen. B. Ongeveer 95% van de buisjes heeft een lengte tussen 2.5 mm en 7.7 mm. C. Prob(X > 2.8) is gelijk aan Prob(Z >.2) waarbij Z standaard normaal verdeeld is.

Versie A D. Bij.% van aselect gekozen vissen zal de lengte kleiner zijn dan 22.7 mm. A is fout want de SEM wordt kleiner maar niet per se de SD. B is fout want gegeven is het interval gemiddelde ± SD en daartussen valt ca 68% van de data en geen 95% D is fout want de gegeven kans is de tweezijdige kans en gevraagd werd de eenzijdige kans De vragen en 5 hebben betrekking op het volgende onderzoek met bijbehorende SPSS uitvoer. Een onderzoeker gaat de werkzaamheid van een groeihormoon preparaat onderzoeken. Een groep van genetisch gelijke ratten wordt aselect in twee groepen verdeeld. De eerste groep ratten krijgt maanden lang een placebo, de tweede groep krijgt maanden lang het groeipreparaat. Na maanden worden de ratten gewogen om te kijken of de ratten in de tweede groep inderdaad meer gegroeid zijn dan de ratten in de eerste groep. Group Statistics toename gewicht groep placebo groeipreparaat Std. Error N Mean Std. Deviation Mean 0 257.6609.9587.768 0 266.52 9.52502.0208 Independent Samples Test toename gewichtequal variances assumed Equal variances not assumed Levene's Test for Equality of Variances F Sig. t df Sig. (2-tailed) t-test for Equality of Means Mean Difference 95% Confidence Interval of the Difference Std. Error Difference Lower Upper.678.2 -.85 8.086-8.750.820-8.8892.806 -.85 7.67.087-8.750.820-8.9260.60. Bereken voor de groeipreparaat groep een 99% betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde gewichtstoename. A. [256.6; 276.20] t verdeling met df = 9 en α= % B. [256.87; 275.96] t verdeling met df = 0 en α= % C. [258.66; 27.7] z verdeling met α= % D. [259.6; 27.2] t verdeling met df = 9 en α= 5% 5. Wat zijn de getoetste hypotheses? A. H 0 : µ = µ 2, H : µ µ 2 B. H 0 : µ µ 2, H : µ = µ 2 C. H 0 : µ µ 2, H : µ < µ 2 D. H 0 : µ µ 2, H : µ > µ 2

Versie A De toets is eenzijdig en je verwacht gemiddelde toename gewicht is in groep 2 groter 6. In een bepaald soort kunstmest zou volgens de fabrikant 0, mg werkzame stof moeten zitten. Met behulp van een aselecte steekproef wordt nagegaan of dit gemiddeld genomen wel correct is (α =0,05). Het gevonden gemiddelde blijkt gelijk te zijn aan 0,087 mg. Verder wordt de volgende SPSS-output gemaakt. Kan met deze output een conclusie worden getrokken over het accepteren of verwerpen van de nulhypothese (µ=0, mg)? One-Sample Test Werkzame stof Test Value = 0 95% Confidence Interval Sig. Mean of the Difference t df (2-tailed) Difference Lower Upper 5.55 6,00,087 0.087 0.255 A. ja, een conclusie kan door de foutief opgegeven referentiewaarde van 0 wel uit de gegeven p-waarde, maar niet uit het 95%-betrouwbaarheidsinterval worden getrokken B. ja, een conclusie kan door de foutief opgegeven referentiewaarde van 0 wel uit het 95%-betrouwbaarheidsinterval, maar niet uit de gegeven p-waarde worden getrokken C. ja, een conclusie kan zowel uit de gegeven p-waarde als uit het 95%- betrouwbaarheidsinterval worden getrokken D. nee, een conclusie kan door de foutief opgegeven referentiewaarde van 0 in zijn geheel niet worden getrokken De gegeven p-waarde is de p-waarde die hoort bij de nulhypothese µ=0 en niet bij µ=0.. Wat je wel zou kunnen zeggen is dat de juiste p-waarde groter zal zijn dan 0.00 maar hoeveel groter weet je niet. Het betrouwbaarheidsinterval geeft aan wat het mogelijke populatie gemiddelde met een zekere betrouwbaarheid zou kunnen zijn. Omdat de Test Value gelijk is aan 0 is het gegeven interval gelijk aan het 95% betrouwbaarheidsinterval voor het verschil. De waarde µ=0. ligt in dit interval dus het populatie gemiddelde zou 0. kunnen zijn. Dus die nulhypothese zou je dan niet mogen verwerpen. Een andere benadering is: het gegeven betrouwbaarheidsinterval geeft alle waarden voor µ 0 aan waarvoor je de nulhypothese H 0 : µ - test value = µ 0 niet zou gaan verwerpen (zie ook opgave uit werkcollege 5). In dit geval is test value gelijk aan 0 dus geldt het gegeven betrouwbaarheidsinterval voor het toetsen van de nulhypothese H 0 : µ = µ 0. De waarde µ=0. ligt in dit interval, dus de nulhypothese mag je dus verwerpen. 7. Veronderstel dat een bioloog de uitspraak doet dat het verschil tussen twee steekproefgemiddelden statistisch significant is op het 5% niveau. Wat bedoelt hij dan precies? A. Er is tenminste 95% kans dat er een reёel verschil is tussen de gemiddelden in de beide populaties B. De p-waarde voor de nulhypothese H 0 : µ = µ 2 is 5% of minder C. Het waargenomen verschil wijkt minder dan 5% af van het biologisch relevante verschil. D. Er is een verschil van minder dan 5% tussen de steekproefgemiddelden.

Versie A 5 Alternatief A is fout want je gaat uit van de nulhypothese en niet van de alternatieve hypothese. Ook ga je bij het toetsen geen uitspraken doen over de grootte van het verschil maar alleen of het afwijkt van nul of niet. Of een verschil reëel is hangt ook heel sterk af van wat biologisch relevant is. De uitspraak van de onderzoeker heeft te maken met het toetsen, en zegt dus niets over het verschil tussen waargenomen verschil en het biologisch relevante verschil (alternatief C) of de grootte van het waargenomen verschil (alternatief D). 8. Bewering : de standaardfout van het gemiddelde (SEM) is een maat voor de precisie waarmee het populatiegemiddelde geschat wordt. Bewering 2: de standaardfout van het gemiddelde (SEM) kan alleen worden geschat als we herhaalde steekproeven uit de populatie nemen. A. beide beweringen zijn juist B. bewering is juist en bewering 2 is onjuist C. bewering is onjuist en bewering 2 is juist D. beide beweringen zijn onjuist We schatten juist altijd een standaardfout op basis van één steekproef! Alleen de theorie over de SEM zich gedraagt is gebaseerd op oneindig vele steekproeven. 9. Twee onderzoekers verrichten allebei bloeddrukmetingen met een kwikmanometer. Onderzoeker A leest de bloeddruk nauwkeurig af (dus precisie is goed), echter van zijn bloeddrukmeter geeft de schaal de bloeddruk gemiddeld 0 mm Hg te hoog aan (dus bias). Onderzoeker B gaat minder nauwkeurig te werk (geen precisie) en gebruikt een bloeddrukmeter die de bloeddrukhoogte goed weergeeft (geen bias). De resultaten van onderzoeker A hebben naar verwachting, ten opzichte van B: A. Een kleinere bias en een slechtere precisie B. Een kleinere bias, maar een betere precisie C. Een grotere bias en een slechtere precisie D. Een grotere bias, maar een betere precisie 0. Het effect van drie verschillende antibiotica op de groei van een bacteriekolonie wordt onderzocht. De antibiotica worden toegevoegd aan petrischalen en vervolgens worden de schalen geïnfecteerd met de bacteriekolonie. Ook is een controlegroep gebruikt, waarbij geen antibioticum is toegevoegd. Na drie dagen is de diameter van de bacteriekolonies (in mm) gemeten. Op basis van de getoonde boxplot, welke van onderstaande beweringen is NIET JUIST?

Versie A 6 A. De waarnemingen in de controlegroep en de groepen met antibioticum A of C zijn nagenoeg symmetrisch verdeeld B. De groep met antibioticum A heeft de laagste mediaan C. De groep met antibioticum C heeft de kleinste interkwartielafstand D. De waarnemingen in de groep met antibioticum B zijn links scheef verdeeld De waarnemingen zijn juist rechts scheef verdeeld. De vragen, 2 en hebben betrekking op het volgende onderzoek met bijbehorende SPSS uitvoer. Wat is de invloed van rondwormen op de groei van planten? Een bioloog bereid 6 identieke potten voor en voegt verschillende aantallen rondwormen toe aan de potten. Dan verdeelt hij 6 identieke tomatenzaailingen over de potten. Na 6 dagen meet hij de toename in lengte van de planten. De onderzoekers hebben de data in SPSS geanalyseerd. De analyse staat hieronder weergegeven. groei zaalingen (cm) 0 000 5000 0000 Total Descriptives 95% Confidence Interval for Mean N Mean Std. Deviation Std. Error Lower Bound Upper Bound Minimum Maximum 0.650 2.055.0267 7.82.98 9..5 0.25.86.72 8.060 2.790 8.2. 5.600.27.628.62 7.579.6 7. 5.50.77.8855 2.62 8.268.2 7.5 6 8.0 2.9886.77 6.9 9.62.2.5

Versie A 7 Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: groei zaalingen (cm) F df df2 Sig..286 2.8 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept+nematoden Dependent Variable: groei zaalingen (cm) Source Corrected Model Intercept nematoden Error Total Corrected Total Tests of Between-Subjects Effects Type III Sum of Squares df Mean Square F Sig. 00.67 a.59 2.080.00 02.06 02.06 7.59.000 00.67.59 2.080.00.28 2 2.777 65.990 6.97 5 a. R Squared =.75 (Adjusted R Squared =.689) Tests of Normality Kolmogorov-Smirnov a Shapiro-Wilk Statistic df Sig. Statistic df Sig. Residual for groei.09 6.200*.97 6.859 *. This is a lower bound of the true significance. a. Lilliefors Significance Correction

Versie A 8. Welke van de onderstaande beweringen is JUIST? A. De range in de groep zaailingen zonder nematoden is 6.56. B. De gepoolde standaardafwijking van de vier groepen is 2.9886. C. De variantie in de groep zaailingen met 5000 nematoden is.57. D. Er is geen verschil tussen de vier groepen want het gemiddelde 8.0 ligt in het 95% betrouwbaarheidsinterval [6.9; 9.62] De juiste range is. (alternatief A). In alternatief B is de standaardafwijking gegeven als je alle waarnemingen als groep beschouwd. De echte gepoolde standaardafwijking is.6665 (de wortel van de MSerr). Alternatief D is pure onzin: een steekproef gemiddelde ligt altijd precies in het midden van het betrouwbaarheidsinterval voor het populatie gemiddelde. 2. Welke van de onderstaande beweringen is JUIST? A. De overschrijdingskans van de ANOVA is 0.00. B. Je mag geen ANOVA uitvoeren op deze data omdat de varianties significant verschillen. C. Op basis van de Q-Q plot kun je concluderen dat de variabele groei nagenoeg normaal verdeeld is. D. De toetsingsgrootheid van de ANOVA is 7.59. Alternatief B is fout want de Levene toets geeft juist aan dat de variantie wel homogeen zijn, de p-waarde is immers groter dan 0.05. Alternatief C is ook fout want de Q-Q plot zegt alleen maar dat de residuen van het ANOVA model normaal verdeeld zijn en zegt dus niets over de verdeling van de groei zelf. (Zie werkcollege 7, vraag b en antwoord daarop.)

Versie A 9 Alternatief D is ook fout want de toetsgrootheid om te toetsen of er verschillen zijn tussen de viertal aantallen rondwormen is gelijk aan 2.080.. De onderzoekers willen post-hoc toetsen (met Bonferroni correctie) uitvoeren om de verschillen tussen alle groepen te bekijken. Geef de toetsingsgrootheid en de (geschatte) kritieke waarde voor de vergelijking van het gemiddeld verschil in groei tussen de groep zaailingen met 5.000 en de groep zaailingen met 0.000 nematoden. A. t = 0.27, kritieke waarde is ongeveer 2.79 LSD toets zonder Bonferroni B. t = 0.27, kritieke waarde is ongeveer.055 LSD toets met Bonferroni C. t = 0.9, kritieke waarde is ongeveer 2.79 t toets zonder Bonferroni D. t = 0.9, kritieke waarde is ongeveer.055 t toets met Bonferroni Gevraagd worden post hoc toetsen, dus de LSD toets gebruiken en niet de t-toets voor 2 onafhankelijke groepen (zie onder andere opgave 5 uit werkcollege 7). Verder zijn er totaal 6 paarsgewijze vergelijkingen die worden uitgevoerd. Dus bij het toetsen met Bonferroni correctie ga je niet werken met een tweezijdige α van 5% maar met een α van 5%/6 = 0.8%. Blootstelling aan lood heeft een effect op neuromusculaire verbindingen en veroorzaakt myopathie (ziekte van het spierweefsel). Antioxidanten zoals ascorbinezuur beschermen mogelijk tegen myopathie. Om het effect van ascorbinezuur op door lood veroorzaakte myopathie te onderzoeken voert een onderzoeker het volgende experiment uit. Bij 2 aan lood blootgestelde ratten wordt de isometrische spierspanning in de tibialis anterior gemeten. Na toediening van ascorbinezuur wordt de spierspanning opnieuw gemeten. De onderzoeker verwacht dat de spierspanning als gevolg van het geven van ascorbinezuur afneemt. Hieronder staan de door de onderzoeker verzamelde gegevens. Voer de juiste t-toets uit en beslis of er sprake is van een significante afname van de spierspanning. Rat nr. Spierspanning vooraf (g) Spierspanning na toediening van ascorbinezuur (g) verschil 0 2 2-2 - 5 0 6-7 2-8 0 9 5 0 0 - -2 2-2

Versie A 0 Opzet is gepaard dus de gepaarde t-toets moet worden gebruikt. Er zijn geen aanwijzingen dat de verschillen niet normaal verdeeld zouden zijn. Gemiddeld verschil is -0.75 met een SD van.25. Dit geeft een toetsingsgrootheid van T=-2.8. De toets was eenzijdig dus de p- waarde is 0.025<p<0.05. Welke bewering is JUIST A. 0.025 < p < 0.05, er is dus wel sprake van een significante afname. B. 0.025 < p < 0.05, er is dus geen significante afname gevonden op basis van deze gegevens. C. 0.05 < p < 0.0, er is dus wel sprake van een significante afname. D. 0.05 < p < 0.0, er is dus geen significante afname gevonden op basis van deze gegevens. Alternatief B en C zijn fout vanwege de verkeerde link tussen de grootte van de p-waarde en het al dan niet verwerpen van je nulhypothese. In het algemeen geldt als de p-waarde lager is dan je gestelde significantie nivo (meestal 5%) dan verwerp je je nulhypothese. Dan is er sprake van significant verschil. Het foute alternatief D krijg je als je of ) tweezijdig gaat toetsen of 2) de ongepaarde t-toets hebt gebruikt maar wel eenzijdig. 5. Een arts meet kwaliteit van leven op een schaal van 0 tot 00 bij groepen patiënten. Hij wil onderzoeken of de kwaliteit van leven van deze groepen patiënten verschilt. Hieronder is een deel van de analyse welke in SPSS is uitgevoerd weergegeven.

Versie A Levene's Test of Equality of Error Variances a Dependent Variable: kwaliteit F df df2 Sig..000 2 297.000 Tests the null hypothesis that the error variance of the dependent variable is equal across groups. a. Design: Intercept+group Welke toets moet de arts toepassen? A. variantie-analyse (ANOVA) B. variantie-analyse (ANOVA) op de logaritmisch-getransformeerde data C. de Kruskal-Wallis toets D. geen enkele toets is mogelijk met deze data De varianties zijn homogeen maar de residuen zijn niet normaal verdeeld. Een ANOVA zou dus niet mogen (alternatief A). De data logarithmisch transformeren maakt het probleem alleen maar erger omdat de residuen links scheef verdeeld zijn. Door het transformeren wordt de verdeling nog meer scheef naar links. Alternatief B is dus fout. Alternatief D is een onzin antwoord want je had niet alleen de Kruskal-Waliis toets kunnen gebruiken maar ook je had ook de anti-log kunnen nemen van de data in de hoop dat je dan wel aan voorwaarden van de ANOVA gaat voldoen.