Maantjessteenweg 130 2170 MERKSEM Taalhulp voor een werkstuk op JOMA tweede graad Voornaam Naam jaar Studierichting Schooljaar 20xx-20xx
Maantjessteenweg 130 2170 MERKSEM Taalhulp voor een werkstuk op JOMA tweede graad Voornaam Naam jaar Studierichting Schooljaar 20xx-20xx
Woord vooraf Met deze bundel willen we de leerlingen van JOMA secundair ondersteunen bij het maken van een werkstuk. Door de jaren heen is er al heel wat aangepast en we blijven de tekst en stappenplannen updaten om jullie nog beter te kunnen helpen. We merken steeds weer dat leerlingen vaak niet weten welke regels ze nu juist moesten toepassen en soms in het wilde weg aan hun werkstuk beginnen. Om de leerlingen en leerkrachten te helpen, stelden we dit werkstuk op. Zo leren de leerlingen de juiste regels kennen, wat hen later zeker van pas zal komen. Daarnaast is het voor de leerkrachten veel aangenamer om goed opgestelde werkstukken te verbeteren. We hebben ons voor dit werkstuk gebaseerd op de APA-normen, ontwikkeld door de American Psychological Association, en de BINnormen, ontwikkeld door het Bureau voor Normalisatie. De verschillende onderdelen van een werkstuk worden chronologisch besproken We willen graag alle leerkrachten bedanken die hebben meegewerkt aan dit document, in het bijzonder Carry Brits, Hilde Hautekiet, Elke Stasseyns en Viviane Winten, die aan de wieg stonden van de Taalhulp.
Inhoudsopgave Woord vooraf... 2 Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 4 1 Kaft, titelblad en schutblad... 5 1.1 Kaft... 5 1.2 Schutblad... 5 1.3 Titelblad... 5 2 Woord vooraf... 5 3 Inhoudsopgave... 6 4 Inleiding... 7 5 Eigenlijke tekst... 7 5.1 Lettertypes en marges... 7 5.2 Titels en witregels... 7 5.3 Cijfers en getallen... 8 5.4 Opsommingen... 8 6 Besluit... 9 7 Bibliografie... 9 Besluit...10 Bibliografie...11 Bijlagen: Stappenplannen...12 Bijlage 1 Stappenplan inhoudsopgave toevoegen... 12 Bijlage 2: Paginanummers loskoppelen... 14 Bijlage 3 Stappenplan bronnen invoegen... 17
Inleiding Voor sommige vakken zal je een langere tekst of rapport schrijven waarin je informatie overdraagt aan de lezer. Hoe doe je dit? Uit welke onderdelen bestaat een rapport of tekst? Hoe geef je vorm aan je tekst? Je krijgt een overzicht van de richtlijnen die we op JOMA volgen, zodat je je eindproduct professioneel vorm kunt geven. Zo kom je te weten hoe een kaft en titelblad er moeten uitzien, wat een schutblad is, hoe je een inhoudsopgave maakt en waar je de bijlages moet toevoegen. Daarnaast leer je het verschil kennen tussen het woord vooraf en de inleiding en wat er verder in het besluit moet staan. Tot slot krijg je nog richtlijnen voor een zakelijke lay-out en leer je hoe je verwijst naar bronnen. Lees eerst alle richtlijnen voor je aan je werkstuk begint. Als je de richtlijnen hebt overlopen, je volledige tekst nagelezen is en de lay-out op punt staat, kan je je werkstuk afdrukken. Je doet dit steeds recto-verso, om niet onnodig veel papier te verspillen. In de derde graad zal je deze en bijkomende richtlijnen moeten toepassen voor je GIP. 4
1 Kaft, titelblad en schutblad 1.1 Kaft Op de kaft vermeld je: schoolgegevens (boven rechts of boven midden) eventueel samen met het logo, de titel van het werk (in een groter lettertype), de eventuele ondertitel (in een kleiner lettertype), je persoonlijke gegevens (rechts beneden), het schooljaar (onder je naam). Voor de kaft kies je gekleurd papier. Hier mag je eventueel een afbeelding plaatsen. Op het voorblad van deze bundel zie je hoe je de gegevens schikt. 1.2 Schutblad Voor het titelblad voeg je een schutblad of een blanco blad in je werk. 1.3 Titelblad Op het titelblad plaats je dezelfde gegevens als op de kaft. Op het titelblad zet je geen voettekst of paginanummer. De keerzijde van het titelblad blijft leeg. Vanaf het titelblad begin je de pagina s te tellen voor de paginanummering. Tel ook de keerzijde van het titelblad mee! De paginanummering verschijnt pas vanaf het eerste hoofdstuk. Zie bijlage 2 voor het stappenplan paginanummers verbergen. 2 Woord vooraf Dit onderdeel behandel je in de derde graad. 5
3 Inhoudsopgave Met de inhoudsopgave geef je de lezer een eerste indruk van de inhoud en de structuur van het werk. Dit deel komt onmiddellijk na het woord vooraf. De pagina s van de inhoudsopgave hebben geen pagina-aanduiding, ze tellen wel mee in de paginanummering. De inhoudsopgave bevat een opsomming van alle titels (tot maximum vier niveaus). De titel van elk deel (en/of hoofdstuk) mag je duidelijk laten uitkomen (bv. vetgedrukt) en hij begint na één witregel. De paginanummers worden uitgelijnd met de rechtermarge. Tussen de titels en de paginanummers plaats je verlooppuntjes. Inleiding, Besluit en Bijlagen krijgen geen nummer. Woord vooraf en Inhoudsopgave krijgen ook geen nummer en vermeld je daarenboven niet in de inhoudsopgave. Je plaatst alle titels op een gelijke afstand van de linkerkantlijn. Tip: als je in de opmaak met stijlen en koppen werkt, maakt de tekstverwerking automatisch een inhoudsopgave aan, let wel op dat de nummering onder elkaar staat. Zie bijlage 1 voor het stappenplan inhoudsopgave. 6
4 Inleiding Je schrijft in de inleiding enkel je onderzoeksvraag. De rest van de leerstof behandel je in de derde graad. Je schrijft de inleiding op een nieuwe pagina met pagina-aanduiding. De pagina telt mee in je paginanummering. 5 Eigenlijke tekst Een verzorgde lay-out nodigt uit tot lezen. Daarom schenk je ook aandacht aan de opmaak van je document. Hiervoor volg je een aantal regels. 5.1 Lettertypes en marges Je gebruikt een vlot leesbaar lettertype zoals Arial, Calibri of Verdana met tekengrootte 11 of 12. 5.2 Titels en witregels De inhoud van je werk geef je weer in hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen of onderverdelingen van paragrafen. Hierbij plaats je genummerde titels. Afspraken voor titels: Je gebruikt geen onderstreping. Je gebruikt decimale indelingstekens (bv 1, 1.1, 1.1.1, 1.1.1.1). In een nummer staan maximaal 4 trappen. Na het nummer staat geen punt. De nummering herbegint bij elk hoofdstuk. De verschillende niveaus kan je verduidelijken in de lettergrootte. De titel is kort en informatief, verwijst naar de tekst die eronder staat en is bij voorkeur geen vraag. Na een titel plaats je geen punt. Na het nummer volgt een insprong, die voor alle niveaus gelijk is. 7
Afspraken voor witregels: Voor een titel laat je twee witregels. Na een titel laat je één witregel. Tussen twee opeenvolgende titels laat je één witregel. Tussen alinea s laat je één witregel. 5.3 Cijfers en getallen In een tekst schrijf je cijfers en getallen tot twintig steeds voluit. 5.4 Opsommingen Opsommingen beginnen aan de linkermarge. Je gebruikt opsommingstekens of nummers. Nummers gebruik je wanneer de volgorde van de elementen in de opsomming niet willekeurig is, zoals bij opeenvolgende stappen. Voor en na de opsomming plaats je een witregel. Opsommingen in een zin beginnen na een dubbelpunt. 8
6 Besluit Het besluit staat op een nieuwe pagina met pagina-aanduiding. In je besluit formuleer je het antwoord op de vraag of probleemstelling die je in de inleiding formuleert. Zorg er dus voor dat je daarnaar terugkoppelt wanneer je de algemene conclusie verwoordt. Aan welke voorwaarden een besluit verder moet beantwoorden, leer je in de derde graad. 7 Bibliografie Een bibliografie of referentielijst is een alfabetisch geordende lijst van alle schriftelijke, digitale en mondelinge bronnen die je werkelijk gebruikt hebt. Deze lijst geeft een overzicht van alle geraadpleegde werken. Je brengt de bronnen alfabetisch volgens de naam van de auteur. Werk met de verwijzingen in Word. Zie bijlage voor het stappenplan bronnen invoegen. 9
Besluit Hopelijk heeft dit document je een duwtje in de rug gegeven. Nu zou je moeten weten welke regels er zijn en wat we op JOMA secundair verwachten als je een werkstuk maakt. Het eindresultaat mag er zijn; je hebt een overzichtelijke en bruikbare bundel in handen. Maar het was niet altijd even eenvoudig om de afspraken en officiële regels helder te formuleren, bovendien durfden de bronnen zich wel eens tegenspreken of waren ze niet altijd even volledig. Je merkt, ook de leerkrachten hebben heel wat bijgeleerd bij het samenstellen van dit document. Neem deze bundel steeds bij de hand als je een werkstuk gaat maken, zo weet je zeker dat je alles volgens de regels hebt gemaakt en dat je niets bent vergeten. Je moet enkel nog zorgen voor een boeiende inhoud en een goed gestructureerde tekst. Wij wensen je alvast veel succes! 10
Bibliografie Adriaansen, M., & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Cuyper, W. (2013, februari 13). Een kind mag boos zijn. (A. Michielsen, & L. Van Uffelen, Interviewers) Lambert, P. (2013, april-mei). Het mysterie motivatie. Knack Bodytalk, pp. 34-35. Laureys, B. (2012). Stapstenen: onderzoek stap voor stap. Berchem: De Boeck. Van Ranst, D. (2012). Moeders zijn gevaarlijke mensen. In T. Venstermans, E. Borremans, T. Clement, E. Cocquyt, E. Cremers, E. Ganseman, et al., Frappant: bronnenboek (pp. 73-74). Kalmthout: Pelckmans. VVKSO. (2007). Rapporteren: voorschriften en nuttige wenken. Brussel: Licap. VZW Motief. (sd). Vorming op maat. Opgeroepen op mei 31, 2013, van Vorming op het snijpunt van levensbeschouwing en samenleving: http://www.motief.org Woolf, V. (2013, januari 17). Orlando. (Toneelhuis, Uitvoerend artiest) Bourlaschouwburg, Antwerpen, Antwerpen, Vlaanderen. Wuytack, F. (Regisseur). (sd). The missing link [Film]. 11
Bijlagen: Stappenplannen Bijlage 1 Stappenplan inhoudsopgave toevoegen 1. Zet je cursor in je document op de plaats waar de inhoudsopgave moet komen. Ga naar verwijzingen en selecteer een Inhoudsopgave. 2. Als je een titel wil toevoegen in de tekst, klik je eerst op tekst toevoegen en selecteer je daarna het juiste niveau (niveau 1 voor de grootste titels, niveau 2 voor de ondertitels ). 12
3. Klik na toevoeging van een titel op bijwerken. Je kiest dan voor In zijn geheel bijwerken. Je titel en de juiste paginanummer verschijnen nu in je inhoudsopgave. Als je geen titels hebt gewijzigd, maar de tekst en de bijbehorende titels wel verschoven zijn, kan je ervoor kiezen om enkel de paginanummers bij te werken. 4. Na een tijdje zal je merken dat er automatisch ingesprongen wordt bij niveau 2 en 3. Zorg ervoor dat deze titels ook tegen de kant staan door je cursor voor de titel te zetten en de insprong te verwijderen. 13
Bijlage 2: Paginanummers loskoppelen 1. Ga naar de laatste pagina waarop de paginanummers niet mogen verschijnen. Dit zal in een groot werkstuk bij de inleiding zijn. Klik op deze pagina. 2. Ga naar indeling, eindmarkeringen en klik op doorlopend. 3. Voeg op de volgende pagina paginanummers in. (invoegen paginanummers) 14
4. Onderaan de pagina zie je dat er zelfde als vorige staat. 5. Nu gaan we deze sectie loskoppelen door bovenaan op aan vorige koppelen te klikken. 6. Verwijder nu de paginanummer van de vorige pagina. 15
7. Ga terug naar het eerste paginanummer dat er wel moet staan en selecteer dit. IN een werkstuk is dit dus bij het eerste hoofdstuk. 8. Selecteer bovenaan paginanummers en klik vervolgens op opmaak paginanummers. 9. Kies nu vanaf welke paginanummer de nummering moet beginnen. Dit zal pagina 7 of hoger zijn, aangezien je het titelblad, het woord vooraf, de inhoudstafel, de keerzijdes en de inleiding meetellen in de nummering. Let op! Als je een titelblad hebt ingevoegd via Word, zal dit vanzelf meetellen en zal je er een paginanummer moeten aftrekken. 16
Bijlage 3 Stappenplan bronnen invoegen Tip: Voeg telkens als je een bron gebruikt de gegevens direct in en pas bij elke wijziging je bibliografie meteen aan. 1. Open Word, ga naar verwijzingen, selecteer APA vijfde of zesde editie (normaal standaard). 2. Klik op Bronnen beheren. 17
3. Klik op Nieuw. 4. Kies je type bron uit de lijst (gebruik de lijst p. 13). 18
5. Vul de velden waarvan je de info hebt verder in. Onderaan vind je telkens een voorbeeld van wat je in dat veld moet invullen. 6. Nadat alle bronnen zijn ingebracht, ga je met je cursor naar de plaats in de tekst waar je de bibliografie wil plaatsen en klik je op Bibliografie. 19
7. Pas na elke wijziging de bronvermelding aan. Je selecteert je bibliografie en vervolgens Bronvermeldingen en bibliografieën bijwerken. 20