Flex & de crisis: een update en een advies



Vergelijkbare documenten
Flex & de turbulente stagnatie: een update en een advies deel 2

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Van baan naar eigen baas

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

KWARTAALMONITOR APRIL Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Flex & de turbulente stagnatie: een update en een advies deel 3

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract

Flexibilisering van de arbeidsmarkt

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Feiten en cijfers 2010 Branche Kinderopvang

De vaste baan bereikbaar voor alle werknemers

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Kwartaalrapportage Arbeidsmarkt Breda 2009

Crisismonitor Drechtsteden

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Beroepsbevolking 2005

Aantal medewerkers West-Brabant

Crisismonitor Drechtsteden

Feitendossier IPW donderdag 26 maart 2009

1 Economie in Nederland: omslag of afkoeling? Intelligence Group, 7 november 2018 Auteur: Arjan Ruis

Participatie in arbeid

Crisismonitor Drechtsteden

De arbeidsmarkt: crisistijd en trends

Tweede Kamer der Staten-Generaal

KWARTAALMONITOR JULI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

Zzp ers in de provincie Utrecht Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

Crisismonitor Drechtsteden

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD

Statistisch Bulletin. Jaargang

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Het werkende leven van twintigers

1.1 Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsopbouw Vergrijzing Migratie Samenvatting 12

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2017

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Flex & de crisis: stand november 2011 & het komende jaar

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

JAARMONITOR 2016 JANUARI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Crisismonitor Drechtsteden juni 2010 (cijfers tot en met april 2010)

8. Werken en werkloos zijn

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

KWARTAALMONITOR OKTOBER Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

KWARTAALMONITOR OKTOBER Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Werkloosheid 50-plussers

Trendrapportage Economie Arnhem

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Help, ik heb personeel

"Flexwerken met de goede intentie geeft energie in het bedrijf"

Sterk voor werk DE FEITEN OP EEN RIJ

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zzp er: werknemer nieuwe stijl

Kwartaalrapportage Arbeidsmarkt Breda Inleiding. 2 Globaal beeld arbeidsmarkt 2006

Kwartaalmonitor OKTOBER Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

KWARTAALMONITOR JULI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Derde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Nederland totaal

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Crisismonitor Drechtsteden

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie

Voor wie verstandig handelt! Daling personeel

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 6 e editie. Opzet en inhoud

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Uitzendwerk als graadmeter

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Monitor Werkloosheid Noord-Veluwe 3 e kwartaal 2010

Crisismonitor Drechtsteden augustus 2010 (cijfers tot en met juni 2010)

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen november 2017

JAARMONITOR 2015 JANUARI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Statistisch Bulletin. Jaargang

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Amersfoort

Wijnimport Nederland naar regio

Factsheet arbeidsmarkt Overijssel (bijlage bij Investeringsvoorstel Iedereen in Overijssel doet mee )

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Midden-Gelderland

Dordrecht in de Atlas 2013

10. Veel ouderen in de bijstand

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 3 Discrepantie opleiding en functie, vooruitzichten baan en opleiding. Randstad Nederland

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Werkloosheid in : stromen en duren

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Transcriptie:

Flex & de crisis: een update en een advies Begin december 2011 publiceerde ik Flex & de crisis: 2011 en verder. Inmiddels zijn we een half jaar verder, en daarin is het nodige gebeurd. Onze recessie is bevestigd, de AEX, onze aandelenbeurs, zit nog steeds in een dalende trend, onze regering is gevallen, de Euro staat als nooit tevoren onder druk, het CBS is eindelijk met betere data over flexibele arbeid 1 gekomen, de discussie over flexibele arbeid en payrolling is weer opgelaaid, het ontslagrecht wordt mogelijk versoepeld etcetera. Dus hoog tijd weer voor een frisse blik op de ontwikkeling van de economie en de arbeidsmarkt, de ontwikkeling van flexibele arbeid en de ontwikkeling van de markt voor uitzenden en detacheren. Hierna beschrijf, analyseer en interpreteer ik de nieuwe feiten en geef ik een advies om in turbulente tijden een succesvol bureau voor flexibele arbeid te kunnen zijn. De intentie respectievelijk onthutsing: meer flex in de personeelsbestanden Door voor- en tegenstanders wordt gesteld dat werkgevers hun personeelsbestand in deze onzekere tijden (veel) meer met flexibel personeel vullen. Al voor de Grote Recessie, in november 2007, constateerde TNO dat werkgevers in alle grootteklassen en in zo goed als alle sectoren hun flexschil wilden vergroten. Eind 2008 en in 2009 gaf die flexschil de mogelijkheid om snel en zonder veel gedoe af te schakelen, in 2010 juist om weer snel op te schakelen, en vervolgens in de tweede helft van 2011 en in de eerste helft van 2012 om weer snel af te schakelen. De economische vooruitzichten zijn dermate onzeker, dat velen een ontwikkeling naar grotere flexschillen logisch vinden, dan wel vrezen. Een sterk en bekend voorbeeld op dit vlak is ASML, dat met de schrik van de enorme krimp in 2008-2009 in herinnering, een flexschil van 25% van het personeelsbestand in goede tijden tot beleid heeft verheven. De praktijk: de flexibiliteit in de personeelsbestanden lijkt nogal stabiel De praktijk, gemeten aan de hand van de (nu dus betere) data die het CBS en de ABU met regelmaat publiceren, toont een interessant, genuanceerd beeld. Rond de eeuwwisseling, toen er maar geen einde leek te komen aan onze economische voorspoed, was de flexschil gegroeid tot bijna 14% (1998) om vervolgens onder druk van de grote krapte op de arbeidsmarkt snel terug te lopen tot iets onder de 12%. Waarna werkgevers hun flexschil jarenlang op dat niveau hielden, tijdens een nog relatief milde, maar taaie economische stagnatie. Toen de economie weer begon aan te trekken, groeide de flexschil snel, om uiteindelijk in 2007 en 2008, met wederom een krappe arbeidsmarkt, op een aandeel van zo n 15% uit te komen. De Grote Recessie van 2009 zorgde ervoor dat de flexschil iets kleiner werd (maar nog bijna 15% in 2009). In 2010 was de flexschil echter alweer een klein beetje gegroeid, om in 2011 nog iets verder te groeien naar bijna 15¼%. Kortom, het aandeel werknemers zonder vast contract schommelt al 5 jaar rond de 15%. Al met al vallen nu al vier zaken op (in wat volgt, zitten nog meer interessante ontwikkelingen): 1. De flexschil van werknemers groeit tijdens economische groei en niet tijdens economische malaise; 2. Economische stagnatie of krimp heeft relatief gezien nauwelijks impact op de flexschil; 3. De flexschil lijkt inmiddels vijf jaar behoorlijk stabiel, maar verandert qua samenstelling; 4. De krapte op de arbeidsmarkt van 2006-2008 liet de groei van de flexschil ongemoeid, terwijl de krapte op de arbeidsmarkt van 1999-2001 de flexschil nog flink liet krimpen. 1 Tot en met 2011 hanteerde het CBS arbeid voor de duur van maximaal een jaar als definitie voor flexibele arbeid (tijdelijke arbeid). O.a. door de Wet Flexibiliteit en Zekerheid die in 1999 van kracht werd, was dat een zeer onvolledige definitie geworden. Sinds kort hanteert het CBS een definitie die veel meer recht doet aan flexibele arbeid, en publiceert dienovereenkomstig. Een werknemer met een flexibele arbeidsrelatie is nu een persoon die een arbeidsovereenkomst heeft die van beperkte duur is of die niet voor een vast overeengekomen aantal uren in dienst is. Hiertoe behoren: - Werknemer met een tijdelijk dienstverband met uitzicht op vast én vaste uren - Werknemer met een tijdelijk dienstverband van 1 jaar of langer én vaste uren - Werknemer met een overig tijdelijk dienstverband én vaste uren - Oproep/-invalkracht - Uitzendkracht - Werknemer met een vast dienstverband zonder vaste uren - Werknemer met een tijdelijk dienstverband zonder vaste uren. drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 1 van 10

In onderstaande grafiek is een en ander duidelijk zichtbaar. 16,0% 15,0% 14,0% 13,0% 12,0% 11,0% 10,0% 9,0% 8,0% 7,0% 6,0% 5,0% 4,0% 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% Flexibele werknemers - uitzenden en detacheren uitgelicht 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 % Flex. arb.relatie (trad.) % Flex. arb.relatie (nieuwe stijl) U+D % En toch meer flex! Maar dan anders Van 1996 tot de Grote Recessie was het aantal ZZP ers met maar liefst 70% gegroeid tot bijna 680.000. Maakten zij in 1996 nog iets minder dan 6½% uit van de werkende bevolking, in 2008 was dat inmiddels 9%. Sindsdien is er niets veranderd het aantal ZZP ers is gestaag verder gegroeid tot 730.000 in 2011. Dat is net geen 10% van alle werkenden. Als je deze ZZPontwikkeling optelt bij de ontwikkeling van de flexschil van werknemers, is er sinds 2007 wel zéker sprake van een groeiende flexibiliteit van personeelsbestanden! Met 25% van alle werkenden ligt het flex-percentage boven de 24% van 2008, waarmee toen ook al een flex-record werd gerealiseerd. Flexibele werkenden in personeelsbestanden 25,0% 22,5% 20,0% 17,5% 15,0% 12,5% 10,0% 7,5% 5,0% 2,5% 0,0% 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 % Flex. arb.relatie (trad.) % Flex. arb.relatie (nieuwe stijl) % ZZP'ers Cumulatief (nieuwe stijl) Bron: CBS drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 2 van 10

Sinds 1999 is de arbeidsmarkt overwegend krap geweest; alleen in 2004-2005, eind 2009-begin 2010 en nu lag de werkloosheid (wat) hoger dan 5½%. Vooral voor mensen met een ambachtelijk vak of een middelbare of hogere opleiding waren de omstandigheden op de arbeidsmarkt geweldig. Dat het aantal ZZP ers in die periode relatief sterk toenam, had allereerst economische motieven: in goede tijden verdient ZZP en beter dan een vaste baan, in slechte tijden is het moeilijker om een baan vast te houden of te vinden. Beide economische motieven lijken over de tijd even sterk en allebei lijken ze een even sterke stimulans te geven, want het aandeel ZZP ers groeide sinds 1999, in goede en in slechte tijden, gewoon stug door. Daarnaast spelen psychologische motieven. Het motief van autonomie, zo blijkt uit allerlei onderzoeken, speelt een grote rol. ZZP en geeft meer vrijheid en bovendien meer mogelijkheden tot zelfsturing. Deze combinatie van economische en psychologische motieven sterkt de verwachting dat de sterke ZZP-trend ondanks de waarschijnlijk wat mindere omstandigheden - voorlopig nog niet stil zal vallen. Anders (1) de flexschil verandert: verschuivende flex-typen De belangrijke ZZP-ontwikkeling gaat overigens samen met een belangwekkende ontwikkeling in de samenstelling van de flexschil van werknemers. Eerst wil ik nog even, onder verwijzing naar voetnoot 1, duidelijk maken dat dé flexschil niet bestaat. In dit deel van het personeelsbestand zitten namelijk behoorlijk verschillende groepen van werknemers: uitzendkrachten en gedetacheerden (grotendeels onderdeel van de groep overige werknemers met een flexibele arbeidsrelatie ), oproep- en invalkrachten, mensen met een tijdelijk contract korter dan een jaar etcetera. Na de diepe val na 2008 is er voor de uitzendkrachten niet een robuust herstel geweest. Het aantal overige werknemers met een flexibel contract, dat in 2009 een recordniveau bereikte, is in 2010 en 2011 gedaald. Het aantal inval- en oproepkrachten, tot 2010 de kleinste groep in de flexschil van werknemers, is sinds 2003 bezig met een gestage groei. Kortom, de samenstelling van de flexschil van werknemers verandert. Het lijkt erop dat werkgevers en een aanzienlijk deel van de werkenden steeds lossere cont(r)acten verlangen. 800 750 700 650 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 uzk'en oproep- en invalkrachten overige werknemers flexibele arbeidsrelatie (nieuwe def.) ZZP'ers drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 3 van 10

Anders (2) de flexschil verandert: verschuivende leeftijdsopbouw In de grafiek hieronder wordt duidelijk dat de flexschil van werknemers in het afgelopen decennium, parallel aan de totale werkende bevolking, absoluut en relatief meer 45-plussers is gaan bevatten. Vooral onder de uitzendkrachten neemt hun aandeel sterk toe. Onder de uitzendkrachten is het aandeel jongeren en 25-35 jarigen afgenomen. Het aandeel jongeren in de flexschil is echter veruit het grootst, maar stabiel. Toch lijkt hun flexibiliteit groter te worden: oproepkrachten bestaan inmiddels voor ruim meer dan de helft uit mensen tot 25 jaar. Datzelfde geldt trouwens ook voor kleine baantjes (<12 uur per week). Zelfstandigen zijn juist in 80% van de gevallen 35 of ouder; sinds 1998 is dat percentage licht gestegen. Vaste banen lijken steeds meer weggelegd voor 35-plussers: in 1998 was hun aandeel in de vaste banen nog 60%, inmiddels is dat 70%. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 < 12 uur per week Werknemers vaste arbeidsrelatie Vast en flex, naar leeftijdsgroep Uitzendkrachten Oproep- en invalkrachten Flex. arbeidsrelatie 15-25 25-35 35-45 Zelfstandigen 45-55 55-65 Totaal < 12 uur per week Totaal werknemers vaste arbeidsrelatie Totaal uitzendkrachten Totaal oproep- en invalkrachten 5500 4950 4400 3850 3300 2750 2200 1650 1100 550 0 Totaal flex. arbeidsrelatie Totaal zelfstandigen In de onderstaande grafiek is duidelijk te zien dat onder jongeren het aantal vaste contracten scherp is gedaald. In de groepen van 25 55 jaar is ook een daling van het aandeel vaste contracten zichtbaar, maar een mildere. Bij de sterk groeiende groep van 55-plussers is het aandeel vaste contracten juist gestegen. Bij jongeren was de kleine baan altijd al belangrijk, maar dat belang is verder toegenomen. Ook hier is duidelijk waarneembaar dat het aandeel oproep- of invalkrachten stevig is gegroeid. 55-plussers hebben ook relatief vaak een kleine baan, hoewel dat aandeel wat afneemt, maar zijn bovendien het vaakst zelfstandig overigens neemt deze arbeidsvorm in alle leeftijdscategorieën, met uitzondering van de 55-plussers, toe. Het aandeel uitzendkrachten neemt in alle leeftijdscategorieën af. Opvallend is verder dat de overige flexibele arbeidsrelaties (m.n. tijdelijke contracten) belangrijk zijn in de groep 25-35 jaar en dat het aandeel ervan sterk is gestegen in diezelfde leeftijdscategorie en bij de 55-plussers. drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 4 van 10

100% 95% 90% 85% 80% 75% 70% 65% 60% 55% 50% 45% 40% 35% 30% 25% Vast en flex, naar leeftijdsgroep 2650 2500 2350 2200 2050 1900 1750 1600 1450 1300 1150 1000 850 700 550 400 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 15-25 25-35 35-45 45-55 55-65 Werknemers vaste arbeidsrelatie < 12 uur per week Wn's overige flex. Uitzendkrachten Oproep- of invalkrachten Zelfstandigen Totaal 15-25 Totaal 25-35 Totaal 35-45 Totaal 45-55 Totaal 55-65 Anders (3) de flexschil verandert: verschuivende opleidingsniveaus In de grafiek hieronder wordt duidelijk dat de flexschil in het afgelopen decennium, parallel aan de totale werkende bevolking, absoluut en relatief meer hoger opgeleiden is gaan bevatten. Het aandeel hoger opgeleiden in de flexschil is inmiddels net zo groot is als het aandeel lager opgeleiden. Daarbij valt een soort tweedeling op: 1. de flexschil van werknemers bevat relatief veel lager opgeleiden vooral onder uitzendkrachten en oproep- en invalkrachten geldt dat; 2. vaste contracten én zelfstandigheid zijn relatief vaak weggelegd voor hoger opgeleiden; daarbij valt bovendien op dat het aandeel hoogopgeleiden onder ZZP ers sinds een aantal jaren gróter en het aandeel lager opgeleiden kleiner is dan in het totale bestand van werkenden. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1998200320082011199820032008201119982003200820111998200320082011199820032008201119982003200820111998200320082011 Werknemers vaste arbeidsrelatie Uitzendkrachten Oproep- /invalkrachten Overige wn's flex. arbeidsrelatie Flexibele wn's totaal Zelfstandigen (ZZP+ZMP) Totaal Lager Middelbaar Hoger drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 5 van 10

Ook andersom zie de onderstaande grafiek is de genoemde tweedeling zichtbaar: 1. laagopgeleiden zijn relatief vaak uitzend-, oproep- of invalkracht; 2. hoogopgeleiden hebben het vaakst een vast contract; als zij niet in vaste dienst zijn, dan zijn zij relatief (zeer) vaak zelfstandig en is de kans dat zij vertoeven in de flexschil van werknemers zeker als uitzendkracht of oproep- of invalkracht - relatief (erg) klein. 100% 98% 96% 94% 92% 90% 88% 86% 84% 82% 80% 78% 76% 74% 72% 70% 68% 66% 64% 8,3% 3,4% 4,8% 9,3% 2,0% 3,0% 73,4% 74,9% 12,2% 11,5% 3,1% 3,6% 4,3% 3,5% 67,9% 68,1% Vast en flex, naar opleidingsniveau, 1998-2011 (CBS, bewerking Dzjeng) 10,1% 10,8% 12,4% 13,2% 11,7% 13,0% 13,5% 13,9% 6,9% 3,0% 3,5% 7,2% 1,4% 2,2% 10,3% 10,2% 2,0% 2,8% 2,9% 2,5% 11,5% 8,1% 1,9% 1,8% 13,9% 15,4% 16,3% 11,2% 12,7% 13,9% 14,6% 8,3% 0,8% 1,2% 0,9% 1,5% 1,4% 1,3% 3,4% 2,1% 74,8% 76,2% 71,4% 70,6% 76,7% 75,9% 73,0% 71,5% 74,9% 75,8% 71,1% 70,3% 9,2% 9,5% 7,6% 2,8% 8,0% 1,4% 10,4% 10,3% 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 1998 2003 2008 2011 Lager Middelbaar Hoger Totaal Werknemers vaste arbeidsrelatie Uitzendkrachten Oproep- /invalkrachten Overige wn's flex. arbeidsrelatie Zelfstandigen (ZZP+ZMP) 1,9% 2,7% 2,5% 2,3% Anders (4) meer of minder succesvolle bureaus voor flexibele arbeid (BFA s, v/h U+D-bureaus) In de eerste grafiek (p. 2) was ook de U+D%-curve opgenomen. Deze toont het aandeel van door U+D-bureaus gerealiseerde uren in het totaal door werkenden (vast + flex + ZZP) gewerkte uren. Hieronder wordt de ontwikkeling van de door U+D-bureaus gerealiseerde uren weergegeven. 550 525 500 475 450 425 400 375 350 325 300 Omvang U+D-markt (uren, x mio) 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 U+D-uren (CBS) drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 6 van 10

Na een stevige krimp in 2009 en een lichte krimp in 2010, volgde herstel in 2011. In het eerste kwartaal van 2012 was er echter weer sprake van een lichte krimp (CBS: 0,9% minder uren; ABU: 4,6% minder uren). Hiervoor zagen we al dat de flexschil is gegroeid én van samenstelling verandert, zowel qua leeftijdsgroepen als qua flex-typen en opleidingsniveaus. Binnen de U+D-markt zijn er mede daarom verschillende ontwikkelsnelheden zichtbaar, zie de onderstaande grafiek. De totale U+Dmarkt is sinds 2005, gemeten in omzet, bijna 50% gegroeid, de Top 10 groeide cumulatief 15% en daarbinnen - de Grote Vier samen zo n 4%. De Grote Vier hebben dan ook marktaandeel verloren sinds 2005, de rest van de Top 10 heeft aanzienlijk marktaandeel gewonnen, en dat geldt ook voor de enorm gemêleerde rest-groep. 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000-2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Grote 4 (5) Rest Top 10 Rest Bron: Dzjeng, o.b.v. CBS, kwartaal- en jaarcijfers en Flexmarkt Omzetranglijst Op basis van de kwartaalcijfers, gepresenteerd na afloop van het 1 e kwartaal van 2012, is zichtbaar dat die trends doorzetten. De sterke groeiers (met goede rendementen) kunnen op verschillende manieren worden gecategoriseerd. Het is zeker dat de markt voor de volgende categorieën van BFA s sinds 1996 sterk is gegroeid: 1. energieke customer intimacy-bureaus, 2. energieke lage prijs / low TCO-specialisten, 3. energieke flexibele arbeid-procesmanagers, en 4. energieke product specialisten. Bij deze categorieën van succesvolle BFA s vallen de volgende zeven karaktertrekken op: 1. zij kenmerken zich door een specifieke vorm van strategische focus (zie de categorieën) en bieden in het verlengde daarvan superieure kwaliteit via een sterke propositie van customer facilitation ( ontzorging ) of van customer empowerment, 2. zijn veelal customer-close, 3. ambitieus en outbound gericht, 4. snel en flexibel, 5. licht en efficiënt, 6. innovatief, 7. en stimulerende werkgevers. Productspecialisten beroepsgroep-specifiek, kandidaat-specifiek of (sub)sector-specifiek zijn relatief veel meer gericht op futureproof beroepsgroepen en/of sectoren, op middelbare en sterk groeiende hogere beroepsniveaus, opereren eerder klein- dan grootschalig, voegen veel waarde toe (opleidingen, community, continuïteit bij schaarste, kennisoverdracht e.d.), realiseren mede daardoor (veel) hogere marges en/of rendementen en zijn vaak relatief veel minder gevoelig voor conjunctuur én zij floreren bij schaarste! drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 7 van 10

De ontwikkeling van de aandelenkoersen op de beurzen (zie onderstaande grafiek), tot slot, geeft een aardige indicatie van de (relatieve) prestaties en het vertrouwen in de toekomstige prestaties van beursgenoteerde BFA s. Robert Half International doet het in dit verband relatief gezien aardig (maar slechter dan de hier niet getoonde S&P 500, op -9%). Maar van de acht weergegeven grote internationale flexibele arbeid-concerns, staat er maar één heel stevig in de plus, afgezet tegen de koers van vóór de Grote Recessie (meetmoment 1 januari 2007): het Nederlandse Brunel. Bron: finance.yahoo.com Stijgende werkloosheid, dus geen schaarste? Over schaarste gesproken, zal daar dit jaar en daarna nog wel sprake van zijn? Sinds 2007 hebben we het niet meer meegemaakt dat onze economie 2% of meer groeide; dat zijn we niet meer gewend! De werkgelegenheid is de afgelopen jaren daarom vaker en meer gekrompen dan gegroeid. In 2011 en in het 1 e kwartaal van 2012 zijn er weer wat meer uren gewerkt (jaar-opjaar), maar doordat onze internationaal gezien zeer hoge arbeidsparticipatie sinds afgelopen zomer mede dankzij uitgestelde schoolverlaters nog meer is gestegen, is de werkloosheid sindsdien weer opgelopen, tot zo n 6¼%. Daarbij moet wel aangetekend worden dat de werkloosheid niet bestaat. De verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn enorm, met een duidelijk hogere werkloosheid onder jongeren; waarbij die werkloosheid ook relatief sterk fluctueert met de stand van de economie. Ook de verschillen tussen de opleidingsniveaus zijn enorm van hoger opgeleiden was in het 1 e kwartaal van 2012 nog steeds maar 4,1% werkloos. De werkloosheid onder niet-westerse allochtonen was het hoogst: maar liefst 15,2% in het afgelopen kwartaal, een jaar-op-jaar stijging van maar liefst 2,7 %punten, en ruim twee-derde hoger dan in 2008. Economische groei zal er dit jaar en de komende jaren niet of nauwelijks zijn, en dus ook nauwelijks of geen arbeid-uitbreidingsvraag. Maar tegelijk is de potentiële beroepsbevolking vanwege de vergrijzing in 2010 gaan krimpen en stromen de babyboomers in een steeds hoger tempo uit naar kortere werkweken en hun pensioen. De arbeid-vervangingsvraag groeit dan ook. drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 8 van 10

In allerlei beroepsgroepen en bedrijfstakken is het voor werkgevers hierdoor toch ontzettend lastig om goede mensen te vinden en om ze te binden, en ondanks de matige economische vooruitzichten zullen veel werkgevers daar ook de komende jaren moeite mee hebben. Wél schaarste dus, in veel sectoren en beroepsgroepen. drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 9 van 10

Flex in de crisis, flex in flow Van 2000 tot 2007 is de flexschil sterk gegroeid, maar sindsdien is het aandeel van flex nauwelijks groter geworden. Tegelijk is de samenstelling van de flexschil sterk veranderd. De verwachte economisch groei is laag en toch zal er specifieke schaarste ontstaan. Deze vier constateringen samen leiden tot de conclusie dat BFA s als totaalgroep het de komende jaren niet makkelijk zullen hebben. Maar voor BFA s met de genoemde 7 karaktertrekken zijn er zoals gezien kansen zat. Daarom wil ik ook nu weer afsluiten met het volgende inzicht. Uit onderzoek dat in het voorjaar van 2008 in Harvard Business Review werd gepubliceerd ( When growth stalls 2 ), bleek dat het verdwijnen van succes van bedrijven voor slechts 4% door economische tegenwind wordt veroorzaakt en voor nog eens 9% door andere niet-beïnvloedbare factoren zoals fundamenteel veranderende wet- en regelgeving. Deze factoren spelen in de flexmarkt van 2012 en de komende jaren volop. Maar de overgrote meerderheid (87%) van de redenen voor het opdrogen van het succes van bedrijven bleek beïnvloedbaar te zijn! Het bleek dan om organisatorische en met name strategische beslissingen te gaan; vooral het missen van vernieuwingen en andere mogelijkheden en het niet met andere ogen naar de markt en de eigen propositie en werkwijze kunnen kijken. De aantrekkelijkheid van de verschillende arbeids- en flexmarktsegmenten van grootschalig laagopgeleid via ambachtelijk tot individueel hoogopgeleid - verschilt onderling sterk, en dat laatste geldt ook voor de eisen die in die segmenten door opdrachtgevers en kandidaten worden gesteld en het relatieve belang van die eisen. 1. Het is daarom noodzakelijk goed doordachte beslissingen te nemen op basis van marktgroeipotentieel, marges & marge-ontwikkelingen, klantbehoeftes en de benodigde (kern)competenties in een segment, in relatie tot de eigen doelen en (kern)competenties. 2. Kies een aantrekkelijke doelgroep en bied die een heldere, aantrekkelijke, unieke propositie. 3. En organiseer ook de overige van de 7 karaktertrekken van succesvolle BFA s. De fijne rugwind van de jaren 90 en 2004-2008 zal er de komende jaren niet zijn, maar met goede keuzes valt er ook de komende jaren veel groei en rendement te realiseren. Kortom: Succes is een keuze! 2 Het onderzoek besloeg de lange periode van 1955 tot en met 2006. In die vijf decennia zat óók een Depressiefase (van 1976 tot en met 1982). drswimdavidse, e. wim@dzjeng.nl, m. 06 134 908 52 130612 10 van 10