Informatie over het examen Nederlands als Tweede Taal, niveau 5+6 Dit examen doen deelnemers aan de taalcursus Nederlands Niveau 5+6 van de Universiteit Leiden. Deze cursus bestaat uit 120 contacturen. In totaal heeft men 360 contacturen gehad. Het examen bestaat uit de volgende onderdelen: Schrijven De kandidaat schrijft een tekst van ongeveer 300 woorden. Hij/zij kan kiezen uit twee titels die enigszins worden toegelicht. Van de kandidaat wordt verwacht dat hij/zij reageert op een aantal vragen en eigen commentaar geeft. Gelet wordt op verwerking van de opdracht, opbouw, woordgebruik, spelling en interpunctie. Dit onderdeel duurt 75 minuten. Hierna vindt u een voorbeeld van een schrijfopdracht. Luisteren Het examen Luistervaardigheid bestaat uit twee onderdelen, doorgaans een interview en een lezing. De kandidaat luistert twee maal naar elk onderdeel op de band. De onderdelen zijn de tweede keer gepauzeerd. De kandidaat moet hierover een aantal meerkeuzevragen beantwoorden. De kandidaat kan de band niet stoppen. Dit examen wordt in twee sessies van elk ongeveer 30 minuten afgenomen. Meerkeuzetoets In een aantal zinnen zijn steeds één of meer woorden weggelaten. Hiervoor worden in meerkeuzevorm vier mogelijkheden aangeboden. De kandidaat moet de juiste mogelijkheid kiezen. Dit onderdeel duurt 45 minuten. Hieronder vindt u een aantal voorbeeldopgaven. Lezen Dit onderdeel bestaat uit drie leesteksten waarover de kandidaat ongeveer 20 meerkeuzevragen moet beantwoorden. Dit onderdeel duurt 75 minuten. Hierna vindt u een voorbeeldtekst. Spreken De kandidaat krijgt een stelling waarbij hij/zij gedurende drie minuten kan nadenken over wat hij/zij wil gaan zeggen. Tijdens het gesprek wordt onder meer gelet op communicatieve vaardigheden, constructies, woordkeus, beheersing vocabulaire en uitspraak. Dit onderdeel duurt 10-15 minuten. Hierna vindt u een voorbeeldstelling. Het is toegestaan een woordenboek te gebruiken tijdens de onderdelen Schrijfvaardigheid en Leesvaardigheid Bij de andere onderdelen is het gebruik van een woordenboek niet toegestaan. 2009 juni - Wijzigingen voorbehouden
Voorbeeldopgaven Meerkeuzetoets Kies het juiste antwoord 1. Ik heb haring met uitjes gegeten. a. nog niet b. niet c. geen d. nog nooit 2. Onze schoondochter heeft iets vrolijks. a. over zichzelf b. over zich c. op zich d. op zichzelf 3. Hij is nog nooit in het zuiden van Rotterdam geweest terwijl hij al zijn hele leven in Rotterdam. a. leeft b. heeft gewoond c. woont d. woonde 4. Nadat het cursusjaar, gingen de meeste docenten met vakantie. a. had afgelopen b. is afgelopen c. was afgelopen d. heeft afgelopen 5. Ik vind het grappig dat politici regelmatig op de televisie kunnen zien. a. hen b. hun c. zichzelf d. zich 6. Hij gaat ieder jaar vliegtuig naar zijn familie in Canada. a. met een b. per c. met het d. per een 7. De voorzitter probeerde een collega te onderbreken, maar dat lukte hem niet. a. te praten b. kletsende c. pratende d. te kletsen 8. In van Nederland stemmen erg veel mensen op het CDA. a. het zuiden b. zuiden c. zuidelijk deel d. een zuidelijk deel 9. Pierre komt uit Parijs en toevallig komt mijn buurman. a. er ook uit b. er uit ook c. daar vandaan ook d. daar ook vandaan 10. De koningin volgende week ons nieuwe hoofdkantoor openen. a. gaat b. wil c. zal d. kan 11. De spelers van deze voetbalclub kennen allemaal erg goed. a. zich b. hen c. ze d. elkaar 12. Lang niet deelnemers aan het juridische congres hebben rechten gestudeerd. a. al b. alle c. elke d. zulke 13. Op dit moment wordt deze bekende Nederlandse roman in Engels vertaald. a. het b. c. de d. een
14. Maas stroomt door Rotterdam. a. Het b. c. De d. Een 15. De leden van de Veiligheidsraad in New York kunnen niet zonder tolken werken. a. b. de c. paar d. een 16. De vele bij deze organisatie hebben ertoe geleid dat er een nieuw team van specialisten is samengesteld. a. crises b. crisis c. criticus d. critici 17. Die docent is ontzettend aardig; kan hij niet goed lesgeven. a. ondanks b. hoewel c. dan d. desondanks 18. Die kleine partij vindt dat er minder op het gebied van euthanasiewetgeving. a. zou getolereerd moeten worden b. worden getolereerd zou moeten c. getolereerd zou moeten worden d. getolereerd moeten worden zou 19. Wil jij de cd s en dvd s morgen naar de bibliotheek terugbrengen? a. te lenen b. geleende c. lenende d. geleend 20. Het zou goed zijn als alle armen in de wereld van de vrijgevigheid van de rijke landen. a. zou kunnen profiteren b. zouden kunnen profiteren c. kunnen profiteren zou d. kunnen profiteren zouden 21. De accountant tot het controleren van de jaarafrekening. Voor de begroting moet hij een collega om hulp vragen. a. zal zich beperken moeten c. zal moeten zich beperken b. zal moeten beperken zich d. zal zich moeten beperken 22. De voorzitter gaf voor zijn heldere uitleg. a. de gastspreker een compliment c. compliment de gastspreker b. een compliment de gastspreker d. de gastspreker compliment 23. Gisteren ons bedrijf in verband met een bedrijfsfeest een uur eerder gesloten dan eergisteren. a. wordt c. heeft b. is d. was 24. De arts deze patiënt gelukkig genezen. De patiënt mag waarschijnlijk volgende week al naar huis. a. is c. wordt b. heeft d. had
Sleutel meerkeuzetoets 1 D 9 D 17 D 2 B 10 C 18 C 3 C 11 D 19 B 4 C 12 B 20 B 5 C 13 A 21 D 6 C 14 C 22 A 7 C 15 A 23 B 8 A 16 A 24 B Voorbeeldtekst Lezen Nederlander krijgt het te druk voor tv 5 10 15 20 25 30 35 Nederlanders zijn de afgelopen vijf jaar minder televisie gaan kijken. In 1995 keken zij gemiddeld nog 12,4 uur per week, in 2000 was dat teruggelopen tot 12,1 uur. Dit blijkt uit de eerste analyses van het vijfjaarlijkse Tijdbestedingsonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Sinds de jaren vijftig nam de tijd die Nederlanders aan tv-kijken besteedden, gestaag toe. Deze ontwikkeling bereikte in 1995 een hoogtepunt met de introductie van de commerciële zenders SBS 6 en Veronica. Het nieuwtje lijkt er nu een beetje af, concluderen onderzoekers van de Katholieke Universiteit Brabant in een analyse van de SCP-cijfers. In 1995 werd gemiddeld 6,1 uur per week naar commerciële zenders gekeken, in 2000 5,4 uur. De dalende populariteit van tv is niet te verklaren door de opmars van internet, zegt dr. K. van Eijck, docent vrijetijdswetenschappen aan de KUB. 'Het gebruik van internet nam fors toe, maar vooral onder jongeren. Dat is een groep die ook veel televisie kijkt.' Uit zijn analyse blijkt dat de groep van 25 tot 55 jaar minder is gaan kijken. Van Eijck: 'Dat is de druk, druk, druk-groep, de tweeverdieners met veel verplichtingen. De media zijn toch een soort sluitpost. Je kijkt tv als je aan alle andere verplichtingen hebt voldaan.' Dat geldt evenzeer voor het lezen van kranten, boeken en tijdschriften. Tussen 1995 en 2000 daalde de leestijd verder, van 4,6 tot 4 uur per week. De media verliezen ook terrein omdat Nederlanders steeds uithuiziger worden, aldus Van Eijck. Het bezoek aan pretpark, evenement, koopzondag of meubelboulevard is aanzienlijk toegenomen. Ook gaan mensen vaker uit eten of naar de kroeg. Uit het onderzoek blijken duidelijke generatieverschillen. Vergeleken met tien jaar geleden zijn ouderen meer gaan lezen en meer naar de publieke tv gaan kijken. Bij jongeren, geboren na 1974, is de tijd voor deze 'oude media' juist ruimschoots gehalveerd, terwijl de tijd voor 'nieuwe media', in dit geval commerciële televisie en internet, navenant toenam. Vaak wordt gedacht dat jongeren vanzelf de weg naar dagblad en publieke omroep zullen terugvinden als zij eenmaal de dertig gepasseerd zijn. Deze verwachting wordt echter allerminst bevestigd door het onderzoek van de KUB. 'Natuurlijk is het nog een beetje vroeg, omdat commerciële televisie nog maar een jaar of tien bestaat. Maar wij zien dat mensen die met commerciële tv opgroeien ook bij die zenders blijven hangen', zegt Van Eijck.
40 45 Maar het is toch moeilijk voor te stellen dat dertigers en veertigers nog altijd vol enthousiasme naar Door 't Lint zappen? Van Eijck: 'We hebben niet onderzocht naar welke programma's ze precies kijken. Maar ze zijn wel gewend aan televisie die snel, afwisselend en lollig is. Als ze wat ouder worden, slaan ze misschien de grootste flauwekul over, maar ze zullen niet zo snel naar een documentaire van anderhalf uur kijken, of een moeilijk boek lezen. Daar hebben ze ook helemaal geen ervaring in.' Uit: De Volkskrant, 11 juli 2001 Voorbeeld van een schrijfopdracht Beantwoord minstens twee van de drie gestelde vragen. Citeer niet te veel uit de opdracht, maar gebruik eigen woorden. Tijd: 75 minuten Aantal woorden: 275 325 Woordenboek: toegestaan. Scholen In Nederland zijn er openbare scholen (voor iedereen toegankelijk, ze mogen geen leerlingen weigeren, er wordt een beetje aandacht aan alle godsdiensten besteed) en bijzondere scholen (zoals christelijke, katholieke en islamitische scholen). In de praktijk kiezen ouders een school in de buurt met een goede naam en zo zul je ook kinderen die bijvoorbeeld niet katholiek zijn, tegenkomen op een katholieke school. In de grotere steden kent men het verschijnsel zwarte scholen (een school met meer dan 50% allochtonen). Nederlandse ouders willen hun kinderen niet naar deze scholen sturen en kiezen liever een witte school die iets verder van hun huis ligt. Is het goed om al deze verschillende soorten scholen in stand te houden? Moet bijvoorbeeld de gemeente zich bemoeien met de schoolkeuze en ouders dwingen om hun kind naar een bepaalde school te sturen? Is het mogelijk en wenselijk om het verschijnsel zwarte scholen aan te pakken? Geef uw mening en geef argumenten.