JAARVERSLAG. Rapport inzake de jaarstukken over de periode 1 januari t/m 31 december Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur d.d.

Transcriptie

1 JAARVERSLAG Rapport inzake de jaarstukken over de periode 1 januari t/m 31 december 2016 Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur d.d Goedgekeurd door het Algemeen Bestuur d.d Definitieve versie

2 VOORWOORD Het jaarverslag dat voor u ligt is het tweede jaarverslag sinds de invoering van de Wet Passend Onderwijs per 1 augustus 2014 en het eerste jaarverslag dat een volledig kalenderjaar omvat. Het eerste jaarverslag was immers een jaarverslag met een verlengd boekjaar (van t/m ). Daar waar de cijfers over 2016 worden vergeleken met de voorgaande periode hebben we die cijfers gerelateerd aan kalenderjaar 2015 zodat een reële vergelijking van twee kalenderjaren mogelijk is. De formele status van dit jaarverslag ligt in het feit dat het jaarverslag een verantwoordingsdocument is waarin het dagelijks bestuur verantwoording aflegt aan het algemeen bestuur over het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. Statutair is immers bepaald dat in ons samenwerkingsverband het algemeen bestuur een toezichthoudende functie heeft. Het algemeen bestuur zal zich dus uitspreken over de inhoud van dit jaarverslag en daarmee ook over het beleid zoals dat door het dagelijks bestuur is gevoerd. Daarnaast heeft het jaarverslag een informatieve functie voor alle interne en externe partners en overige belangstellenden. Door discussies die naar aanleiding van het jaarverslag kunnen ontstaan, vormt het jaarverslag als het ware een opmaat naar nieuwe plannen, inzichten en ambities, en bijstellingen van bestaand beleid op basis van voortschrijdend inzicht. Tot slot past een woord van dank aan allen, niet in de laatste plaats aan de medewerkers op de scholen die zich dagelijks inspannen voor alle leerlingen, die een bijdrage hebben geleverd aan het zo passend mogelijk maken van onderwijs aan ruim leerlingen in ons samenwerkingsverband. Eindhoven, d.d. 9 juni 2017 Martin van den Berg Voorzitter dagelijks bestuur RSV PVO Eindhoven en Kempenland Niek van der Zanden Directeur RSV PVO Eindhoven en Kempenland 2

3 INHOUD Voorwoord Kernwaarden Acties en resultaten Verbinding passend onderwijs en gemeentelijke taken OOGO Ambtelijk overleg Jeugdhulp Leerlingenvervoer Leerplicht Aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt Ouders en Medezeggenschap Bestuursverslag Governance Verslag Algemeen Bestuur Verslag Dagelijks Bestuur Kengetallen algemeen Programma s Stafbureau Ambulante Begeleiding op Samenwerkingsverbandniveau (ABS) TrajectBegeleiding CUAB Preventief Ambulante Begeleiding Permanente Commissie Leerlingondersteuning Kengetallen PCL Kengetallen van de zij-instromers nader bekeken Bevindingen en voorstellen Deelname aan overleg door de PCL Interne Rebound Klassen en Speciale klassen Interne Rebound Klassen Speciale Klassen Versterking lichte ondersteuning Experimenten/deskundigheidsbevordering PO-VO Regiegroep POVO Digitale overdracht PO-VO

4 7.7.3 Schooladviezen Zware ondersteuning op schoolniveau Groeibekostiging Lichte ondersteuning VMBO (LWOO) Bovenschoolse ondersteuningsvoorziening Pleinschool Helder Kwaliteitszorg en zelfevaluatie Resultaten voor leerlingen Management, organisatie en control Omgaan met belanghebbenden Scan Passend Onderwijs Jaarrekening Jaarrekening Risicoparagraaf Risicoparagraaf Financiële buffer Toelichting op de jaarstukken Toelichting op de bedragen Analyse, conclusie en advies Algemene opmerkingen m.b.t. de jaarrekening Accountantsverklaring Beleidsagenda voor Bijlage 1 : Ons samenwerkingsverband...58 Bijlage 2 : Aangesloten besturen...59 Bijlage 3 : Samenstelling Bestuur...60 Bijlage 4 : Lijst met afkortingen

5 1. KERNWAARDEN Binnen ons samenwerkingsverband onderscheiden we vier kernwaarden die gebaseerd zijn op de missie en visie zoals beschreven in het ondersteuningsplan. Professioneel: Er wordt gewerkt vanuit een professionele cultuur. Dat betekent dat keuzes op organisatieniveau alsmede op het niveau van de individuele leerling zoveel mogelijk evidence based zijn. Deskundigheidsbevordering staat hoog in het vaandel. Aan de kwaliteit van beleidsdocumenten, rapportages, verslagen e.d. worden hoge eisen gesteld. Betrokken: Alle participanten zijn gericht op het centrale doel van passend onderwijs waarbij gericht wordt gezocht naar wat een leerling nodig heeft. Vervolgens wordt onderling afgestemd op welke wijze de ondersteuningsbehoefte van een individuele leerling, of op groepsniveau, gerealiseerd kan worden. De betrokkenheid uit zich ook door een gerichtheid op het continu verbeteren van de kwaliteit en het borgen van behaalde resultaten. Verbindend: Er is een heldere communicatiestructuur waardoor alle participanten informatie doorgeven, beschikbaar stellen en delen. Alle scholen voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor het plaatsen van leerlingen en onderlinge afstemming bij het realiseren van ondersteuning waarbij meerdere partijen betrokken zijn. Niemand werkt als individualist. Transparant: We zijn open en duidelijk over onze ambities, bedoelingen en afspraken. Beleidsdocumenten zijn voor alle belanghebbenden toegankelijk. 5

6 2. ACTIES EN RESULTATEN Het ondersteuningsplan is het centrale document waarin het beleid staat beschreven en eveneens is opgenomen welke doelen er nagestreefd worden. In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van de stand van zaken met betrekking tot de realisatie van de plannen. Periode t/m Operationele aspecten: - Er is een begroting opgesteld voor 2017 met een meerjarenperspectief tot en met In deze begroting is ook een risicoparagraaf opgenomen. De begroting is meer beleidsrijk dan de voorgaande begroting omdat de begroting vooral het resultaat is van een vertaling van de beleidsinitiatieven. - Het eerste jaarverslag (over een verlengd boekjaar van t/m ) is opgeleverd waarin ook een kwaliteitshoofdstuk is opgenomen. - Er is een nieuwe versie van het Ondersteuningsplan (versie 4.0) opgeleverd voor de periode van 2017 t/m Jaarlijks wordt wel een Veranderingsparagraaf opgesteld waarin de belangrijkste beleidsvoornemens voor het nieuwe kalenderjaar worden opgenomen alsmede een bijgestelde versie van de meerjarenbegroting. De besluitvorming m.b.t. deze Veranderingsparagraaf verloopt op dezelfde manier als bij een ondersteuningsplan. - Sinds de RVC niet meer bestaat kent de PCL de TLV s toe voor PrO. - Per zijn alle CVI-indicaties van rechtswege beëindigd. Bij continuering van de plaatsing van een leerling in het VSO heeft de PCL contact gelegd met de VSO-scholen om de CVI-indicatie om te zetten in een TLV, indien voortzetting van het onderwijs op het VSO noodzakelijk was. - Het aanmeldingsformulier voor de overstap van leerlingen vanuit het PO naar VO is gedigitaliseerd. Inhoudelijke aspecten: - Het functioneren van de interne reboundklassen is geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de kwaliteitseisen. - De kritische succesfactoren van het kwaliteitszorgsysteem zijn aangepast. - Er is een integrale visie ontwikkeld op bovenschoolse ambulante ondersteuning. Dat heeft geresulteerd in het instellen van een ABS-team. Daarmee voldoen we ook aan de verplichtingen in het kader van het tripartite akkoord. De ABS-team wordt ingezet om de docententeams te versterken in het kader van de professionalisering teneinde het bieden van extra ondersteuning binnen de scholen (en dus ook uitstroom naar het VSO te beperken) te bevorderen. Er is een aparte beleidsnotitie opgesteld. - De inzet van de middelen in het kader van zware ondersteuning is geëvalueerd. In dat kader zijn alle scholen bezocht door de directie van het samenwerkingsverband. In 2017 volgt een beleidsnotitie over deze evaluatie. - De VMBO-scholen hebben een start gemaakt met de inzet van de LWOO-middelen die vanaf in het kader van opting out aan het samenwerkingsverband zijn toegekend. De scholen kunnen de middelen hierdoor beleidsrijker, en meer gericht op leerlingspecifieke ondersteuning, inzetten. In 2017 worden de effecten van deze inzet geëvalueerd. 6

7 Overleg, afstemming en informatie: - Ultimo 2016 is de beleidsnotitie afstemming onderwijs en jeugdhulp geëvalueerd. In 2017 wordt een nieuwe beleidsnotitie opgeleverd op basis van deze evaluatie. - Er is een kadernotitie opgesteld over het aanbod voor overbelaste jongeren waarbij samenwerkingsverband, VSO en MBO intensief hebben samengewerkt. - In september 2016 heeft de staatssecretaris de heer Sander Dekker ons samenwerkingsverband bezocht. Hij heeft zich met name door docenten, ondersteuningscoördinatoren en leerlingen laten informeren. Hij had begrip voor de lastige situatie waarin ons samenwerkingsverband zich bevindt en grote waardering voor hetgeen binnen de scholen voor leerlingen wordt gerealiseerd. Het bezoek heeft echter (nog) niet geresulteerd in concrete toezeggingen of beleidsaanpassingen. - In december 2016 heeft de onderwijsinspectie ons samenwerkingsverband bezocht in het kader van een vierjarig kwaliteitsonderzoek. Daarbij is het nieuwe toezichtskader gehanteerd. In 2017 wordt het inspectierapport opgeleverd. 7

8 3. VERBINDING PASSEND ONDERWIJS EN GEMEENTELIJKE TAKEN 3.1 OOGO In de periode waarop dit verslag betrekking heeft, is ten behoeve van het ondersteuningsplan OOGO gevoerd met de vertegenwoordigers van de 13 aangesloten gemeenten. In het OOGO werd unaniem instemming verleend aan het Ondersteuningsplan versie 3.0 dat betrekking heeft op kalenderjaar Gedurende de looptijd van elk plan worden alle wethouders op hun verzoek uitgenodigd voor een tussentijdse briefing van de stand van zaken waarbij ook andere beleidsaspecten aan de orde komen. 3.2 AMBTELIJK OVERLEG Eén keer per zes weken is er ambtelijk overleg tussen beleidsambtenaren van de gemeenten en de directeur en beleidsmedewerker van het samenwerkingsverband. In dit overleg komt de stand van zaken m.b.t. de realisatie van de ambities uit het ondersteuningsplan ter sprake alsmede de ontwikkelingen binnen de gemeenten op het gebied van jeugdhulp, leerlingenvervoer, leerplicht en aansluiting op de arbeidsmarkt ter sprake. In dit overleg wordt ook de conceptversie van het ondersteuningsplan besproken, zodat er tevoren al een breed draagvlak is als het ondersteuningsplan formeel tijdens het OOGO aan de orde komt. In 2016 is ook het eerste jaarverslag van het samenwerkingsverband aan de beleidsmedewerkers gepresenteerd. 3.3 JEUGDHULP Voor de gemeenten is het geen sinecure om deze taak die van overheidswege bij de gemeenten is belegd, adequaat ingevuld te krijgen. Aan het einde van 2016 is binnen het OCO-overleg een evaluatie opgesteld van de knelpunten (bezien door de bril van het onderwijs) alsmede van de positieve veranderingen. Deze evaluatie is uitgangspunt voor het komende jaar voor het maken van nadere afspraken met de gemeenten waarbij de afspraken ook periodiek geëvalueerd en bijgesteld zullen worden. 3.4 LEERLINGENVERVOER Er zijn afspraken gemaakt over het monitoren van het leerlingvervoer met als doel de kosten voor de gemeenten beter te kunnen beheersen zonder betrokken leerlingen tekort te doen. Uitgangspunt blijft dat een leerling gebruik moet kunnen maken van een onderwijsvoorziening die het meest passend is bij de ondersteuningsbehoefte. Een eerste inhoudelijke presentatie heeft plaatsgevonden in het najaar van De trend is voorzichtig positief maar dat komt ook omdat er enkele criteria gewijzigd zijn die door gemeenten worden gehanteerd. Er is afgesproken deze monitor jaarlijks te herhalen. 3.5 LEERPLICHT De dossiers die voorheen naar de PCL gingen worden vanaf centraal gemeld bij het ABSteam. Door deze wijziging in de procedure m.b.t. de registratie van de (potentiële) thuiszitters zijn nagenoeg alle categorieën thuiszitters beter in beeld en worden er ook interventies opgestart 8

9 teneinde deze leerlingen zo snel mogelijk weer naar school te krijgen. Voor elke leerling is een lid van het ABS-team aangewezen die de interventies coördineert en monitort. In het ABS-team hebben ook de voormalige trajectbegeleiders zitting. Het samenwerkingsverband verzorgt ook de thuiszittersrapportages die periodiek naar de inspectie worden gestuurd. De rol van het PTO wordt opnieuw bekeken en door het samenwerkingsverband zal een protocol worden opgesteld voor het melden van thuiszitters en het verdere verloop van het traject omdat die niet voor alle partijen duidelijk is. Deze zaken worden in 2017 verder uitgewerkt. 3.6 AANSLUITING ONDERWIJS OP DE ARBEIDSMARKT De eerste verkennende afspraken zijn in 2015 gemaakt tussen vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt, de gemeenten en het onderwijs om te bezien welke mogelijkheden er zijn om leerlingen met een afstand tot de arbeidsmarkt een betere kans te geven om op die arbeidsmarkt te starten. Dit jaar is nagedacht over de wijze waarop deze leerlingen begeleid kunnen worden zodat hun positie op de arbeidsmarkt ook een bestendiger karakter krijgt. Het is de bedoeling om alle partijen die hier een rol spelen in kaart te brengen en daarna meer lijn en structuur te krijgen in de begeleiding van leerlingen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar een positie op die arbeidsmarkt. Daarnaast is er periodiek overleg met vertegenwoordigers van gemeenten, MBO en het samenwerkingsverband om de aansluiting VO-MBO te verbeteren waarbij de focus vooral ligt op het voorkomen van voortijdig schooluitval. 9

10 4. OUDERS EN MEDEZEGGENSCHAP Ouders en scholen zijn belangrijke partners in de gezamenlijke doelstelling van passend onderwijs. Ouders worden daarom nauw betrokken bij de ondersteuning die leerlingen nodig hebben. In principe is de school het aanspreekpunt voor de ouders en zorgt de school voor informatie over de wijze waarop de school vormgeeft aan passend onderwijs. Elke school heeft op haar website een link geplaatst naar de website van het samenwerkingsverband zodat ouders ook informatie kunnen vinden over passend onderwijs die school overstijgend is. De formele positie van ouders in het samenwerkingsverband is belegd bij de Ondersteuningsplanraad (OPR). De belangrijkste taak van de OPR is het instemmen met het ondersteuningsplan. In principe wordt een ondersteuningsplan voor een periode van vier jaar vastgesteld. In de OPR kan van elke aangesloten school 1 een ouder of leerling en een personeelslid zitting hebben. Dat betekent dat de OPR maximaal uit 52 leden kan bestaan. Gedurende de periode waarop dit verslag betrekking heeft, heeft de OPR steeds uit een kleiner aantal leden bestaan, waardoor er vacatures zijn. De OPR heeft deze vacatures verschillende malen onder de aandacht van de aangesloten besturen gebracht. Aan het einde van 2015 heeft het dagelijks bestuur van de OPR besloten terug te treden. In 2016 heeft de OPR uit eigen gelederen twee nieuwe leden voor het dagelijks bestuur van de OPR geïnstalleerd. De OPR komt enkele keren per jaar bijeen en bespreekt de algemene gang van zaken op het gebied van passend onderwijs. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur van de OPR maandelijks overleg met de directeur van het samenwerkingsverband. In dat overleg wordt informatie uitgewisseld en wordt de besluitvorming m.b.t. het instemmen met het ondersteuningsplan voorbereid. De OPR stelt zelf haar jaarverslag op dat via de website van het samenwerkingsverband voor iedere belangstellende te lezen is. In 2016 heeft de OPR kennis genomen van het eerste jaarverslag en is het concept van het nieuwe ondersteuningsplan besproken. Dat heeft geresulteerd in een instemming met het nieuwe ondersteuningsplan versie 4.0 Voorts heeft de directeur van het samenwerkingsverband met de OPR gesproken over een actualisering van het reglement en het statuut van de OPR waarbij nadrukkelijk de grootte van de OPR een punt van discussie was. In 2017 zal besluitvorming omtrent de wijzigingen van beide documenten plaatsvinden. 1 Aangesloten school, zoals omschreven in art. 9 van de statuten van het samenwerkingsverband 10

11 5. BESTUURSVERSLAG 5.1 GOVERNANCE Binnen ons samenwerkingsverband is het Toezichtskader voor intern toezicht Stichting Regionaal Samenwerkingsverband voor Passend Voortgezet Onderwijs in Eindhoven en Kempenland vastgesteld. Statutair is bepaald dat het algemeen bestuur de interne toezichthouder is op de wijze waarop het dagelijks bestuur de gedelegeerde taken en bevoegdheden uitvoert; de wettelijke verplichtingen naleeft met inachtneming van de code goed bestuur; de financiële middelen rechtmatig en doelmatig verwerft en aanwendt. In het Toezichtskader zijn de onderwerpen benoemd waarop het toezicht expliciet wordt uitgeoefend. Daarbij wordt de governancecode gevolgd. In een separate beleidsnotitie: Verhouding dagelijks bestuur en algemeen bestuur is de praktische werkwijze van deze verhouding nader uitgewerkt. Het extern toezicht wordt uitgeoefend door de onderwijsinspectie in haar Toezichtskader. In de toezichtskaders van interne en externe toezichthouders wordt dus geregeld door wie en hoe op welke terreinen toezicht wordt uitgeoefend. Het intern en extern toezicht hebben beide raakvlakken met kwaliteitszorg. In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op de kwaliteitsaspecten van ons samenwerkingsverband. 5.2 VERSLAG ALGEMEEN BESTUUR In de periode waarop dit jaarverslag betrekking heeft, is het algemeen bestuur twee keer in vergadering bijeen geweest. Hieronder staat een overzicht van de belangrijkste onderwerpen die zijn besproken en de besluiten die zijn genomen. Bij enkele belangrijke onderwerpen ontbreekt de besluitvorming; dat is het geval bij onderwerpen waarbij de besluitvorming is voorbehouden aan het dagelijks bestuur. DATUM ONDERWERPEN BESLUITEN *Wisseling AB-leden *Beleidsnotitie Kwaliteitszorg *Jaarverslag en jaarrekening verlengd boekjaar / *Treasury Statuut *Stand van zaken OPR *Pleinschool Helder aanmerken als bovenschoolse ondersteuningsvoorziening *Scan passend onderwijs * Wisseling AB-leden *Ondersteuningsplan versie 3.3. naar 4.0 *Op 30 november bezoek Inspectie *Stand van zaken ABS-team *VSV *Goedkeuring jaarverslag en jaarrekening verlengd boekjaar / Décharge wordt verleend aan de penningmeester. *Goedkeuring Treasury Statuut. * Goedkeuring Ondersteuningsplan 4.0 alsmede de meerjarenbegroting

12 5.3 VERSLAG DAGELIJKS BESTUUR In de periode waarop dit jaarverslag betrekking heeft, is het dagelijks bestuur zes keer in vergadering bijeen geweest. Hieronder staat een overzicht van de belangrijkste onderwerpen die zijn besproken en de besluiten die zijn genomen. DATUM ONDERWERPEN BESLUITEN * Beleidsnotitie Ambulante Begeleiding op Samenwerkingsverbandniveau. *Concept herbestedingsovereenkomst Aloysiusstichting op basis van tripartiete verplichting van het swv. *Bekostiging ambulante begeleiding op CUAB-scholen. *Eerste concept voorlopige jaarrekening verlengd boekjaar / *Nieuwe criteria voor Interne Rebound Klassen. *Procedure overgang VO-VO. *Cijfers thuiszitters met toelichting. *Memo adviezen PO in *VSV-problematiek en de rol van het samenwerkingsverband daarbij. *Er moet expertise binnengehaald worden om de deskundigheid op de scholen te vergroten. Het Scholenoverleg dient de hoeveelheid inzet en kwaliteit te bepalen. *Overeenkomst inzake inzet 10,2 fte medewerkers van Aloysiusstichting op detacheringsbasis. *Bekostiging van ambulante begeleiding op CUAB-scholen. Vastgesteld: *Beleidsplan Ondersteuningsaanbod en Ambulante Begeleiding op samenwerkingsverbandniveau verzie * Vluchtelingen/asielzoekers op de scholen. * Concept herbestedingsovereenkomst met Aloysiusstichting *VSV *Principe akkoord met arbeidsvoorwaardelijke afspraken inzake herbestedingsovereenkomst. Nog wel afspraken maken over overdracht van gereserveerde personele middelen. *Akkoord met voorstel, zoals verwoord in memo Positie CUABscholen in ABS versie Vastgesteld: *Treasury Statuut versie *Wijziging reglement Scholenoverleg v.w.b. afvaardiging * Onderhandelingsvoorstel Aloysiusstichting * Ingestemd met het onderhandelingsvoorstel waarin het swv personeel van de Aloysiusstichting inhuurt op detacheringsbasis. *De trajectbegeleiders komen in vaste dienst van het swv onder gelijktijdige opzegging van het contract met de Combinatie * Kick Off bijeenkomst ABS team. Vastgesteld: 12

13 * Subsidieaanvraag Web Chair bij gemeente Eindhoven * Job8 *VSV *Personele invulling PCL. *Financiële rapportage jan. t/m april 2016 *Concept ondersteuningsplan versie 3.2 *Medezeggenschapsreglement van de MR van het swv versie mei *Medezeggenschapsstatuut van het swv versie mei *Jaarverslag periode t/m *Het resultaat van het verlengd boekjaar wordt als volgt bestemd: Algemene reserve ,- t.b.v. personele reserve. Bestemmingsreserve passend onderwijs ,00 t.b.v. doelgerichte maatregelen zoals bijv. deskundigheidsbevordering op de scholen. *Pleinschool Helder wordt ingericht als ondersteuningsvoorziening van het swv met de bekostiging, zoals genoemd in het voorstel Bovenschoolse ondersteuningsvoorzieningen PSH en ASC versie mei Antoon Schellenscollege blijft een reguliere school en ontvangt de reguliere ondersteuningsbekostiging van het swv. * Instemming met toevoegen nieuwe functie beleidsmedewerker aan functiehuis. De functie van directie/bestuurssecretaresse komt daarmee te vervallen * Geplande inspectiebezoek op 30 november en 7 december *Concept Ondersteuningsplan versie 3.3. naar 4.0 *Notitie PCL versie 2.0 *VSV Vastgesteld: * Ondersteuningsplan versie 3.3 naar 4.0 d.d (met genoemde aanpassingen). *Notitie PCL versie 2.0 d.d (met genoemde aanpassingen). 13

14 6. KENGETALLEN ALGEMEEN Bron: Kijkglas 1 en 2 d.d Aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband op de teldata: 1 oktober oktober Toelichting: Het aantal leerlingen dat is ingeschreven binnen het regulier onderwijs is in 2016 met 234 leerlingen gestegen ten opzichte van Ook in het jaar daarvoor was er sprake van een stijging van ongeveer 200 leerlingen. Aantal VSO-plaatsen op de teldata: cat 1 cat 2 cat 3 Totaal Deelname % swv Deelname % landelijk ,43 % 3,47% ,61% Niet bekend Toelichting: In 2015 was er een daling van het percentage VSO-leerlingen. In 2016 is het aantal VSO-leerlingen echter weer met 62 leerlingen toegenomen ten opzichte van het vorige jaar waardoor het deelnamepercentage is gestegen naar 3,61%. Inschrijving VSO op teldatum 1 oktober 2016: LH Binnen de regio: Pr Willem Alexanderschool PA Emiliusschool PJ De Groote Aard TV De Korenaer (Rec.B+Strauss) XK Het Dok SO Mytylschool Eindhoven HT Mgr. Bekkersschool HT02 De Blauwe Bloem XK De Zwengel (Veldhoven) Buiten de regio: 05HJ De Berkenschutse (Helmond) XK De Zwengel (Den-Bosch, Helmond) 21 03TV De Korenaer (Helmond) 12 03XK Michaelschool (Den-Bosch) 26 Overige (24 scholen) 65 Totaal:

15 Spreiding van de VSO-leerlingen over de diverse samenwerkingsverbanden: VO2001 Groningen 1 1 VO2502 Slinge-Berkel 1 VO2505 Apeldoorn 1 VO2506 Arnhem 1 VO2507 Nijmegen 3 6 VO2810 Rotterdam 1 VO3002 Roosendaal VO3003 Breda 1 VO3004 Tilburg VO3005 's-hertogenbosch VO3006 Oss 3 4 VO3007 Eindhoven VO3008 Helmond VO3101 Noord-Limburg 2 VO3102 Roermond 5 9 VO3104 Sittard-Geleen 1 VO3105 Maastricht 1 1 Totaal: Toelichting: De meeste leerlingen die buiten het eigen samenwerkingsverband naar een VSO-school gaan bezoeken een VSO-school in een aangrenzend samenwerkingsverband vanwege het specifieke onderwijsaanbod dat daar geboden wordt: De Berkenschutse in samenwerkingsverband Helmond en de Zwengel en Michaelschool in samenwerkingsverband De Meierij. Een VSO-leerling wordt bekostigd door het samenwerkingsverband dat een TLV heeft afgegeven. Daarnaast zijn er nog plaatsbekostigde leerlingen waarvoor een samenwerkingsverband wel betaalt maar geen invloed heeft op plaatsing in het VSO. De grootste toename van het aantal leerlingen vindt plaats binnen de eigen regio en is vooral te zien bij de scholen De Korenaer en De Zwengel. Aantal PrO-leerlingen op de teldata: RSV Eindhoven en Kempenland PrO PrO De Eindhoven Kempen Totaal Deelname % swv Deelname % landelijk ,71% 2,95% ,72% 2,98% ,67% Niet bekend Toelichting: Het deelnamepercentage PrO is in 2016 gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor. 15

16 7. PROGRAMMA S 7.1 STAFBUREAU Het stafbureau kent de volgende personele bezetting: - Directeur: 0,8 fte - Beleidsmedewerker 1: 0,8 fte - Beleidsmedewerker 2: 0,8 fte - Voorzitter PCL: 0,4 fte - Secretaresse PCL: 0,8 fte - Orthopedagoog PCL: 0,8 fte - Twee toegevoegde leden PCL vanuit het onderwijsveld: 2 x 0,2 fte (op detacheringsbasis) - Ambulant begeleider op samenwerkingsverbandniveau (ABS): 2,2667 fte in vaste dienst en 8,2 fte (op detacheringsbasis) De ambtelijk secretaris/orthopedagoog van de PCL die gedetacheerd was aan het samenwerkingsverband heeft op eigen verzoek de detachering beëindigd. Voor deze functie heeft het samenwerkingsverband een nieuwe orthopedagoog in dienst genomen. Binnen het stafbureau van het samenwerkingsverband was behoefte aan een extra beleidsmedewerker op het gebied van financiën, personele zaken en aansturing van het ABS-team. De functie van directie/bestuurssecretaresse is daarmee komen te vervallen. Binnen dezelfde personele bezetting is de functiewijziging gerealiseerd. Per 1 augustus 2016 heeft het samenwerkingsverband de voormalig trajectbegeleiders in vaste dienst genomen. Daarnaast zijn 8,2 fte ambulante begeleiders van de Aloysiusstichting (Triade) aan het samenwerkingsverband gedetacheerd. Gezamenlijk vormen zij het ABS-team (ambulante begeleiding op samenwerkingsverbandniveau). Zie ook paragraaf 7.2. Het stafbureau is het beleidsvoorbereidend en beleidsuitvoerend orgaan binnen het samenwerkingsverband en vanuit het stafbureau worden de externe contacten gelegd en onderhouden. Door het stafbureau worden de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur voorbereid en genotuleerd. De vergaderingen van het Scholenoverleg en het OCO-overleg worden eveneens voorbereid en genotuleerd vanuit het stafbureau. De directeur is de voorzitter van het Scholenoverleg en zit ook de vergaderingen van het OCO-overleg voor. Alle documenten (agenda s, notulen, besluitenlijsten, beleidsdocumenten, beschikkingen worden beheerd en gearchiveerd door het stafbureau. Van alle functies is een functiebeschrijving aanwezig. 7.2 AMBULANTE BEGELEIDING OP SAMENWERKINGSVERBANDNIVEAU (ABS) Vanaf worden de gelden voor ambulante begeleiding, die voordien werden toegekend aan de VSO-scholen die deze ambulante begeleiding verzorgden, van overheidswege toegekend aan de samenwerkingsverbanden en maken deel uit van de middelen voor zware ondersteuning. Vanaf schooljaar geldt een verplichte herbesteding van deze middelen bij de VSO-scholen op basis van de bestedingsverplichtingen zoals die gold op In deze herbestedingsverplichting zijn ook de bedragen die aan de CUAB-scholen toekomen, meegenomen. In 2015 is een beleidsnotitie opgesteld waarin geanticipeerd wordt op de periode vanaf waarin de verplichte herbesteding bij de VSO-scholen is vervallen maar wel voldaan moet worden aan de verplichtingen vanuit de tripartiete overeenkomst. 16

17 Met de Aloysiusstichting zijn afspraken gemaakt over het inhuren van ambulant begeleiders met een afbouw in 5 jaren. Deze afspraken zijn vastgelegd in een herbestedingsovereenkomst. Met ingang van 1 augustus 2016 is 8,2 fte ambulante begeleiding gedetacheerd aan het samenwerkingsverband. Met de overige AB-diensten zijn afspraken gemaakt over de inzet van ambulante begeleiding. Voor ons samenwerkingsverband zijn deze wijzigingen de reden geweest voor een herbezinning op de doelstelling, functie en inzet (kwalitatief en kwantitatief) van zowel ambulante begeleiding als trajectbegeleiding die in 2016 is afgerond en is vastgelegd in een beleidsnotitie. De trajectbegeleiders en ambulant begeleiders van de Aloysiusstichting vormen samen het ABSteam. De opdracht aan het ABS-team in het kader van het te voeren beleid luidt: -Op grond van een vraag vanuit de scholen zorgen voor begeleiding, ondersteuning, facilitering en scholing op het terrein van passend onderwijs. Ook kunnen scholen een beroep doen op een ABS-er in het kader van de thuiszittersproblematiek. -De aard van de hulp, begeleiding, etc. is gericht op het vergroten van de professionalisering van de teams en het ontwikkelen van vaardigheden om op termijn zelf de problematieken te kunnen beheersen. Het hoofddoel is de versterking van de professionaliteit van de school omdat ABS in de toekomst afgebouwd wordt. Het begeleiden van individuele leerlingen is dus mogelijk, maar wel gericht op het overdragen van die begeleiding naar de school. -De verantwoordelijkheid voor het realiseren van passend onderwijs en de thuiszittersproblematiek ligt bij de school, maar een ABS-er kan wel een initiërende en bemiddelende rol spelen. Bovendien moet een ABS-er de voortgang bewaken en tijdig aan het samenwerkingsverband rapporteren als een casus in een impasse terecht komt of als niemand zich (meer) verantwoordelijk voelt. Aan het eind van schooljaar zal de inzet van ABS worden geëvalueerd. Hierbij wordt gekeken naar de behandelde problematieken, de resultaten van de inzet van het ABS-team, de mate waarin doelstellingen zijn bereikt, wat adviezen/suggesties zijn voor scholen voor het nieuwe schooljaar ter versterking van de ondersteuningsstructuur TRAJECTBEGELEIDING Trajectbegeleiding richt zich op het voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken van schooluitval. De trajectbegeleiders werden op detacheringsbasis ingehuurd van de Combinatie. Met ingang van 1 augustus 2016 zijn zij in dienst gekomen van het samenwerkingsverband en toegevoegd aan het ABSteam. Vanuit de gemeente wordt een gedeelte van trajectbegeleiding gefinancierd. Ambulante begeleiding en Trajectbegeleiding wordt uitgevoerd op basis van een visie die is vastgelegd in een beleidsdocument. De effecten van trajectbegeleiding op de thuiszittersproblematiek worden beschreven in hoofdstuk CUAB Met de scholen die voorheen via de Aloysiusstichting (Triade) gelden ontvingen om zelf de benodigde uren ambulante begeleiding in te kopen zijn afspraken gemaakt. Deze zogeheten CUAB-uren zijn op deze scholen over een groot aantal medewerkers verdeeld en de scholen hebben aangegeven dat inzet van deze medewerkers op de eigen school tegemoet komt aan de vigerende ondersteuningsbehoefte. 17

18 De CUAB-scholen ontvangen voor de inzet van hun eigen AB-personeelsleden middelen vanuit het budget voor zware ondersteuning van het samenwerkingsverband. De toegekende middelen kennen eenzelfde afbouw in 5 jaren als het ABS. In principe kunnen CUAB-scholen geen gebruik maken van het ABS-team van het samenwerkingsverband omdat het reëel is dat de uren van ambulante begeleiders worden ingezet op de scholen die geen middelen hiervoor ontvangen en deze expertise dus zouden moeten inkopen. Als het gaat om het aanpakken van de thuiszittersproblematiek op een CUAB-school kan wel gebruik gemaakt worden van de expertise van het ABS-team. Bovengenoemde afspraken zijn vastgelegd in de beleidsnotitie Positie van CUAB-scholen in ABS. Aan het eind van 2017 zal de inzet van de CUAB-middelen worden geëvalueerd PREVENTIEF AMBULANTE BEGELEIDING In 2014 en 2015 is er op schooljaarbasis ,= begroot voor enkele trajecten preventieve ambulante begeleiding (PAB) die door het Antoon Schellens College en het Sondervick College zijn uitgevoerd. Vanwege de heroriëntatie en reorganisatie van de totale ambulante begeleiding is in overleg met de betrokken scholen besloten te stoppen met PAB na afloop van schooljaar PERMANENTE COMMISSIE LEERLINGONDERSTEUNING De PCL levert een bijdrage aan de uitvoering van de wettelijke taken alsmede aan het realiseren van de strategische ambities van het samenwerkingsverband. Deze taken en ambities zijn beschreven in een vastgesteld beleidsdocument KENGETALLEN PCL Tabel 1 Dossiers behandeld door PCL 1-1 t/m t/m Binnen SWV Buiten SWV Waarvan dossiers vanuit Regulier VO VSO Thuiszitters Leerplicht Basisscholen PRO Totaal: n.v.t n.v.t 3. n.v.t. 4 n.v.t Deze dossiers lopen sinds via de PCL 3 Deze dossiers lopen niet meer via de PCL 4 Deze dossiers lopen niet meer via de PCL 5 Deze dossiers lopen niet meer via de PCL 18

19 Toelichting tabel 1: Stijging behandelde dossiers van buiten het SWV Deze tabel geeft weer hoeveel dossiers of aanvragen er zijn ingediend bij de PCL. Kijkend naar de aanvragen is te zien dat er een fikse toename is van het totaal aantal aanvragen ingediend bij de PCL. Dit aantal beslaat zowel adviesaanvragen als TLV-aanvragen. De PCL krijgt aanvragen van binnen en buiten het SWV. Deze leerlingen zitten op een school buiten de vastgestelde regio. De woonplaats van de leerling is leidend om te bepalen welk SWV de aanvraag in behandeling moet nemen. Het grote aantal aanvragen van buiten de regio is te verklaren: het betreft een groep leerlingen die in een woongroep leeft en in de directe omgeving van de woongroep naar een VSO school gaat (bv VSO Ortolaan in Heijbloem).Voor deze leerlingen is een verlenging van de TLV aangevraagd. Deze procedure is wettelijk zo geregeld. Tevens is er een aantal leerlingen dat naar de Michaelschool gaat. Ons eigen SWV heeft voor de doelgroep Laag niveau en gedragsproblematiek (ZMOLK) nog onvoldoende passend aanbod. Het Dok is het afgelopen jaar bezig geweest met individuele trajecten voor deze doelgroep en ook de Korenaer Rector Baptist vangt een deel van deze doelgroep op waarbij het dan vooral gaat om leerlingen die leren via de praktijk. Zowel het Dok als de Korenaer geven aan dat zij te weinig capaciteit hebben om praktijklessen te geven (lokalen en personeel). Voor de bekostiging van een TLV maakt het niet uit of een leerling naar een VSO-school gaat buiten het SWV. Stijging totaal aantal dossiers De PCL heeft geconstateerd dat er ten opzichte van 2015 een aanzienlijke stijging is van het aantal dossiers/aanvragen dat in 2016 is gedaan. Deels is dit te verklaren door de PrO-aanvragen; vanaf 2016 heeft de PCL de RVC-taak overgenomen om de TLV s voor PrO af te geven (96 aanvragen). We zien ook een toename van het aantal aanvragen vanuit het voortgezet speciaal onderwijs in zijn geheel, de grootste stijging is terug te vinden in de aanvragen voor de cluster 4 scholen. Stijging totaal VSO-dossiers De toename van het aantal aanvragen vanuit het VSO zit met name in de Cluster-4-scholen. Het betreft hier een toename vanwege de omzetting van de CVI-indicaties in een TLV, maar ook is er een toename in de eerste aanvragen ten opzichte van het vorige jaar. Dit is verder uitgesplitst in tabel 3. Tabel 2 Besluiten PCL 1-1 t/m t/m Bovenschoolse hulp Afgegeven TLV s totaal: Categorie laag Categorie midden Categorie EMB/hoog PRO Geen advies/vervallen dossiers Consultgesprekken/hoorzittingen

20 Toelichting tabel 2: Stijging EMB/hoog Er is een stijging in het aantal indicaties EMB/hoog; deze stijging is het gevolg van de omzetting van een CVI-indicatie naar een TLV. Tabel 3 Aantal toegekende TLV aanvragen vanuit de VSO-scholen Totaal aangeleverd Aanvraag verlenging TLV Aanvraag TLV waarvan PO/SO leerlingen waarvan via V(S)O leerlingen De Groote Aard De Korenaer Rector Baptist De Korenaer Strausslaan De Taalbrug De Zwengel Emiliusschool Het Dok MBS Mytylschool Prins Willem-Alexanderschool Berkenschutse Buiten de regio totaal Toelichting tabel 3: Van het totaal aantal toegekende TLV s (652; zie tabel 2) is in tabel 3 een verdere uitsplitsing gemaakt van de aanvragen per VSO. De gespreksrondes over een verlenging van een TLV zijn gespreid over 2015, 2016 en In deze tabel zijn in de kolom aanvraag verlenging TLV alleen de aantallen TLV s opgenomen die in 2016 zijn bekostigd. 6 De Taalbrug is een cluster 2 school, de aanvragen verlopen niet via de PCL 7 Op basis van plaatsbekostiging 8 Op basis van plaatsbekostiging 20

21 7.3.2 KENGETALLEN VAN DE ZIJ-INSTROMERS NADER BEK EKEN Tabel <15 jr jr Het betreft hier de zij-instromers; leerlingen die een tijd regulier VO gevolgd hebben en waar nu een TLV wordt aangevraagd. Het aantal leerlingen ouder dan 15 jaar dat door het VO wordt aangemeld, is fors toegenomen. De PCL ziet vanuit de dossiers dat de ondersteuningsbehoefte en het regulier aanbod in de bovenbouw vaak niet meer passend is. In de bovenbouw wordt meer zelfstandigheid gevraagd, terwijl veel van de leerlingen juist extra ondersteuning nodig hebben op het gebied van verduidelijking, structuur, plannen en organiseren en deze zelfstandigheid niet aan kunnen. Door welke scholen is de PCL ingeschakeld? Tabel 5 Het aantal aanvragen vanuit de scholen is in deze tabel uitgesplitst naar aanvragen voor een TLV en aanvragen voor advies (Adv) of bovenschoolse hulp (BSH). In de tabel is ook aangegeven of het een CUAB-school betreft en of er binnen de school een IRK was. School Totaal TLV Adv/BSH CUAB IRK Aloysius/De Roosten Antoon Schellenscollege CUAB Augustinianum Christiaan Huygens College Olympia IRK Christiaan Huygens College Broodberglaan CUAB IRK Christiaan Huygens College Rachmaninow De Rooi Pannen IRK Eckart College Heerbeeck College IRK Helicon CUAB IRK Internationale School Eindhoven 1-1 Kempenhorst College IRK Lorentz Casimir Lyceum CUAB Lyceum Bisschop Bekkers Montessori College Novalis College Pleincollege Nuenen CUAB IRK 21

22 Pius X-College CUAB Pius X-Praktijkschool PS Helder Praktijkschool Eindhoven IRK Rythovius College CUAB IRK SintLucas CUAB IRK Sondervick College CUAB IRK Stedelijk College Oude Bossche Baan CUAB IRK Stedelijk College Henegouwenlaan IRK St. Joriscollege Vakcollege IRK Van Maerlantlyceum SG Were Di CUAB IRK Totaal waarvan waarvan waarvan 275 aanvragen 115 TLV-aanvragen (voor VSO, dus niet voor PrO) 70 adviesaanvragen/bsh-aanvragen 90 PRO-aanvragen Bovenschoolse hulp: Tabel 6 Ambulante begeleiding 11 Preventief ambulante begeleiding 3 Trajectbegeleiding 17 Totaal 31 De aanvragen voor Bovenschoolse hulp verlopen sinds augustus 2016 niet meer via de PCL. De cijfers zijn daarom niet representatief voor het hele schooljaar BEVINDINGEN EN VOORSTELLEN 1. Constatering: Leerlingen blijven langer in een IRK dan oorspronkelijk bedoeld is. De PCL ziet in de dossiers dat vaak een plaatsing in een IRK voorafgaat aan een TLV plaatsing. Voorstel: Onderzoeken of het rendement van de IRK voorzieningen en daarmee het totale ondersteuningsaanbod vergroot kan worden. 2. Constatering: Terugplaatsingen van het VSO naar VO ziet de PCL nog te weinig gebeuren met name op havo vwo niveau. 22

23 Voorstel: Is reeds opgenomen in het ondersteuningsplan als pilot. 3. Constatering: Voor hoog intelligente leerlingen met een zware ondersteuningsbehoefte waarbij ook sprake is van een forse internaliserende of externaliserende problematiek is binnen ons SWV nog onvoldoende aanbod. Voorstel: Is reeds opgenomen in het ondersteuningsplan als pilot. 4. Constatering: De aanvragen voor TLV nemen toe in cluster 4 scholen. Naast de toename van de onder-instroom (vanuit PO/SO) hebben de scholen, ondanks de inzet van middelen vanuit het SWV, moeite om leerlingen met een gedragsgerelateerde ondersteuningsbehoefte een adequaat aanbod te doen. Voorstel: bevorderen van de afstemming tussen onderwijs en jeugdhulpverlening. 5. Constatering: De populatie binnen VMBO-basis en PrO met forse gedragsproblemen lijkt toe te nemen. Deze leerlingen hebben een grotere ondersteuningsbehoefte dan het VO kan bieden. Een plaatsing binnen het VSO lijkt dan logisch. Toch blijken ook VSO-scholen niet altijd in staat een adequaat aanbod te realiseren. Dit constateert de PCL vanuit de dossiers; meer aanmeldingen DOK, wachtlijst Rector Baptist, groot aantal leerlingen Michaelschool Boxtel en ondersteuningsvragen vanuit PrO). Voorstel: Herijking van het SOP, zodat met beter in staat is een inschatting te maken van de juiste keuze voor een leerling. 6. Constatering: De groep leerlingen, ouder dan 15 jr., waarvoor een TLV wordt aangevraagd, wordt groter. Het betreft een groep leerlingen waarbij de overgang van onderbouw naar bovenbouw niet lukt of gelukt is. Voorstel; Investeren in vergroting van de ondersteuningsstructuur in de bovenbouw en het ontwikkelen van een alternatief aanbod middels samenwerken met anderssoortige trajecten zoals bijvoorbeeld leer-werk-trajecten DEELNAME AAN OVERLEG DOOR DE PCL Overleg Doel Per jaar VSO-scholen Herindicaties TLV & themabespreking (aanbod, termijn TLV, samenwerking zorg) Per school 1 x (Berkenschutse 2 x) VSO-scholen Doorstroming PO/SO- VSO: TLV indicaties Per school 1 x Overleg met PrO Doorstroming PO/SO-PrO: Indicaties TLV Per school 2 x VSO psycho-ortho overleg Afstemming over inhoud en procedures 2x per jaar OCO-overleg Afstemming over inhoud en procedures 2 x Trajectbegeleiding/ABS Afstemming over trajecten 21 x overleg Scholenoverleg Informatie uitwisseling PCL en directie 1 x Consultgesprekken met ouders Casusafhankelijk ( advies, mediation, evaluatie 38 x en VO-VSO etc.) MT-overleg Strategie en uitvoering beleid SWV 40 x 23

24 7.4 INTERNE REBOUND KLASSEN EN SPECIALE KLASSEN INTERNE REBOUND KLASSEN In schooljaar is wederom besloten een bedrag van ,= per schooljaar beschikbaar te stellen voor het instellen van interne reboundklassen (IRK s). Vanuit de plusmiddelen wordt een bijdrage ontvangen. In schooljaar zijn 14 IRK s bekostigd (vorig schooljaar 12). In het Scholenoverleg zijn begin 2016 de criteria waaraan een IRK moet voldoen aangepast op basis van voortschrijdend inzicht. Deze criteria zijn in een beleidsnotitie vastgelegd. Kengetallen: In 2015 maakten 259 leerlingen gebruik van een IRK waarvan 62% succesvol is teruggestroomd naar de eigen klas, 17% van deze leerlingen stroomde uit naar een niveau lager of een andere school en 7% ging naar het VSO. 8% ging naar het ROC. Voor 16% van de leerlingen die het IRK bezochten werd een andere oplossing gevonden (maatwerk, Daghulp, etc.) In 2016 maakten 287 leerlingen gebruik van een IRK waarvan 46% succesvol is teruggestroomd naar de eigen klas, 7% van deze leerlingen stroomde uit naar een niveau lager of een andere school en 13% ging naar het VSO, 6% ging naar het Summa College. Bij 6% van de leerlingen is gekozen voor verlenging van de IRK-plaatsing. Voor 6% van de leerlingen die een IRK bezochten werd een andere oplossing gevonden (maatwerk, Daghulp, etc.). Dit kalenderjaar is tevens gekeken naar het percentage leerlingen dat gebruik maakt van een IRK met overwegend leerproblemen (10%), leerlingen met overwegend gedragsproblemen (46%) en leerlingen waarbij de problematiek overwegend buiten de school liggen (26%). Conclusie: Het aantal leerlingen dat gebruik maakt van de IRK is gestegen. Minder leerlingen stromen terug naar de eigen klas. Het aantal leerlingen dat wordt doorverwezen naar het VSO is gestegen. Bijna de helft van de leerlingen op een IRK hebben overwegend gedragsproblemen SPECIALE KLASSEN In dit programma is , = begroot op schooljaarbasis t.b.v. de EOA (Eerste Opvang Anderstaligen). Onderwijs aan anderstaligen is geen taak van een samenwerkingsverband en derhalve is besloten te deze cofinanciering na afloop van schooljaar te beëindigen. 7.5 VERSTERKING LICHTE O NDERSTEUNING Omdat de grens tussen basisondersteuning (die bekostigd dient te worden uit de lumpsummiddelen die elke school van overheidswege ontvangt) en lichte ondersteuning flinterdun is en soms lastig is te definiëren, is besloten elke school een bedrag toe te kennen voor het realiseren van die lichte ondersteuning. Daarmee voorkomen we eindeloze discussies over het grensvlak tussen basis- en lichte ondersteuning. Er is voor een verdeelsleutel gekozen die gebaseerd is op het aantal leerlingen per schoolcategorie waarbij VMBO-leerlingen wat zwaarder wegen dan HAVO-VWO-leerlingen. Voor dit programma wordt jaarlijks een bedrag van ,= begroot. Aan de scholen wordt geen specifieke verantwoording voor de inzet van deze middelen gevraagd. 24

25 7.6 EXPERIMENTEN/DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING Teneinde scholen in de gelegenheid te stellen te experimenteren en hun deskundigheid en expertise op de terreinen van passend onderwijs te vergroten, is een budget gereserveerd. Toekenning van middelen vanuit dit budget is vastgelegd in een beleidsnotitie waarin de criteria zijn geformuleerd waar een aanvraag aan dient te voldoen. Aanvragen worden beoordeeld door een commissie vanuit het Scholenoverleg die de directeur adviseert over een eventuele toekenning van middelen. In principe neemt de directeur het advies over. Er zijn enkele aanvragen ingediend maar het blijkt lastig om aan de criteria te voldoen. In de periode waarop dit verslag betrekking heeft is er één aanvraag gehonoreerd. Er is nu besloten om in 2017 dit budget te laten vervallen en in plaats daarvan een budget voor arrangementen in ontwikkeling en deskundigheidbevordering voor in te richten. Dit nieuwe budget is een aanzienlijke verruiming van het programma dat is vervallen. Achterliggende gedachte is dat er zwaarder ingezet moet worden op het ontwikkelen van arrangementen en het delen van deskundigheid die op verschillende scholen aanwezig is. 7.7 PO-VO REGIEGROEP POVO De afstemming voor de aansluiting POVO gebeurt op hoofdlijnen met de samenwerkingsverbanden PO Eindhoven en PO De Kempen. Voor de verdere uitwerking van afspraken vindt overleg plaats tussen vertegenwoordigers van de schoolbesturen PO en de commissie POV(S)O van het Scholenoverleg VO. Vanuit de Regiegroep worden de volgende acties ondernomen: - Opstellen tijdpad aansluiting POV(S)O. - Organiseren van de informatiebijeenkomsten voor PO en VO in september. Tijdens de bijeenkomsten vindt er een evaluatie plaats van de aanmeldingen van het voorafgaande schooljaar, de eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving of wijzigingen in de procedure worden besproken en het tijdpad wordt doorgenomen. Er is vanuit de scholen veel belangstelling voor de bijeenkomsten en de opkomst is erg hoog. - Organiseren van dossieroverleg in maart. In het kader van de zorgplicht is een dossieroverleg gehouden voor de VO-scholen om leerlingen met een extra ondersteunings-behoefte - en waarover men twijfels heeft of die op school geboden kon worden - te bespreken met collega-scholen. In totaal hebben de scholen 20 leerlingen besproken met een andere VO- en/of VSO-school. De scholen ervaren het dossieroverleg als zinvol met als resultaat dat alle leerlingen voor de zomervakantie zijn geplaatst. Daarnaast is een dossieroverleg in oktober georganiseerd voor PO en VO, waarin de basisscholen hun leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte vroegtijdig met het VO kon bespreken. De basisscholen konden kiezen of ze het dossier anoniem wilden bespreken, met toestemming van de ouders of in aanwezigheid van de ouders. In totaal zijn 37 dossiers besproken. Er was veel waardering over de mogelijkheid die geboden werd om vroegtijdig leerlingen te bespreken waarover twijfels of zorgen waren over de continuering van de schoolloopbaan. 25

26 7.7.2 DIGITALE OVERDRACHT PO-VO Het aanmeldformulier voor de overstap van PO naar VO is digitaal beschikbaar. Vanaf 2016 is het niet meer nodig om vanuit het samenwerkingsverband aanmeldingsformulieren naar alle betrokken basisscholen te sturen. Samenwerkingsverbanden PO en schoolbesturen PO kunnen bovenschools mede bewaken dat alle onderwijskundige rapporten tijdig gereed zijn en dat alle leerlingen worden aangemeld en toegelaten. Het RSV PVO heeft zicht op de aanmeldingen en de status van de toelatingen. Gezamenlijk wordt er voor gezorgd dat leerlingen die tussen wal en schip dreigen te raken tijdig worden opgespoord, zodat daarop actie ondernomen kan worden en alle leerlingen voor de zomervakantie worden geplaatst. Teneinde het aantal dubbele aanmeldingen zoveel mogelijk te voorkomen wordt vanaf 2014 vanuit het samenwerkingsverband een uniform aanmeldformulier uitgegeven waarmee ouders hun kind op één school kunnen aanmelden. De invoering van dit formulier heeft geleid tot een enorme reductie van het aantal dubbele aanmeldingen; het aantal dubbele aanmeldingen in 2013 bedroeg bijna 1150 in 2015 ca. 350, in 2016 ca Grafiek: Aantal dubbele aanmeldingen periode Dubbele aanmeldingen SCHOOLADVIEZEN In onderstaande tabel zijn de schooladviezen van drie achtereenvolgende jaren weergegeven. De percentages van 2016 zijn vergeleken met de landelijke adviezen in Adviezen in procenten Landelijk PrO 1% 1% 2% 2% VMBO 46% 46% 44% 46% VMBO/t-HAVO 8% 9% 9% 6% HAVO 19% 17% 16% 19% HAVO/VWO 9% 10% 11% 7% VWO 17% 17% 18% 19% 100% 100% 100% 26

27 Conclusie: Er zijn zeer lichte verschillen bij de diverse niveaus t.o.v. de landelijke cijfers. Op hoofdlijnen kan worden gesteld dat zowel in Eindhoven en De Kempen als landelijk de vmbo-adviezen en de havo/vwo-adviezen gelijk verdeeld zijn (ca 50%). Visuele weergave van de verdeling: Een verdere analyse van de vmbo-adviezen geeft aan dat de meeste adviezen vmbo/t-adviezen zijn: VMBO-ADVIEZEN IN PROCENTEN Basis; 17% Theoretisch; 41% Basis/kader; 10% Kader/theoretis ch; 10% Kader; 23%; 27

28 Dubbele adviezen worden het minst gegeven. Zowel de vmbo/b-k als vmbo/k-t wordt het minst gegeven (beide 10%). In 2015 is de regeling ingevoerd dat het schooladvies leidend is. De vraag is in hoeverre deze regelgeving van invloed is geweest op de hoogte van de schooladviezen. In onderstaande grafiek staan de gegevens van drie opeenvolgende jaren: Grafiek: Schooladviezen van aangemelde leerlingen in 2014, 2015 en Uit de grafiek blijkt dat er een lichte daling is bij het aantal vmbo- en havo-adviezen en een lichte stijging bij havo/vwo- en vwo-adviezen. Herziene adviezen Bij de aanmeldingen in 2016 zijn 475 adviezen herzien, in 2015 waren dit er 281. In onderstaande tabel is weergegeven hoeveel de adviezen zijn opgehoogd. Herziene adviezen 2016 Half niveau lager 1 Gelijk 3 Half niveau hoger 372 Eén niveau hoger 88 Anderhalf niveau hoger 8 Twee niveaus hoger 3 Totaal

29 In 78% van de herziene adviezen is het niveau met een half niveau verhoogd. De meeste adviezen zijn van vmbo/t verhoogd naar vmbo/t-havo (92), gevolgd door vmbo/t-havo naar een eenduidig havo-advies (81), zoals uit de volgende tabel blijkt: Advies Herzien Aantal Praktijkonderwijs VMBO BL 1 VMBO BL VMBO BL 1 VMBO BL VMBO BL t/m VMBO KL 4 VMBO BL VMBO KL 8 VMBO BL VMBO KL t/m VMBO TL 2 VMBO BL VMBO BL t/m VMBO KL 2 VMBO BL VMBO KL 3 VMBO BL t/m VMBO KL VMBO KL 18 VMBO BL t/m VMBO KL VMBO KL t/m VMBO TL 3 VMBO BL t/m VMBO KL VMBO TL 4 VMBO BL t/m VMBO KL VMBO TL t/m HAVO 3 VMBO KL VMBO BL t/m VMBO KL 1 VMBO KL VMBO KL t/m VMBO TL 23 VMBO KL VMBO TL 39 VMBO KL VMBO TL t/m HAVO 1 VMBO KL VMBO KL 1 VMBO KL t/m VMBO TL HAVO 1 VMBO KL t/m VMBO TL VMBO TL 48 VMBO KL t/m VMBO TL VMBO TL t/m HAVO 4 VMBO TL HAVO 20 VMBO TL VMBO TL 1 VMBO TL VMBO TL t/m HAVO 92 VMBO TL t/m HAVO HAVO 81 VMBO TL t/m HAVO HAVO t/m VWO 4 HAVO HAVO t/m VWO 54 HAVO VWO 6 HAVO t/m VWO VWO 50 Totaal 475 Binnen havo/vwo zijn 110 adviezen verhoogd, waarvan 104 adviezen een half niveau zijn verhoogd en 6 adviezen met één niveau zijn verhoogd (van havo naar vwo). 29

30 7.8 ZWARE ONDERSTEUNING OP SCHOOLNIVEAU In dit programma gaat het om de middelen van het voormalig schooldeel LGF. Dit is het programmaonderdeel waarop de negatieve verevening zich vooral laat voelen; in de periode zal dit budget met bijna 30% krimpen. Teneinde scholen in staat te stellen hun taken m.b.t. het begeleiden van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte naar behoren uit te oefenen, zijn de beschikbare middelen via een verdeelsleutel verdeeld. Alle scholen hebben de inzet van deze middelen verantwoord waarbij het accent lag op het zoveel mogelijk voorkomen van uitstroom naar het VSO en het bevorderen van adequate begeleiding van deze leerlingen binnen de school. Omdat in de inzet van deze middelen een belangrijke uitdaging ligt voor onze scholen, is door het Stafbureau n.a.v. de ingeleverde verantwoording een rondgang gemaakt langs de scholen met de bedoeling om een beter zicht te krijgen op diversiteit van de inzet van de middelen en de mate waarin de scholen er in slagen de zware ondersteuning te bevorderen. Daarnaast is er ook gevraagd naar de ervaringen van de scholen en voorbeelden van good practice om een beeld te krijgen waar we nu staan en waar we nog naartoe moeten. Conclusies en bevindingen Onderstaande conclusies en bevinden komen voor rekening van het Stafbureau en zijn dus per definitie gekleurd. Deze zijn in maart 2017 besproken in het Scholenoverleg. Het is van belang dat in een discussie hierover de visie vanuit de scholen nadrukkelijk verder ingekleurd wordt en leidt tot het borgen van verworvenheden en vinden van aanknopingspunten voor nieuwe beleidsimpulsen. -De scholen hebben over het algemeen goed in beeld welke leerlingen extra ondersteuning behoeven. -Scholen weten waar externe expertise te halen is maar lang niet elke school maakt daar ook actief gebruik van. Er wordt in eerste instantie vooral intern naar expertise en oplossingen gekeken terwijl de benodigde expertise buiten voor het oprapen ligt. Scholen zouden eerder en meer gebruik moeten maken van het netwerk waarvan ze deel uitmaken. -De personeelsleden die worden ingezet voor de zware ondersteuning zijn soms te licht. Het gaat dan om docenten met taken en niet om personeelsleden die specifiek zijn geschoold voor de begeleidingstaken van leerlingen die deze extra ondersteuning nodig hebben. De indruk bestaat dat hier soms voor een pragmatische oplossing wordt gekozen die niet altijd recht doet aan de noodzaak van de ondersteuningsbehoeften van de betrokken leerlingen. -Vrijwel alle scholen geven aan verder professionalisering van personeelsleden van belang te vinden maar niet overal kan concreet benoemd worden hoe die professionalisering dan vorm krijgt. -Op nagenoeg alle scholen worden vormen van individuele leerlingbegeleiding gehanteerd. In enkele gevallen is er ook sprake van specifieke begeleiding van leerlingen op groepsniveau. -Hoewel alle scholen zeggen dat het anticiperen op de negatieve verevening van groot belang is, zijn concrete plannen hieromtrent nog vaag en algemeen en ontbreekt een gerichte aanpak. Er is wel een tendens zichtbaar van meer individuele begeleiding en begeleiding in kleinere groepen. -Scholen zijn duidelijk nog zoekend naar oplossingsrichtingen en besteden veel aandacht aan zelfevaluatie. Het betrekken van andere scholen of het VSO bij het zoeken naar oplossingen gebeurt nog maar weinig. -Bij de zwaardere gevallen is snel sprake van handelingsverlegenheid. Voor een deel leidt dat tot (gedeeltelijk) thuiszitten of het zoeken naar oplossingen in de richting van thuiszitten met een alternatief programma. In dat laatste geval zijn leerlingen nogal eens buiten beeld van de school terwijl de school toch de wettelijke verantwoordelijkheid voor die leerling houdt omdat het om een ingeschreven leerling gaat (er is dus geen sprake van een vrijstelling van onderwijs). Vanwege die 30

31 handelingsverlegenheid is er soms een stroperigheid te zien in het ontwikkelen van een adequate aanpak die onnodig veel tijd in beslag neemt. -Zonder uitzondering kan gesteld worden dat elke school zich ervan bewust is dat er stappen gezet moeten worden in de verdere ontwikkeling van passend onderwijs. Er is sprake van een grote betrokkenheid van de scholen bij hun leerlingen en het heeft ons aangenaam verrast dat scholen met gepast trots en gedrevenheid vertellen over hetgeen er reeds is bereikt. Er is al een flinke afstand afgelegd maar iedereen is doordrongen van het feit dat we ook nog een heel stuk moeten gaan. De commissie Ondersteuningen heeft opdracht gekregen een aantal concrete voorstellen over te nemen vervolgstappen uit te werken. Deze zullen in 2017 opgeleverd worden. 7.9 GROEIBEKOSTIGING Wettelijk is bepaald dat elk samenwerkingsverband de groeibekostiging van het VSO voor de instroom van leerlingen na 1 oktober maar vóór 1 februari in haar begroting opneemt. Het aantal leerlingen binnen het VSO is ten opzichte van 2015 weer toegenomen, maar ligt nog onder het niveau van 2014 (zie hoofdstuk 6 Kengetallen). Er is sprake van groeibekostiging. Uit de gegevens van DUO (die bepalend zijn voor de omvang van deze groeibekostiging) blijkt dat er in de periode tussen 1 oktober en 1 februari 33 leerlingen zijn uitgestroomd uit het VSO en 38 leerlingen zijn ingestroomd. Er dient echter gekeken worden naar de groei van het aantal totaal aantal leerlingen per school. Daardoor moet het samenwerkingsverband voor zeventien leerlingen groeibekostiging overdragen. Van tussentijds uitgestroomde leerlingen worden geen bedragen terug ontvangen. De kosten voor deze post bedroegen in ,= In 2015 was dat ,= 7.10 LICHTE ONDERSTEUNING VMBO (LWOO) Ons samenwerkingsverband heeft er voor gekozen om eigen beleid inzake LWOO (opting out) te ontwikkelen. Gekozen is voor populatiebekostiging. Alle besturen van de deelnemende scholen hebben in 2015 met het nieuwe beleid ingestemd. Het beschikbare budget lichte ondersteuning LWOO/PrO wordt over de scholen met VMBO leerlingen, na aftrek van ondersteuningsmiddelen voor de PrO-leerlingen, verdeeld volgens een vastgestelde verdeelsleutel. Deze middelen zijn bedoeld om ondersteuning te bieden op het gebied van leerachterstanden en sociaal-emotionele problematieken. De scholen spelen hier op in door kleinere klassen te creëren, extra pedagogisch-didactische ondersteuning te bieden en veel aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen. Begin 2017 wordt de verantwoording van de inzet van deze middelen opgeleverd BOVENSCHOOLSE ONDERSTEUNINGSVOORZIENING PLEINSCHOOL HELDER Het RSV PVO heeft met ingang van het schooljaar een bovenschoolse ondersteuningsvoorziening ingericht: Pleinschool Helder. PSH (Pleinschool Helder) is een HAVO-VWO-school die gespecialiseerd is in het bieden van onderwijs aan leerlingen met problemen in het autistisch spectrum. Doordat deze ondersteuningsvoorziening voorziet in een behoefte, ontvangt PSH vanuit RSV PVO een bedrag van 5.500,= per leerling per schooljaar. Peilmoment is het aantal leerlingen op de teldatum. Dit bedrag komt bovenop de lumpsumvergoeding die vanuit de overheid aan deze school wordt 31

32 verstrekt. Met de ondersteuningsvergoeding vanuit RSV PVO worden de meerkosten van deze ondersteuningsvoorziening gedekt. RSV PVO betaalt dit bedrag voor de leerlingen uit het eigen samenwerkingsverband. Leerlingen uit andere samenwerkingsverbanden zijn welkom op voorwaarde dat het andere samenwerkingsverband eveneens 5.500,= vergoedt. Het Stafbureau heeft met de omringende samenwerkingsverbanden in 2017 hierover afspraken gemaakt. Aantal ingeschreven leerlingen op teldatum : Uit eigen swv Van buiten swv Als PSH van mening is dat een leerling zich dusdanig ontwikkelt dat de overstap naar een reguliere VO-school mogelijk is, zal PSH hiertoe het initiatief nemen. Als de ondersteuningsvraag van een leerling uiteindelijk zo complex is dat PSH onvoldoende tegemoet kan komen aan de ondersteuningsbehoefte, kan een TLV voor het VSO worden aangevraagd. Het initiatief hiertoe wordt genomen door PSH. PSH betrekt ook de ouders hierbij. Als het gaat om een leerling uit een ander samenwerkingsverband, voert PSH eerst overleg met dat andere samenwerkingsverband. Dat andere samenwerkingsverband kan besluiten om zelf een vergelijkbaar ondersteuningsaanbod te realiseren. Als dat (nog) niet mogelijk is, kan die leerlingen op PSH geplaatst worden en vergoedt het andere samenwerkingsverband de meerkosten van 5.550,= Het DB heeft ingestemd om Pleinschool Helder met ingang schooljaar in te richten als bovenschoolse ondersteuningsvoorziening. Jaarlijks zal geëvalueerd worden in hoeverre deze school nog steeds in de behoefte voorziet. De PCL toetst achteraf de toelaatbaarheid tot de bovenschoolse ondersteuningsvoorziening. 32

33 8. KWALITEITSZORG EN ZELFEVALUATIE Kwaliteitszorg is het totaal van activiteiten, procedures en instrumenten, die bedoeld zijn om op een permanente, systematische en cyclische wijze de kwaliteit van het passend onderwijs te bepalen, te bewaken, te verbeteren en te borgen. Dit komt concreet neer op het beantwoorden van de volgende vijf vragen: - doen we de goede dingen? - doen we die dingen ook goed? - hoe weten we dat? - vinden anderen dat ook? - wat doen we met die kennis en informatie? Goede kwaliteitszorg kent de volgende kenmerken: - Integraliteit: kwaliteitszorg richt zich op diverse beleidsterreinen en de samenhang daartussen. - Systematisch: kwaliteitszorg bedient zich van vaste procedures en protocollen. - Cyclisch: kwaliteitszorg is een continuüm op basis van de PDCA-cyclus. Ons kwaliteitszorgsysteem kent 14 KSF s (kritische succesfactoren) die zijn ingedeeld in drie categorieën: - Resultaten voor leerlingen ( 7 KSF s) - Management, organisatie en control (4 KSF s) - Omgaan met belanghebbenden (3 KSF s) Van elke KSF beschrijven we de prestatie-indicator (ook wel het kwaliteitscriterium genoemd) en vervolgens de mate waarin aan deze prestatie-indicator is voldaan. Ter wille van een duidelijk overzicht is elke KSF van een kleur voorzien; groen als volledig aan het kwaliteitscriterium is voldaan, geel als gedeeltelijk aan het kwaliteitscriterium is voldaan en rood als het kwaliteitscriterium niet is gehaald. Van de 14 KSF s zijn er twee nog niet operationeel. Dat staat bij de betreffende KSF s aangegeven. 8.1 RESULTATEN VOOR LEERLINGEN KSF s 1. voldoen aan zorgplicht 2. dekkend onderwijsaanbod 3. kwaliteit bovenschoolse voorzieningen 4. kwaliteit inzet ABS 5. voorkomen van thuiszitters 6. deelname VSO 7. kwaliteit ondersteuningsvoorz. in VMBO vanuit LWOO = KSF is behaald = KSF is nog niet helemaal behaald = KSF is nog niet in beeld gebracht 33

34 Toelichting 1. Voldoen aan de zorgplicht Het voldoen aan de zorgplicht veronderstelt dat elke leerling op de school van aanmelding wordt geplaatst en dat die school ook kan voorzien in de extra ondersteuningsbehoefte van die leerling als daar sprake van is. Indien een leerling niet geplaatst kan worden, zorgt de school van aanmelding, in samenwerking met andere scholen, voor een plaats op een andere school, zo thuisnabij mogelijk. Op het niveau van het samenwerkingsverband dienen alle aangemelde leerlingen geplaatst te worden. Prestatie-indicator: Alle leerlingen zijn op een school ingeschreven en ook daadwerkelijk geplaatst. Dat kan zijn op de school van aanmelding of op een andere school. Realisatie: Leerlingen zonder extra ondersteuningsbehoefte worden zonder problemen geplaatst. Bij leerlingen met een extra ondersteuningsvraag wordt niet in alle gevallen gehandeld volgens de regels van de zorgplicht maar het gaat aanzienlijk beter dan in 2015 het geval was. Dat komt deels doordat er in de overgang PO-VO uitgebreider gebruik wordt gemaakt van het dossieroverleg en ook omdat de regelgeving hieromtrent beter bekend is binnen de scholen. Bij zij-instromers en leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte waarop niet zonder meer een eenduidig aanbod is te vinden komt het voldoen aan de zorgplicht nog wel eens onder druk te staan. Om die redenen voldoen we nog niet geheel aan de prestatie-indicator. 2. Dekkend onderwijsaanbod Binnen het samenwerkingsverband is sprake van een dekkend onderwijsaanbod dat voorziet in de ondersteuningsbehoefte van elke leerling. Voor de meeste leerlingen zal het aanbod vanuit de basisondersteuning van de reguliere VO-school voldoende zijn; sommige leerlingen zijn aangewezen op extra ondersteuning binnen het regulier onderwijs of volgen onderwijs op een school voor VSO. Op de website van het samenwerkingsverband staat een overzicht van het totale ondersteuningsaanbod van alle aangesloten scholen. Prestatie-indicator: Er zijn geen leerlingen die thuis zitten omdat ze verstoken zijn van een passend onderwijsaanbod, verwijtbaar aan het samenwerkingsverband. Er zijn geen signalen (of gegrond verklaarde klachten) dat een leerling niet het meest passend onderwijsaanbod krijgt. Realisatie: Binnen alle scholen zijn initiatieven ontplooid en speciale programma s ontwikkeld voor leerlingen die een grotere ondersteuningsvraag hebben dan op grond van de basisondersteuning aangeboden wordt. Hierin is een positieve ontwikkeling waar te nemen. Een overzicht op het niveau van het samenwerkingsverband van alle vormen van extra ondersteuning die op de scholen worden gerealiseerd is echter nog niet beschikbaar. Hoewel er geen klachten zijn over het verstoken zijn van een passend onderwijsaanbod, zijn er wel signalen dat scholen niet altijd in staat zijn om een passend onderwijsaanbod te realiseren 34

35 waardoor leerlingen soms thuis zitten. Met name voor hoogbegaafde leerlingen met een forse internaliserende en/of externaliserende problematiek is er nog onvoldoende aanbod. Aan de prestatie-indicator is dus niet volledig voldaan. 3. Kwaliteit van bovenschoolse voorzieningen Het gaat hier om bovenschoolse voorzieningen die door het samenwerkingsverband worden geïnitieerd en (deels) worden bekostigd. Dat kunnen voorzieningen zijn die ergens centraal liggen of binnen één of meerdere scholen zijn gevestigd (bijv. de IRK s). In principe zijn deze voorzieningen beschikbaar voor alle leerlingen binnen het samenwerkingsverband die daar op grond van hun ondersteuningsvraag behoefte aan hebben. Voor elke bovenschoolse voorziening wordt een beschikking afgegeven. In die beschikking is per voorziening de prestatie-indicator beschreven waarover verantwoording wordt afgelegd in de jaarlijkse verantwoordingsrapportage. Het gaat nadrukkelijk niet om voorzieningen waarvoor het samenwerkingsverband middelen aan scholen toekent (zoals bijv. voorzieningen in het kader van de LWOO-middelen). Prestatie-indicator: In de verantwoordingsrapportage per voorziening wordt aangetoond dat de voorziening voldoet aan de geformuleerde kwaliteitseisen. Realisatie: Naast de IRK s is ook Pleinschool Helder in 2016 aangemerkt als bovenschoolse voorziening. Voor de IRK s zijn de kwaliteitseisen bijgesteld; voor Pleinschool Helder is afgesproken dat de toelating van leerlingen door de PCL achteraf wordt getoetst. Vooralsnog kan gesteld worden dat deze huidige voorzieningen voldoen aan de prestatieindicator. 4. Kwaliteit inzet (bovenschoolse) ambulante begeleiding (incl. trajectbegeleiding) (Bovenschoolse) ambulante begeleiding is primair gericht op interventies die tot doel hebben leerlingen succesvol in het regulier onderwijs te houden. Ambulante begeleiding heeft dan een preventief karakter omdat uitstroom naar het VSO voorkomen/beperkt wordt. Deze vorm van begeleiding kan ook gericht zijn op interventies die tot doel hebben een leerling die is teruggeplaatst vanuit het VSO, succesvol zijn/haar loopbaan in het regulier onderwijs te laten vervolgen. Deze begeleiding kan plaatsvinden op systeemniveau (het begeleiden van het schoolteam of een gedeelte daarvan of van een docent) en op leerlingniveau (begeleiding van een leerling). Trajectbegeleiding is gericht op interventies die tot doel hebben thuiszittende leerlingen, of leerlingen waarvan te voorzien is dat ze thuis komen te zitten, zo snel mogelijk terug naar school te krijgen (of op school te houden). Als dat (nog) niet mogelijk is, bevorderen trajectbegeleiders het zicht op perspectief voor deze leerlingen en stemmen daarbij af met andere disciplines. Trajectbegeleiding is eveneens gericht op interventies met een preventief karakter t.a.v. schooluitval. Prestatie-indicator: Voor (bovenschoolse) ambulante begeleiding: 35

36 - Voor elke leerling waarvoor ambulante begeleiding wordt ingezet is een OPP opgesteld. - Voor leerlingen met een OPP dat gericht is op voorkomen van uitstroom naar het VSO, is bij plaatsing van de leerling vastgesteld dat het perspectief voor de leerling gericht is op het behalen van een diploma in het regulier onderwijs. - Voor leerlingen met een OPP dat gericht is op terugplaatsing vanuit het VSO naar het VO, is na één jaar duidelijk dat het perspectief voor deze leerling gericht is op het behalen van een diploma in het regulier onderwijs. Voor trajectbegeleiding: - Elke leerling die thuis zit is in beeld en gekoppeld aan een trajectbegeleider als de dossierverantwoordelijkheid bij onderwijs ligt. Realisatie: De kwaliteit van de OPP s is in 2016 aanzienlijk verbeterd; er zijn criteria opgesteld waaraan een goed OPP dient te voldoen en deze criteria zijn besproken binnen het OCO-overleg en met het Scholenoverleg. De ervaringen van de PCL met de kwaliteit van de aangeleverde OPP s zijn dan ook aanmerkelijk positiever dan in Aan deze prestatie-indicator is dus voldaan. Voor trajectbegeleiding wordt ook voldaan aan deze prestatie-indicator; elke thuiszitter is in beeld en gekoppeld aan een lid van het ABS-team. 5. Voorkomen van thuiszitters Het samenwerkingsverband is, samen met leerplicht en jeugdhulp, verantwoordelijk voor het voorkomen van thuiszitten van leerlingen. Er zullen overigens altijd leerlingen zijn die om een dringende reden niet naar school kunnen, bijv. vanwege ziekte of wegens een verleende ontheffing vanuit leerplicht. Teneinde zicht en invloed te hebben op deze leerlingen, worden ze allemaal gemonitord. Het resultaat van deze monitoring wordt periodiek doorgegeven aan de inspectie. Het monitoren is niet alleen gericht op het in beeld hebben van leerlingen die thuis zitten, maar ook op het tijdig inzetten van interventietrajecten als dat nodig is. De regie voor een interventietraject is per leerling belegd bij een dossierverantwoordelijke. Prestatie-indicator: - Alle leerlingen bij wie het perspectief op diplomering onder druk staat, zijn in beeld. - Voor elke leerling is een dossierverantwoordelijke benoemd. - Er zijn geen leerlingen zonder school van inschrijving (absoluut verzuimers). Realisatie: De procedure voor het melden van potentiële thuiszitters is niet voor alle scholen duidelijk. Er zijn dan ook plannen gemaakt om deze procedure in 2017 te verbeteren/verduidelijken. Hoewel de doelgroep wel in beeld is, zijn er nog steeds leerlingen die (te) lang thuis zitten of waarbij het interventietraject onvoldoende effectief verloopt. Het gaat hier dan ook om leerlingen waarbij de (thuis)situatie soms uitermate complex is. In de effectiviteit en efficiency is echter nog wel winst te behalen. Er is dus niet volledig voldaan aan deze prestatie-indicator. 36

37 6. Deelname VSO Uitgangspunt is dat voor elke leerling voor wie plaatsing op het VSO noodzakelijk is, een TLV wordt afgegeven. Door de ontwikkeling van ondersteuningsvoorzieningen en arrangementen binnen het regulier onderwijs moet het haalbaar zijn om het deelnamepercentage aan het VSO te stabiliseren op het landelijk deelnamepercentage. Voor leerlingen voor wie de looptijd van een TLV afloopt, wordt opnieuw bekeken of VSO (nog) geïndiceerd is of dat er sprake is van terugplaatsing in het regulier onderwijs, al dan niet in combinatie met extra ondersteuning. Er zijn ook plaatsbekostigde leerlingen in het VSO. Deze leerlingen tellen wel mee voor het deelnamepercentage maar het samenwerkingsverband heeft geen invloed op het aantal plaatsbekostigde leerlingen. Prestatie-indicator: - Het deelnamepercentage VSO-leerlingen moet op of onder het landelijk gemiddelde liggen. - Teruggeplaatste leerlingen (VSO-VO) blijven in het PrO en het VO (al dan niet met extra ondersteuning) waarbij voor het VO geldt dat deze leerlingen een perspectief hebben op het behalen van een diploma en niet meer in het VSO worden teruggeplaatst. Realisatie: Het deelnamepercentage VSO-leerlingen lag in 2015 net iets onder het landelijk gemiddelde maar is inmiddels gestegen. Uit de ervaringen van de PCL blijkt dat de meeste aanvragen voor een TLV voldoen aan de criteria en dus worden toegekend. Voor het terugplaatsen van leerlingen vanuit het VSO naar het VO wordt in 2017 een pilot ingericht. Vanwege de stijging van het deelnamepercentage VSO-leerlingen voldoet deze KSF net niet aan de prestatie-indicator. 7. Kwaliteit ondersteuningsvoorzieningen in VMBO vanuit de LWOO-middelen De middelen voor LWOO die het samenwerkingsverband ontvangt worden volgens een afgesproken verdeelsleutel verdeeld over de VMBO-scholen. De VMBO-scholen zetten deze middelen in voor leerlingen die een grotere ondersteuningsbehoefte hebben die de basisondersteuning te boven gaan. Er kan een diversiteit binnen het VMBO ontstaan m.b.t. de aanwending van deze middelen. Prestatie-indicator: Deze prestatie-indicator is gericht op: - Uitstroomcijfers leerlingen die een diploma hebben behaald; - Gemiddelde doorlooptijd van de VMBO-leerlingen. - Percentage leerlingen dat verwezen wordt naar het VSO. (De exacte formulering van deze prestatie-indicator plus bijbehorende cijfers en percentages zijn nog onderwerp van gesprek.) Realisatie: Deze KSF is nog niet in kaart te brengen. 37

38 8.2 MANAGEMENT, ORGANISATIE EN CONTROL KSF s 1. borging van verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden 2. doelmatige overlegstructuur 3. continuiteit in planning & controlcyclus, incl. risicobeheersing 4. doelmatigheid en rechtmatigheid inzet financ. middelen = KSF is behaald = KSF is nog niet helemaal behaald = KSF is nog niet in beeld gebracht Toelichting 1. Borging van verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden. - De taken en bevoegdheden van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede van de door deze gremia ingestelde commissies, zijn eenduidig vastgelegd in de statuten en reglementen. - De taken en bevoegdheden van het scholenoverleg zijn beschreven in een reglement. Binnen dat reglement zijn ook de taken en bevoegdheden van de ingestelde commissies beschreven. - De taken en bevoegdheden van de directeur zijn vastgelegd in een managementstatuut. Het stafbureau ressorteert onder de verantwoordelijkheid van de directeur. Het stafbureau bestaat uit: * directie, beleidsmedewerker en secretariaat * bovenschoolse ambulante begeleiding (inclusief trajectbegeleiding) * PCL In het ondersteuningsplan en de PCL-notitie zijn de taken en bevoegdheden verder uitgewerkt. In dit kader dient vermeld te worden dat de PCL beschikt over een doorzettingsmacht waardoor het plaatsen van leerlingen niet in een impasse terecht kan komen. Prestatie-indicator: De documenten staan op de website en zijn vastgesteld. Realisatie: Aan deze prestatie-indicator is voldaan. 2. Doelmatige overlegstructuur. Er is sprake van een doelmatige overlegstructuur als elk overleg vooraf is gepland, alle vergaderstukken tijdig worden toegezonden en het overleg verloopt volgens vastgestelde procedures waarin de status van het overleg (besluitvormend, meningsvormend, etc.) Prestatie-indicator: Er is een jaarplanning aanwezig. Uit de agenda blijkt de status van de agendapunten. Van alle vergaderingen zijn notulen aanwezig die tevens voorzien zijn van een actielijst en een besluitenlijst. Realisatie: Aan deze prestatie-indicator is voldaan. 38

39 3. Continuïteit in planning & controlcyclus, incl. risicobeheersing De begroting is een planningsdocument waarin de beleidsdoelstellingen in financiële zin vertaald worden. In de begroting is altijd een meerjarenperspectief van minstens vier kalenderjaren opgenomen. In de jaarrekening wordt cijfermatig gerefereerd aan de begroting en in het jaarverslag wordt verantwoording van het gevoerde beleid afgelegd. In het ondersteuningsplan is de begroting opgenomen; het jaarverslag bevat ook de jaarrekening. Deze cyclus kent vaste onderdelen die op vaste tijdstippen terugkeren. Prestatie-indicator: De begroting omvat tenminste: - een overzicht van inkomsten op basis van een onderbouwde leerlingenprognose. - uitgangspunten van het financieel beleid - beleidsparagraaf met een relatie naar het ondersteuningsplan - een risicoanalyse inclusief beheersmaatregelen - onderbouwing van de grootte van een financiële buffer In de begroting wordt rekening gehouden met de continuïteit in de bedrijfsvoering van de scholen door een meerjarenperspectief aan te geven in de toedeling van de middelen. De jaarrekening omvat tenminste: - een verklarende toelichting op afwijkende bedragen t.o.v. de begroting - forecast op de volgende begroting (continuïteitsparagraaf) - beleidsinitiatieven op basis van het resultaat Realisatie: Aan deze prestatie-indicator is voldaan. 4. Doelmatigheid en rechtmatigheid inzet financiële middelen De doelmatigheid van de inzet van financiële middelen heeft betrekking op aanwending van deze middelen binnen het kader van passend onderwijs. Hierbij gaat het om middelen die vanuit het samenwerkingsverband op bovenschools niveau worden ingezet, alsmede de middelen die aan de scholen worden toegekend. De rechtmatigheid betreft het op een correcte manier inzetten van middelen conform geldende landelijke wet- en regelgeving. Prestatie-indicator: Doelmatigheid: - In het jaarverslag is verantwoord welke middelen aan de scholen zijn toebedeeld en er is een conclusie op basis van de verantwoordingsrapportages dat de middelen overeenkomstig de doelstellingen van passend onderwijs zijn ingezet. - De doelmatigheid van de inzet van de bovenschoolse middelen blijkt uit de KPI s die betrekking hebben op de rubriek resultaten voor leerlingen. Rechtmatigheid: - Er is een goedkeurende verklaring van de accountant. Realisatie: Aan de doelmatigheidseis is voldaan doordat alle scholen de toegekende middelen verantwoorden zoals is in de beschikkingen is aangegeven. De kwaliteit van de verantwoording kan echter nog wel 39

40 verbeterd worden door in de beschikkingen meer specifiek aan te geven aan welke eisen een verantwoording precies dient te voldoen. Aan de rechtmatigheidseis is voldaan als de goedkeurende verklaring van de accountant is opgenomen in dit jaarverslag. Aan deze prestatie-indicator is voldaan. 8.3 OMGAAN MET BELANGHEBBENDEN KSF s 1. tevredenheid stakeholders 2. afhandeling klachten 3. afstemming met jeugdhulp = KSF is behaald = KSF is nog niet helemaal behaald = KSF is nog niet in beeld gebracht Toelichting 1. Tevredenheid stakeholders De stakeholders zijn: Vanuit de bestuurlijke gremia: - de leden van het algemeen en dagelijks bestuur Vanuit het personeel van de scholen: - de leden van het scholenoverleg - de leden van het oco-overleg - de leden van de personeelsgeleding van de OPR Vanuit de ouders: - de oudergeleding van de OPR Vanuit de externe bestuurders: - de wethouders/beleidsambtenaren van de aangesloten gemeenten Middels een vragenlijst worden de stakeholders bevraagd op tenminste de volgende onderwerpen: - Communicatie: verloopt deze adequaat en tijdig, oordeel over de informatieve functie van de website, voldoende aandacht voor rol en positie van ouders. - Beleidsvormend vermogen: zijn beleidsstukken helder en toegankelijk geschreven, voldoende beschikbaar, is er voldoende progressie in strategische beleidsvorming, tevredenheid over resultaten en kwaliteit. - Functioneren van directie en stafbureau: mate van proactief handelen, bereikbaarheid, dienstverlening, nakomen van afspraken, sturend en beleidsvormend vermogen. Prestatie-indicator: Op de vijfpuntsschaal moet de gemiddelde score per stakeholdergroepering per vraagcategorie minstens op 3 liggen. 40

41 Realisatie: Deze KSF is nog niet in kaart gebracht. 2. Afhandeling klachten Ouders, scholen en andere belanghebbenden kunnen een klacht indienen tegen de handelwijze of een besluit van het samenwerkingsverband. De klacht kan via het stafbureau worden ingediend of er kan gebruik gemaakt worden van de klachtenprocedure zoals die op de website van het samenwerkingsverband staat vermeld. Prestatie-indicator: Elke klacht is binnen een redelijke termijn ongegrond verklaard of naar tevredenheid afgehandeld. Het gaat om klachten die tegen het bestuur, directie, medewerkers van het stafbureau of een orgaan (AB, TB of PCL) van het samenwerkingsverband zijn ingediend. Realisatie: In de periode waarop dit verslag betrekking heeft, zijn geen klachten ingediend. Aan deze prestatie-indicator is dus voldaan. 3. Afstemming met jeugdhulp Jeugdhulp valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, maar kan pas een succes worden als er sprake is van een loyale, structurele samenwerking tussen onderwijs en gemeente. De onderlinge afstemming en het maken van goede afspraken en vastleggen van procedures bevorderen de kwaliteit van handelen t.o.v. de leerlingen en hun ouders. Prestatie-indicator: Besluiten die in het beleidsoverleg zijn genomen zijn vertaald in de diverse beleidsnotities. Realisatie: Er lag een beleidsnotitie op basis van een evaluatie in Uit een evaluatie ultimo 2016 blijkt dat niet alle ambities zijn gerealiseerd. Op basis van die evaluatie wordt in 2017 een nieuwe beleidsnotitie ontwikkeld die ook uitgebreider wordt afgestemd met vertegenwoordigers van het onderwijs en instanties voor jeugdhulp en de gemeente. Op ambtelijk niveau (beleidsambtenaren van de gemeenten en de directeur samenwerkingsverband) wordt dit verder voorbereid. Aan deze prestatie-indicator is dus niet volledig voldaan. 41

42 8.4 SCAN PASSEND ONDERWIJS De Scan Passend Onderwijs is ontwikkeld door het Steunpunt Passend Onderwijs van de VO-raad. De scan geeft inzicht in het passend onderwijs per school. De scan bestaat uit zeven domeinen en de uitkomsten geven een helder beeld van de stand van zaken, geeft aanknopingspunten voor gesprekken, maakt ontwikkelgebieden zichtbaar en helpt bij de evaluatie van de voortgang van het passend onderwijs. Het Stafbureau heeft de directies van de scholen gevraagd om toezending per domein van de gemiddelde resultaten van hun school op basis van een ingevulde scan. De scan is door de scholen zelf ingevuld. De uitkomsten zijn gepresenteerd binnen het Scholenoverleg. Uit de samengestelde generieke gegevens blijkt dat de scholen binnen ons samenwerkingsverband van mening zijn dat op nagenoeg alle onderdelen die in de scan aan de orde komen de school haar zaken op orde heeft op het terrein van passend onderwijs. De scholen hebben een helder zicht op de acties die de komende jaren in gang moeten worden gezet en zijn van mening al goed op weg te in het kader van de invoering van passend onderwijs binnen de eigen organisatie. Extra aandacht is nog gewenst voor het te voeren personeelsbeleid. Respondenten: 16 VO-scholen en 1 VSO-school 1=Grotendeels 2=Volledig 3=Enigszins 4=Niet/weet niet 42

43 43

44 9. JAARREKENING 9.1 JAARREKENING Hieronder staan de gecomprimeerde versies van de balans en de staat van baten en lasten opgenomen. Voor de integrale jaarrekening en continuïteitsparagraaf wordt u verwezen naar de aparte bijlage bij dit jaarverslag. Balans per 31 december Activa (x 1,=) (x 1,=) Vaste activa 0,= 0,= 1.2 Materiële vaste activa 0,= 0,= Vlottende activa 1.5 Vorderingen ,= ,= 1.7 Liquide middelen ,= ,= Totaal vlottende activa ,= ,= Totaal activa ,= ,= 2. Passiva (x 1,=) (x 1,=) 2.1 Eigen vermogen ,= ,= 2.2 Voorzieningen 2.534,= 5.868,= 2.3 Langlopende schulden 0,= 0,= 2.4 Kortlopende schulden ,= ,= Totaal passiva ,= ,= 44

45 Staat van baten en lasten 2016 Realisatie 2016 (x 1,=) Begroting 2016 (x 1,=) 3 Baten 3.1 Rijksbijdrage OC&W ,= ,= 3.2 Overige overheidsbijdragen ,= ,= 3.5 Overige baten ,= ,= Totaal baten ,= ,= 4 Lasten 4.1 Personele lasten ,= ,= 4.2 Afschrijvingen 0,= ,= 4.3 Huisvestingslasten ,= ,= 4.4 Overige instellingslasten ,= ,= Totaal lasten ,= ,= Saldo baten en lasten ,= ,= Financiële baten en lasten 6.746,= 0,= Resultaat ,= ,= Deze grafiek geeft inzicht in de kwantitatieve bekostiging van de diverse componenten binnen passend onderwijs. 45

46 9.2 RISICOPARAGRAAF RISICOPARAGRAAF In deze paragraaf staan de potentiële risico s beschreven. Per risico is het volgende beschreven: - Korte beschrijving van het risico. - Kans dat het risico zich voordoet in de categorieën: laag (ligt niet in de lijn der verwachting), midden (aannemelijk dat het risico zich voor kan doen), hoog (serieus rekening houden met de kans dat het risico zich voordoet). - Impact: beschrijving van het effect als het risico zich voordoet. - Beheersmaatregelen: beschrijving van de maatregelen die genomen worden om het effect van het risico te minimaliseren. Fluctuaties in leerlingprognoses: - De baten zijn gebaseerd op leerlingenaantallen. Als de leerlingenaantallen lager uitvallen dan begroot, is er sprake van minder inkomsten. - Kanscategorie: hoog. - Impact: als er sprake is van lagere leerlingenaantallen zijn de inkomsten lager terwijl een deel van de uitgaven toch gelijk blijft waardoor er een nadelig saldo kan ontstaan. - Beheersmaatregelen: er wordt een objectieve bron (DUO) gebruikt voor de prognoses, daarnaast worden leerlingenaantallen zo defensief mogelijk ingeschat. Voor het deel van de uitgaven dat niet vermindert als er minder inkomsten zijn, volstaat een financiële buffer. Te hoge instroom VSO: - Het doel is instroom in het VSO te beperken tot de landelijke norm. Binnen ons samenwerkingsverband is echter afgesproken dat niet de financiële norm leidend mag zijn, maar het belang van de leerling. - Kanscategorie: hoog. - Impact: in de begroting sturen we op een stabilisering van de instroom in het VSO op het niveau van het landelijk gemiddelde. Als we dat percentage niet halen, betekent dat dat een groter deel van de middelen voor zware ondersteuning aan het VSO uitgekeerd wordt. - Beheersmaatregelen: de deskundigheid binnen de scholen moet vergroot worden waarbij de nadruk komt te liggen op wat een leerling aan ondersteuningsbehoefte nodig heeft en vervolgens hoe dat gerealiseerd kan worden. Dat betekent een denkomslag binnen de scholen. Daarnaast speelt de groepsgrootte een belangrijke rol en moet er gestuurd worden op het in kaart brengen van de ondersteuningsmogelijkheden die scholen nu al hebben waarbij de interscholaire samenwerking wordt bevorderd. Niet beïnvloedbare kosten: - Het is wettelijk mogelijk dat leerlingen gebruik gaan maken van VSO-voorzieningen zonder dat het samenwerkingsverband dit kan beïnvloeden (bijv. bij residentiële plaatsingen), terwijl deze kosten ten laste van het samenwerkingsverband komen. 46

47 - Kanscategorie: hoog. - Impact: er blijft een categorie VSO-leerlingen die ten laste van het samenwerkingsverband blijft komen. De rechtmatigheid van de TLV s die daarvoor afgegeven zijn staat niet ter discussie, maar we moeten wel rekening houden met een aantal niet beïnvloedbare VSOplaatsingen. - Beheersmaatregelen: binnen de begroting houden we rekening met een categorie VSOplaatsen die niet beïnvloedbaar zijn. Wegvallen van subsidies: - Op dit moment ontvangt het samenwerkingsverband twee structurele subsidies; ,= van de gemeenten voor inzet trajectbegeleiding en ,= uit de VSV-middelen voor de interne reboundklassen. - Kanscategorie: hoog. De gemeente maakt elk jaar opnieuw de afweging of er nog subsidie op trajectbegeleiding gegeven wordt. Van de Stuurgroep VSV wordt ook jaarlijks de afweging gemaakt of deze subsidie nog verstrekt wordt. - Impact: als beide subsidies wegvallen, wordt de begroting bij gelijkblijvende activiteiten jaarlijks extra belast met ,=. - Beheersmaatregelen: voor de middelen voor de inzet van trajectbegeleiding moeten we structurele afspraken met de gemeente gaan maken; trajectbegeleiding speelt immers een cruciale rol in het beteugelen van het aantal thuiszitters. Zowel voor de trajectbegeleiding als de VSV-middelen geldt dat als de subsidies wegvallen, het samenwerkingsverband wellicht op termijn andere keuzes moet gaan maken. Doordat de verevening nog niet volledig is doorgevoerd, zijn daar nu nog middelen voor vrij te maken, maar dat verandert naarmate de vereveningsbijdrage wordt afgebouwd. Risico van verevening op LWOO- en PrO gelden: - In 2018 neemt de regering een besluit over het verevenen van de toegekende middelen voor LWOO- en PrO. De peildatum voor toekenning van deze middelen is nu Het percentage voor LWOO en PrO ligt voor ons samenwerkingsverband op 17,10%. Landelijk ligt dat op 13,55%. - Kanscategorie: midden. De overheid heeft deze maatregel nog in onderzoek. Er wordt nog gezocht naar toekenningscriteria die recht doen aan de regionale verschillen. De vereveningssystematiek die bij de zware ondersteuning is gebruikt zal niet worden toegepast. - Impact: We moeten afwachten hoe de nieuwe voorstellen m.b.t. toekenning van de middelen gaan uitpakken. Binnen het samenwerkingsverband is afgesproken dat alle middelen voor LWOO en PrO volgens een afgesproken verdeelsleutel doorgezet worden naar de VMBO en PrO-scholen. Begrotingstechnisch hoeft het samenwerkingsverband dus geen maatregelen te nemen. - Beheersmaatregelen: Op dit moment speelt dit risico nog geen rol bij het bepalen van de omvang van de financiële buffer. 47

48 9.2.2 FINANCIËLE BUFFER Op basis van het risicoprofiel kan gesteld worden dat er onzekere factoren zijn die in financiële zin nog geruime tijd op de begroting kunnen drukken. Daarnaast is het in een aantal gevallen niet verantwoord om activiteiten ineens af te bouwen omdat daarbij belangen van scholen en leerlingen in het geding kunnen zijn en de bedrijfsvoering van scholen in gevaar kan komen. Op grond van het risicoprofiel is het wenselijk dat deze buffer ligt tussen max. 5% en min. 2,5% van de totale baten. Concreet komt dit neer op een buffer die ligt tussen ,= en ,=. Deze buffer wordt opgebouwd uit de positieve exploitatieresultaten en heeft de status van reserve. Binnen deze reserve wordt onderscheid gemaakt tussen een algemene reserve en bestemmingsreserve passend onderwijs. Jaarlijks wordt aan de hand van het risicoprofiel bekeken of de onder- en bovengrens van deze financiële buffer bijgesteld moet worden. 48

49 9.3 TOELICHTING OP DE JAARSTUKKEN TOELICHTING OP DE BEDRAGEN Toelichting op de rijksbijdragen (3.1.1): - De inkomsten zijn hoger dan begroot omdat het totaal aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband hoger is en omdat normbedragen zijn verhoogd. - De verhoging van de bedragen voor LWOO en PrO is ca. 1,2 miljoen. Aangezien is afgesproken dat het totale budget lichte ondersteuning LWOO/PrO aan de VMBO- en PrOscholen wordt toegekend zijn deze posten aan de uitgavenkant ook hoger. - De verhoging van de inkomsten voor zware ondersteuning betreft ongeveer 1,1 miljoen euro. Deze verhoging kent ook een schaduwzijde; omdat het aantal leerlingen toeneemt verandert op termijn ook het bedrag voor negatieve verevening (op dit moment wordt ingeschat dat de negatieve verevening met ongeveer euro zal stijgen). Op dit moment wordt deze negatieve verevening nog als een tijdelijke bate opgevoerd en dat is de reden waarom het bedrag voor zware ondersteuning, naast de effecten van meer leerlingen en bijgestelde normbedragen, dus hoger is dan begroot was. Toelichting op de doorbetaling rijksbijdragen (3.1.3): - De afdracht door DUO aan het VSO is iets hoger omdat het deelnamepercentage VSO stijgt. - De zware ondersteuning (voormalig schooldeel LGF) is aanzienlijk verhoogd. In de begroting was nog rekening gehouden met een lager bedrag dat doorbetaald zou worden aan de scholen vanwege allerlei onzekere factoren. Omdat inmiddels een beter inzicht is verkregen in de wijze waarop de overheid haar beschikkingen afgeeft (en bijstelt), en vanwege de financiële positie van ons samenwerkingsverband, is besloten aan de scholen een hoger bedrag toe te kennen. - Voor de verplichte herbesteding AB, overige tripartite verplichtingen en ambulante begeleiding SWV zijn in de begroting twee bedragen opgenomen ( ,= en ,=). Ten tijde van het opstellen van de begroting moesten de onderhandelingen hierover nog gevoerd worden. Uiteindelijk leidden die onderhandelingen tot lagere kosten; de inhuur van gedetacheerd personeel van Triade voor het ABS-team betrof geen 10,2 FTE maar 8,3 FTE omdat er minder personeel beschikbaar was (door deeltijdwerk, ontslag op eigen verzoek, etc.) Verder hebben de onderhandelingen in het kader van de tripartite verplichtingen met andere externe diensten tot lagere kosten geleid omdat de ingediende claims over het algemeen te hoog waren en niet altijd goed onderbouwd. Daarbij moet worden aangetekend dat de uitgaven aan andere externe diensten nog zullen stijgen omdat nog niet alle nota s zijn ontvangen. De uitkeringen aan de CUAB-scholen zijn in deze posten geheel verwerkt. - De groeibekostiging is een wettelijke bekostiging die nauwelijks te begroten is omdat we afhankelijk zijn van de kijkglazen die pas laat beschikbaar zijn. Deze post is niet door beleidsmaatregelen te beïnvloeden. - De uitgaven voor experimenten/opleidingen blijven ver achter bij de begroting. Voor 2017 is het beleid hiervoor gewijzigd zodat scholen gemakkelijker een beroep op deze middelen kunnen doen. - De uitgaven voor IRK s zijn iets hoger omdat hier een nabetaling van het vorig schooljaar is opgenomen. Toelichting op de overige bijdragen (3.5.6): 49

50 - De bijdrage van de Aloysiusstichting betreft de kosten voor huisvesting. Omdat de baten niet bij de post huisvestingslasten zijn opgenomen, zijn de werkelijke uitgaven voor huisvesting hoger dan begroot (zie 4.3). Toelichting op de personele lasten (4.1): - De uitgaven voor lonen en salarissen (4.1.1) zijn hoger dan begroot omdat m.i.v de trajectbegeleiders in dienst zijn getreden bij het samenwerkingsverband. Om diezelfde reden zijn de overige personele lasten (4.1.2) gedaald omdat de detacheringskosten voor de trajectbegeleiders in de begroting onder die post waren opgenomen. Onder die post waren ook de kosten voor de tripartite verplichtingen opgenomen die uiteindelijk aanzienlijk lager uitvielen. - De aanwending van de begrote kosten voor externe (juridische) ondersteuning zijn niet nodig gebleken. Toelichting op de overige instellingslasten (4.4): - De ICT kosten en kosten voor licenties ( ) zijn hoger dan begroot. Bij het opstellen van de begroting is deze post te rooskleurig ingeschat ANALYSE, CONCLUSIE EN ADVIES Conclusie en geadviseerde acties Analyse van het resultaat: - Het eigen vermogen is met ongeveer 2,0 miljoen euro toegenomen. Dit is als volgt te verklaren (verschillen t.o.v. de begroting, afgerond op ,=): meer ontvangen voor de zware ondersteuning: ,= minder uitgegeven aan experimenten en desk.bevordering: ,= minder uitgegeven aan ambulante begeleiding: ,= meerkosten groeiregeling: ,= meerkosten deelname VSO: ,= exploitatieresultaat (groei eigen vermogen): ,= De extra ontvangen middelen voor LWOO en PrO zijn ook extra uitgegeven en beïnvloeden derhalve het resultaat niet. Conclusie: - Er kan geconcludeerd worden dat de uitgaven realistisch zijn begroot. Het batig exploitatiesaldo is nagenoeg geheel te verklaren uit de hogere inkomsten t.o.v. de begroting. Enerzijds komt dat omdat de prognoses van het leerlingenaantal erg voorzichtig waren, anderzijds is het te verklaren door bijgestelde bedragen die ten tijde van het opstellen van de begroting niet voorzien waren. - De toename van het eigen vermogen biedt weliswaar extra mogelijkheden voor beleidsimpulsen waarbij men zich moet realiseren dat deze toename geen structureel karakter heeft. Advies: - De grotere financiële ruimte kan aangewend worden voor het financieren van arrangementen in ondersteuningsvoorzieningen, bevorderen van de professionalisering van de docenten en het creëren van maatwerktrajecten om leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte adequaat van dienst te kunnen zijn. Deze ambitie is al in het ondersteuningsplan versie 4.0 ( ) opgenomen onder de noemer maatregelen in 50

51 het kader van passend onderwijs. Het batig saldo zal worden toegevoegd aan de bestemmingsreserve passend onderwijs. - Er zal een hoger bedrag aan de VO-scholen worden toegekend in het kader van de zware ondersteuning. Tot nu toe is het toegekende bedrag gefixeerd op de oude bedragen en heeft geen indexatie door het samenwerkingsverband plaatsgevonden. Nu ook de budgetten voor zware ondersteuning voor de samenwerkingsverbanden zijn verhoogd, wordt geadviseerd om deze verhoging ook door te laten werken in de toekenning van middelen aan de scholen. - Omdat de komende jaren de effecten van de negatieve verevening zich zullen manifesteren, moeten we in de uitgaven alert blijven op structurele kosten en langlopende verplichtingen omdat deze op termijn niet meer gefinancierd kunnen worden. Dat betekent dat we nu plannen kunnen uitvoeren waarbij we ons wel moeten realiseren dat er in de komende jaren keuzes gemaakt moeten worden waardoor het huidige voorzieningenniveau niet gehandhaafd kan blijven ALGEMENE OPMERKINGEN M.B.T. DE JAARREKENING In de komende begrotingen wordt via onderbouwde programma s de reservepositie van het samenwerkingsverband teruggebracht tot het niveau zoals dat in het ondersteuningsplan/begroting is vastgesteld. Hierbij moet echter worden aangetekend dat voorzichtigheid geboden blijft omdat de effecten van de negatieve verevening waar we de komende jaren mee te maken krijgen, op dit moment nog niet voelbaar zijn. Alle toegekende of doorbetaalde bedragen aan schoolbesturen van de aangesloten scholen vinden plaats via een beschikking. In een beschikking staat aangegeven met welk doel het bedrag wordt toegekend, de grootte van het bedrag, de termijnen waarin dit bedrag beschikbaar wordt gesteld en de wijze waarop verantwoording plaatsvindt. Van alle uitbetaalde bedragen is een verantwoording aanwezig binnen het secretariaat van het samenwerkingsverband tenzij het een doorbetaald bedrag betreft met een generiek karakter (zoals bijv. de bijdrage ter versterking van de basisondersteuning). Alle schoolbesturen nemen zelf in hun jaarverslag op dat de ontvangen middelen van het samenwerkingsverband conform de doelstelling zijn besteed. Het dagelijks bestuur heeft in 2016 de Regeling Beleggen en Belenen vastgesteld. In 2014 en 2015 werd in de praktijk al naar de intentie van deze regeling gehandeld. Er is een beleidsdocument aanwezig waarin de AO/IC (administratieve organisatie en interne control) is beschreven. In de goedgekeurde meerjarenbegroting is een risicoparagraaf opgenomen. De continuïteitsparagraaf is gelijk aan de meerjarenbegroting die is ontleend aan de planning & controlcyclus. Ten aanzien van de continuïteitsparagraaf wordt nog opgemerkt dat er geen bijzondere zaken m.b.t. investeringen, financiering en personele bezetting te verwachten zijn. Verder zijn er geen bijzondere gebeurtenissen die op dit moment de verwachtingen hebben beïnvloed. De continuïteitsparagraaf bevat de cijfers uit de meerjarenbegroting van 2016 en volgende jaren. Deze cijfers zullen op basis van nieuw beleid en nieuwe inzichten worden aangepast in de meerjarenbegroting van 2017 en verder en derhalve afwijken van de gepresenteerde cijfers in deze continuïteitsparagraaf. 51

52 9.4 ACCOUNTANTSVERKLARING 52

53 53

54 54

55 55

56 10. BELEIDSAGENDA VOOR 2017 Operationele taken: Actie/taak: Opstellen van de begroting voor 2018 en een meerjarenperspectief voor de volgende jaren. Aanpassen van de beleidsagenda activiteitenkalender voor 2018 met een meerjarenperspectief voor drie opvolgende jaren. Het ondersteuningsplan wordt aan de actualiteit van dat moment aangepast. Opstellen van een jaarverslag over 2016 inclusief jaarrekening en een kwaliteitsparagraaf. Gereed: Inhoudelijke taken: Actie/taak: Criteria ontwikkelen voor een tweede verdeelsleutel voor zware ondersteuning die gebaseerd is op het aantal OPP s dat in DUO gemeld is. In 2019 is er straks nog maar één verdeelsleutel voor de middelen voor zware ondersteuning. Samen met de VSO-scholen wordt bekeken of het afgeven van een TLV voor leerlingen die onder het niveau van PrO zitten efficiënter geregeld kan worden. Het gaat dan om leerlingen op ZML of Tyltyl-niveau. Opstellen protocol datalekken als onderdeel van het privacyreglement (inclusief het afsluiten van bewerkersovereenkomsten). Evaluatie van de inzet van de middelen voor zware ondersteuning die aan de scholen zijn toegekend (het voormalig schooldeel van de LGF-middelen), alsmede de evaluatie van de beoordelingscriteria. Borgen van behaalde resultaten. Gereed: Ontwikkelen pilot onderwijszorgarrangementen Ontwikkelen pilot hoogbegaafdheid Ontwikkelen pilot webchair PSH Evaluatie van de diensten/begeleiding die door de cluster-3-scholen zijn geleverd in schooljaar Evaluatie inzet en resultaten van ABS-team in schooljaar Evaluatie inzet en resultaten van ambulante begeleiding binnen de CUABscholen in schooljaar

57 Evaluatie instelling PSH als bovenschoolse voorziening na afloop schooljaar Ontwikkelen van VO-VSO-arrangementen en arrangementen SO/SBO-VO voor 40 leerlingen waardoor enerzijds deelname aan VSO wordt beperkt en anderzijds terugplaatsing van leerlingen vanuit het VSO naar het VO gestimuleerd wordt. De PCL krijgt de beschikking over een budget van ,= voor maatwerktrajecten die buiten de huidige kaders of criteria vallen. Evaluatie na afloop schooljaar Inventariseren van voorzieningen voor lichte ondersteuning. Formuleren van criteria waaraan een voorziening voor lichte ondersteuning moet voldoen. Ontwikkelen van een systeem voor verantwoording van resultaten en output van voorzieningen voor lichte ondersteuning Overleg, afstemming en informatie: Actie/taak: Samen met gemeenten de beleidsnotitie afstemming jeugdhulp en onderwijs bijstellen op basis van de evaluatie begin Monitoren thuiszitters door periodieke rapportages. Afstemmen van eventuele acties tussen onderwijs, leerplicht en jeugdhulp. Overleg tussen SWV, VSO, MBO en gemeenten over een aanbod voor overbelaste jongeren vanaf 15 jaar. Overleg over de aansluiting tussen VO MBO/arbeidsmarkt. In het kader van VSV-problematiek zal het samenwerkingsverband een coördinerende rol vervullen waarbij het Job-8-traject een belangrijke rol speelt. Monitoren kosten leerlingenvervoer en trends analyseren. Gereed: Continu proces Continu proces Continu proces Continu proces Continu proces 57

58 BIJLAGE 1 : ONS SAMENWERKINGSVERBAND Stichting Regionaal Samenwerkingsverband voor Passend Voortgezet Onderwijs Eindhoven en Kempenland Lupinestraat GM Eindhoven T: E: Secretariaat@rsv-vo.nl Directeur: De heer D.A.J.M. van der Zanden ORGANOGRAM SWV PVO Algemeen Bestuur (AB) toezichthoudend Dagelijks Bestuur (DB) uitvoerend Scholenoverleg (SchO) adviserend Ondersteuningsplanraad (OPR) instemmend, adviserend Directeur SWV uitvoerend, gemandateerd Stafbureau Secretariaat Bovenschoolse PCL Ambulante Begel. Beschrijving van de regio Het gebied omvat in alfabetische volgorde de gemeenten Bergeijk, Best, Bladel, Eersel, Eindhoven, Heeze-Leende (alleen het deel met postcode 5595 tot en met 6029), Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre. 58