Landschap. column. adriaan van veldhuizen Redacteur s&d

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Landschap. column. adriaan van veldhuizen Redacteur s&d"

Transcriptie

1 column Landschap Onlangs maakte Tijmen Veldhuizen (zonder van dus geen familie) een natuurfilm in Mexico. Dat betekende niet dat hij langs de oevers van de Rio Grande zocht naar krokodillen, of de broedplaats van de adelaar vastlegde. Integendeel. Veldhuizen, die naast documentairemaker ook bioloog is, heeft zich zes weken op een uitgestrekte vuilnisbelt laten opsluiten. Hij bezocht de grootste vuilstortplaats van Mexico om daar een opmerkelijke vorm van ongerepte natuur te vinden. Natuurlijk kan ik naar een helderblauwe oceaan gaan, en natuurlijk kan ik het regenwoud filmen, maar ik wil iets anders laten zien. Ik wil tonen dat natuur niet alleen bestaat waar mensen nog niet geweest zijn, maar ook op plaatsen waar ze alweer zijn weggetrokken. Een vuilnisbelt van meerdere vierkante kilometers is een postapocalyptisch natuurgebied. Hier zie je wat de natuur doet in een verlaten mensenwereld, waarin niemand kijkt en niemand ingrijpt. Naast wolven en honden, vind je er talloze knaagdieren, slangen, vogels en insecten. Zij redden zich uitstekend op een plaats die voor mensen als afgeschreven geldt. De bijbehorende beelden zijn even indrukwekkend als ongemakkelijk. Ze laten zich op het eerste gezicht bekijken als een aanklacht tegen de consumptiemaatschappij en als een waarschuwing voor natuurverwoesting en milieuvervuiling. Maar al snel wordt duidelijk dat de onderliggende boodschap een andere is. Het zijn niet de dieren die zich iets van het schrale landschap aantrekken, het is de kijker die het groen mist en die vuilniszakken en kapotte ijskasten als akelige dissonanten ervaart. Veldhuizen laat zien dat wat wij als natuur beschouwen, in sterke mate afhangt van wat wij als natuur willen beschouwen. Hij confronteert ons eerst met onze vooroordelen, en vraagt vervolgens om onze eigen marges maximaal op te rekken: bekijk een landschap dat is opgestuwd uit plastic, glas en autowrakken, maar zie de natuur. Dat dit experiment slaagt, werpt nieuw licht op de Natuurwet van staatssecretaris Bleker. Want ook hier wordt een bijzondere zij het impliciete definitie van natuur gehanteerd. Natuur is voor Bleker een afgebakende collectie planten en dieren in een beperkte ruimte die in de weg staat voor landbouw en economische ontwikkeling, maar die vanwege Europese regels getolereerd moet worden. Het resultaat is beleid zonder totaalvisie. De aandacht voor het landschap als zodanig is geheel verdwenen. In dat opzicht lijkt de politieke visie van Bleker op de kunstzinnige provocatie van Veldhuizen. Zowel bij de wolven tussen de colablikjes en de ooievaars op autobanden op de Mexicaanse vuilnisbelt, als bij Blekers natuurbeleid geldt: de biodiversiteit is een beetje uitgedund, maar de meeste flora en fauna overleven heus wel. Het is onderhoud op onderdelen, terwijl het geheel verroest en verrommelt. Natuur zou voor de wetgever meer moeten betekenen dan een collectie planten en dieren. Hopelijk kunnen natuurbeschermers andere politici daarvan nog overtuigen. Hoe moeilijk het ook zal zijn; ze moeten daarbij hun verontwaardiging over de teloorgang van individuele soorten en gebieden opschorten. Het gaat immers niet om de uitbreiding van Blekers verzameling. Het gaat om de ontwikkeling van een totaalbeeld, van een landschap. En ja, zo n boodschap over een visie is moeilijk over te brengen. Vraag dat maar aan de kunstensector, aan filmmakers bijvoorbeeld. adriaan van veldhuizen Redacteur s&d 3

2 interventie 4 Verkiezingen In de aanloop naar de bijeenkomst van de regeringsleiders van de Europese Unie vertelde Job Cohen dat er verkiezingen moeten komen, wanneer er bij de Eurotop van begin december een uitkomst zou zijn die een wijziging van de huidige Europese arrangementen inhoudt. Ze zouden fundamenteel of substantieel of ingrijpend genoemd moeten worden. Cohen krijgt zijn zin, ten dele door wat er wel en ten dele door wat er niet besloten is. Dat zit hem in de inhoud van de besluiten en in de institutionele vormgeving. Eerst de inhoud. Het nieuwe akkoord gaat ons 14 mrd kosten, kopte de Volkskrant. De Jager zocht gelijktijdig de media op om te vertellen dat hij niet uitsloot dat er ook nog eens 10 mrd boven de 18 mrd zou moeten worden bezuinigd. Met zo n bezuinigingstaakstelling wordt een deflatoire ontwikkeling ingezet, die de recessie een feit maakt. Mij lijkt dat nogal fundamenteel en substantieel en ingrijpend. Het beperkt de beleidsruimte waarop het begrotingsrecht van de Staten-Generaal van toepassing is en niet uitsluitend door toedoen van de financieel-economische omstandigheden, die buiten de wil van de overheid tot ons komen, maar door bewuste keuzes die op Europees niveau zijn gemaakt. Laat ik dat toelichten. Sinds de jaren zestig is mede ten gevolge van de liberalisering van de kapitaalmarkten de frequentie en de diepgang van oplopende tekorten en schulden ten gevolge van crises op de financiële markten toegenomen. Het hoogtepunt is de recente kredietcrisis. Deze markten zijn inherent instabiel, wat nog eens wordt versterkt door de onstuimige groei van krediet verruimende derivaten. Dit zou aanleiding moeten zijn om de relatie tussen de mondiale kapitaalmarkten, het conjunctuurverloop met zijn specifieke nationale en regionale componenten en de overheidsfinanciën beter te bekijken, en dat ook nog eens in het kader van de muntunie. Dit is achterwege gebleven. Volkomen ins Blaue worden er een paar kwantitatieve criteria genoemd waaraan een autoriteit het structurele begrotingstekort toetst. Dan de multidimensionale economische verschillen binnen de muntunie. Het was de muntunie zelf die deze verschillen eerder heeft vergroot dan verkleind. Je hoeft maar naar de betalingsbalansen, de ontwikkeling van het bbp en de tekort- en overschotposities van overheden, huishoudens, bedrijven en financiële instellingen te kijken om dit te zien. Het is noodzakelijk te bezien waarom financiële instellingen overheden blijven financieren, terwijl daar gezien de risico s geen reden voor is. In het licht van het akkoord uit december is het pikant te moeten vaststellen dat met uitzondering van Finland, Estland, Slowakije en Slovenië niemand aan de in het akkoord voorgestelde criteria voldoet en dat uitgerekend Spanje en Ierland nu problematisch zijn terwijl ze dat voor de kredietcrisis ogenschijnlijk niet waren. Het is wellicht ook het overwegen waard vast te stellen dat zonder dit akkoord een fors aantal landen wordt gedisciplineerd; overigens op zodanige wijze dat hun problemen eerder groter dan kleiner worden. Gelijktijdig is er een aantal landen dat zonder dit akkoord ogenschijnlijk probleemloos is. Deze feiten zouden toch stof tot nadenken moeten geven. Voor Job Cohen biedt de huidige crisis een uitgelezen kans om deze kwesties te agenderen. Het maakt het hem makkelijk om fundamentele kritiek op het akkoord geloofwaardig te brengen. Het huidige akkoord is ingrijpend doch slecht gefundeerd en gedoemd in de praktijk te falen. Voldoende reden om naar de kiezer te gaan lijkt mij. En om de tijd tot aan de verkiezingen te benutten de eigen opvatting nader uit te werken en aan de kiezer voor te leggen. Maar het akkoord is in zijn institutionele vormgeving eveneens een fundamentele, substantiële en ingrijpende wijziging. Allereerst omdat er ge-

3 interventie heel los van de bestaande verdragen en de daarin vervatte procedures een nieuw volkenrechtelijk verdrag moet komen tussen zeventien landen van de muntunie met een optie voor de overige leden van de Europese Unie om toe te treden, waartoe in ieder geval het Verenigd Koninkrijk niet behoort. Desondanks worden de Europese Commissie en het Europese Hof genoemd. Een lid van de commissie krijgt een bijzondere positie. Hij krijgt de bevoegdheid om na het doorlopen van een bepaalde procedure dwingend de lidstaten financieel beleid op te leggen. De procedure voorziet niet in het laatste woord van een gekozen volksvertegenwoordiging. Het voorziet wel in sancties bij een overtreding van afspraken die dwingend zijn opgelegd. De Raad van Regeringsleiders kan interveniëren met gekwalificeerde meerderheid, waarbij de grote lidstaten een groter gewicht hebben dan de kleinen. Het Europese Hof komt in de merkwaardige positie toe te zien op de naleving door de lidstaten en tot een oordeel te komen dat de geautoriseerde commissaris legitimeert om dwingend op te treden. Dit gebeurt allemaal in de veronderstelling dat je inkomsten en uitgaven in relatie tot het bbp met gebruikmaking van de genoemde criteria kunt verheffen tot een juridische grondslag, die tot gerechtelijke uitspraken kan leiden die parlementen met een budgetrecht overrulen. Als dat niet fundamenteel, substantieel of ingrijpend is dan weet ik het niet meer. arie van der hek Lid van de Commissie van Wijzen Kennis en Innovatie, lid van de Advies Raad Healthy Ageing, research fellow bij de wbs Was Rutte maar de nieuwe Van Houten De linkse beweging heeft het moeilijk anno In Nederland regeert sinds oktober 2010 de meest rechtse regering sinds decennia. Ook internationaal heeft de progressieve beweging te kampen met tegenwind. Obama vecht tegen felle Republikeinse tegenstand, in Europa vallen linkse regeringen één voor één om in Griekenland, Spanje, Portugal. Waar is het linkse, progressieve geluid? De oppositie in Nederland is flets. De PvdA van Cohen is onzichtbaar. In de financieel-economische crisis komt Ronald Plasterk weliswaar prominent in beeld, een heldere keuze maakt hij niet. Groen- Links-fractievoorzitter Jolande Sap maakte wel een heldere, zij het omstreden keuze in de kwestie Kunduz, maar leek daarna van het toneel te zijn verdwenen. sp-leider Emile Roemer is de werkelijke oppositieleider. Hij laat een consequent links geluid horen, zoals dat vroeger van de PvdA kwam. Ik ben een voorstander van de Europese Unie en de steun aan de Grieken en heb daarom moeite met de anti-europa-standpunten van de sp. Maar de socialisten hebben wel gelijk dat ze strijden tegen de almacht van banken, verzekeraars en politici. Het doet denken aan de situatie eind negentiende eeuw, zoals Marie-Anne de Harder die beschrijft in haar onlangs verschenen proefschrift Albertinus van der Heide ( ), Rode dominee tussen pastoraat en parlement. In het Nederland van de Industriële Revolutie was de situatie van de arbeiders dramatisch. Niet alleen socialisten zagen dat, ook vooraanstaande liberalen als Van Houten zorgden er met bijvoorbeeld het Kinderwetje (1874) voor dat de ellende van de arbeiders enigszins werd verlicht. Maar Van Houtens motieven waren niet alleen altruïstisch hij begreep dat als de situatie van de arbeiders nog meer zou verslechteren ze geen nut meer zouden hebben voor hun werkgevers. Anno 2011 zou een nieuwe Van Houten op zijn plaats zijn: een vvd-er die zijn liberale principes weliswaar niet uit het oog wil verliezen, maar die ook naar de noden van de arbeiders kijkt. Premier Rutte zou, als vertegenwoordiger van de sociaalliberale stroming, die rol heel goed kunnen uitvoeren. Hij laveert tot op heden zijn minderheidskabinet bekwaam door de economische stormen. De Harders boek schudde mij wakker. Natuurlijk hebben de arbeiders het in de vroege eenentwintigste eeuw veel beter dan anderhalve 5

4 interventie eeuw geleden. De sdap en later de PvdA hebben goed werk gedaan. Drees en Den Uyl hebben zich ingezet voor de gewone man en een goed sociaal stelsel opgebouwd. Het heeft er echter alle schijn van dat rechts dat stelsel stap voor stap afbreekt. Maar niet alleen conservatieve politici dragen verantwoordelijkheid. Met Wim Kok heeft de PvdA haar ideologische veren afgeschud, en daarmee ook haar traditionele achterban van zich vervreemd. Wouter Bos heeft dat niet veranderd. De beide Paarse kabinetten bestonden weliswaar uit de historische combinatie PvdA en vvd, maar de facto werd daarmee een rechtse lijn ingezet. De overheid heette bureaucratisch en inefficiënt, de markt was flexibel en modern. Van ziektekosten tot transport, van cultuur tot het sociale stelsel overal regeren de wetten van de markt nu. Onlangs nog met het voorstel van staatssecretaris van Financiën Weekers om mensen de kosten van medische handelingen mee te delen. De basisverzekering wordt elk jaar duurder, maar je krijgt er minder voor. Minder waar voor meer geld. Kennelijk is dat kapitalisme anno jan buruma Oost-Europa-publicist 6

5 De bank moet de samenleving dienen De veelgehoorde roep om de zakenbanken af te splitsen van de nutsbanken is logisch, maar niet zonder meer een werkbare en zeker geen eenvoudige optie, laat Wim Boonstra zien. Bovendien: elke vorm van bankieren is risicovol. Maar er zijn wel degelijk mogelijkheden om onze banken stabieler te maken. wim boonstra In de nasleep van de financiële crisis uit , die als hoogtepunt had de ineenstorting van de zakenbank Lehman Brothers, wordt gezocht naar wegen om het bankwezen stabieler te maken. Een van de veel aangedragen opties betreft de mogelijke splitsing van banken in een nutsdeel en een risicodeel. Ook de in 2009 ingestelde parlementaire commissie-de Wit heeft een aanbeveling gedaan om nuts activiteiten af te schermen van zakenbankactiviteiten. Op deze wijze wil men bewerkstelligen dat spaargeld dat onder het deposito garantiestelsel valt geen risico loopt als gevolg van de zakenbankactiviteiten van een bank. Met nutsactiviteiten wordt dan gedoeld, althans dat is mijn interpretatie, op het bankieren ter ondersteuning van de reële economie. Als de term zakenbank wordt Over de auteur Wim Boonstra is Chief Economist bij de Rabobank Utrecht, en docent Geld- en bankwezen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Dit artikel schrijft hij op persoonlijke titel. Het weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs de visie van hetzij de Rabobank, hetzij de vu. Noten zie pagina 14 gebruikt, dan wordt gedoeld op de zogeheten investment banks. Deze invalshoek is zonder meer het overwegen waard. Lehman Brothers was immers een toonaangevende zakenbank en het was de verwevenheid van deze bank met de rest van het financiële bestel die de crisis werkelijk deed ontsporen. Het isoleren van de naar hun aard risicovolle zakenbankactiviteiten van de gewone banken lijkt dan ook een logische en nuttige stap. In dit artikel zal worden getracht daar invulling aan te geven. Tegelijkertijd passen al meteen twee waarschuwingen. Ten eerste is al het bankieren, ook het nutsbankieren, naar zijn aard risicovol. Veel financiële crises in het verleden vonden hun oorsprong in het nutsbankieren. Denk aan de Amerikaanse savings and loan-crisis uit het begin van de jaren negentig, de crisis rond de Nederlandse hypotheekbanken (beginjaren tachtig) of zelfs de start van de huidige crisis op de Amerikaanse markt voor subprime hypotheken. Ten tweede blijkt het op het oog eenvoudige onderscheid tussen nutsbankieren en zakenbankieren in de praktijk niet zo eenvoudig te maken te zijn. 7

6 8 Wim Boonstra De bank moet de samenleving dienen waarom risicovrij bankieren niet bestaat Om maar meteen met de deur in huis te vallen: risicovrij bankieren bestaat niet. Het risico van wanbetaling door een debiteur (geldlener) is nu eenmaal inherent aan kredietverlening (debiteurenrisico). Het bij elkaar brengen van de wensen van debiteuren (die zekerheid willen over de beschikbaarheid van hun krediet op de lange termijn) en crediteuren (onder andere spaarders, die direct over hun spaargeld willen kunnen beschikken), leidt tot liquiditeitsrisico s. Tevens staat een bank voortdurend bloot aan renterisico, omdat bijvoorbeeld het rendement op spaargeld is gebaseerd op geld met een korte looptijd, terwijl de rentetypische looptijd van bijvoorbeeld een hypotheek juist erg lang is. Al deze risico s vloeien rechtstreeks voort uit het invullen van de kerntaak van een gewone bank: het ondersteunen van de reële economie met rechttoe rechtaan kredietverlening. Het beheer van deze risico s vormt de kern van het bankbedrijf. Deze risico s kunnen fors zijn en kunnen dus leiden tot wezenlijke financiële crises. Veel van de banken die in de recente (euro)crisis met verliezen worden geconfronteerd, lijden deze verliezen op veilig geacht staatspapier dat zij uit hoofde van hun liquiditeitsbeheer aanhielden. Obligaties die nu als risicovol worden beschouwd kenden onder het toezichtsregime (Basel i) een risicoweging van nul procent. Dat betekende dat er geen eigen vermogen tegenover hoefde te worden aangehouden. Vastgoedfinanciering, dat zeer zeker als klantgedreven kan worden aangemerkt, is een van de meest risicovolle vormen van bankieren. Maar ook als het misgaat met een afgesplitste zakenbank kan de reële economie worden geschaad. Afsplitsing kan namelijk niet voorkomen dat, als zo n zakenbank in problemen komt, grote ondernemingen, pensioenfondsen, verzekeringsinstellingen en beleggingsfondsen daaronder lijden. Voor de burger betekent dit een bedreiging van de werkgelegenheid, een hogere premie voor zijn verzekering, korting op zijn pensioen en/of verlies van financiële reserves. Een omvallende zakenbank kan, al is het alleen maar via het vertrouwenskanaal, tot grote schade leiden. Rond de crisis zagen toezichthouders zich dan ook genoodzaakt om zakenbanken te redden via een geforceerde fusie met een gewone bank of, zoals in ons land, door ze toegang tot het depositogarantiestelsel (dgs) te geven. Die reflex is dus volledig de andere kant op dan de afsplitsing die nu door velen wordt voorgesteld. Een terugkeer naar een traditionele vorm van bankieren staat ook op gespannen voet met de macro-economische omstandigheden. Zou bijvoorbeeld worden besloten dat nutsbanken zich uitsluitend dienen te beperken tot het aantrekken van spaargelden, het verstrekken van leningen en het afwikkelen van het betalingsverkeer, Ook als het misgaat bij afgesplitste zakenbanken, kan de reële economie worden geschaad dan blijkt in ons land al snel dat er onvoldoende spaargeld beschikbaar is. Dat lijkt paradoxaal, gegeven ons nationale spaaroverschot (overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans). Een groot deel van ons spaaroverschot ligt echter vast in contractuele besparingen bij pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Die middelen staan dus niet ter beschikking van banken in de vorm van spaargeld. In ons land zijn de zogeheten vrije besparingen duidelijk geringer dan de uitstaande kredieten. Nederlandse banken hebben daardoor, nog meer dan dat in andere landen het geval is, de kapitaalmarkt nodig om een van hun belangrijkste kernfuncties te kunnen uitoefenen: het financieren van de Nederlandse huishoudens en bedrijven. Afgezien van het feit dat risicovrij bankieren niet bestaat, is het dus nog eens zo dat een nauwe definitie van nutsbankieren in ons land niet mogelijk is.

7 Wim Boonstra De bank moet de samenleving dienen buitenlandse voorbeelden van splitsing Zowel in de Verenigde Staten als in het Verenigd Koninkrijk zijn initiatieven ontplooid om aan een gewenste splitsing van de nuts- en zakenbankactiviteiten invulling te geven. Beide initiatieven, respectievelijk de zogeheten Volcker Rule (vs) en het Vickers-rapport (vk) beogen via een afsplitsing en/of afscherming van retail- en zakenbankieren een stabieler financieel stelsel te creëren. 1 Bij bestudering van deze rapporten moet in ogenschouw worden genomen dat deze in een andere institutionele context tot stand zijn gekomen dan de onze. De Angelsaksische systemen zijn overwegend market-based veel financieringen lopen al of niet via securitisaties via de financiële markten. Daardoor zijn er ook grote zakenbanken actief. Het traditionele bankieren is er relatief klein. Continentaal Europa kent daarentegen, net als Japan, meer een bankbased stelsel. Ook Nederland kent daardoor, anders dan het vk en de vs, geen grote banken met dominante zakenbankactiviteiten. Dat betekent ten eerste dat de uit het zakenbankieren voortvloeiende risico s bij ons relatief gezien sowieso al minder groot zijn, en dat afsplitsing daarvan minder stabiliteitswinst zal opleveren. Ten tweede betekent dit ook dat, mochten banken worden gedwongen hun zakenbankactiviteiten af te stoten en onder te brengen in aparte eenheden, deze eenheden naar alle waarschijnlijkheid te klein zullen zijn om zelfstandig te blijven voortbestaan. Vickers Het Britse Vickers-rapport voorziet in een ver doorgevoerde ontvlechting van financiële instellingen. Daarbij worden de retailbanken zwaar gekapitaliseerd en vergaand afgeschermd van alle grootzakelijke activiteiten. Deze splitsing heeft grote implicaties, maar deze zijn voor het Britse bankwezen zelf aanmerkelijk kleiner dan dat zij voor Nederlandse banken zouden zijn. In Vickers wordt expliciet gezocht naar een manier om de Britse retailbanken minder risicovol te maken en tegelijkertijd de concurrentiepositie van Londen als financieel centrum niet te schaden. De afgesplitste zakenbankactiviteiten zijn in het Verenigd Koninkrijk zonder meer grootschalig genoeg om internationaal concurrerend te zijn. Tevens wordt het voor buitenlandse partijen aanmerkelijk moeilijker om in het Verenigd Koninkrijk te bankieren. Nederland kent, anders dan het vk en de vs geen grote banken met dominante zakenbankactiviteiten Het Vickers-rapport kent dan ook een protectionistische insteek. Zouden de aanbevelingen van Vickers in ons land onverkort worden nagevolgd, dan ontstaat de situatie dat Nederlandse banken hun (middel)grote zakelijke klanten al snel niet meer zouden kunnen bedienen. De afgesplitste activiteiten, kleinschalig als zij al zijn, zullen hapklare brokjes zijn voor buitenlandse (Angelsaksische) partijen. Het grotere Nederlandse bedrijfsleven zou daarmee vrijwel geheel afhankelijk worden van buitenlandse (zaken)banken voor veel van de dienstverlening. Dat is niet wenselijk. De gebeurtenissen in 2008 hebben juist laten zien dat het, zeker in tijden van crisis, van belang is dat een voldoende groot deel van het bankwezen een nationale oriëntatie heeft. Voor de Rabobank Groep zou implementatie van het Vickers-rapport in Nederland tot gevolg hebben dat zij verregaand zou desintegreren. De lokale Rabobanken zouden namelijk een groot deel van hun centrale instelling, Rabobank Nederland (inclusief Rabobank International) niet meer mogen garanderen, waarmee hun belangrijkste bron van kapitaalmarktfinanciering zou wegvallen. Het is namelijk Rabobank International dat, gebruikmakend van de kruiselingse garantie (en de hoge rating) van de Rabobank 9

8 10 Wim Boonstra De bank moet de samenleving dienen Groep, de lokale banken in een belangrijk deel van hun financieringsbehoefte voor hun kernbedrijf voorziet. Met de desintegratie van de Rabobank zou ook een belangrijke steunpilaar onder het depositogarantiestelsel wegvallen. Een ingrijpende opsplitsing van banken naar het model van Vickers zou in ons land al met al leiden tot forse maatschappelijke kosten. Schaalvoordelen en synergie zouden verloren kunnen gaan. Dat betekent verlies van banen, krimp in de kredietverlening, verhoogde afhankelijkheid van het buitenland en verlies aan economische slagkracht. Volcker De Amerikaanse Volcker Rule, onderdeel van de Dodd-Frank Act (2010), staat in de traditie van de Glass-Steagall Act uit In zekere zin kan de Volcker Rule worden gezien als een moderne variant van de Glass-Steagall Act. Anders dan veelal wordt gedacht, betekende de Glass- Steagall Act geen volledige scheiding van retailen zakenbankieren. Onder de Glass-Steagall Act was er evenmin een scheiding van retailbanken en zakenbanken Onder de Glass-Steagall Act mochten zakenbanken geen retailproducten aanbieden, noch mochten zij retaildeposito s aantrekken. Omgekeerd was het aan retailbanken daarentegen wel toegestaan om in beperkte mate bepaalde zakenbank activiteiten aan te bieden, mits deze ten dienste stonden aan het klantbedrijf (de reële economie ). De Volcker Rule heeft vooral tot gevolg dat een retailbank geen handel voor eigen rekening mag verrichten en slechts in zeer beperkte mate hedgefonds mag financieren en betrokken mag zijn bij private equity. Een aan de huidige tijd aangepaste versie van de Glass-Steagall Act biedt in tegenstelling tot het Vickers-rapport mijns inziens wel goede handvatten voor op ons land toegepaste wet- en regelgeving. Daarom zal ik in het vervolg van dit artikel nader ingaan op de vraag hoe de scheidslijnen tussen de verschillende bankactiviteiten zouden kunnen lopen. het minimaliseren van risico s Er heerst in de maatschappij en bij de politiek een hoge mate van consensus over dat de diensten en producten die een bank aanbiedt ten dienste moeten staan van de klant en de samenleving. Dit geldt in ieder geval voor banken die systeemrelevant zijn en/of die onder dekking van het depositogarantiestelsel vallen. De risico s die een dergelijke bank bij het uitoefenen van haar taken onvermijdelijk loopt moeten tot hanteerbare proporties worden teruggebracht, op verantwoorde wijze worden beheerd en uiteindelijk worden gedragen door de vermogensverschaffers en niet door de belasting betaler. Zie het kader op p. 11 voor een overzicht van de lijnen waarlangs de diensten en producten die een dergelijke bank zou moeten aanbieden, kunnen worden gedefinieerd. Ten aanzien van de risico s die onherroepelijk samengaan met financiële transacties, zou een systeemrelevante bank de volgende grondhouding moeten aannemen: > De bank moet voorkomen dat onnodige risico s worden gelopen. Omdat een systeembank meer verantwoordelijkheden draagt dan een gewone onderneming waarmee wordt bedoeld dat een dergelijk bedrijf gewoon failliet kan gaan zonder grootschalige maatschappelijke impact mag zij niet uitsluitend door winstmaximalisatie worden gedreven. Risicovolle, niet-klantgedreven activiteiten moeten niet worden aangeboden. Het beloningsbeleid moet goed bankierschap ondersteunen. > De bank moet de mogelijkheid hebben om de risico s die voortvloeien uit hun klantgedreven activiteiten te beheren, daarbij gebruikmakend van alle relevante instrumenten. Dit betekent bijvoorbeeld dat een bank

9 Wim Boonstra De bank moet de samenleving dienen Hoe ziet een bank eruit die ten dienste staat van de klant en de samenleving? > Een dergelijke bank heeft als eerste taak om de meest basale financiële producten aan te bieden: het aantrekken van spaargeld, het verstrekken van leningen, het uitvoeren van het betalingsverkeer en het afwikkelen van effectentransacties. > Een dergelijke bank helpt klanten bij het beheer van risico s denk bijvoorbeeld aan het beheren van valutarisico s voor importeurs en exporteurs en het beheersen van de gevolgen van schommelingen in de rente en/of grondstofprijzen. Deze risico s spelen een aanzienlijke rol in ons internationaal opererende bedrijfsleven. Daarom moeten banken ook afgeleide producten (derivaten), zoals rente- en valutaswaps, kunnen aanbieden. Alleen met gebruikmaking van een langjarige renteruil kan een bank bijvoorbeeld een ziekenhuis of een mkb-ondernemer een veeljarige vaste rente bieden. Ook voor het beheer van hun eigen risico s, zoals het renterisico, hebben banken derivaten nodig. Zonder de mogelijkheid tot het aanbieden van derivaten wordt de stabiliteit van het stelsel als geheel fors geschaad. > Een dergelijke bank moet ook diensten aanbieden ten behoeve van het internationaal opererende bedrijfsleven. In Nederland is niet alleen het grootbedrijf internationaal georiënteerd, maar geldt dat ook voor aanzienlijke delen van het Midden- en Kleinbedrijf. Dit betekent dat Nederlandse bedrijven wereldwijd behoefte hebben aan krediet (in de meest uiteenlopende verschijningsvorm, waaronder leasing). Naast derivaten moeten diensten in alle relevante valuta kunnen worden geboden. Ook moeten wereldwijd betaaldiensten kunnen worden aangeboden. Uitgaande van voortschrijdende globalisering en een verdere verdieping van de Europese integratie zullen internationale diensten alleen maar belangrijker worden. > Een dergelijke bank moet ook het grootbedrijf en andere financiële instellingen bedienen. Het grotere bedrijfsleven trekt een niet onaanzienlijk deel van zijn financiering direct aan op de financiële markten en daarbij heeft het de ondersteuning nodig van grote banken. 2 Die ondersteuning betreft advisering en hulp bij de uitgifte van eigen vermogen en/of schuldpapier (inclusief het onderhouden van de markt in de uitgegeven effecten). Ook moeten grote banken in staat zijn om als tegenpartij op te treden voor andere financiële partijen, zoals kleine banken, verzekeraars en pensioenfondsen. > Een dergelijke bank moet de reguliere kredietverlening financieren en moet daarom in staat blijven om vreemd vermogen aan te trekken bij professionele partijen op de internationale geld- en kapitaalmarkten. Dat vereist maatwerk en de mogelijkheid om de secundaire markt in het zelf uitgegeven schuldpapier te kunnen onderhouden. > Een dergelijke bank moet aan vermogensadvies doen, maar niet per se aan het beheer van vermogen. Het geven van financieel advies is klantgedreven, draagt voor de bank zelf bij aan een vanuit stabiliteitsoogpunt wenselijke diversificatie van de inkomstenbronnen en werkt niet noemenswaardig verhogend op het risicoprofiel van de bank. Sommige banken hebben momenteel ook hun eigen vermogensbeheerder. Hoewel deze niet direct bijdraagt aan de financiële risico s die een bank loopt (het beleggingsrisico ligt immers bij de beleggers zelf ) is deze situatie toch misschien minder wenselijk. Er kan sprake zijn van reputatieschade en het kan twijfel zaaien over de onafhankelijkheid van het beleggingsadvies. Daarom kan het feitelijke vermogensbeheer beter op afstand worden gezet of worden uitbesteed aan derden. > Een dergelijke bank heeft tot taak het beheren van de liquiditeiten, inclusief uitzettingen op de interbancaire geldmarkt. 11

10 12 Wim Boonstra De bank moet de samenleving dienen renteswaps moet kunnen inzetten om haar renterisico te beperken. > De bank moet krachtige liquiditeits- en vermogensbuffers opbouwen om klappen op te vangen. Ten eerste zijn sterke buffers goed voor het vertrouwen, en hebben ze dus een preventieve werking. Ten tweede zijn ze nodig om in tijden van crisis de stress te doorstaan. Ten derde moet de bankbalans zo zijn vormgegeven dat, mocht het onverhoopt niet goed gaan, de belastingbetaler zo lang mogelijk buiten schot blijft. Ten aanzien van de buffers moet onderscheid worden gemaakt tussen liquiditeits- en vermogensbuffers. Liquiditeit is nodig om uitstroom van spaargeld op te vangen. Naast het aanhouden van voldoende liquiditeiten van afdoende kwaliteit dat wil zeggen kortlopend papier met de hoogste kredietwaardigheid, maar geen gestructureerde producten vergt dit ook het inperken van de looptijdtransformatie (het meer in overeenstemming brengen van de looptijd van activa en passiva). Vermogensbuffers zijn bedoeld om verliezen op te vangen. Zowel wat betreft de liquiditeits- als vermogensbuffers biedt het vernieuwde toezichtkader (Basel iii) voldoende handvatten en voldoende hoge eisen. Ook het beloningsbeleid en de governance worden in de nieuwe regelgeving adequaat geadresseerd. Systeemrelevante banken zouden moeten worden verplicht om tot een nader te bepalen percentage van hun vreemd vermogen schuldinstrumenten uit te geven die in tijden van stress worden omgezet in risicodragend (eigen) vermogen (het zogeheten contingent capital, ofwel coco s). inperken en afstoten van activiteiten Activiteiten van banken die uitsluitend dienen om de winstgevendheid te vergroten, maar die niet worden gedreven door het klantbelang, zouden niet onder de expliciete garantie van het deposito garantiestelsel en de impliciete garantie van de overheid moeten vallen. Systeembanken zouden zich daarom niet meer bezig moeten houden met niet-klantgedreven activiteiten die een hoog (potentieel) rendement koppelen aan een hoog risico. Dit betekent boven alles dat de handel in effecten uitsluitend voor eigen rekening dient te worden afgestoten. Dit verbod geldt uiteraard ook voor de handel voor eigen rekening in derivate producten. Bij het beheer van de liquiditeiten dient de bank niet meer te beleggen in risicovolle instrumenten, zoals gestructureerde producten. Met deze twee ingrepen kan het risicoprofiel van een bank in principe aanmerkelijk worden verbeterd. Daarbij past dan wel de kanttekening dat de uitwerking in de praktijk weerbarstiger zal zijn dan het op het eerste gezicht lijkt. Bij elk product of elke dienst zal steeds weer de vraag moeten worden gesteld: wat is de toegevoegde waarde (voor klant en bank) en wat doet het met het risicoprofiel van de bank? Verder moeten de financiële banden tussen banken en financiële partijen met een duidelijk hoger risicoprofiel zoveel mogelijk worden doorgeknipt. Zo zouden banken die onder het deposito garantiestelsel vallen, kunnen worden gedwongen om hun private equity-activiteiten beduidend in te perken of af te stoten. Waarbij overigens wel de kanttekening past dat private equity ook een rol speelt bij de financiering van de reële economie, en bijvoorbeeld voor innovatieve starters van levensbelang is. Als de rol van systeembanken hier vanuit stabiliteitsoogpunt wordt ingeperkt, moet dus op een andere manier in deze financieringsbehoefte worden voorzien. Ook het financieren van hedgefonds zou voor een systeembank niet meer moeten worden toegestaan. En het lijkt wijs dat banken die een eigen vermogensbeheerder kennen deze trachten te verkopen (zie kader). Tot slot zou een halt moeten worden toegeroepen aan het cascaderen van gestructureerde producten. Daarmee wordt gedoeld op het fenomeen dat gestructureerde producten (zoals collaterized debt obligations; cdo s) zelf weer

11 Wim Boonstra De bank moet de samenleving dienen worden gestructureerd (cdo-square). Op deze wijze worden de onderliggende kasstromen volledig aan het oog onttrokken, wat deze producten tot uiterst risicovolle vehikels maakt. Leuk voor het casino, maar niet voor een degelijk bankwezen. Het gebruik van securitisaties (het vermarkten van verstrekte leningen) moet daarentegen wel mogelijk blijven. Daarbij moet de leningverstrekker wel een substantieel ( premier ) risico op de De hebzucht van bankiers was niet wezenlijk anders dan die van de spaarders die hun geld massaal bij Icesave stalden eigen balans houden. Het gebruik van securitisaties is zeer belangrijk om toegang tot bijvoorbeeld de Nederlandse markt voor hypotheken laagdrempelig te houden. Dat bevordert de concurrentie en is in beginsel goed voor de consument. regels voor financiële producten Het financiële stelsel is volop in beweging. Bij voortduring worden er nieuwe producten en diensten ontwikkeld, waarbij telkens weer de vraag zal rijzen of dergelijke producten wel of niet voldoen aan het criterium dat zij vooral het klantbelang dienen en of de risico s die daarbij horen voor een systeembank verantwoord zijn. Een bijkomende en zeer belangrijke vraag is daarbij welk product aan welke bank kan worden verkocht. Een zogeheten steepener is bijvoorbeeld een product dat voor een professionele belegger met een grote portefeuille vastrentende leningen zeker waarde kan toevoegen, maar dat voor een niet-professionele belegger veel te risicovol kan zijn. Een goed vormgegeven zorgplicht, die door banken goed wordt nageleefd en waarop tevens een degelijk toezicht wordt gehouden is dus van groot belang. In dit kader kan worden overwogen een raad in te stellen, te bemannen door toezichthouders, bankiers en onafhankelijke financieel specialisten, die bindende regels uitbrengt ten aanzien van zowel de nieuwe als de bestaande producten en diensten die een systeembank mag voeren. Ook moet deze raad regels uitvaardigen ten aanzien van de vraag aan welke klanten welke producten en diensten mogen worden aangeboden. Deze laatste regels moeten uiteraard voor alle banken gelden. de macht van hebzucht Het is duidelijk dat met de opgesomde maatregelen en een krachtdadig optreden van de toezichthouders een groot aantal van de debacles van de jongste jaren voorkomen hadden kunnen worden. De discussie omtrent het afsplitsen van risicovolle activiteiten van systeemrelevante banken en/of banken die onder het depositogarantiestelsel vallen, moet uiteraard in een bredere context worden bezien. Want er worden al veel meer maatregelen getroffen, waaronder invoering van het nieuwe toezichtkader Basel iii. Dit nieuwe kader behelst onder meer aanmerkelijke hogere solvabiliteitsvereisten en een vermindering van de looptijdtransformatie (banken moeten de looptijd van hun uitzettingen en hun funding meer met elkaar in overeenstemming brengen). Ook de lopende discussie over de beloningsstructuur zal uiteindelijk leiden tot beloningsstructuren die minder prikkels zullen bevatten die risicovol gedrag in de hand werken. Dit alles tezamen zal zeker bijdragen aan een stabieler bankwezen. Toch past nog een waarschuwing. Hoewel banken een grote rol hebben gespeeld bij het ontstaan en uit de hand lopen van de crisis, vormden zij zeker niet de enige oorzaak. De hebzucht van bankiers was niet wezenlijk anders dan die van de spaarders die, aangemoedigd door de consumentenbond en dergelijke organisaties, hun spaargeld massaal voor een kwartje meer naar de dubieuze bank Icesave brachten. Of de beleggers die, aangetrokken 13

12 Wim Boonstra De bank moet de samenleving dienen door voorgespiegelde volstrekt onrealistische megarendementen hun geld in diverse zogeheten vermogensversnellers hebben gestopt. En dan hebben we het nog niet gehad over de aandeelhouders van Fortis die als lemmingen hun bestuur achterna renden de financiële afgrond in. Hebzucht is een groot maatschappelijk probleem dat nog lang niet is opgelost. Literatuur Boonstra, W.W. (2011), Hoe verder met het bankwezen? Wat kunnen banken, toezichthouders en politici leren uit de crisis?, in Becker, F., M. Hurenkamp en P. Kalma (red.), Lessen uit de crash. Een antwoord op de financiële crisis, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam Independent Commission on Banking (Vickers, 2011), Final report, September 2011 Dodd-Frank Act Wall Street Reform and Consumer Protection Act, January Noten 1 Vickers (2011), Dodd-Frank Act (2010). 2 Merk op dat deze ondersteuning ook door zakenbanken kan worden gedaan. Maar dan moeten er wel genoeg aanwezig zijn om een concurrerende markt voor zakenbankieren te kunnen bewerkstelligen. 14

13 De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie Hoe wordt het debat over de eurocrisis door sociaal-democraten in Europa gevoerd? Die vraag proberen Annelies Pilon en Jan Marinus Wiersma te beantwoorden met een zoektocht door websites, nota s en verslagen van zusterpartijen en van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten. Is er een eensluidende visie op een oplossing? annelies pilon & jan marinus wiersma De voorpagina s stonden de afgelopen maanden vol met berichten over de eurocrisis. Wat opvalt is dat het debat in de kranten volledig wordt gedomineerd door rechtse politici. Waarom ontbreekt een duidelijk sociaal-democratisch geluid? Om dat te achterhalen ondernamen we een zoektocht naar het Europese sociaal-democratische verhaal bij de eurocrisis. Dat leverde minder op dan verwacht. We stuitten op veel communiqués van partijbesturen en citaten van woordvoerders, maar kwamen weinig diepgravende analyses of uitgewerkte voorstellen tegen om uit de eurocrisis te geraken of om een herhaling daarvan te voorkomen. Met enkele uitzonderingen gelukkig: de Friedrich Ebert Stiftung (fes) verbonden aan de Duitse spd, het in Groot-Brittannië gevestigde Policy Network Over de auteur Annelies Pilon en Jan Marinus Wiersma zijn respectievelijk coördinator van het wbs Europafonds en fellow bij de wbs Noten zie pagina 22 waarmee de Wiardi Beckman Stichting nauw samenwerkt, en de website Social Journal Europe besteden veel aandacht aan de eurocrisis. We hebben vooral gezocht naar uitlatingen van verantwoordelijke sociaal-democratische politici en publicaties van onderzoekers die in meer of mindere mate verbonden zijn aan de genoemde instellingen. Ons onderzoekje mag niet representatief genoemd worden voor alle Europese sociaal-democratische partijen. Verklaringen van de Partij van de Europese Sociaaldemocraten (pes) laten veel vragen onbeantwoord. Dat maakt dat de nadruk enigszins is komen te liggen op Duitsland en Frankrijk, ook omdat deze landen bepalend zijn voor de aanpak van de eurocrisis. In onze analyse gaan we in op de dilemma s waarmee sociaal-democratische partijen te maken hebben, de kritiek die zij uiten op het beleid van de overwegend rechtse regeringen, de rol van de banken in deze crisis, de richting waarin de oplossing gezocht moet worden, 15

14 Annelies Pilon & Jan Marinus Wiersma De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie 16 de hervorming van de Europese Unie en het hiermee verbonden democratische tekort. Er zijn nauwelijks sociaal-democratische politici of intellectuelen te vinden die pleiten voor het opheffen of opsplitsen van de eurozone, maar voor onmogelijk worden deze opties niet gehouden. Bij het ter perse gaan van dit nummer van s&d, bestond de eurozone nog. Maar dat we ons gedwongen voelen dat te melden, geeft wel aan hoe precair de situatie is. europees denken De bankencrisis uit 2007/2008 leidde wereldwijd tot felle kritiek op het financiële stelsel en het neoliberale marktdenken dat daar achter steekt. Een uitgelezen kans om punten te scoren voor sociaal-democraten zou men denken. Helaas lukte dat niet. Nergens in Europa wisten sociaal-democraten een grote electorale winst te boeken en het mobiliserend potentieel van de crisis te benutten, zo bleek bij de Europese verkiezingen van Ernst Hillebrand en Gero Maaß van de Friedrich Ebert Stiftung typeren de zwakte van de sociaal-democratie met de volgende steekwoorden: medeverantwoordelijk voor de liberalisering van de markten, fatalistisch, niet opgewassen tegen het dominante marktdenken en kwetsbaar in het licht van de kritiek op de big society. 1 Jon Bloomfield stelt op de website van Social Journal Europe dat de Europese sociaal-democratie berust in de monetaristische oplossingen die door rechts worden aangedragen. Hij pleit voor een coherente uitdaging van de mantra s van het Duitse financiële establishment en de Europese Centrale Bank (ecb). Wanneer gaan Hollande, Gabriel en Miliband elkaar ontmoeten om een gezamenlijk programma uit te werken? 2 Volgens Gerassimos Moschonas (Panteion Universiteit Athene) kwam de pes weliswaar met enkele goede alternatieve voorstellen voor een bredere aanpak van de financiële crisis (regulering van de markt, financiële transactiebelasting, Europees stabilisatiefonds waarover later meer), maar slaagde zij er niet in de nationale partijen rond deze ideeën te verenigen. 3 Stefan Collignon (politiek econoom, onder meer verbonden aan de London School of Economics) verklaart dit door erop te wijzen dat de sociaal-democratie het verlies van nationale soevereiniteit op sociaaleconomisch gebied aan Europa (nog) niet heeft weten op te vangen door een beter samenspel op het Europese niveau. 4 Er bestaan grote meningsverschillen onder sociaaldemocraten over de aanpak van de eurocrisis Een pijnlijk recent voorbeeld van dergelijke discrepanties waren de reacties op het voorstel van de Griekse minister-president (en pes-partijgenoot) Georgios Papandreou om een referendum te houden over het Griekse steunpakket. Terwijl Poul Nyrup Rasmussen (pes-voorzitter) iedereen opriep de Griekse sociaal-democratische partij pasok te steunen bij het referendum, verklaarde Ronald Plasterk in de Tweede Kamer dat de PvdA in ieder geval niet met het pakket kon instemmen zolang het referendum niet van tafel was. Olaf Cramme (Policy Network) omschrijft het social-democratisch dilemma als volgt: Whereas in the past nation-state social democracy could deploy the full range of macro- and micro-economic instruments to tame rampant capitalism, it is nowadays limited to prioritising supply-side reforms and fighting a rather defensive struggle to maintain existing levels of social security and welfare. 5 De sterke nationale oriëntatie van de meeste sociaal-democratische partijen is niet nieuw Europees denken is, anders dan een eeuw geleden, niet hun sterkste kant maar het is niet alleen een kwestie van attitude. Er bestaan grote meningsverschillen over de aanpak van de eurocrisis.

15 Annelies Pilon & Jan Marinus Wiersma De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie het beleid van rechtse regeringen weerleggen Over de oorzaken van de crisis zijn de meeste sociaal-democraten en progressieve analisten het wel eens: er zijn in de loop der jaren te veel barrières weggenomen om ruim baan te geven aan financiële markten en de monetaire unie functioneerde niet goed. Deze vorm van negatieve integratie is vervolgens onvoldoende gecompenseerd met vormen van positieve integratie zoals controle van de markten, het aanpakken van freerider-gedrag, het bestrijden van ongelijkheid en andere vormen van sociaal beleid. En dit wreekt zich nu. 6 Het Groei- en Stabiliteitspact (gsp) heeft de crisis niet kunnen voorkomen. In het geval van Griekenland was er te weinig toezicht en de problemen in Ierland en Spanje te veel lenen in de particuliere sector vielen buiten het bereik van het pact. Die situatie ontstond na invoering van de euro, toen een aantal landen hun rentes ineens fors omlaag zagen gaan, waarmee een binnenlandse boom kon worden gefinancierd. Daarbij ging het vooral om non-tradable-sectoren zoals de bouw. Huizen kun je niet importeren, dus een door goedkope leningen opgefokte vraag leidde tot hogere prijzen en lonen én tot hogere inflatie. Toen die markt instortte werden nationale overheden, die overigens een keurig begrotingsbeleid hadden gevoerd, gedwongen de banken te redden. Daarbovenop kwam de last van de extra financiering om de economische crisis te bestrijden. Het tijdens de groeispurt geleende geld kwam uit landen als Duitsland waar inkomensmatiging, privébesparingen en hogere exporten tot overschotten leidden. De eu (of liever de eurozone) kiest voor symmetrische oplossingen voor asymmetrische problemen: de aangescherpte budgetdiscipline is van toepassing op alle lidstaten, maar de nadruk op de schuldenlanden miskent het probleem van de landen met een overschot op de betalingsbalans. Hun besparingen zijn in het verleden naar de tekortlanden gevloeid en daar tegen relatief lage rente ingezet voor tekortfinanciering (Griekenland) of voor investeringen in de huizenmarkt (Spanje en Ierland). Een gemeenschappelijke verklaring 7 van Sigmar Gabriel (voorzitter spd) en Martine Aubry (voorzitter ps) uit juni 2011 bepleit een correctie hierop door het stimuleren van de binnenlandse bestedingen in de rijkere eu-landen. Deze vorm van kritiek op een te stringent bezuinigingsbeleid Steeds weer wordt gehamerd op het belang van investeren in groei is ook te vinden in een partijleidersdocument van de pes 8 uit 2010, waarin wordt gevraagd om een meer expansief begrotingsbeleid van sparen en uitgeven. Het duurzaam maken van de totale overheidshuishoudingen is ook goed mogelijk door in overschotlanden de belastingen te verhogen via een ecotaks of door een belasting op financiële transacties. Michael Dauderstadt van de fes stelt in een recente publicatie onomwonden dat schulden groei mogelijk maken en besparingen niet. 9 Investeren in groei is een onderwerp dat we vaak tegenkwamen tijdens onze zoektocht naar de visie van sociaal-democraten in Europa. Een fundamentele kritiek op het neoliberale six-pack, een zestal in september door het Europees Parlement aanvaarde wetgevingsvoorstellen voor fiscale discipline en economische coµrdinatie, ontbreekt evenwel. Een ps-lid van het Franse Parlement bekritiseert slechts het technocratische karakter van het Europese semester het jaarlijkse toezicht van de eu op het begrotingsbeleid en economische beleid van de lidstaten en meent dat de Europese Commissie onvoldoende legitimiteit heeft om de lidstaten op hun tekortkomingen aan te spreken. 10 De fractie van socialisten en democraten (S&D) in het Europees Parlement reageerde in september van dit jaar overigens wél kritisch op het six-pack: The reform is an austerity pack 17

16 Annelies Pilon & Jan Marinus Wiersma De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie 18 based on cuts and sanctions that leaves no room for manoeuvre for smart spending and targeted investment. ( ) Without strong growth, member states won t be able to respect their six-pack commitments to cut debt and public deficits. 11 Maar veel meer kritiek hebben we niet kunnen vinden. Dit mag enige verbazing wekken omdat de nieuwe procedures met betrekking tot buitensporige tekorten en buitensporige economische onevenwichtigheden de nationale beleidsruimte verder inperken, zonder dat er op Europees niveau nieuwe instrumenten voor bijvoorbeeld het stimuleren van investeringen en groei zijn bijgekomen, laat staan de introductie van nieuwe verdelingsmechanismen zoals een fiscale unie. De eu kan in economisch opzicht steeds meer als één land worden gezien, maar in politiek opzicht zeker niet. Veelvuldig wordt gewezen op het gebrekkige democratische karakter van de Europese politiek. Europese en nationale parlementen zouden veel meer betrokken moeten worden bij het beleid, zeggen veel sociaal-democraten. Intergouvernementalisme blokkeert het zicht op het algemeen belang van de Unie en houdt daardoor het ontstaan van een Europese loyaliteit tegen. Het probleem wordt breed erkend, maar oplossingen hiervoor hebben sociaal-democratische politici niet voorhanden. Vanuit de Londen School of Economics doen Stefan Collignon en Fritz Scharpf wel voorstellen op sites van sociaal-democratische denktanks, bijvoorbeeld voor een Europese regering die slechts verantwoordelijk is voor de publieke goederen en diensten die alle burgers raken. 12 de banken, ftt, ecb en eurobonds De financiële markten en de banken zijn in het sociaal-democratische discours een populaire kop-van-jut. Er worden radicale veranderingen geëist: ze zouden geen financiële producten meer mogen leveren die niet bijdragen aan de reële economie en zouden geen puur speculatieve doelen meer mogen dienen. 13 En banken moeten meebetalen aan het herstel van de crisis. Het eerder aangehaalde partijleidersdocument van de pes uit 2010 wil credit default swaps en short selling verbieden, een belasting van 0,05% op financiële transacties (het gaat hierbij om miljarden transacties) en een Europees rating agency instellen (zodat we niet meer volledig afhankelijk zijn van de Amerikaanse agencies). In november 2011 stemde het Europees Parlement inderdaad in met een verbod op zeer risicovolle vormen van speculeren op de financiële markten. Het verbod kwam tot stand door een overeenkomst tussen de Europese Raad en het Europees Parlement. De Luxemburger Goebbels, onderhandelaar namens de S&D-fractie, zei over de uitkomst: This legislation on short selling is one of the most important for tackling the euro Nationale parlementen zouden veel meer betrokken moeten worden bij het beleid zone crisis, in particular for discouraging speculation against debts owned by member states. I simply regret that we couldn t reach an agreement sooner. Then, we would have had a much less difficult summer. Naast een verbod op het zogenaamde naked short selling komt er ook een einde aan de mogelijkheid voor het kopen van credit default swaps bijvoorbeeld van Portugal of Griekenland zonder de onderliggende staatsobligaties daadwerkelijk te bezitten, zoals tot nu toe mogelijk was. 14 De Financial Transaction Tax (ftt), de eerder genoemde belasting op financiële handelingen, krijgt inmiddels vrijwel universele steun van sociaal-democratische partijen. Labour aarzelt nog en houdt vast aan de Britse variant dat alleen een mondiale ftt aanvaardbaar is 15, terwijl de Franse socialisten menen dat indien niet alle eu-landen instemmen er een kopgroep gevormd moet worden.

17 Annelies Pilon & Jan Marinus Wiersma De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie spd-leider Gabriel stelde onlangs dat een tweede redding van banken zonder robuuste regulering van de financiële sector voor hem onaanvaardbaar is. De ps eist in ruil voor een eventuele steun aan banken een grotere controle van de overheid op het opereren van de banken. De ps is ook voor een strikte scheiding van retailbanken en zakenbanken. 16 Gabriel (spd) is het daarmee eens. Vrij vertaald uit het Duits: Bij zakenbanken hangen we een bord op waarop staat dat ze niet door de staat gegarandeerd worden. 17 De rol van de Europese Centrale Bank (ecb) is een terugkerend onderwerp, maar van eensgezindheid daarover is geen sprake. Franse socialisten zien in de ecb een lender of last resort met een in principe onbeperkt vermogen tot geldschepping die (net als de Federal Reserve in de Verenigde Staten) geld in de economie kan injecteren. Presidentskandidaat François Hollande vindt dat de ecb landen moet kunnen steunen die ondanks hun begrotingsdiscipline het slachtoffer zijn geworden van speculatie. Buiten Frankrijk wordt deze opvatting niet gedeeld en heeft men er zelfs moeite mee dat de ecb op de secundaire markt leningen van schuldenlanden opkoopt de ecb is er immers voor de prijsstabiliteit en niets anders. Als de ecb rechtsreeks leningen zou verstrekken, dan zou dat neerkomen op het scheppen van nieuw geld, met onherroepelijk inflatie tot gevolg. De opdracht van de ecb is juist om dat tegen te gaan. Het is de rol van het efsf (European Financial Stability Facility, het steunfonds voor in de financiële problemen geraakte eurolanden), zo wordt geredeneerd, om kapitaal aan te trekken op de financiële markten. Hier moet wel aan worden toegevoegd dat de afgelopen maanden een verschuiving waarneembaar is geweest in de opstelling van de meer behoudende sociaal-democratische partijen zoals de spd en de Oostenrijkse sociaaldemocratische partij. Naarmate de crisis zich verdiept, blijken deze toch de mogelijkheid van een meer actieve rol van de ecb niet uit te sluiten. Eurobonds (Europese staatsobligaties ) zijn populair in de Europese sociaal-democratische familie. Het uitgeven van dergelijke leningen door het efsf dat nu veel moeite heeft geld op te halen in de markt zou de rentelasten voor de tekortlanden aanzienlijk omlaag brengen De Franse socialisten zien in de ecb een lender of last resort met een onbeperkt vermogen tot geldschepping en daarmee geld vrijmaken voor economische stimulering. Wel leeft het besef dat het uitgeven van eurobonds pas mogelijk is nadat de budgettaire discipline in de hele eurozone hersteld is. Ook pleiten sommigen voor het uitgeven van deze obligaties tot 60% van de staatsschuld. Daarboven zouden landen gewoon op de markt met de daar geldende rentes moeten lenen. kleinst gemene deler De eurocrisis heeft welhaast onvermijdelijk meer Europese integratie tot gevolg, erkennen de meeste sociaal-democraten. Maar hoe dat precies moet worden vormgegeven, blijft tamelijk vaag. Begrippen als economische regering en fiscale en politieke unie worden regelmatig in de mond genomen, maar worden niet uitgewerkt. Er lijkt hierover binnen de Europese sociaal-democratie geen overeenstemming te bestaan want in pes-verklaringen vindt men weinig over institutionele veranderingen. Hiervoor wezen we al op de Franse kritiek op de rol van de Europese Commissie bij de implementatie van het Europees semester. Hieruit spreekt een voorkeur voor het intergouvernementalisme, die Frankrijk overigens al sinds het begin van de Europese samenwerking heeft. Dat staat haaks op het voorstel van Nederland, en de PvdA, om een eurocommissaris te belasten met het begrotingstoezicht een gedachte 19

18 Annelies Pilon & Jan Marinus Wiersma De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie 20 die mede is ingegeven door wantrouwen ten opzichte van de Europese Raad, die zelf in het verleden heeft bijgedragen aan het afzwakken van de afspraken binnen het Groei- en Stabiliteitspact. François Hollande deelt dit wantrouwen niet en stelt voor dat de voorzitter van de Europese Raad meer macht moet krijgen en dat deze het voorzitterschap van de Europese Commissie en van ecofin moet absorberen. De keuze voor een communautaire of intergouvernementele aanpak is een fundamentele en raakt de kern van de democratische kwestie in Europa. Een andere wezenlijke vraag wordt opgeworpen door spd-er Hans-Joachim Hacker. Is de methode-monnet niet uitgewerkt? Die van stapje voor stapje integreren zonder einddoel. Zijn er niet meer radicale stappen nodig? Hij komt met twee vergaande institutionele ingrepen: een Sociaal Stabiliteitspact (waarin sociale minimumnormen worden opgenomen) en een Betalingsbalanspact (bedoeld om meer evenwicht te brengen tussen landen met overschotten op de betalingsbalans en landen met tekorten). Hacker wil ook een Europees minimumloon én hij wil een Europese werkloosheidsverzekering om asymmetrische schokken binnen de regio beter op te kunnen vangen. De verklaring van een aantal pes-partijleiders op 25 oktober 2011 naar aanleiding van een eurozonetop, kan men zien als de kleinst gemene deler van de opstelling van de Europese sociaal-democraten ten aanzien van de eurocrisis. 18 Daarin worden vier prioriteiten genoemd: > het invoeren van een financiële transactiebelasting > een initiatief om banen te scheppen door het mobiliseren van privébesparingen en een grotere rol voor de Europese Investeringsbank (eib) > het reguleren van de financiële markten > het aanpakken van de rating agencies. De pes wil dat het efsf versterkt wordt, maar niet ten koste van de nationale begrotingen en de belastingbetaler. De voorstellen zijn weinig gedetailleerd en nergens staat hoe ze gerealiseerd kunnen worden. Er wordt geen aandacht besteed aan institutionele vragen, aan het democratische tekort of aan de structurele gebreken van het eurosysteem. In een op 24 november door de Raad van de pes aangenomen verklaring wordt een bedrag genoemd voor een Europees investeringsplan van 210 mrd, gedeeltelijk te financieren met een financiële transactiebelasting. De banken moeten worden aangepakt door het verbieden van bepaalde speculatieve acties en het scheiden van zaken- en spaarbanken. Aanbevolen wordt om te onderzoeken of het efsf door de ecb gefinancierd kan worden en of het mogelijk is eurobonds uit te geven. Het onderlinge toezicht op begrotingen moet versterkt worden maar niet ten koste van het Europese sociaal model en Europa mag zich De keuze voor een communautaire of intergouvernementele aanpak raakt de kern van de democratische kwestie in Europa niet bemoeien met de lonen. En volgens de pes is de bottom line de volgende: We can no longer allow the financial markets to dictate public policy. We are determined to put politics back in the hand of the people. 19 Op de website van de pes staat bij deze verklaring dat de Britse Labour Party zich er niet aan gebonden acht. Tot slot nog een opmerking over de eurotop van 8 en 9 december. De zeventien eurolanden besloten een eigen begrotingspact op te stellen nadat het Verenigd Koninkrijk een verdragswijziging blokkeerde. Daarin worden een wettelijke tekortrem opgenomen en welhaast automatische sancties bij begrotingstekorten. Negen van de tien niet-eurolanden verklaarden in principe bereid te zijn toe te treden tot het nieuwe verdrag dat in maart 2012 op tafel moet liggen.

19 Annelies Pilon & Jan Marinus Wiersma De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie Op de top werd ook besloten tot versterking van de stabilisatiemechanismes voor noodgevallen. Vooral de banken zullen daarover tevreden zijn in de toekomst hoeven zij niet meer mee te betalen aan schuldsanering. Het zal niet verbazen dat met vier sociaal-democratische minister-presidenten in de zaal (waarvan één demissionair), het slotcommuniqué weinig sociaal-democratische wensen bevat geen grotere rol voor de ecb, geen eurobonds, geen financiële transactiebelasting, geen groter noodfonds. conclusie De sociaal-democratische discussie op Europees niveau over de eurocrisis is een afspiegeling van zeventien (of zevenentwintig) nationale discussies die op Europees niveau geen equivalent kennen. Dit vormt ook de inherente zwakte van de pes, die een partij van partijen is en als gevolg van de gehanteerde consensusregel meestal op de kleinst gemene deler uitkomt. Ook is de pes gehandicapt door de omstandigheid dat er nog maar weinig sociaal-democratische premiers over zijn (vier van de zevenentwintig). Daardoor ontbreken aansprekende leiders en een gevoel van macht. Optimisten hopen dat dit zal veranderen na de verkiezingen in Frankrijk en Duitsland van 2012 en Zij verwijzen daarbij naar eerdere verkiezingen in IJsland en Ierland die sociaal-democratische winst opleverden. Merkbaar is ook dat sommige zusterpartijen de hete adem in hun nek voelen van populistische concurrenten met anti-europese opvattingen die proberen garen te spinnen bij de eurocrisis. Zij vrezen dat de aanpak van de eurocrisis het democratisch tekort zal vergroten met alle electorale risico s vandien. Dit vertaalt zich in een aarzelende houding van sommigen ten opzichte van overdracht van bevoegdheden aan Brussel. Natuurlijk zijn er inhoudelijke overeenkomsten. Vrijwel alle partijen zijn het erover eens dat naast bezuinigingen ook investeringen nodig zijn, dat de financiële markten moeten meebetalen via een financiële transactiebelasting en dat eurobonds een middel zijn om de schuldenproblematiek aan te pakken. Maar over de invulling hiervan is men bewust? vaag. Er is een kloof waarneembaar tussen de partijen uit de overschotlanden en die uit de tekortlanden. De eerste hebben in grote lijnen ingestemd met de zware bezuinigingen die voor de hulpbehoevende landen zijn opgelegd. Zusterpartijen in Griekenland, Spanje en Portugal hebben het zwaar voor hun kiezen gekregen in de vorm van een regeringswissel in het eerste land en grote verkiezingsnederlagen in de andere twee. In Italië ziet links zich gedwongen een zakenkabinet, en forse bezuinigingen, te steunen. Dergelijke ingrijpende gevolgen zijn Aan bezuinigingen valt niet te ontkomen, maar de manier waarop deze worden ingevuld maakt nogal wat uit de collega s in Noordwest-Europa bespaard gebleven. In de rijkere landen zijn sociaaldemocraten kritischer geworden op de markt; in het Zuiden zijn ze zich meer bewust van de noodzaak van structurele aanpassingen om hun economieën weerbaarder te maken. Het sociaal-democratisch geluid zou in Europa nog veel aan kracht kunnen winnen door meer aandacht te geven aan de sociale dimensie van de crisis en te hameren op werk, werk, werk. Ook in de rijkere landen dreigt nu de werkloosheid snel op te lopen. Aan bezuinigingen valt niet te ontkomen, maar de manier waarop deze worden ingevuld maakt nogal wat uit. De huidige crisis leidt onvermijdelijk tot een ander Europa maar zo n transformatie is geen natuurverschijnsel. Hoe sociaal-democraten die toekomst zien zou onderdeel moeten 21

20 Annelies Pilon & Jan Marinus Wiersma De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie zijn van het kerndebat. Wat ons betreft leidt dat tot een keuze voor meer Europa, maar dat zou niet ongeclausuleerd en niet zonder discussie moeten gebeuren. Sociaal en democratisch zijn de trefwoorden. De crisis overleven en wakker worden in een Europa dat de verzorgingsstaat heeft opgeofferd en aan democratie heeft ingeleverd, is de nachtmerrie die we moeten voorkomen. Sociaal-democraten moeten het verleden van zich afschudden en meer stelling durven nemen tegen het puur marktgerichte denken. Ze moeten de bereidheid tonen om belangentegenstellingen te overbruggen, en nationale interesses te relativeren. Want een stevig gezamenlijk verhaal zonder de bereidheid daarmee in eigen land de boer op te gaan, zal even weinig impact hebben als de verdeeldheid die nu zichtbaar is. 22 Noten 1 Ernst Hillebrand and Gero Maass. In search of a new political narrative for a solidarity-based society in Europe. Ten key questions about the future of social democracy in Europe fes, oktober Jon Bloomfield, The Eurozone Crisis and the Silence of Social Democracy, www. social-europe.eu november Gerassimos Moschonas Trapped in Europe? Problematic reformism, the pes, and the future paper voor The Amsterdam Process/Next Left, 4 oktober Stefan Collignon, The Preconditions of Social Europe and the Tasks of Social Democracy. Chapter In: The Future of European Social Democracy edited by Henning Meyer and Jonathan Rutherford, Palgrave Macmillan, 2011 (forthcoming). 5 Olaf Cramme The power of European integration; social democracy in search of a purpose Policy Network paper, September Bjµrn Hacker Konturen einer Politischen Union. Die europ ische Wirtschafts- und W hrungsunion durch mehr Integration neu justieren fes, Oktober Gezamenlijke verklaring spd en ps Mehr Mut und Solidarit t in der Krise gemeinsam f r eine starke europ ische Wirtschaftsregierung 21 juni Verklaring pes-leiders Let s get Europe working again 16 juni Michael Dauderstadt Eine europ ische Wirtschaftsregierung muss Wachstum duch Schulden steuern fes, oktober Jérôme Cahuzac e.a. Crise de l euro, crise de l Europe? fes & Fondation Jean Jaurès, juni Persbericht S&D-fractie Austerity alone won t resolve the Eurozone crisis, warn S&D Euro MPs 28 september Fritz W. Scharpf Monetary Union, Fiscal Crisis and the Preemption of Democracy leqs Annual lecture Paper, 12 mei 2011; Stefan Collignon, The Preconditions of Social Europe and the Tasks of Social Democracy. Chapter In: The Future of European Social Democracy edited by Henning Meyer and Jonathan Rutherford, Palgrave Macmillan, 2011 (forthcoming). 13 Toespraak François Hollande, Le pire des déficits, c est le déficit de cohérence 9 november Persbericht S&D backs eu ban on sovereign debt speculation 14 november Chris Leslie The government mustn t fail this crucial test of international leadership 28 oktober Bureau National de Parti Socialiste Propositions des scoialistes pour le Conseil européen sur la crise bancaire 11 oktober Aktuelles, Wir erleben das Ende einer Epoche 18 okober Persbericht pes Leaders discuss new economic formula for eurozone 25 oktober pes General Resolution adopted by the pes Council 24 november 2011.

21 Beperk de collectief gefinancierde zorg De kosten van de zorg stijgen sterker dan kabinetten bij hun aantreden afspreken, alle tussentijds genomen besparingsmaatregelen ten spijt. Dat we relatief steeds meer uitgeven aan onze gezondheid is het probleem niet; dat we dat via een collectief gefinancierd systeem doen wel, stellen Flip de Kam en Evert Pommer. Om de kosten te temperen, is het onvermijdelijk de publieke zorgvoorzieningen minder toegankelijk te maken. flip de kam & evert pommer In Nederland worden de uitgaven voor gezondheidszorg voor het overgrote deel collectief gefinancierd. Coalitiepartijen leggen bij het sluiten van een regeerakkoord de toelaatbaar geachte groei van de zorguitgaven voor de gehele kabinetsperiode vast in het Budgettair Kader Zorg. In de praktijk wordt dit uitgavenplafond elk jaar opnieuw overschreden, terwijl door de begrotingsregels voorgeschreven compenserende bezuinigingen slechts voor een deel worden geëffectueerd. De collectief gefinancierde zorguitgaven stijgen dus al jaren sterker dan beleidsmakers wenselijk achten. 1 Het gevolg is dat van de in totaal voor collectieve voorzieningen beschikbare middelen, steeds minder overblijft Over de auteurs Flip de Kam werkt als honorair hoogleraar Economie van de publieke sector bij de Rijksuniversiteit Groningen. Evert Pommer is hoofd van de Afdeling Quartaire Sector, Sociaal en Cultureel Planbureau. Noten zie pagina 30 voor de financiering van andere belangrijke overheidstaken: onderwijs, veiligheid, dijken, ontwikkelingssamenwerking en zo verder. Een recente ontwikkeling lijkt deze trend nog te versterken: sinds de vaste budgetten voor ziekenhuizen zijn losgelaten, stijgen de uitgaven snel. In de jaren tachtig en negentig liep het beslag van de collectieve zorguitgaven op het nationaal inkomen betrekkelijk geleidelijk op, omdat de meeste zorgvoorzieningen waren gebudgetteerd. Een keerzijde van dit systeem waren de wachtlijsten, in het bijzonder voor planbare ziekenhuiszorg. Deze riepen zoveel maatschappelijk ongenoegen op dat ze uiteindelijk een electorale factor van betekenis werden. (Denk aan de puinhopen van Paars ook al had het tweede Paarse kabinet in feite al de koers verlegd.) Rond de eeuwwisseling werd de financiële amslag voor met name de ziekenhuizen verruimd: zij kregen voortaan boter bij de vis meer verrichtingen betekende een ruimer budget. Het volume van de geleverde zorg nam 23

22 Flip de Kam & Evert Pommer Beperk de collectief gefinancierde zorg 24 fors toe en het probleem van de wachtlijsten verminderde. De zorguitgaven als aandeel van het nationaal inkomen schoten echter omhoog (zie de figuur), ondanks het feit dat door een scherper inkoopbeleid van de zorgverzekeraars de in eerste aanleg voorziene uitgavengroei bij de geneesmiddelen afzwakte. van aanbodsturing naar vraagsturing Alle ingezetenen van Nederland hebben toegang tot kwalitatief goede zorg. Dat wordt gegarandeerd via de in de Zorgverzekeringswet (Zvw) geregelde basisverzekering tegen ziektekosten en in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (awbz). De zorgverzekeraars, die beide sociale zorgverzekeringen uitvoeren, oefenen de vraag naar zorg uit namens hun verzekerden. Bij de basisverzekering tegen ziektekosten mogen verzekerden jaarlijks overstappen naar een andere verzekeraar. In januari 2011 maakten ongeveer een miljoen verzekerden gebruik van deze mogelijkheid. Zij kozen voor een zorgverzekeraar met een lagere vaste maandpremie. Beleidsmakers veronderstellen dat zorgverzekeraars bij het inkopen van zorg op de kleintjes zullen letten, om hun premie zo laag mogelijk te kunnen vaststellen. Een weinig Tabel Collectief gefinancierde zorguitgaven (in procenten van het bbp), Bron: lange tijdreeksen overheidsfinanciën cpb (zie kostenbewuste verzekeraar moet een in verhouding hoge premie in rekening brengen en zal steeds meer klanten verliezen. Zorgverzekeraars hebben tegelijk ook een wettelijke zorgplicht jegens hun verzekerden. Om die na te kunnen leven, dienen zij voldoende zorg in te kopen. Daarbij is het een onmiskenbaar feit dat de aanbieders van zorg een grote informatievoorsprong hebben. Wanneer behandelaars een ingreep doen, kunnen zorggebruikers en hun verzekeraar in de regel onvoldoende beoordelen of het hier om werkelijk noodzakelijke zorg gaat. Zorgaanbieders kunnen dus het volume van hun omzet en hun inkomen opvoeren, zonder dat zorgverzekeraars de andere marktpartij voldoende adequaat tegenspel zullen bieden. De afgelopen jaren is een toenemend aantal behandelingen uit het vaste ziekenhuisbudget gehaald en vrij onderhandelbaar gemaakt. De tussen verzekeraars en ziekenhuizen overeengekomen prijzen stegen niet sterker dan de prijzen in het nog gebudgetteerde segment, maar het aantal verrichtingen nam wel fors toe. Meer marktwerking heeft hier niet geleid tot een betere uitgavenbeheersing en heeft mogelijk bijgedragen aan overproductie van verrichtingen. In feite heeft de overgang van een budgetgestuurd naar een vraaggestuurd stelsel de permanente opwaartse druk op de zorguitgaven alleen maar versterkt. 2 Omdat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport eraan gehouden is de financiële grenzen van het Budgettair Kader Zorg te bewaken, zijn elk jaar aanvullende maatregelen nodig om compensatie te bieden voor de gesignaleerde overschrijdingen. Daarbij zijn drie soorten maatregelen mogelijk: > Prijsingrepen; zo heeft de overheid een maximum gesteld aan de prijzen van veel geneesmiddelen en geldt een maximumuurtarief voor medisch specialisten. > Volume-ingrepen: beperking van het collectief verzekerde pakket. > Invoering of verhoging van eigen betalingen van zorggebruikers.

23 Flip de Kam & Evert Pommer Beperk de collectief gefinancierde zorg Om werkelijk effectief te zijn moeten zulke maatregelen in combinatie worden toegepast. Beperkt de overheid zich bijvoorbeeld alleen tot tariefmaatregelen, dan leert de ervaring dat zorgaanbieders het productievolume opvoeren om een dreigend omzetverlies tegen te gaan. Meer marktwerking leidde niet tot een betere beheersing van de uitgaven en droeg waarschijnlijk bij aan overproductie in de zorg Opinieonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau leert dat twee derde van de ondervraagden een goede gezondheid het allerbelangrijkste in het leven vindt. Dit verklaart dat vrijwel geen burger of politicus de vraag naar zorg ten principale ter discussie wil of durft te stellen, ook al gaan de zorgpremies voortdurend omhoog. Wat is er ook op tegen om meer geld voor de zorg uit te trekken, als mensen aangeven een goede gezondheid in hoge mate op prijs te stellen? Niets. De overheid stelt dan ook geen grens aan de zorgconsumptie. Iedereen in Nederland mag zoveel aan zorg uitgeven als hij wil, bijvoorbeeld door zich particulier aanvullend te verzekeren of door rechtstreeks uit eigen zak zorg te kopen, buiten het collectieve aanbod om. Bovendien vragen steeds meer mensen om steeds meer luxe die niet direct met de zorg zelf te maken heeft, maar met de omstandigheden waarin deze wordt geleverd (denk aan horeca- en hoteldiensten). Beleidsmakers beogen uitsluitend een grens te stellen aan de collectief gefinancierde zorg. Daarvoor bestaan drie steekhoudende argumenten: 1. Meer dan een basisniveau van zorgvoorzieningen valt collectief niet te financieren; voor luxe dienen gebruikers uit eigen zak (bij) te betalen. Collectief valt luxe niet te financieren, omdat dit een te zware wissel zou trekken op de gedwongen inkomenssolidariteit die al besloten ligt in de bestaande collectieve arrangementen. 2. Een te sterke stijging van de collectieve lasten voor collectief gefinancierde zorg kan de economische ontwikkeling schaden. 3. Binnen het in totaal beschikbare budget van de collectieve sector moet ruimte blijven voor andere voorzieningen (onderwijs, infrastructuur) en uitkeringen (aow, bijstand). Hierbij valt aan te tekenen dat het overgrote deel van de stijging van de collectieve lasten (van 8 mrd) in deze kabinetsperiode bestaat uit hogere premies voor de sociale zorgverzekeringen. 3 huidig en toekomstig zorgbeleid Op dit moment kent Nederland een in internationaal opzicht betrekkelijk royaal zorgsysteem. 4 Burgers ontmoeten weinig financiële drempels bij de uitoefening van hun vraag naar zorg. Wel is het huidige kabinet van plan op een aantal punten de toegang tot het systeem te beperken. Zo zou vanaf 2014 een miljard euro moeten worden bezuinigd door aandoeningen met een lichte ziektelast uit het pakket van de basisverzekering te halen. Om welke voorzieningen het gaat, is nog volstrekt onduidelijk. De via de awbz gefinancierde zorg kan in natura worden geleverd (zoals verblijf in een verpleeghuis of verzorging door een thuiszorginstelling), maar zorggebruikers kunnen in plaats daarvan ook een persoonsgebonden budget claimen. De bedoeling was dat dit pgb in de plaats zou komen van duurdere naturazorg (substitutie), maar in de praktijk heeft het pgb een sterk aanzuigende werking gehad. 5 Het kabinet wil daarom de werkingssfeer van het pgb beperken en houdt vol dat de hier beoogde bezuiniging niet ten koste gaat van cliënten. Ten slotte wil het kabinet de functie van begeleiding in de awbz en de jeugdzorg overhevelen naar de gemeenten. Op deze voorzieningen kunnen burgers nu wettelijk aanspraak maken. 25

24 Flip de Kam & Evert Pommer Beperk de collectief gefinancierde zorg 26 Hiervoor in de plaats komt een algemene compensatieplicht voor de gemeenten, die burgers veel minder rechten geeft. Bij al deze ingrepen ligt de nadruk op de (beoogde) volumebeperking. Wanneer ze al technisch haalbaar en maatschappelijk en politiek aanvaardbaar zullen blijken te zijn wat allesbehalve zeker is zetten ze hooguit een lichte rem op de stijging van de zorguitgaven gedurende de rest van deze kabinetsperiode. Bij integrale uitvoering van het regeerakkoord neemt het aandeel van de zorguitgaven in de totale collectieve uitgaven verder toe. 6 In de afgelopen periode stegen de uitgaven zowel bij de op genezing gerichte zorg (cure) als bij de verpleging en verzorging (care) jaarlijks met rond 5% meer dan de kosten van levensonderhoud in het algemeen. Niemand ziet deze groeipercentages in de toekomst substantieel dalen. Ook het Centraal Planbureau gaat er bij de becijferingen ten behoeve van het Budgettair Kader Zorg van uit dat zonder zeer ingrijpende maatregelen groeipercentages in deze orde van grootte actueel blijven. De vergrijzing van de bevolking is overigens anders dan soms wordt gedacht slechts zeer ten dele debet aan deze kostenstijging, in de cure voor nog geen 1 procentpunt en bij de care voor nauwelijks meer dan 1 procentpunt. Wel een belangrijke oorzaak van de kostenstijging is het toenemend beroep dat de bevolking doet op allerlei zorgvoorzieningen. Na correctie voor demografische ontwikkelingen, zoals ontgroening en vergrijzing, blijkt het gebruik van gesubsidieerde kinderopvang die in de statistiek als zorg telt, maar niet onder het Budgettair Kader Zorg valt in de periode met 8% per jaar te zijn gegroeid. Het gaat hier om het volume, het aantal uren kinderopvang. Net zo groeide de consumptie van de hoeveelheid geneesmiddelen met 6% per jaar, het beroep op de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg met 5% per jaar, het gebruik van de ziekenhuiszorg met 3% per jaar en dat van de zorg voor verstandelijk gehandicapten met 2% per jaar. 7 De toename van het beroep op het persoonsgebonden budget met 27% per jaar, waarvoor vooral begeleiding wordt ingekocht, stelt dit alles nog in de schaduw. Wat is hier aan de hand en hoe moet de overheid hiermee omgaan? onbegrensde behoeften? De geschetste groeipercentages suggereren dat de Nederlandse bevolking kampt met steeds meer gezondheidsproblemen of dat bevolkingsgroepen met een slechte gezondheidstoestand sterk in omvang toenemen. Maar is dat ook zo, of definiëren samenleving en zorgaanbieders steeds meer zaken die vroeger tot de alledaagse problemen hoorden als een door professionals op te lossen gezondheidsprobleem? Of zijn we steeds beter in staat aandoeningen te genezen die vroeger ongeneeslijk waren? Of brengt de Steeds meer mensen vragen om steeds meer luxe die niet direct met de zorg zelf te maken heeft toegenomen arbeidsparticipatie met zich mee dat de omgeving steeds minder vaak mantelzorg kan bieden, zodat de overheid zorgtaken moet oppakken? Vragen genoeg, maar goede antwoorden ontbreken. In de cure kan naar schatting circa de helft van de gebruiksgroei worden toegeschreven aan medisch-technologische ontwikkelingen, die enerzijds weliswaar een efficiëntere zorg mogelijk maken, maar die anderzijds nieuwe mogelijkheden voor diagnose en behandeling geven. De laatste factor blijkt in de praktijk belangrijker dan de eerste factor, waardoor medisch-technologische ontwikkelingen per saldo een stuwende invloed uitoefenen op de vraag naar cure. 8 Een tweede belangrijke factor is het inkomen, of algemener gezegd: de welvaart. Zorg heeft het karakter van een gewenst goed: inkomensverbetering besteden mensen bij

25 Flip de Kam & Evert Pommer Beperk de collectief gefinancierde zorg voorkeur aan zorg. Dit inkomenseffect komt op microniveau tot uitdrukking in een toenemende zorgvraag van de burgers, op macroniveau verklaart het de relatief sterke stijging van de zorguitgaven, ook als aandeel van het gestaag groeiende nationaal inkomen. In de care spelen technologische ontwikkelingen veel minder een rol. Hier wordt het beeld veeleer gedomineerd door maatschappelijke ontwikkelingen, verlaagde drempels in de toegang tot zorg en ontwikkelingen bij het zorgaanbod. Zo heeft het sterk toegenomen beroep op jeugdzorg niet veel van doen met de ontwikkeling van de doelgroep (die is in omvang nagenoeg gelijk gebleven) of een grotere ernst van de jeugdproblematiek (hiervoor zijn geen aanwijzingen). Het zijn vooral maatschappelijke ontwikkelingen, zoals een steeds complexere en veeleisender samenleving, steeds hoger gespannen verwachtingen van ouders en een afnemende bemoeienis van de naaste omgeving die de vraag naar jeugdzorg hebben opgestuwd. 9 Of, zoals Mischa de Winter het stelt: kinderen zijn meer een soort project geworden, waarvoor je als ouder verantwoordelijk bent en waarop je als ouder en als kind wordt aangesproken als niet aan de hoge verwachtingen wordt voldaan. 10 Ook de toewijzing geïnspireerd door brede indicatiestelling, het minimaliseren van opvoedingsrisico s en ontwikkelingen in de jeugdzorg zelf (meer aandacht voor signalering van problemen, verbeterde diagnose en de ontwikkeling van meer en betere interventiemethoden) hebben geleid tot een toenemend beroep op de jeugdzorg. In zekere zin spelen deze factoren bij de verstandelijk-gehandicaptenzorg ook een rol, maar daar komt bij dat de levensverwachting van deze cliëntengroep sterk is gestegen, terwijl het beleid is gericht op participatiebevordering. 11 Het persoonsgebonden budget is voor deze groep mensen een instrument geworden waarmee zij de regie over hun eigen leven steeds beter vorm hebben kunnen geven en zij steeds beter in staat zijn om te participeren in de samenleving. In het algemeen heeft de steeds ruimere beschikbaarheid van het persoonsgebonden budget echter de vraag naar care fors opgestuwd. Zonder dit financiële instrument zou de vraag naar gesubsidieerde zorg een stuk geringer zijn. Al met al hebben de ontwikkelingen op alle gebieden medisch-technologisch, maatschappelijk, beleidsmatig, zorginhoudelijk geleid tot een toenemend beroep op zorgvoorzieningen. Van trends die de vraag naar zorg zouden kunnen afremmen, zoals een substantiële verhoging van eigen bijdragen of beperkingen in de toegang tot zorg, is niet of nauwelijks sprake geweest. Bij eventuele ingrepen is overigens een integrale aanpak geboden, omdat snel sprake is van waterbedeffecten: een beperking bij de ene voorziening leidt vaak voorspelbaar tot een groter beroep op andere, vaak ook duurdere voorzieningen. 12 de overheid als probleemoplosser Een vergelijking met de situatie in andere landen leert dat we in Nederland nogal snel geneigd zijn een verzorgingsprobleem op het bordje van de overheid te leggen. De Nederlandse ouderen en de Nederlandse jeugd doen het goed. Zij kennen relatief weinig gezondheids- en opvoedingsproblemen, maar horen wel tot de grootste consumenten van collectief verschafte zorg in de wereld. Burgers hebben hoge verwachtingen van de publieke dienstverlening. Dat is opmerkelijk, omdat het vertrouwen dat burgers over het algemeen in de overheid hebben bepaald niet uitbundig kan worden genoemd. In strijd hiermee verwachten burgers dat de overheid op tal van terreinen hun problemen oplost. Hun verwachtingen in dit opzicht lijken zelfs eerder toe dan af te nemen. Zij eisen waar voor hun (belasting)geld en voor hun (politieke) stem. De betrokkenheid van de overheid bij de cure is groot. Het collectief verzekerde pakket is royaal en de eigen betalingen van zorggebruikers zijn bescheiden, in vergelijking met de situatie elders. Landen waar de cure geheel in 27

26 Flip de Kam & Evert Pommer Beperk de collectief gefinancierde zorg 28 handen van de overheid is, kennen vaak lange wachtlijsten en/of een alternatief particulier circuit waarvan vooral de beter gesitueerden gebruikmaken. Het huidige Nederlandse stelsel voor mensen met beperkingen kan als ruimhartig maar sober worden aangemerkt. De ruimhartigheid bestaat erin dat al bij betrekkelijk geringe beperkingen aanspraak op een publieke voorziening ontstaat. Dat geldt niet alleen voor de voorzieningen die in natura worden verschaft, maar ook voor de huidige vormgeving van het persoonsgebonden budget, dat bij internationale vergelijking als ruimhartig en gemakkelijk toegankelijk valt te karakteriseren. De monetarisering van de (mantel)zorg, zoals bij de kinderopvang en de langdurige zorg, is in internationaal verband een vrijwel uniek verschijnsel. De soberheid van care-voorzieningen in Nederland bestaat eruit dat de kwaliteit van de voorziening in natura met name in de ouderenzorg op een aantal punten te wensen overlaat en eerder op de onderkant dan de bovenkant van de verzorgingsmarkt lijkt te zijn toegesneden. wel meer kwaliteit? Burgers verwachten niet alleen dat de overheid het zorgstelsel goed voor elkaar heeft, maar zij willen ook een steeds betere kwaliteit van dienstverlening. Niet alleen standaardkwaliteit, maar ook kwaliteit in de vorm van maatwerk. De traditionele verzorgingsstaat was sterk gericht op standaardarrangementen volgens het one size fits all -principe van voorzieningen op een niet meer dan gemiddeld niveau. Deze sporen draagt de verzorgingsstaat nog steeds, hoewel de arrangementen steeds diverser worden. Dat is ook nodig, omdat de gemiddelde burger steeds minder gemiddeld wordt: hij wil meer diversiteit, kwaliteit en eigen regie. Maar vooral de intramurale verzorging draagt nog sporen van het beginsel dat de zorg voor iedereen geschikt moet zijn. De soberheid van de zorgverlening komt vooral tot uitdrukking in de beperkte kwaliteit van de woonvoorziening en de beperkte regie over het dagelijks leven van bijvoorbeeld bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. Dat is een aanleiding voor hogere opleidings- en inkomensgroepen om hun heil elders zoeken, in de private of de informele sfeer. Met de komst van grote nieuwe groepen hoger opgeleide en beter gesitueerde ouderen wordt dit probleem steeds manifester. Deze mensen betalen wel awbzpremie, maar maken hun recht op awbz-voorzieningen niet volledig te gelde, door de (hoge) eisen die zij aan een voorziening in natura stellen. Het pgb heeft hiervoor deels een oplossing geboden, omdat mensen dan zelf de regie in handen krijgen en zelf zorg kunnen inkopen. Daarnaast zien we in de gehandicaptenzorg en de ouderenzorg de laatste jaren allerlei kleinschalige woonvormen ontstaan. De vraag naar gezondheidszorg moet worden afgeremd, bijvoorbeeld door het basispakket te beperken Deze ontwikkeling naar meer differentiatie in woonvormen en verzorgingsproducten komt tegemoet aan bestaande verschillen in verzorgingsbehoeften en verzorgingswensen. Zie bijvoorbeeld de opkomst van de Thomashuizen in de verstandelijk gehandicaptenzorg en allerlei kleinschalige particuliere voorzieningen voor ouderen met vaak exotische namen die zich vooral richten op de kapitaalkrachtige burgers. Wonen en zorg zullen steeds meer gescheiden moeten worden, ook in de financiering, om de kloof tussen basale publieke arrangementen en particuliere meer luxueuze arrangementen te overbruggen. Voor een deel zou het pgb deze brug kunnen slaan. Maar gezien de op handen zijnde ingrijpende beperkende maatregelen van het kabinet kan dat alleen voor het oplossen van problemen waarbij verblijf in een intramurale setting geboden is.

27 Flip de Kam & Evert Pommer Beperk de collectief gefinancierde zorg over de schutting? Waar het de overheid maar niet lukt om de zorguitgaven te beperken, mogen de gemeenten het met een door het Rijk gesaneerd budget proberen. Na het welzijnswerk in de jaren zeventig wordt nu ook de verzorging steeds meer aan de gemeenten toevertrouwd. Het formele argument is eenvoudig: gemeenten staan dichter bij de burgers, weten beter wat hun behoeften zijn en kunnen daarom beter inspelen op de wensen van burgers om zorg op maat te leveren. Het is echter zeer de vraag of gemeenten wel zoveel beter in staat zijn om de verzorging van burgers op zich te nemen. Het is ook de vraag of gemeenten dit effectiever en efficiënter kunnen doen. Bij de overheveling van de huishoudelijke hulp vanuit de awbz naar de gemeenten (in 2007) is gebleken dat dit leidt tot veel beleidsdrukte, die scheppen geld kost. Elke vier jaar moeten gemeenten een nieuw beleidsplan opstellen. Verder is gebleken dat de uitvoeringskosten meer dan verdubbeld zijn en dat besparingen hoofdzakelijk tot stand komen ten koste van de arbeidsvoorwaarden van het personeel. 13 Zeker in de verzorging en verpleging geldt dat efficiencywinst moeilijk door rationalisering van bedrijfsprocessen tot stand is te brengen: het blijft mensenwerk. Of zoals fractieleider Roemer van de sp zegt: het blijft lastig om het aan- en uittrekken van steunkousen via een webcam te regelen. Het overhevelen van steeds meer publieke dienstverlening naar de gemeenten verdient een betere onderbouwing dan de notie dat gemeenten dichter bij de burgers staan. En binnenkort gaat de functie begeleiding uit de awbz en alle jeugdzorg dus eveneens over naar de gemeenten, met dezelfde argumentatie: de gemeente weet wat goed is voor haar burgers. Maar de rijksoverheid weet ook wat goed is voor de gemeenten: een flinke korting op het over te hevelen budget en het ontnemen van wettelijke rechten aan zorgvragers. Gemeenten zijn hier praktisch gesproken aan een genormeerd budget gebonden, omdat het Rijk ook een norm stelt aan de maximaal toelaatbare stijging van de lokale lasten. De meer medisch georiënteerde care blijft in de awbz en zal worden uitgevoerd door de zorgverzekeraars. Hiervoor moet een efficiënt risicovereveningssysteem worden ontwikkeld, maar de contouren hiervan laten op zich wachten. Het zal lastig worden om goede objectieve voorspellers van ouderenzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg te vinden. Waarschijnlijk is ook dit een brug te ver. tempering van de vraag De vraag naar collectief gefinancierde zorg is in rap tempo toegenomen en aan deze groei lijkt geen einde te komen. Zoals we hebben laten zien, stuwen verschillende maatschappelijke ontwikkelingen de vraag naar zorg op. Willen beleidsmakers de uitgavengroei beperken, dan ontkomen zij er niet aan om kritisch te kijken naar de factoren die achter de groei van de vraag zitten. Alleen door bij deze vraagfactoren aan te grijpen, vallen de uitgaven voor de collectieve zorg beter te beheersen. Door slechts financiële kaders te stellen neemt de druk op het zorgsysteem niet af. Het is nodig om de vraag naar gezondheidszorg af te remmen, bijvoorbeeld door het basispakket te beperken tot noodzakelijke ingrepen en de eigen bijdragen van gebruikers te verhogen zonder dat dit tot gezondheidsverlies leidt. Ook kan worden gedacht aan maatregelen die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van mensen voor hun eigen gezondheid. Een riskante leefstijl, zoals roken, alcoholgebruik of overmatig en ongezond eten, kan gezondheidskosten uitlokken waar een verzekeringsprijs aan zou kunnen worden verbonden. Bezwaar hiertegen is dat dit niet alleen moeilijk is uit te voeren, maar ook op langere termijn geen kostenbesparing oplevert, omdat de gezondheidskosten vooral in het laatste levensjaar worden gemaakt en het vermijden van een 29

28 Flip de Kam & Evert Pommer Beperk de collectief gefinancierde zorg riskante leefstijl de samenleving uiteindelijk meer kost. 14 Daarom pleiten wij ook voor een maatschappelijk debat over de vraag hoe lang mensen in uitzichtloze situaties, soms overduidelijk tegen hun eigen wil en die van de naaste familie, tegen zeer hoge kosten in leven worden gehouden en in welke mate dit bijdraagt aan de kwaliteit van hun leven. Tempering van de vraag naar langdurige zorg zal vooral moeten worden gevonden via beperking van de toegang tot publieke voorzieningen, met name waar de eigen, naaste omgeving meer verantwoordelijk kan worden gesteld voor het oplossen van verzorgingsproblemen. Dit betekent vooral limitering van het recht op lichtere en kortdurende vormen van nu nog collectief gefinancierde zorg. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan strengere criteria voor de toegang tot de geestelijke gezondheidszorg en de langdurige zorg. Zo heeft de vaststelling van wat gebruikelijke zorg is (zorg die niet valt binnen de aanspraak op awbz) in 2003 geleid tot een beperking van de vraag naar langdurige zorg. Ten slotte dienen diensten die niet direct gericht zijn op zorgverlening maar op de omstandigheden waarin de zorg wordt verleend, zoals de wooncomponent in de zorg, buiten de publieke financiering van de zorg te blijven. Alleen zo valt te voorkomen dat de financiële wal het zorgschip in de komende tien jaar keert, met als ongewenste uitkomst dat noodzakelijke zorg mogelijk niet langer voor iedereen toegankelijk blijft. 30 Noten 1 C. A. de Kam, L. Koopmans, A.H.E.M. Wellink (2011). Overheidsfinanciën. Groningen: Noordhoff Uitgevers, p J.L.T. Blank, E. Eggink (2011). Productiviteitstrends in de ziekenhuiszorg; een empirisch onderzoek naar het effect van regulering op de productiviteitsontwikkeling tussen 1972 en Delft/Den Haag: ipse Studies en Sociaal en Cultureel Planbureau. 3 Nota over de toestand van s Rijks financiën. Brief van de minister van Financiën, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 29, p Evert Pommer, Isolde Woittiez en John Stevens (2007). Comparing Care: the care of the elderly in ten eu countries. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 5 Klarita Sadiraj, Debbie Oudijk, Hetty van Kempen, John Stevens (2011). De opmars van het pgb. Sociaal en Cultureel Planbureau. 6 C. A. de Kam, L. Koopmans, A.H.E.M. Wellink (2011). Overheidsfinanciën. Groningen: Noordhoff Uitgevers, p Evert Pommer en Evelien Eggink (2010). Publieke dienstverlening in perspectief: scp-memorandum voor de kabinetsformatie Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 8 Congressional Budget Office of the usa (2008). Technological Change and the Growth of Health Care Spending. Washington D.C.: Government Printing Office. 9 John Stevens, Evert Pommer, Hetty van Kempen, Elke Zeijl, Isolde Woittiez, Klarita Sadiraj, Rob Gilsing, Saskia Keuzenkamp (2009). De jeugd een zorg. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 10 vng Magazine nr. 3, 4 februari 2011, p Michiel Ras, Isolde Woittiez, Hetty van Kempen, Klarita Sadiraj (2010). Steeds meer verstandelijk gehandicapten? Ontwikkelingen in vraag en gebruik van zorg voor verstandelijk gehandicapten Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 12 Isolde Woittiez, Evelien Eggink, Jedid-Jah Jonker en Klarita Sadiraj (2009). Vergrijzing, verpleging en verzorging: ramingen, profielen en scenario s Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 13 Evert Pommer, Ab van der Torre, Evelien Eggink (2009). Definitief advies over het Wmo-budget huishoudelijke hulp voor Uitgebracht door het Sociaal en Cultureel Planbureau aan het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 14 P.H.M. van Baal, J.J. Polder, R.T. Hoogenveen, P.M. Engelfriet, H.C. Boshuizen, T.L. Feenstra, G. A. de Wit, W.B.F. Brouwer, 2008, Prevention no cure for rising expenditures: Lifetime medical costs of obesity, PLoS Medicine, 5(2).

29 Zorg hoort bij het goede leven Welke rol willen we dat de geneeskunde en de gezondheidszorg in ons leven spelen? En willen we een geneeskunde die alles doet wat mogelijk is, of alleen een die doet wat nodig is? Deze vragen dienen volgens Dirk Achterbergh eerst beantwoord te worden, voordat we het kunnen hebben over kostenbeheersing in de zorg. dirk achterbergh We weten wat dingen kosten, maar we hebben geen idee wat ze waard zijn 1 De kostenstijging in de gezondheidszorg is al decennia onderwerp van debat. Evert Pommer en Flip de Kam betogen in deze aflevering van s&d dat door de stijgende zorgkosten steeds minder overblijft voor de financiering van andere belangrijke overheidstaken. Ze gaan hierbij uit van de vooronderstelling dat het geheel van de collectieve uitgaven gefixeerd is op een vast bedrag of een vast percentage van het bruto nationaal product. Binnen dit raamwerk zou de sterk uitdijende zorg de ruimte voor andere publieke sectoren, zoals onderwijs en veiligheid, beperken. De vraag is echter of de ruimte voor publieke bestedingen een vaststaand gegeven is dat gebaseerd is op een economische wetmatigheid. In 1963 stelde Joop den Uyl vast dat de groei van het reële inkomen per hoofd van de bevolking op zichzelf geen waarborg is voor de verbetering van de kwaliteit van het bestaan: in Over de auteur Dirk Achterbergh is huisarts in Amsterdam Zuidoost en is research fellow bij de Wiardi Beckman Stichting Noten zie pagina 35 de geduldige cijfers van het nationaal inkomen en het nationaal product telt de elektrische tandenborstel evenzeer als de verpleeghulp. 2 In het verkiezingsmanifest van datzelfde jaar is te lezen: alleen wanneer de komende jaren de gemeenschapsvoorzieningen tijdig en in voldoende mate worden uitgebreid, kan de stijgende welvaart tot een kleurig en zinvol bestaan voor allen leiden. 3 Het zijn niet alleen sociaal-democraten die nadenken over de verhouding publiek-privaat. Dr. Kruisinga, staatssecretaris voor Volksgezondheid (Christelijk Historische Unie) in het kabinet-de Jong, vroeg zich in 1970 af waarom men zo bezorgd was over de relatieve stijging van de collectieve bestedingen: overal ziet men dat als het nationaal inkomen stijgt, meer dan proportioneel de bestedingen voor volksgezondheid stijgen. Verder merkt hij op dat de bestedingen in toerisme en cosmetica veel sneller stijgen dan die in de zorg. Waarom horen we daar zo weinig over? is zijn verzuchting. 4 Daarbij dient te worden opgemerkt dat het totaal aan collectieve uitgaven (belastingen en premies) als percentage van het bnp niet dramatisch is gestegen, integendeel. Was in 31

30 32 Dirk Achterbergh Zorg hoort bij het goede leven 1993 de collectievelastendruk 45% van het bnp, in 2008 bedroeg deze 38%. De laatste jaren blijft de lastendruk rond dit percentage schommelen; er is echter wel een stijging van de collectieve uitgaven, die vooral wordt veroorzaakt door hogere zorgpremies. 5 Leiden bovenstaande overwegingen tot de conclusie dat er een vaste grens gesteld kan worden aan bestedingen voor collectieve voorzieningen zoals de zorg? Of kan geconcludeerd worden dat er eigenlijk geen problemen zijn met de betaalbaarheid van de collectief gefinancierde zorg omdat de ruimte daarvoor willekeurig kan worden vergroot? Nee. Er zit wel degelijk spanning tussen collectieve en private bestedingen. De verhouding hiertussen wordt echter niet bepaald door economische natuurwetten, maar is onderwerp van politieke deliberatie en politieke strijd. Den Uyl was er niet op uit om collectieve voorzieningen vanzelfsprekend de voorkeur te geven boven private uitgaven. Het zoeken van een evenwicht tussen beide typen bestedingen stond in dienst van een hoger doel: de kwaliteit van het bestaan. Juist het hanteren van zo n maatstaf onderscheidde de sociaal-democratie van andere stromingen die a priori de collectieve uitgaven zo veel mogelijk wilden beperken. In 2011 zijn de posities in dit debat dezelfde als in Wel valt op dat er nu meer dan toen sprake is van het denken in economische onvermijdelijkheden: we moeten nu eenmaal bezuinigen, de bomen groeien nu eenmaal niet tot in de hemel, meer dan een basisniveau valt nu eenmaal niet collectief te financieren. Achter de zinsnede nu eenmaal gaan politieke afwegingen schuil. Afwegingen die de PvdA nu minder weet te expliciteren dan in de tijd van Den Uyl. een onbeheersbare sector Als sociaal-democraten ervoor pleiten om de kwaliteit van het bestaan als maatstaf te hanteren waar het gaat om collectieve uitgaven, betekent dat tegelijkertijd dat zij zich de verplichting opleggen om na te gaan in hoeverre publieke uitgaven en voorzieningen bijdragen aan de bestaanskwaliteit van allen. Echter: niet de waarde maar de kosten van de collectief gefinancierde zorg hebben de laatste decennia in het middelpunt van de belangstelling van beleidsmakers gestaan. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft men eerst We zijn de waarde van de geneeskunde en de zorg op de kwaliteit van ons bestaan uit het oog verloren geprobeerd de kosten te beheersen met een repertoire van regelgeving en budgettering van het zorgaanbod. Mede door het ontstaan van wachtlijsten, maar vooral onder invloed van het neoliberalisme, is dit repertoire vanaf de jaren negentig vervangen door mechanismen uit de markteconomie. Vraagsturing, keuzevrijheid, concurrentie en onderscheid werden centrale begrippen, niet alleen in de zorg overigens. De afhankelijke patiënt werd een kiezende klant die professionals en instellingen scherp hield en hen met behulp van onderlinge concurrentie dwong tot betere prestaties tegen een lagere prijs. Deze mechanismen zouden tot de nodige kostenbeheersing leiden. Duidelijk is wel dat deze verwachting niet is uitgekomen. De kostenstijging in de zorg is sterker dan ooit tevoren. De daling van de prijzen per eenheid product is overtroffen door de toename van het volume. De dominantie van het denken in termen van kosten en beheersing heeft ertoe geleid dat het zicht op de waarde van geneeskunde en zorg voor de kwaliteit van ons bestaan uit het oog verloren is. De werkelijkheid in de zorg en geneeskunde laat zich niet louter in economische begrippen uitdrukken, laat staan dat deze sector zich door louter economische of bedrijfskun-

31 Dirk Achterbergh Zorg hoort bij het goede leven dige principes laat sturen. Maar beleidsmakers zien de zorg als een transactie van een zorgproduct tussen vrager (cliënt, patiënt) en aanbieder (professional en instelling). Het beperken van het aanbod en het verhogen van de efficiency aan de ene kant en het indammen van de vraag aan de andere kant, is het instrumentarium waarmee de zorg bestuurd en vooral beheerst kan worden. Deze eenzijdig economische benadering, hetzij in de vorm van overheidsbureaucratie, hetzij in de vorm van marktmechanismen, is onvruchtbaar gebleken. Deze aanpak leidt in de sector tot de nodige frustratie: maatregelen worden gezien als komend van buitenaf. En bij beleidsmakers is sprake van machteloosheid: de zorg is een onbeheersbare sector, waar de kosten telkens uit de hand lopen. Doordat de nadruk ligt op de vraag hoe we de zorg efficiënter en goedkoper kunnen organiseren, worden de vragen wat voor zorg en geneeskunde we eigenlijk willen en wat er voor nodig is om een goed en waardig leven te hebben, naar de achtergrond gedrongen. Het wordt hoog tijd om dit economische paradigma te verlaten en terug te keren naar de zorg zelf naar de waarde die we hieraan toekennen. Eerst de wat-vraag stellen om daarna pas de hoe-vraag te beantwoorden, lijkt een betere volgorde. Dat moet het vertrekpunt zijn van een sociaaldemocratische gezondheidspolitiek. de casus thuiszorg: hoe het niet moet Aan de ontwikkeling in de thuiszorg is goed te zien hoe de eenzijdige oriëntatie op kosten en efficiency het zicht op de zorg zelf en op de waarde daarvan heeft overschaduwd. Twintig jaar geleden werd de wijkverpleegkundige, toen nog in dienst van de regionale Kruisvereniging, overgeheveld naar een organisatie voor thuiszorg die een breder dienstenpakket bood. Met deze reorganisatie werden haar werkzaamheden opgesplitst in onderdelen die in maat en getal, in prijs en tijd werden gedefinieerd. Elk van deze onderdelen kon dan goedkoper geleverd worden door een beroepskracht die lager was opgeleid en minder duur was een proces van taylorisering. Inderdaad was aan het functioneren van de toenmalige Kruisvereniging het een en ander te verbeteren, maar met deze reorganisatie werd de positie van de wijkverpleegkundige volledig ondergraven. Ze was tot dan toe hoogopgeleid en in staat om overzicht te houden op het geheel van de zorg aan de patiënt, en om te coµrdineren tussen medische zorg en instellingen voor maatschappelijke ondersteuning. Omdat coµrdinatie en overzicht nu eenmaal niet in tijd en prijs te standaardiseren waren, vielen deze in de dagelijkse praktijk weg. Bureaucratische noodverbanden, de bekende fax-, transfer- en meldpunten, kwamen ervoor in de plaats. Beleidsmakers zien de zorg louter als een transactie van een zorgproduct tussen vrager en aanbieder Naast het verlies aan zorglogistiek ging een ander, wellicht nog wezenlijker aspect van het werk van de wijkzuster verloren: het idee van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Tot dan toe had de wijkzuster zichzelf nooit gezien als een leverancier van diensten aan de vragende klant, zoals het in het nieuwe jargon van de thuiszorgbedrijven heette. Van oudsher had ze naast het verrichten van verpleegkundige taken nog een andere functie: het activeren van het zorgnetwerk rond de patiënt. Dat konden de bovengenoemde instellingen voor maatschappelijke ondersteuning zijn, maar ook familie, buurtgenoten of vrijwilligers, uiteraard met inachtneming van capaciteiten, mogelijkheden en motivatie van de betrokkenen. Naast verpleegkundige was ze ook een soort opbouwerker in de zorg. Om wijkverpleegkundige te worden moest men de opleiding Maatschappelijke Gezondheidszorg doorlopen hebben. Deze opleiding bestaat niet meer en de ideeën die 33

32 34 Dirk Achterbergh Zorg hoort bij het goede leven hieraan ten grondslag lagen zijn in het project thuiszorg op de achtergrond geraakt. Alle kaarten werden gezet op het economisch model: een kosteneffectief zorgproduct enerzijds, het indammen van de vraag via een systeem van indicaties anderzijds. Het idee dat zuster en patiënt samen zouden kunnen besluiten om de zorg te verminderen door het activeren van onderling hulpbetoon kwam niet in het denkraam van de toenmalige beleidsmakers voor. Interessant in deze is het gegeven dat Buurtzorg, een nieuwe organisatie voor verpleging en verzorging aan huis die uitgaat van de principes van maatschappelijke gezondheidszorg, minder zorg levert dan door het indicatieorgaan maximaal is toegestaan. Volgens een rapport zou dit een besparing van 2 mrd jaarlijks opleveren in de kosten van thuiszorg. 6 ruim baan voor mantelzorgers en vrijwilligers Paradoxaal genoeg lijkt de eenzijdige oriëntatie op kosten en efficiency het tegendeel op te leveren van wat beoogd werd: een verhoging in plaats van een verlaging van kosten. Nog los van de paradox van de kosten komen aan de hand van de casus thuiszorg andere, meer waardegeoriënteerde vragen op: zien we zorg als de transactie van een product tussen vrager en aanbieder? Of zien we zorg en zorgen voor elkaar, als waardevol onderdeel van het goede leven? En kennen we meer waarde toe aan autonomie en onafhankelijkheid dan aan zorgzaamheid en onderling hulpbetoon? Meer toegepast op de zorg: besteden we de zorg voor ouderen uit aan betaalde krachten of willen we er als familielid, vriend of vrijwilliger ook verantwoordelijkheid voor dragen? Er zijn geen aanwijzingen dat er in Nederland een afname zou zijn van de bereidheid anderen bij te staan: mantelzorg en vrijwilligerswerk worden op grote schaal verricht. Als het inderdaad zo is dat hieraan grote waarde wordt toegekend, ligt het voor de hand om na te gaan wat ervoor nodig is om mensen in staat te stellen deze onderlinge hulp te bieden, en om belemmeringen te benoemen die moeten worden weggenomen. Nagedacht zou moeten worden over flexibilisering van het werk, vervroegd pensioen bij zorgtaken, studie- en woonfaciliteiten voor jongeren die een jaar sociale dienstplicht vervullen. Besteden we de zorg voor ouderen volledig uit aan betaalde krachten? Eenzelfde waardegeoriënteerd debat kan over de geneeskunde worden gevoerd. Ook in dit domein staat bij de hedendaagse beleids makers de hoe-vraag centraal: hoe zo efficiënt mogelijk de geneeskundige voorzieningen te organiseren? Ook in dit domein lijkt het zo bewierookte ondernemerschap dat door beleidsmakers aan artsen werd aanbevolen, tot hogere kosten te hebben geleid. En de vraag is of de nu voorgestane reorganisatie, waarbij gespecialiseerde zorg wordt geconcentreerd en basisspecialismen en huisartsen worden geïntegreerd, tot kostenbeheersing zal leiden, als niet ook de wat-vragen worden gesteld. Wat kunnen we eigenlijk van de geneeskunde verwachten? In hoeverre draagt de geneeskunde bij aan de kwaliteit van het bestaan, verwachten we er niet te veel van? Is het medisch discours van diagnose en behandeling altijd het juiste om problemen te begrijpen en aan te pakken? Willen we een geneeskunde die alles doet wat mogelijk is of willen we een geneeskunde die doet wat nodig is? Allemaal vragen waar publieke en culturele waarden in het geding zijn, en die dus niet alleen vanuit de professie beantwoord kunnen worden. Wat de waarde is van zorg en geneeskunde voor de kwaliteit van ons bestaan, is een vraag die de afgelopen decennia te weinig is gesteld. Als antwoord op die vraag komen er oplossingen waar tot nu toe onvoldoende over is nagedacht. Door het debat te richten op de waarden zouden de kosten wel eens beter beheersbaar kunnen zijn dan tot nu toe werd gedacht.

33 Dirk Achterbergh Zorg hoort bij het goede leven Noten 1 Tony Judt, Het land is moe, Contact J.M. den Uyl, De kwaliteit van het bestaan, wbs Om de kwaliteit van het bestaan, verkiezingsmanifest PvdA Gezondheidszorg in Nederland, sun, cpb, Centraal economisch plan Maatschappelijke Business Case Buurtzorg Nederland, Thomas Carothers (red.), Promoting the Rule of Law Abroad; In Search of Knowlegde (2006); Stephen Humphreys, Theatre of the Rule of Law; Transnational Legal Intervention in Theory and Practice (2010). 10 Lant Pritchett en Frauke de Weijer, Fragile States: Stuck in a Capability Trap?, Input paper voor het 2011 World Development Report, zie: worldbank.org/fragile-states. 35

34 De schijntegenstelling tussen markt en overheid Linkse politici roepen graag een tegenstelling tussen overheid en markt op. Floris Heukelom en Rutger Zwart ageren daartegen. De twee systemen hebben elkaar nodig en juist sociaal-democraten hebben ook nooit anders beweerd. floris heukelom & rutger zwart 36 Over de auteurs Floris Heukelom is econoom, verbonden aan de Radboud Universiteit, en raadslid voor de PvdA in de gemeente Nijmegen. Rutger Zwart is fractievoorzitter PvdA Nijmegen. Noten zie pagina 41 De vraag naar de verhouding tussen overheid en markt staat volop in de belangstelling. Zo wijdde de Koninklijke Vereniging voor Staathuishoudkunde in 2009 een lijvig rapport aan Marktwerking en publieke belangen 1, publiceerde een aantal d66-denkers in 2010 een nieuwe visie op de relatie tussen overheid en markt, 2 en lijkt de Teldersstichting namens de vvd de verhouding tussen markt en overheid opnieuw te willen definiëren onder de noemer van eerlijkheid. 3 Ook binnen de Partij van de Arbeid woedt de discussie. In 2009 bijvoorbeeld, wijdde s&d een themanummer aan De zichtbare hand. Condities voor marktwerking in de publieke sector. 4 Het is daarom prijzenswaardig dat de nota Publieke sector, geschreven als opmaat voor het aanstaande PvdA-congres van januari 2012, het overheid-versus-markt-debat nu eens probeert te vermijden, en zich concentreert op de idealen van de Partij van de Arbeid. Toch ontkomt ook deze nota er niet aan de publieke sector te relateren aan overheid en markt. Zo kiest de nota vol overtuiging voor een actieve rol van de overheid, maar kan in dezelfde alinea de uitvoering van publieke taken [..] een samenspel zijn van overheid, maatschappelijke organisaties, burgers en private partijen. 5 In deze verschillende discussiebijdragen zitten vaak twee aannames verweven, al dan niet impliciet. Ten eerste de aanname dat de PvdA veelvuldig van standpunt verandert als het om de verhouding tussen overheid en markt gaat. De ene keer was marktwerking goed en moesten de Nederlandse Spoorwegen worden geprivatiseerd, dan weer klonk de roep om die privatisering (deels) ongedaan te maken. Heeft de Partij van de Arbeid wel een consistente visie op de verhouding tussen overheid en markt? Een tweede aanname is dat markt en overheid twee elkaar uitsluitende eenheden zijn. In dit artikel willen we beide aannames nuanceren. het streven naar een gemengde economie Zoals bekend staat het socialisme van origine zeer kritisch tegenover alles wat met marktwerking te maken heeft. Eind negentiende eeuw

35 Floris Heukelom & Rutger Zwart De schijntegenstelling tussen markt en overheid verzetten socialisten zich krachtig tegen het kapitalisme en droomden zij van een wereld zonder privébezit. In de loop van de twintigste eeuw liet de sociaal-democratie deze revolutionaire ideeën echter los. Er kwam zelfs ruimte voor een positieve waardering van de markt. Al in het Plan van den Arbeid (1935, middenin de crisis) betrok de sdap de stelling dat het grootste deel van de bedrijvigheid beter kan functioneren in private handen. In navolging van het Plan van den Arbeid werd het streven van de Nederlandse sociaal-democratie niet meer het kapitalisme om zeep te helpen, maar de negatieve gevolgen ervan te bestrijden. Het belangrijkste doel van de PvdA na de Tweede Wereldoorlog was het vergroten van de vaderlandse welvaart, waarvoor men het kapitalistische systeem maar wat graag inzette. In 1952 schreef Den Uyl, toenmalig directeur van de Wiardi Beckman Stichting: Het socialisme zal zich nog nader vertrouwd moeten maken met de gedachte dat de wedijver in het economische leven evenzeer een nuttige functie heeft te vervullen als de gedifferentieerde beloning. 6 In het artikel Theorie en beweging (1956) schreef hij over de economische denkbeelden van het socialisme: Hierbij valt in het bijzonder te denken aan een nieuwe waardering van de concurrentie en het prijsmechanisme naast de planning en sloot hij zich aan bij de gedachte concurrentie voor zover mogelijk, planning voor zover nodig. Den Uyl propageerde in dit artikel de gemengde economie, het gemengde stelsel van een publieke naast een sterke private sector. 7 In 1959 werd het begrip gemengde economie in het beginselprogramma van de PvdA opgenomen. Het programma erkende de zegenrijke werking van de markt, maar wilde daarnaast een sterke overheid. Met uitzondering van een korte periode in de jaren zeventig, toen de PvdA onder invloed van Nieuw Links eenzijdig pleitte voor nationalisaties, heeft de Partij altijd vastgehouden aan de idee van de gemengde economie. Naast waardering voor marktwerking en ondernemerschap is er het geloof in het belang van een krachtige overheid die de markt reguleert en mensen bescherming biedt tegen ongewenste gevolgen. Bekend in dat verband is het betoog van Bart Tromp uit 1990 waarin hij pleitte voor een breideling van het kapitalisme, waarbij de overheid de markt gebruikt waar mogelijk en breidelt waar nodig. 8 In de Paarse jaren negentig ging de PvdA ver mee met het liberale programma van marktwerking en deregulering, zonder echter het belang van de overheidsrol te vergeten. Het was een breed gedeelde opvatting binnen de sociaal-democratie dat binnen het mengsel van markt en overheid de markt meer ruimte moest krijgen. In 1999 achtte Melkert het echter al tijd om op de rem te trappen met zijn nee, tenzij als uitgangspunt voor privatiseringen van publieke organisaties. 9 In 2002, het jaar van de Fortuyn-revolte, verscheen een fundamenteel partijrapport over de verhouding tussen markt en overheid: Grenzen aan de markt. Een commissie, onder leiding van Ed van Thijn, kwam tot de conclusie dat in de jaren negentig een eenzijdige agenda had geheerst: Een al te zonnige kijk op de werking van het marktmechanisme, waarbij de nadelen van overheidssturing worden uitvergroot en de nadelen van marktwerking worden gebagatelliseerd, heeft z n sporen in het Nederlandse privatiseringsbeleid nagelaten. 10 Maar bij de noodzakelijke hervorming van de publieke sector zouden volgens de commissie allerlei vormen van privatisering, verzelfstandiging en liberalisering nog steeds nodig kunnen zijn. Geen beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald, maar een pleidooi voor gecontroleerde marktwerking. De auteurs van het PvdA beginselmanifest uit 2005 vertaalden dit naar een pleidooi voor een beschaafd kapitalisme, hetgeen vraagt om een gemengde economische orde waarin marktwerking ingeperkt en ingebed wordt door wetten en regels. 11 In januari 2010 scherpte partijleider Wouter Bos dit betoog aan door te wijzen op de ondermijning van de menselijke waardigheid als gevolg van een te grote nadruk op de markt

36 Floris Heukelom & Rutger Zwart De schijntegenstelling tussen markt en overheid 38 De PvdA heeft nooit geijverd voor eindeloos meer marktwerking, net zomin als zij een overheidsmonopolie voorstond. Het ideaal van een gemengde economie staat sinds de jaren dertig niet meer ter discussie. Het debat gaat alleen over de juiste mix van overheid en markt. Daar verandert zelfs de financiële crisis van nu niets aan. Dat we soms denken van wel heeft te maken met de algemene misvatting de overheid en markt te zien als twee zaken die elkaar uitsluiten. een ingesleten misvatting Het begrijpen van overheid en markt als twee tegengestelde en elkaar uitsluitende vormen van economische organisatie is een misvatting van relatief recente datum. Begin twintigste eeuw raakten veel West-Europese socialisten ervan overtuigd dat een rechtvaardigere samenleving beter via de overheid dan via een revolutionaire opstand tegen de kapitalisten bereikt kon worden. Tegelijkertijd brak in Rusland wel de revolutie uit, hetgeen echter niet leidde tot een communistische samenleving zoals Marx deze bedoeld had, maar tot een alomtegenwoordige en vaak gewelddadige staat die ieder onderdeel van de samenleving wilde controleren. Na de Tweede Wereldoorlog scherpte de ideologische en politieke machtsstrijd tussen de communistische Sovjet-Unie en de kapitalistische Verenigde Staten de gevoelde tegenstelling tussen overheid en markt verder aan. Markt en overheid werden twee elkaar uitsluitende ideologieën. In 1954 vertaalde de Amerikaanse econoom Paul Samuelson deze ideologische tegenstelling terug naar de economische wetenschap met behulp van een onderscheid tussen publieke en private goederen. 13 Publieke goederen, zo betoogde Samuelson, worden gekenmerkt door een consumptie die niet tot een selecte groep mensen is te beperken en door een product dat niet opgedeeld kan worden in individuele porties. Daarom zou de overheid de productie ervan op zich moeten nemen. De archetypische voorbeelden zijn defensie en dijken. Het private product daarentegen, kan juist wel worden opgedeeld in individuele porties, en van de consumptie ervan kunnen individuen juist wel worden uitgesloten. Denk aan de dvd-speler of de pot pindakaas. Om die reden kunnen private goederen bij uitstek door de markt worden geproduceerd, zo betoogde Samuelson. Door de ideologische tweestrijd van de Koude Oorlog en het elegante onderscheid van Samuelson tussen publieke en private goederen, werd de tegenstelling overheid-markt een gegeven in het westerse politiek-economische denken. De term publieke sector gebruiken als samenvatting van sociaal-democratische idealen zoals in de nota voor het PvdA-congres van januari 2012 gebeurt 14 is dan ook een wat ongelukkige keuze. Het suggereert dat de In 1999 trapte Melkert al op de rem bij de privatisering van publieke organisaties publieke sector een noodzakelijk onderdeel van de sociaal-democratische idealen is, en dat het de overheid is die per se de uitvoering ter hand moet nemen van die idealen. Dat is natuurlijk niet per definitie het geval. Daarnaast bevestigt deze woordkeus impliciet het beeld van een publieke en private sector, oftewel overheid en markt, die tegengesteld zijn en elkaar uitsluiten. Maar hoe begrijpelijk ook vanuit historisch oogpunt, de strikte tegenstelling tussen overheid en markt is te simpel, omdat ze voorbijgaat aan de onvermijdelijke verstrengeling van de twee. Overheid en markt verhouden zich op ten minste drie manieren tot elkaar. Ten eerste is er de juridische verhouding. Met behulp van haar geweldsmonopolie kan de overheid eigendomsrechten en de vrije uitwisseling van goederen en diensten garanderen, en daarmee een markt creëren of een reeds uit zichzelf ontstane markt versterken. Die markt werkt vaak beter (dat

37 Floris Heukelom & Rutger Zwart De schijntegenstelling tussen markt en overheid wil zeggen: creëert meer waarde) wanneer de overheid nog een hele trits andere taken op zich neemt, zoals het controleren van de kwaliteit en hoeveelheid van goederen, het bepalen en afdwingen van standaarden, het in rekening brengen van sociale kosten, enzovoorts. De markt op zaterdag in de stad is daar een voorbeeld van. Eigendom van goederen en vrije handel worden gegarandeerd door de marktmeester en politie, de kwaliteit van goederen wordt gecontroleerd door de Voedsel en Waren Autoriteit. Verder is de overheid soms nodig om te voorkomen dat de markt zichzelf vernietigt. Grote bedrijven als Microsoft en Ahold (Albert Heijn) kunnen door hun macht meer winst maken dan kleine bedrijven, wat tot een monopolie en dus opheffing van de markt kan leiden. Een vergelijkbaar probleem is de verleiding voor indivi- Het voorbeeld van de basishypotheek Hoe kan de PvdA haar idealen nastreven zonder te vervallen in de overheid-markttegenstelling? Een voorbeeld is de basishypotheek. 19 De economische en financiële crises van de afgelopen jaren hebben onder andere laten zien dat de verkoop van hypotheken niet goed werkt. Banken en met name tussenpersonen hebben een prikkel om zo veel mogelijk hypotheken te verkopen, opgetuigd met zo veel mogelijk verzekeringen en inleg in beleggingsfondsen. Hypotheekverkopers hebben daarnaast vrijwel altijd een grote informatie- en kennisvoorsprong op de huishoudens die de hypotheken kopen. Ze hebben met andere woorden de kennis en de prikkel om meer en slechtere hypotheken te verkopen dan nodig. We kunnen dit oplossen door allerlei regels op te stellen (en af te dwingen) ten aanzien van hypotheekverstrekking, zoals de huidige regering doet. Ook zouden we staatsbank abn amro het alleenrecht op hypotheekuitgifte kunnen geven. Beide oplossingen fnuiken echter de welvaartsverhogende voordelen van het ondernemerschap en de creativiteit van de markt. Het gaat er dus om de verschillende verhoudingen tussen overheid en markt zo in te zetten dat het ondernemerschap en de creativiteit van de markt worden geprikkeld, terwijl daarnaast individuen worden beschermd tegen eigen onwetendheid en andermans hebzucht. De basishypotheek biedt in dit geval een oplossing. De basishypotheek is een hypotheek waarvan de voorwaarden worden vastgesteld door de overheid. Te denken valt bijvoorbeeld aan een annuïteitenhypotheek van niet meer dan vier keer het bruto-inkomen, een looptijd van dertig jaar, een vast rentepercentage, geen verzekeringen anders dan die bij wet zijn verplicht, en geen vermogensopbouw via aandelen. Hypotheekaanbieders worden verplicht om de basishypotheek aan te bieden binnen de door de overheid gestelde regels. Bij twijfel kan de consument altijd bij de overheid terecht voor advies of controle van de hypotheek. Naast de basishypotheek blijft het voor consumenten gewoon mogelijk om andere soorten hypotheken af te sluiten. Het instrument van de basishypotheek kent ten minste drie voordelen. Ten eerste beschermt deze consumenten tegen financiële onwetendheid (en tegen de informatie- en kennisvoorsprong van de hypotheekaanbieders). Daarmee zorgt deze hypotheek er tevens voor dat de markt haar winst niet gaat halen uit onwetendheid en onkunde. Ten tweede biedt de basishypotheek aanbieders de mogelijkheid om te concurreren op de prijs van het product, dat wil zeggen op het rentepercentage en op de kwaliteit en klantvriendelijkheid. De markt kan haar welvaart creërende werking houden. Ten derde zorgt het in stand houden van andere hypotheekvormen ervoor dat ondanks de extra geboden zekerheid van de basishypotheek de keuzevrijheid van het individu niet wordt beperkt. 39

38 Floris Heukelom & Rutger Zwart De schijntegenstelling tussen markt en overheid 40 duele bedrijven om prijsafspraken te maken, teneinde meer welvaart naar zich toe te trekken en de markt buiten werking te stellen. Een ander onderdeel van de juridische verhouding tussen overheid en markt is daarom het opstellen en afdwingen van regels door de overheid tegen prijsafspraken en monopolievorming. Een tweede verhouding tussen overheid en markt is wat we de politieke relatie zouden kunnen noemen. Elke politieke partij ziet zich voortdurend voor de vraag gesteld of de productie van een bepaald goed of een bepaalde dienst via de overheid of via de markt geregeld dient te worden. Welke optie de voorkeur geniet is onder andere afhankelijk van hoe men economische gelijkheid, keuzevrijheid, efficiëntie en andere waarden ten opzichte van elkaar waardeert, en hoe men de ervaringen met overheids- of marktproductie in het verleden beoordeelt. Eén manier om hiermee om te gaan, is te bekijken aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voordat de productie van een goed of dienst aan de markt kan worden overgelaten. Dat wil niet zeggen dat in een bepaalde situatie of voor bepaalde goederen de markt, de overheid of juist een mengvorm altijd het beste systeem is. Voortschrijdende technologie bijvoorbeeld, kan de keuze tussen overheid en markt veranderen. Maar soms is er ook gewoon niet één superieur systeem. Kenneth Arrow heeft dit al eens mooi uiteengezet in Uncertainty and the welfare economics of medical care. 15 Soms kan een verkokerde en in zichzelf gekeerde ambtelijke organisatie een heel goede reden zijn om een dienst voortaan door de markt te laten verzorgen. Net zo goed kunnen er jaren later goede redenen zijn een ander systeem te kiezen. De gemeente Nijmegen heeft bijvoorbeeld goede ervaringen met de verzelfstandiging van gemeentelijke diensten. In de tweede helft van de jaren negentig werd zowel het gemeentelijk vervoersbedrijf als de gemeentelijke reinigingsdienst verzelfstandigd. 16 Beide bedrijven slaagden erin de dienstverlening te verbeteren en kostenefficiënter te werken. Uiteraard bleef de gemeente wel als opdrachtgever verantwoordelijk voor de kwaliteit van de dienstverlening. Maar in het geval van de reinigingsdienst koos de gemeente er onlangs voor het verzelfstandigde bedrijf weer naar de gemeente terug te halen. Via een vorm van inbesteding kan de gemeente nu opdrachten geven aan het eigen bedrijf. Zo worden de voordelen van marktwerking (flexibiliteit, professionaliteit) gecombineerd met de voordelen van overheidssturing (als opdrachtgever en aandeelhouder). Ook omliggende gemeentes worden aandeelhouder van dit reinigingsbedrijf en gaan er hun opdrachten inbesteden. In de politieke relatie tussen overheid en markt moet de politiek voortdurend kiezen hoe de productie van goederen geregeld zal worden. Vrijwel altijd gaat het daarbij om mengvormen, die in de loop der tijd ook nog eens om verschillende redenen steeds worden aangepast zonder dat er één universeel optimaal systeem is. Ten derde is er de concurrentierelatie tussen overheid en markt. Nadat de overheid een bepaalde markt heeft gecreëerd of gelegitimeerd, regels en randvoorwaarden voor de markt heeft vastgesteld en een keuze heeft gemaakt welke goederen en diensten via de overheid en welke via de markt geleverd zullen worden, concurreert ze met de markt. Neem de markt voor vervoersmiddelen. De overheid maakt deze markt allereerst mogelijk door de bescherming van eigendomsrechten en door het garanderen van een vrije goederen- en dienstenoverdracht en zij bakent die markt af door een serie regels ten aanzien van veiligheid, verkeersregulatie en milieunormen. Vervolgens bepaalt de overheid welke goederen en diensten door de markt geproduceerd kunnen worden zoals fiets, auto en vliegtuig en welke door de overheid geleverd zullen worden zoals trein en bus. Maar zodra dat allemaal gebeurd is, concurreert de overheid met haar bus en trein op de door haarzelf gecreëerde markt met de fiets, auto en het vliegtuig van private producenten.

39 Floris Heukelom & Rutger Zwart De schijntegenstelling tussen markt en overheid De nota Publieke sector bevestigt opnieuw dat de PvdA sinds jaar en dag handelt vanuit dezelfde grondbeginselen (het streven naar een gelijke verdeling van inkomen, macht en kennis, en het zo efficiënt mogelijk omgaan met schaarse euro s). Maar onderbelicht blijft vaak dat we dit doen vanuit een genuanceerde kijk op de verhouding tussen overheid en markt. 17 Ook de recente financiële en economische crises veranderen daar wat ons betreft weinig aan. We passen ons beleid aan nieuwe inzichten aan, net zoals we dat al honderd jaar doen. Aan de onderliggende principes op basis waarvan we dat doen en aan onze genuanceerde kijk op de relatie tussen overheid en markt verandert dat niets. 18 Noten 1 Damme, E. van. and M.P. Schinkel, Eds. (2009). Marktwerking en publieke belangen. Amsterdam, Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde. 2 Witteloostuijn, A. van, en anderen (2010). It Takes Two to Tango, Het Yin en Yang van markt en overheid als gelijkwaardige ordeningsprincipes, d66 Kenniscentrum. 3 Wissenburg, M., F. de Beaufort, et al. (2011). Eerlijk is eerlijk, wat een liberaal van de staat mag verwachten en van zichzelf moet vergen, Den Haag, Prof. mr. B.M. Teldersstichting. 4 s&d 2010/9; zie ook Claassen, R. (2010), De markt als paard van Troje, s&d 2010/1-2, pp , en Putters, K. (2010). Zorgen waar het moet, ondernemen waar het kan, s&d 2010/9, pp Een nieuwe sociaaldemocratische visie op de toekomst van de publieke sector, Versie: 6 oktober 2011, p.3. 6 Heroriëntering van het socialisme, in: Inzicht en Uitzicht. Opstellen over economie en politiek, Amsterdam 1978, p Theorie en beweging, in: Inzicht en Uitzicht, p Tromp, B.A.G.M. (1990). Beginselprogramma: noodzaak en onmogelijkheid, s&d 1990/4, pp Grenzen aan de markt. Privatisering en de hervorming van de publieke sector, Amsterdam: Wiardi Beckman Stichting, p Grenzen aan de markt, p Het volgende citaat: p PvdA Beginselmanifest (2005), artikel Bos, W. J. (2010). De Derde Weg Voorbij (Den Uyl Lezing). Amsterdam: p Samuelson, P. A. (1954). The Pure Theory of Public Expenditure, Review of Economics and Statistics 36 (4): Zie bijvoorbeeld p.1 en pp Arrow, K. (1963). Uncertainty and the welfare economics of medical care, American Economic Review 53: pp In het geval van het vervoersbedrijf liet de wetgeving de gemeente overigens eigenlijk geen keuze. De markteisen die de nationale overheid (en Europa) stelde, dwongen de gemeente uiteindelijk het voormalige gemeentelijke vervoersbedrijf te verkopen aan een marktpartij (Connexxion, tegenwoordig Veolia). 17 Wij sluiten ons dan ook graag aan bij het pleidooi van Marcel Philip Karré over de kansen van zogenaamde hybride organisaties: Philip Marcel Karré, Marktwerking in de publieke dienstverlening, s&d 2011/7-8, pp We danken Marcel Wissenburg voor zijn commentaar op een eerdere versie van dit artikel. 19 Het voorbeeld komt uit Heukelom, F. and E.-M. Sent (2010). The economics of the crisis and the crisis of economics: Lessons from behavioral economics. Krisis 2010 (3): pp en Heukelom, F. & E.-M. Sent (2010). Verhalen vanuit de gedragseconomie, tpedigitaal 4 (4): pp

40 Klimaatbeleid: een slecht geweten is een slechte raadgever Suggereren dat we het klimaat in de hand hebben als we de CO 2 - uitstoot maar beheersen, is politiek spel, stelt Frans Sluijter. Dat leidt hooguit tot vervreemding tussen publiek en wetenschap, maar niet tot oplossingen. Waarom Nederland volbouwen met windturbines terwijl we in Bangladesh kunnen helpen met hoogwaterbescherming? frans w. sluijter 42 Klimaatbeleid is een betrekkelijk nieuwe term in de politiek. Dertig jaar geleden was klimaat nog iets wat je waarnam en beschreef, maar waarvan je niet aannam dat daar iets aan te doen was. Klimaat was zoiets als het gemiddelde weer over een periode van tientallen jaren. Nu staan de kranten bol van de gevolgen van het falende klimaatbeleid. Een breed aanvaarde hypothese is dat de opwarming van de aarde wordt veroorzaakt door menselijk handelen. In het bijzonder wordt verondersteld dat door een versterkte uitstoot van kooldioxide (co 2 ) het co 2 -gehalte van de atmosfeer is gestegen en dat Over de auteur Frans W. Sluijter is emeritus hoogleraar theoretische natuurkunde aan de tu/e. Hij is lid van de algemene besturen van Waterschap De Dommel en de Stichting Het Noordbrabants Landschap. Hij is tevens lid van het bestuur van Brabants Particulier Grondbezit en voorzitter van de Stichting Skepsis. Noten zie pagina 48 door het versterkte broeikaseffect dat hier deels het gevolg van is, de gemiddelde temperatuur op aarde is opgelopen. Zonder in details te treden staat wel vast dat het hele proces van het broeikaseffect behoorlijk ingewikkeld is en dat het nog maar ten dele wordt begrepen. Daarnaast zijn er andere vormen van menselijk handelen waardoor het klimaat en zeker het lokale klimaat, wordt beïnvloed. Veranderd bodemgebruik door urbanisatie of ontbossing is daarvan een markant voorbeeld. Ook kan niet worden uitgesloten dat natuurlijke fluctuaties van zonneactiviteit en wolkendek een belangrijke invloed op het globale klimaat hebben. Er worden zelfs uiterst serieuze discussies gevoerd over wat oorzaak is en wat gevolg: is de verhoogde temperatuur een belangrijke kracht achter de geconstateerde verhoging van het co 2 -gehalte van de atmosfeer, of is het net andersom?

41 Frans W. Sluijter Klimaatbeleid: een slecht geweten is een slechte raadgever De vraag hoe het nu werkelijk zit, is natuurlijk een wetenschappelijke. In een ideale situatie zou de politiek geduldig afwachten tot de wetenschappelijke wereld voldoende inzicht in de materie heeft; pas dan zijn beleidsvragen op hun plaats. Het klimaatonderzoek is echter al in een vroeg stadium gepolitiseerd. In dit artikel wil ik laten zien dat de nauwe verwevenheid van wetenschap en politiek in het vakgebied van de klimatologie en de wijze waarop de klimatologie bedreven wordt, leiden tot een algehele vervreemding tussen publiek en wetenschap. Het klimaatprobleem wordt er bovendien niet mee opgelost. links is voor klimaatbeleid, rechts is sceptisch Het is eigenlijk heel merkwaardig dat in de politiek de scheidslijn tussen aanhangers van de zogenaamde antropogene beïnvloeding van het klimaat via co 2 -emissie (en door andere broeikasgassen) en degenen die daar kanttekeningen bij plaatsen, langs de traditionele links/ rechts-lijn loopt. Met links bedoel ik hier die politieke partijen die meer oog hebben voor het collectieve geluk en de minder bedeelden in de gemeenschap. De partijen ter rechterzijde hebben in mijn opvatting meer oog voor neoliberale denkbeelden. In de Verenigde Staten vind je dezelfde tweedeling terug tussen Democraten en Republikeinen. 1 Klimaatwetenschappen vormen een schoolvoorbeeld van een post-normale wetenschap, waarbij de toepassing op de publieke zaak geplaagd wordt doordat de feiten onzeker zijn, de waarden ter discussie staan, de belangen groot zijn en de gevraagde beslissingen door velen als spoedeisend ervaren worden. 2 De klimaatverandering wordt soms ook gezien als een ethisch of zelfs theologisch probleem, met bijbehorend schuldgevoel en behoefte tot boetedoening. 3 Deze religieuze component die de klimaatdiscussie is binnengeslopen, leidt behalve tot een gebrek aan rationaliteit ook tot verkettering van mensen die er anders over denken. 4 Behalve de onzekerheden die de discussie over het zuiver fysische aspect van klimaatverandering aan het licht heeft gebracht, is er ook een enorme discussie over de economische gevolgen van klimaatverandering. Gezien het feit dat de uitkomsten van berekeningen met behulp van economische modellen zeer sterk afhankelijk zijn van de parameters die gebruikt worden bijvoorbeeld de gebruikte rente in berekeningen van de contante waarde van onheilen of voordelen over een lange periode in de toekomst, of de mate van reële economische groei ligt hier ook een bron van verschil van inzicht. Bovendien is het ook te verdedigen dat op problemen van klimaatverandering de gebruikelijke economische zienswijze helemaal niet van toepassing is. Over de relatieve invloeden op het fysieke klimaat, antropogeen of natuurlijk, mag je nog hopen op den duur een grotere mate van overeenstemming te bereiken als gevolg van toenemend inzicht. Op het terrein van de inschatting van de economische gevolgen van verandering of van de maatregelen tot mitigatie daarvan, koester ik echter weinig hoop. de klimatologie en het ipcc Het vakgebied van de klimatologie is zoals gezegd een jong vakgebied. In het verleden waren het meteorologen en geologen die zich met de wetenschappelijke vragen van het klimaat bezighielden. De klimatologie kwam pas op nadat een aantal meteorologen zich ongerust is gaan maken over een uit de waarnemingen blijkende stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde, vooral over de laatste honderdvijftig jaar. De tijd die daaraan voorafging, staat bekend als de Kleine IJstijd. Deze begon vrij plotseling omstreeks Ook werd geconstateerd dat het co 2 -gehalte van de atmosfeer gestaag steeg. De samenloop van deze verschijnselen leidde tot de hypothese dat er een verband tussen beide zou zijn. De wereldorganisatie van de meteorologen en de Verenigde Naties besloten toen een organisatie in het leven te roepen om de aard van het eventuele verband vast te stellen, uitgaande 43

42 Frans W. Sluijter Klimaatbeleid: een slecht geweten is een slechte raadgever 44 van het vermoeden dat menselijk handelen aan een en ander ten grondslag ligt. Dat werd het Intergovernmental Panel for Climate Change (ipcc). Het ipcc verricht niet zelf onderzoek, maar het organiseert een periodieke rapportage over de stand van het onderzoek. De rapporten heten assessment reports en bestaan naast een wetenschappelijk deel ook uit een samenvatting voor beleidsmakers. Bij die beleidssamenvattingen is het mis gegaan. 5 De beleidssamenvattingen van het ipcc waren aanzienlijk stelliger in hun uitspraken dan de onderliggende wetenschappelijke samenvattingen. Allerlei wetenschappelijke verschillen van inzicht gingen hierdoor verloren. De indruk werd gewekt dat er enige garantie was dat een meerderheidsopvatting bij het sluiten van de editie van het assessment report de juiste was. Wetenschap is echter geen democratisch proces en de meerderheid, als die er al is, heeft niet per definitie gelijk. Daarnaast brachten eindredacteuren van de assessment reports bepaalde opvattingen over vooral de historische ontwikkeling van het klimaat nogal dominant tot uitdrukking. Zij konden dat ook doen doordat het reviewsysteem van de tijdschriften verre van ideaal had gefunctioneerd. Aanhangers van de opvatting dat de opwarming van de aarde in hoofdzaak toe te schrijven valt aan door menselijke activiteiten veroorzaakte uitstoot van co 2 en andere broeikasgassen, oefenden op tamelijk grote schaal druk uit om te voorkomen dat artikelen waarin die opvatting werd tegengesproken gepubliceerd zouden worden. Ook werd de kring van peers vaak beperkt tot een kleine groep gelijkgezinden. De mensen die op de belangrijkste posten zaten voor de beoordeling van de belangrijkste bijdragen, waren tamelijk eensgezind in hun vooroordeel en kregen vaak hun eigen artikelen of die van hun wetenschappelijke vrienden te beoordelen. Slagers die hun eigen vlees keurden dus. De eisen die gesteld worden aan de wijze waarop in wetenschapsbeoefening resultaten worden bereikt en hoe die gecommuniceerd worden, zijn flink gewijzigd de afgelopen decennia. In het systeem van peer review bij vaktijdschriften dat zich de afgelopen halve eeuw heeft ontwikkeld, worden de peer reviewers geacht te beoordelen of het aangeboden artikel geen fouten bevat, voldoende verwijst naar verwant werk en of het voldoende nieuw is. In de praktijk is de grondigheid waarmee de reviewers zich van hun taak kwijten wisselend. Er is bovendien een behoorlijke complicatie bij gekomen. In mijn eigen praktijk schreef je een artikel zo dat iemand die het vak en vooral de gebruikte wiskunde voldoende beheerste, aan de hand van de tekst en, in mijn geval, de wiskundige afleidingen precies kon nagaan wat je had gedaan. Zo was het duidelijk welke veronderstellingen eraan ten grondslag lagen en wat voor verwaarlozingen er waren gemaakt. The science was settled, zei Al Gore. Maar de science is verre van settled Door de opkomst van de computer is die situatie sterk veranderd. Een belangrijk deel van het huidige natuurwetenschappelijk georiënteerde wetenschappelijk werk bestaat uit de ontwikkeling van computercodes. In sommige vakgebieden gaat het dan ook nog om de verwerking van enorme databestanden. Dat deel van het onderzoek krijgt geen plaats in de publicaties. Om te waarborgen dat de behaalde resultaten de waarheid weergeven, moeten die codes en die bestanden wel toegankelijk zijn. 6 Er zijn dan ook tijdschriften, op het gebied van de econometrie en op dat van de natuurwetenschappen, die garanties eisen voor die toegankelijkheid alvorens tot plaatsing over te gaan. In het geval van publicaties waar het ipcc zich op baseerde waren die garanties, zoals onder meer blijkt uit de nog te vermelden strijd over de reconstructie van het temperatuurverloop over de laatste duizend jaar, niet altijd gegeven.

43 Frans W. Sluijter Klimaatbeleid: een slecht geweten is een slechte raadgever Een ander aspect van de moderne wetenschapsbeoefening is de financiering ervan. In de oude tijd was de overheidsbemoeienis met de wetenschap vrijwel beperkt tot de bekostiging van de universiteiten. Een hoogleraar had een budget dat hem (vrouwelijke hoogleraren bestonden nauwelijks, behalve dan in het buitenland) in staat stelde zijn onderwijs en onderzoek uit te voeren. Na de oorlog is er wetenschapsbeleid ontstaan. Lang was dat nauwelijks onderwerp van politieke aandacht. 7 Pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft een commissie van de Wiardi Beckman Stichting onder voorzitterschap van dr. ir. Ad Oele zich over dit onderwerp gebogen. 8 Heden ten dage kennen we echter een zeer nadrukkelijk wetenschapsbeleid met een systeem van financiering van onderzoek dat berust op het doen van voorstellen die beoordeeld worden door jury s. Dat heeft het wetenschappelijk leven grondig veranderd. Onderzoekers zijn voor hun loopbaan zeer afhankelijk geworden van hun vaardigheid om voorstellen te schrijven die genade kunnen vinden in de ogen van die jury s. Daarnaast worden op hoger niveau de budgetten vastgesteld die aan de verschillende vakgebieden worden toegewezen. Bij dit laatste speelt het maatschappelijk belang dat politici aan een vakgebied toekennen een belangrijke rol. Dat veranderingen in het klimaat maatschappelijk belang hebben zal door niemand bestreden worden, maar als je daar dan modellen voor maakt die dramatische veranderingen voorspellen en die de mogelijke gevolgen breed uitmeten, blijkt het aanzienlijk eenvoudiger om aan ruime fondsen te komen dan dat voor kritische onderzoekers het geval is. de hockeystick Tekenend voor de problemen rond de onderzoeken waar het ipcc zich op baseerde, is de discussie over de hockeystick: een diagram waarin een reconstructie wordt gegeven van het temperatuurverloop van ongeveer 1000 tot Volgens dit diagram zou de temperatuur heel langzaam zijn opgelopen totdat rond 1900 die temperatuur plotseling stijl opliep. Het diagram in de vorm van een ijshockeystick heeft een enorme invloed gehad op het denken over de opwarming van de aarde bij het algemene publiek en onder politici. Het leek het bewijs dat de opwarming van de aarde zoals die sinds ongeveer 1900 is waargenomen, volstrekt uniek is en zijn weerga in de geschiedenis niet kent. Waarom richten linkse partijen zich zo expliciet op uitstootbeperking? In het voetspoor van de veronderstelde ongeëvenaarde temperatuurstijging werden allerlei rampen voor de mensheid voorzien en ontstond een sterke beweging om te komen tot maatregelen op mondiale schaal om de verdere opwarming een halt toe te roepen. Daarbij valt onmiddellijk op dat in het politieke denken een eenvoudig rechtstreeks verband wordt verondersteld aanwezig te zijn tussen het gehalte aan co 2 in de atmosfeer en de opwarming. Bij dit verband zijn vele kanttekeningen te maken. Zo is de waargenomen opwarming verre van monotoon. De toename van het co 2 -gehalte van de atmosfeer is dat wel. Dat wijst erop dat er ten minste ook andere oorzaken zijn, die zowel van antropogene als van natuurlijke oorsprong kunnen zijn. Het is hier niet de plaats om dat breed uit te meten. De geïnteresseerde lezer kan worden verwezen naar het recent verschenen boek van Marcel Crok. 9 De oorspronkelijk publicatie van Michael Mann c.s. 10 die met de hockeysticktheorie op de proppen kwamen liet de conclusie toe dat de temperatuur op aarde nu hoger was dan ooit tevoren, althans in de laatste duizend jaar. In de steel van de hockeystick was echter niets te ontwaren van de toch redelijk bekende warme middeleeuwse periode, die vrij plotseling gevolgd werd door de Kleine IJstijd. Dit wekte de 45

44 Frans W. Sluijter Klimaatbeleid: een slecht geweten is een slechte raadgever 46 achterdocht van de wiskundige Steven McIntyre en de econometrist Ross McKitrick. De een was enigszins vertrouwd met hockeystickachtige voorstellingen uit zijn praktijk van analyses van grondboringen voor de mijnindustrie, waarbij men graag wilde aantonen dat er belangrijke deposities van een of ander mineraal aanwezig waren om zo investeerders te verleiden. De ander had vele hockeysticks gezien in de tijd van de ict-hausse. Mann c.s. weigerden evenwel categorisch de verzoeken om inzage van de gebruikte computercodes en ruwe data. Toch slaagden McIntyre en McKitrick er uiteindelijk in bijna volledig te reconstrueren hoe Mann c.s. aan hun hockeystick waren gekomen. 11 De strijd tussen deze antagonisten had natuurlijk uitgevochten moeten worden in de kolommen van de vaktijdschriften, maar dat bleek niet mogelijk omdat de toegang daartoe voor McIntyre c.s. vrijwel afgesloten werd, door het beleid van die organen en door de uiterst gebrekkige wijze van functioneren van het peer review-systeem. Gelukkig is er internet en beide kampen konden van hun inzichten blijk geven in hun respectieve blogs. 12 Het kwaad was echter al geschied. In het derde assessment report van de ipcc stond de hockeystick prominent op de omslag. Door velen is toen aangenomen dat het om vaststaande wetenschappelijke feiten ging. The science was settled, zei Al Gore en dat was het dus. veel verschil van inzicht Wel, een ding is zeker: the science is verre van settled. De moeilijkheden en onzekerheden stapelen zich op. Er bestaat verschil van inzicht over de instrumentele temperatuurreeksen en dan speciaal over de grootte van het urbane opwarmingseffect en daardoor over de betrouwbaarheid van de temperatuurmetingen zelf. Door urbanisatie in de omgeving van oorspronkelijk landelijke waarnemingsstations vertonen temperatuurreeksen van zo n station alleen daardoor al een stijgende tendens. De discussie over de hockeystick heeft daarbij geleerd dat de reconstructie van het temperatuurverloop van vóór het bestaan van instrumentele reeksen nog veel sterker is behept met moeilijkheden en onzekerheden. Er bestaat dus onzekerheid over de rol van de verschillende opwarmende effecten die worden veroorzaakt door menselijke activiteiten. Veranderd bodemgebruik en verstedelijking zijn daarbij belangrijke factoren en dat betreft niet alleen ontbossing. Maar ook de mate van invloed van wolkvorming is onderwerp van verhitte wetenschappelijke discussies. Werken wolken nu opwarmend of net andersom? Hoe zit het met de invloed van de zonneactiviteit? En hoe werkt die weer op de wolkvorming? Er zijn veel vragen over de rol van aerosolen en over de wisselwerking tussen de verschillende te onderscheiden mechanismen. Hoe zit het met de mogelijkheid voorspellende modellen te maken voor in wezen chaotische systemen? Wat dat betreft is de ervaring met lange-termijnweersvoorspellingen weinig bemoedigend. Kortom, er is weinig reden om aan te nemen dat we het klimaat in de hand hebben als we de co 2 - uitstoot maar beheersen. Het heeft er alle schijn van dat die slechts een van de vele factoren is die mede ons klimaat bepaalt. Het lokale klimaat is nog veel moeilijker om grip op te krijgen, omdat dan ook nog vele lokale omstandigheden van grote invloed kunnen zijn. 13 Een ander voor sommigen paradoxaal gegeven is dat er de laatste vijftien jaar niet veel meer te bespeuren is van een verdere opwarming van de aarde, ondanks het feit dat de toename van het gehalte aan co 2 gewoon doorgaat. Ongetwijfeld geen reden om te stellen dat co 2 er niet toe doet, maar wel reden om te twijfelen aan de effectiviteit van bestrijding van mondiale opwarming door je uitsluitend te richten op co 2 -uitstoot. Een laatste punt van twijfel ten slotte komt voort uit recente nasa-waarnemingen, die erop wijzen dat de temperatuur in hoofdzaak wordt bepaald door natuurlijke fluctuaties in het wolkendek van onze planeet en dat de invloed van co 2 binnen zeer ruime grenzen ondergeschikt zou zijn. 14

45 Frans W. Sluijter Klimaatbeleid: een slecht geweten is een slechte raadgever maatschappelijke weerslag Ik ben ervan overtuigd dat op den duur een aantal vragen waarover nu nog groot verschil van inzicht bestaat, bevredigend beantwoord zullen worden. Een aantal stellige uitspraken die thans door publiek en politici omhelsd worden, zullen daarbij ongetwijfeld onhoudbaar blijken te zijn. Voor zover dat uitspraken zijn waarop nu allerlei vergaande beleidsbeslissingen worden voorgesteld, zal de herroeping daarvan een enorme invloed hebben op de geloofwaardigheid van wetenschappelijke uitspraken in het algemeen. De kans bestaat dat het grote publiek zich zal afwenden van de wetenschap, met grote gevolgen voor de mogelijkheden en omvang van de wetenschapsbeoefening. In een radio-uitzending van de bbc op 21 januari 2011 waarschuwde Sir Paul Nurse, president van de Royal Society, hiervoor en bepleitte hij een scheiding van politiek en (klimaat)wetenschap. Het is echter de vraag of het daarvoor al niet te laat is. Veel politici en wetenschappers hebben publiekelijk zulke uitgesproken opvattingen naar voren gebracht, dat zij nauwelijks meer terug kunnen zonder hun geloofwaardigheid in de waagschaal te leggen. Waarom concentreren de partijen ter linkerzijde zich toch zo exclusief op uitstootbeperking van broeikasgassen, of om het wat algemener te zeggen op wat wel aangeduid wordt als mitigerende maatregelen? En waarom richten zij zich minder op adaptieve of aanpassende maatregelen? Het lijkt een valide vraag of je Bangladesh niet meer helpt met het aanleggen van een adequaat hoogwaterbeschermingssysteem dan met het volzetten van het Nederlandse platteland met windturbines. Toch moedigt de huidige oppositie de rechtse regering aan een enorm windmolenpark aan weerszijden van Urk te bouwen, omdat dat park de co 2 -uitstoot zou beperken. Je vraagt je wel eens af of het iets te maken heeft met een slecht geweten. We hebben meegemaakt dat luchtreizigers in de gelegenheid werden gesteld om hun schaamte voor hun reisgedrag af te kopen met een bijdrage aan bosaanplant ergens ver weg. Op de praktijk daarvan bleek ook nog wel wat aan te merken. Niet altijd werd de lokale bevolking daar beter van. 15 Aan de linkerzijde van het politieke spectrum heeft men gemiddeld gesproken wat meer last van geweten en gevoel voor de minder bevoorrechte medemens dan aan de rechterzijde. Daar kan een oorzaak liggen. Die kennelijke overmaat aan emotie en het kennelijke gebrek aan ratio maken links wel kwetsbaar voor rechtse propaganda. Rechts is zelfs tegen het op peil houden van ontwikkelingshulp. Rechts heeft weinig over voor cultuur en, naar wel zal blijken, zo mogelijk nog minder voor natuur. Maar links verheugt zich in een verdere industrialisering van het platteland door plaatsing van windturbines, zodat Zuinig zijn is nooit verkeerd, maar je moet de sommen wel goed maken vrij uitzicht en stilte verloren gaan. Terwijl het twijfelachtig is of het helpt om het primaire doel (vermindering van uitstoot van broeikasgassen) te dienen en terwijl het verband tussen het primaire en secundair doel (mitigeren van klimaatgevolgen) zeer onzeker is. 16 Het heeft er alle schijn van dat links zichzelf de das om doet door aan te dringen op de besteding van enorme sommen aan inefficiënte doelen, daarmee zichzelf de mogelijkheid ontnemend om de traditionele idealen te verwezenlijken en het gevaar lopend reeds bereikte doelen te verspelen. positie partij van de arbeid In het kerstinterview dat Jos Palm vorig jaar hield met Piet de Rooy, emeritus hoogleraar moderne geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, werd terecht de vinger gelegd op een wonde plek in de Partij van de Arbeid

46 Frans W. Sluijter Klimaatbeleid: een slecht geweten is een slechte raadgever 48 De partij heeft altijd gestaan voor verzekering van de bestaanszekerheid. Door mee te gaan met neoliberale ideeën over marktwerking en concurrentie is grote onzekerheid ontstaan onder de traditionele aanhang. Concurrentie op het spoor heeft weinig goeds gebracht. Niemand kan uitleggen dat we beter af zijn nu er drie verschillende bezorgers met post aan de deur komen en zeker de werknemers van tnt niet. Er is een behoorlijke verwijdering ontstaan met de vakbeweging. Niemand is meer zeker van zijn pensioen. Kortom, datgene waar de kiezers op meenden te mogen rekenen als het aan de Partij van de Arbeid lag, is nu onderwerp van grote onzekerheid. In een cynische bui denk ik wel eens dat de partij meer geïnteresseerd is wat in wezen gebrekkige computermodellen voorspellen voor over veertig jaar dan wat er met onze gemeenschap dreigt te gebeuren binnen tien jaar. In dit perspectief is het eigenlijk onbegrijpelijk dat er binnen de partij zo weinig begrip is voor een realistisch energiebeleid. Zuinig zijn is nooit verkeerd, maar je moet de sommen wel goed maken. Het ontwikkelen van een energieopwekkings- en transportsysteem dat ons uit de markt prijst, draagt niet bij aan de instandhouding van onze verzorgingsstaat. Ook worden milieu en landschap niet gediend met het volzetten van het platteland met windturbines in de hoop dat wij zo, zij het uiterst marginaal, bijdragen aan stabilisering van ons klimaat. Het afvangen van co 2 bij kolencentrales, met als gevolg een enorme vermindering van het rendement van die centrales, vanwege dezelfde marginale bijdrage aan die stabilisatie, terwijl we tegelijkertijd de emissie van fijnstof in stand laten, is ook geen nuttige bijdrage aan het milieu. 18 Greenpeace maakt zich terecht druk over de bouw van nieuwe kolencentrales. Een belangrijk tegenargument wordt volgens de milieuorganisatie ontleend aan de beoogde ondergrondse opslag van co De bezwaren van Greenpeace zijn echter in hoofdzaak van economische aard, maar voor de volksgezondheid zijn fijnstof en andere vervuilende stoffen waarschijnlijk veel belangrijker. Een voormalige campagneleider van Greenpeace neemt dan ook stelling tegen het standpunt van zijn vroegere werkgever over het afvangen en opbergen van co Geen van beide partijen in deze broederstrijd is uiteraard bereid de logische conclusie te trekken dat kernenergie duidelijke milieuvoordelen heeft boven kolencentrales. Het primitieve beeld over het verband tussen klimaatverandering en energieopwekking in combinatie met een diep gewortelde angst voor radioactiviteit splijt zo de milieubeweging. 21 Intussen laat links het aan uiterst rechts over om kritisch te kijken naar het soort voorwaarden dat nodig is om de verzorgingsstaat in stand te houden. Uiterst rechts heeft daarvoor andere motieven en is zeker niet van plan de eventueel vrijkomende middelen daarvoor in te zetten. Niet de instandhouding van de verzorgingsstaat beweegt hen. Populisme wel, want dat lijkt een gemakkelijke weg naar de macht. De grote traditionele waarden van de sociaal-democratie eisen een terugkeer naar de ratio in de verdediging ervan. Klimaatbeleid vernauwd tot co 2 -emissiebeleid is daarbij niet de juiste weg. Noten 1 Vgl. Roger Pielke, Jr. The Climate Fix, What Scientists and Politicians Won t Tell You about Global Warming, Basic Books, New York, M.Hulme, Why We Disagree about Climate Change, Understanding Controversy, Inaction and Opportunity, Cambridge University Press, Cambridge, 2009; S.O. Funtowicz en J.R. Ravetz, Science for a post-normal age, Futures, 25 (1993) pp Natuurlijk heeft klimaatverandering ook een ethisch aspect. Zelfs al zou er geen sprake zijn van enige antropogene oorzaak, dan nog behoren wij met onze welvaart bij te dragen aan de leniging van ontstane nood elders of aan de realisering van adaptieve maatregelen. Iets anders is of je dat uit een schuldbesef moet doen. Ik denk dat je het uit solidariteit moet doen. 4 De wetenschapsredactie van de Volkskrant verwerpt bijvoorbeeld iedere bijdrage die afwijkt van de party line.

47 Frans W. Sluijter Klimaatbeleid: een slecht geweten is een slechte raadgever 5 Zie voor een beschrijving en een kritische beoordeling van het hele proces: Committee to Review the ipcc, Climate change assessments. Review of the processes and procedures of the ipcc, InterAcademic Council, Amsterdam, Uit dit rapport blijkt dat het niet gaat om enkele fouten in de rapporten van de ipcc, maar om foute procedures en belangenverstrengeling die wel degelijk de degelijkheid van de conclusies aantasten. 6 Door de vsnu is in 2004 een Code of Scientific Conduct opgesteld waarin zulke regels zijn vastgelegd. 7 Wel was er al direct na de oorlog ongerustheid over de opgelopen achterstand op het gebied van de natuurkunde. Deze ongerustheid leidde tot de oprichting van de Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie (fom), mede op initiatief van minister-president Willem Schermerhorn. 8 A.P. Oele, M. van Hasselt, J. Delcour, A.F.H. van Meurs, F.W. Sluijter, E.J.W. Verwey en R. van Boven, Wetenschapsbeleid: planning en demokratisering, Studieproject Gelijkheid 1, wbs/ Kluwer, Amsterdam, Marcel Crok, De staat van het klimaat. Een koele blik op een verhit debat, Paradigma, Amsterdam, M. Mann, R.S. Bradley en M. Hughes, Global-scale temperature patterns and climate forcing over the past six centuries, Nature 1998, pp De geschiedenis van dit wetenschappelijke conflict is uitvoerig beschreven door A.W. Montford. A.W. Montford, The Hockey Stick Illusion, Climategate and the Corruption of Science, Stacey International, Londen, Respectievelijk Real Climate ( ) en Climate Audit ( org). 13 In Engeland brak voor Kerstmis 2010 een ruzie uit over de voorspelling van het Met Office dat we moesten rekenen op milde winters, omdat dat de uitkomst was van computermodellen die gedraaid werden op de nieuwe computer (die 33 mln kostte). Tot de in opstand gekomen wetenschappers behoorde Sir David King, de wetenschappelijk adviseur van de vorige Labour-regering. 14 R.W. Spencer, The Great Global Warming Blunder, How Mother Nature Fooled the World s Top Climate Scientists, Encounter Books, New York, Zie ook: R.W. Spencer en W.D, Braswell, On the Misdiagnosis of Surface Temperature Feedbacks from Variations in Earth s Radiant Energy Balance, Remote Sensing, 2011, 3 pp T. Byokola en C. Lang, Uprooted tree planting project in Uganda to sell carbon offsets, New Internationalist, juli Berekening leert dat het beoogde windmolenpark bij Urk gemiddeld minder dan 1 TWh per jaar zal produceren, terwijl het jaarlijks gebruik van elektriciteit in ons land ongeveer 110 TWh bedraagt. Zie voor de futiliteit van dit en ook ander beleid ter beteugeling van de co 2 -emissie: Roger Pielke, Jr. The Climate Fix, What Scientists and Politicians Won t Tell You About Global Warming, Basic Books, New York, ny, Marathon interview, 25 December 2010, Radio Persoonlijke mededeling van W. van den Elshout. Hij legde deze opvatting neer in een uitvoerige brief aan toenmalig premier Balkenende en toenmalig minister van economische zaken Van der Hoeven, met als tastbaar resultaat dat hij na een dienstverband van 23 jaar door zijn werkgever dsm werd ontslagen. De brief was op persoonlijke titel geschreven. 19 Greenpeace, cos dumpen: daarom niet!, Amsterdam, S. van Egmond, Het Financieele Dagblad, 28 december Ook na Fukushima sta ik nog volledig achter mijn artikel uit 2007 (s&d 2007/1-2). De reacties op de ramp heb ik vrij nauwkeurig voorspeld in een artikel in de regionale pers. Zie bijvoorbeeld Het Brabants Dagblad van 17 maart 2011 getiteld Emoties gaan de discussie over kernenergie beheersen. Mijn opinie komt aardig overeen met die van George Monbiot, die juist door het feit dat de kerncentrales van Fukushima de aardbeving zonder problemen overleefden, bekeerde van neutraal tegenover kernenergie tot een uitgesproken voorstander. G. Monbiot, How the Fukushima disaster taught me to stop worrying and embrace nuclear power, The Guardian, 22 maart

48 Duurzame energie is wel het antwoord Het klimaatdebat verdient misschien geen schoonheidsprijs, maar dat doet aan de feiten weinig af. Wie nadenkt ziet dat verduurzaming van onze energievoorziening de beste strategie is, stellen Diederik Samsom en Rik Harmsen in antwoord op het artikel van Frans Sluijter in dit nummer. diederik samsom & rik harmsen 50 De strekking van het betoog van Frans Sluijter komt kortweg op het volgende neer: de wetenschappelijke kennis over de invloed van de mens op het klimaat is met dusdanige onzekerheden omgeven, dat het onverstandig is om geld en energie te steken in klimaatbeleid. Dat zijn wij niet met hem mee eens en wij lichten graag toe waarom. Laten we bij het begin beginnen. Frans Sluijter bekritiseert de klimaatwetenschap en komt met een aantal vrij bekende voorbeelden waarbij klimaatwetenschappers zaken zouden hebben overdreven of verkeerd hebben voorgesteld en niet open zouden zijn geweest over hun werkwijze. Een bekend voorbeeld is de zogenoemde hockeystick-grafiek die absoluut niet zou kloppen. Er is inderdaad stevige kritiek geweest op deze grafiek maar die kritiek is ook gepareerd. De verleiding is groot om met allerlei wetenschappelijke rapporten Over de auteurs Diederik Samsom is Tweede Kamerlid voor de PvdA. Rik Harmsen is beleidsmedewerker bij de Tweede Kamerfractie van de PvdA. Noten zie pagina 52 op de proppen te komen om de kritiek te gaan weerleggen. Maar dat doen we niet. De reden daarvoor is dat, zoals Frans Sluijter terecht stelt, het klimaatonderzoek al in een vroeg stadium gepolitiseerd is. Hij betoogt verder dat de nauwe verwevenheid van wetenschap en politiek in het vakgebied van de klimatologie en de wijze waarop klimatologie bedreven wordt, leiden tot een algehele vervreemding tussen publiek en wetenschap. Die vervreemding of op z n minst verwarring is er inderdaad in deze postmoderne tijd, laten we daarom ophouden met wetenschappelijke twijfels in het publieke debat te brengen, en laten we die terechte twijfels voortaan aanvoeren in de arena waar deze horen: de wetenschappelijke. De verwarring in het debat neemt namelijk toe als politici elkaar om de oren gaan slaan met wetenschappelijke onderzoeken die het tegengestelde beweren. Of de vaak aangedragen kloof tussen publiek en politiek inderdaad zo groot is en vooral hierdoor wordt veroorzaakt, zoals Frans Sluijter stelt, betwijfelen wij, maar helpen doet het in ieder geval niet.

49 Diederik Samsom & Rik Harmsen Duurzame energie is wel het antwoord wetenschap moet de feiten leveren Wat moet een politicus dan wel doen in dit gepolitiseerde debat? Het antwoord is simpel: vertrouwen op de wetenschappelijke stand van zaken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan want het orgaan dat informatie aanlevert, is zelf onderdeel geworden van het gepolitiseerde debat. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (ipcc) is vanuit sceptische wetenschappers en een aantal politici, in Nederland met name van pvv 1 en vvd 2, stevig onder vuur komen te liggen vanwege zijn werkwijze en de conclusies die het trekt. En die kritiek was niet altijd onterecht. Ook bij delen van de maatschappij, politiek en wetenschap die niet twijfelden aan de goede intenties en de conclusies van het ipcc, ontstond twijfel of de werkwijze van het ipcc wel deugde. Waren de rapporten van het ipcc wel afdoende wetenschappelijk onderbouwd? Werden klimaatsceptische rapporten wel voldoende meegenomen? Om duidelijkheid te krijgen is er een internationale commissie van onafhankelijke wetenschappers, de InterAcademy Council (iac), ingesteld onder leiding van Robbert Dijkgraaf die de werkwijze van het ipcc uitgebreid heeft geëvalueerd. De conclusie van het iac was dat het ipcc zijn managementstructuur fundamenteel moet herzien en zijn procedures moet versterken. Maar de conclusie van deze commissie is dat het assessmentproces van het ipcc over het geheel genomen succesvol is geweest. 3 Kortom: de werkwijze moet beter maar de resultaten blijven overeind staan en die liegen er niet om. Uit het laatste rapport van het ipcc uit 2007 blijkt onder andere dat Most of the observed increase in global average temperatures since the mid-20th century is very likely [90% zeker met 5% onzekerheid naar boven en beneden, rh/ds] due to the observed increase in anthropogenic greenhouse gas concentrations. 4 Stel je zit in een bus met twintig wetenschappers. De bus rijdt in dichte mist een berg af en het zicht is slechts enkele tientallen meters. De bus rijdt 50 km per uur en zestien wetenschappers zeggen: We hebben op een kaart gekeken en we verwachten dat er zo meteen een scherpe bocht naar links komt. We zouden zo langzamerhand de bocht inzetten. Twee hebben op hun kaart gekeken en roepen dat de weg zelfs doodloopt en dat er vol op de rem getrapt moet worden. En de twee laatsten stellen op basis van de kaart die zij hebben dat er niets aan de hand is en er geen bocht aankomt. Een eind verder is de snelheid van de bus inmiddels opgelopen tot 80 km per uur, de mist neemt weliswaar af, maar de remweg wordt langer. Inmiddels zeggen achttien mensen dat die bocht naar links er toch echt aankomt, één passagier roept om de rem en één blijft volhouden dat het allemaal zo n vaart niet loopt. De vraag is, wat doet u? De politicus bevindt zich in de rol van buschauffeur, de bus is de samenleving. Een lastige positie. Want de sceptici, om ze voor het gemak maar even onder één noemer te scharen, kunnen gelijk hebben. De paniekzaaiers ook. De vraag die we onszelf moeten stellen is: wat moeten we gegeven die onzekerheid doen? De beste beslissing is om vaart te minderen om de bus door de bocht te kunnen sturen als die zich aandient. Niet alleen omdat de meerderheid van de wetenschappers dat adviseert, maar ook omdat vaart minderen sowieso goed is om een ander probleem, de leegrakende brandstoftank, te bestrijden en omdat we als er geen bocht blijkt te zijn als enige probleem hebben dat we later aankomen dan gepland. inzetten op duurzame energie is altijd slim Gegeven de wetenschappelijke informatie, met bijbehorende onzekerheden, is inzetten op een duurzame energievoorziening de verstandigste weg. Daarmee wordt de uitstoot van broeikasgassen afgeremd en zadelen wij de komende generaties niet op met de onomkeerbare gevolgen van de grote klimaatverandering. En los van de vraag of we in moeten zetten op duurzame ener- 51

50 Diederik Samsom & Rik Harmsen Duurzame energie is wel het antwoord 52 gie en energiebesparing vanwege het klimaat, is er nog een aantal andere, minstens zo goede redenen om daarop in te zetten. Duurzame energie levert namelijk ook onafhankelijkheid op van landen als Rusland en Libië (gas), het Midden-Oosten (olie) en Kazachstan en Niger (uranium). Duurzame energie maakt daarmee een einde aan de dreigende concentratie van de beschikbaarheid van energieproductiemiddelen, die gepaard gaat met de steeds schaarser wordende fossiele voorraden. Bovendien kan de inzet op duurzame energie voor nieuwe werkgelegenheid zorgen. Zo kan Nederland met zijn ondiepe Noordzee een voorloper worden voor windenergie op zee met duizenden banen en kan ons land een innovatieve technologie ontwikkelen die we ook weer kunnen exporteren. Met de Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050 presenteerde de Europese Commissie onlangs haar onderzoek naar wat de beste strategie is voor een duurzame, koolstofarme energievoorziening. De conclusie is dat in 2020 de co 2 -uitstoot met 20% moet zijn gedaald (ten opzichte van 1990), dat 20% van de energie duurzaam moet worden opgewekt en dat we 20% energiebesparing moeten hebben gerealiseerd. 5 Het Centraal Planbureau heeft de routekaart geanalyseerd en komt tot de conclusie dat uitvoering van de Europese Routekaart 2050 gepaard gaat met een welvaartsverlies (uitgedrukt als percentage van het nationaal inkomen) in 2030 van maximaal 1% in de eu. Het cpb concludeert echter ook het volgende: In Nederland is het welvaartsverlies, als gevolg van de al bestaande consumptiebelastingen op elektriciteit, gas en brandstof, in vrijwel alle scenario s en tijdstippen ongeveer twee keer zo groot. 6 Kortom, doorgaan op de oude voet is duurder dan nu inzetten op duurzame energie. Fossiele brandstoffen worden schaarser terwijl de vraag ernaar toeneemt, de prijs gaat stijgen en de milieuvervuiling (naast klimaatverandering ook bijvoorbeeld luchtkwaliteit) de maatschappij steeds verder op kosten jaagt. Sluijter betoogt omstandig dat er in het klimaatdebat allerlei irrationale overwegingen zijn gaan meespelen. Dat klopt. Die irrationaliteiten vind je overigens zowel aan de kant van de alarmisten, als aan de zijde van de sceptici. Wie internet de verzamelplaats van veel uit de hand lopende discussies afstruint, moet concluderen dat beide kampen elkaar aardig in evenwicht houden voor wat betreft de hoeveelheid onzinnige argumenten die aan de discussie worden toegevoegd. Het is aan politici om zich daaraan te ontrekken. Wie vervolgens de wetenschappelijke realiteit in al haar nuchterheid, dus met de bijbehorende onzekerheden, beschouwt en haar in de maatschappelijke realiteit van oprakende fossiele voorraden plaatst, komt al snel tot de conclusie dat de meest verantwoorde strategie met het oog op de toekomst er een van een versnelde verduurzaming van onze energievoorziening is. Deze handelswijze vermindert het risico voor komende generaties, leidt tot een evenwichtiger spreiding van de beschikbare energieproductiemiddelen en creëert nieuwe kansen op het gebied van duurzame werkgelegenheid en groei. Ons lijkt dat dit drie zwaarwichtige argumenten zijn voor sociaal-democraten. Noten 1 component/content/article/47- richard-de-mos/4020-pvvnederland-moet-stoppenmet-ipcc-financiering-.html. 2 tk html. 3 SummaryDutch.pdf, p ment-report/ar4/wg1/ar4-wg1- spm.pdf. 5 LexUriServ/LexUriServ.do?uri= COM:2011:0112:FIN:NL:PDF. 6 documenten-en-publicaties/ rapporten/2011/11/18/rapportvan-centraal-planbureau-ananlyse-routekaart-2050.html.

51 Dit is de vierde aflevering van s&d die in het teken staat van het wbs-onderzoek Van waarde. Sociaal-democratie voor de 21 ste eeuw. Na edities over bestaanszekerheid, verheffing en arbeid staat nu binding centraal. Het woord binding op zichzelf zegt niet veel, het kan op van alles slaan als je niet weet waaraan gebonden (moet) worden, of waarom. De artikelen in dit themanummer stellen daarom steeds de vraag: wat is de waarde van binding voor ons in welke context? Een van de conclusies: binding in gemeenschappen is een voorwaarde voor individuen om te kunnen emanciperen. Zonder binding geen vrijheid (en geen sociaal-democratie). 53

52 van waarde binding De democratische ervaring Zonder collectieve actie geen vrijheid, stellen Monika Sie Dhian Ho en Menno Hurenkamp in hun inleiding bij deze s&d-special over binding. Ze wijzen op het vermogen dat wij gezamenlijk hebben om onze problemen aan te pakken en onze dromen naderbij te brengen. Deze democratische ervaring is de sleutel tot het keren van het aanhoudende publieke ongenoegen in de samenleving. monika sie dhian ho & menno hurenkamp 54 Brigitte de Waal maakt scholen schoon, in Groningen. Ze heeft geen vast contract en werkt door bezuinigingen in plaats van 32 uur nog maar 20 uur per week. Bij haar vorige opdrachtgever had ze ruim tien minuten om een klaslokaal schoon te maken. Bij het schoonmaakbedrijf dat de laatste aanbestedingsronde won heeft ze nog maar anderhalve minuut voor hetzelfde lokaal. Anderhalve minuut zou volgens haar nieuwe leidinggevende genoeg moeten zijn als ze resultaatgericht schoonmaakt. Dit motto houdt in dat het zichtbare vuil zoals papierproppen en modder eerst gedaan moet worden. De onzichtbare rest spuug, snot en andere bacteriën kan wachten. Voor De Waal betekent het slecht werk, want arbeidsonzekerheid, klachten van de ouders en geen respect van opdrachtgevers en cliënten. En: het ongedierte tiert weliger dan ooit in het klaslokaal. Het schoonmaakwerk op scholen is teruggebracht tot een vernederend klusje, waarbij de Over de auteurs Monika Sie Dhian Ho is directeur van de Wiardi Beckman Stichting. Menno Hurenkamp is hoofdredacteur van s&d. Noten zie pagina 60 kosten het enige criterium zijn. Wie daarvoor verantwoordelijk gehouden kan worden is onduidelijk; anonieme krachten lijken erachter te zitten. Maar op 24 november 2011 deed Brigitte de Waal haar verhaal op het podium van het Groningse Huis de Beurs, bij de presentatie van het s&d-themanummer over arbeid. Ze zag daar behoorlijk tegen op, maar voelde zich gesterkt door de haar toejuichende collega s, uitgerust met oranje pakken, trommels en plastic bijlen. Het publiek gaf haar een daverend applaus. En daar verloor de anonieme kracht die van het schoonmaakwerk een sluitpost maakte, wat van zijn naamloosheid: als je met zijn allen blijft aankloppen bij wethouders, cliënten en bemiddelingsbedrijven, wordt er vanzelf iemand wakker. De Waals verhaal gaat over de strijd voor goed werk, maar ook over het thema in deze s&d: binding, de relatie tussen individu en gemeenschap. Haar verhaal laat zien hoe bevrijdend gemeenschappen kunnen zijn: dankzij de hernieuwde collectieve actie van vele schoonmakers, en de nieuwe organisatievormen die de vakbeweging met hen ontwikkelt, worden de wantoestanden in het schoonmaakwerk

53 Monika Sie Dhian Ho & Menno Hurenkamp De democratische ervaring De kern van het sociaaldemocratische ideaal is een leven in vrijheid voor iedereen van De Waal en anderen bekend bij het brede publiek. En het laat zien hoe belangrijk gemeenschappen kunnen zijn om je gezien en gerespecteerd te weten: op deze bijeenkomst was het duidelijk wie de heldin van de avond was en wat dat voor De Waal betekende. Sociaal-democraten proberen van oudsher tegenwicht te bieden aan anonieme structuren te midden waarvan individuen zich onmachtig en belemmerd voelen. De opgave was en is het moderniseringsproces dat door technologische en economische ontwikkelingen wordt voortgedreven, in goede banen te leiden. De sociaal-democratie protesteert tegen een samenleving die slechts efficiënt is georganiseerd, via bureaucratie of markt, en stelt hier een ethisch geïnspireerd ideaal tegenover. Vandaar dat de Wiardi Beckman Stichting drie vragen centraal stelt. Wat is van waarde? Hoe staat dat onder druk? En wat staat ons te doen? De kern van het sociaal-democratische ideaal is een leven in vrijheid voor iedereen, een leven waarin je je naar eigen inzicht kunt ontplooien en je gezien kunt weten. Met behulp van de drie centrale vragen gaat een reeks verkenningen in s&d na hoe we dit ideaal naderbij kunnen brengen via vier klassieke doelstellingen: bestaanszekerheid, verheffing, arbeid (goed werk), en in deze editie: binding. In de juli/ augustus editie concludeerden we dat vrijheid begint bij bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil voor iedereen. Mensen hoeven geen voorspelbaar leven van wieg tot graf, maar hebben wel een bepaald minimum aan zekerheid nodig op het gebied van inkomen, veiligheid, gezondheidszorg, huisvesting en duurzame leefomgeving. Dat is een noodzakelijke startbaan voor vrijheid. In september/oktober stond het belang van verheffing centraal, om invulling te geven aan onze vrijheid: hoe het beste uit onszelf en uit de samenleving te halen door een goede overdracht (opvoeding en onderwijs), gelijke kansen op ontplooiing, en het expliciet nastreven van een beschavingsideaal. In de vorige editie keken we naar het belang van goed werk en een evenwichtige balans tussen werk en de rest van het leven. Dit nummer over binding is gewijd aan de verwezenlijking van onze vrijheid samen met anderen en in relatie tot anderen. lusten en lasten van gemeenschappen Ons uitgangspunt is de mens als sociaal wezen. We emanciperen ons tot autonome personen doordat we leren van andere mensen, door gemeenschappelijke ervaringen en collectieve daadkracht, en doordat we erkenning krijgen van anderen. Maar daarmee is ons perspectief op gemeenschappen nog niet gegeven. Binding op zich zegt niets. Het kan goed zijn of niet, bevrijdend of beknellend, het resultaat zijn van vrije keuze dan wel lot, gewoonte of dwang. De cruciale vraag is ook nu weer: wat is de waarde van binding? Van waarde zijn ten eerste de potentieel bevrijdende kwaliteiten van gemeenschappen. Mensen zijn voor hun overleven en emancipatie aangewezen op samenwerking, en binding binnen een gemeenschap biedt een gedeelde betekeniswereld die samenwerking vergemakkelijkt. Door binding weten mensen wat ze van anderen kunnen verwachten en wat er van hen verwacht wordt. De gedachte dat individuele bevrijding via collectieve wegen wordt gerealiseerd, ligt ten grondslag aan de sociaaldemocratische beweging: zonder gemeenschap geen socialisme ( ). Het zijn gemeenschappen die ons bestaanszekerheid bieden, verheffing of mogelijkheden tot zinvol werk, in de woorden van Rutger Claassen verderop in dit nummer. Een tweede waarde van gemeenschappen is van affectieve aard. Mensen die met elkaar verbonden zijn geven elkaar aandacht en erkenning, die van wezenlijk belang zijn voor de 55

54 van waarde binding Monika Sie Dhian Ho & Menno Hurenkamp De democratische ervaring vorming van zelfstandige individuen. Zonder erkenning door anderen geen zelfvertrouwen, zelfrespect en zelfachting. Gemeenschappen voorzien ook in een behoefte aan identificatie en een thuis, en vergemakkelijken wederzijds vertrouwen, loyaliteit en opoffering. Deze elementen van binding zijn ook van belang voor de acceptatie van gezag, voor de legitimiteit van instituties. Om deze waarden van gemeenschappen tot hun recht te laten komen is veelal een langetermijnrelatie nodig waarin mensen hun welbegrepen eigenbelang, hun gezamenlijke belang, laten prevaleren boven het scoren op korte termijn voor het beperkte eigenbelang. Zo n langetermijnrelatie is gebaseerd op het principe van dubbele solidariteit: van het individu met de gemeenschap, en van de gemeenschap met het individu. Deze dubbele solidariteit (of wederkerigheid) schraagt het uitgangspunt van de sociaal-democratie dat we met zijn allen verantwoordelijk zijn voor het welzijn van iedereen, in contrast met het liberale uitgangspunt dat iedereen verantwoordelijk is voor het eigen welzijn. Het idee dat mensen uit verschillende sociaaleconomische groepen uit de maatschappij een gezamenlijk belang hebben bij een sturing van het kapitalisme in coµperatieve richting, vormt de bindende kracht van de sociaaldemocratische volksbeweging. 1 Dat idee krijgt vorm in een maatschappelijk contract waarin aan de langetermijnbelangen van die verschillende groepen recht wordt gedaan, in de vorm van beperking van de crisisgevoeligheid van de economie, goed onderwijs voor iedereen, een sociaal vangnet, en een economische groei dan wel bezuinigingen die rechtvaardig verdeeld worden. Naast de lusten van gemeenschappen, begrenzen twee waarden de potentiële lasten van gemeenschappen. Van waarde is dat er een exit-optie is uit gemeenschappen: de politiek moet ervoor zorgen dat iedereen uit een beknellende gemeenschap (bijvoorbeeld een gezin of religie) kan treden, en dat burgers vrij zijn zich te verenigen met wie zij zelf verkiezen. De functie daarvan is niet om de liberale droom van een samenleving vol ontwortelde individuen te realiseren, maar om mensen die hechten aan binding bij de les te houden. Binding door disciplinering is een zwaktebod. Ten slotte is van waarde dat conflicten tussen gemeenschappen vreedzaam verlopen. Gemeenschapsvorming gaat vaak samen met onderscheidingsdrift. Hoe hechter de binding binnen gemeenschappen hoe groter het contrast tussen die gemeenschappen. Het komt er dan in de samenleving op aan om botsingen die uit die 56 Wat is het Van waarde-project van de Wiardi Beckman Stichting? s&d heeft het afgelopen halfjaar gediend als platform voor een debat over de actualiteit van klassieke sociaal-democratische thema s in deze tijd van individualisering en globalisering. Dit themanummer over binding ging vooraf door nummers over bestaanszekerheid, verheffing en arbeid. De auteurs beantwoorden in hun artikelen impliciet steeds drie vragen: wat is van waarde, hoe staat dat onder druk en wat staat ons te doen? Het doel van deze speciale s&d-edities is om discussie op gang te brengen over wat de meest prangende problemen zijn die spelen in onze maatschappij, en wat de beste oplossingen hiervoor zijn. Het volgende nummer van s&d zal enkele van de belangrijkste inzichten uit de voorgaande nummers bijeenbrengen via de invalshoek van de levensloop van mensen. Parallel aan de s&d-edities houdt de wbs diepte-interviews met mensen in het land, over hun zorgen en hun dromen, en over de manier waarop ze problemen oplossen waar ze tegenaan lopen. In het najaar van 2012 zal de wbs deze interviews uitgeven in de vorm van een verhalenboek. Tegelijk verschijnt dan een manifest, waarin de inzichten uit het hele Van waarde-onderzoek zijn samengebald in een politiek actieplan.

55 Monika Sie Dhian Ho & Menno Hurenkamp De democratische ervaring contrasterende bindingen voortvloeien in goede banen te leiden: burgers moeten zich aan de regels van het spel houden. Dat is een hoge, maar beperkte eis. Voor zover mensen samenleven zijn het burgers, met het uithouden van verschil als vak (zie Van Gunsteren verderop in dit nummer). Kort en goed: van waarde is dat mensen vrij zijn om zich te verenigen. Sterker, wie iets van zijn leven wil maken moet gemeenschap zoeken, als handvat en als huis. Maar niemand mag zich bekneld weten, door de eigen gemeenschap of die van anderen. Om gemeenschappen zo in te richten dat ze ons verder helpen, dat is de democratische ervaring: Brigitte de Waal die het podium opklimt om de wethouder ter verantwoording te roepen, met haar lotgenoten bij de hand en de uitkomst misschien nog ongewis, maar wel met de gedeelde overtuiging dat het zin heeft je samen te roeren. lotsverbondenheid De maatschappelijke aanleiding voor het Van waarde-project van de wbs is het aanhoudende publieke ongenoegen. Mensen voelen zich onbehaaglijk in hun samenleving, en over de richting waarin die samenleving zich volgens hen ontwikkelt. We lijken ons vooral te verenigen in afkeer. Het Van waarde-onderzoek bestaat eruit dat we in tientallen individuele open diepte-interviews bespreken wat mensen hoog zit (waarover zijn ze tevreden, waarover hebben ze zorgen?), waarover ze dromen (waar hoop je over vijf jaar te staan?) en hoe ze een verandering proberen te bewerkstelligen (door zelfredzaamheid, een sociaal netwerk, door verwachtingen van verschillende instituties). Daarnaast reflecteert een groep wetenschappers rond de wbs op de actualisering van de sociaal-democratische kernwaarden en doelstellingen. Daarbij worden ze geïnspireerd door de uitkomsten van het interviewonderzoek, maar zij brengen die uitkomsten ook in verband met analyses van de (internationale) omgeving waarbinnen deze gerealiseerd moeten worden. Uit de interviews blijkt dat een aantal sociaaldemocratische kerndoelstellingen voor sommigen nog steeds en voor anderen opnieuw urgent zijn, zoals bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil en goed werk voor iedereen. Maar naast deze urgente thema s dringt een tweede conclusie zich op uit de gesprekken: mensen onderkennen in hun individuele verzuchtingen nauwelijks gezamenlijke problemen, en als dat al wel het geval is, ontbreken aanknopingspunten voor gezamenlijke oplossingen voor die gemeenschappelijke problemen. Brigitte de Waal vormt dus in zekere zin een uitzondering: zij betoogt dat goede arbeidsomstandigheden en schone scholen niet alleen in haar belang zijn maar in ons belang, en zocht en vond medestanders onder collega s, de vakbeweging en in toenemende mate het bredere publiek en politici. In dit s&d-nummer bespreken verschillende auteurs het belang van binding en gemeenschappen voor ons gezamenlijke vermogen om onze problemen aan te pakken en onze dromen naderbij te brengen, op verschillende locaties van binding: in de politiek, dicht bij huis, en in de maatschappij. Aan de viering van dit gezamenlijke vermogen refereert de titel van deze inleiding de democratische ervaring (naar Alexis de Tocqueville, en naar John Dewey) 2 : de verwezenlijking van onze vrijheid kan niet zonder collectieve actie. Het is in dialoog of in pogingen tot dialoog dat mensen telkens opnieuw vaststellen welke afspraken hen helpen en welke afspraken hen neerhalen, welke stilzwijgende veronderstellingen hen een zetje geven en welke een drempel vormen om verder te komen. Gemeenschappen als vanzelfsprekend nemen, door een geloof of het klassieke gezin als onvermijdelijk of zelfs verplicht te zien, is iets voor conservatieven. Gemeenschappen als niet-relevant beschouwen, door alleen over individuen te willen praten, is iets voor liberalen. Sociaal-democraten zien de botsing in binding als wezenlijk, de ambities van mensen om zelf vooruit te komen blijven net zo goed leeg wanneer anderen hen niet toejuichen als dat ze leeg blijven wanneer anderen die ambities niet toet- 57

56 van waarde binding Monika Sie Dhian Ho & Menno Hurenkamp De democratische ervaring 58 sen. Goed dat je vooruit wil, maar zonder vragen te beantwoorden als waarheen? en hoe? zal het je vermoedelijk niet lukken. Er zit een moment in het lidmaatschap van iedere gemeenschap, soms maar eenmalig, soms regelmatig, waarin die confrontatie opduikt, en dat is de democratische ervaring. Die neem je mee, van de ene naar de andere gemeenschap, en op die manier overlappen de gezinnen, de straten, de scholen, de fabrieken, de kantoren, de provincies en de steden. Niet altijd en niet overal, maar wanneer het erop aankomt wel. De democratische ervaring staat onder druk door een beheerszuchtige verzorgingsstaat en door een Europese Unie die burgers niet begrijpen Deze bevrijdende kracht van gemeenschappen staat onder druk; van individualistische ideologie, van bureaucratisering en schaalvergroting, en van schijnbaar niet te beïnvloeden ontwikkelingen zoals globalisering en immigratie die leiden tot een andere samenstelling van de maatschappij en tot nieuwe tegenstellingen binnen die maatschappij. Het begint met het nogal prominente idee dat zelfredzaamheid in de moderne samenleving volstaat: binding is voor sukkels. De staat heet volgens de laatste liberale oprisping geen geluksmachine en daarom kan er fors worden bezuinigd op de ondersteuning van instituties (bijvoorbeeld sport- en muziekvoorzieningen, bibliotheken in de buurt). Dat daarmee ook gemeenschappen teloorgaan of niet tot stand komen die cruciaal zijn als leerschool voor de democratische ervaring, voor de binding in onze samenleving, en daarmee voor ons langetermijnbelang, wordt onvoldoende erkend door dit kabinet (zie onder andere de bijdrage van Van Ummelen). We zetten de democratische ervaring echter ook onder druk door een bureaucratische en beheerszuchtige verzorgingsstaat, door een Europese Unie waarbinnen burgers zich niet lotsverbonden voelen en waar zij steeds minder van begrijpen. Bemoei je er maar niet mee want je snapt er toch niks van, is hier de ontbindende boodschap. Verschillende auteurs in dit nummer hekelen onze instituties als te grootschalig, te anoniem en te verkokerd. Mensen ervaren de publieke arrangementen als vreemd, vernederend of vijandig in plaats van als een vehikel om ons allen verder te helpen. Pieter Hilhorst, en Nico de Boer en Jos van der Lans pleiten tegen deze achtergrond voor een organisatie van de publieke sector die uitgaat van de samenredzaamheid van mensen, van de kracht en versterking van hun sociale netwerken ( sociale veerkracht ). Andere auteurs stellen dat bij de vormgeving van instituties te eenzijdig wordt gekeken naar overwegingen van efficiency en economische groei, en te weinig aandacht is voor de behoefte van mensen om zich thuis en lotsverbonden te voelen in gemeenschappen (zie Rutger Claassen, Jan Willem Duyvendak, en Marijke Linthorst). Ten slotte zijn er als gevolg van de opening van grenzen veranderingen in de samenstelling van de maatschappij, en doen nieuwe tegenstellingen zich hier voor. Op veel mensen komen die over als groot en niet-beïnvloedbaar omdat de politiek er regelmatig ook met opgetrokken wenkbrauwen naar staat te kijken. Binding ging de laatste tijd in Nederland vooral over integratie. De verandering in maatschappijsamenstelling als gevolg van immigratie brengt nieuwe conflicten tussen gemeenschappen met zich mee over hoe goden te vereren, vrouwen te behandelen en beesten te slachten. Mensen hebben hierdoor het idee dat wat ze aan democratische ervaring hebben, tussen hun vingers door glipt, dat het op de een of andere manier geen zin meer heeft de dialoog aan te gaan omdat niet voor iedereen dezelfde regels gelden. Auteurs in dit nummer bespreken kritisch de reacties op de integratieproblematiek, die er aan de ene

57 Monika Sie Dhian Ho & Menno Hurenkamp De democratische ervaring kant uit bestonden om de normen voor goed burgerschap inhoudelijk uit te breiden met sociale en bestuurlijke wenselijkheden, en aan de andere kant allerlei wezenlijke zaken zoals religie te verwijzen naar het private domein waarmee waardenconflicten in feite genegeerd konden worden onder het mom van tolerantie. Zij brengen daar tegenin dat de essentie van democratisch burgerschap bestaat uit het vreedzaam omgaan met en publiekelijk verwerken van conflicten, het voortdurend nastreven van een gedeelde toekomst en een nieuw wij, en Binding ging de laatste tijd in Nederland vooral over integratie dat stevige verbale confrontaties daarbij niet geschuwd moeten worden (zie Van Gunsteren en De Wit). Willem Witteveen stelt in het verlengde hiervan dat te weinig wordt nagedacht over het politieke burgerschap. Dat laatste biedt een perspectief op emancipatie en van het openbreken van het verstarde politiek regime tot iets dat op democratie lijkt. Kees Groenendijk betoogt dat het kabinet- Rutte de integratieproblematiek bijna volledig tracht op te lossen via een zeer restrictief immigratiebeleid. Van beperking van de immigratie blijkt echter niet alleen weinig terecht te komen, de maatregelen die immigratie moeten afschrikken (bijvoorbeeld stopzetting van de overheidsfinanciering voor de taalcursussen) pakken bovendien negatief en oneerlijk uit voor de integratie van nieuwkomers. De recente integratieresolutie van de PvdA onderkent dat er naast immigratiebeleid ook integratiemaatregelen nodig zijn. Integratie vereist explicitering van de regels van de rechtsstaat en assimilatie van allen daaraan (normeren). Integratie vraagt om participatie van allen aan de samenleving en economie, om het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt maar ook het onderkennen en tegengaan van hardnekkige scholings-, werkloosheids- en criminaliteitsproblematiek van bepaalde groepen. Culturele verschillen die wezenlijk zijn maar niet de regels van de rechtsstaat betreffen, vragen om debat (confronteren). Resteren allerlei culturele eigenaardigheden en verschillen die van beide kanten enige inschikkelijkheid en wellevendheid vragen in het belang van een vrije samenleving (tolereren). 3 (Zie Cohen in dit nummer.) De opening van grenzen leidt ook tot aantasting van het maatschappelijke contract en het coµperatieve kapitalisme dat de Rijnlandse verzorgingsstaten in Europa decennialang gekenmerkt heeft. De sociaal-democratie staat voor de Grote Bindingsopdracht: het bijeenbrengen en houden van lager en hogeropgeleiden, wier directe belangen in, en beleving van de modernisering (in de gedaante van globalisering, europeanisering en de ontwikkeling van de kenniseconomie) sterk uiteenlopen (zie Cuperus). Die binding begint bij het actualiseren van het maatschappelijk contract tussen deze groepen en het aanspreken van hen op hun gezamenlijke belang bij het hervinden van de historische kracht van Nederland als prudent progressieve polderende natie. De afgelopen tijd hebben politici kiezers te zeer trachten te behagen door in te spelen op hun eigenbelangen op de korte termijn. Maar politiek gaat om binding aan gezamenlijke belangen en om binding aan een ideaal van een rechtvaardige samenleving. Of in de woorden van Hans Blokland: Het bestaande ethisch pluralisme brengt weliswaar een voortdurende botsing tussen waarden met zich mee, maar dit impliceert allesbehalve dat al deze waarden particularistisch van aard zijn of dat er geen mogelijkheid bestaat tot politieke activiteiten, die zijn gericht op de realisatie van een beredeneerd algemeen belang of van een verreikend ideaal van een goed leven in een goede maatschappij. Politiek verwijst historisch naar wat mensen bindt en gezamenlijk nastreven. Naast een nooit eindigende strijd om schaarse middelen kan de politiek een poging zijn om gezamenlijk het beste van onszelf te maken. 4 Pleidooien voor het opsplitsen van volksbewegingen naar partijen die kiezers mobiliseren op 59

58 van waarde binding basis van gelijksoortige kortetermijnbelangen en overeenkomende lifestyles missen dit cruciale punt. Dit laat onverlet dat politieke alliantievorming rond een prudent progressieve koers nodig en wenselijk is. prudent progressief Wat dit alles duidelijk maakt, is dat het een eerste opgave is om mensen in te sluiten, maar dat er altijd weer andere mensen zullen zijn die zich buitengesloten voelen: binding is nooit af. Dit is geen nieuw inzicht, maar het moet wel telkens opnieuw bevochten worden, net als eerlijkheid of duurzaamheid. Als iets Nederland groot heeft gemaakt, dan is dat wel het grote wij dat we telkens opnieuw hebben vormgegeven, via de cultuur van vrijheidszin en verdraagzaamheid die terugloopt tot de zeventiende eeuw, via de consequente emancipatiestrijd aan het begin van de twintigste eeuw, via de collectieve onderhandelingen van het Rijnlandse model gedurende de rest van de twintigste eeuw. Dat grote wij kan ook nu weer in het leven geroepen worden, door die aloude idealen van het prudent progressieve Nederland in de praktijk te brengen. Leiderschap gaat dan vooral om het voorleven van de democratische ervaring: Show, don t tell, in de woorden van wbs-voorzitter en Amsterdamse loco-burgemeester Lodewijk Asscher. Hans Boutellier zegt het zo: in de netwerksamenleving moet leiderschap telkens opnieuw verdiend worden. Hedendaags gezag ontstaat daar waar het zich als relevant bewijst. Dat vergt dus meer dan het optellen van de belangen van één groep, meer dan de keus voor alleen de hoger opgeleiden of alleen de lager opgeleiden, alleen de stad of alleen het platteland. Natuurlijk is het gevoel grip te hebben op het eigen leven groter onder hoger opgeleiden, waardoor zij met meer vertrouwen tegenover instituties staan en zich minder kwetsbaar voelen in een globaliserende wereld. Maar hun politieke opvattingen zijn geen product van hun lifestyle: het is niet via het bezit van bankstel en auto en huis, maar via hun optelsom van democratische ervaringen dat ze naar de samenleving kijken. Evenzeer zijn lager opgeleiden aanspreekbaar op welbegrepen eigenbelang en solidariteit, wanneer hun wantrouwen ten aanzien van bestaande instituties als aanleiding wordt gezien om deze beter te laten functioneren. De politiek moet mensen als burgers zien, niet als klant. Het zijn immers publieke waarden die tot uitdrukking gebracht worden in binding, geen consumptiebehoeften. Vreedzame confrontatie om vooruit te komen en je veilig weten omdat je identiteit een onvervreemdbaar bezit is, zijn diepgewortelde waarden in de fatsoenlijke samenleving die Nederland tracht te zijn. 60 Noten 1 Zie ook Paul Kalma Links, rechts en de vooruitgang, Mets en Schilt Uitgevers, Amsterdam Voor een recente bespreking van het werk van Alexis de Tocqueville in dit licht, zie Albert Jan Kruiter, Mild despotisme. Democratie en verzorgingsstaat door de ogen van Alexis de Tocqueville, Amsterdam, 2010; en idem voor het werk van John Dewey, zie Gregory Pappas, John Dewey s Ethics; Democracy as Experience, Bloomington en Indianapolis, 2008; en Kees Schuyt, Over het recht om wij te zeggen. Groepstegenstellingen en de democratische gemeenschap, Amsterdam, Zie ook Hans Boutellier, Confrontatie als politiek instrument, in: s&d 2009/1-2, pp Zie Hans Blokland, Op weg naar het einde van onze cultuur. Sociaal-democratie in de moderne tijd in: Frans Becker en Wim van Hennekeler, Cultuurpolitiek. wbs Jaarboek 2005, Amsterdam, 2005, p. 39.

59 De bindingsangst van sociaal-democraten We hebben elkaar niet alleen nodig bij wijze van sociaaleconomisch vangnet of om samen sterk te staan tegenover machtige werkgevers, maar ook omdat we erkenning zoeken: liefde, respect, waardering. Sociaal-democraten zouden ook die rol van gemeenschappen moeten inzien, betoogt Rutger Claassen. rutger claassen De omvangrijke poging tot herijking die de Van waarde-reeks is, vraagt naast alle aandacht voor concrete politieke problemen, ook om een sociaal-democratische visie op de mens. Sommigen zeggen dat een sociaal-democratisch mensbeeld niet bestaat, anderen dat zo n mensbeeld zelfs schadelijk zou zijn voor een partij die als doorbraakbeweging mensen van verschillende gezindten onderdak wil bieden. 1 Of concurrerende politieke stromingen een mensbeeld hebben is ook niet altijd duidelijk. Zo worden liberalen wel geïdentificeerd met de homo economicus als mensbeeld en de christendemocraten met de Bijbelse mens die (al dan niet zondig en gepredestineerd) leeft in het licht van zijn verantwoording aan God. 2 Maar het is altijd de vraag hoe breed gedeeld, helder omlijnd en richtinggevend dergelijke abstracte gedachten zijn bij de formulering van politieke programma s. Dat geldt voor cda en vvd net zo goed als voor de PvdA. Over de auteur Rutger Claassen is universitair docent politieke filosofie aan de Universiteit Leiden Noten zie pagina 70 Toch denk ik dat uit het sociaal-democratische denken en handelen (impliciet en soms expliciet) wel degelijk een sociaal-democratisch mensbeeld gereconstrueerd kan worden én dat dit mensbeeld ons helpt na te denken over de lastige kwestie van de verhouding tussen individu en gemeenschap die in dit themanummer over binding centraal staat. Het artikel eindigt dan ook met een serie voorbeelden van hoe om te gaan met netelige vragen rond het stimuleren dan wel ontmoedigen van gemeenschapsvorming en gemeenschapszin. mensbeeld Een zeer expliciet mensbeeld vinden we alleen aan de wortels van de sociaal-democratie, bij Marx en de marxisten. Bij Marx is de mens in essentie een arbeidend wezen. De mens is creatief en scheppend. Zijn doel is zowel om in die scheppende arbeid spontaan, vrij en authentiek zichzelf te realiseren als om tegelijkertijd ten dienste van de gemeenschap te produceren. Om die dubbele doelstelling te realiseren moest de mens de vervreemdende omgeving van het 61

60 van waarde binding 62 Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten kapitalisme verlaten en het communisme binnentreden. 3 Ik laat een uitgebreide bespreking van dit complexe mensbeeld hier verder achterwege, deels omdat het te ver weg zou voeren, deels omdat sociaal-democraten welbewust braken met de utopie van het communisme als ideale samenleving, en daarmee ook met het bijpassende mensbeeld. 4 Niettemin blijft Marx een rol spelen op de achtergrond. In mijn reconstructie van het sociaal-democratisch mensbeeld stel ik twee thesen centraal. In beide blijft iets van het marxistische mensbeeld behouden, maar ook latere invloeden hebben hun werk gedaan. De eerste these is dat de mens verregaand bepaald wordt door (ja, het product is van) zijn omstandigheden. Het menselijk karakter hangt grotendeels af van het dna dat hij erft en het ouderlijk milieu waarin hij opgroeit. De waarden die mensen aanhangen worden grotendeels bepaald door de maatschappij waarin zij leven: haar culturele en religieuze karakter, maar ook het economisch en politiek systeem en wellicht zelfs de geografie en het klimaat. De mens is dus niet geneigd tot het goede, of geneigd tot het kwade ; veeleer bepalen de omstandigheden of een mens goed of slecht handelt. De marxistische invloed ligt hier in het historisch materialisme. De beslissende omstandigheden waren daarin de kapitalistische economische structuren en de klassenstructuren. Later kwamen er andere omstandigheden en structuren bij van waaruit het menselijk handelen verklaard werd: de maatschappelijke genderverhoudingen bijvoorbeeld (voor de feministen in de beweging) of het industriële karakter van de samenleving (voor de milieubeweging). De centrale kritiek van zowel christendemocraten als liberalen op deze these is dat zij nauwelijks een rol voor eigen verantwoordelijkheid overlaat. Omdat alles wat een mens doet uiteindelijk gedetermineerd wordt door een of andere omstandigheid, blijft er nauwelijks meer een individuele verantwoordelijkheid over. De sterkste illustratie van deze manier van denken biedt Marcel van Dam, die (op grond van modern neurowetenschappelijk onderzoek) meent dat we hoegenaamd geen vrije wil meer hebben. Ook ons eigen persoonlijke karakter is uiteindelijk herleidbaar tot omstandigheden waarover wij geen controle hadden. En waar vrijheid ontbreekt, kunnen we niet verantwoordelijk gehouden worden. 5 Frits Bolkestein verwoordde het bezwaar hiertegen onlangs nog kernachtig, in reactie op een lezing van Job Cohen: In zeer algemene zin zou men kunnen zeggen dat de sociale zekerheid de verantwoordelijkheidszin vermindert om vervolgens voor de gevolgen van die vermindering op te draaien. 6 Verantwoordelijkheid is geen statisch gegeven; eigen en sociale verantwoordelijkheid zijn communicerende vaten. De waarden die mensen aanhangen worden grotendeels bepaald door de maatschappij waarin zij leven De tweede these is dat de mens geroepen is vrij te zijn. Het doel van de mens is te leven in vrijheid. Vrijheid moet hier worden begrepen in positieve zin: het vermogen van iemand om zichzelf naar eigen inzicht te ontplooien. 7 In deze these toont de sociaal-democratie zich een kind van de Verlichting, en zoals we zagen is dit ideaal van zelfontplooiing ook bij Marx te vinden (zij het dat het bij hem sterk aan scheppende activiteit gerelateerd wordt, en dus niet bijvoorbeeld aan consumptieactiviteiten). De favoriete sociaal-democratische manier om deze vrijheid te verwoorden is in termen van emancipatie: losmaking van beknellende groepsverbanden. Hier zien we dus een uitgesproken sceptische verhouding ten opzichte van gemeenschappen: ze vormen vooral een bedreiging (daar kom ik zo op terug). De belangrijkste eis die sociaal-democraten ook vaak stellen aan gemeenschappen is dat mensen altijd een exit-optie hebben. De

61 Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten politiek moet ervoor zorgen dat iedereen altijd uit een gemeenschap kan treden (denk aan de discussie over geloofsafval). De tweede these is ook bekritiseerd door christendemocraten en liberalen, zij het op verschillende ja elkaar tegensprekende gronden. Liberalen zijn over het algemeen aanhanger van een negatief vrijheidsbegrip: de staat moet burgers vooral met rust laten. De opdracht tot emancipatie brengt voor liberalen vaak te veel overheidsbemoeienis met zich mee. Christendemocraten daarentegen vinden juist dat het positieve vrijheidsbegrip niet ver genoeg gaat. Zij willen verder gaan, en levensbeschouwelijke noties (of visies op het goede leven ) inbrengen in de politiek, waar zowel sociaaldemocraten als liberalen menen dat dit een zaak van mensen zelf is (denk aan debatten over medisch-ethische kwesties, waar de scheidslijn tussen christendemocraten enerzijds en sociaaldemocraten en liberalen anderzijds loopt). Christendemocraten lopen dus te hoop tegen het al te individualistische karakter van vrijheid als centrale roeping. Tegelijk willen zij veel aan gemeenschappen zelf overlaten en de staat een beperkte rol geven. De politiek moet ervoor zorgen dat iemand altijd uit een gemeenschap kan treden De centrale uitdaging voor het sociaaldemocratische mensbeeld is dat beide thesen elkaar lijken tegen te spreken. De eerste these presenteert de mens als sociaal ingebed of zelfs gedetermineerd wezen, de tweede als een wezen dat zich los wil, ja moet maken uit die inbedding. Toch hebben beide elementen door de hele geschiedenis heen naast elkaar gestaan. Hoe kan dat? Mijn diagnose is dat beide thesen in de loop van de sociaal-democratische geschiedenis op een vruchtbare manier met elkaar gecombineerd zijn, maar dat die historische verzoening op dit moment onder grote druk staat. Dat geldt zowel voor het probleem van de individuele verantwoordelijkheid als voor het probleem van het individualisme. Op het eerste terrein dreigt de sociaal-democratie daardoor te lijden aan miserabilisme 8, op het tweede terrein aan bindingangst. miserabilisme Op het terrein van de individuele verantwoordelijkheid kwam in het verleden een vruchtbare combinatie tot stand door de eerste these als een feitelijke op te vatten, en de tweede als een normatieve. De mens is nog niet vrij, maar moet dat wel worden. De eerste these biedt ons het handvat voor een analyse van de wereld zoals die nu is (de instituties houden de mens gevangen); de tweede these biedt de basis voor de kritiek op de werkelijkheid, zoals die uit de analyse tevoorschijn treedt. Dit is een ideale werkverdeling. De sociologie van de omstandigheden wordt gecombineerd met de filosofie van de vrijheid. Zo heeft de sociaal-democratie het beste van twee werelden. Zij kan mensen (kiezers!) altijd voorhouden dat misstanden niet aan henzelf liggen, maar aan de wetten en regels om hen heen: van de markt, van de (liberaal-conservatieve) staat, van de heersende normen et cetera. Als we die aanpakken, komt alles goed. Dit leidt tot social engineering en blauwdrukdenken: door maar aan de juiste institutionele knoppen te draaien, kunnen we een betere maatschappij bereiken. Deze claim is nu nauwelijks geloofwaardig meer. Zij is principieel al slecht doordacht. De eerste these kan niet zonder normatieve gevolgen blijven: wie iets zegt over het gebrek aan menselijke vrijheid, zegt ook iets over wie verantwoordelijkheid moet hebben. Spiegelbeeldig is de tweede these niet louter normatief: wie meent dat mensen vrij moeten worden, impliceert dat zij dat ook feitelijk kunnen zijn (dat zij aan de wetmatige greep van hun omstandigheden kunnen ontsnappen). Maar ook in historisch perspectief is deze verzoening 63

62 van waarde binding 64 Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten onhoudbaar. Zij kan alleen werken als we veronderstellen dat we altijd op de drempel staan van een nieuwe tijd, die we nooit binnen gaan. Telkens opnieuw is tot nu toe het menselijk lot door zijn omstandigheden bepaald, maar kan dat (als we maar politieke strijd leveren) in de toekomst anders worden. Maar die voorstelling van zaken zou betekenen dat sociaaldemocraten geen successen hebben geboekt in het verleden, dat nooit iemand geëmancipeerd is geworden, wat aantoonbaar onjuist is. Dan komt het omgekeerde beeld nog dichter bij de waarheid, namelijk dat de sociaal-democratie (samen met andere stromingen) wellicht te succesvol is geweest en zijn bestaansrecht heeft verloren doordat de meeste burgers nu geëmancipeerd zijn. Maar ook dat beeld is (met zijn totale ontkenning van de eerste these) onaanvaardbaar. Verleden en toekomst bestaan naast elkaar in het heden. Kortom, de eerste uitdaging is om beide thesen te verzoenen op een manier die niet individuele verantwoordelijkheid ontkent waar zij gepast is en een permanent slachtofferschap belijdt van groepen mensen die als de gevangenen van hun lot worden beschouwd. In feite gaat het om een hernieuwing van het centrale ideaal van de sociaal-democratie, zoals is verwoord in het grondleggende wbs-rapport De weg naar vrijheid (1951): Verantwoordelijkheid voor de ontplooiing van eigen wezen en verantwoordelijkheid tegenover medemens en gemeenschap. 9 bindingsangst De tweede uitdaging is het probleem van het individualisme. Zoals we zagen is een belangrijke kritiek dat het sociaal-democratische mensbeeld een louter negatieve rol voor gemeenschappen impliceert: zij zijn louter een bedreiging voor de individuele vrijheid. Maar is die kritiek terecht? Welke inhoud en vorm moeten de gemeenschappen waarin mensen verkeren krijgen? Dat is de vraag die bij binding (ook wel: sociale cohesie, gemeenschapszin) op het spel staat. Het is een misverstand dat de tweede these louter individualisme impliceert. De historische verzoening tussen de eerste en tweede these op dit terrein is om enerzijds te erkennen dat we allemaal in gemeenschappen leven (van school, buurt en gezin tot bedrijf, vereniging en club, van nationale tot Europese en misschien zelfs wereldgemeenschap), maar anderzijds te benadrukken dat we alleen in vrijheid lid van al die gemeenschappen kunnen zijn. Vrijheid en emancipatie betekenen niet per se een losmaken van elke groep, maar het aan groepen verbonden blijven op vrijwillige basis. Gemeenschappen zijn niet de grootste bedreiging van vrijheid, maar bieden ons de weg naar vrijheid. Maar dat moeten dan wel gemeenschappen van Het gaat niet om individu versus gemeenschap maar om beknellende gemeenschap versus bevrijdende gemeenschap de juiste snit zijn. Het gaat niet om individu versus gemeenschap, maar om beknellende gemeenschap versus bevrijdende gemeenschap. Met name in de economische sfeer is dit denken zeer dominant geweest. Feitelijk dankt de sociaal-democratische beweging haar bestaansrecht aan collectieve actie (van vakbond en partij) om gemeenschappelijk (via de staat, pensioenfondsen, ziekenfondsen et cetera) individuele risico s te verzekeren. Zonder gemeenschap geen socialisme. Maar dan wel een louter instrumentele gemeenschap die ons helpt vrij te worden. Hierbij moet wel worden aangetekend dat in het sociaal-democratisch denken de exit-optie voor die economische gemeenschappen juist helemaal niet gewenst is: kapitaal dat de landsgrenzen ontvlucht, ondermijnt de nationaal georganiseerde verzorgingsstaat, mensen die private gezondheidszorg of onderwijs inkopen, ondermijnen de publieke diensten. Het verplichtende karakter

63 Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten van collectieve arrangementen werd door sociaaldemocraten op paternalistische wijze verdedigd: door nu keuzevrijheid te ontnemen, bieden we burgers diensten die hen op de lange termijn vrij maken in positieve zin. Met betrekking tot onderwerpen in de meer persoonlijke levenssfeer is van oudsher juist een tegenovergestelde tendens zichtbaar, namelijk om de exit-optie wél hoog te houden: een ieder die onderdrukt wordt in eigen kring (gezin, school, buurt, religie) moet de mogelijkheid hebben die kring te ontvluchten. Dit lijkt tegenstrijdig met het verhaal op de economische dimensie, maar is het niet: de analyse is dat in de economische sfeer voor positieve vrijheid juist gemeenschappen nodig zijn, en in de culturele sfeer vrijheid gebaat is bij mogelijkheden tot bevrijding uit de gemeenschap. Dat neemt niet weg dat ook hier belangrijke spanningen blijven bestaan. Sommigen zien emancipatie als iets dat een breuk vereist met de gemeenschap waaruit men voortkomt, anderen menen dat individuen ook op geëmancipeerde wijze in een gemeenschap kunnen blijven staan (het verschil tussen het afwerpen van de hoofddoek of deze als symbool van zelfstandigheid juist wel dragen). Ook deze historische verzoening staat onder druk. Van de zijde van gemeenschapsdenkers (communitaristen, conservatieven) komt het verwijt dat het bovenstaande een tekortschietende, want louter instrumentele rol aan gemeenschappen toedicht. In een tijd dat het lidmaatschap van vele gemeenschappen een vanzelfsprekendheid leek (in de tijd van de verzuiling) zouden we met een nadruk op vrijwilligheid en exit-opties nog wel uit kunnen komen. Maar in een tijd dat het juist steeds moeilijker is om gemeenschappen berhaupt te organiseren, is een dergelijke instrumentele visie niet meer voldoende, en moeten we nadenken over de positieve rol van gemeenschappen. In een instrumentele opvatting wordt de inhoud en vorm van elke gemeenschap gedicteerd door haar functie. Een school moet zo georganiseerd zijn dat kinderen er goed les kunnen krijgen, een bedrijf zo dat werknemers en kapitaalverschaffers er aan hun trekken komen, een politieke partij zo dat zij een bepaald programma kan verwezenlijken, een natiestaat zo dat deze de belangen van zijn burgers behartigt. Hiermee staat nog niet vast welke vorm scholen, bedrijven, partijen en natiestaten moeten Sociaal-democraten zijn nu nog vaak louter zakelijke behartigers van gemeenschappen krijgen. De functie van elke gemeenschap is zelf wezenlijk omstreden. Daarover gaat een groot deel van onze politiek. Maar in dit instrumentele perspectief wordt één vraag niet gesteld: die naar de intrinsieke betekenis of waarde van die gemeenschap voor de individuen die er deel van uitmaken. Een gemeenschap levert goederen en diensten (onderwijs, salaris, belangenbehartiging) voor haar leden, en dat is het zo n beetje wel. Sociaal-democraten zijn louter zakelijke behartigers van gemeenschappen. Er staat echter méér op het spel, aldus de communitaristische kritiek. Onze betrokkenheid bij die gemeenschappen is niet louter zakelijk. Gemeenschappen die mensen bestaanszekerheid bieden, verheffing, of mogelijkheden tot zinvol werk (de drie thema s in de Van waarde-reeks tot nu toe), doen tegelijkertijd meer dan dat. Het lidmaatschap van een gemeenschap is een zaak van identificatie en identiteit, trots en verbondenheid, loyaliteit, je thuis voelen en gezien weten door anderen. Gemeenschappen zijn voor mensen niet louter van instrumentele, maar ook van intrinsieke waarde. Wie dit ontkent, stelt hedendaagse gemeenschappen bloot aan ontbindende krachten. Juist nu marktwerking en globalisering de wereld tot een global village leken te hebben gemaakt, blijkt de behoefte aan het definiëren van een thuis sterker dan ooit. De sociaal-democratie lijkt hiervoor een blinde vlek te hebben, en daarmee last te hebben van bindingsangst. Vanuit 65

64 van waarde binding Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten 66 haar streven naar individuele vrijheid zoekt zij toenadering tot gemeenschappen, maar als het al te hecht dreigt te worden, haakt zij af. De bespreking tot nu toe van de twee centrale thesen van het sociaal-democratisch mensbeeld heeft dus tot twee problemen geleid: miserabilisme en bindingsangst. Nu kunnen we de handdoek in de ring gooien en concluderen dat een van beide thesen (of zelfs allebei) overboord gezet moeten gooien. Maar dat lijkt mij een ongezonde conclusie. De sociaal-democratische antenne voor de vrijheidsbeknottende rol van de maatschappelijke omstandigheden en de sociaal-democratische ambitie van positieve vrijheid verdienen restauratie, geen sloop. We moeten de uitdagingen van miserabilisme en bindingsangst wel beter doordenken en zien of zij nopen tot een bijstelling of herformulering van het mensbeeld. Een reformistische strategie dus, geen oproep tot revolutie. In het vervolg van dit artikel beperk ik me tot de bindingsangst. In het volgende nummer van s&d zal ik nader ingaan op het miserabilisme. erkenning De grote vraag is: kan en moet de sociaaldemocratie de intrinsieke waarde van gemeenschappen een plaats geven in haar mensbeeld? In de praktijk zijn er natuurlijk altijd sociaaldemocraten geweest die in hun optreden hier al mee bezig waren denk bijvoorbeeld aan het door Job Cohen (van Den Uyl) geadopteerde adagium de boel bij elkaar houden. Maar om de bindingsangst definitief te bestrijden, denk ik dat het nodig is om de hang naar gemeenschap in het mensbeeld zelf in te weven, als een diepgewortelde menselijke behoefte. Dat kunnen we op verschillende manier doen. Bijvoorbeeld door een psychologische theorie zoals die van Maslow, waarin na enkele fundamentele materiële behoeften ook positieve vormen van contact met anderen als een basisbehoefte gelden: behoeften aan waardering en erkenning van anderen, status in de groep. Zelf vind ik de filosofische uitwerking van dit idee in de erkenningstheorie van de Duitse filosoof Axel Honneth het meest verhelderend. 10 Erkenning is te omschrijven als een positieve, bevestigende houding van een persoon of groep ten aanzien van een andere persoon of groep. Dat laat nog open wat precies aan de ander wordt erkend. Wanneer ik mijn buurman erken als mijn buurman, wat doe ik dan? We kennen allemaal ervaringen waarin we ons door anderen erkend of juist miskend voelen, maar het is niet gemakkelijk om de vinger te leggen op wat die ervaringen gemeenschappelijk hebben. Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten we verschillende vormen van erkenning onderscheiden. Honneth maakt een onderscheid tussen drie erkenningsvormen. Wanneer we anderen liefhebben, opgevat in een brede, niet per se erotische zin, erkennen we die We zijn afhankelijk van anderen om tot een stabiel en positief zelfbeeld te komen anderen als unieke personen. Verder kunnen we anderen respecteren, dat is erkennen in een meer abstracte zin, als personen afgezien van hun unieke kenmerken. In juridische relaties speelt een dergelijk respect een centrale rol. De vader erkent het kind door er liefhebbend voor te zorgen, de staat erkent datzelfde kind door diens bestaan voor de burgerlijke stand (met alle daarbij horende rechten en plichten) te accepteren. Voor de vader is die erkenning verbonden aan dit specifieke kind, terwijl de staat juist blind moet zijn en alle nieuwgeborenen moet erkennen. Naast liefde en respect is er een derde vorm van erkenning, die Honneth achting of waardering noemt. Dit is niet een erkenning van de abstracte persoon, ook niet van de unieke persoon an sich, maar van de individuele prestaties van die unieke persoon. Die prestaties kunnen we waarderen om wat ze zijn. Als een kunstenaar een prijs krijgt, ontvangt hij erken-

65 Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten ning in deze zin, namelijk voor de bijdrage van zijn werk aan de kunsten. Liefhebben, respecteren en waarderen hebben elk hun eigen morele logica, en zijn volgens Honneth alle drie even belangrijk. 2 Wat we moeten doen om iemand te erkennen (liefhebben, respecteren, waarderen) laat zich vaak niet in algemene termen omschrijven. In sommige gevallen kan de liefde voor een kind van ons vragen dat we het aanmoedigen, in een ander geval dat we het afremmen. We moeten dus in een zeer contextgebonden situatie bepalen wat de juiste houding is waarmee we de ander werkelijk erkennen. Daardoor liggen er conflicten op de loer. Ik kan iets doen om een ander te erkennen, maar die ander kan dat heel anders opvatten. De wederzijdse verwachtingen in een erkenningsrelatie zijn niet automatisch goed op elkaar afgestemd. Ook is het belangrijk je te realiseren dat we vaak erkenning geven (of onthouden) zonder dat dat het primaire doel is. In sociale relaties zijn we niet de hele dag elkaar expliciet aan het erkennen. We zijn verwikkeld in allerlei taken en projecten, en erkennen elkaar daarin impliciet, door samen te werken, te lachen of te spelen. Dat erkenning in het geding is, kan lang onder de oppervlakte blijven en komt vaak alleen op speciale momenten expliciet naar voren. Waarom is erkenning belangrijk? Honneth claimt dat we zonder erkenning geen normale persoonlijke ontwikkeling kunnen doormaken. Als we geen liefde ontvangen zullen we lijden onder een gebrek aan zelfvertrouwen. De ontwikkeling van onze meest basale behoeften en emoties vereist een wisselwerking waarin anderen vanuit een liefdevolle houding onze groeiende identiteit ondersteunen, uitdagen, tegenspel bieden et cetera. Als we geen respect krijgen, kunnen we ook geen zelfrespect ontwikkelen. Zo n gebrek aan respect zien we wanneer mensen uitgesloten of onderdrukt worden door anderen. Als we geen waardering voor onze meer individuele prestaties krijgen, kunnen we ook geen zelfachting ontwikkelen. 3 Alle drie de erkenningsvormen maken zichtbaar dat we nooit onszelf vanuit het niets kunnen maken tot wie we zijn. We zijn in verschillende opzichten afhankelijk van anderen om tot een stabiel en positief zelfbeeld te komen. Dat zelfbeeld (opgebouwd uit zelfvertrouwen, zelfrespect en zelfachting) is de psychologische grondslag om een levensplan op te stellen en uit te voeren, kortom voor autonoom functioneren. We kunnen alleen een autonoom persoon worden in intersubjectieve relaties. Op deze manier kunnen we een diepgewortelde behoefte aan gemeenschapsrelaties verzoenen met een uiteindelijk individualistisch doel: autonoom mens te worden. Deze toevoeging aan het eerder gepresenteerde mensbeeld lijkt precies wat de sociaal-democratie nodig heeft. De erkenningsfilosofie presenteert gemeenschappen als locaties waar mensen zich Gemeenschappen zijn alleen van waarde omdat zij individuen iets te bieden hebben door anderen gezien, gewaardeerd en gerespecteerd weten; hierin zijn gemeenschappen van intrinsiek belang. We moeten dit alleen wel naast het eerder genoemde uitgangspunt zetten: dat de sociaal-democratie in het bijzonder hecht aan gemeenschappen die sociaal-economische goederen (vakbonden, bedrijven, scholen, natiestaten) leveren. Gemeenschappen zijn en blijven ook van instrumenteel belang. Beide rollen van de gemeenschap (erkenning en de levering van goederen en diensten) staan naast elkaar en zijn zelfstandig van belang voor het hogere ideaal van individuele (positieve) vrijheid. Ze vormen als het ware twee pijlers in het hier voorgestelde sociaal-democratische denken over gemeenschap. Zo kunnen we het belang erkennen van de menselijke behoefte aan erkenning in verschillende typen sociale relaties, maar ook van de levering van economische goederen en diensten. Een langs deze twee lijnen opererende 67

66 van waarde binding Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten 68 sociaal-democratie hecht aan gemeenschappen zowel omdat zij die goederen en diensten leveren als omdat zonder mogelijkheden tot erkenning mensen berhaupt geen volwaardige autonome individuen kunnen worden. In het eerste erkent zij de instrumentele waarde van gemeenschappen, in het tweede hun intrinsieke waarde. Laat ik ter afsluiting, enkele concrete illustraties geven, om duidelijk te maken hoe dit aangevulde sociaal-democratische mensbeeld een verschil kan maken ten opzichte van het oorspronkelijke mensbeeld dat ik aan het begin van dit artikel beschreef. Ik zie drie concrete implicaties: 1) voor de ondersteuning van gemeenschappen, 2) voor de keuze van de overheid tussen gemeenschappen, en 3) voor de rol van het individu in het creëren van gemeenschappen. ondersteuning van gemeenschappen Het eerste verschil is dat gemeenschappen nu niet langer alleen door de bril van zijn er voldoende exit-opties? worden bekeken. Het is ook nodig om in meer positieve zin gemeenschappen te ondersteunen waarin individuen elkaar erkenning kunnen geven. 11 Dat geven en schenken van erkenning is niet rechtstreeks een overheidstaak: dat moeten mensen zelf doen. De overheid kan echter wel condities bevorderen waaronder dit plaatsvindt. In Honneth s eerste erkenningssfeer, bijvoorbeeld, kan de overheid niet zorgen dat homoseksuelen elkaar liefde geven, maar wel dat die band erkend wordt door de wijdere gemeenschap, in de vorm van erkenning van het homohuwelijk. Zij kan niet zorgen dat mensen vrijwilligerswerk (mantelzorg e.d.) voor elkaar doen, maar zij kan dat wel op talloze manieren aanmoedigen en stimuleren. Zij kan er niet voor zorgen dat ouders bij een scheiding de belangen van het kind vooropstellen, maar zij kan wel regels maken die een minimum aan goede zorg voor het kind waarborgen (zoals een goede omgangsregeling). Hoewel er zelden keiharde garanties kunnen worden opgelegd, kan de overheid mensen wijzen op hun verantwoordelijkheid tegenover elkaar, ook in de intieme persoonlijke levenssfeer. In de tweede erkenningssfeer kan de overheid meer doen: zij kan ervoor zorgen dat zij zelf mensen in het dagelijks verkeer met respect behandelt, en in haar bureaucratische procedures niet vernedert. De individuele burgerrechten geven volgens Honneth uitdrukking aan het feit dat elk mens respect verdient van de samenleving. Maar dit gaat verder dan burgerrechten alleen. Het ideaal van een fatsoenlijke samenleving, zoals eerder door de filosoof Margalit bepleit en opgepakt in het PvdA-Beginselprogramma van 2005 verdient hier een plek. 12 De derde erkenningssfeer ten slotte koppelt Honneth sterk aan arbeid: in een moderne samenleving is ons werk een belangrijke plek om waardering voor onze prestaties te krijgen van anderen. De overheid kan er weliswaar niet rechtstreeks voor zorgen dat mensen zin en betekenis ontlenen aan het werk dat zij doen en dat zij hun werkplek als een gemeenschap ervaren waarin zij gewaardeerd worden. Maar zij kan wel proberen condities daarvoor te scheppen, met name waar zij zelf werkgever is, in de publieke sector (zie de discussies over goed werk in de vorige s&d). welke gemeenschap(pen)? Een tweede belangrijke verschil met het oude mensbeeld, is dat dit hernieuwde mensbeeld ons ook kan helpen bij de vraag welke gemeenschappen te ondersteunen. Het gebruik van het woord gemeenschap in het enkelvoud (waaraan ik mij in dit artikel tot dit punt ook bezondigd heb) is uiteindelijk misleidend: we moeten ons altijd afvragen welke concrete gemeenschappen steun verdienen. En daarin moeten we noodzakelijkerwijs keuzes maken. In eerste instantie lijken hier de instrumentele gemeenschappen bij uitstek het antwoord te bieden. Die gemeenschappen die het best in staat zijn om de gewenste sociaaleconomische goederen en diensten te leveren verdienen

67 Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten ondersteuning. Maar dat is nog geen antwoord, want welke zijn dat? Is de vakbond nog in staat om die belangen te representeren waarvan elke sociaal-democraat meent dat zij representatie verdienen? Of moeten we inzetten op andere, nieuwe instituties? Is de natiestaat nog wel de aangewezen gemeenschap om bescherming tegen economische risico s te bieden, of moeten we daartoe op een hogere, Europese schaal ons heil zoeken? Zijn bijzondere scholen het meest geschikt om de belangen van kinderen te behartigen of zouden we naar een stelsel van uitsluitend openbare scholen moeten streven? Bij dergelijke keuzes tussen gemeenschappen spelen niet alleen instrumentele overwegingen een rol. Wie de mogelijkheden tot het voelen van loyaliteit, trots en verbondenheid een plaats geeft in zijn mensbeeld, moet bij dergelijke keuzes ook laten meespelen welke gemeenschap mensen zo n thuis kan bieden. In de discussies over de natiestaat blijkt dat heel helder. Sommige filosofen hebben gepassioneerd bepleit dat, juist vanwege de beperkte identificatiemogelijkheden op een al te hoog Europees of zelfs wereldwijd niveau, socialisten een herwaardering van de natiestaat zouden moeten voorstaan. Het heeft geen zin voorstander te zijn van abstracte geografische gemeenschappen als mensen zich daarmee niet kunnen identificeren. 13 Dan komt ook de levering van sociaaleconomische goederen en diensten in gevaar. Dit is een heel duidelijk voorbeeld van hoe zaken in een nieuw perspectief komen te staan, als we de wending die ik in dit artikel bepleit heb, serieus nemen. De intrinsieke betekenis van gemeenschappen is niet alleen rechtstreeks van belang vanwege haar bijdrage aan de vorming van vrije individuen, maar ook voor de legitimiteit van instrumentele arrangementen. de rol van het individu bij het creëren van gemeenschappen Als derde punt moeten we ons afvragen wat een nieuw sociaal-democratisch mensbeeld zegt over de rol van individuen zelf. De eerste twee punten (ondersteuning van gemeenschappen en keuze tussen gemeenschappen) stellen de houding vanuit de staat aan de orde. Maar gemeenschappen floreren niet louter op basis van overheidsbemoeienis, integendeel. Vanuit dit inzicht zouden sociaal-democraten zich ook moeten bekommeren om wat mensen zelf bijdragen aan gemeenschappen, en zouden zij een moreel appèl om hieraan bij te dragen niet moeten schuwen. Soms wordt dit samengevat onder de noemer goed burgerschap. Hoe we het ook noemen, de rol van vrijwillig initiatief in het ondersteunen van gemeenschappen is essentieel. Gemeenschappen mogen ook iets van mensen vragen. Het is niet erg sociaal-democratisch om publieke verantwoordelijkheid op het bordje van individuen te dumpen Dit leidt al snel tot twee misverstanden. De eerste is dat gemeenschappen hier een bovenindividuele status zouden krijgen. Dat is niet het geval. Gemeenschappen blijven van waarde, louter en alleen omdat zij individuen iets te bieden hebben (goederen en diensten, en erkenning). In die zin blijft het sociaal-democratische mensbeeld individualistisch. Gemeenschappen vertegenwoordigen geen holistische waarde op zichzelf. Met hun intrinsieke betekenis doel ik alleen op hun rechtstreekse bijdrage aan de vervulling van een voor mensen wezenlijke behoefte, aan erkenning door anderen. Waar concrete gemeenschappen die rol niet (kunnen of willen) spelen, verdienen zij geen ondersteuning. In deze denktrant is de enige reden dat we ook iets van mensen zelf moeten vragen, dat zonder die gemeenschappen een wezenlijke behoefte onvervuld blijft. Een ander misverstand is dat het moreel appèl een vervanger kan zijn van de ondersteuning door de staat. Onderwijsminister Van Bijsterveldt 69

68 van waarde binding Rutger Claassen De bindingsangst van sociaal-democraten (cda) vroeg onlangs van ouders zich meer in te spannen voor de school van hun kinderen. We kunnen lang debatteren over de vraag wat de rol van ouders op school zou moeten zijn. Voorlezen? Schoolreisjes mogelijk maken? Klaslokalen schoonmaken? Maar het is niet erg sociaal-democratisch om publieke verantwoordelijkheden op het bordje van individuen (hier: ouders) te dumpen, vanuit een ideologie van de terugtrekkende overheid. De rol van ouders en andere vrijwilligers is complementair aan die van de staat, en kan daarvoor geen vervanging zijn. Al met al kan een sociaal-democratisch mensbeeld dat de noodzaak van intersubjectieve erkenning accepteert, gemeenschappen een positieve rol geven in hun bijdrage aan het klassieke einddoel: individuele vrijheid. Zij hoeft daarvoor haar waakzaam-kritische houding tegenover beknellende gemeenschappen niet te verloochenen. Eerder verruimt zij haar blik en ontwikkelt zij een gevoeligheid voor het helpen van gemeenschappen om hun positieve rol waar te maken. Bindingsangst overwonnen. 70 Noten 1 Voor een expliciete mensbeschouwing in de lijn van het zgn. personalistisch socialisme, zie W. Banning, De dag van morgen (Ploegsma, 1945), pp Bij het cda blijft daarvan overigens niet veel meer over, als we op een recent rapport van het Wetenschappelijk Instituut afgaan. Het mensbeeld wordt nu zonder expliciete verwijzing naar de christelijke wortels, geformuleerd. De mens is een geroepen, relationeel, maatschappelijk geëngageerd, en in waardigheid kwetsbaar wezen. Zie Wetenschappelijk Instituut voor het cda, Mens, waar ben je? (Den Haag, 2006). 3 Voor een bespreking van Marx s mensbeeld, zie bijvoorbeeld Jon Elster, Making Sense of Marx (Cambridge University Press, 1995), p. 49 e.v. 4 Voor een intrigerende heractualisatie van dit mensbeeld, zie G. A. Cohen, Why Not Socialism? (Princeton University Press, 2009) en de kritiek daarop in Miriam Ronzoni, Life is Not a Comaping Trip On the Desirability of Cohenite Socialism, in: Politics, Philosophy and Economics, Marcel van Dam, Niemandsland. Biografie van een ideaal (De Bezige Bij, 2009). 6 Frits Bolkestein, Cohen onderschat de dynamiek van deze samenleving, nrc 29 november Zie ook Rutger Claassen, De staat en het goede leven, in s&d 7/8 (2011): Voor een uitgebreidere discussie van positieve vrijheid, zie mijn boek Het huis van de vrijheid (Ambo, 2011). 8 Ik ontleen de term aan Arnon Grunberg, Miserabilisme, de Volkskrant 23 november wbs, De weg naar vrijheid (De Arbeiderspers 1951), p Axel Honneth, Struggle for Recognition (Polity Press, 1995); vertaling van Kampf um Anerkennung (Suhrkamp, 1992). De volgende drie alinea s zijn licht gewijzigd overgenomen uit mijn boek Het huis van de vrijheid (Ambo, 2011), pp Joel Anderson & Axel Honneth, Autonomy, Vulnerability, Recognition and Justice, in: Joel Anderson & John Christman (eds.), Autonomy and the Challenges to Liberalism (Cambridge University Press, 2005), pp Avishai Margalit, The Decent Society (Harvard University Press, 1996). Zie Ruud Koole, Mensenwerk, (Bert Bakker, 2010), pp David Miller, In what sense must Socialism be Communitarian?, in Social Philosophy and Policy 6 (2) (1989): pp Zie ook David Miller, On Nationality (Oxford University Press, 1995). foto laura samson-rous hollandse hoogte

69 71

70 van waarde binding Een sober dieet van conflicten We hebben elkaar niet gekozen maar toch moeten we het met elkaar uithouden. Hoe doen we dat? Binding van burgers in de vrije samenleving draait om hoe we met conflicten omgaan. Niet om liefde voor land of cultuur, maar om de regels van de republiek. herman van gunsteren 72 Over de auteur Herman van Gunsteren is emeritus hoogleraar politieke theorieën en rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Onlangs verscheen van zijn hand Zeker weten? Omgaan met verrassingen, falen, onwetendheid (Van Gennep, Amsterdam, 2011). Als ik op de provinciale weg rijd vertrouw ik de langs flitsende tegenliggers. Ik moet wel, de situatie dwingt mij ertoe. Net als een baby die zijn verzorgers wel moet vertrouwen, ben ik overgeleverd aan de lotsverbondenheid met de andere weggebruikers. Hoewel ik verder weinig met ze op heb, vertrouw ik ze in feite wel. Er bestaat tussen ons een sterke binding, die niet zozeer uit innerlijke overtuiging en diepe waarden voortkomt als wel uit de situatie waarin we ons bevinden. Nood en dwang zorgen voor binding. De overtuiging komt er later bij, maar is minder funderend dan we ons voorstellen. Mijnwerkers en soldaten die benauwd in mijnen of loopgraven hebben verkeerd, blijven ook na terugkeer in de gewone wereld vaak een verbondenheid voelen die ze voor dat gewone leven ongeschikt maakt. Binding is niet enkel een zaak van keuze en overtuiging. In den beginne is er vaak dwang. De overtuiging, het legitimeren of goedpraten daarvan, komt pas later. In praktijken van marteling en van rekrutering voor terroristische activiteiten is van dit inzicht gebruikgemaakt. Achteraf wordt dan van hersenspoeling gesproken, maar dit verhult dat ieder van ons vatbaar kan zijn voor die vermenging van dwang en overtuiging. Mensen die Stalin verafschuwden huilden toen hij overleed. Romeinen betuigden hun liefde voor wrede keizers. De Keizer is goed, zijn raadgevers zijn slecht. Kleine kinderen laten hun ouders niet licht vallen, ook als die gemeen zijn, kibbelen of scheiden. De populariteit van Wouter Bos was het grootst toen we aan het begin van de crisis aan zijn ingrepen waren overgeleverd. Behalve uit openlijke dwang kan binding ook voortkomen uit de stille dwang van de gewoonte. Wie altijd in Frankrijk woonde zal zich eerder met dat land identificeren dan een Zweed. Het aandeel van zowel dwang als gewoonte wordt in onze bewuste beleving van binding doorgaans verdoezeld. Binding wordt daar voorgesteld als voortkomend uit overtuiging, uit een bewust omarmen van wat ons ter harte gaat. De klassieke politieke theorie onderkende het verband tussen de dwang van een regime en het principe dat het handelen

71 Herman van Gunsteren Een sober dieet van conflicten beheerst van de mensen die daaraan zijn onderworpen. Montesquieu schreef dat het principe onder een despotisch regime angst was, in een monarchie eer, en in een republiek deugd. Plato ontwikkelde een theorie van politiek verval waarbij hij zich baseerde op de wisselwerking tussen regime en principes waardoor het handelen van de daaraan onderworpen mensen wordt bepaald. Machiavelli analyseerde hoe daden van een vorst angst, dankbaarheid of haat konden opwekken, en hoe deze op hun beurt de doeltreffendheid van het vorstelijke regime beïnvloedden. In ons tijdperk van democratie stellen wij ons voor dat regimes berusten op de vrije instemming van burgers. Daardoor is het voor ons moeilijker om de wisselwerking tussen dwang en dominante handelingsprincipes te benoemen. Het marktdenken, met zijn mantra van vrije keuze en eigen verantwoordelijkheid, is voor velen vanzelfsprekend. Voetballers spreken van een aanbieding die je niet kunt weigeren, topmensen in het zakenleven van marktconforme beloningen. binding waaraan en met het oog waarop? Er zijn vele soorten bindingen tussen mensen. Verslaving aan drank, bergklimmen of aandacht is een vorm van binding. Omerta bindt leden van de maffia. Religie bindt gelovigen. Een handtekening bindt. Mensen verbinden zich in een huwelijk. Arbeiders waren vroeger solidair met elkaar. Tegenwoordig verbindt het marktdenken de Europese partners. Binding ontstaat uit dichtheid van contacten in situaties van machtsongelijkheid. Symbolen en rituelen bevestigen de binding. Ze bewerken het gedeelde gevoel dat die goed zijn, onze steun verdienen. Binding is voor de mens, die voor zijn overleven op samenwerking met anderen is aangewezen, essentieel. Zonder binding zou er een hobbesiaanse oorlog van allen tegen allen ontstaan. Elke samenwerking wordt daar onmiddellijk ondermijnd door de vrees dat een bedrieger daarvan profiteert zonder zelf zijn bijdrage eraan te leveren. Ook de meest machtige man is daar zijn leven niet zeker. Hij kan in zijn slaap worden omgebracht. Als dat ombrengen plaatsvindt tussen personen die wel een binding hebben, zoals in Shakespeares Macbeth, spreken we van verraad. Een vriend is iemand die je kan verraden. Het verzet in de Tweede Wereldoorlog kende en executeerde verraders. Bindingen kunnen teleurstellen. Verbrekers van bindingen worden gestraft. Afvallige Ayaan moest dood en toen die onbereikbaar bleek werd Theo in haar plaats afgemaakt. Communes van mensen die zich verbonden Binding gaat gepaard met dwang en verraad dachten door gemeenschappelijke waarden en overtuigingen spatten na verloop van tijd uiteen als er toch verschillen opdoemen. Vaak gaat dat gepaard met geweld. Hier staat overtuiging aan het begin en komt de dwang pas later. Als binding gepaard gaat met dwang en verraad, waarom hechten we er dan toch zo n waarde aan? Zonder binding is samenwerking tussen mensen een uiterst moeilijke, zo niet onmogelijke zaak. En zonder samenwerking kan een mens niet overleven. Binding biedt gedeelde vanzelfsprekendheden, een gedeelde betekeniswereld, waardoor communicatie, arbeidsdeling en het aan de kaak stellen van verraders die legitieme verwachtingen schenden mogelijk worden. Mensen die met elkaar verbonden zijn komen voor elkaar op. Ze geven elkaar aandacht, zorg en opoffering. binding tussen burgers Wat is temidden van diverse vormen van binding de betekenis van burgerschap? Burgers zijn eigenaars van hun publieke zaak, de republiek. Zij laten zich niet alleen door de wetten en besluiten daarvan regeren, maar zijn ook geroepen om bij gelegenheid aan dat regeren zelf deel te 73

72 van waarde binding 74 Herman van Gunsteren Een sober dieet van conflicten Burgerschap is het vreedzaam en publiekelijk verwerken van botsingen die zich in de reëel bestaande samenleving voordoen nemen. De oude republikeinse traditie stelde de uitoefening van burgerschap centraal. Dat diende voorrang te hebben op andere loyaliteiten. In de moderne liberaal-democratische republiek is dat anders. Die beoogt ruimte te geven aan een diversiteit van bindingen. De republiek moet ervoor zorgen dat botsingen tussen die bindingen vreedzaam verlopen en dat de vrijheid van burgers om zich met gelijkgezinden te verenigen zo groot mogelijk blijft. De republiek komt pas tussenbeide als mensen en bewegingen in de vrije samenleving er onderling niet vreedzaam uitkomen. Mensen die gaan scheiden wenden zich tot de rechter, blij dat die wel een einde aan hun ruzie maakt. Dat betekent niet dat hun diepste binding die met de rechter zou zijn. De rechter is een second best. De republiek verschaft secundaire bindingen, die pas ingeroepen worden als de uitoefening van primaire bindingen vastloopt. De binding aan de regels van de republiek moet waar nodig voorrang krijgen. Maar dit impliceert beslist niet dat de burger verplicht zou zijn om te allen tijde die verbondenheid met de republiek op plaats één te zetten. In de hedendaagse liberaal-democratische republiek is de binding van burgers dus zwak, iets wat ze doorgaans niet in het hart raakt. Dat brengt het gevaar met zich mee dat ze, ook waar dat wel aangewezen is, de binding met hun republiek verwaarlozen of ontkennen. Ze overtreden de wet, gaan voor het eigen of groepsbelang en verwerpen het gezag van instituties van politiek en recht. Om dit tegen te gaan is de afgelopen decennia aandacht besteed aan goed burgerschap. Door inburgeringscursussen, straffen en elkaar op hufterig gedrag aan te spreken zou burgerschap versterkt worden. Minister Guusje ter Horst stelde een Handvest verantwoordelijk burgerschap in het vooruitzicht, dat de burgers houvast zou moeten verschaffen. Zij ontwikkelde dit in samenspraak met burgers. Uit die consultatie kwam niet alleen een opmerkelijk grote overeenstemming over de kernwaarden van burgerschap naar voren, maar ook de glasheldere boodschap dat een dergelijk handvest van de burgers zelf was en niet door de overheid diende te worden opgelegd. De geraadpleegde burgers legden de vinger op een zwakte van de publieke initiatieven om burgerschap op te krikken. Het zijn vaak pogingen om de burger te normaliseren en disciplineren, zodat hij zich regeerbaar gedraagt. Allerlei bestuurlijke en sociale wenselijkheden worden onder de paraplu van burgerschap gebracht. Dat is strijdig met het recht van elke burger om zich afwijkend van de sociale normaliteit op te stellen en om te proberen medeburgers voor zijn standpunt te winnen. Burgerschap brengt de plicht mee om het burgerschap van medeburgers te willen, net als ik in de rechtszaal verplicht ben het rechtsgenoot-zijn te erkennen van degene die ik wel kan wurgen. Allerlei wenselijkheden betreffende sociaal en normaal gedrag moeten buiten het bereik van burgerschap blijven. Het burgerbegrip in de liberale democratie blijft zodoende betrekkelijk leeg. Te leeg volgens velen. Die proberen er meer inhoud aan te geven. Geen dubbele paspoorten, trots op Nederland zijn, je normaal gedragen. Dergelijke pogingen kennen twee gebreken. Ze sluiten velen uit voor wie vroeger in Nederland een plaats was, of kennen hun op zijn best een plaats in de marge toe. En ze spannen het paard achter de wagen doordat ze consensus over wat normaal is als voorwaarde voor goed burgerschap presenteren. Terwijl de pointe van de uitoefening van burgerschap in een vrije samenleving nu juist het scheppen van consensus, van een wij, is. Zij die een meer inhoudelijk optuigen van burgerschap nastreven, maken het tot een partijdig en uiteindelijk leeg begrip.

73 Herman van Gunsteren Een sober dieet van conflicten Bas Heijne begint zijn column in nrc Handelsblad van 26 november met: Wanneer me weer eens gevraagd wordt wat ik vind van het idee van burgerschap als middel om een versplinterde samenleving te binden, verwijs ik graag naar het Amsterdamse Kleine Gartmanplantsoen. Elke vraag bevat een idee over wat als antwoord erop geldt. Heijne accepteert zonder meer de premisse van de vraag, namelijk dat burgerschap een middel zou zijn om een versplinterde samenleving binding te verschaffen. Volgens hem mislukt dit streven doordat het cultuur en identiteit veronachtzaamt de grote blinde vlek van weldenkende bevorderaars van burgerschap. Heijne concludeert: Zo vorm je geen samenleving. Burgerschap is geen verlicht begrip in duistere tijden. Het is een angstig en leeg woord. Meegaan in het inhoudelijk overvragen van burgerschap, zoals Heijne in navolging van zijn vraagstellers doet, ontneemt het zicht op wat burgerschap wel vermag. Dat is niet het vormen van een samenleving, maar het vreedzaam en publiekelijk verwerken van botsingen die zich in de reëel bestaande samenleving voordoen. Een vrije samenleving ontleent zijn verbazende veerkracht niet aan normaliteit, maar aan de manier waarop daarin met conflict wordt omgegaan. Mededinging op de markt, hoor en wederhoor in het recht, regeren en oppositie voeren in de politiek en conflicterende visies op wat waar is in de wetenschap. Die samenleving biedt plaats voor diverse burgers, zowel eigenzinnige als normale. Zij voedt zich, zoals Albert Hirschmann het uitdrukte, met een vast en sober dieet van conflicten. 75

74 van waarde binding Burgerschap als politieke emancipatie Binding vraagt om burgerschap. Maar in Nederland denken we dat burgerschap over waarden en normen gaat. Dat is een misvatting. Burgerschap gaat over macht en die macht moet in handen van de burgers liggen. De sociaal-democratie laat daar kansen liggen. willem witteveen 76 Burgers zijn volgens een klassieke definitie de volwaardige leden van een politieke gemeenschap. Burgerschap is dus in de eerste plaats een juridische categorie. Het gaat erom vast te stellen wie meetelt als lid. Burgerschap in juridische zin vereist een mechanisme van inen uitsluiting. Wie de status van burger niet verwerft, telt niet mee of slechts in mindere mate. In het oude Romeinse recht kon een slaaf vrijgemaakt worden (daarin ligt de wortel van ons begrip emancipatie), maar daarmee was hij nog geen burger en dus geen volwaardig lid van de Romeinse republiek. Daar was meer voor nodig. Ook bij ons is er meer nodig om van juridisch burger, burger in sociale zin te worden: de goede burger. Als het burgerschap in onze politieke discussies opduikt, gaat het meestal daarover. Hoe moeten mensen die we in juridische zin meetellen zich zo ontplooien dat zij er Over de auteur Willem Witteveen is hoogleraar rechtstheorie en retorica aan de Universiteit van Tilburg, waar hij ook Dean Liberal Arts and Sciences is. Van 1999 tot 2007 was hij namens de PvdA lid van de Eerste Kamer. Hij is lid van de redactieraad van s&d. Noten zie pagina 81 ook echt bij horen? Welnu, ze moeten onze normen en waarden onderschrijven en in praktijk brengen. Deze stap van juridisch naar sociaal burgerschap zet helaas de deur wijd open voor manipulatieve retoriek. De politicus projecteert een ideaalbeeld van de goede burger die zich o zo sociaal gedraagt op de individuele burger, alsof de verbetering van de kwaliteit van de samenleving nu juist van hem of haar als persoon afhankelijk is. Het is de logica van de oproep tot mentaliteitsverandering. Burger, ga nationaler denken, ga gezonder leven, bemoei je met de school van je kinderen, ga je meer van de medemens aantrekken en ontlast met die activiteiten de overheid. Het patroon is maar al te herkenbaar. Sprekend over de vele mislukte debatten over sociaal burgerschap die over de heikele kwestie van de integratie van minderheden gaan, constateerde Bas Heijne onlangs: Vrijwel altijd wordt burgerschap op een bevoogdende wijze gebruikt. Zelden of nooit betrekt de spreker het op zichzelf. Wie Nederlands burger wil worden, moet de kernwaarden van onze samenleving onderschrijven, heet het. Nog nooit heb ik iemand horen zeggen: ik onderschrijf de kernwaarden

75 Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie van deze samenleving. Het zijn altijd de anderen van wie dat wordt verwacht de anderen voor wie we stiekem een beetje bang zijn. 1 Heijne noemt burgerschap daarom geen verlicht begrip in duistere tijden maar een angstig en leeg woord. Daarbij lijkt hij over het hoofd te zien dat er behalve juridisch en sociaal burgerschap ook nog zoiets als politiek burgerschap mogelijk is. Mijn stelling is dat een beperking van het debat tot het sociale burgerschap gemakkelijk in het teken komt te staan van een valse retoriek en dat dan te weinig wordt nagedacht over het politieke burgerschap. Dat laatste biedt een perspectief van emancipatie en van het openbreken van het verstarde politiek regime tot iets dat op democratie lijkt. Hoe worden mensen eigenlijk betrokken burgers? Onderzoekingen van het scp wijzen er al geruime tijd op dat de meeste Nederlanders vinden dat het goed met hen gaat en trouwens ook met de mensen in hun omgeving en de projecten waar ze zich voor inzetten. Alles eigenlijk wat zich afspeelt binnen de horizon van hun eigen leefwereld. Ze vinden echter dat het niet goed gaat met de maatschappij, met de politiek, met de buitenwereld van bureaucratische systemen. Soms klinkt heimwee door naar iets hogers dat er niet meer is. Individuele belangen kan men aan, het Algemeen Belang blijft buiten bereik. Deze trend wijst erop dat sociaal burgerschap bestaat (het vele vrijwilligerswerk dat Nederlanders doen ondersteunt deze stelling). De stap naar actief politiek burgerschap wordt echter door maar weinig mensen gezet (en daarop wijst het kleine aantal burgers dat lid is van een politieke partij). Er komen geen of te zwakke bindingen tot stand tussen individu en collectief. En dat geldt voor de gevestigde burgers net zo goed als voor de buitenstaanders. De politieke participatie van de Nederlandse burgers is in de twintigste eeuw nooit erg hoog geweest; onder het regime van de verzuiling werd veel overgelaten aan de leiders van organisaties. Toen verzuilde organisaties hun achterban kwijtraakten (en professionaliseerden) ontstonden er weinig alternatieve organisaties die het politieke burgerschap nieuw leven in bliezen, al werd natuurlijk wel een beroep gedaan op de portemonnee van individuen als donateurs voor ideële doelen. De ontwikkeling is zover voortgeschreden dat sociaal en politiek burgerschap als geheel verschillende onderwerpen worden ervaren. Sociaal burgerschap is bijvoorbeeld aan de orde in de discussie over de kosten van het persoonsgebonden budget in de zorg. Die discussie Individuele belangen kunnen mensen aan, maar het algemeen belang blijft buiten bereik staat op een hoog niveau, er doen veel mensen aan mee die praktijkervaring hebben, het onderwerp leeft in de publieke opinie en krijgt genuanceerd aandacht in de media. Hoe mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven en voor elkaar en wat de rol van de overheid en de markt daarbij zijn: het zijn grote vragen die tot scherp debat leiden, en dus tot een begin van politiek burgerschap. Maar de vervolgvraag hoe de politieke ordening van de democratie zo georganiseerd moet worden om deze debatten optimaal te voeren, met inschakeling van zoveel mogelijk burgers, lijkt in een heel ander domein thuis te horen. Als het over staatkundige vernieuwing gaat komen specialisten in het staatsrecht aan het woord waar niet veel mensen naar luisteren en loopt de Kamer leeg. Dat politiek in plaats van een afstandelijk drama dat aan vertegenwoordigers en bestuurders wordt overgelaten ook een arena voor burgerschap zou kunnen zijn, lijken mensen niet echt meer te geloven. De verbeelding is zelfs in de verbeelding niet meer aan de macht. Het is intussen goed mogelijk dat hier een kans blijft liggen. Laten we ons daarom proberen voor te stellen wat politiek burgerschap 77

76 van waarde binding 78 Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie zou kunnen betekenen. Daarbij kunnen we ons voordeel doen met een heel oude traditie van denken over politiek. In de republikeinse traditie, die teruggaat tot het oude Athene en Rome, is een ideaalbeeld van burgerschap tot ontwikkeling gekomen dat nog steeds latent aanwezig is in onze democratische cultuur. politiek burgerschap als democratisch ideaalbeeld In het klassieke ideaalbeeld van republikeins burgerschap zijn burgers de vrije en gelijke leden van een gemeenschap die aan het bestuur daarvan deelnemen door beurtelings te regeren en geregeerd te worden. Ze leven onder zelfgemaakte wetten en dragen verantwoordelijkheid voor het wel en wee van de gemeenschap. Burgers zijn autonoom, loyaal, vaardig en ruimdenkend als het gaat om de omgang met pluraliteit. In de wrr-publicatie Eigentijds burgerschap uit 1992, geschreven onder leiding van Herman van Gunsteren, wordt het burgerschap omschreven als een ambt in de republiek. 2 Het is zelfs het primaire politieke ambt. Iemand is eerst burger, dan pas politicus, bestuurder, rechter, of drager van welke andere professionele gezagsrol ook. De burger wordt in alle interpretaties van de republikeinse traditie opgevat als het tegendeel van de slaaf, de onvrije, afhankelijke mens. In zijn magistrale studie over het republikeinse denken laat Philip Pettit zien dat deze tegenstelling tussen burger en slaaf geworteld is in een unieke vrijheidsconceptie. 3 Het gangbare liberale onderscheid, diepgaand bestudeerd door Isaiah Berlin, plaatst negatieve tegenover positieve vrijheid. Negatieve vrijheid betekent afwezigheid van inmenging door anderen, met name vanwege de staat; je hebt je eigen vrijheidssfeer. Positieve vrijheid is het vermogen om je eigen meester te zijn het gaat dus om autonomie. Het republikeinse vrijheidsbegrip benadrukt de afwezigheid van dominantie door anderen over het zelf. Het erkent en wenst betrokkenheid en bemoeienis van anderen, maar verwerpt afhankelijkheidsrelaties en overheersing. Er is altijd sprake van een of andere vorm van betrokkenheid van het individu bij anderen; wat niet deugt zijn alle omstandigheden en verhoudingen die het individu afhankelijk maken, slaafachtig. Het gangbare liberale vrijheidbeeld begint bij het losse individu en diens negatieve vrijheid en bepleit vervolgens verantwoordelijkheid; het republikeinse vrijheidbeeld begint bij het betrokken en geïnvolveerde individu en begint dus vanuit al gevestigde verantwoordelijkheden en situeert daarbinnen de vrijheid die vervolgens weer verantwoordelijk moet worden uitgeoefend. Vrijheid kan zo niet zonder gelijkheid en solidariteit: There can be no hope of advancing the cause of freedom as non-domination among individuals who do not readily embrace the prospect of substantial equality and the condition of communal solidarity. To want republican liberty, you have to want republican equality; to realize republican liberty, you have to realize republican community. 4 Sociaal en politiek burgerschap liggen in elkaars verlengde. republikeins burgerschap in onze democratische rechtsstaat Dit republikeinse vrijheidbeeld is rijkelijk utopisch. Er zijn perioden en plaatsen geweest waarin het enige tijd werkelijkheid was, vaak in de context van kleine stadstaten waar de burgers aan de macht kwamen en in allerlei vormen van publieke deliberatie invloed kregen op de bestuurlijke gang van zaken. Even vaak zijn deze republieken weer ten onder gegaan. In de natiestaat met zijn grootschalige infrastructuur is voor de republikeinse mentaliteit nauwelijks plaats. De gedachte dat burgers zelf regeren en niet alleen geregeerd worden, raakt in onbruik. De wetten zijn niet langer zelfgemaakt, ze komen veeleer van boven of van veraf tot de onderdaan. De verantwoordelijkheid voor de publieke zaak is verdampt, wellicht omdat het niet duidelijk is wat de publieke zaak voor de individuele mens kan betekenen. De loyale en vaardige omgang met verschillen is soms

77 Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie ver te zoeken. Het ambt van burger is uit beeld geraakt en ingewisseld voor de rol van consument van overheidsdiensten. Zo lijkt er weinig over te blijven van een waardevolle traditie. Geen wonder dat men zich liever op het sociale burgerschap concentreert. Toch is deze utopie nog steeds een ideaalbeeld dat helpt om kritisch te zijn over de stand van zaken van de democratische rechtsstaat en zelfs naar mogelijkheden te zoeken om die te verbeteren. De belangrijkste aanleiding hiervoor lijkt mij de conceptuele verwarring over de aard van het regime waaronder wij leven. We geloven in democratie maar er is democratie in soorten en maten waar we ons niet goed raad mee weten. Binnen het in Nederland werkende regime komen die verschillende varianten allemaal voor, soms in concurrentie met elkaar en soms elkaar versterkend. Ze perken de ruimte voor republikeins burgerschap soms in, maar bieden op andere momenten daarvoor wellicht juist onvermoede mogelijkheden. Door het vrijheidbeeld van niet-overheersing aan te houden kunnen we die mogelijkheden opsporen en uitlichten. Het eerste en voornaamste type en daarover is men het wel eens is de representatieve democratie. Dit regime definieert de rol van de burger als die van kiezer. Eens in de vier jaar is de kiezer koning. Wat er daarna met zijn stem gebeurt, onttrekt zich aan zijn invloed en vaak ook aan zijn waarneming. De burger van de representatieve democratie is iemand die niet regeert, maar geregeerd wordt. De burger is hiernaast ook iemand met meningen waarnaar opiniepeilingen gehouden worden; indirect telt zijn stem ook in het gewone politieke bedrijf een beetje mee. Dankzij de vrijheid van meningsuiting is de burger bovendien iemand die zelf een mening kan uitdragen in het publieke debat. Die vaag omgrensde rol van deelnemer en participant in de meningsvorming biedt mogelijkheden. De media zijn van communicatiemiddel zelf een politieke macht geworden, die onmisbaar is voor de agendering van de kwesties waar de politiek over beschikt. In het hart van de representatieve democratie heeft zich een ander type regime genesteld: de dramademocratie. Ook dit regime sluit de burger in en stoot hem tegelijkertijd af. De rol van de burger wordt nu gedefinieerd als die van toeschouwer. De medialogica is er een die tot dramatisering van de politiek leidt. Politiek wordt een melodramatische soap waarin persoonlijke eigenschappen belangrijker zijn dan beleidsdilemma s en weerbarstige feiten. De burger wordt als toeschouwer geamuseerd en soms ook boos gemaakt, maar niet Vrijheid kan niet zonder gelijkheid en solidariteit serieus genomen als deelnemer aan het regime. Toch heeft de medialogica van de dramademocratie ook voordelen voor het burgerschap: er wordt met grote intensiteit op een beperkt aantal kwesties ingegaan waar geschoolde burgers hun eigen verhaal van kunnen maken. De media werken in twee richtingen; actieve burgers kunnen hun grieven dankzij diezelfde medialogica uitvergroten en dan de politici en bestuurders van de representatieve democratie krachtig onder druk zetten (zie de kwestie Mauro). Het derde regime, dat van deze twee zich symbiotisch tot elkaar verhoudende regimes aanvankelijk los staat, is dat van de participatieve democratie. Burgers komen in beweging, gebruikmakend van de nieuwe sociale media zoals Facebook. Netwerken van actieve burgers ontstaan als lichte organisatievormen waar overheden en gevestigde maatschappelijke organisaties vaak geen greep op hebben. Buiten en rond de officiële kanalen ontstaan acties die politieke betekenis krijgen en soms zelfs tot de val van een regime leiden (zoals we zien in de Arabische wereld). In tegenstelling tot de twee eerder besproken regimes is de participatieve democratie een regime dat burgers in zich opneemt. De beperking is hier dat dit alleen voor de actieve burgers geldt, en vooral voor mensen 79

78 van waarde binding 80 Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie die zich al tot een bepaald issue voelen aangesproken; de anderen staan buitenspel. Vrijheid wordt expressief beleefd, maar gelijkheid is niet gegarandeerd en de solidariteit is niet inclusief. Ten slotte is er het regime van de formele en informele democratische controle op machtsuitoefening. Rechterlijke organen, ombudsmannen, onderzoekscommissies, inspecties en toezichthouders vormen een archipel van rechtsstatelijke fora waar de uitwassen van het regime bespreekbaar en controleerbaar gemaakt worden. Een parlement dat zijn taak serieus neemt, maakt hiervan gebruik om de regering en de andere machten in de staat te controleren. Maar in een regime dat Rosanvallon de contrademocratie noemt en Keane de waakhond democratie (monitory democracy), wordt deze archipel aangevuld met een grote veelheid van flexibele maatschappelijke organisaties die eveneens de macht ter verantwoording roepen. 5 In deze onoverzichtelijke maar omvangrijke archipel van formele en informele instanties en initiatieven is veel ruimte voor republikeins burgerschap, inclusief het besef dat men een fundamenteel ambt uitoefent. De beperking is hier dat de archipel gevoed moet worden door een voortdurende stroom van actieve burgers en dat voor die burgers het participeren in de contra-democratie niet kosteloos is of vrijblijvend kan geschieden maar concurreert met andere zinvolle manieren om tijd en middelen te besteden. Ook hier is er dus geen garantie dat iedereen betrokken raakt, dat de idealen van gelijkheid en solidariteit in voldoende mate betrokken worden bij het streven onrecht en machtsmisbruik tegen te gaan. republikeinse vrijheid en burgerschap Zo komen we tot de intrigerende ontdekking dat terwijl de politiek eindeloos wacht op kansen om staatkundige vernieuwingen te realiseren, er in onze politieke gemeenschap al verschillende democratische regimes aanwezig zijn. Deze vier democratische regimes staan naast elkaar, ze erkennen elkaars bestaan niet, het is gemakkelijk er een of meer over het hoofd te zien. Intussen werken ze wel op elkaar in als burgers hun mogelijkheden benutten. We kunnen ons zo een matrix voorstellen met openingen voor republikeins burgerschap. Door daar gebruik van te maken, kunnen burgers en hun organisaties (zoals politieke partijen) nieuwe vormen van macht en tegenmacht in het leven De staat mag zich met de burgers bemoeien, maar bureaucratische overheersing en mensen afhankelijk maken, dat mag niet roepen die het regime van de democratische rechtsstaat in de richting van het ideaal dwingen. Als burgers inderdaad van deze matrix van mogelijkheden tot beïnvloeding gebruik gaan maken, wordt het republikeinse vrijheidbeeld van non-dominantie ook meteen actueel. Een voorbeeld kan helpen dit scenario inzichtelijk te maken. De bezuinigingen op het persoonsgebonden zorgbudget worden doorgaans in het teken van het sociaal burgerschap geplaatst; het gaat er onder meer over hoe mensen die zorg nodig hebben aan de samenleving kunnen blijven meedoen. Dan komt er een minister die voor de noodzaak staat te bezuinigen en ziet hoe deze openeinderegeling een groot maatschappelijk succes maar ook een grote kostenpost is geworden. De voorziening wordt vervolgens vrijwel in zijn geheel afgeschaft. Voor mensen die dankzij het persoonsgebonden budget zelfstandig konden blijven en in leven en werk zo min mogelijk afhankelijk hoefden te zijn van de zorgbureaucratie, is dit een aanslag op hun vrijheid in de zin van nondominantie. Zij worden in een slaafse afhankelijkheid teruggeworpen. Het verzet tegen deze overheidsmaatregelen kan nu een wending nemen waarbij het republikeinse vrijheidsideaal wordt ingezet. Alleen die kostenbeperkingen

79 Willem Witteveen Burgerschap als politieke emancipatie zijn dan aanvaardbaar die de zorgbehoevende burger zoveel mogelijk zelfstandigheid laten. De staat mag zich met de burgers bemoeien, zelfs achter de voordeur komen als dat nodig is controle op de besteding van uitkeringen is altijd wenselijk maar bureaucratische overheersing en mensen afhankelijk maken, dat mag niet. Dat is op zich een heldere en duidelijke boodschap. Het probleem is nu echter om deze overtuigend over het voetlicht te brengen. Dat veronderstelt immers dat er al georganiseerd burgerschap bestaat, in vormen die zo krachtig zijn dat de gevestigde machten zich er iets van aan moeten trekken. Hier is weer veel denkbaar. Een netwerk, een actiegroep, een nieuwe vakbeweging, een politieke partij, of een coalitie van al dit soort organisaties. De strategie zal echter subtiel moeten zijn. Om de instellingen van de representatieve democratie te bereiken, moet men de weg van de dramademocratie volgen. Dat kan weer het beste gebeuren door actief te worden in vormen van de participatieve democratie. De tegenkrachten uit de rechtsstatelijke archipel kunnen ook door acties worden gemobiliseerd. Hier liggen kansen. Duidelijk daarbij is wel dat inspirerend en effectief politiek leiderschap in dit scenario de ontbrekende schakel is. Dat houdt een uitdaging in voor elke politieke beweging die zich zowel sociaal als democratisch noemt. Noten 1 Bas Heijne, Burgerschap, nrc Handelsblad van 26 november H.R. van Gunsteren en anderen, Eigentijds burgerschap, Den Haag 1992: Van den Brink, Jansen en Kole verwijzen ook naar Pettit in het vorige nummer over arbeid in deze reeks Van waarde; zie s&d 2011/ 9-10, p Philip Pettit, Republicanism. A Theory of Freedom and Government, Oxford 1996, p Pierre Rosanvallon, La contredémocratie, Parijs 2006; John Keane, The Life and Death of Democracy, Londen

80 van waarde binding boekessay Democratie: een oppervlakkige cultus Goden breken Essays over monotheïsme Marc de Kesel, Boom, Amsterdam 2010 Justice What s the Right Thing to do? Michael J. Sandel, Farrar, Straus & Giroux, New York 2009 Democratie als cultus Over politiek en religie Marin Terpstra, Boom, Amsterdam 2011 theo de wit 82 In zijn terugblik tegen het einde van zijn boek Justice What s the Right Thing to Do?, een inleiding in de politieke ethiek, doet de Amerikaanse politiek filosoof Michael Sandel een opmerkelijke constatering. De meeste posities die hij in het boek bespreekt, zijn niet alleen varianten van Over de auteur Theo de Wit is hoogleraar aan de tft, Universiteit van Tilburg Noten zie pagina 90 het liberale denken (utilitarisme, kantiaans en rawlsiaans liberalisme, neo-liberalisme), maar hebben, zo stelt hij, ook een bepaalde grondtrek gemeen: een streven naar neutraliteit (aspiration to neutrality). 1 Bij liberaal moeten we bij Sandel dus niet zozeer denken aan onze eigen rechtse politieke partijen die het woord vrijheid in hun naam hebben opgenomen, maar aan politiek-filosofische stromingen die de individuele vrijheid en de autonomie als uitgangspunt van

81 boekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten de ethiek beschouwen. Alleen de op Aristoteles teruggaande politieke ethiek (die Sandel zelf verdedigt) onttrekt zich aan de neutraliteitsimpuls die deze filosoof ontwaart. Sandel heeft overigens geen moeite het neutraliteitsstreven te begrijpen: Het is verleidelijk op zoek te gaan naar een principe of een procedure waarmee voor eens en voor altijd een rechtvaardige verdeling van inkomen, van macht en van kansen kan worden afgeleid. Een dergelijk principe zou ons, als we het konden vinden, in staat stellen de verwarring en de conflicten te vermijden waartoe discussies over de goede manier van leven onvermijdelijk aanleiding geven. 2 Liberalisme kan volgens Sandel dan ook gekarakteriseerd worden als een politiek van vermijding, waarbij respect gelijk staat aan het negeren van elkaars overtuigingen en eenheidsstichtende en zingevende verhalen. Maar, zo voegt hij eraan toe, discussies over het goede leven zijn onmogelijk te vermijden. Rechtvaardigheid betekent onontkoombaar stelling nemen, en gaat ook niet alleen over de juiste manier om dingen te verdelen. Bij rechtvaardigheid gaat het volgens Sandel ook over de juiste manier om dingen te waarderen dus om wat van waarde is, in de woorden van Monika Sie Dhian Ho. 3 In zijn boek geeft Sandel vele voorbeelden van het liberale streven naar neutraliteit in het Amerikaanse politieke leven. Zo wordt het abortusdebat daar meestal geënsceneerd als een geschil tussen aanhangers van het pro-life standpunt en mensen die pro-choice verdedigen baas in eigen buik, zouden we in Nederland zeggen. De tweede positie geldt als de liberale en neutrale : laat mensen zelf beslissen, dan is het ook onnodig standpunten in te nemen in morele en religieuze controversen. Het zoeken van een neutrale positie heeft dus als oogmerk de pacificering via de privatisering van een politiekethisch geschilpunt, en wie kan ontkennen dat dat op momenten zeer verstandig kan zijn? Toch overtuigt deze liberale argumentatie volgens Sandel niet, en het ermee verdedigde standpunt is ook geenszins neutraal. Wat de voorstanders van abortus moeten aantonen is dat de (onder meer katholieke) leer over de morele status van de foetus onjuist is, want daar ligt het geschilpunt. Men komt er dus niet onder uit stelling te nemen in een moreel-religieus debat; een privatisering van de kwestie heeft de gemoederen in de Verenigde Staten ook niet tot bedaren gebracht. Een recent Nederlands voorbeeld van neutralisering door privatisering is er ook. Tijdens het debat in de media over het wetsvoorstel dat onbedwelmd ritueel slachten van dieren beoogde te verbieden meende een medewerkster van de liberale Teldersstichting de discussie te kunnen beslechten door de wijze van slachten tot een zaak van ieders vrije keuze te maken: een liberaal kiest zelf welk vlees hij wil eten. 4 Ook hier wordt de discussie ontweken door deze te delegeren naar de private beslissingssfeer. De ethisch-politieke dimensie van het wetsvoorstel (Is het verstandig enkele religieuze minderheden te bruuskeren? Welke is de morele status van het dier?) wordt omzeild, en ook hier is het ingenomen standpunt geenszins neutraal. Het zelfbeschikkingsrecht van het individu wordt namelijk sacrosanct verklaard; zowel het welzijn van het dier als de overgeleverde rechten van religieuze minderheden worden daaraan hardhandig ondergeschikt gemaakt. De privatisering gaat ook de reflectie uit de weg over de politiektheologische eis die door het wetsvoorstel aan religieuze bindingen en overtuigingen gesteld wordt. 5 Het gaat bij de politiek van vermijding niet om een recent fenomeen. Meer dan tachtig jaar geleden deed de Duitse jurist en politiek denker Carl Schmitt een gelijkaardige constatering als Sandel, ditmaal met betrekking tot het politieke denken in de Europese geschiedenis vanaf de zeventiende eeuw. Hij spreekt over een tijdperk van neutralisering en depolitisering, dat in deze eeuw begint en tot in de twintigste eeuw doorgaat. De kern van deze verbazingwekkende wending in de Europese geschiedenis, zo stelde hij in een tekst die dateert uit 1928, ligt in een elementair en eenvoudig grondmotief dat 83

82 van waarde binding u De privatisering van de nationale identiteit Van casus belli voor de politieke gemeenschap tot subjectieve preferentie: dat is de spectaboekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten 84 eeuwenlang bepalend is geweest, namelijk het streven naar een neutrale sfeer (das Streben nach einer neutralen Sph re). 6 Evenals Sandel toont hij alle begrip voor de neutraliseringsimpuls: Na de uitzichtloze theologische disputen en twisten van de zestiende eeuw, zocht de Europese mensheid een neutraal gebied waarbinnen de strijd ophield, waar overeenstemming en eenheid mogelijk was en waar men elkaar kon overtuigen. Men nam daarom afstand van de omstreden begrippen en argumentaties van de traditionele christelijke theologie en construeerde een natuurlijk systeem van theologie, metafysica, moraal en recht. 7 Het moderne Europa kent diverse privatiseringspleidooien. Een aantal zal ik hierna bespreken, te beginnen bij het pleidooi voor een gedomesticeerde religie. u De privatisering van de religie De strategie van een privatisering of minstens depolitisering van de godsdienst is reeds uitvoerig uitgewerkt door zeventiende-eeuwse politieke denkers en juristen, die in Frankrijk niet toevallig les politiques werden genoemd, omdat zij de politiek van de godsdienst wensten los te maken. De achtergrond hiervan waren de confessionele burgeroorlogen in het Europa van de zestiende en zeventiende eeuw. Het doel van les politiques was de burgerlijke vrede mogelijk maken door de status van de confessies en kerken ter veranderen. Een beroemd voorbeeld van een pleidooi voor depolitisering van de religie is John Locke s Brief over tolerantie (1689). Neem de volgende, voor ons nog steeds herkenbare probleemstelling: Eender welke kerk is orthodox voor zichzelf en is op een ketterse dwaalweg voor de andere. Iedere kerk gelooft dat wat zij gelooft waar is en veroordeelt als een dwaling wat daarvan verschilt. Omdat het hier gaat om de waarheid van dogma s en de juistheid van de eredienst, staat de strijd gelijk aan beide zijden (on both sides equal) en er kan door geen enkele rechter ( ) een beslissend oordeel uitgesproken worden. De beslissing over zo n vraag komt uitsluitend toe aan de hoogste rechter over alle mensen ( ). 8 Locke s praktische conclusie hieruit: verwijder religieuze onderwerpen van de tafel van de regeringen, en laat de oplossing van religieuze kwesties aan de hoogste rechter vandaag zouden wij zeggen: aan de samenleving, aan de markt waar de ideeën circuleren en worden verhandeld. De overheid moet zichzelf dus niet de rol van arbiter aanmeten en een politiek van tolerantie voeren jegens alle geloof en levensbeschouwing, terwijl verdraagzaamheid het herkenningstekens is van de ware kerk. De mogelijkheidsvoorwaarde van dit standpunt is dat religie bij Locke intussen zelf van karakter veranderd is. Zij is niet langer de zichtbare en publieke representatie van het goddelijke, en de kerk niet langer de openbare morele autoriteit die aardse machthebbers moet beoordelen. Religie is voor de Reformatie een persoonlijke innerlijke worsteling met sterk morele trekken geworden. De liberale ratio van dit standpunt dat de meesten van ons van links tot rechts vertrouwd en vanzelfsprekend zal voorkomen is uiteindelijk: het samenleven mogelijk maken van mensen met verschillende praktijken en opvattingen over wat heil en heilig is. Moderner uitgedrukt: wat helend, integer en beschermwaardig is, wat volledig mens-zijn, ware vrijheid, het goede leven, God welgevallig is et cetera. Dat was inderdaad slechts mogelijk door de uitschakeling of neutralisering van de godsdienst als vereiste voor de eenheid van een politieke gemeenschap. Hier is de point d honneur van het klassiek-liberale paradigma gelegen, de befaamde scheiding van het goede en het juiste, van waarden en (samenlevings) normen.

83 boekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten culaire geschiedenis van de lotgevallen van de religie in het Westen, in het bijzonder in West-Europa. Vooral in Nederland zijn we er de laatste decennia aan gewend geraakt religie en religieuze identiteit als onvervreemdbare en politiek betekenisloze zelfkeuze en zelfcreatie van individuen te beschouwen. De traditionele kaders van de institutionele religie zoals kerken en hun leerstelligheid worden daarbij meer en meer in de lijn van Locke s idee van tolerantie als incarnaties van onvrijheid en intolerantie ervaren. De privatisering van de religie was dus voltooid. We zijn eraan gewend geraakt religieuze identiteit als een politiek betekenisloze zelfkeuze van individuen te beschouwen Nu is er dikwijls betoogd en het wordt vandaag filosofisch het meest enthousiast verdedigd door Roger Scruton dat de voormoderne congruentie van (monarchale) politieke orde en religieuze homogeniteit in Europa is opgevolgd door de combinatie van democratische legitimiteit en nationale eenheid. 9 Inderdaad ontleenden de moderne Europese staten hun democratische legitimiteit sinds de tweede helft van de negentiende eeuw aan hun vermogen om binnen de kaders van een begrensd territorium en een gedeelde nationale geschiedenis sociale en maatschappelijke krachten te representeren en vervolgens ook in de samenleving te interveniëren. In de mate waarin dit slaagde was het mogelijk om burgerschap, nationaliteit en democratische soevereiniteit gelijk te stellen. Maar terwijl de democratische politieke autonomie door de economische globalisering en door het verlies van politieke soevereiniteit steeds meer wordt doorkruist, verschijnen nationale culturen en hun zelfverstaan vandaag meer en meer als contingente en contesteerbare mythische constructies Nederland gidsland is een goed voorbeeld. De erosie van de configuratie nationale democratische staat genereert daarom zowel klachten over een democratisch tekort als debatten over een transnationale cultuur en bovennationale problemen als financiële crises, ecologische catastrofes en internationaal terrorisme. Het is tegen deze achtergrond dat de Duitse socioloog Ulrich Beck niet toevallig onmiddellijk na 9/11 een verdere doorvoering van de liberale strategie van neutralisering bepleit die zo succesvol was gebleken waar het ging om de religieuze diversiteit. Zijn pleidooi voor zogeheten kosmopolitische staten plaatst hij expliciet in continuïteit met de privatisering van de religie: Kosmopolitische staten zijn gefundeerd op het beginsel van de nationale indifferentie. Zoals met de Vrede van Westfalen de confessionele burgeroorlogen van de zestiende eeuw door de scheiding van staat en religie werden beëindigd, zo zouden dat is mijn these de nationale wereld(burger) oorlogen van de twintigste en van het begin van de eenentwintigste eeuw met een scheiding van staat en natie beantwoord kunnen worden. Zoals de a-religieuze staat de praktisering van verschillende religies mogelijk maakt, zo zouden kosmopolitische staten via het beginsel van de constitutionele tolerantie de grenzenoverschrijdende co-existentie van etnische, nationale en religieuze identiteiten moeten garanderen. 10 De vrijheid van godsdienst wordt hier opgevolgd door de vrijheid van natie en de vrijheid van cultuur. Dat is natuurlijk alleen maar mogelijk wanneer nationale, etnische en culturele identiteiten een kwestie van onschuldige folklore en individuele lifestyle zijn geworden, zoals eerder de godsdienst een individuele keuze uit het levensbeschouwelijke aanbod. Aan de in nationaal opzicht indifferent geworden staat dienen burgers te beantwoorden die zich niet zozeer loyaal maar eerder instrumenteel tot de nationale identiteit verhouden. Ook hier dient het individu dus te zegevieren dat zich 85

84 van waarde binding boekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten 86 van binnenuit definieert, het individu dat zich vóór alles de vraag stelt: Heb ik iets met (of aan) Nederland, Marokko, Suriname? u Liberaal multiculturalisme: de privatisering van cultuur Ondanks de schijn van het tegendeel past ook het enkele decennia lang in een aantal westerse landen gehuldigde multiculturalisme naadloos in de nieuwe privatiseringsbeweging zoals die door Beck wordt gepropageerd. De twee belangrijkste innerlijke tegenspraken van een multiculturalisme in de sterke zin liggen voor de hand en zijn dan ook al decennia geleden onder woorden gebracht: wie consequent een collectief recht op verschil verdedigt, komt er spoedig achter dat hij in sommige gevallen niets anders dan een recht op onderworpenheid binnen de eigen groep verdedigt. Ook onverdraagzame en repressieve subculturen hebben dan immers recht van bestaan. En wie het recht van migranten op hun eigen (sub)culturen verdedigt, is tamelijk weerloos tegen de etnocentristen van zijn eigen cultuur: Frankrijk voor de Fransen et cetera. 11 De pijnlijke waarheid van dit goedbedoelde multiculturalisme verschijnt daar waar men zich tegen dit multiculturalisme keert en een bodem opeist voor het eigen volk. 12 Hoewel het multiculturalisme filosofisch gezien dus een collectivistische, anti-liberale strekking heeft, was het bijzondere van de situatie in Nederland dat de multiculturalist dit soort tegenspraken lange tijd kon miskennen. Hier stuiten we op een centraal liberaal maar in ons land van links tot rechts gekoesterd vooroordeel: zolang ik ervan uit kan gaan dat (multi)culturele en religieuze verschillen per definitie niets anders zijn dan verschillen in lifestyle wordt mijn eigenheid in het geheel niet geraakt of aangetast door andere vormen van eigenheid of identiteit. Er is dan immers helemaal geen vreemdheid of alteriteit meer die mij zou kunnen storen of zelfs maar opvallen. Men kan bij het liberaal geïnterpreteerd multiculturalisme spreken van een tolerantie-zonder-aanraking. Respect staat in dit liberalisme zoals we bij Sandel reeds zagen gelijk aan het negeren van elkaars overtuigingen en bindingen. Zo is de religieuze achtergrond van migranten in Nederland vele tientallen jaren ter kennisgeving aangenomen. De transformatie van een religieuze binding, een culturele erfenis of een seksuele geaardheid tot een identiteit is ook nog op een andere wijze een vorm van neutralisering. Wanneer mijn culturele uitingen of religieuze opvattingen immers worden beschouwd als de expressie van mijn identiteit, dan geld ik allereerst als representant van een groep (die eventueel om erkenning van zijn eigenheid vraagt), maar dan ben ik niet langer de drager van een verschil of een erfenis die wellicht ook de rest van de samenleving iets te zeggen zou kunnen hebben. Homoseksualiteit bijvoorbeeld is dan geëvolueerd van een bevraging van dominante seksuele mores tot een ongevaarlijke levensstijl binnen een neutrale totaliteit. Kortom, een samenleving van identiteiten is een samenleving waarin iedereen individueel of groepsgewijs het recht heeft in zijn eigen sop gaar te koken. 13 Heeft een mens dan niet het recht om op elk gewenst moment zijn vrijheid te hernemen? De idee van een multiculturele samenleving in de zin van een vanzelfsprekende harmonie van verschillen en van bindingen kon in Nederland voortduren door de combinatie van een onderliggende liberale utopie en een collectieve morele verplichting. De liberale droom is die van een mede door de economische voorspoed gevoede post-politieke samenleving of zelfs wereld zonder diepgaande (culturele of religieuze) verschillen tussen mensen. Ernstige politiek-ideologische verdeeldheid of diepe culturele scheidslijnen is iets van historische, niet van post-historische samenlevingen als

85 boekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten Europa en de Verenigde Staten, zo had Francis Fukuyama de wereld in 1989 voorgehouden, een boodschap die (links-)liberaal Nederland gretig omarmde. 14 Juist daarom kunnen wij de verschillen allemaal als een soort culturele folklore aanvaarden of zelfs omarmen. Het is de utopie van een wereld waarin de culturele spanning tussen het eigene en het vreemde is opgeheven en we allemaal wereldburgers zijn geworden, zij het wereldburgers met verschillende paspoorten. Binnen de sociaal-democratie is dit standpunt politiek en filosofisch onder meer verdedigd door Lolle Nauta. 15 De collectieve morele verplichting betreft de trouw aan het antiracistisch spreken, een erfenis van de trauma s van de Tweede Wereldoorlog en van het antisemitisme, waardoor twijfel aan het multiculturalisme in Nederland reeds spoedig gelijkgesteld werd aan discriminatie en xenofobie. u Het eindpunt van de privatisering De diverse pleidooien voor neutraliseringen van (groeps)loyaliteiten of bindingen en hun historische successen roepen de vraag op of er een grens is aan de liberale privatiseringsbeweging. De massieve terugkeer van de spanning tussen het eigene en het vreemde en de repolitisering van religieuze, culturele en nationale kwesties in het Nederland van het laatste decennium lijkt zeker in die richting te wijzen. Onlangs stuitte ik in een reclameboodschap op een statement dat misschien wel kan gelden als het finis ultimus van de privatisering (er is geen reden reclameboodschappen niet serieus te nemen, want bedrijven hebben door marketingonderzoek vaak een scherp beeld van de mentale huishouding van hun doelgroepen). Het telefoniebedrijf Ben schetste niet zo lang geleden in een quasireligieuze reclameboodschap die in diverse dagbladen verscheen, een personage, dat men kan lezen als het eindresultaat van het liberale privatiseringsproces: Ik wil nergens aan vastzitten. Niet aan de plek waar ik vandaan kom. Aan werk, hobby s of een vriendje. Ik kan gaan waar ik wil. En bepaal zelf waar ik in geloof. Ik zit niet vast aan Nederland. En hou helemaal niet van hokjes. Ik ben vrij om mijn eigen weg te kiezen. Ik zit niet vast aan wie ik wil zijn. Wie ik ben, bepaal ik helemaal zelf. En ook of dat morgen anders is. Ik heb geen verplichtingen. Ik ben Ben en ik Ben verlost. 16 De ironische paradox is natuurlijk is dat dit bedrijf juist dit principieel ongebonden individu aan zich wil binden. Relevant voor mijn betoog is vooral het volgende. De belofte en de verbintenis, in het moderne verlichte denken nog het kenmerk van de autonomie (zelfbinding), verschijnen in deze onafhankelijkheidsverklaring als een last of een hindernis. Maakt een belofte van mij immers niet een soort gevangene van een eerder aangegane verbintenis? En heeft een mens niet het recht op ieder gewenst moment zijn vrijheid te hernemen? Dit is wat de Ben-advertentie min of meer openlijk zegt: niets anders dan mijn huidige lusten, hartstochten en humeuren zijn ik in mij. Mijn oude ik en mijn oude beloften kunnen even weinig rechten op mijn leven doen gelden als God of mijn vader. 17 De liberale burger, zo kunnen we vaststellen, is hier vederlicht geworden of, minder vriendelijk uitgedrukt, een ongericht projectiel. Gaat het eigenlijk nog wel om een burger, of is ook de democratie een individuele optie geworden waar je zoals bij de kerk al dan niet heen kunt gaan? En levensstijlen die a-politiek langs elkaar heen leven: hebben we de laatste jaren niet hardhandig geleerd dat dat slechts goed gaat zolang ze elkaar in het geheel niet raken? u Democratie als cultus Op de vraag naar een grens van de neutralisering in de moderne liberale democratie geeft de politiek filosoof Marin Terpstra in Democratie als cultus een interessant antwoord. 18 Wie een dergelijke boektitel leest zou kunnen denken dat het om een polemische titel gaat, bijvoorbeeld in de trant van: democratie is gedegenereerd tot een cultus, een leeg ritueel, enigszins zoals 87

86 van waarde binding boekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten 88 Jos de Beus in de jaren negentig schreef over de cultus van vermijding om de tot gewoonte geworden veronachtzaming van het migrantenvraagstuk te attaqueren. 19 Intrigerend is echter dat de titel juist niet polemisch bedoeld is, terwijl de ondertitel van het boek (Over politiek en religie) niet alleen verwijst naar religieuze bindingen in de strikte zin maar breder naar de eeuwige spanning tussen de aardse werkelijkheid en de verheven idealen die de mensheid in alle mogelijke varianten tot op de dag van vandaag koestert. 20 Ook Terpstra schrijft over de geschiedenis van de privatisering en secularisering van eenheidsstichtende verhalen over onze maatschappelijke en politieke orde: er is op dit punt niet langer een interpretatiemonopolie zoals een staat, een geestelijke macht of een heersende klasse. Welnu, in deze historisch unieke constellatie verdedigt hij in het titelessay van zijn boek de stelling dat wij onze open democratie als openbare cultus of als publieke godsdienst moeten koesteren en dus niet verder moeten onttoveren. De gedachte dat onze democratie een soort publieke godsdienst is bevreemdt natuurlijk, gewend als wij zijn aan de scheiding van politiek en religie. Om zijn stelling plausibel te maken concentreert Terpstra zich op een onderbelicht en vandaag ook te weinig begrepen 21 aspect van onze democratische politieke orde, namelijk de fictieve en kunstmatige wijze waarop het volk aanwezig is in dit stelsel, zodat democratische macht als legitiem kan gelden. Het volk kan men niet opbellen en te spreken krijgen, terwijl wij aan dit volk tegelijkertijd wel een wil en een stem toeschrijven. Fictief zijn ook noties als res publica en algemeen belang als aanduiding van datgene dat volksvertegenwoordigers geacht worden te behartigen. Welnu, dit fictieve en esthetische karakter van de presentie van het volk wordt in onze democratie vertaald naar heel bepaalde praktijken, rituelen en plechtigheden, dus naar een publieke vorm en naar cultische representatie. 22 Hier ontwaart Terpstra een continuïteit met een lange politiek-theologische traditie. Zoals men zich vóór de democratische revolutie de vraag stelde hoe een regering zich tot een fictieve grootheid als God moest verhouden (hoe moet zijn aanwezigheid vorm krijgen, hoe moet hij geraadpleegd worden, wat te doen met ongelovigen), zo vragen volksvertegenwoordigers zich nu af wat het volk wil, hoe het aanwezig gesteld kan worden, wat aan te vangen met non-democraten et cetera. Terpstra geeft bijvoorbeeld een prachtige schets van het verkiezingsproces als cultus 23, een gebeuren waarbij de amorfe empirische massa individuen van een constant in beweging zijnde maatschappij wordt getransformeerd tot een eenheid door de demo-logie (als opvolger van de theo-logie) van de representanten die de orakelspreuk van de verkiezingsuitslag gaan ontcijferen. De cultische dimensie maakt dat een volksvertegenwoordiger een publieke persoonlijkheid is en dat deze daarom méér is dan een mens met belangen, voorkeuren en persoonlijke eigenaardigheden; hij of zij is een persona (letterlijk: masker) die een rol speelt in een theaterstuk. O ja? Vermoedelijk zijn er al lezers afgehaakt bij deze laatste gedachte, overtuigd als zij zijn van de idee dat politici ook maar mensen zijn, en dat het er juist om gaat de authentieke mens achter de politicus te ontdekken, want alleen dan kunnen wij gewone burgers zo iemand vertrouwen schenken. Het liefst moet hij of zij zeggen wat wij denken in plaats van de toneelspeler uit te hangen. Het is deze houding die Terpstra net als het eerdere afscheid van een zichtbaar vertegenwoordigde God secularisering noemt. De achterdocht, ja weerzin 24 tegen het cultische dat eruit spreekt, en dat ons onmiddellijk de impuls ingeeft om een publieke persoonlijkheid (vroeger de koning in vol ornaat, later de volksvertegenwoordiger) te ontmaskeren als een menselijk maaksel, heeft een hele geschiedenis, zo laat hij zien. Die geschiedenis heeft opmerkelijk genoeg óók wortels in het jodendom en christendom. Het is de geschiedenis van het iconoclasme, van de Beeldenstorm en van

87 boekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten het monotheïsme ( geen enkel menselijk maaksel kan voor God doorgaan ), waarvan Marc de Kesel in zijn boek Goden breken de verrassende actualiteit laat zien. 25 Die actualiteit ziet men bijvoorbeeld bij deelnemers aan het publieke debat die kritiek onmiddellijk associëren met ontmaskering en ontmythologisering van religie en religie-achtige verschijnselen. De Kesel demonstreert overtuigend de religieuze kern 26 die zichtbaar wordt in de ijver waarmee zich meestal atheïst noemende columnisten en publicisten (van Elsbeth Etty tot Derk Jan Eppink) zich wijden aan religiekritiek. Het schema blijft altijd dat van de overgang van illusie naar wetenschap, van mythe naar rede, van opsmuk naar de naakte waarheid, van uiterlijke schijn naar authentieke innerlijkheid. Tegen dit iconoclasme verdedigt Terpstra het qua oorsprong zowel heidense als katholieke idee van een eerbetoon (pietas) aan de democratische cultus, een collectief ritueel dat eerder een erfenis is dan ons eigen maaksel, eerder een Ook de democratie is een individuele optie geworden waar je, zoals bij de kerk, al dan niet heen kunt gaan format dan de expressie van onze individualiteit. Maar wat hij vreest is dat de Beeldenstorm, die zich in de Europese geschiedenis eerst richtte tegen de katholieke heiligdommen, zich vandaag gaat richten tegen het politieke theater van de democratische politiek het naar binnen gekeerde personage van Ben dat ik eerder citeerde kan als een voorbeeld gelden. Profiel krijgt Terpstra s apologie ook wanneer we beseffen wat het alternatief is voor de democratische representatiecultus die ons als empirische individuen verheft tot het burgerschap en opneemt in een politieke eenheid die als een zelfstandige werkelijkheid onze persoonlijke eigenaardigheden een plaats geeft. Hij noemt zonder er uitvoerig op in te gaan als alternatieven enerzijds een puur formele democratie (democratie is louter een reeks procedures), anderzijds een sterk inhoudelijke opvatting van democratie. Bij dit tweede alternatief wordt de noodzaak beklemtoond van werkelijke overeenstemming tussen burgers en van morele of nationale homogeniteit. Terwijl men kan zeggen dat de puur procedurele opvatting van democratie de behoefte aan eenheid, geborgenheid en binding miskent, geldt voor het streven naar inhoudelijke overeenstemming dat daar de democratische pluraliteit dreigt te worden geofferd aan afgedwongen saamhorigheid. Zoals gezegd is vooral de tweede opvatting in Nederland in opmars, door een polemische repolitisering van onze cultuur, religie en nationaliteit. Binnen Terpstra s bredere perspectief moet je dan zeggen dat wij dan, zoals zo vaak in de geschiedenis, bezwijken voor de verleiding om met uiterlijk eerbetoon (pietas) aan de politieke orde geen genoegen meer te nemen en werkelijk geloof (fides) gaan eisen, niet alleen orthopraxie maar ook orthodoxie. Onze nieren worden geproefd, onze nationale loyaliteit gescreend, onze binding aan een burgerlijk geloof getest. Het is een vergissing te menen dat deze tendens alleen bij populisten te vinden is. De sociaal-democraat Paul Scheffer is terecht aangevallen om zijn opvatting dat migranten pas werkelijk geïntegreerd zijn wanneer de imam (net als wij ) gaat zeggen dat wij in Srebenica gefaald hebben. 27 Politieke eenheid wordt hier opgevat als de participatie aan één organisch lichaam, verdeeldheid krijgt hier een negatief stempel. Veel aantrekkelijker is Terpstra s eredienst van de afwezige God 28 met zijn nadruk op de esthetische en cultische vorm van de democratie. Zowel de procedurele als de inhoudelijke of organische opvatting miskent de eigenaardige vorm van instemming die bij de democratische cultus vereist is: niet mijn persoonlijke gedachten, niet authentiek doorleefd geloof of mijn trots op Nederland zijn hier relevant maar de telkens gezamenlijk voltrokken cultus en 89

88 van waarde binding boekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten de enscenering van de politieke gemeenschap en haar specifieke idioom niet de diepte van onze overtuigingen maar eerder de oppervlakte van het savoir vivre ensemble dus, in het besef dat er altijd anderen zijn. 29 In een volledig geseculariseerde politieke orde bestaan er alleen nog maar individuen met hun meningen, sentimenten en ressentimenten. Terpstra geeft het voorbeeld van een lid van de Provinciale Staten die eens weigerde de eed En zo helpe mij God Almachtig af te leggen omdat hij van mening was dat God niet almachtig mocht heten. 30 Hier triomfeert het private individu over de burger, het authentieke innerlijk over het theater. In zo n samenleving moeten wij niet verbaasd zijn wanneer een meerderheid van deze individuen haar wil, haar waarheden en haar godsbeeld gaat opleggen aan de minderheden die er leven. Het meest relevante commentaar bij het recente parlementaire besluit over het onbedwelmd slachten kwam van de schrijver Arnon Grunberg. Alleen een veganistische god is in Nederland nu nog aanvaardbaar, zo schreef deze, een god die net als wij niet alleen geen mensenbloed maar ook geen dierenbloed meer wil zien om eraan toe te voegen dat dit alleen betekent dat het slachten (en de overige vormen van vernietiging) in onze samenleving verder zijn weggedrongen naar de periferie Noten 1 Michael J. Sandel, Justice. What s the Right Thing to do?, Londen 2009, p. 246; Ned. Vertaling Rechtvaardigheid. Wat is de juiste keuze?, Kampen: ten Have, p Sandel, Justice, p Monika Sie Dhian Ho, Van waarde, in s&d 2011/5-6, pp Camilia Bruil, Een liberaal kiest zelf welk vlees hij wil eten, in: nrc Handelsblad, Zie de slotregels van dit artikel.. 6 Carl Schmitt, Das Zeitalter der Neutralisierungen und Entpolitisieringen, in: Der Begriff des Politischen. Text von 1932 mit einem Vorwort und drei Corollarien, Berlin: Duncker & Humblot, 1991, p. 88, Ned. Vert. Het tijdperk van neutraliseringen en depolitiseringen, in: Het begrip politiek, Amsterdam: Boom/Parrèsia, 2001, p Schmitt, Het begrip politiek, pp John Locke, A Letter Concerning Toleration, in : John Horton and Susan Mendus (red.), John Locke: A Letter Concerning Toleration in Focus, Londen, 1991, p. 17. Ned. Vert. Een brief over tolerantie. Vertaling, inleiding en essay door Inigo Bocken, Budel: Damon, pp Roger Scruton, The West and the Rest. Globalization and the terrorist Threat, Londen/New York: Continuum, 2002, p. 43: As God retreated from the world, people reached out for a rival source of membership, and national identity seemed to answer to the need. Zie ook id., In Defense of the Nation, The Philosopher on Dover Beach, Manchester, 1990, pp Ulrich Beck, Das Schweigen der Wµrter. Ueber Terror und Krieg, Frankfurt am Main: Suhrkamp, 2002, p Zie voor deze kritiek Alain Finkielkraut, La défaite de la pensée, Parijs: Gallimard, 1987; Stanley Fish, Boutique Multiculturalism, in: id., The Trouble with Principle, Cambridge, Massachusetts/ Londen, 1999, pp (oorspr. 1994). 12 Rudi Visker, Vreemd gaan en vreemd blijven. Filosofie van de multiculturaliteit, Amsterdam: Sun, 2005, p Zie hierover Slavoi Zizek, Pleidooi voor intolerantie, Amsterdam: Boom, 1998, p Zie bijvoorbeeld B. van Stokkom, Voorbij de ideologie? Zingeving en politiek na Fukuyama s Einde van de geschiedenis, Baarn: Thomas More Academie, Hierin ook mijn kritiek: Th.W.A. de Wit, Het Hegel-effect. De revolte tegen het einde van de geschiedenis, pp Bijvoorbeeld Lolle Nauta, Vreemdelingen oude en nieuwe stijl, in: Wijsgerig perspectief, 1997, pp Zie mijn analyse van het werk van Lolle Nauta: Th.W. A. de Wit, Politiek zonder ontknoping, geloof zonder garantie, in; Bart Snels & Noortje Thijssen (red.), De grote kloof. Verhitte politiek in tijden van verwarring, pp , vooral pp Regelmatig te zien in dagblad De pers. 17 Alain Finkielkraut, Het onvoltooide heden, Amsterdam/Antwerpen: Contact, 2003, p Marin Terpstra, Democratie als

89 boekessay Theo de Wit over privatisering van loyaliteiten cultus. Over politiek en religie, Amsterdam: Boom, Jos de Beus, De cultus van vermijding, Utrecht: Forum, Terpstra, Democratie als cultus, p Terpstra, Democratie als cultus, p Terpstra, Democratie als cultus, p Terpstra, Democratie als cultus, pp Terpstra, Democratie als cultus, p Marc de Kesel, Goden breken. Essays over monotheïsme, Amsterdam: Boom, De Kesel, Goden breken, p Rudi Visker, De stad als publieke ruimte, in: Ethische perspectieven, 18/3, pp ; p Terpstra, Democratie als cultus, p Herman Meijer, Er zijn altijd anderen, Vught: Skandalon, Terpstra, Democratie als cultus, p Arnon Grunberg, Bloed is bloed, dood is dood, in: nrc Handelsblad, 3-4 september, 2011, pp

90 van waarde binding 92 column Normeren, confronteren en tolereren Binding heeft een nieuwe kleur. Was er in de jaren vijftig te veel van, nu is er te weinig van. Want door schade en schande hebben we moeten ontdekken dat van het woord samenleving het begrip samen niet voor niets deel uitmaakt. We hadden ooit een overzichtelijke samenleving. Hoezeer progressieve groeperingen ook gehoopt hadden dat na de Tweede Wereldoorlog oude vormen vervangen zouden worden door nieuwe gedachten, daar is toen in het algemeen weinig van terechtgekomen. Niet niets, want het samengaan van de sdap en de Vrijzinnig- Democratische Bond in de Partij van de Arbeid was bedoeld om aan die vernieuwing vorm te geven. Maar de zuilen bleven bestaan. Het leven van de meeste mensen speelde zich ook binnen die zuilen af. Binnen de rode familie leunde men op de PvdA, de vara en de nvv, binnen de katholieke zuil op de kvp, de kro en de kab. Het verkeer tussen de zuilen ging boven-over, via de voormannen. Wie tot de ene zuil behoorde, kende vooral mensen uit zijn eigen zuil. Zo herinner ik mij dat ik, terwijl ik zat op de openbare Crayenesterschool in Heemstede, werkelijk niemand kende van de protestants-christelijke Bosch en Hovenschool, die op een steenworp afstand lag, laat staan dat ik iemand kende van de R.K. Jacobaschool, die iets verderop stond. Het gaf heel veel binding te veel, vond de opstandige jeugd in de jaren zestig. Die zette zich gretig en creatief af tegen de strikte normering die onder andere door de verschillende kerkgenootschappen werd opgelegd en ging voor in vrijheidsbeleving en individualisering. Zo vervluchtigde vanaf die vrolijke jaren zestig langzaam maar zeker die verzuilde samenleving. En hoe groot voor velen in die tijd de opluchting ook was over de vele mogelijkheden die ontstonden voor een leven dat veel minder Waarom zou je solidair zijn met mensen waar je geen binding mee voelt? gebonden was aan de soms als erg ingesnoerd gevoelde gewoonten van de groep waartoe men behoorde langzaam maar zeker werden de schaduwkanten van die ontwikkelingen ook meer merkbaar en voelbaar. Veel meer dan vroeger was iedereen op zichzelf aangewezen. Het vrije individu ervoer dat hij inderdaad zijn eigen leven vorm moest geven, dat hij zijn zingeving niet meer uit kerk of groep kon halen, maar daar zelfstandig voor moest zorgen, en dat in een omgeving die ook nog eens van karakter veranderde door de gevolgen van de mondialisering die om allerlei redenen leidde tot migratie van heel verschillende groepen naar ons land. Al die migranten uit vaak totaal andere culturen die in dat Nederland met veel minder binding niet konden ontdekken wat nu wel en niet hoorde tot de vaderlandse gewoonten. Allemaal individuen naast elkaar, dat werkt niet dat is los zand. Wat is dan nog de diepere zin van voor en met elkaar arrangementen maken die het leven veraangenamen en vergemakkelijken? Waarom zou je solidair zijn met mensen waar je geen binding mee voelt? Dat is een van de redenen waarom het ons zo dierbare begrip solidariteit onder vuur is komen te liggen. En dus: op zoek naar binding, op zoek naar nieuwe verbanden. Waarbij het zoeken is naar kenmerkende elementen van onze volksaard, waarbij wel betoogd is dat vrijheid en tolerantie daartoe behoren, terwijl dat tegelijkertijd be-

91 column Normeren, confronteren en tolereren grippen zijn die niet eenvoudig met binding te combineren zijn. Maar ook een zoektocht naar nieuwe elementen, want de verzuiling, waarbij groepen echt naast elkaar leefden en geen contact met elkaar hadden, is voorbij. De drieslag normeren, confronteren en tolereren uit de congresresolutie over integratie Verdeeld verleden, gedeelde toekomst geeft richting. Niet alleen bij de vraag hoe te handelen bij het integratievraagstuk, maar ook veel breder, voor het omgaan met conflicten in Nederland in het algemeen. Van normeren is sprake als regelgeving dwingend oplegt wat wij in ons land willen; van confronteren als regelgeving niet dwingend bepaald gedrag oplegt, maar er wel een stevig verschil van opvatting bestaat waarover debat wenselijk is, en van tolereren ten slotte is sprake wanneer je aanvaardt dat er verschil van opvatting is, maar je daar geen punt van wil maken. Deze drieslag biedt richting, maar vraagt ook stevig debat. Een noodzakelijk debat als wij een land willen zijn waar de burgers met meer zelfbewustzijn onderdeel van zijn. job cohen Politiek leider van de PvdA 93

92 van waarde binding Samen staan we sterk Strijd als bindmiddel in verleden en toekomst Binding is een complex begrip voor sociaal-democraten. Kees-Jan Klaveren en Bram Mellink laten zien dat binding in de sociaaldemocratie altijd gepaard ging met verdeeldheid en polarisatie. Dat klinkt erger dan het is: wie een sterk verhaal heeft, maakt immers vijanden en komt terecht in felle politieke strijd. De PvdA zou die strijd weer moeten zoeken, want de huidige zoektocht naar de maatschappelijke dialoog vormt dun politiek cement en ondermijnt het sociaal-democratische verhaal. kees-jan van klaveren & bram mellink 94 Binding is voor politici een ingewikkeld, haast onmogelijk ideaal. Enerzijds zijn zij als geen andere beroepsgroep van binding afhankelijk: politieke ideologieën hebben een samenbindende functie: ze formuleren een visie op de samenleving die slechts werkelijkheid wordt als men samen de schouders eronder zet. Anderzijds zit daar meteen het pijnpunt: wie burgers met een ideologisch verhaal voor de politiek ronselt, maakt vijanden en belandt in de gepolariseerde strijd die de politiek eigen is. Politiek levert samenbindende idealen op, maar is evenzeer the systematic organization of hatreds, zoals de Amerikaanse historicus Henry Adams al in 1907 constateerde. Dit artikel gaat over de sociaal-democratische worsteling met het bindingsideaal. Wie dat Over de auteur Kees-Jan van Klaveren en Bram Mellink zijn promovendi aan de UvA Noten zie pagina 101 begrip wil traceren moet met een lantaarn zoeken, want sociaal-democraten hebben slechts zelden expliciet op het bindingsideaal gereflecteerd. Toch is het verlangen naar binding op de achtergrond een belangrijke drijfveer voor sociaal-democratische politiek geweest en gebleven. Hoe kan het ook anders? In het begrip binding vloeien politieke idealen en de alledaagse strategische praktijk moeiteloos samen: een politicus die in zijn eigen ideologie gelooft, wil dat verhaal verkondigen en kiezers daarvan overtuigen. Binding heeft dus alles met strategie te maken, maar het omgekeerde is evenzeer waar: een politicus die geen kiezers voor zijn verhaal wint, twijfelt al spoedig aan de zeggingskracht van zijn eigen ideologische verhaal en gaat op zoek naar alternatieven. De poging tot ideologische binding van kiezers zouden we interne binding kunnen noemen. Daarbij gaat het erom burgers te mobiliseren voor sociaal-democratische idealen.

93 Kees-Jan van Klaveren & Bram Mellink Samen staan we sterk Tegelijkertijd heeft de sociaal-democratie in Nederland altijd bestaan als een politieke stroming te midden van andere stromingen, die profiteerde van de Nederlandse democratie, maar daarvan ook afhankelijk was. Hoewel socialisten moeite hadden met democratische idealen, en vooral om pragmatische redenen de democratische weg verkozen, begonnen zij zich al snel verantwoordelijk te voelen voor de kwaliteit van de Nederlandse democratie an sich. Dat voedde de inzet voor externe binding: ook burgers die de socialistische maatschappijvisie niet onderschreven, moesten de vrijheid hebben om zich binnen de Nederlandse samenleving te kunnen uiten en zich politiek te verenigen. Interne en externe binding staan op gespannen voet met elkaar. De vaste overtuiging van het eigen ideologische gelijk leidt er enerzijds toe dat sociaal-democraten de confrontatie zoeken met andere politieke stromingen en daardoor polarisatie en conflicten ontketenen. Anderzijds erkent de sociaal-democratie tegelijkertijd de democratische pluriformiteit van Nederland. Zij vindt dat voor die pluriformiteit ruimte moet zijn en streeft via externe binding naar een samenleving waarin politieke strijd niet tot scherpe maatschappelijke verdeeldheid leidt. In het vervolg van dit artikel houden we de spanning tussen interne en externe binding in de sociaal-democratie nader tegen het licht. We beginnen met de negentiende eeuw, toen socialisten arbeiders trachtten te werven voor de klassenstrijd. Daarna besteden we aandacht aan de periode , toen sociaal-democraten zich keerden tegen confessionele partijvorming in Nederland en zich sterk maakten voor een geseculariseerde democratie met een duidelijk onderscheid tussen conservatieve en progressieve politiek. Vervolgens richten we de aandacht op de jaren zestig en zeventig, de periode van het emancipatiesocialisme, en komt het socialisme van de gelijke kansen uit de jaren tachtig en negentig aan de orde. Tot slot kijken we naar het afgelopen decennium, jaren waarin sociaal-democraten zich vaak opwierpen als redelijk alternatief tegenover politici als Fortuyn, Verdonk en Wilders. een wereld te winnen: marxistisch socialisme ( ) Toen het socialisme in het midden van de negentiende eeuw opkwam, verbond het geen nationale gemeenschap maar een internationale klasse. De nieuwe ideologische stroming ontstond in Nederland dan ook als reactie op internationale ontwikkelingen. Vooral de Franse Revolutie van 1789 is voor de opkomst van het socialisme erg belangrijk geweest, omdat zij politieke strijd voor bredere lagen van de bevolking toegankelijk maakte. 1 Ook Nederland moest eraan geloven. Onder invloed van de Franse Revolutie werd de Republiek der Nederlanden omgedoopt tot de Bataafse Republiek, waar van 1796 tot 1798 het eerste Nederlandse parlement zetelde, de eerste en tweede Nationale Vergadering, die aanleiding gaven tot een groeiend politiek bewustzijn. 2 Binding had in het vroege socialisme meer met klasse te maken dan met een nationaal eenheidsgevoel Hoewel die prille republiek spoedig werd verruild voor de monarchie, was wel de gedachte ontstaan dat bredere lagen van de samenleving klaarblijkelijk iets met politiek te maken hadden, en dus met die politiek in contact moesten komen. Dat besef is voor de opkomst van het socialisme heel belangrijk geweest. In 1848 trachtten Friedrich Engels en Karl Marx burgers voor grondige politieke veranderingen te winnen in hun Communistisch Manifest. Volgens de befaamde slotzinnen van het manifest hadden zij bij hun politieke bewustwording niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen. Proletariërs aller landen, verenigt u! Het Communistisch Manifest ging uit van een kapitalistische samenleving, voortgedreven door ongelijke bezitsverhoudingen tussen 95

94 van waarde binding Kees-Jan van Klaveren & Bram Mellink Samen staan we sterk 96 de bourgeoisie, die de productiemiddelen in handen had, en het proletariaat, de bezitloze klasse die door de bourgeoisie werd uitgebuit. De bezitstegenstelling tussen beide klassen leidde volgens Marx onherroepelijk tot een klassenstrijd die steeds hoger opliep, totdat het proletariaat uiteindelijk tegen de bourgeoisie in opstand kwam en de klasseloze samenleving zou invoeren. Met deze krachtige theorie verbonden vroege socialisten grote groepen burgers met elkaar. Zij meenden dat er altijd al arbeiders waren geweest, die zich nu van hun benarde positie bewust waren geworden. Feitelijk was het precies andersom: burgers kregen het idee dat zij iets met elkaar deelden, begonnen zich te verenigen, en schiepen zodoende hun eigen arbeidersklasse. De vijandige reacties waarmee vroege socialisten te maken kregen, bevestigden bovendien hun bange vermoedens over de klassenvijand. Zo werd de theorie van de klassenstrijd een selffulfilling prophecy. De internationale oorsprong van het socialisme laat meteen zien dat binding in het vroege socialisme meer met klasse dan met een nationaal eenheidsgevoel te maken had. Het ging de vroege socialisten vooral om de binding van de minder bedeelden, die van hun valse bewustzijn bevrijd moesten worden en die werden geworven voor de klassenstrijd. Om die reden hadden de eerste socialisten in Nederland vaak moeite met de nationale democratie. Voor de Sociaal-Democratische Bond uit 1881, maar ook voor de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (sdap) uit 1894, was de democratie niet vanzelfsprekend. Zij gold als middel in de klassenstrijd, niet zozeer als doel. 3 Noch door anarchisten, noch door revisionisten zullen wij ons op andere paden laten leiden, dan die ons aangewezen door Marx en Engels, sprak de voormalig sdap-politicus David Wijnkoop in maart 1909 bij de oprichting van de Sociaal- Democratische Partij. 4 Samen met ongeveer vierhonderd andere sdap ers, de Tribunisten geheten, was hij uit de partij gestapt omdat hij vond dat democratische politiek de socialistische heilstaat geen stap dichterbij bracht. Maar ook binnen de sdap zelf bleef de verhouding tot de democratie moeizaam. Hoewel de partij zich sterk maakte voor algemeen kiesrecht en die strijd in 1918 met succes werd bekroond, kon sdap-voorman Pieter Jelles Troelstra het in datzelfde jaar toch niet laten de revolutie af te kondigen, die hij op basis van internationale politieke onrust meende te ontwaren. Interne binding via de internationale klassenstrijd was voor veel sociaal-democraten nog altijd een belangrijker bindmiddel dan de externe binding van nationale democratie of Nederlandse gemeenschapszin. voor het stemmen de kerk uit: samenwerkingssocialisme ( ) De nadruk op de internationale klassenstrijd die het vroege socialisme in de negentiende eeuw kenmerkte, kwam aan het begin van de twintigste eeuw onder druk te staan. Een revolutie is in een democratisch geregeerd land een dwaasheid, verklaarde de mede-oprichter van de sdap W.H. Vliegen in Ik heb niet 25 jaar gevochten voor algemeen kiesrecht, om het enkele maanden na zijn invoering weer af te schaffen. Vliegen, een van de twaalf apostelen die in 1894 aan de wieg van de sdap hadden gestaan, was een man die zichzelf vooreerst als democraat, en vervolgens pas als socialist beschouwde. Gelijkgestemde socialisten, die meenden dat het socialisme alleen op democratische grondslag kon gedijen, kregen na 1918 de wind in de zeilen; het internationale klassenbeginsel verdween geleidelijk uit beeld. De electorale schok van de parlementsverkiezingen in 1918 was daarop van grote invloed. Tot 1918 waren de socialisten als politieke stroming snel gegroeid. Ze verwachtten dankzij de introductie van het algemeen mannenkiesrecht een forse overwinning te boeken en wellicht zelfs een parlementaire meerderheid te behalen. Maar de gehoopte winst bleef uit: de sdap kwam uit op 22 zetels, slechts 4 zetels meer dan in En terwijl de liberalen in één klap 24 zetels verloren, ging

95 Kees-Jan van Klaveren & Bram Mellink Samen staan we sterk de verkiezingswinst vooral naar de christelijke partijen. Arbeiders bleken niet op basis van klassenbewustzijn, maar op basis van geloof te stemmen. Deze invloed van godsdienst op klassenbewustzijn en stemgedrag mocht socialisten niet verbazen. Voor Marx was godsdienst immers opium van het volk geweest, en pogingen om christenen voor de sociaal-democratie te winnen werden in Nederland al sinds de late negentiende eeuw ondernomen. Toch kreeg de binding van christenen na 1918 nieuwe urgentie voor de sdap, nu de liberalen plotseling als voornaamste politieke opponent plaatsmaakten voor confessionele partijen. Tijdens het Interbellum werd dan ook met hernieuwd elan de vraag gesteld hoe sociaal-democraten christelijke arbeiders aan zich konden binden. Volgens de sociaal-democraten maskeerden christelijke partijen de werkelijke politieke tegenstelling in Nederland: zij bonden kiezers aan zich op religieuze gronden, waardoor de tegenstelling tussen bourgeoisie en proletariaat onder de radar verdween. Deze politieke frustratie voedde de zoektocht naar een nieuwe vorm van binding, ditmaal niet op basis van de internationale klassenstrijd, maar binnen de Nederlandse democratie. Dat ideaal kwam tot wasdom toen de sdap in 1946 met twee kleinere partijen opging in de nieuwe Partij van de Arbeid. De PvdA presenteerde zich vanaf haar oprichting als doorbraakpartij. 6 Met de Doorbraak wilde zij een einde maken aan de hokjes- en schotjesgeest die protestanten, katholieken en ongelovigen in aparte religieuze organisaties opsloot, terwijl zij dezelfde politieke belangen hadden. Het ideaal van de klasseloze samenleving had inmiddels plaatsgemaakt voor een nationaal georiënteerde agenda van sociale zekerheid die vorm zou krijgen in de opbouw van de verzorgingsstaat. De PvdA verwachtte veel van de Doorbraak. De doorgaans zo ingetogen politicus Willem Drees zag op het oprichtingscongres van de PvdA grotere en kleinere riviertjes, die zich verenigen tot één grote stroom. Moge hij ( ) naar de toekomst dragen schepen met een rijke lading, van socialisme en democratie, van bestaanszekerheid en stijgende welvaart, van menselijkheid en recht, van geestelijke en zedelijke verheffing. 7 Toen de verkiezingsuitslagen in 1946 binnenkwamen, bleek dat de PvdA er niet in was geslaagd om christelijke arbeiders met de Doorbraak te bereiken. Het resultaat van 29 zetels werd als een grote nederlaag gevoeld. Toch was dankzij de Doorbraak een nieuw democratisch bindingsideaal ontstaan onder sociaal-democraten, die een duidelijke afstand schiep tot hun Den Uyl was ervan doordrongen dat de bestaande ongelijkheid slechts was op te heffen via een collectief gedragen inspanning marxistische oorsprong. Socialisten waren nu in de eerste plaats democraten, die externe binding door democratie als voorwaarde stelden voor interne binding door socialistische ideologie. De PvdA wilde daarom ruimte bieden aan gelovigen in eigen gelederen, al meende zij dat de Bijbel geen politiek program bood. Als godsdienst niet langer politiek werd ingezet, zouden gelovigen zich over de grenzen van hun geloof kunnen verenigen. Hierdoor zou de werkelijke politieke tegenstelling, tussen progressief en conservatief, ruim baan krijgen en de PvdA kunnen bouwen aan een rechtvaardig stelsel van sociale zekerheid. Zo bezien bracht het doorbraaksocialisme dus zowel een boodschap van eenheid als van polarisatie. Die boodschap werd binnen de PvdA lange tijd levend gehouden, mede omdat de sociaal-democraten bleven hopen dat de Doorbraak komen zou. De forse verkiezingswinst die de PvdA in de jaren vijftig boekte in 1956 kwam de partij op 50 van de 150 parlementszetels uit hield het geloof in de Doorbraak tot het midden van de jaren zestig levend. 8 97

96 van waarde binding Kees-Jan van Klaveren & Bram Mellink Samen staan we sterk 98 samen voor het individu: emancipatiesocialisme ( ) In 1960 bracht Joop den Uyl, destijds directeur van de Wiardi Beckman Stichting, een sombere boodschap aan zijn partijbestuur. Hij meende dat wij met de partij in dood tij zijn aangeland. ( ) Het socialisme heeft zijn taak van emancipatie van de arbeidersklasse tot een goed eind gebracht. ( ) In deze situatie van voorspoed komt er bij de jongeren een reactie op deze welvaart, verzet tegen de verveling, tegen het smakeloze van de welvaartsstaat. Er is behoefte aan nieuw idealisme. 9 In de daarop volgende vijf jaar, die de PvdA in de oppositie doorbracht, werd dat idealisme uitgewerkt, voornamelijk in de rapportenreeks Om de kwaliteit van het bestaan van de wbs. Den Uyl wees op het belang van een gelijke verdeling van de welvaart, zowel internationaal als in eigen land. Door ontwikkelingshulp moest de kloof tussen rijke en arme landen worden overbrugd maar ook in eigen land moest de welvaart beter worden verdeeld, om zo iedere burger in staat te stellen tot vrije ontplooiing. 10 De materiële situatie van arbeiders was weliswaar sterk verbeterd, maar leidde nog niet tot een gelijke verdeling van kennis, macht en inkomen. Daarbij was Den Uyl er scherp van doordrongen dat de bestaande ongelijkheid slechts was op te heffen via een collectief gedragen inspanning. Immers: wat had een arbeider eraan als hij door toegenomen welvaart een auto kocht, om vervolgens dankzij een gebrek aan infrastructuur in de file te staan? 11 Den Uyl riep dan ook op tot planmatige welvaartsontwikkeling, die niet alleen de materiële welvaart, maar ook het welzijn van allen moest bevorderen. Onder leiding van Den Uyl richtte de sociaal-democratie zich in de jaren zestig en zeventig op een samenleving die zich verbonden wist in de gezamenlijke strijd voor sociale rechtvaardigheid, voorwaarde voor individuele zelfontplooiing. Maatschappelijke binding en persoonlijke ontwikkeling gingen daarbij dus hand in hand. Die strijd had ook een duidelijke tegenstander: de rechtse partijen die gevestigde belangen verdedigden. In een dergelijk conflict was een middenpositie voor de PvdA niet mogelijk, waardoor de strijd tegen confessionele middenpartijen tot nieuwe hoogten werd gestuwd. De beruchte polarisatiestrategie, die voortbouwde op een veel oudere afkeer van confessionele politiek, kreeg nu vrij spel: in 1969 besloot het PvdA-partijcongres onder invloed van Nieuw Links tot een verbod op coalitievorming met de In de collectieve strijd voor vrije zelfontplooiing verloor de PvdA een deel van haar ideologische scherpte huidige kvp. 12 Anders dan tijdens de Doorbraak had de PvdA ditmaal het tij mee. Oude religieuze verbanden verloren in hoog tempo hun vanzelfsprekendheid. In die context werd zelfontplooiing het adagium: het individu moest worden bevrijd uit de knellende verbanden van de verzuilde samenleving. Maatschappelijke taboes werden doorbroken. Zelfontplooiing had dus niet alleen meer betrekking op betere toegang tot scholing, maar ook op baas in eigen buik en op de seksuele revolutie. De PvdA schaarde zich achter emancipatiebewegingen als de Man-Vrouw Maatschappij en Dolle Mina. Aanvankelijk zag de PvdA het feminisme als onderdeel van de klassenstrijd. Daardoor paste de feministische strijd binnen de interne bindingsidealen van de partij: echte feministen zijn rood, echte roden feminist. Toen de PvdA zich in de loop van de jaren zeventig in ging zetten voor steeds meer emancipatiebewegingen, zoals de homobeweging, de milieubeweging en culturele minderheden, veranderde de klassenstrijd van karakter. Het beginselprogramma van 1977 markeert die overgang: daar is het feminisme een belangrijk onderdeel van

97 Kees-Jan van Klaveren & Bram Mellink Samen staan we sterk de nieuwe klassenstrijd die evenzeer een culturele als economische strijd was, en ook niet meer te reduceren viel tot de strijd tussen twee klassen. Ook milieugroepen en radikale stromingen binnen de kerken werden in het beginselprogramma tot de nieuwe klassenstrijd gerekend, de strijd voor een rechtvaardiger samenleving werd een strijd op meerdere fronten tegelijk. 13 In de collectieve strijd voor vrije zelfontplooiing verloor de PvdA een deel van haar ideologische scherpte. Zover was het echter nog niet toen in 1973 het kabinet-den Uyl aan de macht kwam. Bestaande maatschappelijke structuren moesten op de schop als zij de zelfontplooiing van het individu in de weg stonden, en die benodigde structurele hervormingen waren een collectieve opdracht. Na het aantreden van het kabinet- Den Uyl verscheen dan ook de één na de andere structuurnota, op uiteenlopende terreinen als gezondheidszorg (1974), onderwijs (1975) en economie (1976). Hoewel het kabinet-den Uyl de geschiedenis in zou gaan als het meest linkse kabinet dat Nederland ooit heeft gekend, had de rode coalitie een duidelijke witte rand: het bleef afhankelijk van de steun van kvp en arp. De polarisatiestrategie had het progressieve volksdeel geen meerderheid gebracht in het parlement, maar had de verhoudingen met de confessionele politiek wel op scherp gezet. Dat zou in de loop van de regeerperiode blijken, toen kvp-minister van justitie Van Agt zich steeds conservatiever begon te profileren en in aanvaring kwam met de coalitiepartners en de vrouwenbeweging rondom de abortuskwestie. Uiteindelijk viel het kabinet in 1977, vooral vanwege de verziekte onderlinge verhoudingen. 14 Binding kwam voor de sociaal-democratie van de jaren zestig en zeventig vooral tot stand in de collectieve strijd voor sociale gelijkheid die burgers in staat moest stellen tot vrije zelfontplooiing. Dat betekende dat hindernissen daartoe moesten worden weggenomen: de hogere welvaart had het zicht op structurele ongelijkheden en beklemmende verbanden verscherpt. Uit de collectieve strijd groeide een progressieve eenheid, waar echter (nog) niet alle Nederlandse burgers deel van uitmaakten. Zo behield het ideaal van binding ook in de jaren zestig en zeventig een binnen- en een buitenkant. naar een derde weg: het socialisme van de gelijke kansen ( ) Van de voorgenomen structurele hervormingen onder het kabinet-den Uyl kwam uiteindelijk weinig terecht. Voornemens die moesten bijdragen aan meer sociale gelijkheid en onderlinge solidariteit, zoals de introductie van de middenschool en de invoering van een volksverzekering voor ziektekosten, strandden op politieke en maatschappelijke weerstand. De bijna vanzelfsprekend geworden economische groei stokte in de jaren zeventig en maakte in de jaren tachtig plaats voor een economische crisis. De ambities van collectieve welzijnshervormingen en uitbouw van de verzorgingsstaat maakten ook binnen de PvdA plaats voor discussies over het terugdringen van overheidsuitgaven. De verzorgingsstaat heeft mensen eerder van elkaar vervreemd dan dat zij heeft bijgedragen aan maatschappelijke binding Bovendien bleek de verzorgingsstaat niet langer zaligmakend als garantie voor de vrije zelfontplooiing van en solidariteit tussen burgers. Collectieve voorzieningen brachten hooguit een rationele, koude solidariteit, geen werkelijke onderlinge betrokkenheid meenden veel sociaal-democraten, mede onder invloed van confessionele kritiek op de verzorgingsstaat. De verzorgingsstaat had mensen eerder van elkaar vervreemd dan dat zij had bijgedragen aan maatschappelijke binding. 15 Volgens het PvdAverkiezingsprogramma van 1986, De toekomst is 99

98 van waarde binding Kees-Jan van Klaveren & Bram Mellink Samen staan we sterk 100 van iedereen, kon solidariteit nooit alleen het resultaat zijn van opgelegde verplichtingen, maar is [zij] een produkt van een vrijwillige keuze en het besef, dat niemand vrij is zolang de ander in onvrijheid leeft. 16 Terwijl het cda de zorgzame samenleving introduceerde als alternatief op de falende verzorgingsstaat en het belang van particulier initiatief onderstreepte, en liberalen pleitten voor marktwerking en liberalisering om de vrijheid en het eigen initiatief van burgers te bevorderen, had links grote moeite om nieuwe vormen van binding aan te dragen nu de verzorgingsstaat steeds meer kritiek opriep. Naarmate de PvdA meer afstand nam van de verzorgingsstaat, gaf zij ook een andere invulling aan haar streven naar gelijkheid tussen burgers. Het draaide er nu om voor iedere burger de juiste voorwaarden te scheppen, iedereen gelijke kansen te geven. Daarmee ontstond meer ruimte voor het eigen initiatief en de eigen verantwoordelijkheid voor burgers. Tegelijkertijd was het een omkering van het klassieke gelijkheidsstreven. In de klassieke versie was ongelijkheid het onacceptabele gevolg van ongelijke kansen. De nieuwe variant vertrok echter vanuit de notie van gelijke kansen, en liet daarbij dus ruimte voor ongelijke uitkomsten. Ook de notie dat een rechtvaardiger samenleving slechts door collectieve inspanning te bereiken was, verdween met deze verschuiving naar de achtergrond. Op een ander vlak bleef collectief gedragen gelijkheid echter wel een belangrijk thema: de PvdA bleef zich in de jaren tachtig inzetten voor de emancipatie van vrouwen, homo s en culturele minderheden. Maar waar het beginselprogramma van 1977 emancipatie nog plaatste in de context van de nieuwe klassenstrijd, stelde het verkiezingsprogramma van 1989 dat het een groot goed was dat mensen in vrijheid hun eigen levenskeuzen maken. Anderzijds vormden gelijke rechten en plichten wel de kern van samenhang in een pluriforme samenleving. 17 Emancipatie was daarmee primair een zaak van externe binding geworden, beschikbaar voor elke burger binnen de Nederlandse democratie. In 1986 volgde Wim Kok Den Uyl op als fractievoorzitter van de PvdA. Kok had in zijn tijd als fnv-voorzitter een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het Akkoord van Wassenaar, waarin de sociale partners hadden afgesproken om door middel van loonmatiging de werkgelegenheid te bevorderen. Ook als minister van Financiën en als ministerpresident bleef Kok streven naar eenheid in de polder. Onder Kok kreeg binding een nieuwe betekenis: hoewel collectief gedragen gelijkheid een belangrijk uitgangspunt bleef, draaide politiek voor Kok uiteindelijk om het vinden van breed gedragen oplossingen, de bereidheid om er samen uit te komen. Met die boodschap ging de PvdA in 1994 de verkiezingen in. Ordelijk en beschaafd ( ) samenleven was een van de uitgangspunten in het verkiezingsprogramma Wat mensen bindt. 18 Binding bestond in de Paarse jaren dus niet langer uit een eenduidige ideologische agenda van vrijheid en gelijkheid, maar draaide om de bereidheid te polderen, de bereidheid wederzijdse verdraagzaamheid hoger te achten dan onderling verschil. Tijdens Koks premierschap stond Nederland internationaal bekend als een tolerante, multiculturele samenleving. Nu de christendemocraten voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis in de oppositie waren beland, was er een progressieve meerderheid ontstaan voor controversiële zaken als het homohuwelijk en de legalisering van euthanasie. Hoewel zij ogenschijnlijk wars waren van nationalisme, identificeerden veel Nederlanders zich met dit ruimdenkende, tolerante zelfbeeld. De lang gezochte progressieve eenheid en de marginalisering van confessionele politiek leken daadwerkelijk binnen handbereik. ontbindingsangst? het socialisme van de dialoog Het zou allemaal heel anders lopen. Vanaf 2000 zwol de kritiek op de multiculturele samenleving aan, met desastreuze gevolgen voor de PvdA: een grote verkiezingsnederlaag in 2002

99 Kees-Jan van Klaveren & Bram Mellink Samen staan we sterk die pasbenoemd lijsttrekker Ad Melkert tot aftreden dwong, de terugkeer van het cda in het centrum van de macht en een bijl aan de wortels van de eigen ideologische uitgangspunten. Het afgelopen decennium is de PvdA zoekende geweest naar een samenbindende visie die de eigen partij een nieuwe koers kon geven, maar die vooral de toenemende verdeeldheid in de Binding draaide in de Paarse jaren om de bereidheid te polderen samenleving kon tegengaan. Dit was het socialisme van de dialoog, het socialisme dat Wouter Bos er in 2006 toe verleidde om zijn rivaal Jan Peter Balkenende te manen tot goed fatsoen in de verkiezingscampagne, het socialisme dat zich zowel op de zwakkeren in de samenleving als op de middenklassen richtte, en zowel allochtonen als Fortuynstemmers serieus wilde nemen. Dit verzoenende gezicht van de Nederlandse sociaal-democratie, ingezet door Wouter Bos, won aan urgentie naarmate de maatschappelijke verdeeldheid in Nederland toenam. Tegenover politici als Rita Verdonk, Marco Pastors en Geert Wilders presenteerden de sociaaldemocraten zich als het redelijke alternatief. Dat partijprofiel werd in het voorjaar van 2010 verder uitgebouwd toen de verpersoonlijking van de boel bij elkaar houden, de Amsterdamse burgemeester Job Cohen, tot lijsttrekker werd verkozen. Tijdens zijn eerste toespraak als kandidaat-lijsttrekker maakte Cohen zijn missie duidelijk: De grote politieke uitdaging is ( ) niet of er grote veranderingen plaats moeten vinden maar hoe je dat doet op een manier dat iedereen het mee kan maken. 19 In plaats van versplintering en tweedeling wil Cohen een fatsoenlijke samenleving, waarin alle mensen met elkaar verbonden zijn. Daarmee is de huidige PvdA een toonbeeld geworden van het verschijnsel dat we aan het begin van dit artikel externe binding hebben genoemd: de inzet voor een democratie waarin ruimte bestaat voor verscheidenheid en dialoog. Deze principieel democratische houding heeft echter wel een schaduwzijde. Niet voor niets groeide de kritiek op het ideologische profiel van de PvdA vooral in de periode van de polderende Wim Kok, de fatsoenlijke Wouter Bos en de samenbindende Cohen. De aandacht voor interne binding op basis van het eigen ideologische verhaal is door de inzet voor redelijkheid en democratische pluriformiteit ondermijnd. Tegelijkertijd valt voor de PvdA ook vandaag de dag nog een wereld te winnen. Van oudsher hebben sociaal-democraten immers geen genoegen genomen met wederzijdse verdraagzaamheid. Zij vonden het minstens zo belangrijk om te strijden voor ieders gelijkheid, vertaald in bezitsverhoudingen, machtsverhoudingen en cultureel kapitaal. Dat basale uitgangspunt, het vertrekpunt van de sociaaldemocratie, is nog lang niet gerealiseerd. De emancipatie van onderdrukten in de samenleving is niet voltooid. Om daartoe een vuist te maken zijn discussies over socialistische kernbegrippen belangrijk: verheffing, arbeid, solidariteit, bestaanszekerheid. Maar minstens zo belangrijk is de bereidheid om de begraven strijdbijl opnieuw ter hand te nemen. Interne binding van kiezers via een scherp, soms provocerend ideologisch verhaal vergroot de inzet van de sociaal-democratie. Politiek betekent strijd. Als de PvdA een rechtvaardige samenleving dichterbij wil brengen, doet zij er verstandig aan die wijsheid te omarmen. 101 Noten 1 François Furet, Interpreting the French Revolution (zevende druk; Cambridge 1997) 5. 2 N.C.F. van Sas, De burger als eunuch in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 117 (2002), pp , aldaar p Bart Tromp, Het sociaal-democratisch programma. De beginselpro-

100 van waarde binding Kees-Jan van Klaveren & Bram Mellink Samen staan we sterk gramma s van sdb, sdap en PvdA (Amsterdam 2002) p Gerrit Voerman, De meridiaan van Moskou. De cpn en de Communistische Internationale (Amsterdam 2001) p Geciteerd in J. Perry, De Voorman. Een biografie van Willem Hubert Vliegen (Amsterdam, 1994), p Bram Mellink, Tweedracht maakt macht. De PvdA, de doorbraak en de ontluikende polarisatiestrategie in: bmgn / The Low Countries Historical Review 126 (2011), pp , aldaar p Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg), Archief Partij van de Arbeid (PvdA), inv.nr. 140, Het Nieuwe Begin. Verslag van het Stichtingscongres van de Partij van de Arbeid, p Vgl. P.B. van der Heiden, Eindelijk een doorbraak? De verkiezingen van 1952, Politiek(e) opstellen: jaarlijkse uitgave van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Juridische Faculteit 17 (1997), pp iisg, Archief PvdA, inv.nr. 24A, Notulen vergadering partijbestuur d.d. 12 mei 1960, p Wiardi Beckman Stichting, Om de kwaliteit van het bestaan dl. 1: De besteding van de groei van het nationaal inkomen (Amsterdam 1963); vgl. Joop den Uyl, De kwaliteit van het bestaan in: idem, Inzicht en uitzicht. Opstellen over economische politiek (Amsterdam 1978) pp John Jansen van Galen en Bert Vuijsje, Joop den Uyl. Politiek als hartstocht (Weesp 1985) J.M. Den Uyl (et al.), Een stem die telt. Vernieuwing van de parlementaire democratie (Amsterdam: De Arbeiderspers 1967); zie ook James C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam/Meppel 1995), pp Online geraadpleegd op: Anet Bleich, Joop den Uyl. Dromer en doordouwer (Amsterdam 2008), p Zie bijv. J. A. A. van Doorn en C.J.M. Schuyt (red.), De stagnerende verzorgingsstaat (Amsterdam 1982). 16 Online geraadpleegd op dnpp.eldoc.ub.rug.nl/files/ root/programmas/vp-perpartij/pvda/pvda86.pdf. 17 Online geraadpleegd op dnpp.eldoc.ub.rug.nl/files/ root/programmas/vp-perpartij/pvda/pvda89.pdf. 18 Online geraadpleegd op dnpp.eldoc.ub.rug.nl/files/ root/programmas/vp-perpartij/pvda/pvda94.pdf. 19 Online geraadpleegd via nu.pvda.nl/berichten/2010/03/ Job+Cohen+kandidaat-lijsttrekker.html. 102

101 Zwevende kiezers opnieuw binden De oude volkspartijen overtuigen niet meer omdat er een grote kloof gaapt tussen hun standpunten en die van hun kiezers, stelt Peter Kanne. Zwevende kiezers zijn het gevolg. Voor de PvdA herhaalt Kanne de oproep van Dick Pels van twee jaar geleden: het zou veel overzichtelijker zijn als zij zich zou splitsen in een sp-deel en een GroenLinks-deel. De PvdA als emancipatiepartij en als verbindende schakel tussen kansarmen en kansrijken kan volgens hem best opgeheven worden. peter kanne Het electoraat voldoet niet meer aan de verwachtingen van de politici. De kiezers doen maar wat. Die pakken elke trein die voorbijkomt en er een beetje leuk uitziet. 1 Aldus wijlen Hans van Mierlo in En inderdaad, van de vaste stempatronen zoals in de tijd van de verzuiling is weinig over. Kiezers zweven, zwerven en switchen er lustig op los. Bij de verkiezingen van juni 2010 besloot 45% pas een week voor de verkiezingsdag op welke partij hij of zij zou gaan stemmen. Dit verschilde niet veel van de situatie in Wat wél sterk afweek van 2006 was de kiezerstrouw. In 2010 bleef nog slechts 49% van de kiezers trouw aan de partij waar zij bij de vorige verkiezingen op hadden gestemd, terwijl dat in 2006 nog 57% was. Over de auteur Peter Kanne is senior onderzoeksadviseur en verkiezingsonderzoeker bij tns nipo Noten zie pagina 109 Kortom: een groot deel van de kiezers lijkt de weg kwijt te zijn. Maar het is wat al te makkelijk enkel de kiezers van wispelturigheid te betichten, zonder de hand in eigen boezem te steken. Kiezers zijn tamelijk consistent in hun algemene normenset en hun opvattingen over de strijdpunten. Ze vinden die opvattingen echter onvoldoende terug bij hun partijen, of hebben er weinig vertrouwen in dat die partij waar gaat maken wat ze belooft. En daar hebben kiezers alle reden toe. Partijen profileerden zich de afgelopen decennia ideologisch steeds minder scherp en eenmaal in de regering verwatert hun profiel zienderogen. Kiezers kunnen en willen best voor een ideologisch samenhangend verhaal kiezen als dit zou worden aangeboden. Maar dat is nauwelijks het geval. In ieder geval niet bij de middenpartijen PvdA, cda en vvd. En dus switchen en zweven ze. Kiezers zijn op zoek naar een aansprekend verhaal, vinden het soms, raken teleurgesteld en gaan opnieuw op zoek. 103

102 van waarde binding 104 Peter Kanne Zwevende kiezers opnieuw binden de kloof De binding met politieke partijen is laag en zowel de ruime meerderheid van de kiezers als van de parlementariërs is van mening dat er sprake is van een kloof tussen politiek en kiezers. 3 Toch is er in de politicologische literatuur weinig steun voor de stelling dat er sprake is van een afnemend vertrouwen in het functioneren van de democratie 4 of een crisis van de partijendemocratie 5. De veronderstelling dat er een kloof zou zijn tussen kiezers en politiek komt volgens de Democratic audit (uit begin 2011) van Rudy Andeweg en Jacques Thomassen vooral voort uit het feit dat kiezers meer switchen tussen partijen dan vroeger. Dat is volgens hen echter geen probleem, integendeel, de kiezers verstaan hun vak volgens de politicologen momenteel beter dan ooit, juist omdat ze niet meer zoals ten tijde van de verzuiling kritiekloos op dezelfde partij stemmen. Nee, zij stemmen op de partij die op het moment van de verkiezingen hun opvattingen het best vertegenwoordigt, of zij belonen of straffen de regeringspartijen voor hun daden. Dit lijkt in tegenspraak met een andere conclusie van Andeweg en Thomassen, namelijk dat het mis gaat in de manier waarop de wens van de kiezer wordt omgezet in beleid. Op basis van onderzoek van politicologen zoals Erik van der Kouwe stellen Andeweg en Thomassen dat er weliswaar veel overeenkomsten zijn tussen de verkiezingsprogramma s van de regeringspartijen en de inhoud van het regeerakkoord, maar dat er jammer genoeg nauwelijks overeenkomst is tussen het regeerakkoord en de prioriteiten van de burgers die op de regeringspartijen hebben gestemd. Dit komt overeen met de bevindingen uit mijn eigen onderzoek, zoals verwoord in mijn boek Gedoogdemocratie. Heeft stemmen eigenlijk wel zin? Ik heb hierin geprobeerd de stelling te onderbouwen dat ook het beleid van de vvd/pvv/cda-gedoogcoalitie op belangrijke punten niet overeenkomt met de kiezerswensen. Hiertoe deel ik het politieke landschap op in vier kwadranten door middel van twee dimensies, ongeveer zoals het KiesKompas dat doet: een sociaaleconomische dimensie en een sociaal-culturele dimensie. Het beleid van de vvd/cda/pvvgedoogcoalitie komt op belangrijke punten niet overeen met de kiezerswensen Eind april 2010 voerde ik een onderzoek uit naar het stemgedrag van kiezers. Een steekproef van 744 kiezers kreeg stellingen voorgelegd over actuele issues. Twaalf stellingen betroffen sociaaleconomische onderwerpen, acht waren sociaal-cultureel van aard. De respondenten moesten de stellingen op twee manieren beantwoorden: voor zichzelf en voor de partijen waarop ze overwogen te stemmen (ze moesten aangeven wat ze dachten dat het standpunt van deze politieke partij was). Deze stellingen zijn ten slotte ook beantwoord voor de verkiezingsprogramma s van de diverse politieke partijen. In figuur 1 zijn kiezers en de politieke partijen geplaatst op de sociaaleconomische versus de sociaal-culturele dimensie. De grafische weergave van de antwoorden op de twintig stellingen geeft inzicht in de discrepanties tussen wat kiezers vinden, wat ze denken dat hun eigen politieke partijen vinden en wat die partijen écht vinden volgens hun partijprogramma s. De positie van het kabinet-rutte is bepaald door dezelfde twintig stellingen te beantwoorden aan de hand van het regeer- en gedoogakkoord. Wat als eerste opvalt is dat kiezers gemiddeld samenklonteren in het linksconservatieve kwadrant. sp-kiezers geven de meest linkse antwoorden, vvd-kiezers de meest rechtse. pvv-kiezers beantwoordden de stellingen het meest conservatief en GroenLinks-kiezers het meest progressief, zij komen net boven de nullijn van de sociaal-culturele dimensie uit. PvdA-, GroenLinks- en d66-kiezers liggen heel

103 Peter Kanne Zwevende kiezers opnieuw binden dicht bij elkaar, en ook de afstand tussen de spkiezer en de PvdA-, GroenLinks- en d66-kiezers is onderling niet groot. Het onderzoek laat zien dat er zowel sociaaleconomisch als sociaal-cultureel een forse kloof bestaat tussen wat kiezers willen en het beleid dat ze er op papier voor terugkrijgen. Er bestaat bovendien niet alleen een forse discrepantie tussen wat kiezers willen, wat ze verwachten en wat ze op papier wordt beloofd door partijen en regering, in de praktijk blijkt de relatie tussen de beloftes uit de verkiezingscampagnes en de politieke bestuurspraktijk evenmin consistent. Zo gauw er geregeerd moet worden, kruipen de partijen weer naar elkaar toe. Voor deze bijdrage wil ik me vooral concentreren op de discrepantie tussen de kiezerswens en het beleid op de sociaal-culturele dimensie. De winst van vvd en pvv bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 kon niet anders betekenen als de kiezerswens serieus genomen zou worden dan dat het beleid in conservatieve richting zou worden gecorrigeerd. De positie van het kabinet-rutte in de figuur laat zien dat het regeerakkoord een goede resultante was van de drie partijprogramma s. Zo is in de buitenlandparagraaf van het regeerakkoord van vvd en cda te lezen dat het kabinet vooral de veiligheid en het welzijn van de Nederlanders zal bevorderen en de Nederlandse belangen in het buitenland veilig zal stellen. De Europese Unie mocht van dit kabinet op papier niet onbeperkt groeien en ook niet machtiger worden. Ook werd een forse daling van de instroom van immigranten Fuguur 1 = positionering van de kiezer van zichzelf = positie partij volgens kiezer van die partij = positie partij volgens partijprogramma. In alle drie gevallen aan de hand van twintig stellingen. cultureel progressief sociaaleconomisch links sociaaleconomisch rechts 105 gemiddelde kiezer kabinet-rutte cultureel conservatief Bron: Peter Kanne, Gedoogdemocratie. Heeft stemmen eigenlijk wel zin? Nationaal Kiezersonderzoek 2002 en 2006

104 van waarde binding 106 Peter Kanne Zwevende kiezers opnieuw binden beloofd. Als het kabinet-rutte erin zou slagen het regeerakkoord uit te voeren, zou het beleid een voor veel kiezers welkome correctie in conservatieve richting betekenen. Op papier werd een conservatieve correctie mogelijk gemaakt. Een correctie die vanuit democratisch oogpunt noodzakelijk was. In de praktijk moeten we op belangrijke onderdelen nog zien wat hiervan terechtkomt. De halvering van de immigratie bijvoorbeeld, die volgens Geert Wilders was afgesproken, zal zeker binnen deze kabinetsperiode niet worden gehaald. Europese richtlijnen steken een stokje voor de strengere regels voor asiel, het terugsturen van vluchtelingen en het beperken van gezinsmigratie. In dit verband werd te veel gerekend op de maakbaarheid binnen de eu. De pvv blaft wel, maar neemt ondertussen grommend genoegen met iedere daling van de immigratie, hoe groot of klein die ook is. Ook met betrekking tot Europa zelf blijkt dat de politieke partijen zich flink hebben vastgedraaid. Het Europese bestuursapparaat, dat de afgelopen veertig jaar door bestuurders van cda, PvdA, vvd en d66 met blind enthousiasme is opgetuigd, lijkt nu bovenmeester en boosdoener tegelijk. De eu blijft ondanks de beloften aan de kiezers verder uitdijen in grootte en macht en in 2011 zijn Europa en de euro zelf een politiek strijdpunt geworden. Van het vvd/pvv/cda-gedoogkabinet is op zijn best te zeggen dat het op sociaal-cultureel gebied een poging heeft gedaan de wens van de kiezer serieus te nemen. Op zijn slechtst kun je zeggen dat de ronkende taal die is gebruikt in de verkiezingscampagnes en het regeerakkoord veel te hoge verwachtingen hebben gewekt en in feite de kiezers voor de gek houden. Kiezers werd een conservatief, nationaal georiënteerd verhaal voorgehouden dat niet wordt waargemaakt. De oude elitepartijen namen als het gaat om immigratie, integratie of de macht en grootte van de Europese Unie de retoriek van de politieke nieuwkomer over, zo zagen we bij de Europese Parlementsverkiezingen van 2009 en de Tweede Kamerverkiezingen van Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. De strijd met de kiezers over de sociaal-culturele vraagstukken wordt niet met open vizier aangegaan. Als het erop aan komt kiezen cda en vvd maar hetzelfde geldt voor de PvdA voor de internationale benadering: onze economie en de euro moeten gered worden, daarvoor kunnen we niet zonder een krachtig Europa, we moeten onze internationale handelspositie veiligstellen, alles hangt immers met elkaar samen en we kunnen de immigratie niet eigenhandig beperken. Allemaal legitieme redenen. Maar doe dan ook geen valse beloftes! De strijd met de kiezer over sociaalculturele vraagstukken wordt niet met open vizier aangegaan De gedoogconstructie met de pvv zorgt ervoor dat het kabinet een regeringsbeleid kan uitvoeren dat in de praktijk toch weer veel internationaler georiënteerd is dan de meeste kiezers willen en dan ze is beloofd. En dat sociaaleconomisch veel rechtser is. Het regeringsbeleid keert dus terug naar het progressief-rechtse kwadrant, zeg maar de neoliberale kwadrant waar het zich al enkele decennia bevindt (of nu cda, PvdA of vvd aan de macht waren). Dat is het kwadrant waarvoor wel steun bij het bedrijfsleven, maar nauwelijks steun bij de kiezers te vinden is. PvdA, d66 en GroenLinks gedogen de kloof op de sociaal-culturele dimensie, de pvv gedoogt ook nog eens de kloof op sociaaleconomisch vlak. Wie is de grootste gedoger in deze gedoogdemocratie? En wie profiteert er eigenlijk van? De kiezers zijn dat in ieder geval niet. Het kernprobleem is dat de partijleden en bestuurders binnen de diverse partijen totaal anders denken over de wereld, Europa en de manier waarop het land bestuurd moet worden dan hun achterban. Velen van hen zijn in hun hart progressief en

105 Peter Kanne Zwevende kiezers opnieuw binden kosmopolitisch, maar het grootste deel van hun kiezers is dat niet. Dat bleek overduidelijk uit het onderzoek dat tns nipo eind 2010 uitvoerde onder de bestuurlijke elite van Nederland, in het kader van de Volkskrant Top 200 van invloedrijkste Nederlanders 6. Het betreft de informeel machtigen, topmensen uit openbaar bestuur (exclusief parlement en regering), bedrijfsleven, adviesorganen, vakbeweging en wetenschap. Ruim 250 bestuurders vulden de tns nipovragenlijst in. Hieronder bevonden zich alleen cda ers, vvd ers, PvdA ers, d66 ers en enkele GroenLinksers. sp ers en pvv ers ontbraken. In het onderzoek werd aan de bestuurders gevraagd zich te plaatsen op de sociaal-culturele dimensie. Zij bleken zichzelf te zien als internationaal georiënteerde leiders die zich niet achter de dijken verschansen. Maar liefst 87% van de bestuurders plaatste zich aan de internationale, kosmopolitische kant van de sociaal-culturele schaal. Slechts 13% plaatste zich aan de nationale, behoudende kant. Het minst internationaal georiënteerd bleken de bestuurders van cdahuize, maar hiervan koos toch nog 70% voor de progressieve kant van de schaal. De bestuurders werd ook gevraagd de Nederlandse burgers te plaatsen op deze schaal. Hieruit kwam een gespiegeld beeld naar voren: negen op de tien bestuurders plaatsten de burgers per saldo aan de nationale, traditionele kant. Op zich was dat geen verkeerde inschatting, maar de bestuurders overdreven hierbij behoorlijk. Het toont de enorme kloof die er bestaat tussen de elite, het kiezersvolk en de perceptie van het kiezersvolk door de elite. Oude volkspartijen gaan met een verhaal de boer op dat eigenlijk niet van henzelf is De sociaal-culturele kloof komt erop neer dat negen op de tien leden van de bestuurlijke elite internationalistisch georiënteerd zijn, terwijl twee derde van de kiezers juist nationaal georiënteerd is. De elite is zich hiervan bewust, maar in plaats van het eigen geloof krachtiger uit te dragen, neemt men het verhaal van de populistische concurrentie over. Binnen de middenpartijen bestaat geen consensus over het wereldbeeld dat men wenst na te streven, dus volgt men de strategie waarvan men denkt dat die electoraal het meest succesvol is. Dat is funest voor de herkenbaarheid en geloofwaardigheid van deze partijen, en holt op de langere termijn het functioneren van de democratie uit. Tabel 1 Internationaal Vernieuwend Vrijheid (in %) Nationaal Traditioneel Handhaving (in %) Waar plaatst de bestuurlijke elite zichzelf? (totaal) cda ers vvd ers PvdA ers 93 8 d66 ers 96 4 GroenLinksers Waar plaatst de bestuurlijke elite de burgers? (totaal) Bron: tns nipo / de Volkskrant 2010

106 van waarde binding 108 Peter Kanne Zwevende kiezers opnieuw binden de volkspartijen slinken De drie partijen die in de jaren vijftig nog 93% van de zetels binnenhaalden, moesten het in 2010 met 54% van de stemmen doen. Volgens de laatste peilingen zouden cda, vvd en PvdA samen die meerderheid nu zelfs niet halen. Nog nooit was de grootste partij zo klein als in Het feit dat bij de verkiezingen nog steeds een van de oude partijen als grootste boven kwam drijven, is vooral te danken aan de strategische stem. Maar er is geen enkele reden te geloven dat dit zo zal blijven. De opkomst van de sp (in 2006 maar acht zetels kleiner dan de PvdA) en de pvv (in 2010 maar zes zetels kleiner dan de vvd en groter dan het cda) toont dat het mechanisme van de middelpuntzoekende kracht langzaamaan is uitgewerkt. Politici van de oude volkspartijen gaan met een verhaal de boer op dat eigenlijk niet hun eigen verhaal is. Ze denken nog steeds twee aan elkaar tegenstrijdige verhalen tegelijk te kunnen vertellen. De kiezer kijkt echter door die onoprechtheid heen. Het is de reden waarom de partijen aan de flanken wel goed doorkomen: politici van pvv en sp overtuigen wel. Doordat politici van de oude partijen niet hun persoonlijke idealen volgen, geen duidelijk herkenbare visie of wereldbeeld uitdragen en ook geen oprechte dialoog met de kiezers aangaan, is de politieke markt van vraag en aanbod niet transparant. Kiezers verdwalen, raken losgeweekt van hun partijen en het politieke landschap versnippert. Met dank aan ons kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging. Een oplossing kan gevonden worden in de vorming van ideologische samenwerking van aanpalende partijen. Dit kan de relatie tussen de kiezerswil en het regeringsbeleid versterken. De nieuwe blokvorming kan ontstaan door het politieke speelveld op te delen langs de twee dimensies die de hoofdverbindingen tussen kiezers en politieke partijen vormen: de sociaaleconomische en de sociaal-culturele dimensie. Er zouden dan vier of vijf nieuwe lijstverbindingen of partijen kunnen ontstaan die zich duidelijker profileren op deze twee dimensies. Daarvoor is het nodig dat partijen hun huidige organisatievorm opgeven en samengaan in nieuwe partijen. Door leden van de oude volkspartijen PvdA, cda en vvd wordt hier vaak tegenin gebracht dat het de verbindende functie tussen lager en hoger opgeleiden (PvdA), tussen zorgzamen en conservatieven (cda) of tussen (links-) liberalen en rechts-populisten (vvd) zou opheffen. En dat dat ten koste van de solidariteit zou gaan. Maar hoelang gaat dit argument nog op als Is er een PvdA nodig om de solidariteit tussen blauwe boorden en witte boorden te handhaven? deze partijen maar blijven krimpen en ze deze brugfunctie nu al niet meer waarmaken? Is er een PvdA nodig om de solidariteit tussen blauwe boorden en witte boorden te handhaven, als sp enerzijds en GroenLinks en d66 anderzijds deze twee stromingen ook vertegenwoordigen? Is er een cda nodig om christelijke getuigenispolitiek aan conservatieve machtspolitiek te verbinden? Is het noodzakelijk en mogelijk dat een vvd de verbinding tussen sociaal-liberalen, neoliberalen en rechts-nationalisten bewerkstelligt? En is het niet al te paternalistisch van de oude volkspartijen om te claimen dat deze brug zonder hen niet geslagen kan worden? Het is juist veel duidelijker voor de kiezers als deze verbinding pas binnen een regeringscoalitie van de nieuwe, idealistisch geprofileerde partijen tot stand gebracht wordt. Ook vanuit politiek-marketing oogpunt zijn de catch all parties niet langer houdbaar: kiezers kiezen steeds meer voor uitersten. Gaan verkiezingen over de tegenstelling tussen internationale en nationale oriëntatie zoals de Europese Parlementsverkiezingen van 2009 dan profiteren de partijen die zich hierover het duidelijkst uitspreken pvv, GroenLinks

107 Peter Kanne Zwevende kiezers opnieuw binden en d66 hiervan. Gaan de verkiezingen vooral over economische kwesties zoals de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 en 2010 dan profiteren de meest links- en rechtsgeprofileerde partijen: sp of PvdA enerzijds, cda of vvd anderzijds. De partijen die op de dominante dimensie van die verkiezingen een genuanceerde middenpositie innemen hebben soms misschien het gelijk aan hun kant, maar niet de kiezersgunst. Om als politieke partij in de komende decennia succesvol te kunnen zijn, zal er een duidelijk geprofileerd, herkenbaar en bovenal oprecht verhaal moeten worden verteld. De noodzaak tot hergroepering lijkt het meest urgent ter linkerzijde. Volgens Dick Pels 7 lijdt de PvdA echter aan een niet-kiezen - reflex. Hij deed in 2009 in s&d een oproep aan de PvdA zich op te splitsen in een traditioneel sociaal-democratische partijformatie van vakbondssocialisten van de PvdA met de sp en het arbeideristische deel van GroenLinks en een links-liberale coalitie van de vrijzinnige helft uit de PvdA, het grootste deel van GroenLinks, d66 en vvd ers die de conservatieve koers van de vvd afwijzen. Op rechts kunnen vvd, cda en pvv een soortgelijke afweging maken. De hergroepering van partijen die zodoende ontstaat biedt de nieuwe politieke partijen of lijstverbindingen de mogelijkheid zich meer op hoofdlijnen in de politiek te richten. Men hoeft niet langer met een schuin oog naar de geestverwante concurrent te loeren, maar kan direct de echte vijand te lijf gaan. Het biedt de kans de grotere, existentiële problemen op de agenda te zetten en positie te kiezen. Het zal veel duidelijker geprofileerde en dus herkenbaardere partijen opleveren en coalitievorming zal eenvoudiger gaan als er nog maar twee of maximaal drie partijen nodig zijn. Bovenal zal het de binding met de kiezer versterken, omdat het de kiezer het gevoel zal geven dat zijn stem een niet mis te verstaan signaal geeft. Noten 1 Vrij Nederland, 25 april In 2010 maakte 16% pas op de laatste dag de definitieve keuze, in 2006 was dat 15%. Bron: tns nipo screening tns nipobase, direct na de verkiezingen. 3 Andeweg en Thomassen, Van afspiegelen naar afrekenen, Leiden University Press, Leiden 2011, p Andeweg en Thomassen, Wouter van der Brug, Een crisis van de partijendemocratie?, Amsterdam University Press, Amsterdam de Volkskrant, 10 december 2010, Wilco Dekker en Ben van Raaij. 7 Dick Pels, Splits de PvdA! De ruimte op links en de noodzaak tot politieke herverkaveling. s&d 2009/6. Pels werd in december 2009 directeur van het wetenschappelijk instituut van GroenLinks 109

108 van waarde binding Een gespleten land Wat doe je met een samenleving waarin de helft van de bevolking de toekomst optimistisch omarmt en de andere helft het gevoel heeft dat de toekomst aan hem voorbijgaat?, vraagt René Cuperus zich af. Opnieuw binding zoeken. Daarbij zou de PvdA in een onvermijdelijke alliantie met de sp en GroenLinks weer de brede verbindingsschakel moeten worden tussen toekomstoptimisten en toekomstpessimisten, lager opgeleiden en hoger opgeleiden, kosmopolieten en nationale eigenheimers. rené cuperus 110 Onze samenleving staat voor een dubbele bindingsopgave. Dat zou men de grote en de kleine binding kunnen noemen. De Grote Binding betreft de sociale samenhang van de maatschappij als geheel: het niet verder uit elkaar laten drijven van hoger opgeleide globaliseringswinnaars en lager opgeleide globaliseringsverliezers, inclusief het succesvol integreren van migranten. De Kleine Binding gaat over de zogenaamde leefbaarheidsagenda: de leefbaarheid op straat en in het publieke domein; de omgang tussen vreemden, de strijd van inschikkelijkheid en wellevendheid tegen verhuftering en antisociaal narcisme. Nederland zit nog altijd niet goed in zijn vel. Voor zover een land er een gemoedsgesteldheid op na kan houden, heeft Nederland last van een kwaadsappig humeur. Het humeur van onze samenleving wordt tot vervelens toe gepeild. Er Over de auteur René Cuperus is senior medewerker bij de Wiardi Beckman Stichting Noten zie pagina 118 zijn de voortdurende steekproeven van Maurice de Hond die van alles en nog wat suggereren. Er is het bureau Motivaction met zijn sexy leefstijlgroepen: de Opwaarts Mobielen rukken op ten koste van de Postmoderne Hedonisten. En niet te vergeten het onvolprezen Sociaal en Cultureel Planbureau dat steeds opnieuw de thermometer onder de tong van Nederland legt. Allerlei gebeurtenissen bevestigen de Nederlander steeds opnieuw in zijn gelijk dat het er allemaal niet beter op wordt: de eurocrisis; de pensioenongewisheid en de bijbehorende implosie van de fnv; de aanzwellende onzekerheid over hypotheek en woningmarkt; de horror van het kindermisbruik in de crèches van Amsterdam; de kaalslag in sociale en publieke voorzieningen door het kabinet-rutte/verhagen/wilders als antwoord op de uit het lood geslagen overheidsfinanciën. De media maken overuren om de dagelijkse negativiteit die onze labiele samenleving voortbrengt bij te benen. Zij zijn de kraamkamer van ons collectieve humeur.

109 René Cuperus Een gespleten land Nederland mist een duidelijke richting. Het ontbreekt aan een inspirerend vooruitgangsgeloof. De samenleving oogt verweesd, zoals Pim Fortuyn dat ooit treffend noemde. Losgeslagen van de ankers van de verzuiling, dobbert het politiek stelsel rond. Op zoek naar de rusteloze kiezers van het midden. We zien politici als generaals zonder troepen de controle uit handen geven aan anonieme krachten die ons van hogerhand besturen: de globalisering, Europa, de financiële markten, de euro, de internationale gemeenschap. De gemiddelde Nederlander leeft vrolijk langs de politiek heen. Hij boekt coole vliegreisjes en bedrinkt zich op zonnige terrassen. Schijn bedriegt. Achter die façade van genotzuchtig consumentisme, gaat veel onzekerheid en oriëntatieloosheid schuil. Hoogopgeleide ouders huilen als hun kind wordt uitgeloot voor het juiste gymnasium het kind zal nu immers achterstand oplopen in de mondiale concurrentiestrijd van talent. Lager opgeleide ouders huilen omdat hen wordt aangezegd dat voor hen in de nieuwe kenniseconomie geen plaats meer is. Wat doe je met een samenleving waarin de helft van de bevolking de toekomst optimistisch omarmt en de andere helft het gevoel heeft dat de toekomst aan hem voorbijgaat? In Nederland voltrekt zich een culturele breuk tussen toekomstoptimisten en toekomstpessimisten, tussen academische professionals en de anderen. Dat is de culturele burgeroorlog van het populisme tegen het establishment. Aan de ene kant staan goedgemutste rijke senioren, wiens levensloop gelijk opliep met de prijs van hun koopwoning. Daarbij voegt zich, wat ze in Amerika de millennium-generatie noemen, de van optimisme blakende, creatief ondernemende hoger opgeleide jongeren. De wereld ligt als één groot sociaal netwerk aan hun voeten. Zij voelen zich senang in de globaliserende marktsamenleving. Zij zijn mobiel en flexibel, pro-migratie en prodiversiteit, en soft on crime, maar hard on green. Dat blijkt totaal anders te liggen voor veel lager opgeleiden, en vooral ook voor the squeezed middle, de beknelde middengroepen, die juist het gevoel hebben dat de nieuwe wereld voor hen weinig positiefs in petto heeft. Het is deze clash tussen humeuren en lifestyles die Nederland verlamt. Wie denkt dat we hier te maken hebben met de platgetreden paden uit het Nederlandse populismedebat, moet voor de aardigheid eens googelen op Fear and Hope. The new politics of identity. Dan tref je een rapport aan dat bij de Engelse antiracisme-organisatie Searchlight verscheen. Hoe onverdacht wil men een bron Politici geven als generaals zonder troepen de controle uit handen aan anonieme krachten die ons van hogerhand besturen hebben? Deze organisatie heeft de Britten de ogen geopend voor het grote onderhuidse globaliserings- en immigratietrauma in eigen land. Lange tijd voelden de Engelsen zich moreel ver verheven boven de ordinair-xenofobe Fransen, Belgen en Nederlanders, zo staat zelfs in het rapport. Maar nu moet worden vastgesteld dat het Britse tweepartijenstelsel, en het fascistoïde en gewelddadige karakter van Brits extreemrechts (bnp en English Defence League), een groot nationaal-populistisch potentieel onder de bevolking aan het oog onttrokken heeft. Meer dan de helft van de Britten blijkt zich ontheemd te voelen in de globaliserende wereld van arbeidsonzekerheid, massamigratie en individualisering. Men hunkert massaal naar houvast en identiteit, iets wat de gevestigde en technocratische politiek niet kan of wil leveren. Wat voor Engeland geldt, geldt net zo goed voor Nederland: de loopgravenoorlog van hoogopgeleiden tegen laagopgeleiden, elite versus volk (beide valselijk voorgesteld als homogene entiteiten) dient permanent ontregeld te worden. Kosmopolieten zijn een stuk minder 111

110 van waarde binding 112 René Cuperus Een gespleten land kosmopolitisch dan ze zich voorgeven te zijn, bij veel xenofoben draait het uiteindelijk niet om xenofobie. de nieuwe tweedeling We stuiten hier op wat, veel te grofmazig, wel de nieuwe tweedeling in de samenleving wordt genoemd. Het gaat hier om de nieuwe verzuiling naar opleiding (Mark Bovens) 1. Er tekent zich in toenemende mate een culturele scheidslijn af tussen hoger en lager opgeleiden. Beide groepen blijken, zo laat onderzoek zien, uiteenlopende reacties in gedrag en habitus te vertonen tegenover de wereld op drift waarin we leven, en ondervinden er ook uiteenlopende gevolgen van. Hoger opgeleiden ervaren in sterke mate de voordelen van globalisering, van de internationalisering van economie en arbeidsmarkt, van de Europese eenwording en open grenzen. Lager opgeleiden ervaren daarvan vooral veel nadelen. Men spreekt daarom ook wel van een tegenstelling tussen globaliseringswinnaars en globaliseringsverliezers, of moderniseringswinnaars versus moderniseringsverliezers. Uit een groot vergelijkend onderzoek 2 van Kriesi c.s. is gebleken dat hoger opgeleiden objectief de winnaars van globalisering en europeanisering zijn. Zij hebben per saldo voordeel van de open grenzen. Dankzij het vrij verkeer van personen en kapitaal kon hun arbeids- en productmarkt bijvoorbeeld aanzienlijk worden uitgebreid, daar waar veel lager opgeleide beroepen juist door datzelfde vrije personenverkeer resulterend in massale arbeidsmigratie te maken kregen met een grotere arbeidsmarkt- en loonconcurrentie. Het gaat hier evenzeer om een complex samenspel van emoties, houdingen, opvattingen en reële gevolgen van die zweite Moderne, zoals de Duitsers dat fraai noemen, het moderne globaliserings- en individualiseringsproces. De meer cultuurpsychologische dan sociaaleconomische scheidslijn die de globalisering door de samenleving trekt, valt in sterke mate terug te voeren op verschillen in sociaal, cultureel en financieel Lager opgeleiden zijn overwegend te kenmerken als nationaalcommunitaristen kapitaal. Academische professionals gaan grosso modo meer ontspannen en flexibel om met de implicaties en gevolgen van het globaliseringsproces dan lager opgeleiden. In de literatuur wordt in dit verband wel gesproken van meertalige mobielen tegenover eentalige immobielen. 3 Meertalige academische professionals, die internationaal zijn aangehaakt, kunnen profiteren van de economische en culturele ruimte die Europese samenwerking hun biedt, terwijl eentalige immobielen door hun taal, opleiding, werk of inkomsten plaatsgebonden zijn en daardoor minder tot niet kunnen profiteren van de internationalisering van de economie. Zie hier het verschil in wat men globaliseringskapitaal zou kunnen noemen. Deze uiteenlopende positie heeft zelfs gevolgen tot op het niveau van het wereldbeeld. Hoger opgeleiden worden gekarakteriseerd als kosmopolieten, mensen met een meer internationaal georiënteerd kosmopolitisch wereldbeeld. 4 Lager opgeleiden daarentegen zijn overwegend te kenmerken als zogenaamde nationaal-communitaristen, als diegenen die voornamelijk binnen de horizon van de nationale staat zouden denken en leven. grip op eigen leven Heel recent is deze polariteit langs de scheidslijn van opleiding opnieuw vastgesteld door het Sociaal en Cultureel Planbureau in De sociale staat van Nederland In de bijdrage van Paul Dekker en Josje den Ridder wordt expliciet ingegaan op de (vermeende) kloof tussen lager en hoger opgeleiden in onze samenleving. Men stelt het beeld vast van lager opgeleiden die over de hele linie pessimistischer zijn over

111 René Cuperus Een gespleten land de samenleving, negatiever over de politiek en meer bezorgd over misdaad en materiële aangelegenheden, tegenover hoger opgeleiden die zich onderscheiden door meer optimisme, vertrouwen, en tolerantie. Dekker en Den Ridder stellen zich de relevante vraag hoe het eigenlijk komt dat mensen met een verschillend opleidingsniveau er verschillende meningen op nahouden. Verschillen tussen lager en hoger opgeleiden hoeven geen effecten te zijn van het volgen van onderwijs als zodanig. Het is goed mogelijk dat we met de simpele variabele opleidingsniveau in enquêtes vooral verschillen in ouderlijk of sociaal milieu in kaart brengen. Voor zover onderwijs volgen van belang is, is de vraag hoe dat dan doorwerkt in verschillen in opvattingen. Is van belang dat een hoger opleidingsniveau leidt tot meer materiële en sociale zekerheid, of gaat het vooral om meer zelfvertrouwen, een bredere wereldvisie of een makkelijkere omgang met diversiteit? Zij concluderen, dat het gevoel grip te hebben op het eigen leven over de hele linie de verschillen in houdingen het best verklaart. Hogeropgeleiden hebben meer het gevoel grip te hebben op hun leven, meer een gevoel van mastery, en daarom staan ze met meer (zelf)vertrouwen tegenover instituties en voelen ze zich minder kwetsbaar in een globaliserende wereld en multiculturele omgeving. Ook de inkomenspositie en financiële verwachtingen spelen hierbij mee. Dus: verschillen in opvattingen tussen opleidingsniveaus hebben veel te maken met de verschillen in de mate waarin mensen denken grip op hun leven te hebben. Ook verschillen in materiële zekerheid spelen en rol. Dekker en Den Ridder komen in hun onderzoek ook de zogenaamde diplomademocratie in het wild tegen. In de definitie van Mark Bovens en Anchrit Wille is de diplomademocratie een democratie waarin burgers meer politieke invloed hebben naar gelang hun opleidingsniveau, gemeten in termen van hun hoogst haalbare diploma, hoger is. Minder academisch uitgedrukt: in een diplomademocratie is de macht aan de burgers met de hoogste diploma s. 5 Volgens Dekker en Den Ridder blijkt dat mensen inderdaad het idee hebben dat er sprake is van een diplomademocratie waarin de mening van hoger opgeleiden beter vertegenwoordigd wordt dan die van lager opgeleiden. In een enquête in 2011 stemde 68% van de ondervraagden (79% van de lager opgeleiden en 46% van de hoger opgeleiden) in met de stelling dat de mening van hoger opgeleiden te veel doorklinkt in de politiek ; 58% (75% van de lager opgeleiden en 38% van de hoger opgeleiden) was het eens met de stelling dat de mening van De krachten die op PvdA en cda inwerken, zijn de krachten die op Nederland als geheel inwerken lager opgeleiden te weinig doorklinkt in de politiek. Veel lager opgeleiden vinden de landelijke politiek te ingewikkeld om te begrijpen (75%; bij de hoger opgeleiden is dat slechts 24%) en ze hebben vaak het idee dat hoger opgeleiden eigenlijk niet goed weten wat er bij hen speelt. Deze bevindingen wijzen al met al op een serieus probleem van lager opgeleiden die zich onvoldoende vertegenwoordigd voelen in de politiek. 6 In zijn voorwoord bij De sociale staat van Nederland vat Paul Schnabel de meest recente bevindingen over de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden als volgt bondig samen: Opleidingsniveau blijkt een sterke voorspeller te zijn voor de (verschillen in) leefsituatie van mensen. Dat geldt zowel voor de hardere kant in de maatschappij (arbeidsmarktpositie, onderwijskansen, woonsituatie) als ook voor de belevings- en opiniekant (vertrouwen, geluk). Toegang hebben tot en gebruik kunnen maken van de verschillende vormen van sociaal, cultureel en financieel kapitaal zijn bepalend voor de kwaliteit van leven. Tussen mensen met een hoge opleiding en degenen met een lager onderwijsniveau bestaan er wat dat betreft 113

112 van waarde binding 114 René Cuperus Een gespleten land aanzienlijke verschillen. Deze verschillen, in een aantal gevallen mag zelfs wel van een kloof worden gesproken, blijken door de jaren heen hardnekkig te blijven bestaan. de lijm plakt niet meer De boel bij elkaar brengen: dat is inderdaad, op het clichématige af, de klassieke bindingsopgave van de sociaal-democratie. Ja, van de trotse volkspartijen van weleer, de christendemocratische net zo goed als de sociaal-democratische. Met de bindingskracht, de lijm, van die overbruggingspartijen van het midden, is het, om het zacht uit te drukken, niet florissant gesteld. Een blik op de peilingen volstaat om te zien dat de volkspartijen in grote existentiële nood verkeren. Ik zal op de achterliggende oorzaken van de crisis der volkspartijen nu niet uitgebreid ingaan (ik verwijs daarvoor naar mijn boek De Wereldburger bestaat niet), maar duidelijk is dat in deze tijd van populisme, identiteits- en lifestylepolitiek de hybride compromispartijen, de bestuurderspartijen van het midden, niet The Voice of Holland zijn. In termen van maatschappelijke binding en sociale cohesie kan de erosie van de overbruggingspartijen uiterst zorgwekkend uitpakken. Laat ik het zo zeggen: de krachten die op PvdA en cda inwerken, zijn de krachten die op Nederland als geheel inbeuken. Onder heftige druk van globalisering, massamigratie, Europese Unie en een kenniseconomie for academic professionals only worden de kaarten in de wereld opnieuw geschud. Met nieuwe winnaars en verliezers, met nieuwe tegenstellingen en hardere ongelijkheid. Veel wijst erop dat we een sluipende amerikanisering van Europa ondergaan. Veel mensen hebben, en dat is de kern, het sterke gevoel niet meegevoerd te worden in al de al dan niet noodzakelijke veranderingen. Er zal best een heleboel hervormd, veranderd en gemoderniseerd moeten worden in Nederland als gevolg van de razendsnelle ontwikkelingen in de wereld, maar waar we als sociaal-democraten ronduit in falen, is gewone mensen het gevoel te geven dat dit veranderingsproces van onze samenleving zich op rechtvaardige wijze voltrekt. Wat dreigt is een verder uit elkaar drijven van hoger opgeleiden en lager opgeleiden, een splitsing tussen mensen die iets te fanatiek voor Europa en de multiculturele samenleving zijn en mensen die daar iets te fanatiek tegen zijn. Een nare splitsing ook tussen migranten en witte arbeiders, en een splitsing tussen grote steden en provincie, tussen Noord- en Zuid- Nederland ook. Zo dreigt het fragmenteren van oude volkspartijen als de PvdA pars pro toto te worden voor het uiteenvallen van de samenleving als geheel, van het verdampen van de solidaire verbindingen tussen hogere en lagere middenklasse. En dat was nu net de lijm van de nationale verzorgingsstaat en het Europese sociale model. De PvdA is na de periode-den Uyl veel te veel opgegaan in de gevestigde orde, in het beleidsen bestuurs-establishment. Daarvoor stond links altijd met één been in officieel-bestuurlijk Nederland, en met één been daar juist buiten (actiegroepen, vakbeweging, democratiseringsbeweging). Laat ik het eens scherp zeggen: vroeger streefde de sociaal-democratie een andere samenleving na om de wereld beter en rechtvaardiger te maken. Nu moet alles anders (van deskundigen, van Europa, van het Centraal Planbureau) om mee te kunnen in een veranderende wereld die ons juist onrechtvaardiger toeschijnt. Met het verliezen van Den Uyls temperamentvolle uitspraak: maar die andere samenleving die komt er toch, is de sociaaldemocratie een deel van haar ziel kwijtgeraakt. Politiek is misschien wel vooral management van angst en hoop. Als men dat niet goed doet, lokt men populistische reacties als het ware uit. En dat is gevaarlijke maatschappelijke springstof. Het managen van angst en hoop, daar is niets populistisch aan. Het gaat er helemaal niet om mensen naar de mond te praten. Niks volgen van de vox populi. De sdap en PvdA zijn nooit echt een partij van het volk geweest, maar werden wel altijd vertrouwd als partij voor

113 René Cuperus Een gespleten land het volk. De PvdA is de partij van de solidaire meerderheid, die solidarische Mehrheit, zoals de Duitse spd dat fraai noemt. Dat vertrouwen staat op het spel voor veel mensen. De PvdA zou in een onvermijdelijke alliantie met de sp en GroenLinks weer de brede verbindingsschakel moeten worden tussen toekomstoptimisten en toekomstpessimisten, lager opgeleiden en hoger opgeleiden, kosmopolieten en nationale eigenheimers. Daarmee zou ze Nederland en Europa een belangrijke dienst bewijzen. Zij zou daarmee de strijd aanbinden met wat de Amerikaanse econoom J.K. Galbraith ooit the culture of contentment heeft genoemd: de verdeeldheid en het gebrek aan solidariteit tussen een tevreden middenklasse en the disillusioned underprivileged, de Amerikaanse versie van die Zweidrittelgesellschaft van Hans-Magnus Enzensberger. Het is nodig om hoe onmodieus dat ook mag klinken een blijvende verbinding te zoeken tussen hoog en laag, tussen hoger en lager opgeleiden, lagere middenklasse en academische professionals. Hetzij binnen een volkspartij, hetzij binnen een grotere politieke alliantie, hetzij, met een omweg, in coalitieregeringen of in stadsbesturen. De idee dat men deze maatschappelijke bindingsopgave kan ontlopen via identiteitspolitiek, lifestylepolitiek of idolenpolitiek (Dick Pels) is dan ook tamelijk naïef, en te sterk gedacht in termen van campagnemarketing en de schijnwerkelijkheid van focusgroeponderzoek. gemeenschap en vooruitgang De kernvraag is evenwel of de juiste voorwaarden aanwezig zijn voor de hier geformuleerde maatschappelijke bindingsopgave. Om de boel weer bij elkaar te brengen, zijn twee elementaire dingen nodig: gemeenschapsbesef en vooruitgangsgeloof. En beide zijn controversieel, beladen en niet in goede conditie. Het meest beladen is de idee van gemeenschap. Dat is eigenlijk vreemd voor een beweging als de sociaal-democratie waarvan de beginselprogramma s uit het verleden overstromen van het gemeenschapsdenken. Maar in onze tijd van globalisering, individualisering en migratie is juist de idee van gemeenschap betwist geraakt. In het eerdere Van waardethemanummer over bestaanszekerheid schreef ik een beschouwing over de vele, conflicterende niveaus en kringen van solidariteit. Iets soortgelijks kan gesteld worden over het thema van gemeenschap. Ook daar conflicterende definities en preferenties. Lokale gemeenschap, nationale gemeenschap, internationale gemeenschap, De Partij van de Arbeid is de partij van de solidaire meerderheid religieuze gemeenschap, etnische gemeenschap, beroepsgemeenschap: het gemeenschapsidee is per definitie omstreden, want onbegrensd. De tegenstelling tussen wereldburgers en kleinburgers, kosmopolieten en nationaal-communitaristen is juist op een verschillende aanname van gemeenschap terug te voeren: wereldgemeenschap tegenover nationale gemeenschap. De gemeenschapsidee is ook sterk beladen door historische erflast. Het valt mij om die reden niet makkelijk tegelijk communitarist en historicus te zijn. Communitarist is een chic woord voor gemeenschapsdenker. Iemand die gelooft dat mensen geen a-historische atomistische individuen zijn, noch dolende nomaden. Die gelooft dat mensen floreren bij sociale en lokale verbanden, zoals gezin, vrienden, familie, buurt, nationale staat, en bij een zekere mate van traditie en continuïteit. Met de zware historische erflast van de gemeenschapsidee word je geconfronteerd als je je verdiept in achtergronden en praktijken van Hitler-Duitsland. Onlangs nog bezocht ik de belangrijke tentoonstelling in het Duits Historisch Museum in Berlijn, met de alleszeggende titel: Hitler und die Deutschen. Volksgemeinschaft und Verbrechen. In de nazi-ideologie en nazi-massamoordpraktijk zien we een totale 115

114 van waarde binding 116 René Cuperus Een gespleten land pervertering en racistische deraillering van het gemeenschapsidee: wie niet tot de Volksgemeinschaft hoorde of werd gerekend, werd vernietigd. Het is door deze gitzwarte schaduw van het gemeenschapsidee dat, begrijpelijk en terecht, grote huiver ontstond in de naoorlogse tijd om het gemeenschapsbegrip zwaar aan te zetten, en juist op volle kracht te koersen op noties van rechtstatelijk en democratisch pluralisme, en op de bescherming van minderheden tegen de tirannie der meerderheid, en wat dies meer zij. Toch is dit ook maar betrekkelijk waar, want juist in de Doorbraak-PvdA van Banning, Thomassen, Vondeling en Van der Leeuw zou het sociaal-democratisch gemeenschapsdenken tot grote hoogten stijgen, al dan niet in de gedaante van het personalistisch socialisme. Het beginselprogramma van 1959 stond sterk in het teken van de gemeenschap. De nationale gemeenschap die zo bruut door nazi-duitsland was overvallen en moreel verkracht. Enkele strofen uit dat program: De partij verstaat onder democratisch-socialisme: een samenleving, doordrongen van eerbiediging van de medemens, waarin de vrijheid gebonden is aan gerechtigheid en maatschappelijke ordening dienstbaar is aan het welzijn van enkeling en gemeenschap; een staatkundig bestel, dat dienstbaar is aan een besluitvaardige en strijdbare democratie, waarin de staat onderworpen is aan het recht en de burgers actief betrokken zijn bij het bestuur van de gemeenschap; een sociaaleconomische orde zonder klassentegenstellingen, waarin de gemeenschap verantwoordelijk is voor planmatige leiding der produktie en rechtvaardige verdeling van de welvaart, de eigendom der produktiemiddelen en de beschikkingsmacht daarover ondergeschikt zijn aan het welzijn der gemeenschap (.). Het is de vraag, of vandaag de dag, in tijden van globalisering, Europeanisering, migratie en individualisering, een dergelijke opvatting van gemeenschap nog bestaat en gevoeld wordt. Opmerkelijk genoeg is het de integratienota van dit kabinet, die sterk tamboereert op een bepaalde notie van gemeenschap. Een notie waar ik me als verlicht communitarist wel in kan vinden, juist omdat maatschappelijke binding zonder een zeker idee van gemeenschappelijkheid en saamhorigheid niet mogelijk is. De Integratienota van minister Donner, getiteld Integratie, binding, burgerschap (binding, sic!), kan gelezen worden als culminatie van het heftige post-fortuyn en post-scheffer multiculturele integratiedebat zoals dat in Nederland gevoerd werd. Interessant is dat de nota de integratie van migranten in de Nederlandse Maatschappelijke binding zonder een zeker idee van gemeenschappelijkheid en saamhorigheid is niet mogelijk samenleving als onderdeel ziet van een algehele versterking van sociale samenhang en burgerschap.: De pluriformiteit van de Nederlandse samenleving vraagt om een grondhouding van burgerschap die verschillen in afkomst, denkwijzen en religie erkent en respecteert, maar die tegelijkertijd uitgaat van individuele en gezamenlijke verantwoordelijkheid, in woord en daad, voor de samenleving als geheel. ( ) Burgerschap begint met de participatie van elke burger: door een zelfstandig bestaan op te bouwen, door zelfredzaam te zijn en door de spelregels van de Nederlandse samenleving te kennen en toe te passen. Burgerschap berust daarmee op actieve deelname aan alle relevante facetten van de samenleving: op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, in de eigen buurt en leefomgeving, door het beschermen en onderhouden van de democratische rechtsstaat, door kinderen op te voeden tot verantwoordelijke burgers, door betrokken te zijn bij medeburgers en hun rechten te respecteren. Het beheersen van de Nederlandse taal is een essentiële voorwaarde om als actief burger deel te kunnen nemen aan de samenleving. Voorwaarde voor burgerschap

115 René Cuperus Een gespleten land is tevens dat de burger zich burger voelt van de samenleving, zich identificeert met de samenleving, zich daar verantwoordelijk voor voelt en erbij wil horen. Nederland is een samenleving op basis van solidariteit. Het vertrouwen dat hiervoor nodig is ontstaat echter niet vanzelf. Het impliceert dat fundamentele waarden van de samenleving worden gedeeld. Kernwaarden die voortvloeien uit respect voor de waardigheid en gelijkwaardigheid van ieder individu, besef van gemeenschap en eerbiediging van de eisen die het samenleven in diversiteit stelt. Het gaat daarbij niet om abstracties, maar om waarden die hun beslag krijgen in omgangsvormen, in leefregels, in de doelen en manier van werken van organisaties, zoals bedrijven, scholen, gezinnen, openbaar bestuur enz. Dat zijn allemaal nogal elementaire common sense-opvattingen van gemeenschap en burgerschap en van de balans tussen rechten en plichten van burgers in een sociale rechtsstaat, waar weinig spelden tussen te krijgen zijn. kleine binding Sociale cohesie in de samenleving is niet alleen een macro-verhaal, maar ook een micro-verhaal. Voor de kwaliteit van een samenleving is de omgang tussen vreemden de sociale promiscuïteit zoals de Chicago School-sociologen dat noemden een belangrijke graadmeter. Ik zal hierover korter zijn, al moet het belang van het vraagstuk van de micro-binding in de samenleving, de verhoudingen tussen vreemden, niet onderschat worden. Het gaat hier om de dagelijkse ervaringswereld van mensen, en die bepaalt in belangrijke mate hun mens- en wereldbeeld, hun angsten en oordelen. In een mediasamenleving als de onze leven mensen bovendien in de media, als ware het een tweede dagelijkse ervaringswereld. Ook de daarin doorgegeven beelden van onderling verkeer tussen mensen, maken dat de kleine binding van cruciaal belang is, bijvoorbeeld voor de vraag of mensen hun samenleving ervaren als een low trust society of als een high trust society. Uit onderzoek van met name Mark Elchardus blijkt dat er een sterke samenhang bestaat tussen micro-ervaringen en de macro-houding van mensen ten opzichte van de buitenwereld. Angst voor criminaliteit, onveiligheid, het andere moet worden opgevat als een veruitwendiging van een veel vager onbehagen, een dieperliggende problematiek van vervreemding en verlies van greep op de samenleving. Er bestaat aldus, met name bij lager opgeleiden, een sterke correlatie tussen onveiligheidsgevoelens, negatieve toekomstverwachtingen en anomie (gevoelens van maatschappelijke machteloosheid en achteruitgang). 7 Kort door de bocht gezegd: de productie van wantrouwen en onbehagen in de persoonlijke levenssfeer is een van de hoofdoorzaken van de hedendaagse populistische tijdgeest. Zo zijn kleine binding en grote binding met elkaar verbonden. Sociale cohesie en stabiliteit, maatschappelijke vrede vergen grote en kleine gebaren. In hun Anatomie en oorzaken van het wantrouwen stellen Mark Elchardus en Wendy Smits dat het essentieel voor het begrijpen van het maatschappelijk wantrouwen is dat het draait om de combinatie van onbehagen en statusverlies. In de media (en daarbuiten) figureert, aldus Elchardus, een welbepaald verhaal over de samenleving. Dat is het verhaal van de teloorgang van de veilige, overzichtelijke, saamhorige samenleving uit de jaren vijftig: de teloorgang van de deugdzame en vreedzame welvaartstaat. Er is in dit vertoog sprake van toegenomen onveiligheid op drie dimensies: de saamhorigheid, de verbondenheid, het respect, het normbesef gaan verloren; de multiculturele samenleving ontspoort, wordt een bron van conflict, geweld en criminaliteit; de economie globaliseert en dat schept onzekerheid en economische achteruitgang en kondigt de afbouw van de welvaartsstaat aan. 8 Onze samenleving is een wantrouwige samenleving omdat veel mensen er onbehagen hebben door populaire media, vergrijzing, de zwakke positie van laaggeschoolden in de kennismaatschappij.[..] Een vergrijzende kennismaatschappij geplaatst in een 117

116 van waarde binding René Cuperus Een gespleten land globaliserende economie produceert kwetsbaarheid en dus onbehagen. Elchardus analyse mondt uit in een pleidooi om een positiever tegenverhaal te ontwikkelen en dat te vertellen tegen de angst-producerende media en partijen van het onbehagen in. 9 Dat verhaal moet dan aansluiten bij de individuele (on)tevredenheid van mensen. Dat verhaal zou het populistische verhaal van de teloorgang van de deugdzame en vreedzame welvaartsstaat van weleer moeten bestrijden en vervangen. Dit is noodzakelijk om de kloof tussen mensen met en zonder maatschappelijk onbehagen, en de kloof tussen de beleidspartijen van het midden en de partijen van het onbehagen te ontregelen. En om zo de politieke representatiecrisis in onze samenlevingen te bestrijden. Hoe een productieve verbinding te leggen tussen het globaliseringsoptimisme van academische professionals en hoogopgeleide jongeren en de toekomstangst en het achteruitgangsgeloof van bekneld geraakte lager opgeleiden en middengroepen? Hoe laten we de ondernemende, creatieve en vernieuwende kracht van de ene groep niet smoren door de andere, maar zorgen we er tegelijkertijd voor dat de kansrijke groep zich niet respectloos afkeert van de toekomstpessimisten? Hoe de idee van rechtvaardigheid en egalitaire gelijkwaardigheid weer terug te brengen in een wereld die door de krachten van globalisering uit elkaar wordt getrokken? Hoe te komen tot een overlappend vooruitgangsgeloof en tot een groot solidair wij? Dat lijken me dringende vragen voor politiek en openbaar bestuur in de komende tijd. 118 Noten 1 Mark Bovens en Anchrit Wille, Diplomademocratie, H. Kriesie e.a., West European Politics in the Age of Globalization, 2008, p Vollaard, H., en Penders, J. (red.), De spankracht van de Europese Unie. Gaan democratie en uitbreiding samen?, Utrecht Overigens heb ik in mijn artikel The populist revolt against pseudo-cosmopolitanism (www. policynetwork.com) betoogd dat veelal sprake is van pseudokosmopolitisme. Net als bij Europagezindheid gaat het hier in belangrijke mate om sociaal wens- en distinctiedenken van hoger opgeleiden. Evenzeer behoeft de bewering dat laagopgeleiden nationaal georiënteerd zouden zijn nuance. Veel van de aller-creatiefste Nederlandse export verloopt via familiebedrijven van zogenaamde niet-academici. Zo ook blijkt uit onderzoek van Wouter van der Brug en Philip van Praag steeds opnieuw dat het Nederlandse populisme van pvv en sp electorale steun ontvangt van de gemiddelde Nederlander, en niet louter van de gemarginaliseerde onderkant. 5 Bovens, Diplomademocratie, p Paul Dekker en Josje den Ridder, De publieke opinie, in: De sociale staat van Nederland 2011, Sociaal en Cultureel Planbureau. pp Zie ook voorwoord Paul Schnabel en inleiding Rob Bijl. 7 Zie goede analyse van Bas van Stokkom, Bange burgers, doortastende dienstverleners, in: Hans Boutellier Ronald van Steden (red.), Veiligheid en burgerschap in een netwerksamenleving, 2008, pp Zie: Elchardus, M., en Smits, W., Anatomie en oorzaken van het wantrouwen (Brussel 2002) ; Elchardus, M., De dramademocratie (Arnhem 2003) ; Elchardus, M., Politiek van betekenis kan het onbehagen keren, in: s&d 2008/10, pp Elchardus, Politiek van betekenis, p. 14. foto martijn van de griendt hollandse hoogte

117 119

118 van waarde binding Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn Scheiden heeft negatieve gevolgen. Voor kinderen, ook als ze volwassen worden, én voor het functioneren van maatschappelijke instituties zoals scholen. Jaap Dronkers wil scheiden moeilijker maken: versterking van huwelijks- en samenlevingscontracten door betere wetgeving zou de kans op het in stand houden van relaties kunnen vergroten, in het belang van de volgende generatie. jaap dronkers 120 Binding in een samenleving gaat niet alleen over de integratie van migranten, over de anonimiteit van grote steden of over omgangsvormen. 1 De belangrijkste institutie voor het versterken van binding in samenlevingen is de band tussen twee volwassenen en hun kinderen, soms ook het kerngezin genoemd. Dat kerngezin staat al een paar decennia onder druk door hoge echtscheidingspercentages, ook op het Europese continent, hoewel de cijfers nog steeds lager zijn dan die in het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten. De echtscheidingspercentages in West- en Noord-Europa lijken lager dan in de Verenigde Staten, omdat in die Europese landen veel langdurige relaties waar kinderen uit voortkomen niet door een formeel huwelijk bekrachtigd zijn, Over de auteur Jaap Dronkers is hoogleraar International comparative research on educational performance and social inequality aan het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (roa) van de Universiteit Maastricht Noten zie pagina 130 maar zijn gebaseerd op samenlevingscontracten van meer of minder civielrechtelijke aard. Ook is ongehuwd samenleven als er kinderen zijn in die Europese landen (nog) geen negatieve keuze van laaggeschoolde vrouwen, zoals dat wel het geval is in de Verenigde Staten. In West- en Noord-Europa is ongehuwd samenleven eerder een lifestyle-kenmerk dan een indicatie van armoede of van de aanwezigheid van een etnisch getto. Die hoge percentages ongehuwd samenlevende volwassenen met kinderen in West- en Noord-Europa flatteren de echtscheidingspercentages. Want ook de relaties van ongehuwd samenlevende ouders worden verbroken en soms zelfs in een hoger tempo dan huwelijken. (Hoewel over de precieze interpretatie van die hogere scheidingskans van ongehuwd samenwonenden nog wetenschappelijke strijd plaatsvindt: is het een gevolg van de lossere zeden van de ongehuwden of van hun lagere commitment aan de relatie?) De registratie van de scheidingen van samenwonende ouders met kinderen, hangt in feite af van de juridische aard van de

119 Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn samenlevingscontracten: alleen de opzegging van de officieel geregistreerde contracten wordt meestal geregistreerd. Dat betekent dat er een grijs gebied is van niet-geregistreerde relaties. Dat grijze gebied leidt tot een onderschatting van het aantal verbroken relaties (al dan niet gehuwd en al dat niet met formele samenlevingscontracten). Maar in landen waar echtscheiding moeilijk is (Ierland, Spanje, Polen) kunnen echtscheidingspercentages ook geflatteerd zijn. Ouders die in de praktijk niet meer samenwonen, staan daar vaak officieel nog steeds geregistreerd als getrouwd. Daarom zijn de gegevens uit pisa 2003 waarin de werkelijke gezinssituatie van vijftienjarige scholieren vanuit het perspectief van de kinderen zelf voor de laatste keer goed is gemeten zo belangrijk (tabel 1). 2 Zij laten voor de Tabel 1 De gezinstypes van vijftienjarige leerlingen in westerse (kandidaat-)oecd-landen vanuit het perspectief van de kinderen (procenten) vader & moeder moeder alleen vader alleen moeder & ander vader & ander anderen vs Letland vk Noorwegen Canada Denemarken Griekenland Nw-Zeeland Zweden Frankrijk Finland Australië Duitsland België IJsland Hongarije Tsjech.Rep Zwitserland Luxemburg Portugal Oostenrijk Nederland Liechtenstein Ierland Italië Spanje Slowakije Polen Bron: eigen berekening met gewogen pisa Ontbrekende % te wijten aan ontbrekende antwoorden

120 van waarde binding 122 Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn westerse oecd-landen een realistischer beeld zien dan officiële statistieken over echtscheiding. 3 Bijna de helft van vijftienjarige leerlingen in de Verenigde Staten woont niet meer bij zijn beide ouders. In de Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk geldt dat voor 30 tot 40% van de vijftienjarige leerlingen. Nederland is wat dit betreft nog steeds een gezinsland: meer dan 20% van de vijftienjarige leerlingen woont niet bij zijn beide ouders. Maar zelfs in Polen woont 15% van de vijftienjarige leerlingen niet bij zijn beide ouders. Ondanks alle emancipatie komt het moeder-alleen of moeder & ander -gezinstype in alle landen meer voor bij vijftienjarige leerlingen dan het vader-alleen of vader & ander -gezinstype. Het gaat dus in de oecd-landen om flinke percentages kinderen die niet met hun beide ouders samenwonen. Tegelijkertijd bestaan er grote verschillen tussen deze landen wat betreft het aandeel van de verschillende gezinstypen. In deze bijdrage ga ik vooral in op de gevolgen van de verschillen in scheidingspercentages voor de betrokken samenlevingen. Ik beperk mij daarbij tot de gevolgen voor de verdere levensloop van de betrokken kinderen en voor het functioneren van maatschappelijke instituties in die samenlevingen, omdat die beide de binding in de samenleving het sterkst beïnvloeden. Een landenvergelijking van gevolgen van verschillende scheidingspercentages is tamelijk zeldzaam, omdat de gevolgen van scheiding in beleid en onderzoek als een individueel verschijnsel worden beschouwd, die zo is de verwachting met een ruimhartig sociaal beleid en een brede acceptatie van het fenomeen scheidingen zullen verdwijnen. Als eerste stap behandel ik een belangrijke verandering in de maatschappelijke achtergrond van scheidingen. gezonken cultuurgoed William J. Goode was de eerste wetenschapper die suggereerde dat er een verband zou kunnen bestaan tussen scheidingspercentages en de sociale achtergronden van scheidingen. 4 Hij verwachtte dat de oorspronkelijke positieve relatie tussen sociale status en scheiding kenmerkend voor de vroege stadia van modernisering met hoge wettige, sociale en economische hindernissen voor scheiding langzamerhand zou afnemen door het opheffen van die hindernissen. In moderne samenlevingen met lage wettige drempels en lage sociale en economische kosten van scheiding, verwachtte hij dat het echtscheidingsrisico in de lagere sociale klassen hoger zou worden, omdat mensen in die klassen meer huwelijksproblemen zullen hebben (als gevolg van economische beperkingen) en zij minder sociale, economische en intellectuele hulpbronnen hebben om die problemen te overwinnen. Goode blijkt meer gelijk te hebben gekregen dan hij wellicht hoopte. Zo vond ik bij een vergelijking van de scheidingskansen van twee geboortegeneraties in Nederland (1940 en 1958) dat bij de oudere generatie nog een positieve relatie bestond tussen jeugdige intelligentie en scheiding, maar dat dit verband bij de jongere generatie negatief was. 5 In een publicatie met J. H rkµnen liet ik in 2007 zien dat deze omslag zich steeds voordeed als in moderne samenlevingen de percentages scheidingen toenemen. 6 Als er weinig vrouwen scheiden in een samenleving is de samenhang tussen de opleiding van vrouwen en de echtscheidingskans positief (hooggeschoolden scheiden meer), maar als er in samenlevingen veel gescheiden gaat worden, dan wordt die samenhang negatief (laaggeschoolden scheiden meer). Figuur 1 laat dit zien voor drie verschillende oecd-landen (België, Zweden en de Verenigde Staten) waarin gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw de scheidingspercentages opliepen. Uit de figuur blijkt dat hooggeschoolde vrouwen (de ononderbroken lijn) in het jongste relatiecohort 7 een lagere scheidingskans hebben dan laaggeschoolde vrouwen (de stippellijn), terwijl in het oudste relatiecohort hooggeschoolde vrouwen nog vaker scheiden dan laaggeschoolden. Er zijn geen tekenen dat deze verandering in de relatie tussen de opleiding van vrouwen

121 Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn Figuur 1 Scheidingskansen (odds-ratio op y-as) van vrouwen met een verschillend opleidingsniveau (hoog, middel, laag = ononderbroken, streepjes, stippeltjes) uit verschillende relatiecohorten (x-as) in drie verschillende landen 2,5 22 1,5 11 0,5 00 F landers België Zweden S weden Verenigde USA Staten 44 3,5 33 2,5 22 1,5 11 0, ,5 2,5 2 1,5 2 1,5 1 0,5 1 0, Bron: Härkönen en Dronkers, en de echtscheidingskans bij stijgende scheidingspercentages in de eenentwintigste eeuw is gestopt. De hoge hindernissen voor scheiding bij de oudste relatiecohorten zijn door de democratisering van scheiding vervangen door een gebrek aan hulpbronnen om relaties in stand te houden als er huwelijksproblemen ontstaan bij de jongste relatiecohorten. Hierdoor lijkt scheiding dus op voetballen. Wat ooit een activiteit van de hogere klassen was, zinkt in de loop van een eeuw naar de lagere klassen. Men kan deze verandering terugvinden als men de krantenberichten over geweld in de relationele sfeer volgt: meestal betreft het geweld dat voortvloeit uit de onmacht van lager geschoolde ex-partners hun scheiding te verwerken. Het betekent ook dat bij pleidooien voor een verdere liberalisering van de wet- en regelgeving van huwelijken en relaties niet alleen gedacht moet worden aan hooggeschoolden, maar juist aan mensen die over minder sociale, economische en intellectuele hulpbronnen beschikken om spanningen in hun relatie te overwinnen. Bovendien vinden lager geschoolde vrouwen na de scheiding moeilijker een plaats op de arbeidsmarkt en hebben zij de kleinste kans op voldoende alimentatie voor hun kinderen. Het liberaliseren van echtscheiding is dus niet automatisch in het belang van de lagere middenklassen. Het is daarom niet vreemd dat rechtse family values juist worden aangehangen door die lagere middenklasse. gevolgen voor onderwijsprestaties Eigenlijk bestaat er grote consensus onder empirische onderzoekers dat een scheiding van al dan niet gehuwde ouders negatieve gevolgen heeft voor de onderwijsprestaties van hun kinderen. Dat betekent niet dat alle negatieve verschijnselen van eenoudergezinnen toegeschreven mogen worden aan die scheiding. Kinderen 123

122 van waarde binding Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn van ouders die in de toekomst zullen gaan scheiden, ondervinden al voordat deze gescheiden zijn, de nadelige gevolgen van de slechte relatie van hun ouders. 9 Gescheiden ouders kunnen nog lang na hun scheiding doorgaan met ruziën (in elk geval vanuit het perspectief van hun kinderen 10 ) en hun kinderen zullen van die post-scheidingconflicten de nadelige gevolgen voor hun onderwijsprestaties ondervinden. 11 Maar ook als met deze afzonderlijke vooraf- en achteraf-effecten rekening wordt gehouden, beïnvloedt de ouderlijke scheiding nog steeds de onderwijsprestaties van kinderen negatief. Tabel 2 Verschil in wiskundescores tussen vijftienjarige leerlingen in vergelijking met die van leeftijdgenoten die wonen met hun beide ouders, gecorrigeerd voor verschillen in economische, culturele en sociale achtergronden van de ouders in de westerse (kandidaat-)oecd-landen (geordend op % gezinnen met vader en moeder, zie ook tabel 1). 124 moeder alleen vader alleen moeder & ander vader & ander anderen vs Letland vk Noorwegen Canada Denemarken Griekenland Nw-Zeeland Zweden Frankrijk Finland Australië Duitsland België IJsland Hongarije Tsjech.Rep Zwitserland Luxemburg Portugal Oostenrijk Nederland Liechtenstein -22 x 2 x x Ierland Italië Spanje Slowakije Polen Bron: eigen berekening met gewogen pisa 2003; x = aantal leerlingen < 25

123 Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn Tabel 2 geeft een voorbeeld van de omvang van de gevolgen van het gezinstype voor onderwijsprestaties. Evenals tabel 1 is deze gemaakt op basis van pisa 2003-gegevens. Daarin zijn de hogere of lagere wiskundescores van vijftienjarige leerlingen te zien in vergelijking met die van leerlingen in gezinnen met een vader en een moeder. Daarbij is rekening gehouden met de verschillen in economische, culturele en sociale achtergronden van de ouders. Nota bene: een verschil van 20 punten tussen landen (ongeveer het verschil tussen Finland en Nederland) wordt groot genoeg geacht door de meeste deskundigen om aan te dringen op onderwijshervormingen in het lager scorende land. Allereerst laat tabel 2 zien dat de gevolgen in de Verenigde Staten uitzonderlijk groot zijn in vergelijking met die van Europese landen. Dat betekent dus dat niet alle uitkomsten uit de Verenigde Staten ook geldig zijn voor Europa. 12 Leerlingen in gezinnen met alleen een moeder hebben in bijna alle landen lagere wiskundescores dan vergelijkbare leerlingen in gezinnen met een moeder en vader, maar de verschillen zijn niet overal even groot. In Slowakije scoren leerlingen uit gezinnen met alleen een moeder zelfs hoger. In Letland, Finland, IJsland en de Tsjechische Republiek zijn de negatieve verschillen klein, maar in de Verenigde Staten, Nieuw Zeeland en België zijn ze erg groot. De verschillen in wiskundescores tussen leerlingen in gezinnen met alleen een vader en die van vergelijkbare leerlingen in gezinnen met moeder en vader zijn in veel landen kleiner, behalve in Canada, Denemarken, Griekenland, Frankrijk, Australië, IJsland, de Tsjechische Republiek en Luxemburg. De verschillen in wiskundescore tussen leerlingen in gezinnen met een moeder en een andere volwassene en die van vergelijkbare leerlingen in gezinnen met moeder en vader zijn in alle landen relatief klein, behalve in Nederland. De verschillen in wiskundescore tussen leerlingen in gezinnen met andere volwassenen dan hun ouders en die van vergelijkbare leerlingen in gezinnen met hun moeder en vader zijn in alle landen erg groot. Voor het goede begrip van de consequenties van hoge echtscheidingspercentages in een samenleving sta ik kort stil bij de wijze waarop echtscheiding (de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van eenoudergezinnen) een negatieve invloed uit kan oefenen op de onderwijsresultaten van kinderen. McLanahan en Sandefur noemen drie typen hulpbronnen die hierbij van belang zijn. 13 Allereerst benadrukken zij het belang van financiële hulpbronnen en het verlies aan inkomen dat gewoonlijk gepaard gaat met een (echt)scheiding. Na een scheiding zijn er niet één maar twee huishoudens die onderhouden moeten worden, zodat een aantal vaste lasten (zoals hypotheek of huur) niet meer door Alleenstaande ouders kunnen minder tijd besteden aan hun kinderen twee partners gedeeld kan worden. Er is dus een verlies aan schaalvoordelen na een scheiding en een direct gevolg hiervan kan zijn dat de betrokken kinderen naar een kwalitatief minder goede school gestuurd worden, wat hun onderwijsprestaties niet ten goede komt. Inkomen kan de schoolprestaties ook op een andere wijze beïnvloeden, namelijk doordat het een kind in staat stelt deel te nemen aan buitenschoolse activiteiten zoals naschoolse lessen, schoolreisjes of zomerkampen. Dergelijke activiteiten kunnen de vaardigheden van een kind direct verbeteren, maar ook indirect via het opdoen van algemene kennis, wat vervolgens het leren vergemakkelijkt. Echtscheiding gaat in het algemeen ook gepaard met een (tijdelijke) afname in ouderlijke betrokkenheid bij de opvoeding van kinderen. Ouderlijke betrokkenheid omvat met name de tijd die ouders besteden aan lezen met hun kinderen, het helpen met huiswerk of luisteren naar verhalen over hun ervaringen op school. Daarnaast behelst ouderlijke betrokkenheid 125

124 van waarde binding 126 Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn het vermogen en de bereidheid van ouders om toezicht te houden op hun kinderen bij sociale activiteiten buiten school, wat de kans vermindert dat zij in de problemen komen. Ten slotte verwijst ouderlijke betrokkenheid naar activiteiten die verband houden met school, zoals hulp bij schoolevenementen, het bijwonen van ouderavonden, of zelf contact opnemen met leerkrachten of schoolbestuurders. Na een (echt)scheiding nemen de kwaliteit en kwantiteit van ouderlijke betrokkenheid echter af. Ook moeten alleenstaande ouders hun beschikbare tijd verdelen tussen werk en huishouden, waardoor zij minder tijd kunnen besteden aan de kinderen vergeleken met een situatie waarin zij samen met een partner een huishouden runnen. Daarnaast worden alleenstaande ouders niet door een partner gesteund en gecorrigeerd in hun manier van opvoeden, waardoor een verkeerde opvoedstijl minder snel aan het licht komt. Tot slot zullen kinderen van gescheiden ouders te maken krijgen met een verlies aan sociale hulpbronnen, of specifieker, een verlies aan hulpbronnen die verband houden met de omgeving waarin zij wonen. Eenoudergezinnen moeten vaak in buurten gaan wonen met een lagere sociaaleconomische status, vanwege het gereduceerde inkomen. Ook neemt de binding van kinderen met de buurt waarin zij wonen af na een scheiding. Sterke bindingen met de buurt verschaffen een kind sociaal kapitaal in de vorm van emotionele steun en informatie over de wijdere omgeving. Een verhuizing die vaak met een scheiding gepaard gaat van de ene buurt naar de andere, of zelfs van de ene stad naar de andere, verbreekt de bindingen van een kind met de buurt waarin het woonde. Zelfs wanneer een scheiding niet gepaard gaat met een verhuizing, komt het vaak voor dat alleenstaande ouders niet de tijd of energie hebben om te blijven investeren in vriendschappen, bijvoorbeeld door stress of een depressie, waardoor zij slechts vrienden verliezen zonder nieuwe vriendschappen aan te gaan. Het gevolg hiervan is bijvoorbeeld dat alleenstaande ouders minder informatie hebben over goede scholen of minder bekend zijn met buitenschoolse activiteiten, wat de schoolprestaties van hun kinderen niet ten goede komt. gevolgen voor kinderen Gescheiden ouders beschikken dus over minder sociale en economische hulpbronnen waardoor de onderwijskansen (maar ook de verdere levenskansen) van hun kinderen negatief beïnvloed worden. 14 Zoals tabel 1 al indirect liet zien, verschillen oecd-landen nogal in de hoogte van hun scheidingspercentages. Tabel 2 liet daarbij zijn dat de gevolgen van het leven in een bepaald gezinstype in de ene samenleving anders kan uitpakken dan in een andere. Er bestaan twee tegengestelde verwachtingen betreffende de relatie tussen hoge scheidingspercentages en de gevolgen van scheiding voor kinderen. De eerste verwachting veronderstelt dat de hoge scheidingspercentages het eenouderschap hoe langer hoe meer normaal maakt, waardoor het geaccepteerd raakt. Omdat de negatieve effecten van eenouderschap hoofdzakelijk bepaald worden door de negatief afwijkende positie van alleenstaande ouders, zal het negatieve effect van scheiding door de stijgende scheidingspercentages afnemen, zo wordt gedacht. De tweede verwachting veronderstelt dat door de toename van scheidingspercentages het negatieve gevolg van een scheiding juist toeneemt. Deze verwachting is gebaseerd op de veronderstelling dat in samenlevingen met hoge scheidingspercentages ouders minder bereid zijn hun op dat moment onbevredigende relaties in stand te houden. In die landen scheiden daarom ouders al bij een lager niveau van conflicten dan in samenlevingen met lage scheidingspercentages. Kinderen in landen met hoge scheidingspercentage hebben echter minder voordelen van hun ouderlijke scheiding (want er waren minder ernstige conflicten in de familie), maar hebben wel de kosten van de ouderlijke scheiding (psychologische spanning,

125 Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn lager inkomen, verslechtering en vermindering van ouderlijk contact, afname in ouderlijke steun en toezicht). Er is meer empirische steun voor de tweede verwachting (bij hogere scheidingspercentages is het negatieve gevolg voor kinderen groter) dan voor de eerste verwachting. Zo laat tabel 2 dat al gedeeltelijk zien. Pong, Dronkers en Hampden-Thompson en De Lange, Dronkers en Wolbers tonen in hun meer geavanceerde crossnationale studies aan dat dit negatieve effect van opgroeien in een eenoudergezin varieert tussen landen: het verschil tussen de onderwijsprestaties van leerlingen uit een- en twee-oudergezinnen wordt groter als er in een land een groter aandeel eenoudergezinnen bestaat. 15 Dit relatie et cetera. 17 De auteurs verklaren dat met de lagere interpersoonlijke vaardigheden en de geringere verbinding met intieme relaties van kinderen van gescheiden ouders, dat hun een nadeel geeft op de Finse relatiemarkt. Wel moet onderstreept worden dat de hoogte van het ouderlijk onderwijs veel belangrijker is voor de levensloop van kinderen dan de scheiding van hun ouders. Gesteld voor de opties hoge ouderlijke opleiding maar gescheiden of lage ouderlijke opleiding maar bij elkaar is vanuit het perspectief van levenskansen de eerste het meest voordelig. Maar de effecten van een scheiding door de ouders op de latere levenskansen van hun volwassen kinderen is aantoonbaar en niet verwaarloosbaar. Flitsscheidingen zouden niet mogen voorkomen als er kinderen in het spel zijn betekent dat negatieve gevolgen van scheiding geen tijdelijk verschijnsel is, dat verdwenen zal zijn als ouderlijke scheiding normaal wordt. Ook bestrijken de negatieve gevolgen van scheiding voor kinderen een breed terrein: van onderwijsresultaten en problemen bij het opbouwen van eigen relaties tot crimineel gedrag. Bij die negatieve gevolgen gaat het niet alleen om kortetermijneffecten, maar ook om langetermijneffecten (25 jaar), zoals de verhoogde scheidingskans van kinderen van gescheiden ouders in bijna alle oecd-landen. 16 De negatieve gevolgen voor de lange termijn komen ook voor in landen met hoge scheidingspercentage en een grote maatschappelijke acceptatie van scheiding. Zo vonden Erola, H rkµnen & Dronkers dat kinderen van gescheiden ouders in Finland een kleiner kans hebben om een partner met een hoog onderwijsniveau (en in het bijzonder met universitair niveau) te vinden, ook nadat zij rekening hielden met opleidingsniveau, leeftijd bij eerste maatschappelijke instituties Ouderlijke scheiding heeft dus langdurige gevolgen voor het leven van kinderen. Gevolgen die niet met enkele welgekozen maatregelen opgevangen kunnen worden en die niet automatisch kleiner worden als scheiden normaal wordt in een samenleving. Maar het zou kunnen zijn dat een hoog percentage gescheiden ouders ook het functioneren van maatschappelijke instituties aantast. Dat zal ik hier illustreren aan de hand van het onderwijs, maar ik zou het ook kunnen laten zien aan de hand van een afname van contacten tussen grootouders, gescheiden ouders en kleinkinderen. 18 De Lange, Dronkers en Wolbers laten zien, opnieuw met cross-nationale pisa-data, dat alle leerlingen op scholen met een groot aantal leerlingen uit eenoudergezinnen minder goed presteren, zelfs na controle voor de sociaaleconomische compositie van de school, de schoolgrootte, het percentage leerlingen met een immigratieachtergrond op die school en de urbanisatiegraad van de woonplaats (figuur 2). 19 Dit negatieve effect van het percentage leerlingen uit eenoudergezinnen per school kan verder niet verklaard worden door het percentage leerlingen uit eenoudergezinnen in het desbetreffende land, aangezien de auteurs 127

126 van waarde binding Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn Figuur 2 De wiskundescores van gemiddelde vijftienjarige leerlingen in vergelijkbare gezinnen met vader en moeder (donkergrijs), gezinnen met alleen een moeder (middelgrijs) en gezinnen met een moeder en stiefvader (lichtgrijs), in scholen met de laagste, het gemiddelde en de hoogste percentages alleenstaande ouders in scholen vader & moeder moeder alleen moeder & stiefvader school met één eenoudergezin gemiddelde school met 21% eenoudergezinnen school met bijna 100% eenoudergezinnen Bron: De Lange, Dronkers & Wolbers, 2011; eigen bewerking 128 rekening houden met het percentage leerlingen uit eenoudergezinnen in de vergeleken oecdlanden. Zoals gezegd presteren alle leerlingen op scholen met een groter percentage leerlingen uit eenoudergezinnen minder goed dan leerlingen op scholen met een kleiner percentage leerlingen van gescheiden ouders, ongeacht of hun eigen ouders al dan niet gescheiden zijn. Maar de schoolprestaties van leerlingen met een alleenstaande moeder zijn nog slechter op scholen met een hoog percentage leerlingen uit eenoudergezinnen, vergeleken met leerlingen uit twee-oudergezinnen. In de literatuur worden twee verklaringen geopperd voor een negatief effect van een groot aandeel leerlingen uit eenoudergezinnen per school op de schoolprestaties van kinderen op die school: de achteruitgang van het sociale netwerk van de school en de afname in effectieve onderwijs- en leertijd op school en thuis. Volgens Pong reikt de invloed van ouders verder dan hun eigen kind en dringt deze door tot in de buurt waarin zij wonen en de school in die buurt. 20 Scholen met een grote concentratie kinderen uit eenoudergezinnen worden gewoonlijk gekenmerkt door een lagere sociaaleconomische status en door minder sociaal kapitaal (namelijk in de zin van sociale contacten tussen ouders). Ook hebben alleenstaande ouders als gevolg van hun dubbele belasting met opvoedingstaken minder mogelijkheden (vanwege tijdgebrek, et cetera) om bij te dragen aan het sociale netwerk van de scholen van hun kinderen. Hierdoor zullen alle leerlingen op een dergelijke school minder goed presteren, vergeleken met leerlingen op scholen met een kleinere concentratie leerlingen uit eenoudergezinnen. Naast deze sociaalnetwerk-verklaring voor de negatieve invloed van (echt)scheiding op schoolprestaties van kinderen, zijn de on-

127 Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn derwijs- en leeromstandigheden moeilijker voor scholen met een groot aantal leerlingen uit eenoudergezinnen. 21 De effectiviteit van onderwijs hangt vooral af van de hoeveelheid werkelijke tijd die beschikbaar is voor onderwijzen en leren. Op scholen waarop veel leerlingen zitten met problemen thuis of buitenshuis is de effectieve onderwijs- en leertijd sterk verminderd. Kinderen van gescheiden ouders hebben gemiddeld meer emotionele en andere problemen gerelateerd aan de scheiding van hun ouders als gevolg van het gebrek aan ouderlijke tijd en energie voor de opvoeding; de scheiding en de nasleep ervan slokken die tijd en energie op. Indien er in een klas meer leerlingen zitten met problemen gerelateerd aan de (echt)scheiding van hun ouders, zal er meer onderwijs- en leertijd van de hele klas gebruikt worden voor niet-schoolse doeleinden waardoor er minder onderwijs- en leertijd overblijft en zo het bereikte onderwijsniveau lager wordt. De huidige studies laten geen definitieve keuze tussen beide verklaringen toe, hoewel in Europa de verklaring van moeilijke onderwijsen leeromstandigheden iets meer steun lijkt te vinden en in de Verenigde Staten de sociale netwerkverklaring. Wel vinden De Lange, Dronkers en Wolbers, als zij de Verenigde Staten buiten beschouwing laten, dat het negatieve effect van het percentage leerlingen uit eenoudergezinnen per school kleiner is (maar nog steeds significant) in landen met grotere percentages eenoudergezinnen, met name in Australië, België, Denemarken en Nederland. 22 Dit laatste ondersteunt de verklaring dat wanneer scheiden meer normaal en algemeen geaccepteerd wordt, scholen leren hoe zij in hun onderwijs met de gevolgen van scheiding voor leerlingen moeten omgaan. De uitzonderlijke situatie in de Verenigde Staten laat echter zien dat dit leren door instituties geen automatisme is, misschien omdat de sociale netwerkverklaring daar meer relevant is en een school daaraan weinig kan veranderen. Ook moet onderstreept worden dat de sociaaleconomische samenstelling van een school een veel belangrijker schoolkenmerk is dan het percentage eenoudergezinnen op een school. Tegelijkertijd kan het effect van laatst genoemd schoolkenmerk niet herleid worden tot het eerste. Dit alles betekent dat scheiding niet uitsluitend een privé-aangelegenheid is, die alleen de direct betrokkenen raakt (hoe ernstig op zichzelf ook), maar dat echtscheiding ook consequenties heeft voor de ongelijkheid in de samenleving en het functioneren van het onderwijs, één van de belangrijkste instituties van moderne samenlevingen. wat te doen? Hoge scheidingspercentages in een samenleving hebben dus negatieve langetermijngevolgen voor de betrokken kinderen (ook als die volwassen zijn geworden) en voor het functioneren van maatschappelijke instituties als scholen en mantelzorg. Scheiding is dus geen individuele kwestie die alleen de betrokkenen aangaat, en waar de samenleving zich niet mee zou mogen bemoeien. Want zelfs als men een relatie van twee volwassenen met kinderen als een pure private aangelegenheid zou willen beschouwen, dan is het nog merkwaardig dat twee van de partijen (ouders) de overeenkomst kunnen ontbinden, zonder dat de derde partij (kinderen) die ontbinding kan verhinderen, terwijl kinderen daarvan de meest benadeelde partij zijn. Nog merkwaardiger is het dat die volwassenen ook nog eens geacht worden bij die scheiding de belangen van hun kinderen te behartigen, terwijl die belangen van ouders en kinderen niet parallel lopen. Vanuit civielrechtelijke perspectief op de relatie tussen ouders en kinderen, zouden de kinderen een zware stem behoren te hebben in het al dan niet ontbinden van de relatie van hun ouders, die verder zou moeten reiken dan de bezoek- en woonregeling. Uiteraard is de realisatie van het principe van een dergelijke zware stem van kinderen erg moeilijk, juist door het gevaar van juridisering en bureaucratisering, maar dat betekent niet dat die zware stem een onjuist uitgangspunt van het beleid en wetgeving zou zijn. 129

128 van waarde binding Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn Het betekent alvast dat als er kinderen bij betrokken zijn, flitsscheidingen niet mogelijk behoren te zijn. Hetzelfde behoort te gelden voor het ontbinden van samenlevingscontracten; ook die zouden niet zomaar ontbonden mogen worden als er kinderen bij betrokken zijn. Een wettelijke afkoelingsperiode van een jaar bij dergelijke scheidingen met kinderen, waardoor partners de tijd en de mogelijkheid voor bezinning en verzoening krijgen, zou verplicht moeten zijn. Dit betekent niet dat men de mogelijkheid tot scheiding zou moeten afschaffen. De factoren die hebben geleid tot de huidige hoge scheidingspercentages (de secularisering van het alledaagse leven; de veranderende rollen van mannen en vrouwen; een toename van buitenshuis werken door vrouwen met kinderen) 23 zijn niet om te buigen zonder zeer drastische maatregelen met allerlei grote ongewenste gevolgen. Ook behoren volwassenen en kinderen uiteraard de mogelijkheid te hebben een gewelddadige relatie te beëindigen, omdat dat minder ernstige gevolgen heeft dan noodgedwongen bij elkaar blijven. 24 Maar dat betekent niet dat alle scheidingen bij de huidige hoge scheidingspercentages het gevolg zijn van ernstige conflicten en geweld binnen relaties. Daarom zou versterking van huwelijks- en samenlevingscontracten door betere wetgeving (aanscherping van de gronden voor het verbreken van de relatie, een afkoelingsperiode; het versterken van de verzoeningsmogelijkheden, een zwaardere stem van kinderen) de kans op het in stand houden van relaties kunnen vergroten, in het belang van de volgende generatie. Ook zou het beter geweest zijn als sire haar campagne rond scheiding niet gericht had op het voorkomen van schade aan kinderen door het haat zaaien tijdens en na een scheiding. sire had allereerst moeten bijdragen aan het versterken van stabiele relaties tussen volwassenen en hun kinderen. sire had tegen de vaders kunnen zeggen dat zij het meest profiteren van stabiele relaties met de moeder van hun kinderen, vooral op de lange termijn. 25 sire had tegen de moeders kunnen zeggen dat tweede relaties, na de mislukking van de eerste, meestal nog slechter aflopen en dus dat het verwachte leereffect van de eerste scheiding gering is. 26 sire had tegen de ouders kunnen zeggen dat een scheiding uitsluitend met het oog op mogelijk toekomstig geluk of ontplooiing, zelfs zonder haat zaaien, langdurige negatieve gevolgen heeft voor hun kinderen. Er zou dus bij scheiding niet meer mogen gelden: Baas in eigen huis, en het huis ten laste van de gemeenschap en de volgende generatie. 130 Noten 1 Homepage: nl/cv/dronkers/nw_dronkers. htm. Bij het schrijven van dit artikel heb ik veel gebruikt van het artikel van M. de Lange, J. Dronkers & M. Wolbers (2011). Eenoudergezinnen en onderwijsprestaties vanuit een vergelijkend perspectief: de invloed van het percentage eenoudergezinnen per school. in: Dronkers, J. (red.) Goede bedoelingen in het onderwijs. Kansen en missers. Amsterdam University Press, Amsterdam, pp In pisa 2006 en pisa 2009 ontbreken die uitgebreide metingen van de gezinssituatie van de onderzochte leerlingen, ondanks dat het belang van de gezinssituatie voor onderwijsprestaties niet minder geworden is. 3 Een zeer klein deel van de vaders of moeders van vijftienjarige leerlingen zal overleden zijn, maar helaas verschaft pisa niet de oorzaken van het gezinstype. Het zeer kleine aandeel van overleden ouders kan echter de verschillen tussen landen niet verklaren. 4 Goode, William J. (1962) Marital Satisfaction and Instability. A Cross-Cultural Class Analysis of Divorce Rates. In Bendix, Reinhard and Lipset, Seymour Martin (red.), Class, Status, and Power. Social Stratification in Comparative Perspective. The Free Press, New York, pp ; Goode, William J. (1993) World Changes in Divorce Patterns. Yale University Press, New Haven. Goode, William J. (1970) World Revolution and Family Patterns. Free Press, New York. 5 Dronkers, J. (2002) Bestaat er een samenhang tussen echtscheiding en intelligentie? Mens en Maatschappij 77: pp Dronkers, J. & J. H rkµnen

129 Jaap Dronkers Scheiden zou niet zo normaal moeten zijn (2008) The intergenerational transmission of divorce in crossnational perspective: Results from the Fertility and Family Survey. Populations Studies 62: pp Relatiecohort zijn personen die in dezelfde periode met een relatie beginnen. 8 H rkµnen, J. & J. Dronkers (2006) Stability and Change in the Educational Gradient of Divorce. A Comparison of Seventeen Countries. European Sociological Review 22: pp Fischer, T.F.C. (2007). Parental divorce and children s socioeconomic success: conditional effects of parental resources prior to divorce and gender of the child. Sociology, 41, pp Ongeveer de helft van alle adolescente leerlingen met gescheiden ouders zegt dat hun ouders nog geregeld veel ruzie maken (Dronkers, J. (1996). Het effect van ouderlijke ruzie en echtscheiding op het welzijn van middelbare scholieren. Comenius 16: pp Dronkers, J. (1996). Voetnoot Daarom is het European Network for the sociological and demographic Study of Divorce 10 jaar geleden opgericht (www. eui.eu/personal/dronkers/networkdivorce.htm). 13 McLanahan, S. & G. Sandefur (1994). Growing up with a single parent: what hurts, what helps? Cambridge, ma: Harvard University Press. 14 Amato, P.R. (2000). The consequences of divorce for adults and children. Journal of Marriage and the Family, 62(4), pp Pong, S-L., J. Dronkers & G. Hampden-Thomson (2003). Family policies and children s school achievement in singleversus two-parent families. Journal of Marriage and Family, 65(3), pp ; Lange, M. de, J. Dronkers & M. Wolbers (2011). Eenoudergezinnen en onderwijsprestaties vanuit een vergelijkend perspectief: de invloed van het percentage eenoudergezinnen per school. in: Dronkers, J. (red.) Goede bedoelingen in het onderwijs. Kansen en missers. Amsterdam University Press, Amsterdam, pp Dronkers, J. & J. H rkµnen (2008) The intergenerational transmission of divorce in crossnational perspective: Results from the Fertility and Family Survey. Populations Studies 62: pp Erola, J., J. H rkµnen & J. Dronkers (2012) More careful or less marriageable? Parental divorce, spouse selection, and entry into marriage. Social Forces (2012, in press). 18 Slechtere contacten tussen grootouders, gescheiden kinderen en kleinkinderen heeft gevolgen voor de kwaliteit van mantelzorg en de omvang van wederzijdse hulpverlening. Zie: Bucx, F. (2009). Linked lives: Young adults life course and relations with parents. Proefschrift Universiteit Utrecht. De Graaf, P. M., & Fokkema, T. (2007). Contacts between divorced and non-divorced parents and their adult children in the Netherlands: An investment perspective. European Sociological Review, 23, pp Lange, M. de, J. Dronkers & M. Wolbers (2011). Voetnoot Pong, S-L. (1998). The school compositional effect of single parenthood on 10th-grade achievement. Sociology of Education, 71(1), pp Dronkers, J. (2007). Ruggengraat van ongelijkheid. Beperkingen en mogelijkheden om ongelijke onderwijskansen te veranderen. Amsterdam: Mets & Schilt / Wiardi Beckman Stichting. 22 Lange, M. de, J. Dronkers & M. Wolbers (2011). Eenoudergezinnen en onderwijsprestaties vanuit een vergelijkend perspectief: de invloed van het percentage eenoudergezinnen per school. in: Dronkers, J. (red.) Goede bedoelingen in het onderwijs. Kansen en missers. Amsterdam University Press, Amsterdam, pp Kalmijn, M. (2007). Gender differences in the effects of divorce, widowhood and remarriage on intergenerational support: Does marriage protect fathers? Social Forces, 85, pp ; Poortman, A.G. & M. Kalmijn (2002). Women s Labour Market Position and Divorce in the Netherlands: Evaluating Economic Interpretations of the Work Effect. European Journal of Population 18: pp Dronkers (2006) voetnoot Dykstra, P. A., & Jong Gierveld, J. de (1998). Huwelijksgeschiedenis en informele en formele hulp aan ouderen. In A. De Boer, W. Faessen & L. Heering (Eds.), Pakhuizen of paleizen? Wonen, zorg en welzijn van ouderen nu en in de toekomst (pp ); Kalmijn, M. (2007). Explaining crossnational differences in marriage, cohabitation, and divorce in Europe, Population Studies 61 (3): pp Teachman, J. (2008). Complex Life Course Patterns and the Risk of Divorce in Second Marriages. Journal of Marriage and Family 70: pp

130 van waarde binding Onderwijs: vrije keus klinkt goed maar werkt slecht Nederland kan veel leren van Amerika bij het tegengaan van segregatie in het onderwijs. Bowen Paulle: In Nederland klinken eigen verantwoordelijkheid, de kracht van het individu en ruimte voor vrije keuzes misschien flink, maar het is in het belang van kansarmen noch van kansrijken om het pad op te gaan dat Amerika in de jaren tachtig nam. bowen paulle 132 Onderwijssegregatie verdient een centrale plek in elke serieuze discussie over linkse kernwaarden als binding, billijkheid en sociale cohesie. Overigens verdient het onderwerp ook een centrale plek in discussies over rechtse kernwaarden zoals efficiëntie, ontwikkelingskansen voor het individu en het concurreren als kennisland in een gemondialiseerde markt. De Verenigde Staten kennen een lange traditie in het tegengaan van onderwijssegregatie. Soms ging het daarbij hopeloos mis. Maar vooral in het afgelopen decennium pakten nieuwe pogingen om de sociaaleconomische en raciale segregatie in het onderwijs tegen te gaan, opvallend goed uit. In dit artikel wil ik laten zien wat Nederland kan leren van de Amerikaanse ervaringen met een desastreus verhaal over de praktijk van vrije keuzes enerzijds en met succesvolle pogingen om via gereguleerde keuzes evenwicht te brengen in het onderwijs anderzijds. Over de auteur Bowen Paulle is universitair docent sociologie aan de Universiteit van Amsterdam Noten zie pagina 137 Om te beginnen eerst iets over de dominante manier van denken en praten over dit onderwerp in Nederland. Discussies over segregatie in het onderwijs gaan hier bijna automatisch over witte en zwarte scholen. Daarmee zegt men dan niet kleuren in de zin van rassen te bedoelen, maar kleuren in de zin van helder afgebakende culturen, die samenvallen met (niet-westerse) landen van herkomst. Geheel in deze lijn van denken stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek dat steeds meer leerlingen in de eerste instantie als derde generatie niet-westers aangeduid kunnen worden. 1 In een hoofdstuk met de titel De niet-westerse derde generatie in Allochtonen in Nederland en blijkbaar niet gehinderd door enige kennis van overduidelijke parallellen met de Rassenwetten van Neurenberg uit 1935 stelt men: Volgens de standaarddefinitie van het cbs worden tot de allochtone bevolking alle personen gerekend van wie ten minste een [sic] van beide ouders in het buitenland is geboren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste generatie in het buitenland geboren en de tweede

131 Bowen Paulle Onderwijs: vrije keus klinkt goed maar werkt slecht in Nederland geboren. Steeds meer is er ook behoefte aan informatie over de niet-westerse derde generatie, zoals over de mate waarin allochtonen en hun kinderen integreren en over de effectiviteit van het (integratie)beleid. Bij de niet-westerse derde generatie gaat het om personen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren en van wie ten minste één grootouder in een niet-westers land geboren is. 2 Volgens de definitie van het cbs zijn de kleinkinderen van allochtonen weliswaar formeel autochtonen (hun beide ouders zijn in Nederland geboren), maar zullen zij nooit echte, pure autochtonen zijn. En kennelijk kan ook deze derde generatie een school zwart maken. Zou het cbs deze classificatie ook maken bij de vierde generatie? En bij de negende? niet etniciteit maar klasse geeft de doorslag Op scholen kunnen met recht zorgen bestaan over etnisch culturele verschillen. Maar in de dominante discussie over onderwijssegregatie wordt etniciteit onhelder in kaart gebracht en enorm overbelicht. Wel helder, en ten onrechte onderbelicht, is het volgende: keer op keer al langer dan een halve eeuw laten onderzoekers aan de hand van statistische gegevens zien dat niet kleur maar sociale klasse de beste voorspeller is voor (1) individuele schoolprestaties van kinderen en (2) segregatie-effecten (dat wil zeggen: de impact van de sociale samenstelling van een school op de prestaties van leerlingen). 3 Als het onderwijsniveau en het inkomen van ouders constant gehouden worden, doen etnische minderheden het helemaal niet significant slechter dan autochtonen 4. Integendeel! Als onderzoekers de prestaties van zowel (nietwesterse) allochtonen als van autochtonen met laagopgeleide ouders vergelijken, blijkt dat de allochtonen het vaak significant beter doen. 5 Als we het zo nodig over culturen in het onderwijs moeten hebben, dan leveren de bevindingen van (internationale) onderzoekers maar één beeld op: we moeten het niet over een multicultureel drama hebben, maar over de culturele verschillen tussen mensen uit verschillende klassen. En dat is natuurlijk not done. Ondertussen zetten hoogopgeleide (allochtone en autochtone) ouders hun aanzienlijke culturele kapitaal en hun financiële en sociale kapitaal in voor de strijd om het beste onderwijs voor hun kroost. Meer in het algemeen zorgt de manier waarop deze kapitaalsoorten verdeeld zijn voor de belangrijkste scheidslijnen in onze samenleving niet kleur. Dit is misschien Volgens de definitie van het cbs zullen ook de kleinkinderen van allochtonen nooit echte, pure autochtonen worden moeilijk te accepteren voor sommige kansarmen. En schaamtegevoelens bij de elite die hen willen vertegenwoordigen maken het ook niet makkelijk om hierover te praten. Maar zeker gezien de diverse indicaties die erop wijzen dat de scheidslijnen tussen hoger en lager opgeleiden niet afnemen en gezien het gevaar van het neoliberalisme, gemengd met exploderende rancune gevoed door nationalistische volksmenners is een nieuw verhaal urgent. Niet alleen een nieuw verhaal over onderwijssegregatie, maar ook over klassenverschillen en de zin en onzin van vrije keuzes meer in het algemeen. Het zou onverstandig zijn om de lessen uit de Verenigde Staten op dit vlak te negeren. de casus van de verenigde staten Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog hebben leiders en burgers in de vs de visie, moed en daadkracht getoond om de dubbele segregatie sociaaleconomisch en raciaal te lijf te gaan. Zeker in de zuidelijke staten ging dat een generatie lang over het algemeen heel goed. Een nieuw verhaal over gelijke kansen werd gecombineerd met een nieuw beleid vooral in het 133

132 van waarde binding Bowen Paulle Onderwijs: vrije keus klinkt goed maar werkt slecht 134 onderwijs na de rechtszaak Brown vs. Board of Education en dit zorgde ongeveer veertig jaar lang voor desegregatie op een ongekende schaal. Uiteraard waren er mislukkingen, zoals het bekende fiasco in Boston. 6 Maar er waren ook heel veel succesvolle projecten (waar onderwijsexperts in Nederland opmerkelijk weinig over schrijven). Soms werden er bussen ingezet om leerlingen te vervoeren van arme (en grotendeels zwarte) buurten naar scholen in (witte) middenklasse-buurten. Soms waren de projecten voor desegregatie verplicht, soms niet. 7 Feit is dat mede door deze interventies scholen in de Verenigde Staten in termen van etniciteit/ras nu minder gesegregeerd zijn dan scholen in steden in Nederland. 8 Maar rond 1980 ging het mis. Het was het begin van een periode waarin individuele verantwoordelijkheid vooropstond greed (hebzucht) is goed, regulatie is slecht, werd het adagium. Niet de structurele hindernissen werden aangewezen als oorzaak van wat er misging bij grote groepen mensen, maar de cultuur van lazy, Cadillac driving welfare queens. Zij van de midnight basketball leagues hadden de verkeerde normen en waarden, dus waarom zouden wij, hard werkende (en vooral blanke) burgers zoveel belasting moeten betalen voor overheidsinstanties die toch inefficiënt en zelfs averechts werken? It s morning in America, verkondigde een oud-acteur en oud-vakbondsman. There is no such thing as society, en There is no alternative (voor toenemende neoliberale marktwerking), voegde zijn collega in Engeland eraan toe. Laat de onzichtbare hand zijn werking doen: hoe minder overheid hoe beter. De kracht van dit verhaal heeft te maken met de toegankelijkheid ervan: het levert aansprekende soundbites. En hoe slechter de openbare instanties werkten, hoe meer bewijs er geleverd leek te worden voor de noodzaak tot verdere privatisering, hoe meer het bewijs van inferioriteit van hun cultuur geleverd werd, en hoe urgenter de noodzaak tot verdere tax revolts (waarbij mensen uit de middenklasse weigerden belastingen te betalen). En de resultaten? Het desegregatiebeleid in het onderwijs werd in rap tempo ontmanteld. 9 De volle omvang van de effecten hiervan laten zich moeilijk in kaart brengen. Twee dingen zijn zeker: (1) de gevolgen reiken veel verder dan alleen het onderwijs en (2) burgers uit de middenklasse werden uiteindelijk de dupe van hun eigen egocentrische strategieën. 10 Door een gebrek aan wat ze in de Verenigde Staten al snel socialisme noemen, is Amerika niet langer overwegend een middenklasse-land meer, en misschien ook niet langer een echte democratie. Wat betreft etniciteit en ras zijn scholen in de vs minder gesegregeerd dan scholen in Nederland Cruciaal daarbij is dat niet alleen de kansarmen de dupe hiervan werden. De stijgende segregatie in het onderwijs vanaf de jaren tachtig droeg flink bij aan de toenemende sociaaleconomische ongelijkheid onder de bevolking en had daardoor waarschijnlijk ook een negatieve impact op de gezondheid van de meeste Amerikanen, ongeacht hun sociaal-economische positie. 11 De toenemende (onderwijs) segregatie bleek ook een van de achterliggende factoren voor de zeepbel op de huizenmarkt. 12 Teneinde toegang tot een goede school voor hun kinderen te regelen, werden talloze ouders min of meer gedwongen om te veel te betalen voor een huis in een buurt ( district ) met goede scholen. 13 In Nederland klinken eigen verantwoordelijkheid, de kracht van het individu en ruimte voor vrije keuzes misschien flink, maar het is in het belang van kansarmen noch van kansrijken om het pad op te gaan dat Amerika in de jaren tachtig nam. Een aangepaste versie van het Amerikaanse discours uit de jaren tachtig zou in Nederland bijzonder negatief uit kunnen pakken

133 Bowen Paulle Onderwijs: vrije keus klinkt goed maar werkt slecht nu er hier zo veel ruimte is voor fantasieën over de zuiver afgebakende etnische (of culturele of misschien wel derde generatie maar nog steeds niet-westerse en vooral niet puur Hollandse) ander. Mede hierdoor is het zaak om een andere weg te zoeken en met een goed desegregatiebeleid in het onderwijs te beginnen. nieuwe methoden voor desegregatie: niet kleur maar klasse Ongeveer vijftien jaar geleden startten in Amerika enkele desegregatieprojecten die niet waren gebaseerd op de etniciteit van leerlingen maar op de sociaaleconomische achtergrond van ouders. 14 Deze projecten waren zo succesvol dat ze navolging kregen in het hele land. In 1999 vielen in Amerika ongeveer leerlingen onder dit soort projecten. En in 2007 waren er meer dan 2,5 miljoen leerlingen in meer dan 45 schooldistricten bij betrokken. 15 Juist omdat de nood op dit vlak vanaf de jaren tachtig in de Verenigde Staten zo groot was, maar ook omdat er van eerdere interventies en van steeds meer onderzoek geleerd werd, kwamen er dus langzaam maar zeker belangrijke innovaties op het gebied van onderwijsdesegregatie. Deze innovaties zijn niet direct over te nemen omdat de Amerikaanse en Nederlandse onderwijssystemen zo anders zijn. Dat Amerika een districtensysteem heeft en in het algemeen geen vrijheid van schoolkeuze kent, is vanuit de Nederlandse situatie heel vreemd. Schoolbesturen bestaan in Amerika niet en het idee dat confessionele scholen in Nederland met publiek geld gefinancierd worden, is daar heel exotisch. Maar cruciale aspecten van de successen in de vs kunnen ons toch wel helpen om scholen hier evenwichtiger te maken. In plaats van juridisch onhaalbare vormen van desegregatie gebaseerd op etniciteit, en in plaats van ouderinitiatieven die nooit het tij kunnen keren, is een nieuwe soort benadering van desegregatie nodig, waar ook verantwoordelijke schoolbestuurders en kapitaalkrachtige, goed geïnformeerde ouders oprecht achter kunnen staan. 16 De nieuwe desegregatiemethode waarop allerlei variaties bestaan komt er in het kort op neer dat allereerst onderscheid wordt gemaakt tussen kansarme en kansrijke leerlingen. Kansarm zijn kinderen die in aanmerking komen voor een free or reduced price lunch (gesubsidieerde middagmaaltijden) op school omdat het jaarinkomen van hun ouder(s) of verzorger(s) onder 120% van de officiële armoedegrens ligt. Kansarme kinderen heten daarom ook wel frp-leerlingen. Kansrijk zijn alle leerlingen die niet in aanmerking komen voor een gratis of gesubsidieerde schoollunch. Vervolgens worden de kinderen op zo n manier over de scholen verdeeld dat het percentage kansrijke kinderen minimaal tussen de 60 en 70 is. Het is namelijk gebleken dat op scholen die bestaan uit minimaal 60% tot 70% kansrijke kinderen er 30% tot 40% kansarme kinderen succesvol geïntegreerd kunnen worden. In termen van meetbare prestaties betekent succesvol hier: de prestaties van de kansarme kinderen verbeteren zonder dat de uitkomsten van de kansrijke leerlingen negatief beïnvloed worden. Ik wil nog een concreet voorbeeld geven ook nu weer zonder de indruk te willen wekken dat beleid in de vs zomaar naar Nederland geïmporteerd kan worden namelijk van het gereguleerde keuzesysteem op scholen in Cambridge, de gemeente in de staat Massachusetts waar Harvard University en het Massachusetts Institute of Technology (mit) zich bevinden. Cambridge telt veel hoogopgeleide minderheden bijvoorbeeld kinderen van docenten en professoren. Ook hier hebben beleidsmakers en ambtenaren er vanaf het schooljaar Schoolbesturen bestaan niet in de Verenigde Staten voor gekozen segregatie tegen te gaan op basis van de sociaaleconomische achtergrond, en niet langer op basis van raciale kenmerken. De interventie heeft alleen betrekking op het basis- 135

134 van waarde binding Bowen Paulle Onderwijs: vrije keus klinkt goed maar werkt slecht 136 onderwijs, aangezien er in Cambridge maar één public high school is. Er zijn twaalf basisscholen die alle een eigen uitgesproken thema of pedagogische aanpak hebben. Ouders moeten hun kinderen inschrijven bij een centraal inschrijfpunt, en moeten hierbij een eerste, tweede en derde keuze opgeven voor hun school van voorkeur. Bij de toewijzing van de kinderen aan de scholen wordt rekening gehouden met de afstand van het huis tot de school, met oudere broers en zussen die al op school zitten, en met de sociaaleconomische positie van de ouders (wel of niet een gesubsidieerde lunch). Ouders worden uitgebreid begeleid in dit hele proces. Zij krijgen niet alleen voorlichting over de thematische en pedagogische verschillen tussen de scholen, maar hun wordt ook uitgebreid verteld waarom Cambridge geen concentratiescholen wil hebben en waarom dat ook niet nodig is als iedereen meewerkt. Elke school heeft een Family Liaison (iemand die ouders moet helpen om het systeem te begrijpen) en ouders worden gestimuleerd om ook de scholen buiten hun wijk te bezoeken voordat ze hun keuze maken. Bij het honoreren van een keuze en/of het toewijzen van de kinderen aan een school wordt wel rekening gehouden met de ratio kansarme en kansrijke kinderen. Het streven is dat alle scholen binnen tien procentpunten zitten van het gemiddelde aantal kansarme kinderen in het district. Het resultaat: ouders in arme buurten hebben de mogelijkheid te kiezen voor scholen buiten hun buurt, en ouders in rijke buurten kiezen regelmatig vanwege specifieke magneetprofielen (bijvoorbeeld tweetalig onderwijs) voor een school in een arme buurt. Ze kunnen dit met een goed gevoel doen omdat ze weten dat de sociale samenstelling van de scholen overal ongeveer gelijk is. Meer dan 80% van de ouders in Cambridge krijgt hun eerste keuze voor een school gehonoreerd, en in meer dan 90% van de gevallen krijgen ouders hun eerste, tweede of derde keuze gehonoreerd. Vooral omdat er geen concentratiescholen in het gebied zijn, probeert minder dan 10% van de ouders hun kind te verplaatsen nadat geen van de drie keuzes gehonoreerd is. Het project begon in 2002 met een gemiddelde van 45% kansarme kinderen in het district. Maar de afgelopen tien jaar is er in Cambridge duidelijk sprake van een proces van gentrification (er komen meer kansrijken in het district wonen), mede omdat het netwerk van openbare scholen een goede naam heeft. Sinds enige jaren behoort 65 tot 70% van de kinderen die worden Het gereguleerde schoolkeuzesysteem blijkt heel goed te werken aangemeld voor de kleuterschool tot de kansrijke leerlingen. De vlucht van de middenklasse, die in Cambridge in de jaren vijftig begon, is nu dus gekeerd. Er heeft zelfs een terugkeer van de middenklasse in het openbare schoolsysteem plaatsgevonden. De steun voor de interventie is groot ook bij een steeds groter percentage ouders dat kapitaalkrachtig genoeg is om te vluchten naar privéscholen of naar de voorsteden. Dit heeft deels te maken met het feit dat er elders in de vs nauwelijks ruimte is om een school te kiezen. Maar deels komt dit ook doordat het gereguleerde keuzesysteem gewoon goed blijkt te werken. De groei van dit soort sociaaleconomische desegregatieprojecten in de vs is mede gebaseerd op de constatering van een win-no lose-situatie. Er is winst voor de kansarmen en voor het systeem als geheel. Bovendien gaat niemand er (noemenswaardig) op achteruit. Steeds meer bestuurders, schooldirecteuren en politici kunnen dus voor de sociaaleconomische desegregatiebenadering kiezen. Maar dit gaat niet ver genoeg. Door de schoolkeuze van ouders te reguleren, kunnen zo toont de casus van Cambridge aan meer middenklasse-scholen gecreëerd worden, waardoor ouders

135 Bowen Paulle Onderwijs: vrije keus klinkt goed maar werkt slecht meer keuze en minder stress hebben. Hier begint de win-winsituatie in zicht te komen: binnen de juiste samenwerkingsverbanden en demografische context kunnen kansrijke ouders kiezen voor de garantie dat hun eigen kinder toegang krijgt tot een gunstig gemengde school. Dat verlicht de druk om te verhuizen naar het juiste postcodegebied of een kansrijkere omgeving (buiten de stad). een verhaal gebaseerd op moed en visie In Nederland zijn ouders volledig vrij in de keuze van de school voor hun kinderen. Dat is althans zo volgens de misleidende maar toch wel gangbare interpretatie van artikel 23 van de Grondwet. De praktijk, zeker in de grote steden, is dat die keuzevrijheid informeel enorm beperkt wordt door segregatie (en ook soms formeel door maatregelen als het postcodebeleid). 17 Een voorbeeld: ouders horen regelmatig over andere ouders die na veel lobbywerk hun kind toch op de door hen gewenste school (in een duur postcodegebied) geplaatst kregen. Ze weten ook van ouders die daar niet in slaagden. Al of niet terecht wordt hier soms gesproken van etnische discriminatie. Niet iedereen begrijpt de regels van het spel, of is in staat het spel goed te spelen. Wel hebben veel ouders die op zich wel voor een gemengde school zouden willen kiezen, het gevoel dat ze min of meer gedwongen worden mee doen aan de vlucht naar andere stadsdelen, of om zelfs helemaal de stad uit te gaan ook al dragen ze daarmee bij aan een systeem dat zij als stressvol en oneerlijk voor kansarme kinderen ervaren. 18 Laats bedacht ik tijdens een wandeling in Culemborg, terwijl ik de oude gebouwen bewonderde aan een nieuwe manier om segregatie in het Nederlandse onderwijs tegen te gaan. Dat kwam omdat ik moest denken aan het boek Waterwolven van Cordula Rooijendijk. 19 Dat boek gaat over de noodzaak tot samenwerken om de eeuwenoude bedreiging van stormvloeden te kunnen weerstaan. Rijk of arm, als het water kwam had iedereen een probleem. Sociaaleconomische desegregatie in het onderwijs is het nieuwe droogmaken, bedacht ik. Politici, bestuurders, directies, leraren en ouders die werken aan evenwicht in het onderwijs zijn de nieuwe dijkenbouwers. Toenemende segregatie, groeiende ongelijkheid en culturalistische verhalen over persoonlijke verantwoordelijkheid, ongebreidelde markwerking, en ongereguleerde keuzevrijheid zijn de waterwolven van nu. Als we te lang wachten, als de negatieve spiraal van segregatie en ongelijkheid in Nederland echt op gang komt, zal het buitengewoon moeilijk zijn om later het tij weer te keren. Intellectuele kritieken op de utopistische (Achterhuis) en wrede aard van het marktisme (De Swaan) zijn daarom zeker nuttig. Maar wat we vooral nodig hebben is een helder, moedig, en eerlijk verhaal over klassenverschillen en over het vrijemarktfundamentalisme dat Henk en Ingrid, Achmed en Fatima, Ricardo en Chantal, maar ook Gijs- Jan en Willemijn met de dubbele achternaam allemaal op hun klompen kunnen aanvoelen omdat het verankerd is in betekenisvolle en positieve beleidsveranderingen. Het is daarom hoog tijd voor een nieuw verhaal in Nederland, over onderwijsdesegregatie in het bijzonder en over sociale bindingen in het algemeen. 137 Noten 1 Voor de duidelijkheid: de Nederlandse Antillen (ten westen van Nederland op veel kaarten tegenwoordig) zijn nietwesters en Indonesië, arm en islamitisch, is westers volgens de cbs-definitie. 2 cbs (2003): p. 31. Allochtonen in Nederland, Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek. 3 Vgl. pisa (2004:189): Learning for Tomorrow s World First Results from Pisa 2003, Parijs: oecd. 4 Ondanks het feit dat dit soort termen zeer problematisch is, zal ik vanwege stilistische redenen niet de hele tijd aanhalingstekens gebruiken (vgl. Marleen van der Haar en Dvora Yanow, Allochtoon als metafoor en categorie: Over de handelingsimplicaties van beleidstaal in

136 van waarde binding Bowen Paulle Onderwijs: vrije keus klinkt goed maar werkt slecht 138 Beleid en Maatschappij 2011, 38, 2: pp ). 5 Hustinx en Meijnen (2001), Allochtone leerlingen in het voorgezet onderwijs: De rol van enkele gezinsfactoren nader geanalyseerd, in: W. Meijnen, J. C. C. Rupp & T. Veld (Reds.), Succesvolle allochtone leerlingen. Leuven, Apeldoorn: Garant; Van de Werfhorst and Van Tubergen (2007) Ethnicity, Merit and Schooling in the Netherlands. Ethnicities, 7(3), pp ; Conley (1999) Being Black, Living in the Red: Race, wealth, and social policy in America. Berkeley, CA.: University of California Press. 6 De basisaannamen van deze desegregatiepoging in Boston in de jaren zeventig waren a) dat kansarme zwarte kinderen het beter zouden doen op scholen met heel veel kansarme blanke kinderen, en b) dat kansrijke kinderen in de voorsteden niet gedwongen hoefden te worden om mee te doen. Dit was, begrijpen ze ook nu in Amerika, een recipe for disaster dat niets met de relevante sociologische bevindingen te maken had. In de blanke arbeiderswijken werden schoolbussen in brand gestoken. Blank of zwart, veel ouders met genoeg geld concludeerden dat ook zij naar de buitenwijken moesten vluchten. 7 Susan Eaton (2001), The Other Boston Busing Story: What s won and lost across the boundary line. New Haven: Yale University Press. 8 Ladd et al. (2009), Parental Choice in the Netherlands: Growing Concerns about Segregation, Helen F. Ladd, Edward B. Fiske en Nienke Ruijs, paper for the National Conference on School Choice, Vanderbilt University. 9 Gary Orfield en Susan Eaton (1996), Dismantling Desegregation. New York: The New Press; Gary Orfield en Chungmei Lee (2005: 5) Why Segregation Matters: Poverty and Educational Inequality. Civil Right Project van Harvard University. 10 Zoals Reardon en Bischoff (2011) illustreren: the share of the population in large and moderatesized metropolitan areas who live in the poorest and most affluent neighborhoods has more than doubled since 1970, while the share of families living in middle-income neighborhoods dropped from 65 percent to 44 percent. 11 Over ongelijkheid en de waaschijnlijkheid van negatieve effecten op de gezondheid ook van kansrijken, zie Richard Wilkenson en Kate Pickett, The Spirit Level. Why More Equal Societies almost always do Better. Allen Lane, Zie ook Why School Choice Fails door Hopkinson, New York Times, Zie ook School choice fuels segregation, bbc news, [S]egregation was an important contributing cause of the foreclosure crisis (Jacob Rugh en Doug Massey 2010: 629); Racial Segregation and the American Foreclosure Crisis in: American Sociological Review, vol. 75 no Volgens Tyagi (Mother Jones, The Two Income Trap, Bradford Plumer. gelezen op ) had dit veel te maken met public schools. As confidence in the public schools dwindled, people [started] bidding up the prices on homes in those school districts with good reputations. Vgl. Warren and Tyagi (2003: pp ). 14 Zie Alan Finder, As Test Scores Jump, Raleigh Credits Integration by Income, New York Times ; Josh Hillman (2006. School Admissions in the United States: Policy, Research and Practice. Londen: Institute For Public Policy Research; Susan Leigh Flinspach en Karen Banks, Moving beyond Race: Socioeconomic Diversity as a Race-Neurtral Approach to Desegregation in Wake County Schools, in: John Charles Boger en Gary Orfield, eds., School Resegregation: Must the South Turn Back?, Chapel Hill: University of North Carolina Press, Richard Kahlenberg, (2008) Can Separate Be Equal? The Overlooked Flaw at the Center of No Child Left Behind. The Century Foundation. 16 Zie The Next Kind of Integration (New York Times, , geschreven door Emily Brazelon). 17 In de gemeente Amsterdam heeft de uitstroom van basisschoolleerlingen uit enkele stadsdelen naar basisscholen (met kansrijke populaties) in andere stadsdelen al geleid tot een aantal beperkende maatregelen. In 1998 ging in het stadsdeel Centrum het zogenaamde postcodebeleid van start. Kinderen die woonachtig zijn binnen een vastgesteld postcodegebied krijgen toegang tot een openbare school in de binnenstad die in het betreffende postcodegebied staat. Kort daarop volgden andere stadsdelen zoals de Watergraafsmeer en Oud-Zuid, die ook worstelden met een grote instroom van kinderen uit andere stadsdelen. Zoals onderzoek laat zien (Paulle Eindrapport Pilot: Evenwicht in West. Amsterdam: Gemeente Amsterdam), is het de vraag tot op welke hoogte deze beper-

137 Bowen Paulle Onderwijs: vrije keus klinkt goed maar werkt slecht kende maatregelen de leerlingenstromen tegenhouden. 18 Daar kan aan worden toegevoegd dat in Amsterdam de keuze nog beperkter wordt bij de overstap naar het voortgezet onderwijs. Leerlingen kunnen zich dan nog slechts op één school inschrijven. Bij uitloting blijven de minst populaire scholen over. Ieder jaar levert dit weer de nodige discussie op. Soms wordt dit afgedaan als ontevredenheid van elitaire ouders maar daarmee wordt voorbijgegaan aan het feit dat de keuzevrijheid van ouders in Amsterdam dus ook hier wordt beperkt. 19 Cordula Rooijendijk, (2009) Waterwolven: een geschiedenis van stormvloeden, dijkenbouwers en droogmakers. Uitgeverij Atlas. 139

138 van waarde binding Klushuizen zijn goed voor de hele buurt Rotterdam vond een doeltreffende manier om oude panden in buurten waar niemand wilde wonen, te veranderen in gewilde objecten. Niet alleen de huizen zelf, ook de buurt werd er beter van. Het project is beloond met de Eurocities Innovation Award an huitzing 140 Over de auteur An Huitzing is projectleider klushuizen bij de gemeente Rotterdam Sinds de jaren negentig hebben Nederlandse gemeenten hun woningbedrijven verzelfstandigd tot woningcorporaties. Gemeenten bezitten geen reguliere huurhuizen meer. Wel worden panden aangekocht voor sloop en nieuwbouw, opdat de gemeente de ontwikkelaar bouwrijp terrein kan leveren. Sloop gaat echter nog wel eens niet door omdat het niet lukt alles aan te kopen of omdat in de lange aankoopperiode plannen veranderen. De gemeente Rotterdam heeft bovendien in de periode met rijksbijdragen een actief beleid tegen verloedering gevoerd, waarbij nog veel meer huizen in haar bezit kwamen. Deze waren veelal afkomstig van enkele grote huisjesmelkers, maar ook huizen waar wietplantages in waren aangetroffen werden opgekocht. Daarnaast werd in deze periode een grote aanschrijvingsactie gehouden in de slechtste en onveiligste wijken, waarbij panden zijn gekocht van eigenaren die het achterstallig onderhoud niet konden wegwerken. Zo werd de gemeente eigenaar van honderden verwaarloosde, soms bewoonde kleine huurappartementen uit de jaren twintig en dertig in (voormalig) verloederde wijken in Rotterdam Zuid en West. Dankzij het actieve aanschrijvingsbeleid zijn de slechtste wijken opgeknapt, dankzij een actief veiligheidsbeleid is de leefbaarheid flink verbeterd. Maar de gemeente zit nog wel met al die panden, met het gevaar om in de rol van huisjesmelker gedrukt te worden. Geprobeerd is appartementen samen te voegen, te renoveren en te verkopen. Echter in wijken met een slecht imago kocht niemand ze, zelfs niet toen de woningmarkt op zijn hoogtepunt was. Mensen uit de wijk zelf hadden er niet genoeg geld voor en mensen van buiten wilden er niet wonen. Geprobeerd is de panden aan corporaties te verkopen. Die willen ze vanwege de hoge renovatiekosten slechts ver onder de aankoopprijs overnemen, ook omdat ze zelf al veel oud bezit hebben. Verkoop aan beleggers zou betekenen dat er niets verandert in de wijk en dat alle aankopen voor niets zijn geweest. Verkoop aan beleggers met een opknapverplichting zou betekenen dat grote verliezen moesten worden genomen. Min of meer uit nood geboren kwam Rotterdam in 2005 met het project klushuizen. Het idee van de klushuizen komt oorspronkelijk

139 An Huitzing Klushuizen zijn goed voor de hele buurt van een architect en een adviseur die samen een nieuwbouwproject in particulier opdrachtgeverschap hadden begeleid en bedachten dat die manier van werken ook met renovatie mogelijk zou moeten zijn. Na een eerste succesvol project in Spangen, is het idee door de gemeente omgezet in een algemenere methode om de oude panden die ze in bezit had te verkopen aan klussers. De gemeente verkocht de oude panden aan mensen die deze zelf moesten opknappen. Voor de kopers zijn klushuizen aantrekkelijk omdat ze veel ruimte krijgen voor weinig geld en omdat ze zelf kunnen bedenken wat ze ermee doen binnen de gestelde regels van bouwvergunningen en welstand natuurlijk. De kopers zijn verplicht de huizen tot bijna-nieuwbouwniveau op te knappen en er drie jaar zelf te gaan wonen. Eventuele huurders zijn dan al door de gemeente uitgeplaatst, asbest is verwijderd en de fundering en de bodem zijn gecontroleerd en in orde gemaakt. Om zeker te zijn dat de klusser de zaken goed aanpakt, moet hij van tevoren een plan van aanpak indienen. De gemeente verstrekt begeleiding bij het aankoopproces, hulp van een architect en van een vergunningencoach. De vergunningencoach is bedacht om kopers niet het gevoel te geven dat zij eerst alle vrijheid van de gemeente krijgen om vervolgens vermalen te worden door hoge vergunningseisen en lastige procedures. Veel klussers maken van de gelegenheid gebruik om meerdere appartementen samen te voegen waardoor zij met lastige brandveiligheidseisen te maken krijgen. De vergunningencoach is een gemeentelijke vergunningeninspecteur die door interne coµrdinatie zorgt dat dit proces soepel verloopt. Extern houdt hij een oogje in het zeil bij de renovatiewerkzaamheden van de kopers en hij controleert de woning als de klusser klaar is. Ongeveer de helft van de ruim vierhonderd appartementen die Rotterdam al verkocht, maken deel uit van collectieve klushuisprojecten waarbij tien of meer panden naast elkaar worden verkocht aan een groep kopers. Zij laten daken en gevels gemeenschappelijk door een aannemer opknappen en renoveren hun eigen woning en de gemeenschappelijke tuin zelf. De andere helft van de appartementen is verkocht aan individuele klussers die zelf aan de slag zijn gegaan, al dan niet met behulp van professionals. Die zelfwerkzaamheid maakt klushuizen financieel haalbaar en aantrekkelijk voor de kopers. Een aantal van hen toont zich ongelofelijk slimme inkopers die via internet overal koopjes vandaan halen. Dergelijke ondernemende mensen blijken actieve buurtbewoners die zich na een tijdje gaan bemoeien met de buitenruimte, binnenterreinen, leegstaande panden en overlastgevende bedrijven in de buurt. Opeens zijn er actieve bewoners in wijken waar jarenlang bijna niemand aanspreekbaar was. Terwijl verkoop van gerenoveerde panden in wijken met een slecht imago bijna niet lukt en nieuwbouw er ook niet zo makkelijk verkoopt, trekken de Rotterdamse klushuizen zelfs bij de crisis op de woningmarkt nog altijd kopers aan. Een derde van hen komt van buiten de Rotterdamse regio, een klein deel van de kopers komt uit de buurt, de rest uit stad en regio. Zij worden aangetrokken door het aanbod veel ruimte voor weinig geld en je mag zelf weten hoe je dat verbouwt en nemen de buurt op de koop toe. Zij trotseren de negatieve adviezen van familie en vrienden en gaan aan de slag. Al klussend maken zij kennis met de buren die een kijkje nemen en eten komen brengen voor de harde werkers. Eigenlijk is de buurt zo erg nog niet, concluderen de klussers na een tijdje. Familie en vrienden raken overtuigd bij het zien van het prachtige huis. Veel klussers maken schitterende woningen van de samengevoegde appartementen, met vides, dakterrassen, comfortabele keukens en luxe badkamers. Woningen die een projectontwikkelaar nooit had durven bedenken op zo n locatie. En zo blijkt het concept van klushuizen een gewilde leefomgeving te maken van een buurt waar voorheen niemand wilde wonen, eigenlijk vooral door de individuele burger de vrije hand te geven. 141

140 van waarde binding Bewaar de openbare bibliotheek De bibliotheek was ooit een verbindende schakel van de lokale gemeenschap. Hoe lang nog? Zware bezuinigingen en internet zetten de openbare bibliotheken onder grote druk. Maar democratie kan niet zonder forum van publieke gedachtewisseling. De bibliotheek is vaak de enige echt publieke ruimte die er nog is. bert ummelen 142 Sociaal-democraten hebben zich altijd nauw betrokken gevoeld bij de openbare bibliotheek. Vanzelfsprekend. Emancipatie, cultuurspreiding en maatschappelijke participatie en cohesie klassieke doelstellingen van het bibliotheekwerk staan voor kernwaarden van onze beweging. Openbare leeszaal en bibliotheek zijn als venster op de wereld voor de arbeidersklasse van eind negentiende en begin twintigste eeuw ook niet weg te denken uit de geschiedenis van de sociaal-democratie. Bibliotheken zijn zo oud als de beschaving. Maar de openbare bibliotheek zoals die nu onderdeel is van onze culturele infrastructuur, is van Angelsaksische origine. Midden negentiende eeuw ontstonden in Engeland, even later ook in de Verenigde Staten, de eerste free libraries of public libraries. Het was het robuuste vooruitgangsgeloof van de Belle Epoque of in dit geval beter: de edwardiaanse tijd dat juist in Over de auteur Bert Ummelen is PvdA-afdelingsvoorzitter en heeft een communicatiebureau dat onder andere actief is voor het Gelderse bibliotheeknetwerk Noten zie pagina 148 de Britse standenmaatschappij met haar schrille tegenstellingen het bibliotheekwerk vleugels gaf. Vooral ook in de Scandinavische landen heeft het bibliotheekwezen zich sterk ontwikkeld. Wetgeving die de overheid verplichtte tot het oprichten en onderhouden van bibliotheken, vormde steeds een krachtige stimulans. Bij ons begon het allemaal chaotisch. Zo tegen de vorige eeuwwisseling konden honderden bibliotheekjes worden geteld; een lappendeken van leeskabinetten, leesgezelschappen, commerciële uitleenbibliotheken, volksbibliotheken, fabrieksbibliotheken en collecties van kerken en verenigingen. Wel met een strak patroon van sociale en religieuze scheidslijnen. Grote voortrekker van de leeszaalbeweging is Henri Ekhard Greve ( ) geweest. Als zoon van een knil-officier was hij gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Hij haakte aan bij een kring studenten met een levendige belangstelling voor maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder met name het opkomende socialisme. Het studentenblad Propria Cures fungeerde als magneet. Greve was er nog een tijdje redacteur van. Zijn proefschrift

141 Bert Ummelen Bewaar de openbare bibliotheek Openbare leesmusea en volksbibliotheken (1906) geldt als het ideologische fundament van het openbaar bibliotheekwerk in ons land. Greve had niet veel op met de volksbibliotheken, in feite liefdadigheidsinstellingen die vooral verstrooiingslectuur boden. De wetenschappelijke bibliotheken met hun selecte publiek waren evenmin geschikt om de nieuwe instelling te worden waar in zijn ogen de nieuwe tijd om vroeg. Hij was zeer onder de indruk van de public library. Zo n vehikel van volksontwikkeling moesten wij ook hebben, een aanvulling op het onderwijs, niet zozeer gericht op vergroting van vakkennis voor de beroepsuitoefening als wel op algemene ontwikkeling. Op nog een andere manier heeft Greve bibliotheekgeschiedenis geschreven. Namelijk met zijn salomonsoordeel in een kwestie die zo brisant was dat ze in de jaren na de Tweede Wereldoorlog nog opdook: welke stad had de eerste moderne openbare bibliotheek, Dordrecht of Utrecht? De twist is interessant omdat het draait om de tweeslachtigheid van het Nederlandse bibliotheekwerk in zijn beginjaren. De leeszaal in Utrecht, begonnen in 1892, was weliswaar opgezet naar het voorbeeld van de public library, maar diende de eerste jaren vooral als schaftlokaal voor werklui. Er werd koffie en chocolademelk geschonken, je kon een krant lezen maar ook een potje dammen. Pas rond 1908 werd de Utrechtse leeszaal een echte openbare bibliotheek die ook boeken uitleende. De Dordtse leeszaal, zeven jaar later gestart, was dat van meet af aan. Utrecht was de eerste qua woord en gedachte, aldus Greve, Dordrecht qua kracht en daad. 1 de opmars van de bibliotheek De Dordtse moederleeszaal maakte school. Maar van een leien dakje is het niet gegaan, schrijft Paul Schneiders, die je de geschiedschrijver van de openbare bibliotheek in Nederland kunt noemen: (..) hoe bescheiden is de start geweest, hoe bescheiden en primitief moest er gewerkt worden. Menigmaal de eerste tijd zonder uitleenmogelijkheid, dikwijls zonder betaald personeel. De leeszaalbeweging was het resultaat van het enthousiasme en de energie van vrijwilligers-bestuursleden die als bibliothecaris of zaalwachter optraden. Welke tegenstand moesten de eerste leeszalen overwinnen om erkenning en subsidie te krijgen. 2 Volgens Schneiders vormden vijf elkaar snel opvolgende gebeurtenissen de grondslag voor organisatie, aard en ontwikkeling van het Nederlandse openbare bibliotheekwezen: de dissertatie van Greve natuurlijk, de eerste (eenmalige) rijkssubsidie in 1907, een jaar later de oprichting van een branchevereniging (de latere Centrale Vereeniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken, de cv), de tweede subsidieverlening van 1910, waarmee de openbare bibliotheek definitief voorwerp van overheidszorg werd, en de eerste subsidie voor een confessionele bibliotheek (r.-k., in Amersfoort) in Openbare bibliotheken waren lange tijd een typisch stedelijke aangelegenheid Het bibliotheekwerk droeg hier, hoe kan het ook anders, lang het stempel van de verzuiling. De rooms-katholieke kerk evenals groepen protestanten verzetten zich tegen het idee van een instelling voor iedereen en gingen zelf aan de slag. Pas in 1972 verenigden zich de openbare, katholieke en protestantse koepels in het Nederlands Bibliotheek- en Lectuurcentrum, opvolger van de cv en weer voorganger van de huidige Vereniging van Openbare Bibliotheken (vob). Een tweede kenmerk van de openbare bibliotheek in die eerste jaren heeft minder aandacht getrokken: het was een typisch stedelijke aangelegenheid. Het platteland heeft lang op zijn voorziening moeten wachten. In 1921 werd ten slotte een rijkssubsidieregeling van kracht. Afhankelijk van het inwonertal in het werkgebied kregen bibliotheken geld van het Rijk, mits ook de gemeentelijke of provincia- 143

142 van waarde binding 144 Bert Ummelen Bewaar de openbare bibliotheek le overheid bijdroeg en er contributie werd geheven. Echt free is de vaderlandse versie van de free library dus nooit geweest. Drie jaar later stelde de Wet op het openbare bibliotheekwerk een deugdelijke bibliotheekbegroting als voorwaarde voor subsidie. Een en ander heeft goed uitgepakt. Het aantal vestigingen groeide en dat deden ook collecties, ledental en aantal uitleningen. Met de Welzijnswet van 1987 is na jaren van toenemende Haagse bemoeienis een tegengestelde koers ingezet. De bibliotheekbranche werd gedecentraliseerd: gemeenten zijn voortaan de belangrijkste opdracht- en subsidiegever. Uit het gemeentefonds ontvangen ze een bedrag voor sociaal-cultureel werk, waartoe het bibliotheekwerk wordt gerekend. Bibliotheken moesten dus gaan concurreren met andere sociaal-culturele instellingen. Het verklaart meer dan wat ook de diversificatie van het openbaar bibliotheekwerk in Nederland. Het zogeheten Koepelconvenant uit 2001, gericht op schaalvergroting, is in feite het laatste voorbeeld van effectieve centrale sturing. Er ontstaan basisbibliotheken met een uitgebreid verzorgingsgebied. De Wet op het specifiek cultuurbeleid die sinds 1993 het bibliotheekwerk regelt, heeft zoals het heet een bevorderingskarakter. Het onder Plasterk tot stand gekomen Bibliotheekcharter een reeks afspraken tussen de drie bestuurslagen over innovatie heeft de status van een inspanningsverplichting. Met die vrijblijvendheid viel voor de bibliotheken tot dusver overigens goed te leven. De som van gemeentelijke subsidies is tot vorig jaar gegroeid. Incidenteel botsen vrome letter en praktijk, bijvoorbeeld als het gaat om de overeengekomen contributievrijdom van jongeren. Gemeenten die jongeren toch willen laten betalen voor hun bibliotheeklidmaatschap doen dat gewoon. Tenslotte: wie betaalt bepaalt. Ook sturing binnen de sector zelf is geen kwestie van een straffe hand. Zo is het na vele jaren nog altijd niet gelukt over de hele linie een gemeenschappelijk logo in te voeren. Cruciaal voor de toekomst van de openbare bibliotheek is volgens zo n beetje iedereen het opzetten van een goede en aantrekkelijke digitale voorziening. Het Rijk neemt de lasten goeddeels voor zijn rekening. Op zijn best kun je zeggen dat het werk (om te beginnen zou dat het snoeien van de wildgroei op ict-gebied moeten zijn) vordert en dat in een veld met oppermachtige spelers als Google en Amazon.com. Positief is zonder meer de in 2006 ingevoerde certificering. De vob stelt kwaliteitsnormen op waaraan bibliotheken, willen ze deel van het netwerk zijn, moeten voldoen. Via periodieke audits wordt nagegaan of dat het geval is. Draaide het aanvankelijk vooral om de kwaliteit van de bedrijfsvoering, de laatste tijd ligt het accent op dienstverlening en innovatie. Al met al is de bibliotheekorganisatie bij uitstek plat. De instellingen hechten aan hun betrekkelijke autonomie ten opzichte van elkaar Cruciaal voor de toekomst van de openbare bibliotheek is een goede digitale voorziening en koesteren daarbij een democratische reincultuur met langdurige processen van overleg en consensusvorming. Het schept ruimte voor onderscheidingsdrang, voor het inspelen op lokale omstandigheden en experimenten, maar een keerzijde is er ook. Het praktisch ontbreken van sturing in combinatie met de grote interdependentie binnen het stelsel (wat een lokale bibliotheek raakt, raakt meteen het hele netwerk) maakt de openbare bibliotheek weinig slagvaardig en kwetsbaar nu er een antwoord moet komen op ingrijpende technologische en sociaal-culturele veranderingen. ontlezing en digitalisering Met 4 miljoen leden en zo n 74 miljoen bezoeken per jaar is de openbare bibliotheek nog altijd een van onze drukst beklante culturele instel-

143 Bert Ummelen Bewaar de openbare bibliotheek lingen. 3 Bij het kap- en snoeiwerk in de culturele sector zou ze dan ook worden ontzien, beloofde het kabinet-rutte. Een gratuite verklaring, want niet Den Haag bepaalt het lot van bibliotheken. Dat doen sinds 1987 dus de gemeenten. En die tonen zich in hun armoede niet erg onder de indruk van het bibliotheekwerk, laat staan van het nut ervan in de digitale toekomst. Vorige maand verloor de vob een proefproces tegen de Gelderse gemeente Buren, die haar subsidie aan de regionale bibliotheek wil afbouwen tot nul. De Arnhemse rechter oordeelde dat Buren daar het recht toe heeft. Het Bibliotheekcharter, waar de vob zich op beriep, is geen bindende overeenkomst. Geld dat het Rijk in het gemeentefonds stopt is niet geoormerkt voor bibliotheekwerk; de keuze om bibliotheken al dan niet te subsidiëren is er bij gevolg een van lokaal politiek bestuur. Gemiddeld wordt de komende jaren 19% op de openbare bibliotheek bezuinigd. 4 In een brief aan het kabinet van afgelopen voorjaar noemt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) dat niet onevenredig. Ze ziet er een blijk van betrokkenheid in. Dwingende wetgeving zou dan ook onnodig zijn. Vergeleken met het lot dat in t bijzonder de podiumkunsten treft, komt de openbare bibliotheek er inderdaad genadig van af ook al gaan er achter zo n bezuinigingsgemiddelde forse ingrepen schuil. Zo sluiten in een stad als Nijmegen zeven van de twaalf vestigingen. Dubieuzer is het door de vng geconstateerde commitment. De bezuinigingen op het bibliotheekwerk mogen door de bank genomen meevallen, de motiveringen die her en der in gemeentehuizen worden genoteerd doen dat niet. Het draagvlak voor verdere financiering erodeert aan die conclusie is moeilijk te ontkomen. Vage noties over de digitale revolutie geven een schijn van rechtvaardiging aan het tanende enthousiasme voor de openbare bibliotheek. Hoezo informatiefunctie? Alles is tegenwoordig toch op internet te vinden. Boeken uitlenen is met de komst van e-books toch iets van gisteren? Nieuwe doelen en activiteiten (van leesbevorderings- en mediawijsheidprogramma s tot wmo-loket en bibliotherapie ) kunnen in zo n klimaat niet meteen op bijval rekenen. Wie aan het eind van zijn Latijn is, probeert het in een moderne taal. Feitelijke ontwikkelingen onderstrepen de zaak van de sceptici. Over de periode daalde het aantal volwassen bibliotheekleden (als je de bevolkingsgroei in aanmerking neemt) met 18,4%. Ook het aantal uitleningen daalde Gemiddeld wordt de komende jaren 19% op de openbare bibliotheken bezuinigd fors. Kwam dat in 1997 nog boven de 180 miljoen per jaar uit, nu wordt de 100 miljoen niet meer gehaald. 5 Opmerkelijk is dat het aantal uitleningen sneller daalt dan het aantal leden. Mensen besteden minder tijd aan het lezen van boeken. Dus lenen ze minder boeken. Ontlezing luidt de gangbare maar alles behalve heldere diagnose. Kranten zien hun oplages dalen, boekhandels hun omzet krimpen. Blijmoedige geesten hebben het over een wisseling van informatiedrager. We verlaten de wereld van de inkt en betreden die van de bytes so what? Uit Amerika kwam een aantal jaren geleden een veel somberder geluid. Hoogleraar journalistiek David Mindich ontdekte een generatie die zich heeft afgewend van journalistieke informatie. 6 Een vergelijkbaar onderzoek onder Nederlandse jongeren onder leiding van Mindichs Amsterdamse collega Irene Costera Meijer levert nauwelijks bemoedigender resultaten op. Costera Meijer viel nog iets anders op. Steeds minder jongeren, schrijft ze, voelen zich ongemakkelijk of beschaamd als ze aangeven dat ze liever naar soaps kijken dan naar het nieuws. 7 In het Gelderse bibliotheekblad ProVisie vertelt de Nijmeegse classicus Anton van Hooff dat hij als docent altijd graag parallellen trok tussen verschijnselen in de oudheid en die in onze tijd, 145

144 van waarde binding 146 Bert Ummelen Bewaar de openbare bibliotheek maar dat zijn studenten hem op een gegeven moment niet meer konden volgen. Niet omdat ze hun lessen niet leerden, maar omdat ze de actualiteit niet bijhielden. 8 doelstellingen en prestatieindicatoren Het is een ontwikkeling die de openbare bibliotheek hard raakt. Wat zou je venster op de wereld zijn als er geen belangstelling is voor het uitzicht? Anticiperend op de afnemende rol van makelaar en distributeur van informatie en cultuur is het werkterrein van bibliotheken aanzienlijk verbreed. In deze publicatie leggen we uit waarom bibliotheken hun geld nog altijd dubbel en dwars waard zijn. Meer dan ooit misschien wel, zo begint een brochure die de Samenwerkende Gelderse Bibliotheken (sgb) naar de gemeenten in de provincie willen sturen. 9 Volgt een exposé over wat de openbare bibliotheek tegenwoordig allemaal doet: Dat is veel meer dan boeken uitlenen. Veel meer is het. Vijf kernfuncties zijn door de vob onderscheiden: kennis & informatie, ontwikkeling & educatie, kunst & cultuur, leesbevordering, ontmoeting & debat. Het is een lijstje dat al bij eerste aanblik een vraag oproept. Waarom zou de openbare bibliotheek aangewezen zijn om op al die gebieden een (hoofd) rol te spelen? Scherper geformuleerd: Als een geloofwaardig en onderbouwd verhaal over de publieke functie en het maatschappelijk rendement van bibliotheekactiviteiten uitblijft, is de professionele openbare bibliotheek in Nederland definitief op zijn retour, aldus Hans Veen van acta, adviesbureau voor de publieke sector, in Bibliotheekblad van augustus jl. Mooie woorden zijn niet meer genoeg. Als eerste gemeente vroeg onlangs Haarlemmermeer zijn openbare bibliotheek om operationele doelstellingen en prestatie-indicatoren. De verantwoordelijke wethouder roffelde er vervaarlijk bij: De bibliotheek is te lang verwend geweest. De tijd dat de gemeente een bak met geld doorschuift, is voorbij. Het wordt nog een hele dobber, want liefde voor harde cijfers is de zachte sector niet aangeboren. Aan statistieken over aanbod en gebruik van de dienstverlening geen gebrek. Het is de gemakkelijk meetbare output van het bibliotheekwerk. Maar hoe zit het met de outcome? Wat betekent het allemaal? In zijn oratie De betere bibliotheek signaleerde Frank Huysmans, bijzonder hoogleraar Bibliotheekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, een kloof tussen de gepresenteerde cijfers en de normen die de bibliotheken zichzelf stellen. Aan de ene kant zijn er registraties van collecties, uitleningen, bezoeken en dergelijke. Aan de andere kant zijn er standaarden waaraan de bibliotheken moeten of willen voldoen. Het verband tussen die twee is op z n best niet geëxpliciteerd en in het ongunstigste geval afwezig. 10 Mensen besteden minder tijd aan het lezen van boeken, en lenen dus minder boeken Volgens Huysmans kan de branche die kloof dichten. Hij heeft een model ontwikkeld waarin vanuit basiswaarden en principes criteria worden gesteld met bijhorende prestatie-indicatoren. Tegelijk waarschuwt hij voor de grenzen van de meetbaarheid van het openbaar bibliotheekwerk: het gaat om per definitie onvolledige indicatoren, en perverse effecten liggen op de loer. Bob Usherwood, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Sheffield, heeft ook zo zijn twijfels: Hoe meet je de glimlach op het gezicht van een kind dat in de bibliotheek wordt voorgelezen en hoe meet je de sociale inclusie waar openbare bibliotheken voor zorgen? 11 De invulling van het begrip waarde is subjectief, constant aan verandering onderhevig en afhankelijk van persoonlijke, economische en sociale factoren, concludeert de Schotse Christine Rooney-Browne, die onderzoek doet naar

145 Bert Ummelen Bewaar de openbare bibliotheek methoden om de maatschappelijke waarde van openbare bibliotheken te meten. 12 De openbare bibliotheek, daar komt het op neer, is en blijft in the eye of the beholder. Dankzij onderzoekers als Gerard Marlet weten we dat de maatschappelijke waarde van de culturele sector groter is dan de maatschappelijke kosten. 13 Marlet heeft het culturele aanbod hoog op de agenda van city-marketeers gezet, maar de openbare bibliotheek valt als basisvoorziening waarop steden zich nauwelijks (kunnen) onderscheiden buiten zijn vizier. Zijn focus op hoogopgeleiden en de creatieve klasse als dragers bij uitstek van stedelijke vitaliteit leidt natuurlijk ook niet tot grote belangstelling voor het doen en laten van bibliotheken. Dat zijn nu eenmaal niet de gemiddelde klanten. bindmiddel in de samenleving Per se verkeerd is het niet dat het bibliotheekwerk wordt gedwongen explicieter te zijn over zijn doelstellingen en meer gespitst op de vraag in hoeverre die worden gehaald. Het kan er zijn voordeel mee doen. Het definiëren van je maatschappelijke functie en het onderzoeken van je succes daarin: het zou van de openbare bibliotheek weer de waardegedreven organisatie kunnen maken die ze van oorsprong is. Maar dat kan alleen als ze in betrekkelijke vrijheid haar missie kan bepalen en actualiseren. En daar wringt de schoen. Wat in Haarlemmermeer gebeurt, heeft veel weg van een rolwisseling: van controleur wordt de gemeente tweede stuurman op het schip. Of eerste? Wie maakt uit wat maatschappelijk rendement is? De openbare bibliotheek of haar belangrijkste broodheer? De vraag wint alleen maar aan betekenis als je bedenkt hoe weinig grip het gangbare meetwerk biedt als het gaat om kwalitatieve aspecten en normatieve doelen van de openbare bibliotheek. Veelzeggend is de voorspelling van Hans Veen dat kernfuncties als ontmoeting en debat snel het loodje zullen leggen. Immers: hoe meet je de opbrengst daarvan? Het perverse van de meetcultuur zou er zo in kunnen bestaan dat wat gepropageerd wordt als legitimatie van de openbare bibliotheek uitpakt als legitimatie van haar vernieling. De kwestie raakt het project van vernieuwing (en zelfrechtvaardiging) van het openbaar bibliotheekwerk in het hart. Ontmoeting en debat zijn nu juist functies die misschien wel de historische bestaansgrond van de bibliotheek nieuwe relevantie kunnen geven, namelijk bindmiddel in de samenleving te zijn. In de woorden van de eerder aangehaalde sgbbrochure: De bibliotheek is vaak de enige echt publieke ruimte die er nog is. Democratie kan niet zonder forum van publieke gedachtewisseling. Steeds minder lokale/regionale kranten vervullen die rol, of door gebrek aan ambitie of door gebrek aan dekking in hun verspreidingsgebied. Daardoor ontbreekt het ook steeds Steeds minder lokale kranten vervullen de rol van forum voor publieke gedachtewisseling meer aan een gezamenlijk referentiekader voorwaarde voor publiek debat. Eens te meer ontmoet zo het bibliotheekwerk de sociaal-democratie. Destijds kwamen uit het Verenigd Koninkrijk de impulsen voor het bibliotheekwerk; nu lijkt het land het epicentrum van een herlevend communitarisme. Blue Labour vertegenwoordigt als reactie op het zakelijke New Labour van Tony Blair precies het verzet tegen atomisering en vermarkting van de samenleving dat de openbare bibliotheek tot haar identiteit en opgave heeft gemaakt. Nieuwe verbinding met de lokale gemeenschap en haar instellingen is voor allebei strategie en doel tegelijk. Mensen binden in een idee van verantwoordelijkheid voor elkaar en een gedeelde toekomst: waarom is dat eigenlijk zo n helse opgave geworden? In de woorden van Tony Judt: Waarom kost het ons zoveel moeite onszelf een 147

146 van waarde binding Bert Ummelen Bewaar de openbare bibliotheek ander soort maatschappij zelfs maar in te beelden? Waarom is het voor ons te hoog gegrepen een ander stelsel van afspraken samen te stellen waar iedereen baat bij heeft? 14 De opdracht die Judt impliciet stelt mag er wezen: bevrijding van het publieke discours uit het smalle economische denken, weg met de kosten-batenanalyse als maatschappelijk kompas. Zo n benadering, zegt hij, komt helemaal niet voort uit een menselijk instinct. Die hebben we onszelf de afgelopen dertig jaar aangeleerd. De enige echt publieke ruimte die er nog is : je kunt het ook hebben over een vrijplaats binnen de eendimensionale orde van produceren en consumeren tegen de klippen op, van efficiency, winst en groei. Het debunken van de cynische mythe van de jacht op materieel eigenbelang als de ware menselijke natuur, het weer tevoorschijn halen van de burger uit de schaduw van de consument, het verlossen van gemeenschapszin van de nare labels van controle en dwang die het neoliberalisme erop heeft geplakt daar heb je zo n vrijplaats voor nodig. Ontroerd kun je nog altijd raken als je leest over de ontdekking van de wereld van het woord door een eenvoudige jongen als Willem Hubert Vliegen, de latere sdap-leider. In zijn mooie biografie van Vliegen beschrijft Jos Perry hoe het vak van typograaf Vliegen tot lezen bracht, en hoe vervolgens leeshonger hem, opgegroeid in de schaduw van de pastorie van het Limburgse Gulpen, tot een kritisch, zelfbewust man en denker maakte. 15 Nu een soort omgekeerde beweging gaande is en serieuze informatie wordt verdrongen door gein en blaaskakerij moet de sociaal-democratie zulke herinneringen koesteren. Het lot van de openbare bibliotheek kan ons niet onverschillig zijn. 148 Noten 1 P. Schneiders, k Kan Dordt zomin zonder haar leeszaal denken; 100 jaar Openbare Bibliotheek Dordrecht, Stichting Verenigde Openbare Bibliotheken, Dordrecht P. Schneiders, Lezen voor iedereen. Geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland. Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum, Den Haag Bron: Vereniging van Openbare Bibliotheken. 4 Bron: ministerie van ocw. 5 Bron: vob. 6 D. Mindich, Tuned Out: Why Americans Under 40 Don t Follow the News, Oxford University Press, I. Costera Meijer, De toekomst van het nieuws, Otto Cramwinckel Uitgever, Amsterdam ProVisie 8, november Uw bibliotheek: Goed voor ieder van ons en voor ons allemaal. sgb, Arnhem, F. Huysmans, De betere bibliotheek. Over de normatieve grondslagen van het openbaar bibliotheekwerk in het internettijdperk, oratie UvA, juni Bibliotheekblad 10, Ibid. 13 G. Marlet, De aantrekkelijke stad, voc Uitgevers, Nijmegen Ook: G. Marlet en J. Poort, De waarde van cultuur in cijfers, Atlas voor gemeenten, Utrecht T. Judt, Het land is moe. Verhandeling over onze ontevredenheid. Contact, Amsterdam/Antwerpen J. Perry, De voorman. Een biografie van Willem Hubert Vliegen, Arbeiderspers, Amsterdam foto rob huibers hollandse hoogte

147 149

De bank moet de samenleving dienen

De bank moet de samenleving dienen De bank moet de samenleving dienen De veelgehoorde roep om de zakenbanken af te splitsen van de nutsbanken is logisch, maar niet zonder meer een werkbare en zeker geen eenvoudige optie, laat Wim Boonstra

Nadere informatie

De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie

De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie De eurocrisis toont de zwakte van de Europese sociaal-democratie Hoe wordt het debat over de eurocrisis door sociaal-democraten in Europa gevoerd? Die vraag proberen Annelies Pilon en Jan Marinus Wiersma

Nadere informatie

Europa in crisis. George Gelauff. Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering

Europa in crisis. George Gelauff. Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering Europa in crisis George Gelauff Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering Opzet Baten en kosten van Europa Banken en overheden Muntunie en schulden Conclusie 2 Europa in crisis Europa veruit

Nadere informatie

Michiel Verbeek, januari 2013

Michiel Verbeek, januari 2013 Michiel Verbeek, januari 2013 1 2 Eens of oneens? De bankiers zijn schuldig aan de kredietcrisis. De huidige economische crisis is het gevolg van de kredietcrisis van 2008. Als een beurshandelaar voor

Nadere informatie

Verkiezingen Tweede Kamer 2012

Verkiezingen Tweede Kamer 2012 Verkiezingen Tweede Kamer 2012 Nederlandse politieke partijen langs de Europese meetlat Financiën dr. Edwin van Rooyen Update: 6-9-2012 Tussen de politieke partijen in Nederland bestaat aanzienlijke verdeeldheid

Nadere informatie

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I Opgave De eurocrisis Bij deze opgave horen de teksten 9 en. Inleiding De situatie rond de gemeenschappelijke munt, de euro, is tien jaar na de introductie verre van stabiel (mei 2012). In tekst 9 beschrijft

Nadere informatie

Tien jaar na de kredietcrisis

Tien jaar na de kredietcrisis Tien jaar na de kredietcrisis met 10 okt 2018 Kees de Kort en Vital Jansen (Clavis) Essentie van een crisis Essentie van een crisis: Een crisis komt nooit uit de lucht vallen, maar heeft altijd een lange

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 DE Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 DE Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 DE Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Centraal Planbureau 1 Europa in crisis

Centraal Planbureau 1 Europa in crisis 1 Europa in crisis Waarom dit boek? Vergelijkbaar met De Grote Recessie van 2 jaar geleden qua vorm en stijl qua beoogde doelgroep Euro-crisis ingrijpend voor ons dagelijkse leven / welvaart oplossing

Nadere informatie

MACRO-ECONOMISCHE VOORWAARDEN IN HET COHESIEBELEID

MACRO-ECONOMISCHE VOORWAARDEN IN HET COHESIEBELEID DIRECTORAAT-GENERAAL INTERN BELEID BELEIDSONDERSTEUNENDE AFDELING B: STRUCTUURBELEID EN COHESIE REGIONALE ONTWIKKELING MACRO-ECONOMISCHE VOORWAARDEN IN HET COHESIEBELEID NOTA Korte samenvatting In deze

Nadere informatie

Triodos Bank Private Banking

Triodos Bank Private Banking Triodos Bank Private Banking Triodos Bank Private Banking biedt een breed pakket van financiële en niet-financiële diensten aan voor vermogende particulieren, stichtingen, verenigingen en religieuze instellingen.

Nadere informatie

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015 Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015 4 Onderwerpen: 1. De financiële crisis van 2008 2. Geldschepping 3. Hoe staan de landen er economisch voor? 4. De

Nadere informatie

Verdieping: Kan een land failliet gaan?

Verdieping: Kan een land failliet gaan? Verdieping: Kan een land failliet gaan? Korte omschrijving werkvorm De leerlingen lezen fragmenten uit artikelen over wat het betekent als Griekenland failliet gaat en maken daar verwerkingsvragen over.

Nadere informatie

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN 2018D19763 LIJST VAN VRAGEN De vaste commissie voor Financiën, heeft over de brief van de Minister van Financiën van 16 februari 2018 met zijn toelichting op de opbouw van het Nederlandse handelsoverschot

Nadere informatie

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 8: Financiële stelsel. 8.1 Overzicht

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 8: Financiële stelsel. 8.1 Overzicht Naslagwerk Economie van Duitsland 8.1 Overzicht Het Duitse bankenstelsel is anders georganiseerd dan in de meeste andere landen. Naast een centrale bank, de Bundesbank, de reguliere zaken en retailbanken

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

De financiële crisis en de reële economie. Het belang van instituties en waarden. Prof. Wim MOESEN Departement Economie Katholieke Universiteit Leuven

De financiële crisis en de reële economie. Het belang van instituties en waarden. Prof. Wim MOESEN Departement Economie Katholieke Universiteit Leuven De financiële crisis en de reële economie Het belang van instituties en waarden Prof. Wim MOESEN Departement Economie Katholieke Universiteit Leuven Studiedag voor leerkrachten Economie 22 april 2010 Twee

Nadere informatie

E F F E C T U E E L. augustus 2011-18. Slachtoffer van eigen succes? Hilaire van den Bergh

E F F E C T U E E L. augustus 2011-18. Slachtoffer van eigen succes? Hilaire van den Bergh E F F E C T U E E L augustus 2011-18 Slachtoffer van eigen succes? Hilaire van den Bergh Hilaire van den Bergh werkt bij BCS Vermogensbeheer B.V. te Rotterdam. De inhoud van deze publicatie schrijft hij

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de financiële sector in Nederland; gevolgen voor MKB en Kredietunies.

Ontwikkelingen in de financiële sector in Nederland; gevolgen voor MKB en Kredietunies. 1 Ontwikkelingen in de financiële sector in Nederland; gevolgen voor MKB en Kredietunies. Inleiding door dr. H.O.C.R. Ruding, oud-minister van Financiën Symposium Values in Banking door: Kredietunie Nederland

Nadere informatie

Mededeling van de Commissie. van 16.12.2014

Mededeling van de Commissie. van 16.12.2014 EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 16.12.2014 C(2014) 9950 final Mededeling van de Commissie van 16.12.2014 Richtsnoerennota van de Commissie over de tenuitvoerlegging van een aantal bepalingen van Verordening

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9 2016 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (20 punten)

Nadere informatie

CEP 2009 Oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis

CEP 2009 Oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis Persconferentie CEP CEP Oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis Coen Teulings Opzet Persconferentie CEP I II III Oorzaken en gevolgen kredietcrisis Gevolgen voor NL Wat betekent dit voor beleid? Persconferentie

Nadere informatie

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier Nederlandse beleggers hebben in 21 per saldo voor bijna EUR 12 miljard buitenlandse effecten verkocht. Voor EUR 1 miljard betrof dit buitenlands

Nadere informatie

Ivan Van de Cloot Chief economist Itinera Institute. Executive professor UAMS. Roekeloos

Ivan Van de Cloot Chief economist Itinera Institute. Executive professor UAMS. Roekeloos Ivan Van de Cloot Chief economist Itinera Institute Executive professor UAMS Roekeloos Roekeloosheid bij wie werkt met geld van iedereen Falende banken Gokkende politici De eurocrisis En de democratie?

Nadere informatie

Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af

Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af Inleiding Door de opkomst van moderne informatie- en communicatietechnologieën is het voor huishoudens eenvoudiger en goedkoper geworden om de vrije besparingen,

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Een wetenschappelijke poster verduidelijkt resultaat van een onderzoek. Het is een combinatie van schriftelijke en mondelinge presentatie.

Een wetenschappelijke poster verduidelijkt resultaat van een onderzoek. Het is een combinatie van schriftelijke en mondelinge presentatie. Een wetenschappelijke poster verduidelijkt resultaat van een onderzoek. Het is een combinatie van schriftelijke en mondelinge presentatie. Stap-voor-stap een poster maken voor een presentatie 1. Maak eerst

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

mputeer Griekenland om de eurozone te redden FTM

mputeer Griekenland om de eurozone te redden FTM mputeer Griekenland om de eurozone te redden FTM van 6 11-07-17 16:13 ftm.nl Amputeer Griekenland om de eurozone te redden FTM Edin Mujagic 7-9 minuten Vorige week schreef ik waarom het grotendeels kwijtschelden

Nadere informatie

Verkiezingen Tweede Kamer 2012

Verkiezingen Tweede Kamer 2012 Verkiezingen Tweede Kamer 2012 Nederlandse politieke partijen langs de Europese meetlat Europese Unie dr. Edwin van Rooyen 10-9-2012 PvdA, VVD en SP zijn voorstander van het vergroten van de controle op

Nadere informatie

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie 21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 776 Brief van de minister van Financiën Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Kijktip: NOS Persconferentie Rutte en Samsom over regeerakkoord

Kijktip: NOS Persconferentie Rutte en Samsom over regeerakkoord Kijktip: NOS Persconferentie Rutte en Samsom over regeerakkoord Korte omschrijving werkvorm: De leerlingen bekijken een filmpje van de NOS, van maandag 29 oktober. Daarna beantwoorden ze vragen over dit

Nadere informatie

De economische omgeving. Een cruciaal jaar voor Nederland en Europa

De economische omgeving. Een cruciaal jaar voor Nederland en Europa De economische omgeving Een cruciaal jaar voor Nederland en Europa Inhoud Wereldeconomie Traag herstel Verengde Staten Europa Nederland Ook 2017 een conjunctureel goed jaar Ons land staat er heel goed

Nadere informatie

14 ACTUALITEIT Het gebrek aan naleving van parlementaire regels ondergraaft kwaliteit politiek-staatkundig systeem door Rein Jan Hoekstra De auteur is oud-lid van de Raad van State. Het is verbazingwekkend

Nadere informatie

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Toelichting beleggingsbeleid Triodos Bank Private Banking

Toelichting beleggingsbeleid Triodos Bank Private Banking Toelichting beleggingsbeleid Triodos Bank Private Banking Heeft u vragen? Neemt u dan telefonisch contact op met Triodos Bank Private Banking via 030 693 65 05. Of stuur een e-mail naar private.banking@triodos.nl.

Nadere informatie

Financieren anno 2015 BDO M&A - Debt Advisory Strategisch financieringsadvies

Financieren anno 2015 BDO M&A - Debt Advisory Strategisch financieringsadvies Financieren anno 2015 BDO M&A - Debt Advisory Strategisch financieringsadvies drs. Roel van der Sar RC RV Manager Corporate Finance Debt Advisory Introductie drs. Roel van der Sar RC RV Senior Manager

Nadere informatie

Beleggingsthema s 2016. What a difference a day makes (1975), Dinah Washington

Beleggingsthema s 2016. What a difference a day makes (1975), Dinah Washington Beleggingsthema s 2016 What a difference a day makes (1975), Dinah Washington Inleiding De dagen die in 2015 het verschil maakten, zijn de dagen waarop centrale bankiers uitspraken deden, what a difference

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK EUROPESE COMMISSIE Brussel, 4.5.2017 COM(2017) 225 final MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK Een antwoord bieden op uitdagingen voor kritieke financiëlemarktinfrastructuren

Nadere informatie

Financiële repressie: twee sleutelwoorden voor elke financieel intermediair in dit decennium. FiDiB, Vught, 17 september 2012

Financiële repressie: twee sleutelwoorden voor elke financieel intermediair in dit decennium. FiDiB, Vught, 17 september 2012 Financiële repressie: twee sleutelwoorden voor elke financieel intermediair in dit decennium FiDiB, Vught, 17 september 2012 Agenda Waar hebben we mee te maken? Structurele gevolgen deze crisis Financiële

Nadere informatie

Visie Van Lanschot 2012. BeterBusiness. Haarlem, 19 april 2012

Visie Van Lanschot 2012. BeterBusiness. Haarlem, 19 april 2012 Visie Van Lanschot 2012 BeterBusiness Haarlem, 19 april 2012 Welkom Frank Olde Agterhuis Directeur Van Lanschot Bankiers Haarlem Programma 16.40 tot 17.30 uur Visie Van Lanschot 2012 Slechte economie,

Nadere informatie

Prinsjesdag 2014. Stand van zaken MKB. Rabobank Nederland, september 2014

Prinsjesdag 2014. Stand van zaken MKB. Rabobank Nederland, september 2014 Prinsjesdag 2014 Stand van zaken MKB Rabobank Nederland, september 2014 Internationale omgeving Basisscenario De wereldeconomie groeit ook in 2014, met name in de VS, maar spectaculair is het allemaal

Nadere informatie

GELD EN SCHULD DE PUBLIEKE ROL VAN BANKEN

GELD EN SCHULD DE PUBLIEKE ROL VAN BANKEN RAPPORT NR. 100 GELD EN SCHULD GELD EN SCHULD DE PUBLIEKE ROL VAN BANKEN Tweede Kamer Rondetafelgesprek Geld en Schuld 13 juni 2019 WRR Dit document bevat een korte weergave van het WRR-rapport Geld en

Nadere informatie

De conclusies van het IMF betreffende de betalingsbalans en het monetair beleid zijn onderverdeeld in drie aspecten:

De conclusies van het IMF betreffende de betalingsbalans en het monetair beleid zijn onderverdeeld in drie aspecten: SAMENVATTING BELANGRIJKSTE CONCLUSIES IN HET RAPPORT D.D. 19 SEPTEMBER 2011 NAAR AANLEIDING VAN DE BESPREKINGEN IN HET KADER VAN DE 2011 ARTIKEL IV CONSULTATIES VAN HET IMF 1. HOOFDTHEMA Het belangrijkste

Nadere informatie

Het nieuwe toezicht op de financiële sector. Brussel, 28 september 2011. Freddy Van den Spiegel Professor VUB Economisch Adviseur BNP Paribas Fortis

Het nieuwe toezicht op de financiële sector. Brussel, 28 september 2011. Freddy Van den Spiegel Professor VUB Economisch Adviseur BNP Paribas Fortis Het nieuwe toezicht op de financiële sector Brussel, 28 september 2011. Freddy Van den Spiegel Professor VUB Economisch Adviseur BNP Paribas Fortis 1 1 Het nieuwe toezicht op de financiële sector. Het

Nadere informatie

3 december 2012 Betreft Antwoorden op Kamervragen van de leden Rog en Omtzigt (beiden CDA) van 22 november over derivaten in het onderwijs

3 december 2012 Betreft Antwoorden op Kamervragen van de leden Rog en Omtzigt (beiden CDA) van 22 november over derivaten in het onderwijs a > Retouradres Postbus 6375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 2008 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 6375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Waarom Europa de brexitdreiging niet mag negeren

Waarom Europa de brexitdreiging niet mag negeren Waarom Europa de brexitdreiging niet mag negeren Date : maart 8, 2016 Terwijl de kranten in het Verenigd Koninkrijk momenteel druk speculeren over het referendum over het Britse lidmaatschap van de Europese

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord Samenvatting ESRB Jaarverslag 2013 Inhoud 3

Inhoud. Voorwoord Samenvatting ESRB Jaarverslag 2013 Inhoud 3 Jaarverslag 2013 Jaarverslag 2013 Inhoud Voorwoord... 4 Samenvatting... 5 ESRB Jaarverslag 2013 Inhoud 3 Voorwoord Mario Draghi Voorzitter van het Europees Comité voor Systeemrisico s Het doet mij veel

Nadere informatie

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

De rol van banken in de economie

De rol van banken in de economie De rol van banken in de economie Bijdrage in het kader van de lancering van het boek Bankgeheim van Peter Devlies op 12 oktober 2016 ( Jan Locus) Caroline Ven, econoom en bestuurder van vennootschappen

Nadere informatie

Wat doen centrale banken eigenlijk? Finale sessie: The big Picture. Brussel, 21 oktober 2015

Wat doen centrale banken eigenlijk? Finale sessie: The big Picture. Brussel, 21 oktober 2015 Wat doen centrale banken eigenlijk? Finale sessie: The big Picture Brussel, 21 oktober 2015 The big picture: het Eurosysteem, een ééngemaakt monetair beleid voor 19 lidstaten Overzicht Een globale crisis

Nadere informatie

Als de Centrale Banken het podium verlaten

Als de Centrale Banken het podium verlaten Als de Centrale Banken het podium verlaten Als de centrale banken het toneel verlaten 1. Zichtbaar economisch herstel 2. Het restprobleem 3. Onbekend terrein 4. Wat betekent dit voor asset allocatie? Zichtbaar

Nadere informatie

Datum 24 april 2017 Betreft Beantwoording Kamervragen Nijboer over de uitzending van Argos over flitskredieten

Datum 24 april 2017 Betreft Beantwoording Kamervragen Nijboer over de uitzending van Argos over flitskredieten > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

P O S I T I O N P A P E R

P O S I T I O N P A P E R Pensioenfederatie Prinses Margrietplantsoen 90 2595 BR Den Haag Postbus 93158 2509 AD Den Haag T +31 (0)70 76 20 220 info@pensioenfederatie.nl www.pensioenfederatie.nl P O S I T I O N P A P E R KvK Haaglanden

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst. Overwegingen. Herstructurering

Informatiebijeenkomst. Overwegingen. Herstructurering 19 januari 2016 Informatiebijeenkomst Overwegingen Herstructurering Opdelen van de onderneming in onderdelen is onvermijdelijk Centrales & Trade Levering Retail Multimedia Zelfstandig levensvatbaar Verlieslatend

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Renterisico bij banken: een commercieel of investering vraagstuk. VBA ALM conferentie November 2017

Renterisico bij banken: een commercieel of investering vraagstuk. VBA ALM conferentie November 2017 Renterisico bij banken: een commercieel of investering vraagstuk VBA ALM conferentie November 2017 Onderwerpen Waarom staat renterisico plots in de belangstelling Waarom lopen we nu renterisico Hoe stuurt

Nadere informatie

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010 Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010 Nederlandse financiële instellingen, bedrijven en de overheid gaven het afgelopen jaar voor EUR 66 miljard aan schuldpapier uit.

Nadere informatie

INFORMATIE BELEGGINGSFONDSEN (NETTO) WERKNEMERS PENSIOEN

INFORMATIE BELEGGINGSFONDSEN (NETTO) WERKNEMERS PENSIOEN INFORMATIE BELEGGINGSFONDSEN (NETTO) WERKNEMERS PENSIOEN Informatie voor werkgevers Ingangsdatum 1 januari 2016 Als uw werknemer niet kiest voor een gegarandeerde uitkering wordt zijn premie belegd. Dit

Nadere informatie

Perspectief Mid Year Update Economie & Beleggingsstrategie Ineke Valke

Perspectief Mid Year Update Economie & Beleggingsstrategie Ineke Valke Perspectief Mid Year Update Economie & Beleggingsstrategie Ineke Valke Serious Money. Taken Seriously. Actuele stand van zaken Repressie houdt aan Verbeteringen en verslechteringen in Zuid-Europa Regelingen

Nadere informatie

Reactie van de Nederlandse Monitoring Commissie Corporate Governance Code op:

Reactie van de Nederlandse Monitoring Commissie Corporate Governance Code op: Reactie van de Nederlandse Monitoring Commissie Corporate Governance Code op: 1. het voorstel van de Europese Commissie tot aanpassing van de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging

Nadere informatie

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2012-1 juli 2012 t/m 30 september 2012 Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad

Nadere informatie

Gemeenschappelijke voorschriften voor een belasting op financiële transacties - Veelgestelde vragen (zie ook IP/11/1085)

Gemeenschappelijke voorschriften voor een belasting op financiële transacties - Veelgestelde vragen (zie ook IP/11/1085) MEMO/11/640 Brussel, 28 september 2011 Gemeenschappelijke voorschriften voor een belasting op financiële transacties - Veelgestelde vragen (zie ook IP/11/1085) 1. Algemene achtergrondinformatie Waarom

Nadere informatie

Internationale vorderingen Nederlandse banken onder druk

Internationale vorderingen Nederlandse banken onder druk Internationale vorderingen Nederlandse banken onder druk De vorderingen van Nederlandse banken op het buitenland zijn onder invloed van de financiële crisis en de splitsing van ABN AMRO in 2007 en 2008

Nadere informatie

Belangrijke informatie voor beleggers

Belangrijke informatie voor beleggers 1 V 1.1 Belangrijke informatie voor beleggers Deze presentatie is om practische redenen beperkt gehouden en is daarom onvolledig Deze presentatie is louter ter informatie en niet bedoeld als beleggingsadvies

Nadere informatie

Inbreng CDA debat Sociaal Akkoord

Inbreng CDA debat Sociaal Akkoord Inbreng CDA debat Sociaal Akkoord Het is goed dat werkgevers en werknemers een sociaal akkoord hebben gesloten. In deze tijd van crisis is het belangrijk dat zij elkaar gevonden hebben. Nederland kenmerkt

Nadere informatie

Terugblik. Maandbericht mei 2018

Terugblik. Maandbericht mei 2018 Maandbericht mei 2018 Terugblik Crisis Italië had weinig vat op aandelen in mei, veilige havens floreren Ondanks de politieke onrust in Italië zijn alle modelportefeuilles met een positief rendement geëindigd

Nadere informatie

1. Wat is uw functie? 2 In welke branche opereert uw branche?

1. Wat is uw functie? 2 In welke branche opereert uw branche? Landbouw, bosbouw en visserij Industrie Energievoorziening Waterbedrijven en afvalbeheer Handel Vervoer & opslag Horeca Informatie en communicatie (ICT / media) Financiële dienstverlening Verhuur en handel

Nadere informatie

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0821),

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0821), P7_TA(2013)0070 Het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone ***I Wetgevingsresolutie van het

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Euro

Praktische opdracht Economie Euro Praktische opdracht Economie Euro Praktische-opdracht door een scholier 1619 woorden 17 februari 2003 6,7 12 keer beoordeeld Vak Economie 1 Onderzoeksvraag. Mijn onderzoeksvraag is: Wat zijn de voor- en

Nadere informatie

Het verhaal van de Griekse crisis, verteld door een rentegrafiek. Soms zegt een grafiek meer dan duizend woorden. Annerijn Vink laat dat hier zien.

Het verhaal van de Griekse crisis, verteld door een rentegrafiek. Soms zegt een grafiek meer dan duizend woorden. Annerijn Vink laat dat hier zien. Soms zegt een grafiek meer dan duizend woorden. Annerijn Vink laat dat hier zien. Jesse Frederik Correspondent Economie Update 17.12.2014 Leestijd 2 minuten Griekenland maakte dit najaar voor het eerst

Nadere informatie

Wie bestuurt de Europese Unie?

Wie bestuurt de Europese Unie? Wie bestuurt de Europese Unie? 2 De Europese Unie (EU) is een organisatie waarin 28 landen in Europa samenwerken. Eén ervan is Nederland. Een aantal landen werkt al meer dan vijftig jaar samen. Andere

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA S'-GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA S'-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA S'-GRAVENHAGE Directie Buitenlandse Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201

Nadere informatie

Ja, hier ben ik mee bekend. Voor mijn reactie op dit bericht verwijs ik naar de antwoorden op de onderstaande vragen.

Ja, hier ben ik mee bekend. Voor mijn reactie op dit bericht verwijs ik naar de antwoorden op de onderstaande vragen. 2015Z03278 Vragen van de leden Aukje de Vries en Van der Linde (beiden VVD) aan de ministers van Financiën en voor Wonen en Rijksdienst over het bericht "ABN AMRO CFO: Nieuwe kapitaalbodems kunnen buffer

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 8 november 2010 (12.11) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE /10 Interinstitutioneel dossier: 2007/0267 (CNS) LIMITE FISC 129

PUBLIC. Brussel, 8 november 2010 (12.11) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE /10 Interinstitutioneel dossier: 2007/0267 (CNS) LIMITE FISC 129 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE PUBLIC Brussel, 8 november 2010 (12.11) (OR. en) 15578/10 Interinstitutioneel dossier: 2007/0267 (CNS) LIMITE FISC 129 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het

Nadere informatie

Opbouw van de Europese Monetaire Unie

Opbouw van de Europese Monetaire Unie Opbouw van de Europese Monetaire Unie Seminarie voor leerkrachten, NBB Brussel, 21 oktober 2015 Ivo Maes DS.15.10.441 Construct EMU 21_10_2015 NL Opbouw van de Europese monetaire unie 1. Beschouwingen

Nadere informatie

Twaalf grafieken over de ernst van de crisis

Twaalf grafieken over de ernst van de crisis Twaalf grafieken over de ernst van de crisis 1 Frank Knopers 26-04-2012 1x aanbevolen Voeg toe aan leesplank We hebben een aantal grafieken verzameld die duidelijk maken hoe ernstig de huidige crisis is.

Nadere informatie

Bijlage: Technische invulling Stabiliteit en Groeipact verdrukt onbedoeld publieke investeringen

Bijlage: Technische invulling Stabiliteit en Groeipact verdrukt onbedoeld publieke investeringen Bijlage: Technische invulling Stabiliteit en Groeipact verdrukt onbedoeld publieke investeringen In deze bijlage wordt uiteengezet waarom en op welke wijze de huidige methodiek uit het Stabiliteit en Groei

Nadere informatie

10 JAAR NA DE FINANCIËLE CRISIS

10 JAAR NA DE FINANCIËLE CRISIS 10 JAAR NA DE FINANCIËLE CRISIS Wat is er veranderd? Banken moeten aanzienlijk strengere regels volgen Na de crisis zijn er duizenden pagina s wetgeving gekomen om in de toekomst het risico op een crisis

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36912 29 december 2014 Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 december 2014, CZW/S&B

Nadere informatie

Brexit domineert de beurs. Nederlandse bedrijven met hoogste blootstelling aan de UK

Brexit domineert de beurs. Nederlandse bedrijven met hoogste blootstelling aan de UK Brexit domineert de beurs Nederlandse bedrijven met hoogste blootstelling aan de UK Volgende week donderdag gaan de Britten naar de stembus om over een uittreding uit de Europese Unie te stemmen. Op dit

Nadere informatie

Wie bestuurt de Europese Unie?

Wie bestuurt de Europese Unie? Wie bestuurt de Europese Unie? De Europese Unie (EU) is een organisatie waarin 28 landen in Europa samenwerken. Eén ervan is Nederland. Een aantal landen werkt al meer dan vijftig jaar samen. Andere landen

Nadere informatie

STAND VAN ZAKEN EURO PLUS-PACT

STAND VAN ZAKEN EURO PLUS-PACT STAND VAN ZAKEN EURO PLUS-PACT Presentatie door J.M. Barroso, Voorzitter van de Europese Commissie, voor de Europese Raad van 9 December 2011 De context van het Euro Plus-pact 1 Europa 2020 Procedure macro-onevenwichtigheden

Nadere informatie

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende:

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende: De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en de FOD Economie waarschuwen voor formules voor hypothecaire kredieten met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten De FSMA

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m 30 juni 2012 Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad is gedaald van 110,0% naar 105,1% Beleggingsrendement

Nadere informatie

Rendement in een laagrentende omgeving

Rendement in een laagrentende omgeving Rendement in een laagrentende omgeving FIN bijeenkomst, 9 april 2015 Hendrik Zonnenberg (Multifund B.V.) Inhoud Lage verwachte lange termijn rendementen 3 Implicaties laag renderende omgeving 6 Impact

Nadere informatie

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s Internationale Economie Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s Wim Boonstra, 27 november 2014 Basisscenario: Magere groei wereldeconomie, neerwaartse risico s De wereldeconomie

Nadere informatie

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis heeft de EU met een laag investeringsniveau te kampen. Alleen met gezamenlijke gecoördineerde

Nadere informatie

"De financiële sector is het probleem,

De financiële sector is het probleem, 1 van 5 22-2-2019 07:44 sg.uu.nl "De financiële sector is het probleem, niet de oplossing" 6-8 minuten Investeren in een duurzamere wereld? Als het aan de aandeelhouders ligt, liever niet. Onderzoeker

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind maart 2017 is 112,6% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I Opgave 5 De eurocrisis 24 maximumscore 4 Het postklassieke beeld van de internationale orde. In de uitleg dienen twee kenmerken van het postklassieke beeld van de internationale orde te staan en een juiste

Nadere informatie

WAAR WIJ VOOR STAAN. Socialisten & Democraten in het Europees Parlement. Fractie van de Progressieve Alliantie van

WAAR WIJ VOOR STAAN. Socialisten & Democraten in het Europees Parlement. Fractie van de Progressieve Alliantie van WAAR WIJ VOOR STAAN. Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten & Democraten in het Europees Parlement Strijden voor sociale rechtvaardigheid, het stimuleren van werkgelegenheid en groei, hervorming

Nadere informatie

Datum 26 april 2017 Betreft Vragen van het lid Leijten (SP) over het bericht dat spaarders geen rente meer krijgen op hun spaargeld

Datum 26 april 2017 Betreft Vragen van het lid Leijten (SP) over het bericht dat spaarders geen rente meer krijgen op hun spaargeld > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Obligaties 4-4-2014. Algemeen economisch:

Obligaties 4-4-2014. Algemeen economisch: Obligaties 4-4-2014 Algemeen economisch: Over de afgelopen maanden zet de bestaande trend zich door. De rente blijft per saldo onder druk, ondanks een tijdelijke hobbel na de start van het afbouwen van

Nadere informatie

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011 Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 3 oktober Grote Recessie was geen Grote Depressie Wereldhandel Aandelenmarkt 9 8 7 8 VS - S&P-5 vergelijking met crash 99 Wereld industriële

Nadere informatie

De Duurzaamheid van de Euro

De Duurzaamheid van de Euro Sustainable Finance Lab : De Duurzaamheid van de Euro #susfinlab www.sustinablefinancelab.nl De euro is niet houdbaar Arjo Klamer Munten komen en gaan Gevallen munten Papiermark (Duitsland) 1914-1924 Hyperinflatie

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2017-1 juli 2017 t/m 30 september 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind september 2017 is 117,8% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Derde kwartaal 2017-1 juli 2017 t/m 30 september 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 113,6% naar 116,5%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Eerder technische dan fundamentele correctie 7 februari 2018

Eerder technische dan fundamentele correctie 7 februari 2018 ASSETALLOCATIE FLASH Multi-asset, Quantitative and Solutions (MAQS) Eerder technische dan fundamentele correctie 7 februari 2018 VOOR PROFESSIONELE BELEGGERS Christophe MOULIN hoofd Multi Asset christophe.p.moulin@bnpparibas.com

Nadere informatie