Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
|
|
- Nelly Bosmans
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016 R.W.G. Andeweg & M.A.J. Grutters bsr-rapport
2
3 Colofon rapportnummer 307 projectnummer 1410 titel auteur(s) opdrachtgever Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016 R.W.G. Andeweg & M.A.J. Grutters J.R. Zwiep Gemeente Rotterdam, Stadsbeheer status definitief, december 2016 afbeeldingen kaartmateriaal Bureau Stadsnatuur, alle rechten voorbehouden Gemeente Rotterdam, Goocle maps, auteursrecht voorbehouden. Deze uitgave kan geciteerd worden als: Andeweg, R.W.G. & M.A.J. Grutters Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016 Rapportnr Bureau Stadsnatuur, Rotterdam. Bureau Stadsnatuur, november 2016 Bureau Stadsnatuur, Westzeedijk 345, 3015 AA, Rotterdam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende. bsr kan door opdrachtgever niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortvloeit uit gebruik van data of gegevens of door toepassing van aanbevelingen en conclusies, die zijn opgenomen in deze rapportage.
4
5 INHOUD Samenvatting Inleiding Pilot gefaseerd maaibeheer: mozaïekmaaien Monitoring van de pilot Keuze voor indicatorsoortgroepen Mozaïekbeheer Achtergrond Uitvoering Methodiek De meetlocaties Monitoringsmethodieken Dagvlinders Sprinkhanen Flora Resultaten Dagvlinders Sprinkhanen Flora Conclusie Conclusie Aanbevelingen Literatuur Inhoud bijlagen bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
6 2 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
7 SAMENVATTING In dit rapport wordt verslag gedaan van de monitoring van een proef met gefaseerd maaibeheer in bermen in Rotterdam-zuid. Bij dit zogenoemde mozaïekbeheer worden wisselende delen van bermvakken op verschillende tijdstippen gemaaid en blijven delen in de winter overstaan. Hierdoor blijven voortdurend voedselplanten en nectarplanten beschikbaar ten behoeve van de insectenfauna, hetgeen belangrijk is voor zowel voedselvoorziening als overwintering. In dit onderzoek zijn veertien locaties met mozaïekbeheer, negen locaties met traditioneel maaibeheer en vier locaties met een begrazingsbeheer vergeleken op het gebied van het voorkomen van dagvlinders, sprinkhanen en het aanbod van bloeiende planten in de vegetatie. Op de telplots werden zestien soorten dagvlinders aangetroffen. Op de locaties met mozaïekbeheer zijn de aantallen aangetroffen dagvlindersoorten hoger dan op locaties met traditioneel beheer. In plots met mozaïekmaaien vliegen gemiddeld 3,5 graslandvlindersoorten, op de overige plots is dat 2,2. Ook wanneer enkel wordt gekeken naar de karakteristieke en meer kritische graslandsoorten, die een doel vormen voor het beheer, worden meer soorten gezien op de locaties met mozaïekmaaien. Van de aangetroffen soorten kunnen acht soorten tot deze groep worden gerekend. Hiervan is het Icarusblauwtje het wijdst verspreid: er werden 43 exemplaren van geteld. Er werden zes soorten sprinkhanen gevonden. De aantallen exemplaren en soorten verschillen bij deze groep weinig tussen de verschillende typen beheer. Het directe effect van mozaïekmaaien op de flora is dat meer soorten hun volledige bloei en vruchtzetting in delen van het perceel kunnen voltooien terwijl op andere plekken juist het maaibeheer extra nazomerbloei stimuleert. Figuur 1. Argusvlinder op 18 augustus 2016 langs de geluidswal bij de A16 (foto: N. Godijn). bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
8 4 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
9 1 INLEIDING 1.1 Pilot gefaseerd maaibeheer: mozaïekmaaien In het voorjaar van 2016 is door stadsbeheer Rotterdam een pilotproject voor gefaseerd maaibeheer gestart in een aantal bermen in Rotterdam-zuid. Zie Figuur 2. Dit op initiatief van Rotterdamse burgers en stichting De Bloeiende Stad. Doel van dit zogenaamde Mozaïekbeheer is om door een kleinschalige afwisseling van maaitijdstippen en maaifrequenties binnen de percelen verschillende groeistadia van de vegetatie naast elkaar te laten bestaan. Zo blijven voortdurend voedselplanten en nectarplanten beschikbaar ten behoeve van de insectenfauna. Mozaïekbeheer onderscheidt zich daardoor van een traditioneel beheer waarbij, ook wanneer dat beheer gericht is op een ecologische graslandontwikkeling, periodiek de hele vegetatie wordt kortgemaaid. 1.2 Monitoring van de pilot Aan Bureau Stadsnatuur is gevraagd om gedurende het seizoen 2016 de pilot te volgen door middel van een monitoring van de dagvlinder- en sprinkhanenfauna en om een beschrijving te geven van het effect van Mozaïekbeheer op de vegetatie. Figuur 2. Rood: Pilot Mozaïekbeheer in bermen in Rotterdam-Zuid. Groen: overig gras met andere beheervormen. Om het resultaat van het beheer weer te geven zijn naast opnamen in de pilot ook referentielocaties in het zelfde gebied onderzocht die een traditioneel maaibeheer hebben of een begrazingsbeheer zoals dat in Rotterdam wordt toegepast. bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
10 Voor het onderzoek zijn 27 locaties geselecteerd: 14 pilotlocaties met Mozaïekbeheer, 9 locaties met traditioneel maaibeheer en 4 locaties met begrazingsbeheer. In Figuur 3 zijn de onderzoekslocaties weergegeven. In Bijlage 1 - Onderzoekslocaties zijn foto s van alle onderzoekslocaties opgenomen. Figuur 3. Ligging van de 27 onderzoekslocaties in Rotterdam-zuid Keuze voor indicatorsoortgroepen Dagvlinders vormen de meest opvallende en populaire doelgroep binnen het insectenbeheer. Daarnaast zijn dagvlinders een goede indicator voor natuurvriendelijk maaibeheer. Veel soorten stellen specifieke eisen aan hun leefgebied, en kunnen ook snel reageren op veranderingen hierin. Met name vanwege de overwintering van rupsen of eitjes en de nectarbehoefte van de imago s is een maaibeheer van belang waarbij voldoende blijft overstaan in de winter en de vegetatie in het vliegseizoen in voldoende nectar uit bloeiende kruiden voorziet. Voor de soortgroep sprinkhanen is gekozen omdat deze veelal een duidelijke relatie hebben met structuur van de vegetatie en de bodem (Kleukers et al. 1997). Deze factoren hebben grote invloed op het microklimaat waarin een soort leeft. De hoogte van de vegetatie reguleert de instraling van zonlicht naar de bodem, daarnaast is voor sprinkhanen het vochtgehalte van de bodem van belang (Kleukers et al. 1997). Nimfen en adulte dieren reguleren hun temperatuur actief, en verblijven hiertoe vaak op een bepaalde plaats in de vegetatie. Eieren hebben door hun immobiliteit een lagere tolerantie voor schommelingen in abiotische omstandigheden. Bij een hoge vochtigheidsgraad laag in de vegetatie treedt verhoogde sterfte op onder de eitjes en poppen van herbivore insecten, bijvoorbeeld Argusvlinder (Klop et al. 2015). Het microklimaat is een van de belangrijkste factoren voor de ontwikkeling van eieren en nimfen. Wanneer de vegetatie een grotere variatie in structuur heeft, wordt een hogere diversiteit aan microklimaten gecreëerd hetgeen een positief effect op het voorkomen van sprinkhanen heeft. Daarbij hebben veel soorten specifieke biotoopeisen. Een structuurrijke vegetatie kan het voorkomen van meer 6 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
11 verschillende soorten sprinkhanen mogelijk maken. Wijzigingen in beheer en inrichting van een gebied kunnen snel resulteren in veranderingen in soortensamenstelling van de sprinkhanenfauna: sprinkhanen reageren vaak snel op veranderingen in vegetatie. Naast sprinkhanen en dagvlinders zou het, mede door de maatschappelijke belangstelling op het moment, voor de hand liggen om wilde bijen als soortgroep op te nemen in dit onderzoek. Hiervan is echter afgezien, gelet op de voor deze soortgroep gewenste onderzoeksinspanning. Het verkrijgen van een betrouwbaar beeld van aantallen soorten (laat staan aantallen exemplaren) verlangt aanzienlijk langere bezoekmomenten per locatie dan bij de voorgaande soortgroepen. Dagvlinders zijn op zicht, op ruime afstand te determineren, sprinkhanen op geluid. Dit gaat voor solitaire bijen niet op; vaak dienen dieren met net gevangen en soms ook verzameld te worden. Een andere belangrijke reden om af te zien van een wilde bijenonderzoek was dat dit onderzoek pas werd gestart op het moment dat een belangrijke vliegperiode voor bijen (april) reeds voorbij was. 1.3 Mozaïekbeheer Achtergrond Mozaïekbeheer kan een oplossing zijn voor het probleem dat maaien van grazige vegetatie, op welk moment van het jaar dan ook, schadelijk tot uitgesproken funest is voor de insectenfauna op de plek waar dat maaien plaats vindt (Van Swaay & Van Strien 2005). Eieren, larven of poppen die zich in het gewas bevinden worden gedood. Tegelijk wordt het aanbod aan nectar uit bloeiende planten en de beschikbaarheid van bovengrondse delen van voedselplanten voor eiafzet en larven in één klap teniet gedaan. Zelfs maaien aan het einde van het groeiseizoen is negatief omdat met het afvoeren van het maaisel ook overwinterende stadia (larven, poppen) worden afgevoerd. Toch is maaien ook voor de insectenfauna onontbeerlijk. Zonder maaien verruigen grazige begroeiingen en gaan deze al snel over in struweelvorming en bos. Daarnaast is, in niet uitgesproken schrale situaties, regelmatig maaien en afvoeren van het maaisel van belang om te komen tot een bloemrijke vegetatie met voldoende nectarplanten voor bloembezoekende insecten zoals vlinders, bijen en zweefvliegen. Soortenrijkdom en bloemrijkdom zijn afhankelijk van een voldoende laag productieniveau van de vegetatie. Onder Rotterdamse omstandigheden is voor het laag krijgen dan wel laag houden van die productiviteit op de meeste plaatsen een maaibeheer van 2 maal per jaar maaien en afvoeren nodig. Dit geldt ook voor vrijwel alle locaties die zijn opgenomen in de pilot. Zelfs op termijn van één seizoen heeft het maaien van grazige vegetatie naast nadelen ook nog enkele voordelen voor insecten: maaien in de (voor)zomer stimuleert veel graslandkruiden tot een tweede en latere bloeiperiode dan zonder maaien en draagt zo bij aan de beschikbaarheid van nectar in de tweede helft van het groeiseizoen. Tevens zorgt de hergroei na de eerste maaibeurt voor het aanbod aan jong en eiwitrijk plantenmateriaal, dat belangrijk is voor de rupsen van vlindersoorten met snel groeiende larven. Om tegemoet te komen aan al deze ietwat tegenstrijdige eisen die aan het maaibeheer worden gesteld, is het begrip gefaseerd maaibeheer in het leven geroepen. Bij een gefaseerd maaibeheer wordt niet het gehele oppervlak van een graslandperceel in één keer gemaaid, maar wordt bij iedere maaibeurt een zeker gedeelte overgeslagen. Dat overslaan kan bestaan uit wisselende plekken die, door telkens anderen te nemen, door het perceel kunnen zwerven, of door het hanteren van verschillende maairegimes binnen; één perceel. Het meest bekende voorbeeld is de ontwikkeling van ruigteranden (zomen) op plekken waar grasland aan struweel of bosplantsoen grenst. Het grazige open deel van zo n perceel wordt dan in een bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
12 graslandfrequentie gemaaid en het deel dat tegen de bosrand aan ligt bijvoorbeeld maar éénmaal per jaar, waarin dan ook delen door de winter over blijven staan. Dit principe is weer verder uitgewerkt in het zogenaamde sinusbeheer waarbij bij verschillende maaibeurten slingerende en telkens wisselende grenzen tussen de verschillende terreindelen worden gehanteerd (Wallis de Vries, 2016). Een andere methode van graslandbeheer die wordt geacht te leiden tot kleinschalige variatie binnen één perceel, is begrazing. Een menging van groei, bloei en hergroei dat als gevolg van het graasgedrag van de ingezette dieren ontstaat moet ook hier een geschikt leefmilieu voor insecten bieden Uitvoering In Tabel 1 wordt schematisch weergegeven hoe in een gebied, dat in drieën is opgedeeld, door driemaal per jaar te maaien steeds een deel ongemaaid blijft, en waarbij deze gedeelten per jaar verschuiven zodat elk deel driemaal gemaaid wordt iedere twee jaar. Tabel 1. Maaischema voor Mozaïekmaaien met beweeglijke vakken Schematisch Omschrijving Jaar 1 / Maaibeurt 1. Eind mei. 1/3 van de oppervlakte maaien. Jaar 1 / Maaibeurt 2. Eind juni. Een andere 1/3 van de oppervlakte (de helft van het deel dat bij de eerste maaibeurt is overgebleven). Jaar 1 / Maaibeurt 3 September-oktober. De helft van de delen die in maaibeurt 1 en 2 zijn gemaaid blijft overstaan. De rest wordt gemaaid. Jaar 2 / Maaibeurt 1. Eind mei. 1/3 van de oppervlakte, het deel dat de winter heeft over gestaan, wordt gemaaid. En zo verder. Om de principe van het gefaseerd maaibeheer in de vorm van mozaïekbeheer te kunnen toepassen op de voor de Rotterdamse pilot aangewezen locaties moesten een paar randvoorwaarden in ogenschouw worden genomen: De pilot bevat vrijwel uitsluitend smalle, langgerekte percelen (bermen) die niet grenzen aan bos of struweel. Een logische verdeling van zones met meer en minder maaien biedt zich daarom meestal niet aan. 8 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
13 Vrijwel alle percelen zijn gelegen op voedselrijke bodem waar voor het ontwikkelen of het handhaven van een gewenste bloemrijke vegetatie een maairegime van 2 maal per jaar nodig is. Tussen de percelen bestaan verschillen in productiviteit die het nodig zouden maken om verschillende voorkeurs-tijdstippen voor een eerste maaibeurt te hanteren. Uiteindelijk is gekozen voor een opzet met wisselende deelvakken zoals in Tabel 1wordt weergegeven. Het effect hiervan is dat ieder terreindeel 3 maal in twee jaar wordt gemaaid en dat er een afwisseling plaats vindt tussen een vroege eerste maaibeurt ten behoeve van een efficiënte afvoer van voedingstoffen en een latere eerste maaibeurt ten behoeve van de bloei van de aanwezige kruiden. De eerste maaibeurt werd uitgevoerd omstreeks 31 mei, de juni maaibeurt omstreeks 15 juni. Strikt genomen is dat volgens het schema uit Tabel 1, maar met twee weken tussenruimte in feite korter na elkaar dan in oorsprong de bedoeling was. Voor de afmeting van de deelvakken is gekozen voor vakken met een lengte van circa 100 meter die vooraf voor de aannemer op tekening werden gezet. In Figuur 4Figuur 4 wordt als voorbeeld weergegeven hoe de maaivakken waren verdeeld langs een deel van het Havenspoorpad ten oosten van de Pascalweg. bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
14 Figuur 4. Driemaal het Havenspoorpad ten oosten van de pascalweg (rood is mozaïekmaaien, groen is overig gras), met gearceerd de te maaien deelvakken. Van boven naar beneden de maaibeurten in mei, juni en september. 10 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
15 2 METHODIEK 2.1 De meetlocaties De meetlocaties waarop dagvlinders en sprinkhanen geteld worden, bestaan elk uit een monitoringroute van drie secties van elk 50 meter lengte. Deze routes zijn zoveel mogelijk parallel uitgezet aan de richting van begeleidende structuren als wegen, paden en sloten. Start- en eindpunten van de secties zijn zoveel mogelijk gekozen aan de hand van herkenbare objecten nabij de route. 2.2 Monitoringsmethodieken Tabel 2 geeft globaal aan wanneer de inventarisaties voor de verschillende soortgroepen plaats dienen te vinden. Dit is mede afhankelijk van het weer in deze periode, onder ideale omstandigheden worden de verschillende telronden evenwichtig gespreid over deze perioden. Tabel 2. Perioden waarin inventarisaties dienen plaats te vinden. jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec flora dagvlinders sprinkhanen Dagvlinders De dagvlinders worden gemonitord op alle 27 meetlocaties. Hier zijn routes uitgezet bestaande uit drie secties van elk 50 meter. Op deze routes worden vijfmaal per seizoen alle aanwezige dagvlinders geteld. De bij de tellingen gehanteerde werkwijze is ontleend aan De Vlinderstichting (Van Swaay, Termaat & Plate 2011). Hierbij wordt de route bij goed weer (zonnig, niet teveel wind en geen neerslag) in een normaal wandeltempo doorlopen en worden per sectie alle vlinders genoteerd die op 2,5 meter aan weerszijden en tot 5 meter voor de teller gezien worden. Opgemerkt moet worden dat bij de methodiek van de vlinderstichting 20 bezoeken aan een gebied worden gebracht in de periode 1 april tot 30 september, iets dat op de schaal van het Rotterdamse project te arbeidsintensief is. Gekozen is voor een vijftal bezoeken gespreid over de seizoenen, om toch voor zoveel mogelijk soorten een reële trefkans te creëren Sprinkhanen Sprinkhanen worden geteld in de zelfde baan van 2,5 meter aan weerszijden van de looproute als de dagvlinders. Het inventariseren gebeurt hoofdzakelijk op geluid. Inventariseren aan de hand van zichtwaarnemingen of vangsten is erg arbeidsintensief. Bij sprinkhanen, in het bijzonder bij veldsprinkhanen, kunnen de kleuren vrij variabel zijn. Structuurkenmerken als de vorm van halsschild en legboor zijn bij determinatie in de hand belangrijkere kenmerken. De in stedelijk gebied vrij algemene Ratelaar Chorthippus biguttulus en Bruine sprinkhaan Chorthippus brunneus bijvoorbeeld lijken uiterlijk veel op elkaar, maar zijn aan de hand van hun geluid gemakkelijk te onderscheiden. Over het algemeen zijn sprinkhanen goed te inventariseren op geluid. Door de soms hoge frequenties zijn echter niet alle geluiden voor iedereen goed te horen. Dit is vooral het geval bij een aantal sabelsprinkhanen. De Struiksprinkhaan Leptophyes bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
16 punctatissima bijvoorbeeld is een soort die zelfs alleen met een batdetector (ultrasoondetector) waar te nemen is. Onder andere de doornsprinkhanen (Tetrigoidea) brengen geen geluid voort. Inventarisatie van deze groep sprinkhanen kan het best plaatsvinden door met een net over de bodem te slepen. Van de doorntjes komen Zeggedoorntje Tetrix subulata en Zanddoorntje T. ceperoi voor in Rotterdam, maar deze zijn niet karakteristiek voor het type grasvegetaties dat wordt nagestreefd. Deze soorten zijn dan ook buiten beschouwing gelaten. Dit geldt ook voor de meeste in de stad voorkomende sabelsprinkhanen. Het zoeken naar sprinkhanen dient bij warm weer plaats te vinden. Ze zijn het meest actief midden op de dag, in de volle zon. Wanneer de zon even wegvalt, zijn de meeste sprinkhanen doorgaans stil. Veldsprinkhanen beginnen meestal al wat vroeger op de dag te roepen dan sabelsprinkhanen. Een aantal soorten, waaronder veel sabelsprinkhanen en krekels, blijven bij goed weer tot in de avond actief. Veldsprinkhanen kunnen het best vanaf half juli tot en met september worden geteld. Het is van belang om alleen bij optimale weersomstandigheden te tellen, wanneer alle veldsprinkhaan striduleren. Dit betekent warm, droog en veel zon Flora Voor de opname van de vegetatie zijn in alle onderzoekslocaties het gebied waarin de insectenroutes liggen in de periode tussen 5 augustus en 2 september 2016 bezocht. Op iedere locatie werd een lijst gemaakt van de op dat moment zichtbare soorten hogere planten. Op routes waar binnen het Mozaïekbeheer gemaaide en ongemaaide delen werden doorsneden werden aparte lijsten gemaakt. Van iedere soort werd een eenvoudige abundantieschatting gemaakt volgens de Tansley-notatie en werd genoteerd van welke soorten een substantieel deel van de aanwezige planten in bloei stonden en/of zich in vrucht- of zaadstadium bevonden, als teken dat er een volledige bloeicyclus was voltooid. 12 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
17 3 RESULTATEN In onderstaande paragrafen worden per soortgroep de resultaten van de inventarisaties weergegeven. Op enkele locaties zijn gedurende het opnameseizoen veranderingen opgetreden of bijzondere omstandigheden geconstateerd die van invloed zijn of kunnen zijn op de resultaten. Het betreft de volgende locaties: Locatie 3 (Traditioneel maaibeheer) ligt onderaan een helling met een schralere bodem en een soortenrijkere begroeiing. Dit kan invloed hebben op de waarnemingen in de opnameroute. Locatie 13 en 14 (Traditioneel maaibeheer) bleken uiteindelijk een maaibeheer van10 maal per jaar te hebben, in plaats van het tweemaal maaien waaronder deze locaties waren opgenomen in BSB. Locatie 16 (Mozaïekbeheer) is omstreeks half augustus gemaaid en verstoord voor het kappen van zieke iepen. Dit heeft invloed op de laatste twee insectenronden. De flora opname is hier vervallen. Locatie 21 (Begrazing) is na een begrazingsronde omstreeks de laatste week van mei ook nog gemaaid. Locatie 27 (Traditioneel maaibeheer) is gelegen tegen een trambaantalud dat in augustus nog helemaal niet gemaaid bleek te zijn. Hierdoor zouden de insectenwaarnemingen dus beschouwd kunnen worden als gelijk aan het gemaaide deel van een Mozaïekbeheer. 3.1 Dagvlinders Op alle telpots werden 208 exemplaren geteld van 16 verschillende soorten dagvlinders. Het gemiddelde aantal vlinders waargenomen over alle ronden was 7,7 exemplaren per route, gemiddeld werden er 2,9 soorten waargenomen per route. In Tabel 4 worden de resultaten weergegeven per ronde. In Bijlage 2 staan alle resultaten ook per onderzoekslocatie vermeld. Op basis van hun ecologie kunnen de gevonden soorten in verschillende klassen worden ingedeeld: de graslandvlinders, bos(rand)vlinders en generalisten (Tabel 4). De graslandvlinders, en dan met name de meer kritische soorten, zijn de belangrijkste doelsoorten voor het beheer. Dit omdat zij vaak voor een groot deel van hun levenscyclus afhankelijk zijn van deze grasvegetaties. Ze leggen eitjes op de grassen, de rupsen leven en overwinteren hier en de vlinders vinden hier hun nectar. De graslandsoorten hebben doorgaans een minder grote nectarbehoefte dan de generalisten, de graslanden waar ze vliegen voorzien meestal voldoende in deze behoefte. Generalisten zijn doorgaans erg mobiele soorten die opportunistisch hun voedsel zoeken. Vegetaties die (tijdelijk) veel nectar bieden kunnen worden bezocht door grote aantallen generalisten, terwijl er misschien geen enkele vlinder de levenscyclus zou kunnen voltooien in de betreffende vegetatie vanwege ongunstig beheer. Aanwezigheid van generalisten is in ieder geval wel een aanwijzing dat er veel nectar beschikbaar is in de vegetatie. Generalisten Zeven waargenomen soorten zijn te typeren als generalist. Hiervan zijn de witjes Klein koolwitje en Klein geaderd witje veruit het meest algemeen. De niet nader gedetermineerde witjes betreffen hoogstwaarschijnlijk ook een van beide soorten: het Groot koolwitje is een stuk minder algemeen en doorgaans gemakkelijk te herkennen in het veld. Hiermee tellen beide witjes voor 58% van de getelde vlinderaantallen. Andere landelijk algemene generalisten zijn Atalanta, Dagpauwoog en Kleine vos. Alle generalisten samen maken 63% uit van het totaal. bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
18 De generalisten worden doorgaans gevonden op plekken met veel nectar. Opvallend was dat buiten de koolwitjes maar weinig generalisten werden gevonden. Van de erg algemene soorten als Dagpauwoog en Kleine vos werden er maar enkele waargenomen, terwijl Kleine vos landelijk een goed jaar beleefde. Een deel van de verklaring hiervoor kan zijn dat deze soorten in stedelijk gebied vaak hun voedsel zoeken in nectarrijke tuinen, waar vaak meer nectarplanten te vinden zijn dan in bermen. Graslandvlinders Van de 16 waargenomen soorten dagvlinders zijn er acht te typeren als graslandvlinder. Deze zijn verantwoordelijk voor 33% van de getelde aantallen. Per route werden gemiddeld 2,5 exemplaren van graslandvlinders geteld, van de generalisten bijna het dubbele aantal (Tabel 3). Deze verhouding was ook terug te zien in het aantal soorten. Van alle soorten samen werden op de routes met Mozaïekbeheer gemiddeld 9,7 exemplaren waargenomen van 3,5 soorten, voor Traditioneel beheer was dit 5,5 exemplaren van 2,2 soorten. Het verschil in aantal soorten tussen de beide beheertypen was significant (Mann- Whitney test, p=0,019. Zie ook Bijlage 5). Ook wanneer alleen naar de graslandvlinders wordt gekeken verschillen beide beheertypen erg van elkaar. In plots met Mozaïekbeheer komen significant meer graslandvlindersoorten voor dan in plots met Traditioneel beheer (Mann-Whitney test, p=0.023). Ook het aantal exemplaren van graslandvlinders is hoger bij Mozaïekbeheer. Hoewel niet significant (P=0,17), lijken de data we te wijzen op een verschil: bijna alle graslandsoorten laten hogere aantallen zien bij Mozaïekbeheer. Uitzondering is Argusvlinder, waarvan vijf exemplaren zijn waargenomen op twee locaties die worden begraasd (routes 8 en 9 op het talud van de A16). In graslanden waar Argusvlinder voortplant dienen voldoende open plekken met kale grond aanwezig te zijn, de eitjes worden hier in de buurt in graspollen afgezet. De soort overwintert als rups, veelal op het blad van de waardplant. Hierdoor is de soort erg gevoelig voor maaien. In deze omgeving wordt de soort vaker gemeld, met name iets zuidelijker nabij Ridderkerk, en taluds rond het knooppunt Ridderkerk. Gezien de landelijk sterke achteruitgang in de afgelopen jaren mag de aanwezigheid van deze soort als positief worden gezien en zou beheer met name in deze omgeving afgestemd kunnen worden op de soort. Het lijkt in de huidige situatie nog niet erg geschikt voor voortplanting van Argusvlinder. Tabel 3. Gemiddelde aantallen vlinders en soorten per type beheer. groep aantal alle dagvlinders aantal soorten 7,7 aantal exemplaren 2,9 graslandvlinders aantal soorten 1,0 aantal exemplaren 2,5 generalisten aantal soorten 2,1 aantal exemplaren 4,9 Mozaïek Traditioneel alle dagvlinders aantal soorten 3,5 2,2 aantal exemplaren 9,7 5,5 graslandvlinders aantal soorten 1,3 0,6 aantal exemplaren 3,6 1,4 generalisten aantal soorten 2,6 1,6 aantal exemplaren 6,0 3,7 14 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
19 Het Icarusblauwtje was de meest algemene van de groep graslandvlinders. In stedelijk gebied van Rotterdam mag deze soort worden gezien als de algemeenste vertegenwoordiger van de graslandvlinders. In het Rotterdamse havengebied vliegt het Bruin zandoogje ook zeer algemeen. In Rotterdam-stad is deze laatste een stuk minder algemeen, waarschijnlijk vanwege de grotere gevoeligheid voor maaien en de beperkte oppervlakte van geschikte graslanden. Van Icarusblauwtje overwintert de rups in de strooisellaag of laag tegen een stengel van de waardplant. Hierdoor zijn ze iets minder gevoelig voor afmaaien dan bijvoorbeeld Bruin zandoogje. Icarusblauwtje is vooral gebaat bij een beheer dat zorgt voor voldoende nectarplanten gedurende de gehele vliegtijd. Als waardplant gebruikt het Icarusblauwtje een scala aan vlinderbloemigen (Fabaceae) waaronder rolklaver (Lotus spec.). Deze planten kunnen ook in een groot deel van de nectarbehoefte voorzien. Op elf meetplots werden 45 Icarusblauwtjes geteld. Gemiddeld werden bijna tweemaal zo veel Icarusblauwtjes waargenomen op routes die in Mozaïekbeheer lage dan in traditioneel beheer: 4,7 exemplaren op Mozaïekbeheerlocaties, 2,4 exemplaren op Traditioneel beheerde locaties. Van de Traditioneel beheerde locaties werden de meeste Icarusblauwtjes geteld op meetlocatie 3, hetgeen kan komen door de eerder genoemde schrale en zonbeschenen dijkhelling die hier parallel aan ligt. Hier groeien eveneens diverse klaverachtigen die Icarusblauwtje als waardplant kan gebruiken. Verder werden ze vooral gezien in Mozaïekbeheer rond het Havenspoorpad (19 en 20), de berm westelijk van de IJsselmondse Randweg (17) en de routes langs het westelijk deel van het havenspoor (15 en 26). De graslandvlinders Zwartsprietdikkopje en Bruin blauwtje zijn een stuk schaarsere graslandvlinders, maar zijn toch op enkele routes gezien. Deze vlinders zijn beide indicatief voor redelijk schrale vegetaties met enige mate van variatie in vegetatiestructuur, zodat ze voldoende mogelijkheden hebben om op te warmen en beschutting te kunnen vinden. Zwartsprietdikkopje werd enkel waargenomen op route 11 (Mozaïek, Adriaan Volkerlaan NO berm. Tussen rijweg en fiets/voetpad). De eitjes van de soort overwinteren in de ruige, overstaande delen van de vegetatie. Het waargenomen exemplaar op deze route zal niet haar oorsprong vinden in deze berm, maar het geeft aan dat de soort in de omgeving aanwezig is en nieuw geschikt geworden gebieden kan vinden. In het recente verleden zijn vooral waarnemingen gedaan in grazige bermen van Laan op Zuid (niet meer bestaand) en Stadionweg, grote populaties zijn niet bekend in Rotterdam-stad. In het havengebied kan de soort lokaal wel hoge dichtheden bereiken. Tabel 4. Overzicht aangetroffen dagvlindersoorten en aantallen per ronde. ronde soort wetenschappelijke naam typering vlinder* totaal Zwartsprietdikkopje Thymelicus lineola gras Groot dikkopje Ochlodes sylvanus bos/gras Citroenvlinder Gonepteryx rhamni bos Groot koolwitje Pieris brassicae gen Klein koolwitje Pieris rapae gen Klein geaderd witje Pieris napi gen koolwitje Pieris spec. gen Kleine vuurvlinder Lycaena phlaeas gras Bruin blauwtje Aricia agestis gras Icarusblauwtje Polyommatus icarus gras Bont zandoogje Pararge aegeria bos Argusvlinder Lasiommata megera gras Hooibeestje Coenonympha pamphilus gras Oranje zandoogje Pyronia tithonus gras Atalanta Vanessa atalanta gen/zwerver Dagpauwoog Inachis io gen Kleine vos Aglais urticae gen totaal *: gras = graslandvlinder, gen = generalist, bos = bos(rand)- en struweelvlinder, zwerver: zwerf-/trekvlinder. bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
20 Bruin blauwtje was present op routes 3 (2x maaien, Coen Moulijnweg), 20 (Mozaïek, Havenspoorpad ter hoogte van Homerusstraat 1. Oostberm) en 26 (Mozaïek, Kapelburg noordberm tussen weg en haag). Van de routes langs Havenspoorpad kan verwacht worden dat deze er ook voortplanten. De omgeving van deze locaties zijn al langer bekend als goede vlindergebieden vanwege de droge, zandige vegetaties. Juist hier groeien de ooievaarsbekken die als waardplant gebruikt worden. Groot dikkopje is maar éénmaal waargenomen, namelijk route 26 langs het havenspoor. Het is een soort van zonnige zoomvegetaties met nectarrijke struwelen zoals Braam. Aanwezigheid van enkel de grasvegetaties is niet voldoende. Wanneer er nectarrijk biotoop aanwezig is in de buurt van een plot kan de soort wel op de telplot zelf worden waargenomen. Bont zandoogje is een andere soort die niet karakteristiek is voor alleen grazige vegetaties. Het is een echte bos(rand)soort, die een afwisseling nodig heeft van beschaduwde plekken en zonnige struwelen. De eitjes zetten ze af op grassen, waar de poppen in graspollen overwinteren. Als dit aanwezig is in de buurt van een telplot kunnen ze ook op de telplot verwacht worden. 3.2 Sprinkhanen Het aantal gevonden sprinkhanen is vrij beperkt. In stedelijk gebied is het meestal maar een beperkt aantal veldsprinkhanen dat gevonden wordt in dergelijke grasvegetaties. Hiervan zijn Bruine sprinkhaan, Krasser, Kustsprinkhaan en Ratelaar landelijk het meest voorkomend. Van de veldsprinkhanen zijn dit de minst kritische. Bruine sprinkhaan en Ratelaar vormen samen 69% van het totale aantal aangetroffen sprinkhanen. Deze twee soorten zijn soorten die in heel Nederland vaak in het biotooptype infrastructuur voorkomen (Kleukers et al. 1997). Tabel 5.Overzicht aangetroffen sprinkhaansoorten en aantallen per ronde. ronde soort totaal Bruine sprinkhaan Chorthippus brunneus Grote groene sabelsprinkhaan Tettigonia viridissima Krasser Pseudochorthippus parallelus Kustsprinkhaan Chorthippus albomarginatus Ratelaar Chorthippus biguttulus Zuidelijk spitskopje Conocephalus fuscus totaal Wanneer naar de sprinkhanen gekeken wordt, of alleen naar de veldsprinkhanen, is er nauwelijks verschil te zien in gemiddelde aantallen voor Mozaïekbeheer en Traditioneel beheer. Ook het aantal soorten en het aantal soorten veldsprinkhanen is vergelijkbaar. Het aantal verschillende soorten in bermen in stedelijk gebied is nu eenmaal laag, en de soorten die er voorkomen stellen relatief weinig eisen aan hun biotoop. Het belangrijkste is dat er een vegetatie aanwezig is met voldoende plekken om op te warmen en eitjes af te zetten. Bruine sprinkhaan en Ratelaar doen dit in de grond, en komen in meer open vegetaties voor. Vaak zitten de daarom aan de rand van hogere grasvegetaties langs fietspaden en dergelijk, waar de vegetatie een gradiënt laat zien van hoog naar vrijwel afwezig en waar open bodem zichtbaar is. Beide soorten leven van verschillende grassoorten, voor het afzetten van eitjes zijn plekken met onbedekte bodem nodig Kustsprinkhaan komt ten opzichte van de Ratelaar en Bruine sprinkhaan voor in wat dichtere, halfhoge en vochtigere vegetaties (Kleukers et al. 1997). Hierom is hun voorkomen vaak beperkt tot de wat hogere grasvegetaties in (rand)zones en greppels en dergelijke. De eitjes worden niet in de bodem maar bovengronds gelegd, meestal aan de basis van graspollen. 16 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
21 Ook Zuidelijk spitskopje wordt gevonden in wat meer ruigere terreindelen, maar de eis die deze soort stelt is dat de plekken ook voldoende zonbeschenen en daardoor erg warm zijn. Dat hieraan wordt voldaan in veel vegetaties in IJsselmonde is te zien aan zijn aanwezigheid op 19 routes. 3.3 Flora De totale resultaten van de flora opnamen worden weergegeven in Bijlage 3. In Tabel 5 worden de voor de insectenfauna belangrijke factoren, te weten soortenrijkdom en bloei, in een grafiek uitgezet. De groene balken geven het totaal aantal soorten weer dat in de opnamelocaties is aangetroffen. Bij mozaïeklocaties waar zowel gemaaide als niet gemaaide vegetatie is opgenomen zijn de soortenaantallen voor deze deellocaties tevens apart weergegeven met de roze balken. De smalle rode balken geven per (deel)locatie aan welk percentage van de soorten ten tijde van de opname in bloei stond. Onder bloei wordt hier verstaan dat een substantieel deel van de populatie, of in elk geval meer dan wat incidentele exemplaren van de soort, op dat moment bloeide. Dat zelfde, maar dan voor het percentage soorten dat in vrucht stond of rijpe zaden droeg (of duidelijk had gedragen) wordt weergegeven door de smalle paarse balken. De soortenaantallen in de opnamelocaties zijn een gegeven vanuit de bestaande situatie, dat nog niet is beïnvloed door eventuele verschillen in het beheer in het huidige jaar. Uitschieters in de vorm van het hoogste en het laagste soortenaantal liggen allen langs het Havenspoorpad. De hoogste soortenaantallen worden gevonden in de locaties 19 en 20 waar na werkzaamheden de vegetatie volledig spontaan ontwikkeld op basis van de oorspronkelijke bodem. De vegetatie bevindt zich hier in een nog niet gesloten pioniersstadium dat van nature zeer soortenrijk, maar nog lang niet stabiel van samenstelling is. Het laagste totale soortenaantal is geregistreerd in locatie 25. Het betreft hier een weliswaar zeer bloemrijke en visueel aantrekkelijke begroeiing die echter gebaseerd is op de inzaai van een kruidenmengsel en ook weinig andere soorten bevat. Op de referentielocaties met traditioneel- en begrazingsbeheer is te zien hoe de hoogste percentages bloei worden aangetroffen op plekken met traditioneel maaibeheer. Begrazing combineert juist actuele bloei met voltooide bloei in de vorm van vrucht/zaad stadia. Daar waar locaties van dit beeld afwijken is dat meestal direct te verklaren met de afwijkingen in het beheer die genoemd worden in de inleiding van dit hoofdstuk: de voortijdige of tussentijdse maaibeurten op de locaties 13,14 en 21. De locaties met Mozaïekbeheer onderscheiden zich in de eerste plaats doordat in niet gemaaide delen de planten hun hele bloei kunnen voltooien. De hoge geregistreerde percentages vrucht/zaad zullen in feite nog hoger zijn omdat van sommige soorten ten tijde van de opnamen al weinig meer terug te vinden was. Het gemiddelde percentage bloei was in de locaties met mozaïekmaaien vrijwel gelijk aan dat in de begraasde gebieden, zie ook Tabel 6. Tabel 6. Gemiddelde percentages bloei en vrucht/zaad stadium in de verschillende beheertypen. gem % bloei Gem % vrucht/zaad Mozaïekmaaien 18% 21% Traditioneel maaibeheer 21% 2% Begrazing 17% 16% bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
22 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% Begrazing Traditioneel Mozaïek gemaaid (1) niet gemaaid totaal gemaaid (1) gemaaid (1) niet gemaaid totaal gemaaid (2) gemaaid (1) niet gemaaid totaal gemaaid (1)(2) niet gemaaid totaal gemaaid (1) niet gemaaid totaal X gemaaid (2) niet gemaaid totaal gemaaid (1) niet gemaaid totaal gemaaid (1) gemaaid gemaaid (1) niet gemaaid totaal gemaaid (1) niet gemaaid totaal gemaaid gemaaid gemaaid gemaaid gemaaid gemaaid gemaaid gemaaid gemaaid begraasd begraasd begraasd begraasd Figuur 5. Soortenaantallen en percentages bloei en vrucht/zaad stadium van de vegetatie in de onderzoeksplots gegroepeerd per beheertype en staat van beheer. Tussen haakjes maaibeurt in 1 e of 2 e ronde.. Groen= totaal soortenaantal per locatie, roze= soortenaantal per deellocatie, rood= percentage soorten in bloei, paars= percentage soorten in vrucht/zaad. 18 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
23 Qua maaitijdstip liggen verreweg de meeste opnamelocaties op plekken die in de eerste maaibeurt van eind mei zijn gemaaid. Dit is toeval. De twee opnamelocaties die bij de tweede maaibeurt zijn gemaaid vallen op door de afwezigheid of lage score voor vrucht/zaad stadia. Losse waarnemingen tijdens de opnameronde voor de flora wekken de indruk dat de vakken die in juni zijn gemaaid duidelijk minder nabloei vertonen. bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
24 20 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
25 4 CONCLUSIE 4.1 Conclusie Mozaïekbeheer biedt veel graslandsoorten de mogelijkheid om hun hele bloeicyclus te voltooien terwijl in de gemaaide delen exemplaren van die zelfde soorten nog een late bloeiperiode kunnen doormaken. Al na een korte periode van Mozaïekbeheer worden flinke verschillen in met name de vlinderfauna gezien tussen plekken met dit beheer en de traditioneel beheerde vegetaties. Dit zal nu wellicht vooral veroorzaakt worden door het vastgestelde hogere aandeel aan bloeiende kruiden. Een effect op overleving van overwinterende poppen of eitjes kan nu nog niet vastgesteld worden. Feit is dat enkele meer kritische soorten deze vegetaties wel weten te vinden vanuit nabijgelegen vliegplaatsen, wat betekent dat wanneer door Mozaïekbeheer deze plekken op termijn ook geschikt worden als permanent leefgebied, de soorten er de komende jaren vaker zullen worden aangetroffen. Ten aanzien van de uitvoering van het mozaïekbeheer bleken maaivakken van ongeveer 100 meter op veel plaatsen te groot om het gewenste mozaïekeffect te bereiken. Daarnaast lagen de maaitijdstippen van de eerste en tweede maaironde in de praktijk te dicht bijeen om de bedoelde variatie tot gevolg te hebben. 4.2 Aanbevelingen Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn op verschillende fronten een aantal aanbevelingen te doen: Inrichting en beheer Ga door met de ontwikkeling van mozaïekbeheer als instrument in het natuurlijk groenbeheer. Voor deze ontwikkeling is het van belang aandacht te besteden aan het effect van andere maaitijdstippen en een mogelijk mindere afvoer van voedingsstoffen. De meeste locaties die bij de pilot betrokken zijn hebben nu al een min of meer bloemrijk karakter. Op plaatsen waar dat niet het geval is, is het aan te raden eerst de productiviteit door verschralend maaibeheer terug te brengen, voordat met mozaïekbeheer wordt begonnen. Lage productiviteit is belangrijk voor bermvegetaties. Zorg daarom dat bij aanleg, reconstructie of herstel na werkzaamheden altijd schraal zand wordt gebruikt en er niet met grasmengsels wordt ingezaaid. Deze aanbeveling is binnen de pilot direct van toepassing op locatie 15 (Kreekhuizenlaan) waar momenteel werkzaamheden gaande zijn. Het mozaïekbeheer zoals dat in deze pilot is uitgevoerd, is ingericht op smalle lange percelen die tweezijdig grenzen aan niet groene elementen. Enkele locaties, met name bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
26 het Havenspoorpad ten oosten van de Pascalweg en locatie 26, zijn door hun ligging ook geschikt voor andere vormen van gefaseerd maaibeheer. Streef naar een kleinschaliger verdeling van de maaivakken. De huidige verdeling in 100 meter vakken leidt aanvankelijk tot een grovere verdeling dan gewenst is en wordt vervolgens onoverzichtelijk doordat vakken in het najaar worden gehalveerd. Door de percelen aan de hand van in het veld herkenbare elementen als lichtmasten of bomen te verdelen in een groter aantal mozaïekstenen kan een fijnschaliger en ook hanteerbaarder en begrijpelijker indeling worden gemaakt. Een voorbeeld daarvoor is hieronder weergegeven: In Figuur 6 staat de maaiverdeling zoals die in 2016 is toegepast langs een deel van de Stadionweg. In Figuur 7 is getekend hoe voor datzelfde traject de maaiverdeling eruit zou zien als de aanwezige lichtmasten als markeerpunt worden gebruikt. Figuur 6. Stadionweg, maaiverdeling in Groen= eerste maaibeurt, mei. Rood= 2 e maaibeurt, juni. Geel is 3 e maaibeurt, september. Figuur 7. Voorbeeld van een kleinschaliger maaiverdeling op basis van lichtmasten. Boven: Groen= eerste maaibeurt, mei. Rood= 2 e maaibeurt, juni. Onder: ingevoegd geel is 3 e maaibeurt, september. 22 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
27 Verbeter de afstemming met de verkeersveiligheid door randen uit te maaien en zichtlijnen bij kruispunten intensiever te maaien. Naast de verkeersveiligheid draagt deze maatregel ook bij aan de acceptatie van mozaïekmaaien. Houdt voldoende tussentijd aan tussen de eerste en de tweede maaironde. Waar het gaat om de maaimethodiek is het gebruik van maaizuig-combinaties ongewenst omdat deze methode zeer schadelijk is voor de insectenfauna en dus regelrecht indruist tegen het doel van het mozaïekmaaien. Maaizuigapparatuur kan wel worden toegepast bij bovengenoemde randen Monitoring Om te zien of de geconstateerde hogere aanwezigheid van graslandvlinders ook op termijn tot de gewenste voortplanting en populatieopbouw leidt, is het nuttig om in de mozaïekplots de dagvlinderinventarisatie twee jaar na de start, in 2018, te herhalen. Zoals in paragraaf is aangegeven zou het gezien de maatschappelijke belangstelling voor het onderwerp nuttig zijn te onderzoeken welk gebruik wilde bijen kunnen maken van mozaïek gemaaide bermen. Onderzoek uit 2014 (Reemer & Smit 2014) heeft inzicht gegeven in de mogelijkheden die het Rotterdamse groen voor deze groep kan bieden. Door volgens de werkwijze van dat onderzoek in 2017 de mozaïekplots uit de pilot te inventariseren op wilde bijen en zweefvliegen kan ook voor deze groep een goed beeld ontstaan. Voor het bepalen van de invloed van mozaïekmaaien op de vegetatie zou deze in een frequentie van enkele (3 5) jaar opgenomen moeten worden. bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
28 24 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
29 LITERATUUR Bink, F.A Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt & Co., Haarlem. Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De vlinderstichting De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidae, Papilionidae). Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis Kleukers R.M.J.C., E.J. van Nieukerken, B. Odé, L.P.M. Willemse & W.K.R.E. van Wingerden De sprinkhanen en krekels van Nederland (Orthoptera). - Nederlandse Fauna 1. Nationaal Historisch Museum, KNNV uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden. Klop, E., Omon, B. & WallisDeVries, M.F. Journal of Insect Conservation 2015 (19): 393. Reemer, Menno & John T. Smit Bijen en zweefvliegen in stedelijk groen van Rotterdam. EIS Kenniscentrum Insecten. Rapport EIS , Leiden. Swaay, C.A.M. van & A.J. van Strien Stadsvlinders profiteren van ecologisch beheer. De Levende Natuur jrg. 106 (4), Swaay, C.A.M. Van, T. Termaat & C.L. Plate Handleiding Landelijke Meetnetten Vlinders en Libellen. Rapport VS , De Vlinderstichting, Wageningen & Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag. Wallis de Vries, Michiel Vlindervriendelijk maaien: hoe doe je dat?. Vlinders 2016 (3): bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
30 26 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
31 INHOUD BIJLAGEN Bijlage 1 - Onderzoekslocaties Bijlage 2 - Resultaten Insecten Bijlage 3 - Resultaten Flora Bijlage 4 - Data veldbezoeken Bijlage 5 - Boxplots bij statistische toetsen bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
32 28 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
33 BIJLAGE 1 - ONDERZOEKSLOCATIES Locatie 1: Stadionweg bij stadion 1 Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 8. Locatie 1, eerste maaibeurt, 1 juni Locatie 2: Stadionweg bij stadion 2 Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 9. Locatie 2, eerste maaibeurt, 1 juni bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
34 Locatie 3: Coen Moulijnweg Beheer: Grasvegetatie, 2x maaien Figuur 10. Locatie 3, 31 mei 2016 Locatie 4:Stadionlaan Beheer: Grasvegetatie, 2x maaien Figuur 11. Locatie 4, 5 augustus bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
35 Locatie 5: Stadionweg oost van hoendiep. Zuidtalud. Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 12. Locatie 5, 5 augustus 2016 Locatie 6: Stadionweg oostkant zuidtalud. Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 13 Locatie 6, eerste maaibeurt, 1 juni bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
36 Locatie 7: IJsselmondse plein. Beheer: Grasvegetatie, 2x maaien Figuur 14. Locatie 7, 5 augustus 2016 Locatie 8: Geluidswal tussen teen en fietspad. Beheer: Begrazing. Figuur 15. Locatie 8, 1 september bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
37 Locatie 9: Geluidswal boven fietspad. Beheer: Begrazing. Figuur 16. Locatie 9, 1 september 2016 Locatie 10: Groeninx van Zoelenlaan Oost van Notenhagen. Tussen sloot en fietspad. Beheer: Grasvegetatie, 2x maaien Figuur 17. Locatie 10, 1 september 2016 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
38 Locatie 11: Adriaan Volkerlaan NO berm. Tussen rijweg en fiets/voetpad. Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 18. Locatie 11, 27 mei 2016 Locatie 12: Adriaan Volkerlaan ZW berm. Tussen fietspad en voetpad. Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 19. Locatie 12, eerste maaibeurt, 1 juni bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
39 Locatie 13: Olympiaweg west van Klein Nieuwland Middenberm. Beheer: Grasvegetatie, 10x maaien. Figuur 20. Locatie 13, 19 augustus Locatie 14: Olympiaweg west van Grote Kreek Middenberm Beheer: Grasvegetatie, 10 x maaien Figuur 21. Locatie 14, 19 augustus bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
40 Locatie 15: Kreekhuizenlaan Middenberm tussen Klein Nieuwland en Reyerdijk / Grote Kreek. Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 22. Locatie 15 eerste maaibeurt, 1 juni Locatie 16: Kreekhuizenlaan Middenberm tussen Kreekhuizenplein en Reyerdijk / Grote Kreek Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 23. Locatie 16 na kap van de iepen, 30 augustus bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
41 Locatie 17: IJsselmondse Randweg ZW berm tussen rijbaan en fietspad. Vanaf Bergambachtstraat. Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 24. Locatie 17, 30 augustus 2016 Locatie 18:IJsselmondse Randweg oost berm tussen Fietspad en bosrand Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 25, Locatie 18, 30 augustus 2016 bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
42 Locatie 19: Havenspoorpad thv Homerusstraat 2. Noordberm. Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 26. Locatie 19, 12 mei Locatie 20: Havenspoorpad thv Homerusstraat 1. Oostberm Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 27. Locatie 20, 12 mei bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
43 Locatie 21: Bijenpark 2 tussen kinderboerderij en woonwagencentrum. Beheer: Begrazing. Figuur 28. Locatie 21, 12 mei Locatie 22: Bijenpark 1 oost langs kinderboerderij / Educatieve Tuin Beheer: Begrazing. Figuur 29 Locatie 22, 12 mei bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
44 Locatie 23: Zuiderpark 2 Tussen volkstuin en Zuiderbegraafplaats. Tussen fietspad en voetpad. Beheer: Grasvegetatie, 2x maaien Figuur 30. locatie 23, 12 mei Locatie 24: Zuiderpark 1 Beheer: Grasvegetatie, 2x maaien Figuur 31. Locatie 24, 12 mei bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid 2016
45 Locatie 25: Havenspoorpad thv Maeterlinckweg. Noordberm Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 32. Locatie 25,. 12 mei Locatie 26: Kapelburg noordberm tussen weg en haag. Beheer: Mozaïekmaaien. Figuur 33. Locatie 26, 12 mei bsr-rapport Monitoring pilot mozaïekmaaien Rotterdam-Zuid
DAGVLINDERS WOUDSE BOS 2013 VLINDERMONITOR
DAGVLINDERS WOUDSE BOS 2013 VLINDERMONITOR Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland http://twitter.com/#!/knnvafddelfland
Nadere informatieVERSLAG DAGVLINDERS ABTSWOUDSE BOS VLINDERROUTE boomblauwtje
VERSLAG DAGVLINDERS ABTSWOUDSE BOS VLINDERROUTE 2015 boomblauwtje Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland
Nadere informatieINVENTARISATIE DAGVLINDERS AWZI 2012
INVENTARISATIE DAGVLINDERS AWZI 2012 Sint-jacobsvlinder KNNV afdeling Delfland 1 Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT email: afdelingdelfland@knnv.nl
Nadere informatieDAGVLINDERS ABTSWOUDSE BOS 2015 VLINDERMONITOR-VLINDERBIOTOOP. dagpauwoog
DAGVLINDERS ABTSWOUDSE BOS 2015 VLINDERMONITOR-VLINDERBIOTOOP dagpauwoog Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland
Nadere informatieDAGVLINDERS ABTWOUDSE BOS 2012 VLINDERMONITOR
DAGVLINDERS ABTWOUDSE BOS 2012 VLINDERMONITOR KNNV afdeling Delfland 1 Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT email: afdelingdelfland@knnv.nl
Nadere informatieDAGVLINDERS TALUD A4 2010
DAGVLINDERS TALUD A4 21 KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 26 AC DELFT email: afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland
Nadere informatieDAGVLINDERS TALUD A VLINDERMONITOR
DAGVLINDERS TALUD A4 2015 VLINDERMONITOR Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland twitter:
Nadere informatieVeldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer).
Bijenvraagbaak casus 1: Zoetermeer Westerpark Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten) & Robbert Snep (Alterra) 6 oktober 2014 Vraagsteller: Hendrik Baas (Gemeente Zoetermeer) Gebied: Zoetermeer, Westerpark,
Nadere informatieDAGVLINDERS: WOUDSE BOS 2009
DAGVLINDERS: WOUDSE BOS 2009 KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT email: afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland
Nadere informatieAanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur
Aanvullend natuuronderzoek TATA tbv tijdelijke natuur 2017 Aanvullend natuuronderzoek TATA tbv tijdelijke natuur C. van den Tempel & V. Ronde 2017 Projectleider Afdeling Opdrachtgever Financiering Foto
Nadere informatieBermenplan Assen. Definitief
Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595
Nadere informatieDAGVLINDERS TALUD A VLINDERMONITOR
DAGVLINDERS TALUD A4 2012 VLINDERMONITOR zwartsprietdikkopje KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT Email: afdelingdelfland@knnv.nl
Nadere informatieInventarisatie Aardbeivlinder Schiermonnikoog 2014
Inventarisatie Aardbeivlinder Schiermonnikoog 2014 Wilfred Alblas Judith Bouma Mireille de Heer Joost Uittenbogaard 1 Inventarisatie Aardbeivlinder Schiermonnikoog 2014 In opdracht van Natuurmonumenten,
Nadere informatieSPRINKHANEN IN DE UITERWAARDEN ROND ZALTBOMMEL VINCENT KALKMAN 2002
2002 SPRINKHANEN IN DE UITERWAARDEN ROND ZALTBOMMEL VINCENT KALKMAN 2002 FEBRUARI 2002 tekst Vincent Kalkman productie Stichting European Invertebrate Survey - Nederland postbus 9517, 2300 RA Leiden tel.
Nadere informatieBermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen
Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen 1. Inleiding In het dichtbebouwde Vlaanderen zijn bermen overal te vinden. Meestal vervullen ze een vrij belangrijke ecologische rol,
Nadere informatieKick-off TEEB Stad. Biodiversiteit bij groene investeringen
Kick-off TEEB Stad Biodiversiteit bij groene investeringen Meer kleur in stedelijk groen Niet alleen kwantiteit groen, Maar ook (bio)kwaliteit telt! Groen Meer kleur in het groen: meer biodiversiteit Drie
Nadere informatieVerspreiding sprinkhanen en krekels in Rotterdam
Verspreiding sprinkhanen en krekels in Rotterdam Voorlopige verspreidingskaarten 2000-2011 Versie 25-07-2011 Colofon titel auteurs foto s omslag kaartmateriaal Verspreiding sprinkhanen en krekels in Rotterdam
Nadere informatieDagvlinders,
Indicator 30 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Zowel zeldzame als algemene dagvlinders
Nadere informatieagenda oefenmiddag 14 februari 2018
Na de zoektocht naar de rups van de kleine ijsvogelvlinder in het Stroperbos schreef Marc in een mail van 11 oktober 2017 dat hij graag in februari 2018 een lokale oefenmiddag wilde organiseren: herkennen
Nadere informatieWat valt er te kiezen?
Marijn Nijssen Effecten van duinbegrazing op faunadiversiteit Begrazing Wat valt er te kiezen? Effecten van duinbegrazing op faunadiversiteit Wat valt er te kiezen? Marijn Nijssen Bart Wouters Herman van
Nadere informatieJaarverslag 2015 Samenstelling: Henk Wagenaar
Jaarverslag 2015 Samenstelling: Henk Wagenaar Jaarverslag 2015 Vlinder en Libellenwerkgroep Zeeland Met medewerking van : Insectenwerkgroep Oost Zeeuws-Vlaanderen ( w erkgroep van Natuurbeschermingsver.
Nadere informatieDagpauwoog Hoe ziet hij eruit? Wanneer vliegt hij? Waar kun je hem vinden? Waar leven de rupsen? Atalanta
Je hebt vast wel eens een vlinder gezien. Maar heb een vlinder wel eens goed bekeken? Weet je welke planten een rups lekker vindt? En weet je het verschil tussen dagvlinders en nachtvlinders? De vlinders
Nadere informatieLimoniet. Natuurstudietijdschrift van de Natuurpunt regio Vlaamse Ardennen plus. Jaargang 1 nummer ISSN
ISSN 2030-0069 Limoniet Natuurstudietijdschrift van de Natuurpunt regio Vlaamse Ardennen plus Jaargang 1 nummer 1 2008 Bijlage bij Meander - 6de jaargang nr.1 jan-feb-maa 2008 1 Limoniet 2008, 1: 22-28
Nadere informatieBeheeradvies zilveren maan Kaleweg
Beheeradvies zilveren maan Kaleweg Beheeradvies zilveren maan Kaleweg 2 De Vlinderstichting 2018 / Beheeradvies zilveren maan Kaleweg Beheeradvies zilveren maan Kaleweg Tekst Anthonie Stip Rapportnummer
Nadere informatieJaarverslag 2014 Samenstelling: Henk Wagenaar
Jaarverslag 2014 Samenstelling: Henk Wagenaar Jaarverslag 2014 Vlinder en Libellenwerkgroep Zeeland Met medewerking van : Insectenwerkgroep Oost Zeeuws-Vlaanderen ( w erkgroep van Natuurbeschermingsver.
Nadere informatieVlinders van de Habitatrichtlijn,
Indicator 20 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Van de vijf Habitatrichtlijnsoorten
Nadere informatieDagvlinders van de Strabrechtse Heide
Dagvlinders van de Strabrechtse Heide Roel van den Heuvel Inhoud Dikkopjes 4 Grote Pages 5 Witjes 6 Blauwtjes, Kleine Pages en Vuurvlinders 9 13 Inleiding 3 Dankwoord 21 Inleiding Dit rapport geeft een
Nadere informatieZorgen om insecten. Insecten. Sinusbeheer Meanderend maaien voor insecten Alle kranten + tv kopten
Sinusbeheer Meanderend maaien voor insecten Alle kranten + tv kopten Zorgen om insecten Anthonie Stip anthonie.stip@vlinderstichting.nl Sinusbeheer meanderend Heeze maaien voor 31 insecten augustus Heeze
Nadere informatieHans Hollander Rapport 29 8 februari Dagvlinderwaarnemingen in en om Wijchen 2004 t/m 2013
Hans Hollander Rapport 29 8 februari 2014 Dagvlinderwaarnemingen in en om Wijchen 2004 t/m 2013 Hans Hollander Oudelaan 2005 6605 SC Wijchen 024-6412564 hanshollander@xmsnet.nl Overige publicaties: 1 Hollander,
Nadere informatieEcologisch bermbeheer
Ecologisch bermbeheer Bermbeheer -Onderhoud bomen en struiken snoeien, scheren, afzetten -Onderhoud grassen en kruidachtig gewas maaien, grazen -Onderhoud bodem plaggen, herstel na werkzaamheden ondergronds
Nadere informatieDAGVLINDERS EN LIBELLEN OP HET GOLFCENTRUM DE BATOUWE in ZOELEN 2016
DAGVLINDERS EN LIBELLEN OP HET GOLFCENTRUM DE BATOUWE in ZOELEN 2016 KARIN VERSPUI 2016 Inleiding Het golfcentrum De Batouwe in Zoelen besteedt veel aandacht aan de natuurwaarden in hun terrein. In zowel
Nadere informatieBESTUIVERS IN HET LANDSCHAP
BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP INTRODUCTIE Biodiversiteit: Biodiversiteit of biologische diversiteit is een graad van verscheidenheid aan levensvormen binnen een gegeven ecosysteem, bioom of een gehele planeet.
Nadere informatieDAGVLINDERS, OVERDAG VLIEGENDE NACHTVLINDERS EN MICROVLINDERS: AWZI-TERREIN 2009
DAGVLINDERS, OVERDAG VLIEGENDE NACHTVLINDERS EN MICROVLINDERS: AWZI-TERREIN 2009 KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT
Nadere informatieWERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD.
WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD. In onderstaande werkprotocollen geeft de tabel aan waneer de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. In de tabel wordt
Nadere informatieVlinders in de vogelakkers van de gemeente Eersel In vergelijking met de regulier verpachte akkers
Vlinders in de vogelakkers van de gemeente Eersel In vergelijking met de regulier verpachte akkers Bruin blauwtje Samenstelling Wim Deeben Uitgave: Vogelwerkgroep De Kempen Oktober 2018 Inhoud 1. Inleiding...
Nadere informatieOevers 2x maaien Oever 2
Oevers 2x maaien Oever 2 De vegetatie is rijk aan diverse soorten kruiden, zoals kattenstaart, grote waterweegbree en zwanebloem en behoort tot het Watertorkruidverbond (Oenanthion aquaticae). De vegetatie
Nadere informatieProject rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001
Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001 2002 Wouter Jansen & Roy Kleukers 25 april 2002 veldwerk Wouter Jansen tekst Wouter Jansen & Roy Kleukers produktie Stichting European Invertebrate Survey
Nadere informatieResultaat vlinder monitoring Juli 2013
Resultaat vlinder monitoring Juli Algemeen In Juli is het wisselend weer geweest. Toch hebben we het Vreewater 3x en de Ravenvennen plus Heideverbindingsroute 2x gelopen (begin aug bij Juli geteld) Bij
Nadere informatieTUINMEETNET t.o.v. D & S /03/2019 VVE Werkgroep Dagvlinders 1
TUINMEETNET 2018 t.o.v. D & S 2018 31/03/2019 VVE Werkgroep Dagvlinders 1 Agenda Quiz Inleiding Algemene gegevens van het tuinmeetnet 2018 & D & S 2018 Analyse Tuinmeetnet 2018 Belangrijkste parameters?
Nadere informatieDagvlinderinventarisatie Open Duin Schiermonnikoog 2013
Dagvlinderinventarisatie Open Duin Schiermonnikoog 2013 Wilfred Alblas Tera en René Boelen Mireille de Heer Erik Jansen Joost Uittenbogaard Christa en Cees van der Wal 1 Dagvlinderinventarisatie Open Duin
Nadere informatieResultaten Tuinvlindertelling
Resultaten Tuinvlindertelling 2013 Aantal tellers In totaal telden 7747 Vlaamse gezinnen op 3 & 4 augustus de vlinders in hun tuin. Maar liefst 202.851 vlinders van 41 verschillende soorten werden in Vlaanderen
Nadere informatieLandelijk Meetnet Vlinders
Landelijk Meetnet Vlinders Juni 2014 Beste teller, Met de eerste bruine zandogen is het zomerseizoen voor de vlinders inmiddels van start gegaan. Uw tellingen laten zien dat de junidip dit jaar al in de
Nadere informatieDAGVLINDERS, OVERDAG VLIEGENDE NACHTVLINDERS EN MICROVLINDERS AWZI-TERREIN 2010
DAGVLINDERS, OVERDAG VLIEGENDE NACHTVLINDERS EN MICROVLINDERS AWZI-TERREIN 21 KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 26 AC DELFT
Nadere informatieDagvlinders in t Gooi 2008 t/m 2013
Dagvlinders in t Gooi 2008 t/m 2013 Rapportage van tellingen op monitorroutes Samengesteld door Pascal Huybers Inhoudsopgave 1. Route overzicht en bezoeken... 2 2. Het weer in 2013... 4 3. Tellingen 2013
Nadere informatieInventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014
Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...
Nadere informatieVlinderatlas West-Friesland. Voorbeeld. KNNV afdeling Hoorn/West-Friesland
Vlinderatlas West-Friesland KNNV afdeling Hoorn/West-Friesland KNNV afdeling Hoorn/West-Friesland Vlinderatlas West-Friesland 5 jaar dagvlinderonderzoek 2002-2006 Vlinder-/Libellenwerkgroep afdeling
Nadere informatieBetaalbaar Natuurlijk Groenbeheer in Eindhoven. Frank Verhagen Beheerder natuurlijke gebieden
Betaalbaar Natuurlijk Groenbeheer in Eindhoven Frank Verhagen Beheerder natuurlijke gebieden Natuurlijk Groenbeheer in Eindhoven: Maaibeheer stedelijk gebied en wegbermen Maaibeheer natuurterreinen Bosbeheer/
Nadere informatieEindrapport DAGVLINDERS OP HET ZEEHOSPITIUMTERREIN TE KATWIJK
Eindrapport DAGVLINDERS OP HET ZEEHOSPITIUMTERREIN TE KATWIJK Eindrapport DAGVLINDERS OP HET ZEEHOSPITIUMTERREIN TE KATWIJK rapportnr. 2016.2200 oktober 2016 In opdracht van: Rho adviseurs voor leefruimte
Nadere informatieOverzicht van de beschreven dagvlinders:
1 Overzicht van de beschreven dagvlinders: SOORT Blz. Atalanta 2 Bont dikkopje 3 Bond zandoogje 4 Boomblauwtje 5 Citroenvlinder 6 Dagpauwoog 7 Distelvlinder 8 Eikenpage 9 Gehakkelde aurelia 10 Groot dikkopje
Nadere informatieLandelijk meetnet vlinders
Landelijk meetnet vlinders Maart 2019 Beste teller, De winter loopt op zijn einde en we hebben in februari zelfs alweer vlinders kunnen zien. In deze nieuwsbrief een korte vooruitblik op het komende telseizoen.
Nadere informatieStadsvlinders profiteren van ecologi
/De ^)Jevende fsfatuur C.A.M, van Swaay & A.j. van Strien Ecologisch beheer van stedelijk gebied wordt steeds meer toegepast, al twijfelen sommige gemeenten over de voortzetting daarvan. In dit artikel
Nadere informatieGemeente Heusden Quick-scan Wethouder van Buulweg Nieuwkuijk
Life+/Blues in the Marshes, actie A-4 Gemeente Heusden Quick-scan Wethouder van Buulweg Nieuwkuijk DE GROOT ECOLOGISCH ADVIES EN INRICHTING Gemeente Heusden Quick-scan Wethouder van Buulweg Nieuwkuijk
Nadere informatieDagvlinderwaarnemingen Balgoijse Wetering (west) 2016
Dagvlinderwaarnemingen Balgoijse Wetering (west) 2016 Kleine vos Hans Hollander 5 november 2016 Rapport 34 ir. Hans Hollander Oudelaan 2005 6605 SC Wijchen 06-37384467 hanshollander@xmsnet.nl Overige publicaties:
Nadere informatieNotitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht
Notitie aan J. de Waard (Trivire Wonen) van A. de Baerdemaeker betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht project 0619 datum 2 augustus 2011 Postbus 23452 3001 KL Rotterdam telefoon: 010-436
Nadere informatieBij-vriendelijk Beheer
Bij-vriendelijk Beheer Sabine van Rooij en Anjo de Jong, Wageningen Environmental Research 13 november 2018, Klantendag Benchmark Gemeentelijk Groen Waarom? Voor welke soorten? Bijen o 358 soorten in Nederland:
Nadere informatieBloemrijke bermen in Leiderdorp. behoort bij Speerpuntproject 1 Ecologische verbindingszones uit het Groenstructuurplan
Bloemrijke bermen in Leiderdorp behoort bij Speerpuntproject 1 Ecologische verbindingszones uit het Groenstructuurplan Opgesteld door: I. van der Wiel Afdeling: Beleid Datum: 25 augustus 2011 Inleiding
Nadere informatieEvaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016
Evaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016 Kenmerk: IT17.01282 datum: 22 maart 2017 Pagina 1 van 8 Inhoud Inhoud... 1 Samenvatting... 3 1. Evaluatie uitvoering maai- en graasplan... 5 1.1. Inleiding...
Nadere informatieTUINMEETNET. BC Molsbroek Lokeren Project dagvlinders Durme- en Scheldegebied. VVE WG DV - project tuinmeetnet
TUINMEETNET Project dagvlinders Durme- en Scheldegebied BC Molsbroek Lokeren 218-2-17 Aanwezig Katy Beke Koenraad Bracke Sandra Cassier Jurgen Couckuyt Nico Cougé Sylvain Cuvelier Jan De Coninck Beau De
Nadere informatieMonitoring Ecocorridor Zwaluwenberg
Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg Nieuwsbrief Versie: oktober 2014 Inhoud 1. Inleiding 2. Zoogdieren 3. Herpetofauna 4. Vlinders 5. Overig 6. Colofon Wat dragen de ecoducten bij de Zwaluwenberg bij aan
Nadere informatieNematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa
Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Spanje, Javea, Cap Sant Antoni december 2013 - februari 2014 Door: Silvia Hellingman-Biocontrole Onderzoek en Advies en Jan van Eijle
Nadere informatieEen onderzoek naar de herpetofauna, vissen, dagvlinders, libellen en sprinkhanen op golfbaan De Hooge Vorssel te Nistelrode
1 Een onderzoek naar de herpetofauna, vissen, dagvlinders, libellen en sprinkhanen op golfbaan De Hooge Vorssel te Nistelrode Bruine vuurvlinder H. Cuppen Adviesbureau Cuppen September 2011 2 1. Inleiding
Nadere informatieBijen en Landschapsbeheer
Bijen en Landschapsbeheer Hoe maken we het landschap bijenvriendelijk Wat betekent dat voor de biodiversiteit en de kwaliteit van het landschap Een selectie van de mogelijkheden Arie Koster -- www.bijenhelpdesk.nl
Nadere informatieOfferte Beheeradvies schapenbegrazing ten aanzien van de Bruine eikenpage in het Noord-Hollands Duinreservaat
Offerte Beheeradvies schapenbegrazing ten aanzien van de Bruine eikenpage in het Noord-Hollands Duinreservaat Projectnummer 2016-037 Datum 9 maart 2016 Samensteller Michiel Wallis de Vries Offerte ingediend
Nadere informatieQuick-scan Inrichting Van Wijk Valkenswaard
Quick-scan Inrichting Van Wijk Valkenswaard DE GROOT ECOLOGISCH ADVIES EN INRICHTING Quick-scan Inrichting Van Wijk Valkenswaard In opdracht van: Bosgroep Zuid Nederland Juni 2014 DE GROOT ECOLOGISCH ADVIES
Nadere informatieSinusbeheer. symposium Eindhoven 16 maart 2017
Sinusbeheer symposium Eindhoven 16 maart 2017 Waarschuwing! Niet voor gevoelige botanische terreinbeheerders! Oorsprong Sinusbeheer Ontwikkeld in verruigd en deels verbost reservaat De Venne in beheer
Nadere informatieNotitie. Inleiding. S. Bek REA-ORO, gemeente Leiden. aan. G. Bakker & A. de Baerdemaeker. van. Quick scan Aalmarkt II en III.
Notitie aan van betreft projectnummer 0712 S. Bek REA-ORO, gemeente Leiden G. Bakker & A. de Baerdemaeker Quick scan Aalmarkt II en III datum 6 september 2011 Postbus 23452 3001 KL Rotterdam telefoon:
Nadere informatieInsectenvriendelijk graslandbeheer. in Midden-Friesland
Insectenvriendelijk graslandbeheer in Midden-Friesland 1 Waarom deze brochure Er zijn steeds minder insecten. Dat is zorgwekkend, want insecten zijn belangrijk voor de bestuiving van onze voedselgewassen
Nadere informatieKleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer. Context: steeds minder insecten. -76% insectenbiomassa Anthonie Stip
Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer Context: steeds minder insecten Anthonie Stip 1 juni 2018 anthonie.stip@vlinderstichting.nl @birdingstip -76% insectenbiomassa 1 Insectenverlies vooral na mei Biodiversiteit
Nadere informatieNr. 5 Jaargang 4 VLINDERNIEUWS. Vlinderwerkgroep HESPERIA Nieuwsbrief mei 2015 Nr. 5 Jaargang 4
Nr. 5 Jaargang 4 VLINDERNIEUWS Vlinderwerkgroep HESPERIA Nieuwsbrief mei 2015 Nr. 5 Jaargang 4 Een woordje vooraf. Beste vlindervrienden, Zondag 12 april hebben we onze eerste wandeling van het nieuwe
Nadere informatieUitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in]
Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in] Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel Uitvoering herstelmaatregelen
Nadere informatieAMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON
AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON juni 2007 In
Nadere informatieProvincie Zeeland. Zeeuwse bermen steeds bonter
Provincie Zeeland Zeeuwse bermen steeds bonter Een ecologisch beheerde berm ziet er aantrekkelijk uit. Vooral wandelaars en fietsers genieten daarvan. Het is u vast wel eens opgevallen in het voorjaar
Nadere informatieDe Groenzoom Vlinders
De Groenzoom Vlinders 1 Inhoudsopgave Argusvlinder Lasiommata megera Argusvlinder (Lasiommata megera) 3 Bruin blauwtje (Aricia agestis) 4 Bruin zandoogje (Maniola jurtina) 5 Dagpauwoog (Aglais io) 6 Geelsprietdikkopje
Nadere informatieNulmeting vlinders en bijen in graslanden van midden-fryslân
Nulmeting vlinders en bijen in graslanden van midden-fryslân Nulmeting vlinders en bijen in graslanden van midden-fryslân 2 Nulmeting vlinders en bijen in graslanden van midden-fryslân Tekst Anthonie Stip
Nadere informatieArgusvlinder Lasiommata megera
Argusvlinder Lasiommata megera Angelique Belfroid Mijn eerste ervaring met de Argusvlinder was een aantal jaren geleden in de Vlietepolder op Noord-Beveland. Terwijl ik over de onverharde weg liep, vlogen
Nadere informatieOntwikkeling aantal dagvlinders en libellen in Noord-Holland
Ontwikkeling aantal dagvlinders en libellen in Noord-Holland Ontwikkeling aantal dagvlinders en libellen in Noord- Holland Tekst Roy van Grunsven Chris van Swaay Rapportnummer VS2018.019 Projectnummer
Nadere informatieMarijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries,
Zijn effecten van begrazing te voorspellen? Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries, Ingo Jansen,
Nadere informatieWaarnemingen dagvlinders in Waasland-Noord in 2016
Waarnemingen dagvlinders in Waasland-Noord in 2016 Koevinkje en Bruin Zandoogje foto Marc Gevers @ Steengelaag Waarnemingen dagvlinders in Waasland-Noord in 2016 waarnemingen.be 2016: 3383 waarnemingen
Nadere informatieAcuut bedreigde dagvlinders in Nederland
Acuut bedreigde dagvlinders in Nederland Acuut bedreigde dagvlinders in Nederland Tekst: Chris van Swaay Met medewerking van Calijn Plate, CBS. Rapportnummer: VS2004.023 Productie: De Vlinderstichting
Nadere informatieLibelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen
Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen In 2013 W.J.A. Hoeffnagel Ankeveen Copyright 2013 W.J.A. Hoeffnagel (Willem-Jan) Mr. J.C. Buhrmannlaan 54 1244 PH Ankeveen 035-6919356 w.j.a.hoeffnagel@hccnet.nl
Nadere informatieDe Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018
De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een prima dag. In de loop van de dag werd het warmer, een beetje benauwd zelfs en wat mij betreft had er iets
Nadere informatieJohan de Wittlaan 2 te Woerden
Johan de Wittlaan 2 te Woerden Actualisatie ecologisch onderzoek V. Nederpel R. de Beer 2012 Opdrachtgever Bolton Ontwikkeling Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Bovendijk 35-G
Nadere informatieDagvlinders in t Gooi 2008 t/m 2012
Vlinder en Libellenwerkgroep t Gooi Monitor routes 9 mei 2013 Dagvlinders in t Gooi 2008 t/m 2012 Rapportage van tellingen op monitorroutes Samengesteld door Pascal Huybers Inhoudsopgave 1. Routeoverzicht
Nadere informatieNatuurmeetnet. Zuiderpark. resultaten A. de Baerdemaeker & M.A.J. Grutters bsr-rapport 119
Natuurmeetnet Zuiderpark resultaten 2008 A. de Baerdemaeker & M.A.J. Grutters bsr-rapport 119 Gemeentewerken Rotterdam in opdracht van Werf Charlois Colofon bsr-rapport 119 titel Natuurmeetnet Zuiderpark
Nadere informatieJaarverslag 2007 Samenstelling: Henk Wagenaar
Jaarverslag 2007 Samenstelling: Henk Wagenaar Dagvlinders in Zeeland 2007 Jaarverslag 2007 Vlinder en Libellenwerkgroep Zeeland Met medewerking van : Vlinderwerkgroep West Zeeuws-Vlaanderen (werkgroep
Nadere informatieOntwikkeling Hollandse IJssel terreinen, Provincie Zuid-Holland 2012
Ontwikkeling Hollandse IJssel terreinen, Provincie Zuid-Holland 2012 R.J.S. Terlouw. bui-tegewoon, groenprojecten publicatie 2012-10. Ouderkerk aan den IJssel, 30 december 2012 Versie : Definitief. Auteur
Nadere informatieWitjes in Waasland Noord
Witjes in Waasland Noord 1 klein geaderd witje Sp 45mm 2 klein koolwitje Sp 50mm 3 groot koolwitje groter witje Vvl punt zwart, klein recht afgesneden Vvl punt zwart, klein niet recht afgesneden, kartels
Nadere informatieParticulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost
Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost De laatste jaren heeft de provincie in Groot Mijdrecht Noord-Oost gronden aangekocht voor de ontwikkeling van natuur. Natuurmonumenten
Nadere informatieVlindermonitoring De Wieden. Natuurmonumenten November 2016
16 Vlindermonitoring De Wieden Natuurmonumenten November 16 Inhoudsopgave Inleiding Dank aan de vrijwilligers en evaluatie 1 maaibeleid De vlinderroutes Waarnemingen 16, werkwijze Overzicht, totalen per
Nadere informatieJaarverslag 2009 Samenstelling: Henk Wagenaar
Jaarverslag Samenstelling: Henk Wagenaar Dagvlinders in Zeeland Jaarverslag Vlinder en Libellenwerkgroep Zeeland Met medewerking van : Vlinderwerkgroep West Zeeuws-Vlaanderen ( w erkgroep van Natuurbeschermingsver.
Nadere informatieLibelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen
Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen In 2014 W.J.A. Hoeffnagel Ankeveen Copyright 2014 W.J.A. Hoeffnagel (Willem-Jan) Mr. J.C. Buhrmannlaan 54 1244 PH Ankeveen 035-6919356 w.j.a.hoeffnagel@hccnet.nl
Nadere informatieMeetnet vlinders. Aantal vlinders. Augustus Beste teller,
Meetnet vlinders Augustus 2019 Beste teller, Gelukkig is augustus een stuk minder heet dan juli (al zou het de komende dagen best nog wel warm kunnen worden). Vaak prima telweer dus. Met op sommige plekken
Nadere informatieDagvlinders tellen: populatietrends en implicaties voor terreinmonitoring. Michiel Wallis de Vries De Vlinderstichting i.s.m. Arco van Strien CBS
Dagvlinders tellen: populatietrends en implicaties voor terreinmonitoring Michiel Wallis de Vries De Vlinderstichting i.s.m. Arco van Strien CBS Argusvlinder Van Data naar Monitoring Wat willen we weten?
Nadere informatieVlinders van de Habitatrichtlijn,
Indicator 6 juli 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Er staan acht vlindersoorten op
Nadere informatieBrabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen
Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen 1 Wilde bijen in Noord-Brabant 283 wilde soorten (81% van NL) 89 soorten dalend (31%); 64 soorten
Nadere informatieBermbeheer: ook voor plant en dier van knautia en knautiabij tot bruin dikkopje. Hasselt - 2 februari 2012 Kars Veling, De Vlinderstichting
Bermbeheer: ook voor plant en dier van knautia en knautiabij tot bruin dikkopje Kartering 650 kilometer bermen en holle wegen Zuid-Limburg en bepaling kwaliteit Belang van de bermen voor aandachtssoorten:
Nadere informatieNotitie Verlagen maaifrequentie bermen 2013
Notitie Verlagen maaifrequentie bermen 2013 Inleiding. Met de vaststelling van de Perspectiefnota 2013-2016 (PPN) heeft de gemeenteraad ingestemd met het voorstel (TBB 3.6.8 Voorstel 7) om voor het deel
Nadere informatieInsecten in grasbermen: kansen, maar geen wonderen. Jinze Noordijk, Theo Zeegers EIS Kenniscentrum Insecten (Naturalis)
Insecten in grasbermen: kansen, maar geen wonderen Jinze Noordijk, Theo Zeegers EIS Kenniscentrum Insecten (Naturalis) Variatie in bermen grazige berm op klei berm met heide berm met bomen Schrale berm
Nadere informatieLibellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen
Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen Tim Termaat Libellenstudiedag Vlaanderen 15 februari 2014 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Hoe gaat
Nadere informatieJaarverslag 2008 Samenstelling: Henk Wagenaar
Jaarverslag 2008 Samenstelling: Henk Wagenaar Dagvlinders in Zeeland 2008 Jaarverslag 2008 Vlinder en Libellenwerkgroep Zeeland Met medewerking van : Vlinderwerkgroep West Zeeuws-Vlaanderen (werkgroep
Nadere informatie