V e r s l a g v a s t g e s t e l d

Transcriptie

1 V e r s l a g v a s t g e s t e l d Commissie : Wegen, Verkeer en Vervoer (en zeehavens) Datum : 21 en 31 januari 2008 Commissiegriffier : Mw M. Spoor-Hendriks Telefoonnummer / / spoorm@noord-holland.nl Registratienummer : Aanwezig: Voorzitter mw N.D.K. Eelman-van t Veer (21/1), G. Massom (31/1) leden van de commissie CDA mw. C.M. Herbeck, C. Stevens (21/1) CU-SGP A. Roetman (verv.), J.A. Kardol (31/1) D66 mw J. Geldhof (21/1), dhr H. Struben GroenLinks H. Binnema, O. van Ulzen (21/1) ONH B. Bouberg Wilson PvdA mw L.J. Klomp, G. Massom, mw Y. Stil (21/1), E. Wagemaker (21/1) PvdD R.E. van Oeveren SP R. de Graaf (21/1), B. Putters, H. Bos (31/1) VVD mw A.C.J. Humalda-Blok, mw P.E. Kirch-Voors, C. Loggen (21/1) Gedeputeerden: C. Mooij (VVD) Ambtelijke ondersteuning: C. de Vries, B. Cops, H. van der Pijl Insprekers: P. Karemaker, Z. Homan, F. Peters, H. Boom, J. Baas Notulist: Verslagbureau Stan Verschuuren / Dorothé Wijnen Afwezig m.b. 21/1: J.A. Kardol (CU-SGP), mw C. Braam (FB), P. van Poelgeest (PvdD), H.K. Bos (SP) Afwezig m.b. 31/1: mw N.D.K. Eelman-van t Veer (CDA, vrz), C. Stevens (CDA) Agenda Algemeen 1. Opening en mededelingen 2. Vaststellen agenda 3. Verslag van de vergadering van 26 november/10 december Toezeggingenlijst 5. Langetermijnagenda A-agenda 6. Regioakkoord Westfrisiaweg B-agenda 7. Voorbereiden achtergestelde lening containeroverslag Enkhuizen 8. Rondvraag Vervolg 31 januari 2008 A-agenda 9. Nationale Databank Wegverkeersgegevens EXIN-H-bijdrage B-agenda 10. Herstel en verbetering infrastructuur Zuidtangent Kerntraject 11. Besluitvorming A6-A9 C-agenda 12. Overzicht ingekomen stukken 13. Sluiting

2 Opening en mededelingen - opening Voorzitter opent de vergadering om uur. - mededelingen Voorzitter meldt dat de mogelijkheid zal worden geboden om, per bus en samen met het projectbureau Westfrisiaweg, een rondgang te maken langs de route van de twee tracés om zo ter plekke knelpunten, oplossingsrichtingen, et cetera in ogenschouw te nemen. Zij concludeert dat allen hier zeer mee instemmen. Via de griffie zal de organisatie zo spoedig mogelijk worden opgepakt aangezien het als zeer wenselijk wordt gezien dat geen vertraging optreedt en PS op 17 maart a.s. een besluit kunnen nemen. Dhr Putters (SP) vraagt ook voor de burgers nog een extra mogelijkheid om hun voorkeur uit te spreken. Voorzitter concludeert dat er bij de commissie geen draagvlak voor het voorstel is aangezien burgers geregeld zijn gehoord en ook heden een aantal (vertegenwoordigers van) burgers en bedrijven zich heeft gemeld om in te spreken. Dhr Mooij (ged.) hamert erop dat de tussenstap van de rondgang/werkbezoek echt niet mag leiden tot vertraging. Gezien eerdere besluitvorming en afspraken in het programakkoord moet de weg er echt komen. Ook de financiën zijn rond voor zover het het provinciale aandeel betreft. Het tracé is onderdeel van de landelijke verbinding Alkmaar-Zwolle. Er is ook een rijksbijdrage, en een gesprek daarover met de minister staat gepland voor mei a.s.. Hij wil dan beslagen ten ijs komen en in elk geval kunnen melden welk tracébesluit PS genomen hebben. 2. Vaststellen agenda Agenda wordt conform vastgesteld. 3. Verslag van de vergadering van 26 november/10 december tekstueel Dhr Putters (SP) vraagt op p. 7, r.313 in te voegen 2,8 miljard. Met in achtneming van bovenstaande wordt het verslag vastgesteld. - naar aanleiding van Dhr Struben (D66) heeft geen antwoord gehad op zijn vraag over (nieuwe) inzet van nachtbussen (r.826-9). Dhr Mooij (ged.) zegt toe dat het antwoord alsnog komt. 4. Toezeggingenlijst Dhr De Graaf (SP) vraagt ged. toezegging 2 ruimer te interpreteren en de commissie ook te informeren over de meest recente problemen rondom de OV-chipkaart, zoals het hacken. Voorzitter wijst erop dat bij de C-agenda al een deel van de gevraagde informatie wordt aangeleverd. Bovendien is er een informatiebijenekomst geweest met de projectleiding over invoering van de OV-chipkaart. Dhr Putters is daarbij aanwezig geweest, en zij vraagt dhr De Graaf hem direct te benaderen over de inhoud van het besprokene. Dhr Mooij (ged.) meldt dat hij per 21/1 een brief aan de staatssecretaris heeft gestuurd met daarin een reactie op haar brief die als strekking had dat alles in orde was. Zijn brief heeft een kritische inhoud en hij zegt deze in afschrift aan de commissie te sturen. Het hacken is hem ook ter ore gekomen. Van provinciale zijde wordt navraag gedaan wat er precies aan de hand is en zodra hij meer weet, komt deze informatie eveneens naar de commissie. 5. Langetermijnagenda Geen vragen/opmerkingen. 2

3 A-agenda 6. Regioakkoord Westfrisiaweg - insprekers Dhr Karemaker is algemeen directeur van Syngenta. Hij legt uit dat het voor de toekomst van het bedrijf belangrijk is dat het niet verplaatst wordt vanwege de aanleg van de Westfrisiaweg. Het bedrijf heeft hier nu een uitstekende plek, maar als er uitgekocht moet worden, of iets dergelijks, is zijn vrees dat het bedrijf overgeplaatst wordt naar een plek buiten Nederland. (Op schrift gestelde inbreng via griffie beschikbaar.) Dhr Struben (D66) heeft gehoord dat Syngenta momenteel over 30 hectare grond in het gebied beschikt. Als voor de noordvariant wordt gekozen (waartegen Syngenta zich verzet), zal het niet nodig zijn gebouwen te verplaatsen, maar er moet vrije grond worden afgestaan. Is het niet mogelijk dat met grond in de nabijheid te compenseren? Dhr De Graaf (SP) begrijpt dat voor een bedrijf als Syngenta goede bereikbaarheid belangrijk is, maar liever niet over eigen grondgebied. Bij het bedrijf werken momenteel 525 personeelsleden. Is het juist dat er de afgelopen jaren ook een reorganisatie is geweest waarbij medewerkers en arbeidsplaatsen zijn afgestoten? Hoe hard is het dat Syngenta blijft? Is in het verleden grond verkocht voor andere doeleinden? Dhr Roetman (CU-SGP) vraagt wat het unieke is van dit gebied. Is het echt zo dat Syngenta alleen op deze plek haar bedrijf kan uitoefenen? Dhr Karemaker beantwoordt de vragen als volgt. De huidige 30 hectare waarover het bedrijf beschikt zijn of bezet met gebouwen of in gebruik voor proeven in het open veld en zullen de komende jaren ten volle nodig zijn. Er kan geen enkele hectare (meer) van af. Momenteel wordt gewerkt aan groei van activiteiten, en vanwege efficiency is het uiterst belangrijk de activiteiten in één gebied geconcentreerd te houden. Als het bedrijf weggaat op deze plek, moeten veredelaars, toeleveranciers en dergelijke gaan reizen. Dat is niet efficiënt. De uitbreiding van de Westfrisiaweg heeft nauwelijks voordelen voor logistieke processen van Syngenta. Bloem- en groentezaden zijn uiterst klein, maar vertegenwoordigen wel een grote waarde. Het belang van de wegverbetering is veel meer dat Enkhuizen zo aantrekkelijker wordt om te gaan werken. Werknemers komen voor een groot deel vanuit Alkmaar, Haarlem, Amsterdam en omgeving en als de reistijden korter worden, is dat een pluspunt voor het aantrekken van personeel. Twee jaar geleden heeft Syngenta een deel van de boekhoud- en IT-activiteiten uitbesteed naar andere landen. Min of meer tegelijkertijd is om bedrijfseconomische reden grond verkocht aan de andere kant van het Westeinde. Intern is dit (reorganisatie)proces naar grote tevredenheid verlopen en voor de komende jaren staat uitbreiding van de core-bussiness op stapel. Met dat doel worden momenteel wervingsactiviteiten opgestart voor nieuwe medewerkers. Zaadveredelingsbedrijven als Syngenta zijn hier al 140 jaar gevestigd. Gedurende al die jaren heeft het gebied zich ontwikkeld tot het hart van de wereldwijde zadenhandel. Het is al met al een uniek gebied en hij zou dat graag zo willen houden. Dhr Homan is wethouder van Drechterland. Namens deze gemeente houdt hij een pleidooi te kiezen voor het noordtracé omdat daarmee het karakteristieke open landschap aan de zuidzijde behouden kan blijven. (Op schrift gestelde inbreng via griffie beschikbaar.) Dhr Bouberg Wilson (ONH) beluistert dat de zuidvariant wordt afgewezen omdat daarbij geen sprake is van een verantwoorde cultuurmaatschappelijke en stedenbouwkundige inpassing. Hij begrijpt de argumenten die hiervoor zijn aangedragen, maar gelden die niet evenzeer voor de noordvariant? Wat is voor Drechterland doorslaggevend om toch uit te komen op de noordvariant? Mw Herbeck (CDA) wijst erop dat op termijn woningbouw is gepland bij Hoogkarspel Zuid. Met de keus voor de zuidvariant zouden in één klap ontsluitingswegen geregeld zijn, maar wat gebeurt er als toch wordt vastgehouden aan de noordvariant? 3

4 Dhr Putters (SP) weet dat in andere gemeentes de discussies over (on)mogelijkheden van een zuidvariant nog verder gaan. Her en der gaan geluiden op over een zuid-zuidvariant met een tunnel door het Markermeer naar de Houtrib. Is Drechterland hierover benaderd? Zo ja, wat is de inbreng in deze discussie? Dhr Struben (D66) vraagt te verduidelijken hoe het staat met de bereikbaarheid van de IJsselmeerkust en de relatie met de zuidvariant. In de regio-overeenkomst staat dat er in ieder geval een onderdoorgang voor een lint nodig is. Maakt het uit waar die onderdoorgang komt of ziet Drechterland die het liefst bij Enkhuizen? Dhr Homan beantwoordt de vragen als volgt. Bij de noordvariant is de landschappelijk inpassing beter omdat daarmee meer recht wordt gedaan aan het MER-uitgangspunt van bundeling van bestaande infra-structuur. Het nieuwe tracé volgt min of meer het oude, en zo is sprake van veel minder inbreuk op de ruimtelijke kwaliteit. Hij verwijst tevens naar de afspraken die zijn gemaakt in het kader van IPO-, VNG- en VROM-overleg over Mooi Nederland en naar een publicatie van Alterra over verstening en verglazing in vijf landelijke gebieden. Criteria zoals daarin naar voren zijn gekomen, leiden eerder tot de keus voor de noorddan tot de zuidvariant. De geplande woningbouw bij Hoogkarspel zuid zal naar alle waarschijnlijk veel minder groot worden dan aanvankelijk bedacht. Voor de hele regio is in 2004 bepaald dat ongeveer 1200 nieuwe woningen nodig zijn. Daarvan zijn er inmiddels al zo n 800 gerealiseerd. Bovendien dienen zich nieuwe locaties aan, en binnen de eigen gemeente is er nu een nieuw plan om bij Stede Broec woningbouw te realiseren en daarmee te compenseren wat eerder voor Hoogkarspel zuid op de planning stond. Ooit is er over gesproken dat bij Hoogkarspel zuid wel 3000 woningen gebouwd zouden worden. Die plannen zijn echt niet meer reëel. Hoogstens vindt hier nog wat kleinschalige ontwikkeling plaats, en de gemeente Drechterland houdt er rekening mee dat zij dan zelf voor ontsluiting zal moeten zorgen. Het tunnelplan voor een onderdoorgang naar de Markermeer en Houtrib is bij hem bekend, maar er is (nog) geen overleg geweest met gemeentes die dit voorstel hebben gelanceerd. Hij heeft zich hierover nog geen mening gevormd, maar hij waarschuwt voor (te grote) versimpeling. Hij ziet vooralsnog niet dat het zuidtracé helemaal ondergronds kan, vanwege de kosten maar ook omdat er op het traject nog een monumentaal gemaal staat dat moeilijk te verplaatsten of te vervangen is. In de zuidvariant zijn voor behoud van het lint meer dan één onderdoorgangen nodig. Bij Enkhuizen moet zeker één onderdoorgang komen, maar dat geldt zowel bij de keus voor het noord- als het zuidtracé. Dhr Peters is lid van het Actiecomité Geen weg terug. Het comité is voorstander van het noordtracé en zij benadrukken dat voor het zuidelijke tracé een aantal zaken te rooskleurig zijn voorgesteld. Hij noemt o.a. het tunnelonderdeel en het blijven voortbestaan van de flessenhals bij de Houtribdijk. Het comité stelt zich op het standpunt dat de keuze voor het zuidtracé, de keus is voor een slechte ontsluiting met een onzeker toekomstperspectief; die voor het noordtracé, een keuze voor een stroomweg die veiliger is, snellere doorstroming biedt en overzichtelijke kosten voor de toekomst. (Op schrift gestelde inbreng via griffie beschikbaar.) Dhr Boom is secretaris van de Stichting Niet door het Lint. Hij vraagt de Staten niet eerder een besluit te nemen dan dat zij de volledige beschikking heeft over de uitkomst van de toets die de onafhankelijke MER-commissie uit moet voeren op het MER-rapport. Hij meent dat dit rapport niet voldoet en aangezien het rapport doorslaggevend kan zijn in de keus voor een van beide tracés, moet daarover eerst uitsluitsel gegeven worden. (Op schrift gestelde inbreng via griffie beschikbaar.) 215 4

5 Dhr Putters (SP) vraagt of de stichting vervolgacties in petto heeft nadat de Staten een besluit hebben genomen over het voorkeurstracé. Vanuit colleges heeft de Stichting vaak het verwijt gekregen dat zij optreden als NIMBY-groep. Is dat juist? Zijn/komen er gesprekken met colleges van gemeenten die dit verwijt uiten? Dhr Bouberg Wilson (ONH) wijst erop dat de keus voor het noordtracé en de stedenbouwkundige inpassing voor Enkhuizen die daaruit volgt, leidt tot isolering van de oude kern. Hoe kijkt dhr Boom tegen dit nadeel aan? Dhr Boom beantwoordt de vragen als volgt. De stichting bestaat nog niet lang: juist om verder te kunnen gaan met acties nadat PS een besluit genomen hebben, heeft de actiegroep zij recent zijn status gewijzigd in een stichtingsvorm. Deelnemers aan de actiegroep vermijden steeds dat zij schade toebrengen aan derden. Helaas is de pers niet altijd even zorgvuldig in de manier waarop zij zaken naar buiten brengen, en zo is het nogal eens gebeurd dat er fout wordt geciteerd of zaken anders naar buiten zijn gekomen dan de bedoeling van de actiegroep was. Waar mogelijk zijn fouten rechtgezet, en hij wijst er met nadruk op dat hij de kritiek dat het maar om een NIMBY-groep gaat niet terecht vindt. Per slot van rekening gaat het om burgerrechten waar hij en mede-actievoerders gebruik van maken en waarmee gekozen politici en colleges van B&W hun voordeel kunnen doen. De aansluiting van Enkhuizen bij het Westeinde voldoet in de huidige situatie niet. Bij de keus voor het noordtracé wordt een aantal van de huidige knelpunten opgelost en de bereikbaarheid van Enkhuizen voor uitbreidingsgemeenten als Stede Broec verbetert eveneens. Dhr Baas is burgemeester van Enkhuizen en namens zijn gemeente licht hij toe dat zij voorstander zijn van het zuidtracé. Hij benadrukt dat de noordvariant geen optie kan zijn omdat die niet combineerbaar is met zaken als de monumentale entree van der stad, te hoge fijnstofconcentratie in de omgeving van de rijksscholengemeenschap aan de noordzijde van de stad, een doorsnijding van de ecologische hoofdstructuur (EHS), en een aantasting van de economische positie van zaadbedrijven. (Op schrift gestelde inbreng via griffie beschikbaar.) Dhr Loggen (VVD) vraagt toe te lichten welke financiële bijdrage Enkhuizen (maar voor zover bekend: ook andere gemeenten) gaat leveren? Schat hij in dat gemeenten hun financiële verantwoordelijkheid zullen blijven nemen als toch voor het noordtracé wordt gekozen? Mw Klomp (PvdA) vraagt hoe hard de garanties zijn die de graanbedrijven aan de gemeente hebben gegeven en/of kunnen geven dat zij blijven? Dhr De Graaf (SP) vraagt wat dhr Baas er als burgemeester van zou vinden grond die eerder in bezit van Syngenta is geweest terug te verkopen en zo het noordtracé alsnog mogelijk maken? Waarom zijn eventuele fijnstofproblemen bij de rijksscholengemeenschap ten noorden van Enkhuizen niet meegenomen in de MER? Dhr Struben (D66) vraagt of de mogelijkheid is onderzocht om de bocht in het noordtracé verhoogd (bijv. op palen) aan te leggen zodat de grond eronder nog wel door Syngenta en/of eventueel andere zaadbedrijven bewerkt kan worden. Dhr Baas beantwoordt de vragen als volgt. De vraag over de fijnstofproblematiek en de (on)mogelijkheid van een verhoogde bocht kan hij niet beantwoorden omdat het vragen zijn met een te hoog technisch gehalte. Hij verwijst voor antwoord naar het projectbureau of de stuurgroep. Binnen raad en college zijn serieuze afspraken gemaakt over waar wel/niet gebouwd mag worden. Bestuurlijk gezien is het niet verstandig daarop terug te komen. De oude Syngentagrond is verkocht met als bestemming woningen. Hij weet niet of de woningen er nog wel kunnen komen als de keus 5

6 valt op de noordvariant. De bebouwing wordt dan wel erg dicht, en het strookt niet (meer) met de huidige inrichtingsvisie. Als de noordvariant er komt, kan het niet anders dan dat Syngenta moet inkrimpen met als onherroepelijk gevolg dat het bedrijf verdwijnt. Hij waarschuwt daarbij dat Syngenta toonaangevend is. Zodra dit bedrijf verdwijnt, zullen andere, toeleverende, bedrijven, eveneens verdwijnen, met alle slechte gevolgen van dien voor de werkgelegenheid, economische bedrijvigheid, enzovoort. Door dhr Kaarmaker is gezegd dat Syngenta bezig is meer personeel aan te trekken, en hij wijst erop dat dat een van de meest harde garanties is dat een bedrijf plannen heeft om zijn vestiging(en) te handhaven. Bij de bespreking van de keuzevarianten voor de aanleg van de Westfrisiaweg heeft de raad op een bepaald moment aangekondigd, alleen mee te willen financieren als provinciale en gemeentelijke keus dezelfde zouden zijn. Later is daarop terug gekomen. Inmiddels wordt ervan uitgegaan dat de keus valt op de zuidvariant. Dat komt (gelukkig) overeen met de keus van Enkhuizen, maar mocht onverhoopt blijken dat toch de noordvariant uitgevoerd gaat worden, dan koppelt hij dat terug binnen zijn raad. - commissie Dhr Mooij (ged.) meldt dat het rapport van de onafhankelijke MER-toetscommissie nog niet beschikbaar is. Er is wel telefonisch contact geweest met als uitkomst dat op schrift gezet gaat worden dat de MER voldoet aan alle eisen en voorwaarden die daaraan gesteld moeten worden. Dhr Putters entameert een discussie over de vraag of behandeling wel kan plaatsvinden nu een schriftelijke bevestiging ontbreekt dat de MER voldoet; hij vindt de mondelinge mededeling van ged. onvoldoende. Mw Humalda zou graag zien dat het rapport van de MER-commissie in ieder geval vóór de Statenbehandeling beschikbaar is. Dhr Mooij (ged.) erkent dat het beter zou zijn geweest als de MER-commissie op tijd haar rapport zou hebben aangeleverd. Hem is echter verteld dat al het voorwerk gedaan is en dat de uitkomst is dat het rapport voldoet. Ter verklaring voor de (te) late aanlevering is aangevoerd dat degene die de uitkomst van de toets op papier moest zetten, ziek is geworden. Er is geen toezegging gedaan op welke termijn het rapport beschikbaar is, maar op basis van de mondelinge informatie staat vast dat er geen procedurele belemmeringen zijn om de discussie te voeren. Dhr Loggen (VVD) ziet zich gesteld voor een moeilijke keuze als onderdeel van een besluit dat op zich eenvoudig is. De N23 Westfrisiaweg moet er komen omdat een beter ontsluiting van de noordkop van Noord-Holland zeer dringend wordt gewenst. Welk tracé daarvoor het beste is, is echter moeilijk te bepalen. Aanvankelijk was er nog de hoop dat via de MER zou blijken dat een van beide tracés het beste zou zijn, maar nu de uitkomst is dat beide tracés MER-proof zijn, blijft kiezen onontkoombaar. Zijn fractie heeft nog geen eindstandpunt bepaald, zij wil eerst antwoord op vragen rond de centrale thema s. Thema 1: veiligheid. Klopt het dat het zuidtracé qua (weg)veiligheid ietsje hoger scoort dan het noordtracé? Thema 2: leefbaarheid. Wat zijn de consequenties voor luchtkwaliteit bij beide tracés? Voor het zuidtracé speelt dat Stedebroec doorkruist wordt door een nieuwe weg, maar ook door een ringweg zou de luchtvervuiling (enorm) kunnen toenemen. Voor het noordtracé zou een knelpunt kunnen worden dat de scholengemeenschap bij Enkhuizen te veel last gaat ondervinden van fijnstof. Thema 3: historische waarden. Komt het stoomgemaal bij aanleg van het zuidtracé wel/niet in de verdrukking? Hoe staat met behoud van stadsaangezichten (nb binnenkomst Enkhuizen)? Thema 4: kosten en toekomstvastheid. In het zuidelijke tracé wordt een deel tweebaans gehouden, maar te verwachten is dat dat op den duur toch vierbaans moet worden. Op welk moment zal dat spelen? Welke kosten zullen daarmee gemoeid zijn? Is het niet wenselijk/reëel deze nu al mee te nemen? Op de gevolgen voor de zaadbedrijven bij een keus voor het noordtracé gaat hij nu niet in. Hij realiseert zich dat die groot kunnen zijn, maar aangezien hij op dit moment nog niet over alle 6

7 informatie beschikt om dat echt te overzien en in te schatten, behoudt hij zich het recht voor daar later op terug te komen. Mw Herbeck (CDA) meldt dat ook voor haar fractie geldt dat de Westfrisiaweg er moet komen. De besprekingen lopen al zeker 25 jaar en zij is blij dat ged. de regie aan zich heeft getrokken en voorbereidingen inmiddels zo ver zijn dat de weg er echt gaat komen. Haar fractie heeft nog geen standpunt ingenomen over het tracé; zij wacht af welke aanvullende informatie het extra ingelaste werkbezoek op gaat leveren. Voor dit moment heeft zij de volgende vragen. 1. Het oostelijke deel wordt in beide varianten tweebaans. Leidt dat (op termijn) tot dezelfde flessenhalsproblematiek of is dat bij één van de varianten sterker/eerder aan de orde. Zo ja, welke? 2. Als niet wordt gekozen voor het zuidtracé, wordt ontsluiting voor woningbouw bij Hoogkarspel Zuid een probleem. Drechterland kan dan wel beloven dat zij dat zelf voor haar rekening neemt, maar haar vrees is dat het vereiste bedrag gekort wordt op de bijdrage vanuit Drechterland voor het noordtracé. 3. In hoeverre speelt de verkeersbelasting voor de gemeente Hoorn een rol in de trajectkeuze. 4. Voor het westelijke deel houdt zij twijfels over de beste variant. Zij vraagt daar speciaal aandacht voor tijdens het werkbezoek/rondgang en zo mogelijk ook informatie op schrift over voor-/nadelen bij elke keus. 5. Ged. zegt dat de MER voldoet aan daarvoor geldende regels. In haar beleving is op de rapportage echter van diverse belangenbehartigersorganisaties kritiek gekomen, die serieus genomen dient te worden. Komt daar nog een reactie komt? Mw Klomp (PvdA) onderschrijft volledig dat de bereikbaarheid in Noord-Holland Noord verbeterd moet worden, zoals ook in het coalitieakkoord staat, en is ook van mening dat de economische structuur en werkgelegenheid baat heeft bij de verbetering van de Westfrisiaweg. Zij complimenteert ged. dat hij de regierol naar de provincie heeft gehaald. Het rijk heeft steeds nagelaten met initiatieven te komen, en daarom is het des te positiever dat er een intentieovereenkomst ligt die door alle betrokken bestuursorganen ondertekend is. Haar fractie kan zich op dit moment nog niet uitspreken over het voorkeurstracé. Zij is dan ook tevreden met de inlassing van een extra werkbezoek. In de nota staat dat de MER verder zal worden verfijnd, uitgaande van het daarin vastgelegde voorkeurstracé. Op p. 11 van het regioakkoord wordt gezegd dat de MER de tracékeuze heeft bepaald, maar staan daarin niet twee alternatieven die als meest milieuvriendelijk in aanmerking komen? Worden die twee alternatieven in de verfijnde MER meegenomen, of alleen het tracé dat de stuurgroep voorstaat? In hoeverre versnelt of vertraagt de keuze voor het noord- of zuidtracé het proces? Hoofddoelstelling met het aanleggen van de weg is het verbeteren van de doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid. In de nota staat echter ook dat de weg al vijf jaar na oplevering niet meer toekomstbestendig is, terwijl woningbouw langs de weg tot aan 2030 mogelijk wordt gemaakt. Kan worden gegarandeerd dat de weg nog is aan te passen en voor langere tijd toekomstbestendig gemaakt kan worden? Dat geldt met name voor de laatste (meest oostelijke) delen van beide tracés. In het plan wordt aangegeven dat die tweebaans worden, maar is er ruimte voor verbreding naar vierbaans als dat nodig mocht blijken? In het regioakkoord staat op p. 20 een afbeelding van de verlaagde Westfrisiaweg onder t Lint. Waar komt de parallelweg met fietspad? Op p. 21 staat Bij de uitwerking van de definitieve keuze voor het kruispunt op de Raadhuislaan rekening zal worden gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Wat voor ontwikkelingen? In het regioakkoord zijn de totale kosten geraamd op 350 à 400 miljoen. In de tabel met berekeningen wordt uitgekomen op een totaalbedrag van 350 miljoen. Hoe reëel is dit bedrag? Wie zal de eventuele extra 50 miljoen voor rekening nemen? Klopt het, zoals in het regioakkoord staat, dat beide tracés niet onderscheidend zijn qua financiën? Vijf gemeentes moeten het akkoord nog in hun raad vast stellen. Hiervan bevinden zich er drie in West-Friesland. Enkele van die gemeenteraden hebben aangegeven de uitkomst van de MER-toetsing mee te nemen bij hun besluitvorming. Haar fractie sluit zich daarbij aan. Zij wil de besluitvorming niet vertragen, maar zolang het schriftelijke rapport van de MER-toetsingscommissie er niet ligt, is niet alle informatie beschikbaar om een gedegen afweging te kunnen maken. Gezien de informatie over kosten en dekking voor aanleg van 7

8 de weg, is haar fractie met het financiële deel al wel akkoord, mits het bedrag de 350 miljoen niet wordt overschreden en/of duidelijk wordt wie de mogelijke overschrijding met 50 voor zijn rekening neemt. Dhr Binnema (GrLi) vindt dat dit project illustreert dat provinciale politiek niet altijd saai is. Het gaat om een mega-project waarbij veel partijen zijn betrokken. De financiële omvang is voor de provincie uniek, maar het gaat vooral om een ingewikkelde belangenafweging. Hij realiseert zich dat er niet één vanzelfsprekende keus is omdat aan elk tracé voor- en nadelen kleven. Dat speelt mee in gesprekken die vanuit het provinciale politieke- niveau gevoerd worden met gemeentelijk GrLifracties. Niettemin zal hij met een standpunt komen, maar op dit moment heeft zijn fractie dat nog niet bepaald. Op provinciaal niveau is in het programakkoord afgesproken dat de Westfrisiaweg er moet komen, en hij is blij dat via het regioakkoord daarover nu ook commitment is met gemeentes, hoogheemraadschap en andere betrokken groeperingen in het gebied. De ged. heeft gemeld dat ook de MER-toets goed is uitgevoerd, maar voor hij zijn standpunt definitief inneemt wil hij het rapport van de toetscommissie toch zwart op wit zien omdat hij wil kunnen controleren hoe zij tot hun oordeel gekomen is en of wellicht in de toets zaken niet zijn meegenomen (bv fijnstofmeting) die wel relevant zijn om voor een definitieve standpuntbepaling. Een andere onzekere factor blijft de uiteindelijke bijdrage van het rijk. Verder zou hij graag meer duidelijkheid krijgen over de omvang en situering van woningbouwontwikkeling in het gebied als geheel en wat nu werkelijk de consequenties zijn voor behoud van de zaadbedrijven als de keus valt op het noordelijke tracé. Hij realiseert zich dat niet alle gewenste informatie er kan komen, en dat het deels gaat om een politieke inschatting. Wat daarvan de uitkomst is voor zijn fractie, kan hij nog niet zeggen omdat het overleg daarover nog niet is afgerond. Wel ervaart hij daarbij een gebrek aan kennis en inzichten in bredere verbanden, zoals de relatie met alle andere ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van deze regio. Hij schat in dat die informatie sturend zou kunnen zijn om te bepalen wat de meest logische variant cq het beste tracé is voor de Westfrisiaweg. Tracés die nu worden voorgesteld doorsnijden beide geregeld groen gebied waar dat eigenlijk niet wenselijk moet worden geacht. Hij realiseert zich dat hij in zijn bijdrage vooral dilemma s schetst. De fractie moet de eigen afweging nog maken, maar aangezien de noodzaak van wegverbetering is onderschreven, komt er een keus, met daarbij de kanttekening dat mede vanuit zijn partij, en in andere dan provinciale organen, kritische reacties niet te voorkomen zijn. Dhr Roetman (CU-SGP) sluit aan bij de inbreng van dhr Binnema en onderschrijft zo dat ook zijn fractie zich geconfronteerd ziet met dilemma s die het nemen van besluiten er niet makkelijk op maken. Hij voegt een vraag toe nav de op p. 38 aangegeven risicoverdeling. Is het eerlijk dat de provincie op zich neemt als enige op te komen voor het risico van kostenoverschrijding? Dhr Putters (SP) vindt het eigenlijk niet juist dat verbetering van de Westfrisiaweg als onderdeel wordt beschouwd van verbetering van de N23 als rijksverbindingsweg tussen Alkmaar en Zwolle. Hij stelt zich op het standpunt dat er al een goede oost-westverbinding is via de A7. Verbetering van de Westfrisiaweg blijft daarmee nog wel noodzakelijk, maar met als doel de bereikbaarheid in West- Friesland oost te verbeteren. Zo geredeneerd is de noord-variant de beste optie. Hij spreekt tegen dat de werkgelegenheid dicht bij Enkhuizen grootschalig in ontwikkeling is vanwege de aanwezigheid van zaadbedrijven en dat die in hun groeimogelijkheden beknot zouden worden als juist hier ruimte moet worden gevonden voor verbreding van de huidige N302. Zijn indruk is dat de gronden van de zaadbedrijven al lang bestemd zijn voor toekomstige woningbouw. Als dat doorgaat, moet er alsnog ontsluiting komen en zal het argument dat het huidige stadsgezicht van Enkhuizen beschermd moet worden, niet te handhaven zijn. Hij verwijst ook naar de MER, waarin niets wordt gemeld over mogelijke overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen in verband met de in de nabijheid van de nieuwe weg gelegen scholengemeenschap in Enkhuizen. Het zuidtracé stuit op groot protest vanuit Drechterland. Gemeente, bedrijven en belangenorganisaties geven aan dat zij met dit tracé vreselijk in de knel komen. De gemeente heeft al aangekondigd de wegverbetering niet mee te financieren als toch voor het zuidtracé gekozen wordt. Hij twijfelt ook zeer of het hoogheemraadschap dan mee gaat betalen, aangezien in het zuidtracé een groot gemaal ligt 8

9 waarvoor het noodzakelijk zal zijn allerlei extra maatregelen te treffen. Naast Drechterland zijn er meer gemeenten die het regioakkoord nog niet hebben ondertekend. Wat gebeurt er als zij definitief besluiten dat niet te doen? Vervalt daarmee niet de financiële basis onder het plan? Hoe zeker is de rijksbijdrage? Hij vindt de zuidvariant ook absoluut niet toekomstbestendig. Uit de overlegde stukken blijkt dat de weg tot uiterlijk 2020 voldoende doorstroming garandeert. Waarom wordt niet verder vooruitgekeken en is niet serieus gestudeerd op de suggestie vanuit de SP om meteen een tunnel te boren vanaf de Veilingweg tot aan de Krabbegatssluis? Hij weet dat dat een budget vraagt dat het huidige vele malen overtreft, maar daar staat tegenover dat een oplossing wordt bereikt voor de verkeersdoorstroming die voor zeker vijftig jaar voldoet. In de MER staat verder dat verdubbelen van de spoorbaan soelaas zou bieden voor terugdringen van forenzenverkeer over de weg. Gaat dit bij de minister aangekaart worden? Zeker als de provincie de kosten van verdubbeling van het spoorviaduct bij Enkhuizen op zich zou nemen, lijkt hem dat de onderhandelingsuitkomst zal zijn dat er spoorverdubbeling komt. Zo ontstaat de mogelijkheid vier treinen per uur te laten rijden tussen Enkhuizen en Alkmaar, en daarmee een snelle forenzenverbinding. Dat zal het verkeer over de weg aanzienlijk ontlasten, en wordt de noodzaak voor het nieuwe zuidtracé nog minder en is via het noordtracé, zeker als daar nog verbeteringen in komen, een heel goede bereikbaarheid van West- Friesland oost gerealiseerd. Zijn fractie geeft geen goedkeuring aan de voordracht en vraagt de Staten te kiezen voor de noordvariant en daaraan te verbinden dat het spoor tussen Hoorn- Kersenboogert en Enkhuizen wordt verdubbeld. mw Herbeck (CDA) vraagt of dhr.putters, voordat de commissie zich ging oriënteren ter plaatse, al een oordeel had'. Dhr Putters (SP) geeft aan dat dit altijd al de mening van de SP was. Tegen de noord variant mits en tenzij verdubbeling van de spoorlijnen. Mw Herbeck heeft veel duidelijk te maken aan haar achterban in West- Friesland',aldus dhr. Putters. Dhr Loggen (VVD) vindt dat de SP wel makkelijk spreekt over de verdubbeling van het spoor'. Dhr. Putters (SP) antwoordt dat dit staat in het MER op pagina 231. Dhr Bouberg Wilson (ONH) realiseert zich dat aan de keus voor elk van beide tracés voor- en nadelen zijn verbonden. Insprekers hebben dat in hun bijdragen ook bij herhaling duidelijk gemaakt, maar het maken van een keus is nu eenmaal onontkoombaar omdat er verbetering moet komen voor de bereikbaarheid in West-Friesland. Zijn fractie heeft zich serieus gebogen over de gevolgen van elke keus, en meegewogen hoe betrokken gemeentes zich opstellen. Al met al zijn bij het afsluiten van het bestuursakkoord veertien gemeentes betrokken. Daarvan hebben er tot nu toe vijf aangegeven dat zij instemmen met de voordracht zoals die nu ook aan de commissie is gepresenteerd, drie gemeentes zijn akkoord onder voorwaarden en zes hebben nog geen definitief standpunt bepaald. Hij vindt dat zo niet echt gesteld kan worden dat sprake is van een regioakkoord. Bovendien zijn ook de financiële paragrafen niet echt sterk. Geregeld staat er dan wel dat rekening wordt gehouden met een verantwoorde landschappelijke inpassing, maar hij ziet niet hoe eventuele financiële consequenties daarvan in berekeningen zijn meegenomen. Hoogstens staat er dat de provincie op zich neemt om te zorgen voor een oplossing voor ontbrekende financiering van onderdelen. Als commissielid vindt hij dat te risicovol en hij vraagt meer uitleg over onderdelen waar budgetoverschrijding zou kunnen plaatsvinden, om welke bedragen het zou kunnen gaan en hoe (aanvullende) financiering gevonden kan worden. Bovendien vraagt hij de commissie op de hoogte te houden van de laatste stand van zaken bij besluitvorming in gemeenten zodat ook die informatie beschikbaar is bij de Statenbehandeling. Dhr Van Oeveren (PvdD) gaat er vanuit dat de MER een van de belangrijkste elementen is om tot de keus voor een van beide tracés te komen. Helaas leidt deze niet tot een eensluidende keus en moeten de Staten zelf de voorkeur gaan bepalen. Een van de insprekers heeft recent nog een nieuwe suggestie gedaan waarmee mogelijkerwijs wel één variant de beste zou kunnen blijken: de aanleg van één hele lange tunnel in het zuidtracé. Dat voorstel is echter afgewezen omdat dat én opnieuw tot vertraging zou leiden én te verwachten is dat het te kostbaar zal blijken. De suggestie 9

10 heeft hem echter aan het denken gezet en zo is het idee ontstaan van een tunnel in het noordtracé. Hij vraagt ged. via een quick scan te laten onderzoeken of dat idee haalbaar is. Hij realiseert zich dat het nu wel erg kort dag is, maar omdat voorspelbaar is dat bij Enkhuizen, zowel bij de keus voor het noord- als het zuidtracé, na verloop van jaren toch weer problemen opduiken, kan het een uitkomst opleveren die leidt tot toekomstige besparingen. Dhr Struben (D66) acht de noodzaak van opwaardering van de Westfrisiaweg ook zonneklaar. Helaas schoot het tot nu toe niet op om tot uitvoeringsplannen te komen, maar daarin is verandering gekomen omdat de provincie de regie op zich heeft genomen. Kijkend naar de plannen die nu klaar liggen, stelt hij vast dat zowel de noord- als zuidvariant, ook met inachtneming van de uitkomsten van de MER, uitvoerbaar zijn. Voor zijn fractie geldt daarbij wel dat hij er niet van overtuigd is dat bij het zuidtracé de landschappelijke inpassing voldoende is gewaarborgd. Daarom heeft die variant niet zijn voorkeur. Ook de aansluiting van beide varianten bij Enkhuizen vindt hij erg rommelig. Hij twijfelt al met al of niet moet worden gekozen voor een benadering die minder high-profile is. Hij doet de suggestie nog eens goed te kijken of de toekomst van de zaadbedrijven werkelijk in het geding is als toch wordt gekozen voor het noordtracé, maar dan in een wat afgezwakte variant en in combinatie met (elders) verbeteringen in het spoor zodat zo ook een ontlasting voor de weg ontstaat. In discussies over de verdere toekomst duikt ook op dat wellicht wordt toegewerkt aan ondertunneling van de Markerwaard. Daarmee wordt het zuidtracé als het ware overbodig. Moet daar niet ook aandacht voor zijn? Dhr Mooij (ged.) stelt vast dat er gelukkig- nog steeds wordt ingestemd met verbetering van de N23/Westfrisiaweg zoals in het programmakkoord is opgenomen, waarbij is aangegeven dat de provincie de regierol op zich zou nemen. Zo is in de achterliggende periode gewerkt en via besluitvorming over de extra investeringsimpuls is ook gezorgd dat budget beschikbaar is om plannen daadwerkelijk uit te voeren. Al met al stelt de provincie zelf 100 miljoen beschikbaar. De weg is in hoofdzaak een provinciale weg, en dan past het als financier op te treden. De weg(verbetering) is echter ook van essentieel belang voor de regio, en daarom is vanuit de Staten de eis gesteld dat vanuit de regio s een aanzienlijke bijdrage moet komen. Hoeveel de provincie elke afzonderlijke gemeente vraagt bij te dragen, is vastgelegd in het regioakkoord, en nog afgezien van het feit of alle gemeentes dat bedrag werkelijk gaan betalen, is daarmee een financiële basis gecreëerd die uitvoering van het plan mogelijk maakt, mits ook het rijk zijn aandeel (nog) levert. Over dat laatste is nu nog niets met zekerheid te zeggen, maar vooralsnog mag er van worden uitgegaan dat er een bijdrage komt, aangezien de weg ook rijksweg is/wordt. Via de bijdragen van de gemeentes is tevens versleuteld (bijv. via een opslag op huur voor bedrijventerrein langs de verbeterde weg) dat het bedrijfsleven bijdraagt aan de wegverbetering, aangezien zij ook steeds bij gemeentes en provincie hebben aangedrongen op verbetering en zij bereid waren daar financieel aan bij te dragen. Aangezien de regierol bij de provincie ligt, is het niet doenlijk risico s over alle betrokken partijen te spreiden. Daarom is in het regioakkoord opgenomen dat de provincie financiële eindverantwoordelijkheid draagt en zo mee- en tegenvallers opvangt. De totale kosten voor verbetering zijn ingeschat op miljoen. Ongeveer de helft van dit bedrag zal beschikbaar zijn als het regioakkoord wordt uitgevoerd zoals nu in principe is overeengekomen. Het restbedrag zal vanuit het rijk moeten komen. Hij sluit niet uit dat het uiteindelijke bod minder zal zijn, maar voorlopig rekent hij erop dat met de rijksbijdrage het project financieel haalbaar wordt. Mocht blijken dat er een financieel gat ontstaat, dan koppelt hij dat terug en moet een plan worden opgesteld om alsnog dekking te vinden voor de ontbrekende financiën en/of het plan kan/moet worden bijgesteld. Bij berekeningen over verkeersintensiteit en toename van verkeersstromen wordt meestal uitgegaan van modellen die leiden tot voorspellingen voor twintig tot veertig jaar. Bij dit project is ook met deze modellen gerekend. Het is denkbaar dat de groei waarmee in de modellen rekening wordt gehouden, in de realiteit groter is. Oplossing is steeds opnieuw te rekenen, maar probleem is dat er in de tussentijd niets gebeurt en zo grote achterstand ontstaat. Daarom is de keus gemaakt nu uit te gaan van berekeningen en modellen waarmee zicht wordt verkregen op de situatie tussen nu en twintig jaar. Ondertussen wordt jaarlijks bijgehouden hoe realistisch voorspellingen (nog) zijn en zo wordt 10

11 geanticipeerd op de toekomst. Voorlopig ziet het er naar uit dat de groei in het wegverkeer nog enige tijd doorgaat, maar gezien nieuwe tendensen zoals verbeteringen in OV en meer vervoer over water, kan het zijn dat de groei toch minder wordt. Het is goed dat tijdig te signaleren en dan naar bevind van zaken te reageren. Overigens wordt wel ingeschat dat zich problemen zullen aandienen in het zuidtracé, zeker waar het voorlopig tweebaans wordt. Verwachting is echter dat tegen die tijd ook oplossingen mogelijk zijn zonder dat dat ten koste gaat van historische gebouwen en/of gemalen die nu dicht bij één van de tracés liggen. Dhr Putters (SP) verbaast zich erover dat ged. niet ingaat op de mogelijkheid van spoorverdubbeling. Waarom zijn daar niet minimaal studies over gedaan? Dhr. Loggen (VVD) voegt de vraag toe of ged. heeft overwogen weg- en spoordossier te koppelen. Zo ja, tot welke uitkomsten kan dat leiden? Concreet: is aan te geven hoeveel minder wegbelasting ontstaat als het spoor verdubbeld zou worden? Dhr Mooij (ged.) antwoordt dat hij graag in verbetering van het spoor zou willen investeren, maar aangezien hij zich daarmee op het terrein van NS begeeft kan dat nu niet. Mocht zich een mogelijkheid voordoen, dan wil hij die zeker benutten, maar hij weegt daarbij wel af welke investeringen in het spoor leiden tot het grootste resultaat. Uit onderzoek naar het gebruik van de spoorverbinding Enkhuizen-Hoorn-Den Helder is komen vast te staan dat dat zeker niet het meest intensief gebruikte traject is, en zijn voorkeur is daar te investeren waar dat leidt tot de meeste toename in te vervoeren passagiers. De MER die in opdracht van de provincie is opgesteld is klaar. Wat nog ontbreekt is dat de uitkomst van de beoordeling door de onafhankelijke MER-toetsingscommissie, GS en PS behalve mondeling ook schriftelijk bereikt. Verder komt er nog een extra wekbezoek zodat de commissieleden zich ook ter plekke een oordeel kunnen vormen over voors en tegens van de twee tracés. Zoals uit de voordracht blijkt, vindt hij het zuidtracé uiteindelijke de beste keus. Hij erkent dat ook deze keus nadelen inhoudt, maar doorslaggevend bij de keuze waren dat daarmee de economische belangen van de zaadbedrijven en hun unieke en hooggekwalificeerde werkgelegenheid zo goed mogelijk zijn veilig te stellen, en dat hij mogelijkheden ziet voor een verantwoorde landschappelijke inpassing van het zuidtracé door t Lint. Hij begrijpt de oproep van dhr Struben om vooral geen overhaaste beslissingen te nemen en vooraf alles te onderzoeken wat te onderzoeken is. In het traject tot nu toe is echter uiterst zorgvuldig te werk gegaan. Dat laat onverlet dat opnieuw een aantal zaken onder de loep genomen kan worden, nieuwe plannen kunnen worden gepresenteerd, tijdsperspectieven kunnen worden opgerekt en verder onderzoek kan plaatsvinden, maar gezien zijn verantwoordelijkheid als bestuurder vindt hij dat hij op een bepaald moment ook gewoon een plan moet durven voorstellen, zeker als de voorbereidingen met zoveel zorgvuldigheid, inschakeling van burgerinspraak, raadpleging deskundigen, eigen onderzoek, et cetera, hebben plaatsgevonden. Dat gebeurt nu en hij hoopt, zeker na de laatste rondgang langs de diverse knelpunten in noord- en zuidtracé, dat Statenleden over voldoende informatie beschikken om te volgen hoe tot deze voordracht is gekomen en daarmee de best mogelijke keus (maar met nadelen die onvermijdelijk zijn) voor uitvoering van de wegverbetering via het zuidtracé wordt overgenomen. Voor niet beantwoorde (technische en specifiek) vragen, biedt hij aan met schriftelijk antwoord te komen en/of deze punten bij de rondgang aan de orde te stellen en toe te lichten. Voorzitter zegt toe alert te zijn op ontwikkelingen in besluitvorming van raden die nog geen standpunt hebben bepaald over het regioakkoord, en de commissie zo snel mogelijk te informeren als verandering ontstaat in de huidige situatie. Tweede termijn (uitsluitend voor beantwoording van vragen uit eerste termijn die niet door gaan naar het vervolg cq schriftelijk worden beantwoord of bij het werkbezoek) 11

12 Mw Klomp (PvdA) vraagt of de beide alternatieven die nu uit de MER naar voren zijn gekomen, in de verfijnde MER verder worden uitgewerkt. Wat gebeurt er als de Staten toch kiezen voor het noordtracé? Wordt daarmee het proces vertraagd of versneld. Kan worden toegelicht of het klopt dat voor uitvoering van beide tracés een zelfde budget is vereist? Dhr Van Oeveren (PvdD) vraagt alsnog een reactie op zijn vraag om een quick scan voor de haalbaarheid van tunnels in de beide tracés en de winst die dat wellicht oplevert voor toekomstvaste oplossingen. Dhr Bouberg Wilson (ONH) beluistert in de beantwoording dat ged. het erg belangrijk vindt de zaadbedrijven en bijbehorende werkgelegenheid voor de regio te behouden. Mag/kan daar tegenover staan dat van de bedrijven een garantie wordt gevraagd, bijv. dat zij de komende jaren niet verhuizen? Dhr Mooij (ged.) antwoordt dat alleen de MER voor het tracé dat door de stuurgroep is voorgesteld voor verdere verfijning in aanmerking komt. Bij het opstellen van de berekeningen voor beide tracés is gebleken dat deze elkaar in prijs nauwelijks ontlopen. Hij voelt op dit moment niets voor welke tunnelstudie dan ook, omdat dat niet aan de orde. Dat speelt op zijn vroegst weer als over een termijn van tien jaar mogelijk een geheel nieuwe situatie is ontstaan. Grootste nadeel is echter dat weer uitstel en vertraging ontstaat, en gezien alles wat al onderzocht is, ziet hij niet dat een quick scan (als dat instrument al in te zetten is, gezien de omvattendheid van de vraag) enige meerwaarde kan opleveren bovenop wat al bekend is. Het bedrijfsleven heeft meegedaan aan de discussies binnen de stuurgroep, en hij heeft het daar steeds voorgehouden van die kant een bijdrage te verwachten om realisering van deze wegverbetering mogelijk te maken. Probleem dat daarbij speelde is, dat van bedrijven onmogelijk verwacht kan worden dat de overheid bij hen een individuele bijdrage int. Daarom is gezocht naar een andere verrekening, en zo is mede in overleg met gemeentes bepaald dat de totale bijdrage bij gemeentes wordt geïnd en dat gemeentes via een zelf te bepalen omslagsysteem de bedrijfsbijdrage verhalen. Voor de gemeente Drechterland is de aanleg van het zuidtracé het meest verreikend, en zo is ook te begrijpen dat daar de meeste weerstand bestaat. Hij wijst hij er echter op dat dit tracé ook voor Drechterland voordelen met zich meebrengt, zoals vergemakkelijking voor het realiseren van nieuwbouw op al voor woningbouw bestemde locaties die zo al over ontsluiting beschikken. De woningopgave voor de provincie is hoog, en zeker in combinatie met de wens wonen en werken dichter bij elkaar te houden, zijn dit plekken die de voorkeur zouden moeten krijgen boven nieuwbouw in verder weg gelegen lege gebieden in bijv. Flevoland. Mochten de Staten alsnog kiezen voor het noordtracé, dan komt de woningbouw in het zuidelijk deel er toch en is de komst van een weg zeker niet tegen te houden. Pauze uur B-agenda 7. Voorbereiden achtergestelde lening containeroverslag Enkhuizen Dhr Putters (SP) is voorstander van vervoer over water. Hij twijfelt echter, zoals hij al bij de presentatie van het VOC-plan heeft gemeld, of Enkhuizen de haven is waar het eerste met overslag moet worden begonnen. Hij heeft overleg gezocht met (belangenorganisaties van) schippers, en zo is hem ter ore gekomen dat de schippers niets zien in overslag bij Enkhuizen, maar wel bij de Oude Zeug bij Medemblik. Hij vraagt eerst het overleg met belanghebbenden te verbreden en zo te bepalen welke haven het meest in aanmerking komt. Dhr Bouberg Wilson (ONH) ondersteunt het zoeken naar andere manieren voor vervoer van goederen dan over de weg. Vervoer over water lijkt een zeer interessante mogelijkheid, maar vooraf moet goed op een rij zijn gezet hoe het staat met de technische uitvoerbaarheid. De overslag bij 12

13 Enkhuizen moet waarschijnlijk ten noorden van de sluis gaan plaatsvinden en kan gaan conflicteren met de waterrecreatie daar. Als de overslag blijft bij de huidige binnenhaven, kan de wegeninfrastructuur een knelpunt blijken omdat de vrachtwagens door de stad moeten om de haven te bereiken. Al met al vraagt hij eerst in breder overleg te gaan en als provincie pas mee te werken aan het daadwerkelijk realiseren van een containeroverslag bij Enkhuizen als is gebleken dat daadwerkelijk oplossingen mogelijk zijn. Dhr Van Oeveren (PvdD) wil de VOC graag de duw in de rug geven waarom wordt gevraagd. Hij sluit daarbij wel aan bij de kanttekeningen van de vorige sprekers, en vraagt vooraf goed te onderzoeken of Enkhuizen wel over een haven beschikt die geschikt is (te maken). Dhr Struben (D66) is een groot voorstander van zoveel mogelijk vervoer over water. Hij ondersteunt de plannen van de VOC, maar sluit wel aan bij de oproep van vorige sprekers om eerst te onderzoeken of Enkhuizen over een goede haven en of aansluitende wegverbindingen beschikt om overslag juist hier te laten plaatsvinden. Dhr Roetman (CU-SGP) heeft een positieve grondhouding tegenover stimuleren van goederenvervoer over water. Of Enkhuizen een geschikte plek is voor overslag betwijfelt hij echter, en hij vraagt de haalbaarheid eerst nader te onderzoeken. Dhr Van Ulzen (GrLi) staat in principe positief tegenover het voornemen de VOC een achtergestelde lening te verstrekken, maar hij benadrukt daarbij dat het visiestuk er wel moet komen, zodat navolgbaar wordt of keuzes te verantwoorden zijn. Bovendien zal nader onderzocht moeten worden waar de overslag gaat plaatsvinden. Zoals hij het nu beluistert, zijn er binnen Enkhuizen al twee locaties mogelijk, maar ook alternatieven als de Oude Zeug moeten eerst bekeken worden voor de provincie bepaalt aan welk voorstel zij haar steun verleent. Dhr Massom (PvdA) is blij dat het voorstel voor containeroverslag en goederenvervoer over water als alternatief voor goederenvervoer over de weg na de presentatie van de VOC in vorige commissie zo snel wordt opgepakt. Probleem is wel dat de provincie nog geen eigen visie voor vervoer over water heeft ontwikkeld. Eigenlijk is de verkeerde volgorde gehanteerd, en hij pleit ervoor haast te maken met het opstellen van het visiestuk en aan de hand daarvan te beoordelen of deze actie wel de juiste is. Van omringende provincies weet hij dat zij al lang over zo n visie beschikken. Wanneer is het visiestuk voor Noord-Holland klaar? Om over te gaan tot containeroverslag moeten vaarwegen aan bepaalde eisen voldoen (breedte, diepte etc.), aangrenzend moet er voldoende natbedrijventerrein beschikbaar zijn en brugbediening e.d. moet optimaal verlopen. Hoe staat het daarmee? Kloppen klachten zoals hij op de recente jaarvergadering van schippersvereniging de Schuttevaer hoorde dat er in Noord-Holland veel achterstand is in werkzaamheden en dat stremmingen ongehoord lang duren? Voor financiële dekking wordt verwezen naar het budget van het programma WED. Helaas heeft daar niet de commissie WVV, maar de commissie WAMEN de meeste zeggenschap over. Wat gebeurt er als straks blijkt dat dit voorstel niet in het WEDprogramma past? Hoe schat de provincie de haalbaarheid van het VOC-plan in? Dhr Stevens (CDA) realiseert zich dat al verschillende keren over verbetermogelijkheden voor vervoer over water is gesproken vanuit de als wens van de commissie om zaken concreet aan te pakken. Tot nu toe gaf ged. steeds aan dat hij als hoofdtaak heeft te zorgen dat de hardware cq de infrastructuur in orde is, en dat het bedrijfsleven zelf (de schippers en producenten) met initiatieven moet komen om vervoer anders te regelen. Daar komt de VOC nu mee, en hij is blij dat er nu een voorstel ligt om daarmee constructief aan de slag te gaan, zodat heel snel kan blijken of de provincie ondernemers dat zetje kan geven waarom zij hebben gevraagd en waarmee een alternatief beschikbaar komt voor goederenvervoer over de weg. Dhr Loggen (VVD) is blij dat het voorstel van de VOC op deze wijze door ged. is opgepakt. Voor het overige sluit hij aan bij de reactie van de CDA-fractie. 13