Het normale looppatroon
|
|
- Brecht van den Broek
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 9 2 Het normale looppatroon 2.1 Efficiency van normaalgang De anatomische stahouding De gangcyclus Fasen in de gangcyclus Double support Schrede en stap Grondreactiekracht (GRK) Beschrijving van de gangcyclus in het sagittale en transversale vlak Het gewicht nemen (initial contact en loading response) Eenbenige steunfase (mid-stance en terminal stance) De zwaaifase Spieractiviteit in de gangcyclus De volledige gangcyclus: bewegingen en spieracties van heup, knie en enkel Karakteristieken van het looppatroon De verticale verplaatsing van het zwaartepunt De laterale verplaatsing van het zwaartepunt De bekkenrotatie De axiale rotatie Bekkenbeweging neerwaarts tijdens de zwaai De enkel- en voetbeweging De armzwaai Beschrijving van de gangcyclus in het frontale vlak 28 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media B.V J. Deckers, D. Beckers, Ganganalyse en looptraining, DOI / _2
2 2.9 Functionele activiteiten Trap lopen Hellinglopen Beïnvloeding van het gangbeeld door interne en externe factoren Lopen in relatie tot de leeftijd Beïnvloeding door interne en externe omstandigheden Energieverbruik en comfortabele loopsnelheid (comfortable walking speed) Algemeen Energiekosten bij lopen van gezonde individuen 32 Literatuur 33
3 2.1 Efficiency van normaalgang 11 2 Online Op 7 vindt u naast het aangegeven lesmateriaal, de casuïstiek, afbeeldingen en video s, ook een handige 7samenvatting H. 2 en de 7toets H. 2 als verrijking van dit hoofdstuk. In dit hoofdstuk wordt het menselijk staan en lopen in al zijn facetten besproken in de diverse bewegingsvlakken. We hanteren hier de terminologie van Perry en Burnfield (2010). Deze terminologie is uitermate geschikt om pathologische loopbeelden te omschrijven. Tevens wordt een aantal functionele activiteiten zoals trap- en hellinglopen geanalyseerd. Ook komt het energieverbruik bij lopen aan bod (Geertzen en Rietman 2014; Geertzen et al. 2014). 2.1 Efficiency van normaalgang Het menselijk lopen heeft zich ontwikkeld vanuit een drang om zich efficiënt te kunnen verplaatsen in de meest moeilijke omstandigheden, om al lopend activiteiten te kunnen uitvoeren, om tijdens het lopen alert te kunnen zijn op allerlei gevaren vanuit de omgeving en om, op basis van zintuiglijke waarnemingen, het lopen aan te passen aan deze omgevingsfactoren. Lopen is dus een basaal menselijke activiteit, zo vanzelfsprekend horend bij het menselijke gedrag dat het niet meer (normaal) kunnen lopen wordt ervaren als een aanslag op het zich mens voelen. Lopen gebruiken we om ons te verplaatsen, om lopend activiteiten te kunnen uitvoeren. Het lopen vindt plaats op een geautomatiseerde wijze via actieschema s die we op basis van herhaling, cognitieve sturing en bijsturing verfijnd hebben. We hebben onze cognitie niet nodig om te lopen én we hebben geleerd om dat lopen heel divers toe te passen in verschillende omstandigheden. Alleen in uiterst complexe omstandigheden wordt het zich lopend voortbewegen cognitief gestuurd op basis van waarneming via de zintuigen. Biomechanisch gezien maakt het menselijk lichaam, zowel in stand als tijdens lopen, optimaal gebruik van de zwaartekracht om met zo wei- nig mogelijk inspanning het gewenste resultaat te behalen. De grondreactiekracht (GRK) speelt hierin een wezenlijke rol. De GRK is de kracht die de bodem teruggeeft aan de massa die erop inwerkt. Door een efficiënt samenspel van lichaamsgewicht en GRK, door de constructie van gewrichten, door het verloop van spieren en door een welbepaalde snelheid van bewegen wordt het lopen een efficiënte actie. Ieder individu heeft een welbepaalde loopsnelheid waarbij hij of zij de minste energie verbruikt. Deze loopsnelheid is eigen aan het individu en wordt bepaald door onder andere lichaamsgewicht, lichaamslengte en training. Als we sneller lopen dan onze comfortabele loopsnelheid (CLS) hebben we meer energie nodig, maar als we trager lopen dan onze CLS verbruiken we ook meer energie. Daardoor wordt het lopen vaak vermoeiend als we ons moeten aanpassen aan de loopsnelheid van iemand anders en is slenteren een energievretende bezigheid. Een stoornis in ons bewegingsapparaat heeft invloed op de efficiëntie van het verplaatsen en op het energieverbruik in het algemeen. Het lopen is een voortdurend anticiperen en reageren op externe krachten. We zien dan ook dat tijdens het lopen de musculatuur veel controlerende en stabiliserende acties uitvoert, vaak excentrisch van aard. Lopen is een zeer complexe activiteit, automatisch uitgevoerd via een zelf opgebouwd actieschema. Via trial and error zoeken we naar de meest efficiënte manier van voortbewegen, met een zo laag mogelijk energieverbruik. We maken hierbij optimaal gebruik van grondreactiekrachten en controleren dit met onze musculatuur. De opbouw van een dergelijk actieschema wordt gecontroleerd en bijgestuurd via waarnemingen van onze zintuigen. Het uiteindelijke resultaat is afhankelijk van de controlemogelijkheden van onze zintuigen en somatische en karakterologische eigenschappen. Verder wordt ons loopbeeld ook beïnvloed door anatomische kenmerken zoals beenlengte, lichaamslengte, geslacht en gewicht, maar ook door omgevingsfactoren. Deze manier van lopen kunnen we toepassen in verschillende loopomstandigheden, afhankelijk van de omgeving waarin
4 12 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon externe factoren interne factoren 2 externe factoren: omgeving loophulp schoenen kleding geluid. strategie aanpassen cognitief sturen automatiseren interne factoren: mobiliteit kracht conditie cognitie pijn waarneming. generaliseren. Figuur 2.1 Schema strategieverandering bij het lopen we dit actieschema hebben opgebouwd. Uiteindelijk resulteert dit in een uniek loopbeeld van het individu met echter een aantal generieke kenmerken, zodat we toch kunnen spreken over een normaalgang, beantwoordend aan een aantal kenmerken die we verder gaan bespreken (. fig. 2.1). Op basis van onze waarneming passen we ons lopen voortdurend aan onder invloed van externe factoren zoals bodemomstandigheden, kleding, schoenen, omgevingsgeluiden en andere mensen. Interne factoren kunnen er ook voor zorgen dat we ons lopen adapteren. Denk maar aan pijnlijke voeten, eksterogen, rug-, knie- en heupklachten. Met name langdurende interne problemen (pathologie) zorgen voor een strategische aanpassing die we eerst cognitief gestuurd uitvoeren, maar al snel gaan automatiseren en generaliseren. We gaan ze in alle loopomstandigheden toepassen. Zelfs het verdwijnen van de oorzaak heeft niet altijd als resultaat dat het lopen ook weer normaal gaat plaatsvinden. Voorbeelden van dergelijke aanpassingsstrategieën zijn het niet inveren in de knie na pijnklachten, het niet meer uitstrekken in de heup na rug- of heupklachten, ongelijke paslengte, ongelijke pasduur, langere bipedale fase. 2.2 De anatomische stahouding is het mogelijk om de rechtopstaande houding te handhaven met een minimum aan spieractiviteit. In deze stand in het sagittale vlak loopt de grondreactiekracht door de middenvoet, voor het draaipunt van het kniegewricht en achter het draaipunt van het heupgewricht en door het oor. De grondreactiekracht levert als zodanig een licht extensiemoment op de heup, een iets groter extensiemoment op de knie en een dorsaalflexiemoment op de enkel. De kuitmusculatuur zorgt hier voor stabiliteit. In het frontale vlak vertrekt de GRK in het midden van de wreef in het COP (centre of pressure), loopt verder aan de laterale rand van de patella en loopt daarna door het centrum van de heup. Op borsthoogte loopt ze door het centrum van de lichaamshelft van het standbeen (. fig. 2.2). 2.3 De gangcyclus In. tab. 2.1 is de huidig gebruikte terminologie volgens Perry en Burnfield (2010) geplaatst naast de klassieke terminologie van Inman et al. (1981) en Winter (2009). De terminologie van Perry is beter geschikt om naast de normaalgang ook de pathologische gang te beschrijven. We zullen in dit boek dan ook de terminologie van Perry verder blijven gebruiken. In tegenstelling tot de C-vormige wervelkolom bij viervoetigen vertoont de menselijke wervelkolom een S-vormige opbouw. Met deze structuur
5 2.3 De gangcyclus Figuur 2.2 De anatomische stahouding: a frontaal, b dorsaal, c sagittaal. Tabel 2.1 Terminologie normaalgang versus Perry (pathologische gang) klassiek Perry momenten fasen fasen en momenten heel strike foot flat midstance heel off shock absorption single leg stance push off initial contact (IC) loading response (LR) mid-stance (MSt) terminal stance (TSt) pre-swing (PSw) toe off acceleration initial swing (ISw) mid-swing deceleration mid-swing (MSw) terminal swing (TSw) Fasen in de gangcyclus Een volledige gangcyclus bestaat uit een steunfase (60 %) en een zwaaifase (40 %). De steunfase start bij initial contact (IC), direct gevolgd door de loading response (LR), met als functie het goed positioneren van de voet en het gewicht nemen (. fig. 2.3a). Hierna volgt de single leg stance, bestaande uit mid-stance (MSt) en terminal stance (TSt), waarbij het tegengestelde been naar voren gezwaaid wordt. Tijdens de pre-swing (PSw) wordt het steunbeen voorbereid op de zwaaifase (. fig. 2.3b). Dan begint de swing phase, bestaande uit initial swing (ISw), mid-swing (MSw) en terminal swing (TSw) (. fig. 2.3c). Een gangcyclus verloopt van een initial contact van een been tot het volgende initial contact van het zelfde been (. tab. 2.2,. fig. 2.4 en 2.5). Deze momenten lopen natuurlijk vloeiend in elkaar over, want lopen is geen aaneenschakeling van momenten.
6 14 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon % gaitcycle initial contact loading response terminal stance initial swing midstance preswing midswing terminal swing a stance phase swing phase initial contact loading response terminal stance initial swing midstance preswing midswing terminal swing b stance phase swing phase initial contact loading response terminal stance initial swing midstance preswing midswing terminal swing c stance phase swing phase. Figuur 2.3 De gangcyclus (Adler 2014).
7 2.3 De gangcyclus Tabel 2.2 Beschrijving van de fasen van de gangcyclus initial contact loading response mid-stance terminal stance pre-swing initial swing mid-swing terminal swing begin van de steunfase, de voet maakt contact met de vloer via hielcontact of heel strike de voet beweegt naar volledig vloercontact (foot flat); de krachten van het neerkomen worden verlengd in de tijd door middel van gecontroleerde plantair- en knieflexie de romp bevindt zich boven het steunbeen, het zwaaibeen is in de initial swing de hiel verliest contact met de bodem en de pre-swing wordt ingezet er vindt plantairflexie in de enkel plaats met als gevolg knieflexie en heupflexie het been is in zwaai, beide voeten bevinden zich onder de romp, naast elkaar het onderbeen is voorbij de romp naar voren gebracht het onderbeen is gestrekt en is voorbereid op het volgende initial contact 0% 10% 30% 50% 60% 73% 87% 100% periode loading response preswing midstance terminal stance midstance initial wing terminal swing taak gewicht nemen 1-benige steunfase been naar voren brengen fase steunfase zwaaifase cyclus schrede rechterbeen. Figuur 2.4 Gangcyclus met taken hoogte t.o.v. zwaartepunt (mm) gewrichtsassen van benen + voetuiteinde afstand (mm). Figuur 2.5 Volledige gangcyclus met bewegingen in de gewrichtassen
8 16 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon Double support Schrede en stap 2 Er zijn in de gangcyclus twee fasen waarbij beide voeten contact hebben met de grond, namelijk tijdens de loading response en de pre-swing (. fig. 2.6). In. fig. 2.7, 2.8 en 2.9 is visueel weergegeven wat het verschil is tussen een schrede en een stap: 4 Een schrede bestaat uit de volledige steun- en de zwaaifase van één been. 4 Een stap is de fase van heel strike van het ene been tot de heel strike van het andere been. IC rechts schrede 144 cm IC links 72 cm 72 cm stapbreedte 8-10 cm voetrotatie 5-7. Figuur 2.7 Determinanten van de schrede initial contact loading response terminal stance preswing a 1e double support b 2e double support. Figuur 2.6 Periodes van double support bipedale fase bipedale fase stap schrede steunfase li zwaaifase li steunfase li steunfase re zwaaifase re steunfase re. Figuur 2.8 Schrede en stap (li = links; re = rechts)
9 2.4 Grondreactiekracht (GRK) % 50% 100% schrede rechterstap linkerstap. Figuur 2.9 Rechter- en linkerstap 2.4 Grondreactiekracht (GRK) De grondreactiekracht is de even grote en tegengestelde reactie van de grond op de actie van een massa hierop. Deze reactiekracht bestaat uit een verticale, horizontale en zijwaartse vector. Tijdens het gaan maken we zo optimaal mogelijk gebruik van de grondreactiekracht door onze manier van bewegen en het aanpassen van de loopsnelheid. In. fig. 2.10a zien we de horizontale (A) en verticale (B) grondreactiekracht. C is de resultante hiervan. De GRK is dus tegengesteld aan de actie van het lichaam op de grond. In deze fase (afzet) duwt de persoon naar beneden, resulterend in een even grote GRK naar boven, de persoon duwt ook naar achter, resulterend in een GRK naar voren (. fig. 2.10b). De zijwaartse component is slechts zeer klein en niet meegenomen in dit plaatje. Het is de resultante C die we benoemen als de grondreactiekracht. De grondreactiekracht oefent momenten uit op de gewrichten (. fig. 2.10c). In dit geval een moment richting extensie in de heup, extensie in de knie en dorsaalflexie in de enkel. De grootte B C verticale component resultante horizontale A component a b c. Figuur 2.10 a Horizontale (A) en verticale (B) grondreactiekracht met resultante (C). b Grondreactiekracht (GRK) of ground reaction force (GRF). c Momenten op de gewrichten vanuit de GRK van deze momenten zijn afhankelijk van de grootte van de GRK zelf en de afstand van het verloop van de GRK-lijn ten opzichte van het draaipunt van het gewricht. De GRK start steeds vanuit het centrum van de druk (COP = centre of pressure) op de grond.
10 18 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon Beschrijving van de gangcyclus in het sagittale en transversale vlak Perry beschrijft in de gangcyclus drie taken: 1. Weight acceptance of het gewicht nemen (initial contact en loading response). 2. Single limb support of eenbenige steunfase (mid-stance en terminal stance). 3. Limb advancement of zwaaifase (pre-swing, initial swing, mid-swing en terminal swing) Het gewicht nemen (initial contact en loading response) Bij initial contact maken we zeer kort een axiale belasting op de hiel met alleen maar een actie loodrecht naar beneden onder invloed van het gewicht van het been. Hierdoor verloopt de grondreactiekracht ook loodrecht naar boven. Dit is interessant, want daardoor krijgen we een (weliswaar klein) extensiemoment op de knie dat zorgt voor kniestabiliteit en een plantairflexiemoment op het enkelgewricht. Als het verloop van de GRK zo zou blijven, wordt het erg moeilijk om te ontkomen uit het grote flexiemoment op de heup (. fig. 2.11a). Bij voldoende hoge loopsnelheid (vanaf 3 km/ uur) gaan we op de grond ook een actie naar voren uitvoeren, waardoor de GRK van richting verandert en nog een klein flexiemoment op de heup genereert en een licht knieflexiemoment op het kniegewricht (. fig. 2.11b). Hierdoor wordt de schokdemping in werking gezet: knieflexie, excentrisch gecontroleerd door de quadriceps, in samenwerking met plantairflexie in de enkel, excentrisch gecontroleerd door de voetheffers, die iets eerder ingezet wordt. De voet gaat van suppinatie naar pronatie. Dit alles zorgt voor een verlenging in de tijd bij het opvangen van de klap van het neerkomen van het lichaam op de grond. Dit is onze natuurlijke schokdemper. Met een concentrische actie van de heupstrekkers wordt de heup richting strekking gebracht. a b c. Figuur 2.11 a Opwaartse grondreactie bij initial contact zorgt voor stabiliteit bij het neerplaatsen. b Direct na initial contact is er voldoende kracht naar voren, zodat de GRK van richting verandert en wekt hierbij een flexiemoment in heup en knie, en een plantairflexiemoment in de enkel. c Op het einde van de loading response staat de voet plat op de grond De loading response loopt van initial contact (. fig. 2.11a) tot de voet plat op de grond staat (. fig. 2.11c) Eenbenige steunfase (midstance en terminal stance) Het aangrijpingspunt van de GRK aan de voet is nu naar voren geschoven omdat de voet volledig contact heeft met de grond. We zien een flexiemoment op de knie en een nog zeer licht flexiemoment op de heup. Door de actieve plantairflexie aan de andere zijde en de heupextensoren gaat de romp meer naar voren. Daardoor gaat ook de tibia naar voren tot over de 0-stand zodat de knie in flexie blijft. De tibia gaat naar voren inclineren. Nu moet de kuitmusculatuur excentrisch in actie komen om deze tibiabeweging te controleren tot een inclinatiestand van 10. Vanaf dan gaat de kuitmusculatuur de tibia stabiliseren in deze 10 inclinatiestand, zodat knie en heupextensoren in staat zijn om de romp over de gestabiliseerde tibia verder naar voren te brengen in de zwaai van het andere been. De abductoren (gluteus medius) zijn actief om het bekken te stabiliseren op het steunbeen (. fig. 2.12a).
11 2.6 Spieractiviteit in de gangcyclus 19 2 a b c. Figuur 2.12 a De eenbenige steunfase (mid-stance en terminal stance). b Pre-swing. c Zwaaifase De zwaaifase Pre-swing De pre-swing vindt weliswaar plaats in de steunfase, maar hoort bij de taak van het naar voren brengen van het been (. fig. 2.12b). De GRK heeft zich qua aangrijpingspunt verder naar voren verplaatst en grijpt nu aan op de voorvoet. Dit resulteert in een dorsaalflexiemoment op de enkel en extensiemomenten op heup en knie. De kuit is nu door zijn excentrische actie verlengd en gaat nu concentrisch aanspannen. Dit resulteert in naar voren bewegen van de romp en knie- en heupflexie. De knieflexie bedraagt door deze actie 40. Dat is ook nodig om in de zwaai voldoende knieflexie te kunnen genereren. Van initial swing tot terminal swing Ondanks dat de voet nog contact heeft met de grond, wordt de zwaaifase voorbereid in de push off. Door een concentrische aanspanning van de kuitmusculatuur gaat de knie in flexie en komt de heup uit zijn maximale extensie. De flexiehoek van de knie bedraagt 40 bij toe off. De heupflexoren bewegen nu het bovenbeen naar voren. Door de snelheid van deze beweging ontstaat er traagheid in het onderbeen. Door de voorwaartse beweging van het femur wordt de flexiehoek van het kniegewricht verhoogd naar in de initial swing. Hierna zwaait het onderbeen naar voren richting strekking. Nu vindt er een duidelijke interactie plaats tussen knie-extensoren en knieflexoren. Afhankelijk van de snelheid waarmee het bovenbeen naar voren wordt bewogen, zal ook de traagheid in het onderbeen groter worden. Hierdoor zou de knieflexiehoek te groot worden. Met name de rectus femoris controleert deze flexiehoek. Op het einde van de zwaai van het onderbeen worden de hamstrings actief om die eenparig versnelde beweging van het onderbeen af te remmen en te herleiden tot een snelheid 0 net voor het bereiken van de knie-extensie, ter bescherming van het kniegewricht bij de eindaanslag. In het eerste gedeelte van de zwaai zijn de adductoren actief om het been recht naar voren te sturen (. fig. 2.12c). 2.6 Spieractiviteit in de gangcyclus. Figuur 2.13 is gebaseerd op gepubliceerde gegevens van onderzoekers die EMG s maakten. In dit schema is te zien welke spieractiviteiten optreden tijdens de loopcyclus (Winter 2009; Perry en Burnfield 2010). De rompspieren spelen een belangrijke rol tijdens de loopcyclus, ze stabiliseren zowel de
12 20 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon 2 IC LR MSt TSt PSw ISw MSw TSw erector spinae gluteus maximus gluteus medius/minimus adductoren iliopsoas vastus medialis hamstrings rectus femoris sartorius tensor fascia latae tibialis anterior extensor dig. longus extensor hallucis longus extensor dig. brevis peroneus longus gastrocnemius soleus tibialis posterior flexor dig. longus flexor hallucis longus flexor dig. brevis flexor hallucis brevis. Figuur 2.13 Belangrijkste spieracties in de verschillende fasen van de gang
13 2.6 Spieractiviteit in de gangcyclus 21 2 romp als het bekken. Het gaat vooral om de rugstrekkers, de quadratus lumborum en de schuine buikspieren die vooral een stabiliserende functie hebben voor het bekken. Tijdens de standfase moeten de rompspieren aan de heterolaterale zijde actief aanspannen om het bekken te stabiliseren en de zwaaifase aan die zijde mogelijk te maken. Bij het eerste hielcontact worden de gluteus maximus en de hamstrings actief en verhinderen een verdere flexiebeweging in de heup. De knie is bij deze heel strike zo goed als volledig gestrekt en zal daarna licht in flexie toenemen onder controle van de hamstrings. De voetheffers zijn tijdens de zwaaifase actief en zullen bij het eerste hielcontact excentrisch de dorsaalflexie controleren. Bij de eerste gewichtsname op het been in het begin van de standfase blijven de gluteus maximus en de hamstrings de heup controleren. De quadriceps is direct na heel strike actief en bij vol voetcontact, net voor mid-stance werkt deze spier als een schokdemper door de knie te controleren tot maximaal 15 flexie. In mid-stance neemt de functie van strekkers, gluteus maximus en quadriceps af omdat knie en heup zo goed als volledig gestrekt zijn, en vanaf mid-stance worden de kuitspieren excentrisch actief. De kuit, samen met de tibialis posterior en teenflexoren vertonen een maximale contractie wanneer de hiel loskomt van de vloer. Deze spieren hebben een belangrijke functie in het verplaatsen van het zwaartepunt voorwaarts en de voorvoetafwikkeling. In de pre-swing helpen ze de knieflexie, wanneer de rectus femoris samen met de iliopsoas de pendelbeweging van het onderbeen en de zwaaifase inleidt (acceleration). Alle voetheffers, de extensoren van de tenen en de tibialis anterior, controleren de voet in de zwaaifase. Hun actie is echter vele malen groter net na heel strike wanneer ze bij de landing excentrisch de plantairflexie doseren. De kniebuigers zijn maar gering actief in de zwaaifase die vooral uit de heup wordt ingezet. Ze werken meer in het begin van de standfase en controleren heup en knie. Gedurende het einde van de zwaaifase remmen zij de heupflexie en knie-extensie af (deceleration). De abductoren (gluteus medius/gluteus minus) zijn vooral actief tijdens de standfase en verhinderen dat het bekken aan de andere zijde naar beneden zakt. Ze voorkomen een Trendelenburg-beweging en werken samen met de lateroflexoren van de andere rompzijde en maken zo de zwaaifunctie van het andere been mogelijk. De iliopsoas is als heupbuiger actief in het begin van de zwaaifase, samen met de sartorius. De adductoren zullen vooral op het einde van de standfase actief zijn, als tegenkracht van de abductoren en dienen als stabilisator van het rompgewicht boven het steunbeen. Bovengaande spieractiviteit is slechts een eenvoudige weergave van het samenspel tussen alle agonisten en antagonisten, contracties en ontspanningen tijdens de loopcyclus (. fig. 2.13) De volledige gangcyclus: bewegingen en spieracties van heup, knie en enkel Voor de heupfunctie, spieracties en bewegingsuitslagen, zie. fig Voor de kniefunctie, spieracties en bewegingsuitslagen, zie. fig Voor de enkelfunctie, spieracties en bewegingsuitslagen, zie. fig In. fig zien we de fasen van de gangcyclus met de taken, gewrichts- en spieracties en momenten vanuit de grondreactiekracht bij de verschillende opeenvolgende fasen.
14 22 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon 2 IC LR MSt TSt PSw ISw MSw TSw ROM iliacus gluteus max. semimembr. semitend. biceps long. add. magn. add. long. gracilis sartorius tensor f. l. gluteus med.. Figuur 2.14 De heupfunctie
15 2.6 Spieractiviteit in de gangcyclus 23 2 IC LR MSt TSt PSw ISw MSw TSw ROM vastus int. vastus med. vastus lat. rectus fem. biceps long. biceps brev. semimembr. semitend. tensor f. l. sartorius gracilis gastrocnemius. Figuur 2.15 De kniefunctie
16 24 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon 2 IC LR MSt TSt PSw ISw MSw TSw 10 ROM gastrocnemius soleus flex. hall. long flex. digit. long tibialis ant ext. hall. long ext. digit. long tibialis post. peroneus long. peroneus brev.. Figuur 2.16 De enkelfunctie
17 gewrichten bekken 0 heup 0 knie 0-5 flex enkel 5 dors fl. MTP 0 gewrichten bekken 5 vw heup 20 flex knie 15 flex enkel 5 pl flex 5 eversie MTP 0 musculatuur gluteus med/min semimembran. vastus lat.& int. tibialis ant.& post ext. digitorum momenten GRF heup stabiel knie flexie enkel plant fl romp stabiel belangrijke gebeurtenis gecontroleerde knieflexie zorgt voor schokdemping en kniestabiliteit heupstabiliteit zorgt voor rechte romp gewrichten bekken 5 vw heup 25 flex knie 0-5 flex enkel 0 MTP 25 ext musculatuur gluteus maximus biceps femoris vastus medialis tibialis anterior ext. digitorum momenten GRF heup flexie knie extensie enkel plant fl romp flexie belangrijke gebeurtenis hielcontact om heel rocker in gang te zetten 15 PSw pre-swing 50-62% 40 belangrijke gebeurtenis gecontroleerde dorsaalflexie enkel met kontaktverlies van de hiel met de bodem hyperextensie heup momenten GRF heup ext knie extensie enkel dors fl romp stabiel musculatuur plantar flexors flexor digitorum tibialis posterior triceps surae peroneus gewrichten bekken 5 achtw heup 20 ext. knie 0-5 flex enkel 10 dorsifl. MTP 30 ext belangrijke gebeurtenis passieve kniebuiging van 40 plantairflexie enkel momenten GRF passieve knieflex musculatuur rectus femoris adductor longus plantar flexors in het begin gewrichten bekken 5 achtw heup 10 ext knie 40 flex enkel 15 pl fl MTP 60 dors fl 1-benige steunfase zwaaifase 2-benige steunfase terminal stance TSt % belangrijke gebeurtenis heupflexie 15 knieflexie 60 momenten GRF geen musculatuur iliacus sartorius tibialis anterior ext. digitorum ext. hallucis gewrichten bekken 5 achtw heup 15 ext knie 60 flex enkel 5 pl fl MTP 0 zwaaifase ISw initial swing 62-75% belangrijke gebeurtenis toenemende heupflexie naar 25 dorsaalflexie enkel tot 0-stand momenten GRF geen musculatuur hamstrings vastus medialis tibilis anterior ext. digitorum ext. hallucis gewrichten bekken 0 heup 25 flex knie 25 flex enkel 0 MTP 0 zwaaifase MSw mid-swing 75-87% belangrijke gebeurtenis knie-extensie tot 0 momenten GRF geen musculatuur gluteus maximus hamstrings tibialis anterior ext. digitorum ext. hallucis gewrichten bekken 5 vw heup 20 flex knie 0-5 flex enkel 0 MTP 0-25 ext zwaaifase TSw 0 terminal swing % Figuur 2.17 Totaaloverzicht gangcyclus (naar Perry) belangrijke gebeurtenis gecontroleerde voorwaartse beweging van de tibia momenten GRF heup stabiel knie flexie enkel dors fl romp stabiel musculatuur tensor fac lat vastus medialis triceps & tib. post flex. digitorum peroneus 1-benige steunfase belasting nemen 2-benige steunfase MSt mid-stance % belasting nemen 2-benige steunfase LR 0 0 loading response IC 2-12% 5 25 initial contact 0,2% Spieractiviteit in de gangcyclus 2
18 26 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon Karakteristieken van het looppatroon In. tab. 2.3 worden gemiddelde uitslagen weergegeven bij mannen en vrouwen De verticale verplaatsing van het zwaartepunt Het ritmisch op en neer bewegen van het lichaam is een belangrijk kenmerk van het voortbewegen. Deze bewegingen betreffen een verplaatsing van het zwaartepunt in het verticale vlak. De lijn die door het zwaartepunt beschreven wordt tijdens het voortbewegen, is licht golvend. Bij normale voortbeweging ligt deze verticale verplaatsing tussen 3 en 5 cm (. fig. 2.18). Individuele verschillen zijn te verwaarlozen. De toppen van deze verticale verplaatsing liggen op 25 % en 75 % van de loopcyclus, elk overeenkomend met het midden van de steunfase van het steunbeen en het midden van de zwaaifase van het andere been. Tijdens de periode van double support valt het zwaartepunt op zijn laagste niveau. De belangrijkste, klinisch te observeren factor die deze uitslag beperkt tot 5 cm, is de gecoördineerde functie van knie en enkel. Onmiddellijk na heel strike, met de knie volledig gestrekt, begint de knie te buigen en gaat de enkel in plantairflexie. De patiënt die met beugel of prothese met knievaststelling loopt, zal een grotere verplaatsing krijgen van het lichaamszwaartepunt, waardoor tevens het energieverbruik omhoog gaat De laterale verplaatsing van het zwaartepunt Het zwaartepunt verplaatst zich ook in het horizontale vlak. Het beschrijft een golvende beweging van links naar rechts, in overeenstemming met het linker- of rechterbeen dat belast wordt (. fig. 2.19). Deze laterale verplaatsing van het zwaartepunt is van dezelfde vorm en grootte als in het verticale vlak. Deze laterale verplaatsing is grotendeels afhankelijk van de breedte van de loopbasis. Als. Tabel 2.3 Algemene gemiddelde gangkarakteristieken we een lijn trekken door de opeenvolgende middelpunten van initial contact van elke voet, ligt de afstand tussen beide parallelle lijnen, bij normale personen, tussen de 5 en 10 cm. Bij verbreding van dit loopspoor wordt ook de laterale verplaatsing van het bekken en denkbeeldig zwaartepunt groter. Denk hier bijvoorbeeld aan de abductiepas bij een persoon van wie een been is geamputeerd of bij een verbreed loopspoor bij iemand met evenwichtsproblemen De bekkenrotatie Normaal roteert het bekken alternerend naar rechts en naar links, om het naar voren brengen van een been te vergemakkelijken. De uitslag hiervan is 4 aan iedere zijde, dus in totaal 8 (. fig. 2.20) De axiale rotatie man staplengte (cm) vrouw schredelengte (cm) cadans (stappen/min) snelheid (m/sec) 1,54 1,31 spoorbreedte (cm) 8,1 7,1 In samenspel met de bekkenrotatie vindt er ook een axiale rotatie plaats in het been. De uitslag hiervan is afhankelijk van de snelheid van voortbewegen. Bij een normale snelheid ligt de totale rotatie op 22, maar bij het stijgen van de snelheid, denk maar aan spurters, kan deze oplopen tot 31 en meer. De totale axiale rotatie wordt als volgt verdeeld: 4 bekkenrotatie, 9 femurrotatie en 9 tibiarotatie (. fig. 2.21a). Gedurende de zwaaifase treedt progressief een externe axiale rotatie op, in de steunfase vindt een interne rotatie plaats.
19 2.7 Karakteristieken van het looppatroon Figuur 2.18 Verticale verplaatsing van het zwaartepunt Bekkenbeweging neerwaarts tijdens de zwaai. Figuur 2.19 De laterale verplaatsing van het zwaartepunt 4 Het bekken zakt alternerend ten opzichte van de horizontale lijn, eerst rondom het ene steunbeen, daarna rondom het andere. Deze bewegingsuitslag zal normaal nooit meer dan 5 bedragen (. fig. 2.21b) De enkel- en voetbeweging. Figuur 2.20 Bekkenrotatie a Figuur 2.21 a Axiale rotaties. b Bekkenbeweging neerwaarts tijdens de zwaaifase b 5 Tijdens de standfase zakt de enkel van initial contact tot zijn laagste positie op het einde van de loading response (. fig. 2.22a). Op het einde van de terminal stance stijgt de enkel tot zijn hoogste positie die hij bereikt bij het einde van de preswing. De enkelbeweging is gesynchroniseerd met de verticale beweging van het lichaamszwaartepunt. Hier kunnen we nog aan toevoegen dat de voorvoet naar supinatie gaat gedurende het eerste derde deel van de steunfase en naar pronatie gedurende de rest van de standfase. De totale beweging van eversie en inversie ligt rond de 6. Perry spreekt hier over de drie rockers, ofwel de drie draaipunten waarover het onderbeen naar voren beweegt. In de loading response wordt afgerold over de hak (heel rocker). In het eerste gedeelte van de single leg stance beweegt het onderbeen naar voren in het spronggewricht (ankle rocker). Daarna wordt verder afgerold over de voorvoet en de gestrekte tenen (forefoot rocker) (. fig. 2.22b).
20 28 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon 2 a. Figuur 2.23 De armzwaai 2.8 Beschrijving van de gangcyclus in het frontale vlak b heel rocker De armzwaai ankle rocker forefoot rocker. Figuur 2.22 a Enkel- en voetbeweging. b De drie rockers (naar Perry) De bewegingen van de arm zijn tegengesteld aan de bewegingen van het been, en wekken dus tegengestelde reactiekrachten op. Armbewegingen samen met romprotaties zorgen voor balans en symmetrie tijdens het lopen. Iemand met een bilaterale armamputatie heeft vaak balansproblemen bij het staan en lopen vanwege het ontbreken van reciproke bewegingen in het bovenste gedeelte van de romp (. fig. 2.23). In dit vlak gaat het voornamelijk over varus- en valgusmomenten. In de voet krijgen we een varusneiging tussen initial contact en het einde van de loading response en in de pre-swing. De peroneus brevis en longus zijn hier actief. Valgusneiging ontstaat in de single leg stance en hier zijn de tibialis posterior, de flexor digitorum Iongus en de flexor hallucis longus actief. In de knie wordt de varusneiging gecontroleerd door het ligamentum collaterale laterale. In de heup is er ook een neiging tot varus namelijk op het ogenblik van maximale laterale verplaatsing van het bekken. Spieren om dit tegen te werken zijn gluteus minimus, medius en de tensor fasciae latae. Bij onvoldoende werking van deze abductoren ontstaat het zogenoemde Trendelenburg-fenomeen.
21 2.9 Functionele activiteiten Functionele activiteiten Trap lopen Trap op Afhankelijk van de hoogte van de trede is, bij het neerplaatsen van de voet op de volgende trede, de heup 60 en de knie 90 gebogen. De voet bevindt zich in lichte dorsaalflexie en wordt met de voorvoet eerst geplaatst. Hierna wordt het lichaamszwaartepunt naar voren en naar boven verplaatst. Doordat de romp naar voren komt, vergroten de dorsaalflexie in de voet en de flexie in heup en knie. Meteen hierna vindt de afzet op het achterste been plaats, in combinatie met een totaalextensie in het voorste been. Het achterste been gaat nu in zwaaifase en wordt langs het steunbeen door naar de volgende trede gebracht. De enkel van het steunbeen maakt tegelijkertijd een plantairflexie. Tijdens de zwaaifase gaat de knie naar maximaal 100 flexie, de heup naar 75 flexie en de enkel naar een dorsaalflexie van 15. Dit is natuurlijk afhankelijk van de hoogte van de trede (normaal 18 cm) en de beenlengte (. fig. 2.24a). Trap af Het trap af lopen begint met het neerplaatsen van de voorvoet op de lagere trede. Om dit contact te vergemakkelijken is de knie zo goed mogelijk gestrekt en wordt de enkel in ongeveer 30 plantairflexie gebracht. De voet gaat naar de nulstand en de knie wordt enkele graden gebogen om op deze manier de schok van het neerplaatsen op te vangen. Op dit ogenblik wordt ook het lichaamszwaartepunt boven het steunbeen gebracht door een extensie in de heup. Hierna volgt de zwaaifase van het andere been. Om dit been de mogelijkheid te bieden contact te maken met de volgende trede, moet er in het steunbeen flexie van de knie en dorsaalflexie in de enkel plaatsvinden. Op het ogenblik dat het zwaaibeen contact maakt met de trede, treedt er heel off op in het steunbeen. Tijdens de hierop volgende zwaaifase ontstaat flexie in de knie van ongeveer 90 en in de heup van 30. De romp wordt tijdens het hele proces verticaal gehouden. De verticale bekkenbewegingen zijn groter. Hieraan kunnen we nog toevoegen dat trap op lopen veel concentrische kracht vraagt van. Figuur 2.24 a Trap op. b Trap af. Figuur 2.25 a Stand op helling. b Helling op de extensoren in heup en knie om het lichaamsgewicht cm naar boven te duwen, terwijl trap af lopen veel excentrische kracht vraagt van de quadriceps om het lichaamsgewicht geremd te laten zakken. Trap lopen kost dus ook veel meer energie dan gewoon lopen (. fig. 2.24b) Hellinglopen Tijdens het staan op een helling valt het op dat men de neiging heeft om de romp richting helling op te houden. Dit heeft te maken met een verkleining van het steunvlak. Immers om voetcontact te houden bij het staan op een helling moeten de voeten in dorsaalflexie staan bij het richting helling op staan en plantairflexie bij het staan richting helling af. Uit veiligheidsgevoel houden we ons zwaartepunt weliswaar binnen het verkleinde steunvlak, maar wel zo ver mogelijk richting helling op (. fig. 2.25a).
22 30 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon 2 Bij het helling op lopen wordt de voet plat of met de voorvoet eerst neergeplaatst. De enkel bevindt zich in dorsaalflexie en de knie is gebogen. Ook de heup is geflecteerd. Hierna wordt het lichaamszwaartepunt naar voren en naar boven verplaatst, net zoals bij het trap op lopen. Doordat de romp naar voren komt, worden de dorsaalflexie in de voet en de flexie in heup en knie vergroot. Meteen hierna vindt de afzet met het achterste been plaats, in combinatie met een totaalextensie in het voorste been. Het achterste been komt nu in de zwaaifase. Gelijktijdig komt de knie in extensie en vindt een heel off plaats in het standbeen. De enkel gaat in dorsaalflexie. Tijdens de zwaaifase ontstaat een grotere flexie in heup en knie en een grotere dorsaalflexie in de enkel dan tijdens het lopen op vlakke bodem. Dit is rechtevenredig met de hellingsgraad (. fig. 2.25b). Helling af lopen kenmerkt zich door een snelle afwikkeling van de voet richting plantairflexie. Om de voorwaartse valneiging af te remmen wordt ook de knie geflecteerd. Het samenspel tussen plantairflexie in de enkel en knieflexie zorgt voor goede stabiliteit. Nu kan de zwaaifase van het achterste been starten. Hier is sprake van een verminderde flexie in de knie in vergelijking met het gaan op vlak terrein. Ook de voet wordt reeds richting plantairflexie gebracht om de volgende steunfase voor te bereiden. Een en ander is hier duidelijk afhankelijk van de hellingshoek Beïnvloeding van het gangbeeld door interne en externe factoren Lopen in relatie tot de leeftijd Vergeleken met de meeste viervoeters komen de eerste stappen bij de mens erg laat in de bewegingsontwikkeling. Een aantal viervoeters komt ter wereld met een aangeboren gevoel voor balans, andere dieren ontwikkelen dit in enkele dagen. Als we het beginnend loopgedrag van een baby observeren, valt het gebrek aan balans direct op. Het is aandoenlijk om te zien met hoeveel moeite en inzet de baby probeert om toch maar dat zwaartepunt boven zijn steunbasis te krijgen en het daar te houden. Het gaat dan ook zijn steunbasis fors vergroten om zodoende dit gebrek aan balans op te vangen. Een gangspoor van 15 à 20 cm is hier heel normaal. Verder wordt door forse armbewegingen het zwaartepunt gemanipuleerd om toch maar binnen de krijtlijnen van de vergrote steunbasis te blijven. En als dit na verwoede pogingen dan enkele pasjes na elkaar lukt, komt het gebrek aan coördinatief bewegen op de proppen en via een te fors uitgevoerde armzwaai wordt het zwaartepunt tot over de grens bewogen. Ook de leeftijd waarop deze kunstjes voor het eerst vertoond worden, wisselt nogal van kind tot kind. Sommige kinderen beginnen zeer laat door middel van lopen aan het vergroten van hun actieradius. Maar het zal dan ook niet verwonderen dat ze in een rechte lijn naar het uitgekozen doel lopen. Andere kinderen lopen erg vroeg en proberen al vallend en waggelend hun doel te bereiken, hun bipedaal lopen afwisselend met kruipen. Langzaam ontwikkelt het gaan zich tot aan het einde van de adolescentie tot een heel persoonlijk gebeuren, afhankelijk van lichaamsbouw en karakter en op zodanige wijze dat het individu herkenbaar wordt aan zijn manier van voortbewegen. Op oudere leeftijd is ook het gaan onderhevig aan het totale aftakelingsproces van het menselijk lichaam. Met het verstrijken der jaren wordt de neiging om te bewegen minder. Er is in een aantal gevallen heel duidelijk sprake van bewegingsarmoede. Ook de vermindering van combinatiemotoriek wordt steeds duidelijker. Een oudere die op straat een bekende ziet, draait zich niet ineens om en loopt ernaar toe. Hij staat eerst stil, groet en begint dan pas langzaam op de bekende toe te stappen. Bij het lopen op oudere leeftijd noteren we een verkleinen van de staplengte en stapfrequentie. De balansreacties zijn onzeker. De loopsnelheid ligt lager, het gangspoor is verbreed, de voet wordt bij het neerplaatsen bijna onmiddellijk in foot flat gebracht, de bipedale fase is langer en de flexie-extensie uitslag is minder groot in heup en knie. De oudere vertoont verder een totaal flexiepatroon in romp en grote gewrichten. Uit onderzoeken bij gezonde ouderen blijkt dat ouderen met een onbeperkte actieradius een veel hogere loopsnelheid halen dan zij die aan huis gebonden zijn. De loopsnelheid varieert tussen 42 m/min en 84 m/min (normaal dus) waarbij
23 2.11 Energieverbruik en comfortabele loopsnelheid 31 2 externe factoren omgeving loophulp schoenen kleding geluid... lopen interne factoren mobiliteit kracht conditie cognitie pijn waarneming.... Figuur 2.26 Beïnvloeding door interne en externe omstandigheden mannen gemiddeld een 10 % hogere comfortabele loopsnelheid hebben dan vrouwen (Götz-Neumann 2011) Beïnvloeding door interne en externe omstandigheden Interne factoren Het menselijk lopen wordt beïnvloed door anatomische kenmerken en door de voorwaardelijke capaciteiten van de persoon in kwestie, zoals mobiliteit, kracht en conditie. Maar ook persoonlijke kenmerken spelen een rol zoals de gemoedsgesteldheid, slechtziendheid en sensitieve storingen. Ook pijn kan het lopen behoorlijk beïnvloeden. Externe factoren Omgevingsfactoren zoals slecht of warm weer, wind, sneeuw en ijzel, lopen op het strand of op een drassige weide, storende geluiden, drukte in het algemeen kunnen het lopen negatief beïnvloeden. Maar ook kleding, zoals smalle rokjes of strakke jeans, hoge hakken of stevige bergschoenen spelen hun rol. Zeker als er extra hulpmiddelen gebruikt (moeten) worden, zal het lopen daardoor veranderen en mogelijk minder efficiënt worden. We denken hierbij aan het gebruik van loophulpen zoals een stok of een rollator, aan orthesen, prothesen en orthopedische schoenen (. fig. 2.26) Energieverbruik en comfortabele loopsnelheid (comfortable walking speed) Algemeen Energie wordt gedefinieerd als het vermogen om arbeid te verrichten. De eenheid is de kilocalorie (kcal) of kilojoule (kj). Arbeid is een kracht die over een bepaalde afstand wordt uitgeoefend. W = arbeid F = kracht s = afgelegde weg Eenheid: de kilogrammeter (kg m). Arbeidsvermogen wordt gebruikt om de hoeveelheid arbeid aan te geven die per tijdseenheid is verricht. of W = F s vermogen = arbeid tijd P = F s t P = vermogen t = tijdsduur verrichte arbeid Eenheid: kilogrammeter/minuut of kilogrammeter/seconde (kg m/min of kg m/s). We zullen ons verder niet inlaten met theoretische beschouwingen over hoe precies de gebruikte energie wordt gemeten, maar meestal wordt dit
24 32 Hoofdstuk 2 Het normale looppatroon 2 gedaan volgens de indirecte methode van zuurstofmeting, in tegenstelling tot de directe methode waarbij direct de warmteproductie wordt gemeten (7 par ) Energiekosten bij lopen van gezonde individuen Over energiekosten en verbruik zijn heel wat onderzoeken gedaan. MacDonald et al. (1995) vond het volgende: dikkere mensen gebruiken meer energie bij dezelfde wandelsnelheid, maar als de snelheid wordt aangepast aan het gewicht is het gelijk aan dat van minder zware mensen. Het energieverbruik stijgt als de snelheid stijgt. De energie-uitgave, uitgedrukt in functie van snelheid, kan bepaald worden als calorieën per gelopen meter per kilogram lichaamsgewicht: Em = cal/min/kg snelheid m/min Als we kijken naar het energieverbruik per afgelegde meter, kunnen we iets zeggen over de optimale loopsnelheid. Het energieverbruik is heel erg hoog bij een heel lage loopsnelheid. Het energieverbruik daalt bij hogere snelheid tot een minimum is bereikt, daarna neemt het energieverbruik per meter weer toe. In de grafiek (. fig. 2.27) is dit weergegeven door een parabool. Voor iedereen die loopt, passeert deze curve dus een minimum dat uniek is voor deze persoon. Als een proefpersoon wordt gevraagd comfortabel of natuurlijk te lopen, zal hij een snelheid aannemen die in de buurt ligt van het punt waar bij een minimum energieafgifte wordt gevraagd (comfortable walking speed: CWS). Een gemiddeld persoon gaat met een snelheid van 80 m/min en verbruikt 0,063 kcal/min/kg en 0, kcal/m/kg. Dit komt neer op 4,8 km/uur. Dit betekent bij een lichaamsgewicht van 70 kg een energieverbuik van ongeveer 4,5 kcal/min en 0,055 kcal/m. Kcal/m is belangrijk in het onderzoek bij gehandicapten, omdat dit uitdrukt hoeveel energie er nodig is om een bepaald doel te bereiken. Een gehandicapte zal, omdat voor hem het gaan EM energieverbruik (cal/min/kg) Tabel 2.4 Stijgende energiekosten bij verschillende problematiek immobilisatie 1 enkel: 3 6 % immobilisatie van 1 knie in extensie: loopsnelheid (m/min). Figuur 2.27 Comfortabele loopsnelheid % immobilisatie van 1 knie in 45 : 37 % eenzijdige transtibiale amputatie met prothese: eenzijdige transfemorale amputatie met prothese: 1,5 1,0 0, % % EW energieverbruik (cal/m/kg) minder efficiënt verloopt, proberen zijn energieverbruik per tijdseenheid op normale waarden te houden, door trager te lopen. Echter, de hoeveelheid energie die nodig is om een bepaalde afstand te lopen, zal groter zijn dan normaal (. tab. 2.4). Het energieverbruik bij lopen op een helling van 10 % ligt ongeveer op het dubbele van lopen op waterpasniveau. Bij een helling van % wordt het energieverbruik verdriedubbeld. Bij een neerwaartse helling is het energieverbruik het laagst bij een helling van 10 % en stijgt weer bij grotere hellingsgraden. Extra gewicht in de vorm van extra kleding of uitrusting veroorzaakt een lineaire toename in het energieverbruik. Toegevoegd gewicht wordt het meest effectief op het hoofd gedragen, iets minder efficiënt op de rug, en nog minder efficiënt in de handen en het minst efficiënt op de voeten. De toevoeging van 1,133 kg (2,5 lb) vermeerdert het energieverbruik met 5 10 %. Dit is te wijten aan enerzijds de grotere invloed van de zwaartekracht bij het op-en-neer bewegen van de voeten tijdens
25 Literatuur 33 2 het lopen, en anderzijds aan de grotere massa die versneld en vertraagd moet worden aan het einde van het been. Zachte of oneffen grond vermeerdert het energieverbruik tot 40 % en meer. Trap op lopen vraagt 6 12 kcal/min. Een en ander is hier afhankelijk van lichaamsgewicht en snelheid. Trap af lopen vraagt slechts een derde meer energie. Comfortabele loopsnelheid Het moge duidelijk zijn dat de efficiency van het lopen afhankelijk is van het kunnen lopen in zijn eigen comfortabele loopsnelheid. De comfortabele loopsnelheid wordt onder andere bepaald door beenlengte, lichaamsgewicht, geslacht en leeftijd. Maar ook de manier waarop en de omstandigheden waarin we ons lopen geautomatiseerd hebben speelt hierin een rol. Dat we zelf een eigen comfortabele loopsnelheid hebben, merken we als we samen met anderen gaan lopen. We zullen sneller moe worden als we ons moeten aanpassen aan een ander, of door omstandigheden zoals het halen van trein of bus sneller moeten lopen. Maar ook de vermoeidheid die optreedt bij slenteren, kennen we allemaal. Hoe moe wordt een patiënt in een opbouw looptraining waarbij hij voetje voor voetje, heel traag moet lopen om het lopen cognitief te kunnen sturen? Is het verwonderlijk dat deze patiënt op het einde van de loopbrug verontschuldigend zegt dat hij nu toch wel erg moe is en even wil gaan zitten? In dit kader is het van uitzonderlijk belang om zo snel mogelijk de loopsnelheid op te voeren tot de comfortabele loopsnelheid. (7 par. 1.5 en ). Inman, V. T., Ralston, H. J., & Todd, F. (1981). Human walking. Baltimore, MD/Londen: William and Wilkins. McDonald, C. M., Abresch, R. T., Carter, G. T., et al. (1995). Profiles of neuromuscular diseases. Becker s muscular dystrophy. American Journal of Physical Rehabilitation, 74(5), /Duchenne muscular dystrophy. American Journal of Physical. Rehabilitation., 74(5), Perry, J., & Burnfield, J. (2010). Gait analysis, (2e druk). Thorofare, NJ: Slack Incorporated. Winter, D. (2009). Biomechanics and motor control of human movement, (4e druk). New York: Wiley. Relevante websites Ga naar 7 voor diverse links. Literatuur Adler, S., Beckers, D., & Buck, M. (2014). PNF in practice, an illustrated guide. Berlin Heidelberg: Springer. Geertzen, J. H. B., & Rietman, J. S. (Red.). (2014). Amputatie en prothesiologie van de onderste extremiteit. Den Haag: Boom Lemma. Geertzen, J. H. B., Rietman, J. S., & VanderStraeten, G. G. (2014). Revalidatie voor volwassenen. Assen: Van Gorcum. Götz-Neumann, K. (2011). Gehen verstehen. Stuttgart: Thieme Verlag.
26
Strategieën uitgelicht
Strategieën uitgelicht Overzicht 1 Algemeen beeld 1 voorwaarts gebogen romp De schoudergordel is niet boven het bekkengordel in het sagittaal vlak. 2 bergop lopen Patiënt moet duwen om over het te komen.
Nadere informatieHandleiding formulier
Handleiding formulier Onderstaand ganganalyseformulier heeft als doel systematiek aan te brengen bij de visuele observatie van het gaan. Het formulier bestaat uit vier onderdelen: 1 algemene gegevens en
Nadere informatieUitgebreide toelichtingen
Uitgebreide toelichtingen Sectie 1b: algemeen beeld Opgelet! Hier worden oorzaken en oplossingen per item aangegeven. Het is raadzaam om eerst de analyse volledig uit te voeren, het hoofdprobleem te bepalen
Nadere informatieGanganalyse van hulpvraag tot ortheseplan. Jos Deckers Themadagen Gymna 2017
Ganganalyse van hulpvraag tot ortheseplan Jos Deckers Themadagen Gymna 2017 Jos Deckers 40 jaar kinesitherapeut in revalidatiecentrum Hoensbroek Cursussen (open inschrijving en incompany): Ganganalyse
Nadere informatie20-8-2015. Beginselen van gangbeeldanalyse. Disclosure. Symposium Loopproblemen bij CP Revalidatie Friesland. Ilse Oosterom
Beginselen van gangbeeldanalyse Symposium Loopproblemen bij CP Revalidatie Friesland Ilse Oosterom Kinderfysiotherapeut/docent KNR Myrthe Schwartz Fysiotherapeut/bewegingswetenschapper/ gangbeeldanalist
Nadere informatieInhoud Looptraining binnen het holistische therapiemodel Inleiding Opstellen van behandeldoelstellingen Clinical reasoning Klinimetrie
IX Inhoud 1 Looptraining binnen het holistische therapiemodel.... 1 1.1 Inleiding.... 2 1.2 Opstellen van behandeldoelstellingen.... 4 1.3 Clinical reasoning.... 4 1.4 Klinimetrie.... 5 1.5 Looptraining
Nadere informatieISPO JAAR CONGRES 2011. Biomechanica en vervaardiging enkel voet orthese bij Cerebrale Parese
ISPO JAAR CONGRES 2011 Biomechanica en vervaardiging enkel voet orthese bij Cerebrale Parese Lichamelijk onderzoek Gangbeeld analyse, MRI, röntgen Algemene lichamelijke conditie Mobiliteit van heup,knie,en
Nadere informatieSpieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro. Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD)
Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD) December, 2010 Inleiding De Carving Pro is een fitnessapparaat waarmee
Nadere informatieSwing Phase Lock. Therapeutisch omgaan met SPL. Jos Deckers. basko.com
Swing Phase Lock Therapeutisch omgaan met SPL Jos Deckers basko.com Behandelplan voor een dynamische orthese met het Swing Phase Lock scharnier Swing Phase Lock 3 Inleiding 3 SPL, hoe werkt het? 3 Instellingen
Nadere informatie1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier:
1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: B. Overspanning van: C. Indeling en functie van de spier: D. Bijzonderheden: E. Voorbeelden van oefeningen: van 5-7de rib naar schaambeen
Nadere informatieTheorie-examen Anatomie 13 januari 2006.
Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. 1. Wat is de diafyse van een pijpbeen? A. Het uiteinde van een pijpbeen. B. Het middenstuk van een pijpbeen. C. De groeischijf. 2. Waar bevindt zich de pink, ten
Nadere informatie12/11/2013. Pleurotya ruralis. Cursus Klinische Video/Foto-Analyse Avond 4: Asymmetrie van het gaan. Drie dimensionale Arthrokinematische Mobilisatie
12/11/2013 Voortbewegingsvormen LOPEN SPRINGEN KRUIPEN Drie dimensionale Arthrokinematische Mobilisatie????? VLIEGEN Cursus Klinische Video/Foto-Analyse Avond 4: Asymmetrie van het gaan www.damcursus.nl
Nadere informatieHandleiding. bij protocol fysiotherapie
Handleiding bij protocol fysiotherapie INHOUDSOPGAVE 1. Casus Jaap p. 2 2. Voorbeeldsessie fysiotherapie P. 3 Bijlage 1: Looppatronen P. 7 Bijlage 2: Literatuur P. 11 E.A.A. Rameckers en M. Coenen. Kracht-
Nadere informatieCursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius
Cursus Ontspanningsmassage Bijlage spieren. Trapezius De trapezius (monnikskapspier) is een ruitvormige spier boven aan de achterkant van het lichaam. De trapezius loopt van de schedelbasis tot aan het
Nadere informatieCOMPENSEREN VAN FUNCTIONELE BEPERKINGEN BIJ NEUROLOGISCHE AANDOENINGEN
Swing Phase Lock Therapeutisch omgaan met SPL Jos Deckers COMPENSEREN VAN FUNCTIONELE BEPERKINGEN BIJ NEUROLOGISCHE AANDOENINGEN basko.com Behandelplan voor een dynamische orthese met het Swing Phase Lock
Nadere informatieObservationele ganganalyse In de klinische praktijk. Jos Deckers
Observationele ganganalyse In de klinische praktijk Jos Deckers Hulpvraag (COPM) Haalbare doelstellingen Teamepertise Probleemgebied: -veiligheid -afstand -snelheid -cosmetiek -valrisico Therapieplan Bepalen
Nadere informatieBijlage 2 Meetinstrumenten
Bijlage 2 Meetinstrumenten Bijlage 2.1 Functiescore De Bie et al. De Bie et al. (1997) gebruikten de functiescore als prognostisch instrument om lichte van ernstige letsels te onderscheiden. De functiescore
Nadere informatiePraktijk Loop ABC. Praktijk loop ABC 126
Praktijk Loop ABC 17.1. Inleiding Bij veel sporten is de loopbeweging van grote betekenis voor het beoefenen van die sport. Vaak is de looparbeid mede bepalend voor de uiteindelijke prestatie (Een voetballer
Nadere informatieLOPEN MET EEN PROTHESE
LOPEN MET EEN PROTHESE VORMEN VAN MENSELIJK VOORTBEWEGEN GANGKINEMATIKA GANGEXPRESSIE GANGPATHOLOGIE Objectief vasttestellen Kenmerken van Door een stoornis het individu veroorzaakt wandelen zwevend slepend
Nadere informatie* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.
BOVENSTE EXTREMITEITEN Spiergroep Spiernaam Aanhechtingsplaats proximaal Aanhechtingsplaats distaal Innervatie Functie Extensoren bovenarm * m. biceps brachii * short head: eind van coracoid van scapula
Nadere informatieAnatomie van de heup. j 1.1
j1 Anatomie van de heup De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae, het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. As Vlak Beweging Transver- Sagittaal
Nadere informatieBeroepsopdracht van: Danny Cornelissen & Mario Faro
Beroepsopdracht van: Danny Cornelissen & Mario Faro Hogeschool van Amsterdam Instituut Fysiotherapie Beroepsopdracht van: Danny Cornelissen & Mario Faro Hogeschool van Amsterdam Instituut Fysiotherapie
Nadere informatie! Fig. 1: hoekstandsverandering grote teengewricht (10, 11)
1. Oefeningen. We komen dan tot de volgende lenigmakende oefeningen, die specifiek zijn voor het hardlopen. Het zijn oefeningen die de mobiliteit in de gewrichten van de grote teen, voet, enkel, knie,
Nadere informatieWaarom meten Podologen zoveel?
Waarom meten Podologen zoveel? Borgions Paul MsC Pod Secretaris Belgische Vereniging der podologen Podoloog Podologisch Centrum Rotselaar (met focus naar Topsporters en kinderen) Biomechanicus voor KRC
Nadere informatieBeenlengteverschil Ine Schops 25/04/2015
Ine Schops 25/04/2015 Tensecrety (Tom Myers) Trekkracht: Fascia Drukkracht: Botten Myofascial Chain Muscle Chains Spierkettingen Parallel met lichaamsmediaan Statisch Stabilisatie + : Afwijkende bewegingspatronen
Nadere informatieCore Stability - serie 1
Inleiding Schaatsers zijn vaak zeer eenzijdig ontwikkeld, omdat veel trainingen die we voor het schaatsen doen, vooral gericht zijn op het verbeteren van de beenspieren. Met Core Stability train je je
Nadere informatieeen geriatriefysiotherapeutisch patiëntonderzoek
een geriatriefysiotherapeutisch patiëntonderzoek 25 September 2012 Marjan Doves, MFt opzet Doel workshop Introductie geriatriefysiotherapie Introductie van de casus Uitwerking van het onderzoek Conclusie
Nadere informatieVC Groot Dilbeek Denkcel opleidingen
LOOP ABC Opleiding LOOP ABC Praktijk VC Groot Dilbeek Denkcel opleidingen INLEIDING Bij veel sporten is de loopbeweging van grote betekenis voor het beoefenen van die sport. Vaak is de looparbeid mede
Nadere informatieAuteur(s): Lagerberg A, Riezebos C Titel: Ganganalyse van een poliopatiënt Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 6-15
Auteur(s): Lagerberg A, Riezebos C Titel: Ganganalyse van een poliopatiënt Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 6-15 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,
Nadere informatieFysiotherapeutische interventie bij MS en spasme
Voorstellen Fysiotherapeutische interventie bij MS en spasme Sandra Rutjens Fysiotherapeut Sophia Revalidatie Sandra Rutjens 6 jaar werkzaam binnen Sophia Revalidatie Den Haag PRV Behandelteam; NMA, MS,
Nadere informatie> Push ortho Enkel-voetorthese AFO NIEUW! PUSH FOR FREEDOM. > push.eu
> Push ortho Enkel-voetorthese AFO NIEUW! PUSH FOR FREEDOM > push.eu > Push ortho Enkel-voetorthese AFO DE PUSH AFO biedt een uitstekende ondersteuning bij een verstoring van de voetheffing tijdens lopen.
Nadere informatieandere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de handen ter hoogte van het onderbeen, de enkel of de tip van
1) Zit, bekken voorwaarts gekanteld, 1 been gestrekt, het andere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de armen reikt men voorwaarts op het gestrekte been, de handen ter hoogte van het onderbeen,
Nadere informatieVersus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 19e jrg 2001, no. 4 (pp )
Auteur(s): P. van der Meer, H. van Holstein Titel: Meten van de heupadductie Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 206-216 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,
Nadere informatieZomerfit Pagina 1 van 5
Zomerfit Pagina 1 van 5 1. Brug in ruglig met calf raises Neem plaats in ruglig met de kniëen gebogen, waarbij de voeten plat op de mat staan. Til het bekken op tot een brugpositie en ga op de tenen staan.
Nadere informatieTheorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008
Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 1. Wat gebeurt er bij een excentrische contractie van een spier? A. De spier wordt korter. B. De spier wordt langer. C. De spierlengte blijft gelijk. 2. In welk
Nadere informatiefrontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak
j1 Anatomie van de heup As Vlak Beweging De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae; en het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. transversaal
Nadere informatieLenigheid en beweeglijkheid
2.3.2. Lenigheid en beweeglijkheid Deze vaardigheid is bedoeld om de verschillende spieren te trainen op lenigheid en de verschillende gewrichten te mobiliseren. Lenigheid en beweeglijkheid bestaat uit:
Nadere informatieHandout ParkinsonNet Jaarsymposium Gangbeeld analyse bij de ziekte van Parkinson en parkinsonisme:
Gangbeeld analyse bij de ziekte van Parkinson en parkinsonisme: mogelijkheden voor de klinische praktijk Prof. Dr. Sander Geurts, Hoogleraar revalidatiegeneeskunde Coördinator Mobiliteitspoli Afdeling
Nadere informatieVersus Tijdschrift voor Fysiotherapie,17e jrg 1999, no.6 (pp )
Auteur(s): F.B. van de Beld Titel: Het meten van de bekkenrotatie tijdens het gaan op een tapis roulant Jaargang: 17 Jaartal: 1999 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 291-297 Deze online uitgave mag,
Nadere informatieFysio-/manueeltherapie van Gerven
Fysio-/manueeltherapie van Gerven Artrose Artrose is een chronische aandoening waarbij een degeneratie van het gewricht optreedt. Het gewrichtkraakbeen vermindert in kwaliteit; vergelijk het kraakbeen
Nadere informatieTabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit
Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit n. radialis n. axillaris C5-Th1 C5,C6 ALLE dorsale boven- en onderarmspieren Extensoren van de schouder, elleboog, pols, Abductie,
Nadere informatieGRONDOEFENINGEN LIFE STYLE CLINIC: ALGEMENE SPIERVERSTEVIGING
GRONDOEFENINGEN LIFE STYLE CLINIC: ALGEMENE SPIERVERSTEVIGING SPIERVERSTEVIGENDE OEFENINGEN Start voor alle oefeningen met de rug in neutrale positie (lage rug lichtjes hol) + basisspanning corset spieren
Nadere informatieProthesen. Een overzicht van. hedendaagse ontwikkelingen. Advies comité ten aanzien van prothesen
Januari 1955 Prothesen Een overzicht van hedendaagse ontwikkelingen Advies comité ten aanzien van prothesen Nationale Academie van Wetenschappen Nationale onderzoeksraad 1 Functionele overwegingen bij
Nadere informatie29/10/2012. Pleurotya ruralis. Cursus Klinische Video/Foto-Analyse Avond 4: Asymmetrie van het gaan. Drie dimensionale Arthrokinematische Mobilisatie
Voortbewegingsvormen LOPEN SPRINGEN KRUIPEN Drie dimensionale Arthrokinematische Mobilisatie????? VLIEGEN Cursus Klinische Video/Foto-Analyse Avond 4: Asymmetrie van het gaan www.damcursus.nl ZWEMMEN Chris
Nadere informatiebij kniegerelateerde
Naam: Datum Maatschap voor Sport-Fysiotherapie Manuele Therapie Medische Trainings Therapie en Echografie Stadtlohnallee 2 7595 BP WEERSELO Telefoon 0541-661590 Molemansstraat 52 7561 BE DEURNINGEN Telefoon
Nadere informatieOPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15
OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE 2016 FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 WERKING KNIEGEWRICHT (beschouwingen uit de literatuur) PATELLA: - beschermt kniegewricht - is katrol voor pees
Nadere informatieOnstabiel gevoel Last bij stappen
Naam: Datum: Leeftijd: 37 jaar Geslacht: M/V Beroep: bediende Adres: Telefoonnummer: / Hobby: joggen, zwemmen (totaal: 3u/week) Hoofdprobleem: Onstabiel gevoel en last ter hoogte van de rechter enkel Lichaamsdiagram
Nadere informatieAuteur(s): Frank van de Beld Titel: Iliumkanteling tijdens het gaan Jaargang: 2001 Jaartal: 19 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers:
Auteur(s): Frank van de Beld Titel: Iliumkanteling tijdens het gaan Jaargang: 2001 Jaartal: 19 Nummer: 3 Oorspronkelijke paginanummers: 149-160 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,
Nadere informatieAuteur(s): C. Riezebos Titel: De beenprothese en de voetstand Jaargang: 6 Jaartal: 1988 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 29-43
Auteur(s): C. Riezebos Titel: De beenprothese en de voetstand Jaargang: 6 Jaartal: 1988 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 29-43 Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in Haags Tijdschrift voor
Nadere informatieSnelwandelen. Techniek en training van het snelwandelen
Snelwandelen Techniek en training van het snelwandelen Techniek van het snelwandelen De snelwandelaar moet zich aan internationaal bepaalde wedstrijdregels houden die onderscheid maken tussen het snelwandelen
Nadere informatieTheorie-examen anatomie 25 januari 2008
Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 1. Welke van de volgende spieren is eenkoppig? A. De m. biceps brachii. B. De m. coracobrachialis. C. De m. gastrocnemius. 2. Welke van de volgende spieren geeft
Nadere informatieTheorie-examen anatomie 12 januari 2007
Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 1. Welke uitspraak met betrekking tot spiercontracties is altijd juist? A. Bij concentrische contracties wordt de spanning in de spier kleiner. B. Bij excentrische
Nadere informatieKracht en stabilisatie
Kracht en stabilisatie 1. Frontbridge Steunen op onderarmen en tenen, zorg voor één rechte lijn van schouders, ruggenwervels, heup, knieën en hakken. 2. Frontbridge one leg lift Steunen op onderarmen en
Nadere informatieHenny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar
Henny Leentvaar (Sport)Massage Functie testen Datum: 14 mei 2008 Opgesteld door: Henny Leentvaar Functie testen Voordat kan worden overgegaan tot tapen of bandageren van een aangedane spier en/of gewricht
Nadere informatieAnatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede.
Examenstichting Perimedische Opleidingen Diploma: sportmassage, massage, wellness massage 22 januari 2010, Beschikbare tijd: 60 minuten Anatomie Aanwijzing: Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn
Nadere informatieGangcyclus hielcontact- hielcontact zelfde voet
Gangbeeldanalyse en interventie Bij centraal neurologische aandoeningen Dr. Jasper den Boer Dr. Maarten Nijkrake Dr. Allan Pieterse Prof. Dr. Sander Geurts Ik zie wat jij niet ziet? Gangcyclus hielcontact-
Nadere informatieDEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg)
Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg) 3. ENKEL EN VOET 3.1. Inspectie in staande houding m. gastrocnemius Calcaneum Valgushoek achillespees met hiel Malleolus
Nadere informatiePosities van de voeten
Posities van de voeten 1 e positie: De hielen aan elkaar, de voeten naar buiten gedraaid, gelijk aan de schouderlijn. De voeten staan met de hele voetzolen op de grond. 2 e positie: De voeten naar buiten
Nadere informatieOefenbundel Basis 2. 1. Ruglig
Oefenbundel Basis 2 1. Ruglig Beweeglijkheidsoefeningen: - Bekkenkantelingen: hol/bol maken van wervelkolom. - Beide knieën afwisselend gecontroleerd naar li en re laten vallen (laatste keer 15 tellen
Nadere informatieInhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46
Inhoud Inleiding 1 1 Anatomie van de heup 3 1.1 Anteflexie 4 1.2 Retroflexie 6 1.3 Abductie 7 1.4 Adductie 8 1.5 Exorotatie 9 1.6 Endorotatie 12 1.7 Ligamenten van de heup 12 1.8 Schema 14 2 Anatomie van
Nadere informatieSamenvatting. Het maximaliseren van de effectiviteit van enkel voet orthesen bij kinderen met cerebrale parese
Het maximaliseren van de effectiviteit van enkel voet orthesen bij kinderen met cerebrale parese Lopen, of wandelen, is een van de meest belangrijke activiteiten in het dagelijks leven. Hoewel lopen een
Nadere informatie1- Stretchen Flexie - Sets:3 / Vasthouden:10sec / Rust:10sec. 2- Passieve ROM Extensie - Sets:3 / Vasthouden:10sec / Rust:10sec.
Notities: 1- Stretchen Flexie - Sets:3 / Vasthouden:10sec / Rust:10sec Ga op handen en knieën liggen (vierpuntspositie) met je knieën recht onder je heupen en je handen recht onder je schouders. Je rug
Nadere informatieOefenschema 'test atleet'
Oefenschema 'test atleet' 19/07/2013 08:30 GLUTEUS MED ZIJLIG 1 Zijlig. 1 arm onder het hoofd, andere arm met de hand in de zij om de beweging van het bekken te evalueren. Beide knieën opgetrokken, voeten
Nadere informatieInhoud. Krachttraining. Algemeen... 5
Inhoud 1 2 3 4 Algemeen... 5 1.1 Niveau... 5 1.2 Oefenmodaliteiten... 5 Bovenlichaam... 6 2.1 Push up (pompen)... 6 2.2 Push up, smalle stand... 7 2.3 Voorbereidende push up... 8 2.4 Hindu push up... 9
Nadere informatieOefenbundel Einde. Opwarming beweeglijkheidsoefeningen en stretching 1. RUGLIG. Richtlijnen bij het verderzetten en onderhoud van uw rugprogramma
Oefenbundel Einde Richtlijnen bij het verderzetten en onderhoud van uw rugprogramma Opwarming beweeglijkheidsoefeningen en stretching 1. RUGLIG : hol/bol maken van wervelkolom 10x. Stretching 1 knie: neem
Nadere informatieEvolutie van voet en enkel
ISPO 2016 LOOPPATROON BIJ MENSEN MET EEN TRANSTIBIALE PROTHESE Han Houdijk Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam Heliomare Revalidatie, Wijk aan Zee Evolutie van
Nadere informatieVersus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 22 e jrg 2004, no. 2 (pp )
Auteur(s): F. van de Beld Titel: De excentrische crank Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 79-89 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt
Nadere informatiekijkwijzers. De voortgezet onderwijs leefstijl cursus voor in de gymles!
Schouders Ga met je linkervoet goed stevig op de dynaband staan en houd met je rechterhand de dynaband vast. Strek je arm naar de rechterzijkant uit tot boven je schouder en kijk je rechterhand na. Breng
Nadere informatieOefeningen voor de knie
Oefeningen voor de knie Spierkracht verbeterende oefeningen voor de knie: Het is belangrijk om een goede spierkracht te hebben, mede omdat de spieren helpen bij schokabsorptie. Door een goede spierkracht
Nadere informatieAuteur(s): K. Bunnig, A. Hendriks Titel: Springen en spierrekken Jaargang: 7 Jaartal: 1989 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers:
Auteur(s): K. Bunnig, A. Hendriks Titel: Springen en spierrekken Jaargang: 7 Jaartal: 1989 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 238-256 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij
Nadere informatie23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren
Vlak As Beweging Gym Frontaal Sagitale Ab-adductie Radslag Latero flexie Ulnair-radiaal deviatie Elevatie-depressie Sagitaal Frontale Flexie-extensie Salto Transversale Ante-retro flexie Dorsaal flexie
Nadere informatieOuderen en Traplopen
Ouderen en Traplopen Ingrid Lock Afstudeerscriptie Studierichting Bewegingstechnologie aan de Haagse Hogescbool te Den Haag Haagse Hogescbool Drs. B..J. Gerritsen TUE - Instituut voor Gerontechnologie
Nadere informatieOm en om uitstappen. Achterste knie naar de grond duwen. Borst open en trots. Buikspieren aanspannen. Kracht zetten vanuit je voorste hak.
1. plank Let op de houding van de rug. Buikspieren en bilspieren aanspannen. Handen onder de schouders en de ellebogen uit het slot. Makkelijker maken: vanaf de knieën Moeilijker maken: voeten op een verhoging
Nadere informatieCardioschema (50 minuten)
Cardioschema (0 minuten) Programma Programma minuten» niveau Fiets minuten» niveau à minuten» minuten niveau» minuten niveau» minuten niveau Crosstrainer 0 minuten» minuten wandelen» lopen minuten aan
Nadere informatieStatische rekoefeningen
Statische rekoefeningen Bovenlichaam Lage rugspieren Ga met je zitvlak op je hakken zitten. Duw je handen over de grond naar voren en buig je rug. Rek zover mogelijk uit. Kijk naar de grond. Houd deze
Nadere informatieOefeningen na een onderbeenamputatie
Oefeningen na een onderbeenamputatie Bij het leren lopen met een prothese zijn mobiliteit, lenigheid en spierkracht belangrijk. Een bewegingsbeperking beïnvloedt de kwaliteit van het staan of lopen negatief.
Nadere informatieOefeningen. voor de lage rug
Oefeningen voor de lage rug Stretching Alle stretchingsoefeningen worden aan elke zijde 2x herhaald. De oefeningen worden 30 seconden aangehouden. 1. Stretching M. Gastrocnemius (kuitspier) Neem een voor-
Nadere informatie1 Teenstand vanaf vlakke ondergrond. 2 Band training achillespees. 3 Teenstand op traptrede (gestrekte knie)
Pagina 1 van 5 Bij welke blessures werkt deze oefentherapie? Deze oefentherapie is effectief bij kuit, enkel, scheenbeen en fascia plantaris klachten. De fascia plantaris is de grote pees in de voetzool
Nadere informatieTussenseizoensplanning Postformatie
Tussenseizoensplanning Postformatie Een basisconditie is een absolute must die in het tussenseizoen zeker moet onderhouden worden. Het accent ligt op extensieve duur, omdat aerobe arbeid steeds het fundament
Nadere informatieStretch oefeningen. Stretch oefeningen. Kuit stretchen (uitrekken) Adductoren rekken. Aandachtspunten:
Kuit stretchen (uitrekken) ) Voeten wijzen voorwaarts ) Achterste been volledig gestrekt (hiel van achterste been op de grond houden. ) Lichaam (romp) recht houden en licht voorwaarts & & Opm. : Deze oefening
Nadere informatieAuteur(s): H. Faber Titel: Duchenne zonder duchennen Jaargang: 28 Maand: juli Jaartal: 2010
Auteur(s): H. Faber Titel: Duchenne zonder duchennen Jaargang: 28 Maand: juli Jaartal: 2010 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor (para-) medische, informatieve
Nadere informatieSportgeneeskunde. Een lopers knie (Iliotibiale band syndroom)
Sportgeneeskunde Een lopers knie (Iliotibiale band syndroom) Algemeen Deze folder geeft u informatie over een lopers knie oftewel het iliotibiale band syndroom. De iliotibiale band is een lange peesplaat
Nadere informatieVersus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 24 e jrg. 2006, no 1. (pp )
Auteur(s): R.J. Gebuis, P. van den Hoogen Titel: Ontwerp van een enkel_voet orthese: een andere benadering Jaargang: 24 Jaartal: 2006 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 7-15 7 Deze online uitgave
Nadere informatieMODULE STABILO. Oefenprogramma knieartrose. Amsterdam, november 2012. Module STABILO, Oefenprogramma knieartrose (Reade ) 1
MODULE STABILO Oefenprogramma knieartrose Amsterdam, november 2012 Module STABILO, Oefenprogramma knieartrose (Reade ) 1 Disclaimer Algemeen Reade, centrum voor revalidatie en reumatologie, verleent u
Nadere informatieLenigheidtrainingsschema - niveau 1
Lenigheidtrainingsschema - niveau 1 Oefening 1 - back cat Aandachtsgebied: onderste en bovenste rugspier Ga op uw knieën zitten. Zorg dat deze onder uw heupen staan. Uw tenen wijzen naar achteren. Plaats
Nadere informatieOefeningen bij enkelbandletsel
Oefeningen bij enkelbandletsel Gipskamer Locatie Hoorn/Enkhuizen Inhoud Voorwoord en uitleg oefenschema pagina 3 Oefenschema: Blok 1 pagina 4 Blok 2 pagina 5 Blok 3 pagina 6 Blok 4 pagina 7 Blok 5 pagina
Nadere informatieTractus Iliotibialis Frictie Syndroom
Tractus Iliotibialis Frictie Syndroom ITBS Het Tractus Iliotibialis Frictie Syndroom, ook wel lopersknie of IlioTibial Band Syndrome en runner s knee (Eng.)genoemd. Hier is het synoniem iliotibiale band
Nadere informatieInspectie, anatomische structuren en palpatie liggend
Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 2.3. ENKEL EN VOET 2.3.1. Inspectie in staande houding m. gastrocnemius Calcaneum Valgushoek achillespees met hiel Malleolus medialis en lateralis Lengtegewelf
Nadere informatieSamenvatting Fysieke Ergonomie
Samenvatting Fysieke Ergonomie Gezocht, geschreven, gekopieerd, geplakt, gemaakt, etc. door Jurriën Dijkstra. Met dank aan Benne Draijer en Liesbeth Stam voor het controleren van de gegevens. Samenvatting
Nadere informatieGa naar je trainingen! De trainer helpt mee jouw zwakkere punten te ontdekken.
Enkele tips : training en opwarming Trainingen : Ga naar je trainingen! De trainer helpt mee jouw zwakkere punten te ontdekken. Geef nooit op. Het kan best even duren voor je conditie op peil is. Het belangrijkste
Nadere informatieEen fotoatlas van de. anatomie in vivo 2. Onderste extremiteit. Serge Tixa. Bohn Stafleu Van Loghum
Een fotoatlas van de anatomie in vivo 2 Onderste extremiteit Serge Tixa Bohn Stafleu Van Loghum Een fotoatlas van de anatomie in vivo 2 Onderste extremiteit EEN FOTOATLAS VAN DE ANATOMIE IN VIVO 2 ONDERSTE
Nadere informatieOefeningen voor beenspieren
Oefeningen voor beenspieren Borstpass op één been Gooi de bal heen en weer. Staan op je rechtervoet betekent gooien met de linkerarm en andersom. Vang de bal met beide handen en gooi hem terug met één
Nadere informatieGET FIT 2 HIKE Rompstabilisatie
Rompstabilisatie Superman handen- en knieënsteun Ik strek mijn arm (of ) Ik strek mijn arm en tegenovergesteld elk / elke arm 2 seconden houden Superman met tikken handenen knieënsteun Ik strek mijn arm
Nadere informatiegerelateerde aandoeningen
Naam: Datum: Maatschap voor Sport-Fysiotherapie Manuele Therapie Medische Trainings Therapie en Echografie Stadtlohnallee 2 7595 BP WEERSELO Telefoon 0541-661590 Molemansstraat 52 7561 BE DEURNINGEN Telefoon
Nadere informatieTAP THE CEILING OEFENREEKS VOOR LOPERS. Doelstelling: Losmaken en versterking van de schouders. Uitgangspositie: Ontspannen zithouding op de grond.
TAP THE CEILING VOOR LOPERS Losmaken en versterking van de schouders Ontspannen zithouding op de grond. Uitstrekken van de armen, zo hoog mogelijk ( tik het plafond ) en terug keren naar uitgangspositie.
Nadere informatieDe foamroll oefeningen
www.bodyrelease.nl De foamroll oefeningen Wat je vooraf moet weten De foamroll oefeningen die je uitvoert moeten voelen als een diepe massage en kunnen zowel direct op de huid als met kleding aan worden
Nadere informatie1. BEKKENGORDEL EN HEUP
Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT Het bekken is een beenderige ring bestaande uit vier verschillende botten die onderling verbonden zijn met stevige ligamenten: Sacrum
Nadere informatieTraining van actieve heupextensie bij een CVA patiënt.
Case studie Training van actieve heupextensie bij een CVA patiënt. Inleiding. Een patiënt met een CVA kon in de heup onvoldoende concentrische extensie op bouwen en bleef krom lopen en met een hyperextensie
Nadere informatie