De (synchrone) morfologie in het WNT en daarna

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De (synchrone) morfologie in het WNT en daarna"

Transcriptie

1 De (synchrone) morfologie in het WNT en daarna Ariane van Santen* 1 Inleiding Welk gebruik maken morfologen van het WNT is de eerste vraag die ik hier wil beantwoorden. In overzichtswerken van de morfologie van het hedendaagse Nederlands blijkt het WNT vrijwel afwezig. Anders ligt dat bij studies die de geschiedenis van één of meer morfologische procedés behandelen, en ook louter synchrone detailstudies zijn soms direct of indirect schatplichtig aan het WNT. Met enkele voorbeelden probeer ik vervolgens te laten zien waarom het goed zou zijn het WNT te raadplegen. Vanuit de overtuiging dat synchrone en diachrone taalkunde nauw verweven zijn, meen ik zelfs dat morfologen er niet om heen kunnen; voor allerlei vragen van theoretische en descriptieve aard kunnen ze beslist hun voordeel doen met het WNT. Het WNT is bovendien sinds de voltooiing in 1998 geactualiseerd met twintigste-eeuws materiaal en is daarmee ook voor de beschrijving van de eigentijdse morfologie een nuttige bron. Sinds 1998 is er veel morfologische informatie toegevoegd, wat mogelijk onvoldoende aandacht heeft gekregen. Door de internetgang is die informatie bovendien veel toegankelijker. Natuurlijk kan een groter publiek er nu gebruik van maken, maar ik bedoel hier vooral dat voor morfologen de zoekmogelijkheden aanzienlijk zijn vergroot. Toch blijft het een gedigitaliseerd papieren woordenboek, met de beperkingen van dien. Hoewel dat niet binnen het bereik van dit NT-nummmer valt, permitteer ik me dan ook een blik vooruit naar het ANW, het nieuwe digitale woordenboek van de eenentwintigste eeuw. 2 Wat doen morfologen met het WNT? Toen Schultink begin jaren vijftig materiaal ging verzamelen voor onderzoek naar prefigering met her- en het WNT raadpleegde, kreeg hij de indruk dat dit magnum opus de morfoloog van het hedendaagse Nederlands slechts weinig te bieden had, maar achteraf gezien vindt hij dat volkomen ten onrechte (Schultink 1999: 48). Hoe is het morfologen na hem vergaan? * Universiteit Leiden; a.j.van.santen@hum.leidenuniv.nl Nederlandse Taalkunde, jaargang 16,

2 Ariane van Santen Voor de morfologie van het hedendaagse Nederlands beschikken we over twee overzichtswerken: De Haas & Trommelen (1993) en Booij (2002), en een uitvoerig afzonderlijk hoofdstuk over woordvorming in de ANS. De Haas & Trommelen wil (1993: xxvii) een zo volledig mogelijk beeld geven van het morfologisch systeem van het Moderne Nederlands en is het eerste en tot nog toe enige handboek over de Nederlandse morfologie, met in 529 bladzijden een schat aan informatie over de Nederlandse woordvorming. Van het WNT geen spoor, zoals ook Moerdijk (1994: 248) constateert: Voor het onlangs gepubliceerde Morfologisch Handboek van het Nederlands heeft men het WNT niet eens als bron benut. In de tweede druk van de ANS is een apart hoofdstuk (12) gewijd aan de lexicale morfologie. Na een algemene inleiding komen achter elkaar aan bod: de vorming van werkwoorden, substantieven, adjectieven en bijwoorden. In de korte algemene inleiding bij dit hoofdstuk wordt het WNT niet vermeld en het ontbreekt ook in lijst van geraadpleegde literatuur, zodat ik moet aannemen dat ook in dit geval de auteurs het WNT niet gebruikt hebben. Hoofddoel van Booij (2002) is een internationaal toegankelijke beschrijving van de Nederlandse woordvorming, maar daarnaast wil hij ook laten zien dat die beschrijving interessante descriptieve en theoretische vragen oplevert. Ook door hem wordt het WNT nergens genoemd. Dit ongebruik wil ik wel enigszins relativeren. Ten eerste zijn er naast de genoemde overzichtswerken natuurlijk tal van detailstudies over een of meer procedés. Zeker in de studies waarin (ook) de geschiedenis van het (de) betreffende procedé(s) behandeld wordt, vinden we het WNT terug. Ik denk bijvoorbeeld aan de dissertaties van Hüning (1999) en Tálasi (2009), waarin respectievelijk de ontwikkeling van de afleidingen op -erij wordt onderzocht, en die van deverbale nomina die geprefigeerd zijn met ge-. In beide gevallen dient het WNT niet alleen als materiaalbron, maar ook als bron van morfologische informatie. Hüning (1999: 39) stelt zelfs: De tot nu toe beste, want meest systematische en volledige, beschrijving van (de geschiedenis van) het suffix (= -erij) en zijn varianten is mijns inziens die in het WNT. Verder is het WNT geraadpleegd bij tal van artikelen waarin een of meerdere affixen in diachroon perspectief worden behandeld. Ten tweede is het WNT ook in louter synchrone studies niet steeds afwezig. De Vries (1975) bijvoorbeeld heeft ruim gebruik gemaakt van het WNT bij zijn studie over de verbale morfologie in het Nederlands, de manier waarop in het Nederlands werkwoorden kunnen worden gevormd. Zijn beschrijving van de betekenismogelijkheden van met vergeprefigeerde werkwoorden ontwikkelt hij op basis van en gedeeltelijk in polemiek met die van De Tollenaere in het WNT. Maar die wordt dan ook door Moerdijk (1994: 248) getypeerd als voorbeeldig, en Schultink (1999: 52) vindt het WNT hier morfologisch op zijn best. Inderdaad biedt dit lemma een prachtige analyse van dit prefix, welhaast een gecondenseerde monografie. Aan de orde komen achtereenvolgens oorsprong, woordvorming, betekenis van ver- in werkwoorden en hun productiviteit. Nu neemt zowel het Morfologisch Handboek (1993: 72-77) als de ANS ( ) veel van De Vries over, zeker van zijn beschrijving van de betekenis van ver-afleidingen. Indirect zijn zij dus wel degelijk schatplichtig aan het WNT, en ook anderen zullen op deze manier informatie aan het WNT ontleend hebben. Niettemin moeten we vaststellen dat het WNT betrekkelijk weinig is gebruikt door morfologen van het hedendaags Nederlands. Mogelijk speelt daarbij een rol, dat dit woordenboek pas in 1993 via een fotomechanische herdruk voor een groter publiek beschik- 194

3 baar kwam (volgens Moerdijk (1994: 1) leverde dat 1500 nieuwe eigenaren op) en pas in 1995 op cd-rom verscheen, gevolgd door verschillende updates. Nu het WNT samen met het ONW, het VMNW en het MNW op internet staat, is de informatie echter vrij toegankelijk voor iedereen, en zijn de zoekmogelijkheden veel groter dan in de gedrukte versie. Maar waarom zouden morfologen het WNT in willen, en hoe kunnen ze dat doen? 3 Waarom zouden morfologen het WNT gebruiken? Het WNT is vooral een historisch woordenboek, waarin de geschiedenis van de woorden, van hun betekenis wordt beschreven. Op het eerste gezicht lijkt de veronderstelling gewettigd dat zo n diachroon woordenboek de synchrone morfologie weinig te bieden heeft. Maar allereerst moeten we het onderscheid historisch synchroon sterk relativeren; dat een louter synchrone beschrijving mogelijk zou zijn, is een fictie. De Vries (1975: 184) waarschuwt: bij een synchrone beschrijving dient men te beseffen dat taal voortdurend in beweging is; een op deze wijze beschreven taal is een momentopname in een historische ontwikkeling. En ten tweede gaat het in veel morfologisch onderzoek niet (alleen) om een beschrijving van de gelede woorden in de hedendaagse woordenschat maar vooral ook om een analyse van descriptieve problemen en om theoretische vragen, en ook daarbij speelt de diachronie een rol. Met een paar voorbeelden wil ik laten zien, waarvoor ook morfologen van het eigentijdse Nederlands het WNT zouden kunnen gebruiken. Er zijn in het huidige Nederlands affixen die eerst woord waren, en een dergelijk proces van grammaticalisatie zet zich ook in het huidige Nederlands voort. In sommige samenstellingen met boer bijvoorbeeld, heeft dit woord een betekenis gekregen die zozeer verschilt van die als zelfstandig woord, dat het wel als een halfsuffix of suffixoïde wordt getypeerd, waarmee ook nieuwe woorden worden gevormd, zoals tijdschriftenboer en vergaderboer. Voor de morfologische status van het element boer speelt in deze opvatting de betekenis dus een belangrijke rol. Nu is het in dit verband interessant om te zien hoe en wanneer die betekenisontwikkeling heeft plaats gevonden. Daarvoor kunnen we goed terecht in het WNT. Dat geeft onder het lemma boer (1893) een groot aantal samenstellingen met -boer als tweede lid, met verschillende groepen van wat het eerste lid noemt, en daaronder ook: (...) Vanouds zijn de stedelingen van sommige levensbehoeften voorzien door boeren, die hunne waren op de markt of aan de huizen verkochten: Boterboer, eier(en)boer, melkboer, turfboer enz. Zoodoende werd -boer van lieverlede opgevat in den zin van: handelaar, verkooper, leverancier, en naar analogie van de zooeven genoemde, in het dagelijksch leven zeer gewone benamingen ook toegepast op personen, die volstrekt geene boeren in den eigenlijken zin zijn, maar eveneens hunne waren langs de huizen ombrengen, zooals botboer, vischboer, (...); eindelijk zelfs op personen die iets langs de huizen ophaalden: aschboer, vullisboer. ( ). We krijgen een expliciete beschrijving van de sociale verschijnselen als oorzaak van de betekenisverandering: van boeren die met hun producten langs de huizen gingen naar 195

4 Ariane van Santen personen die met andere (etens)waren langs gaan (botboer en visboer), en vervolgens personen die spullen ophalen. Een verdere ontwikkeling, naar handelaar in het algemeen, laat sigarenboer zien, en recentere vormingen die nog niet in het WNT staan als platenboer, seksboer, klerenboer, adressenboeren projectboer. 1 Dat boeren, zoals het WNT schrijft, vanouds ( ) het voorwerp van schimp en spot (zijn) geweest, vooral wegens hunne onbeschaafdheid en ongemanierdheid ( ); oudtijds werd de benaming zelden anders dan in ongunstigen zin gebezigd herkennen we naar ik meen in de pejoratieve betekenis die veel van de huidige vormingen met -boer kenmerkt. Behalve van de informatie in de artikelen kunnen morfologen ook nuttig gebruik maken van het materiaal in de citaten. Morfologen zijn geïnteresseerd in nieuwgevormde woorden, maar ook in het omkeerde, verlies van productiviteit. Zo geldt voor het huidige Nederlands dat vorming van adjectieven op -baar productief is, en die op -lijk niet. Hoe kunnen we begrijpen dat taalgebruikers opgehouden zijn woorden met -lijk te vormen? Je kan proberen dat te verklaren vanuit de huidige betekenis van afleidingen op -baar en -lijk, zoals Van Marle (1988) dat heeft gedaan. Maar Hüning & Van Santen (1994) zoeken de verklaring in de betekenis die afleidingen op -lijk in oudere fasen van het Nederlands hadden en doken voor gebruiksgevallen het citatenmateriaal van het MNW en het WNT in. In het WNT kwamen ze onder verdraaglijk het volgende geval tegen: De Turcken schijnen hier in (in afgoderij) veel verdraghelicker (dan de papisten) te zijn, want hoewel sy Mahometh voor een seker Prophete Gods houden, soo en vereeren sy hem nochtans niet voor eenen God, noch en houden hem oock voor gheenen Patroon ofte Voorsprake, NICOLAI in Bibl. Reform. Neerl. 7, 344 [1569]. Waarbij volgens hen niet direct duidelijk is of verdraaglijk hier betekent verdraagzaam zijn de Turken met betrekking tot afgoderij verdraagzamer dan de papisten? of is hun houding beter te verdragen? Hüning & Van Santen (1994: 22) besluiten op grond van de context tot dat laatste, maar signaleren ook gevallen waarin bij de interpretatie de keuze tussen de actieve, subjectmodificerende en de passieve, objectmodificerende betekenis van een adjectief op -lijk niet of nauwelijks mogelijk is. Het is deze ambiguïteit die zij zien als een factor voor het productiviteitsverlies van afleidingen op -lijk. Het WNT bevat natuurlijk niet alleen gegevens met betrekking tot de derivationele morfologie, we vinden er ook op het gebied van de flexie heel veel informatie, bijvoorbeeld over de verledentijdsvormen van de werkwoorden. Bekend is dat sommige sterke werkwoorden in het Nederlands zwak geworden zijn, en andersom sommige zwakke juist sterk. Over hoe we ons dat proces in het hoofd van de taalgebruiker moeten voorstellen bestaan verschillende theorieën. Gaat het om twee gescheiden mechanismen, vormen van de regelmatige verleden tijd met behulp van een regel en oproepen van de sterke vorm uit het mentale lexicon, of nemen we een mechanisme aan waarmee de taalgebruiker beide types vormen produceert op basis van generalisaties over de bestaande vormen? Voor die keuze is het relevant te weten dat de feiten ingewikkeld zijn. Soms wint een nieuwe, zwakke vorm het van de sterke (bijvoorbeeld loech > lachte), maar het komt ook voor dat 1 Ook Van Marle (1978: ) gebruikt deze gegevens uit het WNT bij zijn bespreking van deze semantische veranderingen als grondslag voor het ontstaan van het affix boer. 196

5 twee vormen naast elkaar blijven bestaan (woei en waaide); een sterke vorm kan wisselen van ablautreeks (worp > wierp), een van oorsprong zwak werkwoord kan een sterke verleden tijd krijgen (kloeg bij klagen) etc. etc. Vosters (2007: 11) signaleert in dit verband het gemis aan grondige diachrone corpusstudies. Het WNT biedt hier een goed startpunt, want we kunnen daarin de werkwoorden selecteren die zowel sterk als zwak genoemd worden. 2 Ook voor andere meer theoretische vragen kunnen gegevens uit het WNT van belang zijn. Ik neem nu eens een voorbeeld uit de drie delen Aanvullingen, verschenen in 2001, waarmee het WNT fors is geactualiseerd. De eindgrens is over de hele linie op 1976 gesteld, en er zijn ook voor de delen waarin die lag op1921 veel nieuwe woorden, met datering, opgenomen. Die datering kan voor morfologen interessant zijn, bijvoorbeeld als een geleed woord een eerdere datering heeft gekregen dan het woord waarvan het een afleiding zou kunnen zijn. Zo is bekend dat er zelfstandige naamwoorden op -ing voorkomen, zonder dat het werkwoord waarvan ze afgeleid zouden zijn bestaat. Als je afgeleide woorden wilt verantwoorden door woordvormingsregels levert dat een probleem op, maar als je meent dat nieuwe gelede woorden ontstaan via proportionele analogie niet. In de analogiebenadering staat het niet vast welke relaties taalgebruikers benutten als ze een nieuwe woord op -ing vormen. Er is sprake van een driehoeksrelatie waarvan ze de verschillende opties kunnen realiseren: woord verwoorden verwoording Het woord vertrossing kan de taalgebruiker vormen zonder tussenkomst van een werkwoord vertrossen, naar analogie van andere driehoeksrelaties, zoals: woord : verwoorden : verwoording film : verfilmen : verfilming Tros : : vertrossing Vertrossing is een bekend voorbeeld. Van der Sijs (2001: 1111) dateert het op 1973, net als het WNT, en op basis van dezelfde bron. Het WNT heeft voor vertrossen een datering uit 1974 en zegt ervan secundair gevormd bij vertrossing. De structuur van vertrossing wordt weergegeven als Van TROS, de naam van een omroep, met ver- (V) en -ing (II), zorgvuldig vermijdend het te beschrijven als een afleiding van vertrossen. Steeds wordt de vroegste datering die in het materiaal aangetroffen is, vermeld. Zie ook de voorbeelden, hieronder, genoemd door Moerdijk (2001): 2 Dat kan eenvoudig met de functie Basiszoeken door als woordsoort op te geven: ww. st. zw.. Met de functie Uitgebreid zoeken kan je zoeken op ww, met als ondercategorie <st/zw> maar dan krijg je niet de werkwoorden die zowel sterke als zwakke vormen hebben, maar alle sterke werkwoorden en alle zwakke. 197

6 Ariane van Santengen verzuilen (1956) verzuiling (1953) omscholen (1957) omscholing(1949) Voor veel morfologen gaat het in de morfologie om de mogelijke gelede woorden, de woorden die gevormd kunnen worden, en is het niet bestaan van een woord relevant, maar de mogelijkheid van bestaan. Maar voor de analogievisie is het wel degelijk interessant dat verzuiling en omscholing ouder (b)lijken te zijn dan de daarmee verbonden werkwoorden. 3 Als morfologen gemotiveerd zijn om te WNT te raadplegen, voor welke informatie kunnen ze daar dan terecht en hoe kunnen ze die vinden? 4 Wat kunnen morfologen wel en niet doen met het WNT? 4.1 Informatie in artikelen van (inheemse) affixen Morfologische informatie is te vinden bij de individuele gelede woorden die als zelfstandig lemma zijn opgenomen, en ook via de samenstellingen, afleidingen en samenstellende afleidingen die als opnoemers bij een bepaald trefwoord zijn ondergebracht. Zo worden bijvoorbeeld bij eetbaar en drinkbaar (met als betekenis, terecht geschikt om gegeten respectievelijk gedronken te worden ) 4 de afleidingen oneetbaar, ondrinkbaar, eetbaarheid en drinkbaarheid genoemd. Daarmee wordt de morfologische valentie van adjectieven op -baar aangegeven. In sommige delen (niet de jongste) wordt bij de opnoemers ook aangegeven bij welke betekenis van het trefwoord ze aansluiten. Er zijn bijvoorbeeld heel veel samenstellingen bij bloem in de betekenissen deel van een plant, plant en afbeelding van een plant, en slechts een enkele bij de betekenis fijnste van het meel (bloemmeel, bloemsaus). De meeste informatie vinden we in de artikelen die aan inheemse affixen zijn gewijd. De behandeling van affixen in het WNT is in behoorlijk wat gevallen breed en gedegen. Zij omvat niet alleen de etymologie, maar ook velerlei formele en semantische aspecten. Aangegeven wordt in combinatie met welke soorten grondwoorden het voor- of achtervoegsel voorkomt en voorkwam. Tevens geeft men een overzicht van de verschillende betekenismogelijkheden. Bovendien biedt men bij dit alles tal van voorbeelden, aldus Moerdijk (1994: 248), die ter plekke ook de behandelde affixen opsomt. Hij vergeet overigens nog te vermelden dat allereerst wordt aangegeven tot welke woordsoort(en) het met zo n affix afgeleide woord behoort. De Caluwe & Taeldeman (2003: 117) zouden ook graag stilistische en pragmatische informatie zien, zoals informatie m.b.t. het register. Denk bijvoorbeeld aan -baar als een suffix uit het hogere register, dat zich moeilijk laat combineren met platte werkwoorden. 3 Met (b)lijken wil ik aangeven dat een datering altijd de vroegste is totdat uit nieuw materiaal het tegendeel blijkt. 4 De meeste morfologen, bijvoorbeeld De Haas & Trommelen (1993: 291), omschrijven de betekenis van adjectieven op -baar als kunnende ge-v-d worden ; drinkbare wijn is evenwel geen wijn die gedronken kan worden dat kan alle wijn maar wijn waaraan een kwalificatie wordt gegeven, namelijk de geschiktheid op kwalitatieve gronden om gedronken te worden. 198

7 Wel: oneetbaar of ondrinkbaar, maar niet of moeilijk: onvreetbaar of onzuipbaar (daarvoor: niet te vreten of niet te zuipen). Dergelijke informatie is niet systematisch opgenomen, maar soms vinden we daar wel iets over. Zo wordt bij het suffix -ster (1936) ter vorming van vrouwelijke persoonsnamen aangetekend: Het achtervoegsel -ster wordt gewoonlijk niet gebruikt in toepassing op de vrouw die geregeld werkzaamheden verricht op geestelijk gebied of welke men met onderscheiding noemt. Dus: dichteres, schilderes, zangeres, leerares, minnares, prijswinnares. Echter wel: schrijfster, spreekster, weldoenster. Dit verschil tussen hogere en lagere status vinden we in het hedendaagse Nederlands terug in bijvoorbeeld tuinier-ster tegenover officier-e. Overigens moeten we ons natuurlijk wel realiseren dat zo n registerkenmerk aan verandering onderhevig kan zijn. Dergelijke observaties blijven in bet WNT niet beperkt tot afleidingen of samenstellingen. Zo treffen we onder het lemma ziekte (1994) over de meervoudsvorm het volgende aan: znw. vr., mv. -n, gewest. en in meer gemeenzamen stijl ook s We weten ook uit andere bron (Van Haeringen 1947) dat zeker tot halverwege de vorige eeuw de jongere meervoudsvorm op -s in deze woorden als volkstalig werd beschouwd. Van Haeringen verwijst niet naar het WNT, maar noemt woordenboeken waarin het -s-meervoud (nog) ontbreekt. Ook in de Grote Van Dale 7, uit 1950, wordt bij ziekte nog uitsluitend het -n-meervoud vermeld. 4.2 Neo-klassieke elementen en uitheemse affixen In de Aanvulingen (2001) zijn neo-klassieke woorddelen toegevoegd, voorzover die voorkomen in daarin opgenomen woorden. (Daarbij wordt ook doorverwezen naar woorden met zo n woorddeel in het zgn. Hoofdwerk ). Het is een hele rij (zie Moerdijk 2001), met bijvoorbeeld bio-, mini-, psycho-, -manie, -theek en -phoon. Waar mogelijk zijn deze neoklassicalia beschreven als een familie. Zo wordt bij de delen -logie en -cratie bijvoorbeeld vermeld: en Woorden op -logie vormen een morphologisch complex met bnw. op -logisch en persoonsaanduidende znw. op -loog. Woorden op -cratie vormen een morphologisch complex met bnw. op -cratisch en persoonsaanduidende znw. op -craat. En vervolgens wordt bij -loog en -logisch verwezen naar -logie. Dat lijkt me een prima methode (waarom -cratisch, met verwijzing naar -cratie ontbreekt is mij niet duidelijk). Helaas, maar begrijpelijk gezien de einddatum van 1976, ontbreekt het meer recente gebruik van neo-klassieke woorddelen in Nederlandse woorden, zoals planoloog, kremlinoloog, deskundoloog, televisiecratie, biobak en ecoboer. Kijken we naar de beschrijving van het woorddeel bio-, dan krijgen we uitsluitend: 199

8 Ariane van Santen Eerste bestanddeel in internationale woorden, gebaseerd op gr. bios leven. In b.v. biochemicus, biochemie, biochemisch, biogeen, biogenesis, biogenetisch, biograaf, biografe, biographie, biographisch, bioliet, biologie, biologisch, bioloog, biometrie, biophysica, biophysicus, biophysisch, biopsie, bioscoop, biosfeer, biotisch, biotoop (zie die woorden). De twee nieuwere betekenissen die de Grote Van Dale 14 wel geeft, ontbreken. Het gaat om de (met elkaar conflicterende) betekenissen (voorvoegsel) om een verband aan te geven met de bio-industrie en (voorvoegsel) om aan te geven dat er een verband bestaat met de zorg voor de vrijwaring van het milieu, allebei behoorlijk productief. Woorden met bio- in deze betekenissen zijn ook vrijwel allemaal van na 1976, maar Reinsma (1975: 34) neemt toch al bio-industrie op. 5 Het WNT had het dus kunnen/mogen hebben en het is een interessant woord, omdat de betekenis ervan juist uitgangspunt lijkt te zijn voor het gebruik in latere nieuwe woorden als biogif. Na de Aanvullingen zijn in 2004 in het elektronisch WNT veel meest uitheemse affixen (in de praktijk steeds suffixen) toegevoegd, bijvoorbeeld -aal, -air, -eur. 6 Daaronder ook suffixen die behalve in leenwoorden ook in Nederlandse woorden voorkomen, zoals -esk. Als een van de betekenissen wordt gegeven: In bnw. die beteekenen: lijkend op dat wat of degene die in het grondwoord wordt genoemd; de eigenschappen bezittend of vertoonend die aan het in het grondwoord genoemde worden toegekend; als (van) het genoemde: cabaretesk, cartoonesk, padvinderesk. We zien dat anno 2004 de formulering (en de spelling) die van het WNT is gebleven. Bij deze toevoegingen is de grens van 1976 aangehouden, wel zijn soms, zoals hier, de voorbeeldwoorden die evenmin in het WNT of de Aanvullingen voorkomen ontleend aan literatuur van later datum waarnaar in het artikel verwezen wordt. Ook het ontbreken van het diminutiefsuffx -tje (en vormvarianten) in het oorspronkelijke hoofdwerk is hersteld. 7 Verder zijn er wat minder frequente inheemse affixen toegevoegd, zoals -erik (viezerik) en -ste (dertigste). Afwezig gebleven is -erie (ook niet opgenomen als vormvariant van -ij). Dat suffix wordt wel genoemd bij pikant pikanterie, als een Frans achtervoegsel, maar pikanterie is een in het Nederlands gevormd woord (Hüning 1999: 219) en dit heeft later geleid tot recente woorden als bruncherie of pannekoekerie. Ook splinters ontbreken niet, maar die blijven beperkt tot -taria (uit cafetaria) en -tel (uit hotel). Ook hier wordt relevante literatuur genoemd, waarbij de discussie niet geschuwd wordt. Zo wordt -tel weliswaar als achtervoegsel gepresenteerd, maar ook wordt opgemerkt dat soms aan een blend gedacht kan worden (stutel studentenhotel naar voorbeeld van ontleend motel). Net als hier komen bij -taria ook voorbeelden voor (ijstaria, 5 Als betekenis geeft hij Agrarische bedrijfstak waarin dieren met gemechaniseerde technieken in kleine ruimten gefokt worden voor de slacht. 6 Zie hiervoor Mooijaart Het WNT noemde deze vorm wel onder -kijn de grondvorm van den thans in de gemeene landstaal gebruikelijken (oorspronkelijk Hollandschen) verkleiningsuitgang -tje, -je (-pje). 200

9 snacktaria) die afkomstig zijn uit vermelde literatuur, maar die niet zelf in het woordenboek zijn opgenomen; deze woorden zijn alleen via het woorddeel op te zoeken. De huidige, online te raadplegen versie van het WNT is dus wat morfologische informatie betreft aanzienlijk rijker dan het oude, papieren WNT, maar belangrijk is ook dat de zoekmogelijkheden sterk zijn uitgebreid. 4.3 Zoekmogelijkheden 8 Bij mijn bespreking van voorbeelden hierboven heb ik natuurlijk al ruimschoots gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de onlineversie biedt. Heel makkelijk zijn de woorden te vinden die alleen als opnoemer zijn opgenomen, op een plaats waar je ze niet snel alfabetisch kunt vinden, bijvoorbeeld rijsport, dat is opgenomen onder het lemma sport. En er is meer mogelijk: je kunt bijvoorbeeld woorden opzoeken in alle artikelen, en delen daarvan, en dus ook in het citatenmateriaal. Maar als morfoloog wil je natuurlijk alle woorden kunnen vinden die met een bepaald affix zijn gevormd. Dat gaat in het WNT nog niet altijd gemakkelijk: je kunt wel op een string zoeken, maar niet op een affix. Voor met -zaam afgeleide adjectieven kun je alleen woorden op *zaam opvragen, wat in dit geval geen probleem is, want woorden op *zaam zijn altijd woorden met het affix -zaam. Bij *baar krijg je bijvoorbeeld ook gebaar, maar dat is makkelijk op te lossen is door de woordsoort (bijvoeglijk naamwoord) te specificeren. Helaas kan niet gezocht worden op de basis, zo kunnen bijvoorbeeld de gevallen waarin niet een werkwoord maar een zelfstandig naamwoord de basis vormt (angstbaar, achtbaar) niet apart geselecteerd worden. Een aanwinst is dat je via de functie Uitgebreid zoeken ook de voorkomens kunt vinden van adjectieven op -baar die voorkomen in citaten. Wie afleidingen op *aar wil selecteren kan een woord als schaar vermijden door op grond van kennis over de context waarin dit suffix optreedt, te zoeken op *naar, *laar en *raar, maar dan krijg je toch ook nog een geval als snaar. 9 Hetzelfde geldt voor de prefixen. Die kon je ook al in de gedrukte versie (alfabetisch) gaan zoeken, maar als je de met her-geprefigeerde woorden wilt hebben, dan krijg je ook met digitaal zoeken op her* heel veel dat daar niet onder valt, zoals hereboer en herrie. En wie de zelfstandige naamwoorden op het suffix -er wil hebben, krijgt de mededeling te veel resultaten, maak uw zoekvraag specifieker. In het ONW en het VMNW kan wel naar woorden worden gezocht met een bepaald affix, want daar is bij de vervaardiging al in woorddelen geanalyseerd. Zoeken in het WNT op internet is dus veel makkelijker geworden, maar nog lang niet ideaal. Er wordt gewerkt aan verbetering (bij de mogelijkheid van zoeken op affix staat er immers nog niet in het WNT ), maar het blijft een gedigitaliseerde versie van een eerder papieren woordenboek. Hoeveel meer mogelijkheden zullen er zijn voor het ANW, het woordenboek van het eigentijdse Nederlands dat van meet af aan is ingericht als een elektronisch woordenboek. 8 Ik ga niet apart in op de versie op cd-rom. 9 Folgert Karsdorp wees me erop dat je dan onder de optie Uitgebreid zoeken gebruik kunt maken van reguliere expressies, waarmee je snaar kunt vermijden door het aantal letters te specificeren dat aan *naar voorafgaat, maar daarmee is harpsnaar weer niet uit te sluiten. 201

10 Ariane van Santen 5 Morfologie in het ANW Een overeenkomst met het WNT is, dat het ANW in afleveringen wordt gepubliceerd, en wel afhankelijk van afgewerkte artikelen of delen daarvan, die niet in alfabetische volgorde worden bewerkt, maar in samenhangende groepen. In december 2009 is met publicatie begonnen, en per april 2011 bevat het ANW precies 3600 trefwoorden. 10 Morfologische informatie is tot nog toe niet gegeven, maar het is zeker wel de bedoeling dat die er komt. Het ANW bestrijkt de taalperiode van 1970 tot 2019, en is daarmee dus voer voor morfologen van het eigentijdse Nederlands. In dubbel opzicht, want morfologen willen profijt hebben van het ANW, maar zullen ook behulpzaam moeten zijn bij de analyse van gelede woorden. Ik noem eerst enkele lexicografische problemen er zijn er heel veel meer waarvoor overleg met morfologen gewenst kan zijn. Bij de informatie die bij trefwoorden wordt vermeld behoort ook het woordvormingstype, waarbij de volgende categorieën onderscheiden zullen worden: ongeleed, afleiding, samenstelling, samenstellende afleiding of samenstelling, samenkoppeling, blend, verkorting, keervorming (backformation), eponiem, letterwoord, lettergreepwoord, en overige (Moerdijk 2004: , Moerdijk 2006: 26). Het vaststellen van het woordvormingstype en onderverdelingen daarbij vormen bij het ANW een probleem omdat er wegens het werken in een stringent artikelformat weinig of zelfs geen mogelijkheden zijn om meerdere opties open te laten. Terwijl men in het morfologisch onderzoek juist zijn twijfel kan uitdrukken, moet hier steeds een van deze waarden worden toegekend, wat niet altijd even makkelijk is. Is in- in indroevig een bijwoord, en indroevig dus een samenstelling (De Haas & Trommelen 1993: 434) of is het een versterkend prefix en hebben we te maken met een afleiding (ANS, 703)? Hooglerares zal op grond van de betekenis ( vrouwelijke hoogleraar ) een afleiding zijn van hoogleraar, maar huishoudlerares ( lerares in het huishoudonderwijs ) om dezelfde reden geen afleiding van huishoudleraar, dat bovendien niet of nauwelijks voorkomt, maar een samenstelling met rechts de afleiding lerares (over de aard van het linkerlid is dan nog weer discussie mogelijk). Zijn andere gevallen, zoals aardrijkskundelerares en wiskundelerares, waar de betekenis niet duidelijk een indicatie geeft, ondubbelzinnige gevallen van samenstellingen, zoals de Grote Van Dale 14 suggereert, of is de analyse als afleiding van aardrijkskundeleraar en wiskundeleraar ook een optie? Het gaat mij er niet om, of precies deze woorden ook een eigen lemma krijgen in het woordenboek, en daarmee ook een analyse van hun morfologische structuur, ik wil alleen laten zien dat het toekennen van een eenduidige structuur, zoals dat voor het ANW wordt voorzien, niet altijd eenvoudig is. Misschien zou in bepaalde gevallen meer dan een mogelijkheid gegeven moeten worden. Het belangrijkste is dat de mogelijkheid om bepaalde informatie op te vragen niet wordt dichtgetimmerd. Binnen de categorie woordvormingstype zijn er weer onderverdelingen. Zo wordt bij de categorie samenstelling onder andere aangegeven of er sprake is van een verbindingsklank en zo ja welke. Maar moet bijvoorbeeld de -s bij diminutieven als linkerlid altijd als een verbindingsklank worden getypeerd, of zou het beter zijn om in een geval als streep- 10 Ook bevat het ANW op dat moment 5992 betekenissen, voorbeeldzinnen, 3370 combinatiemogelijkheden, 769 vaste verbindingen en 23 spreekwoorden; ook zijn afbeeldingen, videofilmpjes en geluiden opgenomen. Zie voor raadpleging en algemene informatie: 202

11 jescode waarbij in de betekenisdefinitie mogelijk het meervoud streepjes voorkomt (in elk geval wel in de Grote Van Dale 14), dat niet te doen? De niet-professionele taalgebruiker zal dat waarderen, de morfoloog waarschijnlijk minder. Bij afleidingen worden grondwoord en affix gespecificeerd. We hebben hiervoor al gezien, bij vertrossing, dat soms lastig is vast te stellen wat de basis is. En moet als basis van heroveren het werkwoord veroveren worden gegeven, waarmee het semantisch in elk geval in een afleidingsrelatie staat? Of moeten dergelijke gevallen anders worden beschreven, denk aan de wat mij betreft prima verantwoording in het WNT gevormd naar het voorbeeld van veroveren. Natuurlijk wil men proberen gelijke gevallen gelijk te behandelen, zo consistent mogelijk dus, en dat kan t beste als een eindige voorraad van vaste waarden wordt gehanteerd, maar het kan ook van belang zijn dat een te dwingend keurslijf wordt vermeden. Van lexicologen kan je niet verlangen dat ze voor alle problematische analyses van gelede woorden een oplossing bieden. Misschien zelfs liever niet. Het belangrijkste is dat ze de gelede woorden op zo n manier aanbieden dat morfologen er gebruik van kunnen maken bij hun analyse. Moerdijk (2004: 433) rekent ook de professionele taalonderzoekers tot de gebruikersgroep, waarbij de taalkundigen en lexicografen wel de belangrijkste doelgroep vormen. Maar lijkt dit niet een beetje een vicieuze cirkel? Wat die lexicografen betreft hoopt Moerdijk (2004: 433) op een rol van het ANW voor toekomstige handwoordenboeken. Morfologen zullen er in elk geval op rekenen dat ze alle woorden met een bepaald affix op kunnen vragen, wat kan als bij alle afleidingen en samenstellingen waarin een afleiding voorkomt, is aangegeven welke affixen daarin optreden. Affixen zullen een eigen ingang krijgen, Moerdijk (2006: 9) noemt in dit verband als lemmatype ook affixoïde, confix en splinter. Zoals ik eerder opmerkte over de behandeling van ver- in het WNT, heeft die de trekken van een kleine monografie. Mogen de morfologen dat voor alle affixen (en ook de andere genoemde woorddelen) van de lexicografen verwachten? En moeten ze ook van alle affixen kunnen opvragen of ze productief zijn of niet? Dat lijkt me moeilijk, want zoals bekend wordt productiviteit in de morfologie steeds meer als een graduele en niet als een absolute eigenschap opgevat. Zie bijvoorbeeld Hüning (2010). Veel morfologen willen absolute uitspraken over de (im)productiviteit van affixen, woordtypes of procedés vervangen door de beschrijving van de vele factoren op allerlei niveaus van de taal, maar ook stilistische en sociolinguïstische die de realisering van een geleed woord beïnvloeden. Ik veronderstel dat morfologen om zicht te krijgen op die factoren met vrucht het ANW kunnen raadplegen, niet zo zeer via de affixen, als wel via de opgenomen gelede woorden. Moerdijk (2004: 439) stelt in elk geval ook aandacht voor pragmatiek in het vooruitzicht, met categorieën als taalgebied, stijl, vakgebied, sociale groep, houding en frequentie. Per affix zou de beschrijving dan beperkt kunnen blijven tot woordsoort van de afleiding en van de basis, gemeenschappelijke betekenis en vormelijke eigenschappen. Het is duidelijk dat de verwachtingen die morfologen hebben met betrekking tot het nieuwe ANW hooggespannen zijn. Het lijkt mij goed dat zij zich, samen met de lexicografen, realiseren dat dit woordenboek zeker ook voor hen bedoeld is, maar dat er ook door hen aan gewerkt zal moeten worden. 203

12 Ariane van Santen Bibliografie Booij, G. (2002). The Morphology of Dutch. Oxford: Oxford University Press. Caluwe, J. De & J. Taeldeman (2003). Morphology in dictionaries. In: Piet van Sterkenburg (ed.), A Practical Guide to Lexicography. Amsterdam: John Benjamins, Grote Van Dale 7 (1950) = Van Dale s Nieuw Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. s-gravenhage: Martinus Nijhoff. Grote Van Dale 14 (2005) = Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Utrecht: Van Dale lexicografie. Haas, W. de & M. Trommelen (1993). Morfologisch Handboek van het Nederlands. s-gravenhage: SDU Uitgeverij. Haeringen, C.B. van (1947). De meervoudsvorming in het Nederlands. Meded. der Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, N.R.Dl. 10, no 5, Haeseryn, W., K. Romijn, G. Geerts. J. de Rooij & M.C. van den Toorn ( ). Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Martinus Nijhoff / Deurne: Wolters Plantyn. Hüning, M. (1999). Woordensmederij. De geschiedenis van het suffix -erij. Den Haag: Holland Academic Graphic (LOT International Series 10). Hüning, M. (2010). Productiviteit in taal en taalgebruik. Overwegingen vanuit een diachroon perspectief. Voortgang, jaarboek voor de neerlandistiek 28, Hüning, M. & A. van Santen (1994). Produktiviteitsveranderingen, de adjectieven op -lijk en -baar. Leuvense Bijdragen 83, Marle. J. van (1978). Veranderingen in woordstructuur. In: G.A.T. Koefoed & J. van Marle (red.), Aspecten van Taalverandering.Groningen: Wolters-Noordhoff, Marle, J. van (1988). Betekenis als factor bij produktiviteitsverandering. Iets over de deverbale categorieën op -lijk en -baar. Spektator 17, Moerdijk, A, (1994). Handleiding bij het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). s-gravenhage: Sdu Uitgeverij. Moerdijk, A. (2001). Inleiding bij de foliouitgave van WNT, Aanvullingen, deel I; te raadplegen via of Moerdijk, A. (2004). De wording van het Algemeen Nederlands Woordenboek. In: Neerlandistiek de grenzen voorbij. Handelingen Vijftiende Colloquium Neerlandicum. Woubrugge: Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, Moerdijk, A. (2006). Handleiding bewerking ANW concept, te raadplegen op de website van het inl: Mooijaart, M. (2004). WNT Toevoeging affixen Interne nota INL. Reinsma, R. (1975). Signalement van nieuwe woorden. Amsterdam/Brussel: Elsevier. Schultink, H. (1999). WNT en morfologie. Nederlandse Taalkunde 4, Tálasi, Zofia (2009). Het Nederlands prefix ge- in historisch perspectief. Ge+werkwoordstam - afleidingen in grammatica s, woordenboeken en teksten. Utrecht, LOT Dissertation. 204

13 Vosters, R. (2007). Past tense regularization. A synchronic investigation of social and cognitive variables. Licentiaatsverhandeling Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Brussel, Brussel. Vries, J.W. de (1975). Lexicale morfologie van het werkwoord in modern Nederlands. Leiden: Universitaire Pers Leiden. 205

Lexicografie en lexicologie

Lexicografie en lexicologie Lexicografie en lexicologie Basisliteratuur: Piet van Sterkenburg (ed.) (2003), A Practical Guide to Lexicography. John Benjamins Publishing Company, Amsterdam/Philadelphia. + aanvullende literatuur op

Nadere informatie

De morfoloog: spin in het web van de taalbeschouwing

De morfoloog: spin in het web van de taalbeschouwing Ronde 5 Hans Smessaert KU Leuven Contact: Hans.Smessaert@arts.kuleuven.be De morfoloog: spin in het web van de taalbeschouwing Het eerste luik van deze presentatie biedt een overzicht van de krachtlijnen

Nadere informatie

Het enige standaardwerk op het terrein van de morfologie van het Nederlands is het

Het enige standaardwerk op het terrein van de morfologie van het Nederlands is het Morfologie Geert Booij. Handboeken Het enige standaardwerk op het terrein van de morfologie van het Nederlands is het Morfologisch handboek van het Nederlands. Een overzicht van de woordvorming, geschreven

Nadere informatie

ARIANE VAN SANTEN EN NICOLINE VAN DER SIJS

ARIANE VAN SANTEN EN NICOLINE VAN DER SIJS EEN HISTORISCH-MORFOLOGISCHE DATABASE ARIANE VAN SANTEN EN NICOLINE VAN DER SIJS EEN HISTORISCH-MORFOLOGISCHE DATABASE 1. Het historisch-morfologische onderzoek van het Nederlands Er bestaan diverse handboeken

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Vak: Nederlands Klas: vmbo-tl 2 Onderdeel: Spelling 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan

Nadere informatie

Woorden 2F legt de nadruk op het aanleren van kennis over woordvorming en het leren omgaan met moeilijke woorden in zinnen en teksten.

Woorden 2F legt de nadruk op het aanleren van kennis over woordvorming en het leren omgaan met moeilijke woorden in zinnen en teksten. Woorden 2F Woorden 2F legt de nadruk op het aanleren van kennis over woordvorming en het leren omgaan met moeilijke woorden in zinnen en teksten. Doelgroepen Woorden 2F Woorden 2F is vooral bedoeld voor

Nadere informatie

Woordenboekencomponent van de Geïntegreerde Taalbank (GTB): het WNT en VMNW met andere databestanden geïntegreerd in 1 zoeksysteem demo gtb.inl.

Woordenboekencomponent van de Geïntegreerde Taalbank (GTB): het WNT en VMNW met andere databestanden geïntegreerd in 1 zoeksysteem demo gtb.inl. Woordenboekencomponent van de Geïntegreerde Taalbank (GTB): het WNT en VMNW met andere databestanden geïntegreerd in 1 zoeksysteem demo gtb.inl.nl: basiszoeken en uitgebreid zoeken links vanuit een artikel

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2015-2016 Onderdeel: Spelling week 1 t/m week 3 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan een deel

Nadere informatie

Visuele Leerlijn Spelling

Visuele Leerlijn Spelling Visuele Leerlijn Spelling www.gynzy.com Versie: 15-08-2018 Begrippen Klanken & Letters Klank (begrip) Klinker of medeklinker (begrip) Korte of lange klank (begrip) Tweetekenklank (begrip) Lange-, korte-,

Nadere informatie

Onderdeel: Spelling Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Spelling Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Onderdeel: Spelling week 1 t/m week 3 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan een deel zuiver morfologisch

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende regel De stam van werkwoorden kunnen noteren

Nadere informatie

Onderdeel: Spelling Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Spelling Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Vak: Nederlands Klas: IG2 MH/HV Onderdeel: Spelling week 1 t/m week 4 Aantal lessen per week: 2 Methode: Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 1 & 2 Blz. 33 t/m 35 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Lesperiode: 1 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Schooljaar 2015 2016 Nederlands havo vwo 1 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling H 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen

Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen 1. het maken van een concept + het testen van het concept door middel van proefartikelen hoe moet je woordenboek er inhoudelijk uitzien? 2. opbouw van een materiaalverzameling

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio Lesperiode: 1 Taalportfolio deel 1 In je taalportfolio komen 4 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode worden

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp

Nadere informatie

Mogelijke elementen van de microstructuur:

Mogelijke elementen van de microstructuur: Mogelijke elementen van de microstructuur: semantische informatie - betekenisomschrijving (definitie) - semantische relaties tussen betekenissen bij polyseme woorden - semantische relaties tussen woorden

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Fictie Klas: MH-1 Lesperiode:1 Taalportfolio In je taalportfolio komen 5 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode worden de eerste 3 opdrachten beoordeeld

Nadere informatie

Lexicografie. Inhoudsopgave. Tom Ruette. 1 Inleiding 2. 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek... 3 2.2 Redactie... 5

Lexicografie. Inhoudsopgave. Tom Ruette. 1 Inleiding 2. 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek... 3 2.2 Redactie... 5 Lexicografie Tom Ruette 2007 Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek.................. 3 2.2 Redactie.............................. 5 3 Descriptieve aanpak 6 4 Case-study:

Nadere informatie

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1 19. Taalverandering Opdracht 19.1 Vraag: Noem twee voorbeelden van varianten in het Nederlands (of in een andere taal) die steeds meer gebruikt lijken te gaan worden. Geef een lexicale en een andere variant.

Nadere informatie

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen 1.1 Eigen kennis 1.1.1 Kinderen kunnen hun eigen kennis activeren, m.a.w. ze kunnen aangeven wat ze over een bepaald onderwerp al weten en welke ervaringen ze er

Nadere informatie

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06 Pag. 47 47 Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991. De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie 07-11-13 / 15:06

Nadere informatie

2.5 Seminar Literatur- und Sprachwissenschaft (3. und 4. Semester) 2.5 a Werkcollege met werkstuk (en presentatie) datum:

2.5 Seminar Literatur- und Sprachwissenschaft (3. und 4. Semester) 2.5 a Werkcollege met werkstuk (en presentatie) datum: 2.5 Seminar Literatur- und Sprachwissenschaft (3. und 4. Semester) Die Arbeit mit dem Sprachtagebuch dient in den Seminaren Literatur- und Sprachwissenschaft zur Vertiefung und Erweiterung der erworbenen

Nadere informatie

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Grammatica op maat Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Doelgroepen Grammatica op maat Dit programma is

Nadere informatie

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: - NEX Klas: IG2 HV Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Lesperiode: 2 1 Nieuwsbegrip en Nieuwsbegrip XL Materiaal: Leerlingschrift A4 Snelhechter Markeerstift Al

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Het programma van deze PIT wordt gedurende het schooljaar aangepast aan het tempo en het niveau van de klas. Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio Klas: IG1 - EBR Lesperiode: 1 en 2 Taalportfolio opdracht

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio /HV Lesperiode: 1 Taalportfolio deel 1 In je taalportfolio komen 4 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode

Nadere informatie

Onderdeel: Spelling - ANV Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Spelling - ANV Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Vak: Nederlands Klas: IG2 MH/HV Onderdeel: Spelling - ANV Aantal lessen per week: 2 Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: & 2 Blz. 33 t/m 35 Digitale methode F Spelling: verdubbeling en verenkeling. F

Nadere informatie

Collectie KLA: Griekse en Latijnse taal- en letterkunde

Collectie KLA: Griekse en Latijnse taal- en letterkunde Inhoud Collectie 2 Plaatsingssysteem 3 Hoofdindeling 4 Taal- en letterkunde 5 Taalkunde 5 Letterkunde 8 Handboeken en naslagwerken 11 p. 1 / 11 Collectie De collectie KLA bevat Griekse en Latijnse taal-

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Hoofdstuktoets [Je leert over] onderwerp, deelonderwerpen en hoofgedachte. 2F Ik kan onderwerp en deelonderwerpen van een tekst vinden. 2F Ik kan de hoofdgedachte van een tekst vinden. 2F Ik

Nadere informatie

Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven 4 Lessen Nederlands: Stimuleren vrij lezen, Verhaalfragmenten aanbieden/promopraatjes Nieuw Nederlands Hoofdstuk: Spreken en Gesprekken blz.

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp werkwoordelijk gezegde

Nadere informatie

Informatie voor profielwerkstukken (laatst bijgewerkt op 13 november 2018)

Informatie voor profielwerkstukken (laatst bijgewerkt op 13 november 2018) (laatst bijgewerkt op 13 november 2018) NIEUWE WOORDEN Onze samenleving verandert voortdurend en daarom komen er nieuwe woorden bij en vallen er oude woorden af. Jaarlijks worden er zo n 2500 nieuwe woorden

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Grammatica zinsdelen 1F Grammaticale kennis: onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm. 1E Grammaticale kennis: meewerkend voorwerp. 2E Grammaticale kennis: bijwoordelijke

Nadere informatie

Toelichting bij de kaartjes die in het opzoekboekje spelling en werkwoordspelling zijn opgenomen

Toelichting bij de kaartjes die in het opzoekboekje spelling en werkwoordspelling zijn opgenomen Toelichting bij de kaartjes die in het opzoekboekje spelling en werkwoordspelling zijn opgenomen Van elk kaartje wordt in deze toelichting kort beschreven wat erop staat. Een spellingregel wordt extra

Nadere informatie

Onderdeel: Spelling - ANV Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Spelling - ANV Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Klas: IG2 HV Onderdeel: Spelling - ANV Aantal lessen per week: 2 Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: & 2 Blz. 33 t/m 35 Digitale methode F Spelling: verdubbeling en verenkeling. F Spelling: vorming

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2015-2016 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2018-2019 Klas: HV1 Lesperiode: 1 + 2 Diploma grammatica Methode: Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: Grammatica HF 1 t/m 6 Bladzijde: 25 t/m 30, 67 t/m 72, 109 t/m 114, 151 t/m 156, 193 t/m 198, 235

Nadere informatie

Een trainingsprogramma in woordenboekgebruik

Een trainingsprogramma in woordenboekgebruik WERKEN MET HET WOORDENBOEK Een trainingsprogramma in woordenboekgebruik Amsterdam, februari 2006 Charlotte Berghuijs Bart Bossers Ruud Stumpel INHOUD Instructie voor de docent Vaardigheden en doelen Docentenblad

Nadere informatie

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica Basisgrammatica In Muiswerk Basisgrammatica wordt aandacht besteed aan de drie belangrijkste woordsoorten die de traditionele grammatica onderscheidt. Verder komen de eerste beginselen van zinsontleding

Nadere informatie

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Lesperiode: 5 Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 4 Blz. 127 t/m 12 Nieuw Nederlands Online H 1 t/m 4, onderdeel Lezen extra en Test Nieuwsbegrip

Nadere informatie

WERKEN MET HET WOORDENBOEK. Een trainingsprogramma in woordenboekgebruik

WERKEN MET HET WOORDENBOEK. Een trainingsprogramma in woordenboekgebruik WERKEN MET HET WOORDENBOEK Een trainingsprogramma in woordenboekgebruik Amsterdam, februari 2006 Charlotte Berghuijs Bart Bossers Ruud Stumpel INHOUD Instructie voor de docent 3 Vaardigheden en doelen

Nadere informatie

EEN SEXTANT VOOR EEN TAALSPECIALIST

EEN SEXTANT VOOR EEN TAALSPECIALIST EEN SEXTANT VOOR EEN TAALSPECIALIST Bijdragen tot Joost Buysschaert in profiel Onder redactie van Sonia Vandepitte Bart Defrancq Lieve Jooken 37 JOOST WAS HET GEWOON OM DERGELIJKE ZINNEN TE ANALYSEREN.

Nadere informatie

Ontstaan, ontwikkeling en hedendaags bereik van het persoonsvormende suffix -e in het Nederlands

Ontstaan, ontwikkeling en hedendaags bereik van het persoonsvormende suffix -e in het Nederlands Ontstaan, ontwikkeling en hedendaags bereik van het persoonsvormende suffix -e in het Nederlands Masterscriptie Nederlandse Taalkunde KAREN VAN HOOSTE (master Nederlands-Latijn) Promotor: Prof. J. De Caluwe

Nadere informatie

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt Summary 352 12. Samenvatting A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt door de Idaksahak, een groep van ongeveer 30.000

Nadere informatie

Jijbent.nl: spelregels woordenmix. Bram Schoonhoven Copyright 2017 Jijbent.nl

Jijbent.nl: spelregels woordenmix. Bram Schoonhoven Copyright 2017 Jijbent.nl Jijbent.nl: spelregels woordenmix Bram Schoonhoven Copyright 2017 Jijbent.nl Inhoud Spelregels woordenmix...1 Doel van het spel...1 Score, Letters, letterwaarde en bonussen...1 Begin van het spel...2 Leggen

Nadere informatie

Jijbent.nl: spelregels woordspel. Bram Schoonhoven Copyright 2017 Jijbent.nl

Jijbent.nl: spelregels woordspel. Bram Schoonhoven Copyright 2017 Jijbent.nl Jijbent.nl: spelregels woordspel Bram Schoonhoven Copyright 2017 Jijbent.nl Inhoud Spelregels woordspel...1 Doel van het spel...1 Letters, letterwaarde en bonussen...1 Begin van het spel...2 Aanleggen

Nadere informatie

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren. Tussendoelen Latijn ( vwo ) Latijn havo/vwo onderbouw K = gericht op voorbereiding op deze vakken in bovenbouw (Turquoise) KGV= gericht op algemene gymnasiale vorming (Zilver) = K = Kgv Taalbeschouwing

Nadere informatie

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Kiezen voor Latijn en/of Grieks? Als leerling in het laatste jaar van de basisschool sta jij voor een belangrijke keuze. Welke studierichting moet je gaan volgen in het

Nadere informatie

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. DEEL 1: werkwoorden 1. Werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. Voorbeelden: komen, gaan, zwemmen, lopen, zijn enz. 1.1 Vormen van het werkwoord Werkwoorden

Nadere informatie

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER BOL/BBL NEDERLANDS 2F module 1 Taalbegrip en taalverzorging basisfase Cohort 2018 2021 kwartiel 1 en 2 DOELSTELLINGEN:

Nadere informatie

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT Het Profiel Academische Taalvaardigheid omvat de taalvaardigheid die nodig is om op academisch niveau het Nederlands te functioneren en is de eerste plaats gericht op formele communicatie. Dit profiel

Nadere informatie

Eigen vaardigheid Taal

Eigen vaardigheid Taal Eigen vaardigheid Taal Door middel van het beantwoorden van de vragen in dit blok heeft u inzicht gekregen in uw kennis en vaardigheden van de grammatica en spelling van de Nederlandse taal. In het overzicht

Nadere informatie

BEHANDELINGSADVIEZEN BIJ LAGERE SCHOOL KINDEREN L U T S C H E L P E OPBOUW

BEHANDELINGSADVIEZEN BIJ LAGERE SCHOOL KINDEREN L U T S C H E L P E OPBOUW BEHANDELINGSADVIEZEN BIJ LAGERE SCHOOL KINDEREN L U T S C H E L P E OPBOUW Belang van het bekijken van de taalontwikkeling bij de aanvang van therapie De therapie zelf Beroep doen op het metalinguïstisch

Nadere informatie

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar Hieronder vindt u de leerplandoelen taalbeschouwing die we met onze evaluatie in kaart willen brengen. Ze staan in dezelfde volgorde

Nadere informatie

1 WOORDSOORTEN 3 2 ZINSDELEN 8

1 WOORDSOORTEN 3 2 ZINSDELEN 8 Deel 1 Grammatica 1 1 WOORDSOORTEN 3 1.1 Tot welke woordsoort behoren de onderstreepte woorden in de volgende zinnen? 3 1.2 Multiple choice. Benoem de onderstreepte woorden 4 1.3 Benoem de onderstreepte

Nadere informatie

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen 1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen Wanneer je als student in het hoger onderwijs de opdracht krijgt om te zoeken naar wetenschappelijke informatie heb je de keuze uit verschillende informatiebronnen.

Nadere informatie

2. Syntaxis en semantiek

2. Syntaxis en semantiek 2. Syntaxis en semantiek In dit hoofdstuk worden de begrippen syntaxis en semantiek behandeld. Verder gaan we in op de fouten die hierin gemaakt kunnen worden en waarom dit in de algoritmiek zo desastreus

Nadere informatie

Fourteen stations - Het verbeelden van pijn Ignace Schretlen

Fourteen stations - Het verbeelden van pijn Ignace Schretlen Fourteen stations - Het verbeelden van pijn Ignace Schretlen Nog geen drie weken na de start van het studiejaar moeten studenten die in Nijmegen aan de Radboud Universiteit met rechten zijn begonnen al

Nadere informatie

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven. 1.8 Nederlands formuleren Als je zuiver Nederlands schrijft, moet je net als een verzorgde spelling een verzorgde zinsbouw gebruiken. Veel voorkomende fouten moet je daarbij vermijden. Deze fouten vind

Nadere informatie

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46 Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2015-2016 Onderdeel: Spelling Lesperiode: week 1 t/m week 3 Aantal lessen per week: 4 Methode: Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van

Nadere informatie

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: PIT HAVO-2 +HAVO/VWO-2 2016-2017 Vak: Nederlands Onderdeel: Spelling H1 en H2 Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1 en 2 Extra materiaal: Nieuw Nederlands Online De leerling kent de volgende

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2016 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Taalwetenschap Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13 van de

Nadere informatie

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Basisgrammatica Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Doelgroepen Basisgrammatica Het computerprogramma Basisgrammatica

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde Luisteren - kwalitatieve niveaucriteria en zinsbouw tempo en articulatie Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben o.a. betrekking op zeer betrekking op betrekking op betrekking

Nadere informatie

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon Josée Coenen De bovenkamer een kleurrijke grammatica van het Nederlands colofon Dit overzicht is samengesteld door Josée Coenen, auteur van De bovenkamer. Vormgeving Marjo Starink Bazalt 2016 Voor meer

Nadere informatie

KLASSIEKE STUDIËN LATIJN GRIEKS

KLASSIEKE STUDIËN LATIJN GRIEKS KLASSIEKE STUDIËN LATIJN GRIEKS EERSTE GRAAD PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS VVKSO BRUSSEL Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

Nadere informatie

Formuleren voor gevorderden

Formuleren voor gevorderden Formuleren voor gevorderden Het Muiswerkprogramma Formuleren voor Gevorderden is gemaakt voor leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in mbo en hbo voor wie vaardigheden

Nadere informatie

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker Sanne Taekema (Tilburg) Sanne Taekema, The concept of ideals in legal theory (diss. Tilburg), Tilburg: Schoordijk Instituut 2000, vii + 226 p.; Den Haag: Kluwer Law International 2002, ix + 249 p. Idealen

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 2 Spiritueel scepticisme 6 maximumscore 4 een uitleg dat McKenna in tekst 6 vanuit epistemologisch perspectief over solipsisme spreekt: hij stelt dat de kennisclaim over het bestaan van andere mensen

Nadere informatie

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken Boekverslag door Tmp_cox 1720 woorden 25 oktober 2012 5.8 259 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands NIEUW NEDERLANDS; Samenvatting, (mavo), havo, vwo hoofdstuk 1 t/m 6 tip! in leerjaar

Nadere informatie

Een belangrijk begrip bij mijn analyse van de ge-afleidingen is productiviteit. Productiviteit, aan de hand waarvan ik wil laten zien dat het prefix

Een belangrijk begrip bij mijn analyse van de ge-afleidingen is productiviteit. Productiviteit, aan de hand waarvan ik wil laten zien dat het prefix 1 SAMENVATTING Dit proefschrift biedt een analyse van de geschiedenis van het prefix ge- in het Nederlands waarbij een tweeledig doel wordt gesteld. Enerzijds wordt ernaar gestreefd om door de bestaande

Nadere informatie

Muiswerk Studievaardigheid richt zich op de belangrijkste deelvaardigheden die nodig zijn voor studievaardigheid.

Muiswerk Studievaardigheid richt zich op de belangrijkste deelvaardigheden die nodig zijn voor studievaardigheid. Studievaardigheid Muiswerk Studievaardigheid richt zich op de belangrijkste deelvaardigheden die nodig zijn voor studievaardigheid. Doelgroep Studievaardigheid Muiswerk Studievaardigheid is bedoeld voor

Nadere informatie

Stap 1: Mindmap design. Wat is design volgens Marktplaats. Wat is design volgens Judith. Informatie Architectuur Design op marktplaats

Stap 1: Mindmap design. Wat is design volgens Marktplaats. Wat is design volgens Judith. Informatie Architectuur Design op marktplaats Stap 1: Mindmap design Informatie Architectuur Wat is design volgens Marktplaats Wat is design volgens Judith Stap 2: Onze bevindingen. Informatie Architectuur Analyse van www.marktplaats.nl Design heeft

Nadere informatie

2 hv. 1

2 hv.  1 2 hv www.mevrouwzus.wordpress.com 1 1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp

Nadere informatie

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

Kernwoord Uitleg Voorbeeld Aanhalingstekens Accenttekens Achtervoegsel Afbreekteken Gebruik je voor een citaat of als iets niet letterlijk is bedoeld. Gebruik je om iets nadruk te geven of om dubbelzinnigheid te voorkomen. Een nietzelfstandig

Nadere informatie

1. Probleemstelling formuleren en sleutelwoorden bepalen.

1. Probleemstelling formuleren en sleutelwoorden bepalen. 1. Probleemstelling formuleren en sleutelwoorden bepalen. Vooraleer je aan een literatuuronderzoek begint, is het belangrijk om voldoende informatie over je onderwerp te verzamelen via vakwoordenboeken,

Nadere informatie

Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands.

Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands. Gevarieerde Spelling Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands. Doelgroep Gevarieerde Spelling Gevarieerde Spelling is bedoeld voor leerlingen

Nadere informatie

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER BOL/BBL NEDERLANDS 3F module 1 Taalbegrip en taalverzorging basisfase Cohort 2018 2021 kwartiel 1 en 2 DOELSTELLINGEN: 1. Aan

Nadere informatie

Kan ik het wel of kan ik het niet?

Kan ik het wel of kan ik het niet? 1 Kan ik het wel of kan ik het niet? Hieronder staan een aantal zogenaamde kan ik het wel, kan ik het niet-schalen. Deze hebben betrekking op uw taalvaardigheid in zowel het Nederlands als het Engels.

Nadere informatie

Concurrentie en complementariteit tussen woordvormingsprocedés

Concurrentie en complementariteit tussen woordvormingsprocedés FACULTEIT LETTEREN & WIJSBEGEERTE Academiejaar 2014-2015 Arne Dhondt Concurrentie en complementariteit tussen woordvormingsprocedés Een onomasiologisch perspectief op de vorming van deverbale substantieven

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Formuleren

Samenvatting Nederlands Formuleren Samenvatting Nederlands Formuleren Samenvatting door Luca 1052 woorden 28 maart 2016 8,2 1 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Dubbelop Onjuiste herhaling; Tautologie; Pleonasme; Contaminatie;

Nadere informatie

Nieuwe zoekfuncties SUBTLEX-NL

Nieuwe zoekfuncties SUBTLEX-NL Nieuwe zoekfuncties SUBTLEX-NL SUBTLEX-NL is een databestand dat informatie verschaft over de frequentie van woorden in Nederlandse ondertitels. Uit ons onderzoek is gebleken dat dergelijke woordfrequenties

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12

Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12 Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12 Samenvatting door een scholier 1040 woorden 26 februari 2014 4,5 16 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands 1 Leestekens Punt Aan het eind van

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20185 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Pronk-Tiethoff, Saskia Elisabeth Title: The Germanic loanwords in Proto-Slavic

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2

Samenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2 Samenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2 Samenvatting door Babette 1149 woorden 23 juni 2016 9,5 3 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op niveau Grammatica Vaak zie je aan een zin of de

Nadere informatie

# 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten.

# 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. A. LEER- EN TOETSPLAN Onderwerp: Grammatica De leerlingen kunnen onderscheiden. De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem. De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een

Nadere informatie

Iets wat alleen een mens kan. Geheel Deel Mensen Persoon Voorwerp Inhoud Product uitstreek product

Iets wat alleen een mens kan. Geheel Deel Mensen Persoon Voorwerp Inhoud Product uitstreek product Samenvatting door Sam 813 woorden 2 maart 2016 6,8 21 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Lezen Tekststructuren: Voor/nadelenstructuur Verleden/heden(/toekomst)structuur Aspectenstructuur

Nadere informatie

Visuele Leerlijn Taal

Visuele Leerlijn Taal Visuele Leerlijn Taal www.gynzy.com Versie: 05-09-2019 Taalbegrip Abstracties Probleem & oplossing Zender & ontvanger Functies van taal Discussie Standpunt & argument Feit & mening Illustratie (als voorbeeld)

Nadere informatie

Inleiding 7. Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9

Inleiding 7. Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9 INHOUD Inleiding 7 Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9 Les 1 Stap voor stap op weg naar minder spellingfouten 11 1.1 Juist spellen is... 11 1.2 Stappenplan goed spellen 13 1.3 Hardnekkige spellingproblemen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Men neemt algemeen aan dat er in de orde van vijf- tot zesduizend talen zijn. Afgezien van het Engels, Frans of het Spaans, bestaat er voor veel talenparen X, Y niet een woordenboek

Nadere informatie

Verwijzen naar digitale bronnen

Verwijzen naar digitale bronnen Verwijzen naar digitale bronnen Aanvulling op de Leidraad voor juridische auteurs 2013 I. Bennigsen mr. dr. L.D. van Kleef-Ruigrok 2 februari 2015 1 1 Inleiding In de Leidraad voor juridische auteurs 2013

Nadere informatie

Inleiding: Combinaties

Inleiding: Combinaties Zinnen 1 Inleiding: Combinaties Combinaties op verschillende niveaus: Lettergrepen als combinaties van fonemen. Woorden als combinaties van morfemen. Zinnen als combinaties van woorden en woordgroepen.

Nadere informatie

Beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs

Beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs kennisnet.nl Beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs Op de volgende pagina s treft u het beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs. Het instrument is ingedeeld in acht

Nadere informatie

Trefwoord, tijdschrift voor lexicografie. Jaargang 2009. http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord

Trefwoord, tijdschrift voor lexicografie. Jaargang 2009. http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord Van tennisarm naar ipod-duim Het woordenboek als begin en einde van woordvorming Ariane van Santen (Universiteit Leiden) [423] Inleiding Lexicologen houden zich bezig m et de woordenschat, de betekenis

Nadere informatie

Formuleren voor gevorderden

Formuleren voor gevorderden Formuleren voor gevorderden Het programma Formuleren voor Gevorderden is gemaakt voor leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en voor leerlingen in mbo en hbo voor wie vaardigheden op het

Nadere informatie