De Plecker Gwenny 18 april LO

Transcriptie

1 De Plecker Gwenny 18 april LO Academiejaar:

2 Inhoud: 1.) Voorwoord 2.) Uitgangspunten 3.) Wat zijn de doelstellingen? 4.) Wie is de trainer van de Benjamins? 5.) Spelgelegenheid: ja of nee? 6.) Oefenstof 7.) Enkele bedenkingen 8.) Bijlage 9.) Bronnen 2

3 1.) Voorwoord Microben, obelixen, kleintjes, mini kes, Allerlei namen werden er verzonnen om de allerkleinsten in de vereniging toch maar een naam te geven. Onlangs kwam hieraan een einde. Dit door het organiseren van een enquête op de site van de Belgische Korfbalbond. Vele mogelijkheden werden aangeboden, hieruit koos jij dan je favoriete benaming. De naam BENJAMINS kwam uit de bus. Zoals alle korfballers in alle categorieën vonden we dat ook zij een algemene benaming moesten krijgen. Dit om de uitstraling van de sport te verbeteren en een gelijkstelling te bereiken, waardoor misverstanden tussen de verschillende clubs en ouders, vermeden kunnen worden in de toekomst. Ook voor hen dient bepaald te worden wat ze moeten kunnen wanneer ze overstappen naar de volgende categorie, welke algemeenheden we in acht moeten nemen wanneer we aan deze, wel zeer jonge, kinderen korfbal geven, en ga zo maar door. Kortom, er dient eens nagedacht te worden over doelstellingen en werkwijzen voor de benjamins. 3

4 2.) Uitgangspunten Indien we willen kunnen blijven concurreren met verenigingen uit andere sporttakken in de omgeving werd het noodzakelijk opnieuw te verjongen. De Benjamins werden geboren. Onder de Benjamins beschouwt men sportieve aangesloten kinderen bij de club tot en met 6 jaar. De officiële categorie vóór de miniemen. Zij zullen eveneens kunnen beschikken over een train(st)ers en regelmatige bijeenkomsten/trainingsmogelijkheden. We moeten in elke leeftijdscategorie een aantal thema s aanhalen. Van het leren scoren, leren samenspelen, leren verdedigen tot zelfs teambuilding. De vraag is natuurlijk of het essentieel is dat al deze dingen aan bod komen bij de allerkleinsten. Volgens het KNKV moet elke korfballes voldoen aan de volgende eisen: 1.) Korfbal-eigen-bedoeling: scoren, opbouw tot samenspel, voorkomen van scoren, eerst spelen dan oefenen. 2.) Veel herhalingen: veel beurten, geen lange wachttijden, gemakkelijke organisatie, voldoende materiaal (ballen, korven, ) 3.) Rekening houden met de groep: leeftijd, vaardigheid en beleving 4.) Juiste coaching/beïnvloeding: spelbedoeling begrijpen, kunnen voordoen/meespelen/vertellen, regels kunnen veranderen, spelers bevragen en hen met oplossingen laten komen. Hieruit kunnen we al veel halen wat reeds belangrijk is wanneer men met kinderen van 4 tot 6 jaar werkt. a.) Doelen/scoren: Scoren wordt als zeer belangrijk gezien en de basis wordt reeds zeer vroeg gelegd. De technisch juiste manier aanbrengen is van groot belang, aangezien het moeilijk wordt, hoe ouder de kinderen worden, om deze gewoonte te veranderen. Hierbij zal men starten, en veelvuldig inoefenen, van op korte afstand, lang naar een laag doel werken en doelen met een bal die aangepast is aan de fysiologische grootte van het kind. b.) Opbouw tot samenspel (werpen en vangen): Aangezien je niet mag lopen of dribbelen met de bal is het essentiële in de opleiding van jonge kinderen het kunnen geven van een juiste pas naar medeleerlingen en de bal te kunnen vangen. 4

5 Ook hier start men van korte afstand en werkt men zonder enige druk. Dit zodat het kind zich enkel hoeft te concentreren op de manier waarop hij werpt en vangt. c.) Eerst spelen, dan oefenen: Het feit dat de korfballertjes vooral plezier moeten beleven aan het leren van nieuwe dingen is zeer belangrijk. Spelen van verschillende spelletjes. Pas daarna het verfijnen van de techniek en diverse spelvormen. Al spelend leren is zeer belangrijk! d.) Veel herhalingen: Een kind kan pas iets nieuws leren wanneer hij de basis volledig onder de knie heeft. Alvorens je iets kan is het belangrijk dat de basis wordt geautomatiseerd. Dit bekomt men door vele factoren, een van de belangrijkste is het veelvuldig herhalen van de beweging. Hierdoor zal het lichaam de beweging ondervinden als natuurlijk en wordt de beweging geautomatiseerd. e.) rekening houden met de groep: Dit onderdeel zou door de club moeten worden gezien als het voornaamste van de jeugdopleiding. In het onderwijs beschikt men over eindtermen en minimumdoelstellingen. Dit zou in elke club of in de federatie ook aanwezig moeten zijn voor elke leeftijd. Minimumdoelstelling die per seizoen per leeftijdscategorie zouden moeten worden bereikt. Dit wordt wel uitgekiend in het beleidsplan maar zou bruikbaarder en duidelijker moeten worden opgesteld zodat deze bruikbaar zijn voor elke jeugdtrainer en begeleider. Specifiek voor de kleinsten onder ons zijn er enkele dingen die we in acht moeten houden wanneer we ermee bezig zijn. De aspecten zijn belangrijk voor de verdere carrière van het kind in de korfbalclub: Het is belangrijk dat : de kinderen speelgelegenheid krijgen. het contact met leeftijdsgenootjes wordt gestimuleerd. zij vreugde en plezier in sport en spel beleven. zij worden geïntroduceerd in het verdere clubgebeuren. zij initiatie krijgen van een balsport, korfbal. 5

6 3.) Wat zijn de doelstellingen? Meestal worden er binnen de club of federatie wel doelen voor het einde van het seizoen gesteld. Deze doelen gelden dan voor alle ploegen binnen dezelfde leeftijdscategorie. Maar binnen een leeftijdsgroep kunnen grote verschillen zitten in korfbalervaring en kwaliteit. Het is beter om via een methodische lijn te werken, waarbij eerst de beginsituatie wordt vastgesteld. a.) Wat is het belangrijkste in korfbal? Aangezien het door de spelregels verboden is om met de bal te lopen en te dribbelen, is het essentiële in korfbal het kunnen geven van een goede pas naar een medespeler. Wanneer de bal op jou wordt gespeeld is het uiteraard ook zeer belangrijk dat je de bal kunt vangen. balvaardigheid Het doel van het korfbalspel is de bal zo veel mogelijk, minstens één keer meer dan je tegenstander, door de mand te jagen. Werpen op doel en scoren is dus ook van groot belang bij het latere korfbalspel. shotvaardigheid Hiernaast moet men ook genoeg aandacht schenken aan het leren lopen. Snel, traag, links, rechts, grote passen, kleine passen, Dit door het aanbrengen en inoefenen van verschillende loopvormen. loopvaardigheid Zonder na te denken over de manier waarop deze technieken in het korfbalspel zullen worden geplaatst, is het belangrijk om ze zo vroeg mogelijk aan te leren op de juiste manier en ze veel te herhalen. 6

7 b.) De 10 karakteristieken van de bewegingsschool van Achilles: De later beschreven doelstellingen zouden het best worden gecreëerd aan de hand van de 10 karakteristieken van de Bewegingsschool van Achilles: 1) De rijkdom van de omgeving: Maak gerust gebruik van alle materiaal binnen uw omgeving, zowel binnen als buiten, om zo veel mogelijk variatie te brengen. gebruik veel en verschillend materiaal tijdens de trainingen. Laat werpen en vangen met verschillende voorwerpen en groottes (grote ballen, kleine ballen, ovalen, pittenzakjes werpen, tennisballen, mousse ballen, ) 2) De vele bewegingscomponenten: Heb voortdurend aandacht om alle bewegingsvormen aan bod te laten komen. richt je niet enkel op het korfbal maar doe ook andere sporten, variatie en creativiteit is belangrijk. 3) Een gedifferentieerde en ontwikkelingsgerichte aanpak: Begeleid het kind in zijn evolutie naar zijn persoonlijk maximaal niveau. laat elk kind op zijn eigen manier en eigen tempo evolueren. 4) Maximale bewegingsmogelijkheden voor het kind: Creëer situaties waarbij kinderen van verschillende leeftijden maximaal in beweging zijn. zorg er voor dat er genoeg differentiatie in je les aanwezig is en dat iedereen op zijn eigen niveau en tempo kan werken. 5) Een sportoverschrijdende aanpak: Streef naar een basis en complementair programma als aanvulling op de soms eenzijdige sportspecifieke opleidingen en zoek nar een evenwicht tussen gezondheids en sportbeleving. verplicht hen om nu al, onder begeleiding, samen te douchen, jongens en meisjes gescheiden. Richt ook andere activiteiten in voor je spelersgroepje zodat het sociale aspect ook meespeelt. 6) Competitie in dienst van het kind: Stimuleer de invoering van aangepaste competitievormen met kindgerichte spelregels waarbij ieder kind op zijn niveau aan bod kan komen. 7

8 speel spelletjes maar zorg er voor dat de groepjes ongeveer gelijk verdeelt worden en dat iedereen kans maakt om eens te winnen. Zorg dat alle kinderen tijdens je training aan succeservaring toekomen, dit is zeer belangrijk voor de motivatie van het kind en het creëren van een positief zelfbeeld. 7) Het belang van veiligheid: Zorg steeds voor een omgeving die affectief en materieel veilig is voor het kind. kies een goed plekje uit op het terrein, gebruik uitdagend materiaal, probeer bij slecht weer alternatieven. Wanneer je met de allerkleinsten vroeg genoeg de zaal in gaat en er later dan de ouderen uit komt, ontloop je de soms barre koude op het veld. 8) Betrokkenheid van de ouders: Streef naar een verplichte actieve aanwezigheid van de ouders bij e allerkleinsten van 1.5 jaar tot 7 jaar en een open communicatie met de ouders over de motorische ontwikkeling van het kind. laat eventuele hulp van de ouders komen. Vraag hen zo veel mogelijk aanwezig te zijn op trainingen en andere evenementen zodat er een goede en vertrouwensband bestaat tussen kind-ouder-trainer. Zo weten ze wat er hun kind juist doet. Communicatie is zeer belangrijk, organiseer daarom eventueel 4x per jaar een open bijeenkomst waar iedereen zijn of haar mening kwijt kan en er over kan worden gepraat. 9) Een pedagogische aanpak: Stimuleer via beweging de aandacht voor de motorische, sociale en intellectuele ontwikkeling van het kind en morele waarden vanuit een respect voor andere. laat kinderen ook zelf nadenken en leer hen samen iets te doen. Doe dit door spelletjes te spelen. 10) Geïntegreerd in de lokale gemeenschap: Geef de bewegingsschool een specifieke plaats binnen de lokale omgeving in relatie tot andere instellingen en organisaties die met kinderen omgaan. werk samen met andere verenigingen in de buurt, kijk in de nabije woonomgeving voor nieuwe leden (van deur tot deur), nodig de lokale omgeving uit om evenementen, treed naar buiten met wat er gedaan 8

9 wordt in je vereniging (initiaties, zelfs met allerkleinsten en ouders, in scholen), c.) Doelstellingen die we bij de Benjamins (moeten) trachten te bereiken: Op basis van deze karakteristieken stellen we de te bereiken doelstellingen op. Deze moeten niet worden bereikt, maar kunnen worden gezien als de minimumdoelstellingen in het kleuteronderwijs. De te bereiken doelstellingen moeten worden nagestreefd en er moet door de leerkracht voor worden gezorgd dat zo veel mogelijk kinderen (spelertjes) aan de vooropgestelde doelstellingen voldoen alvorens zij de benjamins verlaten. De naartoe te streven doelstellingen: Ik heb er voor gekozen om de doelstellingen in te delen volgens 3 verschillende gebieden. Deze gebieden werden eerder aangehaald en zijn gebaseerd op de belangrijkste eigenschappen die het korfbalspel bevatten nl. passeren, shotten en lopen. 1.) Balvaardigheid: Benjamins kunnen : 1.1) een rollende bal stoppen met één hand door een buiging te maken door de knieën. 1.2) de bal met één hand opwerpen, minstens tot boven het hoofd, en opnieuw vangen met twee handen zonder deze te laten vallen en buiten een cirkel met diameter 1m te komen. 1.3) de bal tegen de muur werpen in een cirkel diameter 1m op borsthoogte en hem weer opvangen zonder dat de bal de grond heeft geraakt. 1.4) minstens 2 keer de bal volledig rond de buik brengen zonder dat de bal het lichaam raakt en/of de grond. 1.5) een acht vormen met de bal door gespreide benen. 1.6) een gestrekte en juiste één handige borstpas naar een stilstaand medespelertje geven en vervolgens de pas van de medespeler op de juiste manier opvangen waarbij beide spelers 4m van elkaar verwijdert zijn. 9

10 2.) Shotvaardigheid: Benjamins kunnen : 2.1) bovenhands scoren in doel vanuit stand op de juiste manier van op 3m afstand, zowel voor, naast r/l en achter de korf. 2.2) bovenhands scoren in doel vanuit stand op juiste manier na pas medespeler onder korf van op 3m afstand, zowel voor, naast r/l en achter de korf. (shot snel maar juist!) 2.3) bovenhand scoren in doel vanuit stand op de juiste manier van op 5m. 2.4) onderhands scoren in doel vanuit stand op 2m50 afstand voor de korf. (strafworp) 3.) Loopvaardigheid: Benjamins kunnen : 3.1) snel (spurt) en traag voorwaarts lopen. 3.2) achterwaarts lopen. 3.3) snel veranderen van looprichting op zowel een auditief als visueel signaal. 3.4) zelfstandig tempowissels (sneller trager) aantonen tijdens het voorwaarts lopen op zowel een auditief als een visueel signaal. 3.5) een volledige draai maken rond hun lengteas op zowel een auditief als een visueel signaal bij het voorwaarts lopen. Dit zijn de belangrijkste eigenschappen waarover een spelertje moet beschikken alvorens hij of zij de overstap naar de miniemen kan maken. Natuurlijk zal er enige verfijning nodig zijn bij de miniemen. Het zijn immers ook minimumdoelstellingen die getracht moeten worden van gekend te zijn. Er zullen altijd spelertjes zijn in je groepje die bepaalde zaken niet, of niet volledig onder de knie hebben. Het technische is niet enkel van belang, op deze jonge leeftijd is het van groot belang aan verschillende motorische eigenschappen te werken, niet enkel diegene die je later nodig zal hebben in het korfbal. Hiervoor verwijs ik dan naar de ontwikkelingsdoelen in de lichamelijke opvoeding van het eerste kleuterklasje. (zie bijlage 1) Hieruit kan je ook nog zeer veel (basis)vereisten halen. 10

11 4.) Wie is de trainer van de Benjamins? Iemand die zich kandidaat stelt om als trainer van de Benjamins te fungeren in de club moet zeker aan specifieke eisen voldoen. Dit omdat je in de leeftijdscategorie tussen 4 à 4.5 jaar en 6 jaar een zeer groot verschil ziet, zowel lichamelijk als psychisch en dit in de algemene ontwikkeling van het kind een belangrijke fase is. Om dit grote verschil op te vangen, wanneer de leeftijden sterk uit elkaar lopen, wanneer je ploegje uit meer dan 5 Benjamins bestaat, zou ik een tweede train(st)er te zoeken. Om de juiste (individuelere) begeleiding te kunnen geven aan ieder spelertje van de ploeg. Het is, zoals eerder werd gezegd, zeer belangrijk om de kinderen voldoende speelgelegenheid te geven. Toch is het de bedoeling dat de kinderen initiatie wordt gegeven, algemene vaardigheden (psychomotorische ontwikkeling) en ook specifieke (bal)vaardigheden aangezien het hier gaat om een training korfbal. Een belangrijke vereiste is dat elke begeleider of trainer van de Benjamins dit in gedachte houdt. De trainer moet kennis hebben in zake algemene en (korfbal) specifieke (psycho)motorische vaardigheden, wat moet je op welke leeftijd kunnen en waar ben je, al dan niet, toe in staat? (vb.: werken met gewichten kan op deze onvolgroeide leeftijd niet!!) Verder moet hij of zij een flexibel persoon zijn. Wanneer de kinderen een oefening niet begrijpen moet je een stapje terug kunnen zetten. Dit geldt ook in de andere richting, wanneer de spelertjes onverwacht iets heel goed kunnen moet je als trainer onmiddellijk je oefenstof op dat gebied moeilijker maken. Op gebied van motivatie is dit zeker een vereiste eigenschap. Ook het feit dat er verschillende leeftijden deelnemen aan je training vraagt flexibiliteit van de lesgever, differentiatie is dan steeds noodzakelijk! Het spreekt voor zich dat de allerkleinsten in de vereniging niet de discipline tijdens de training kunnen opbrengen die je bij de oudere jeugdcategorieën wel terug vindt. Je moet open staan voor het speelplezier van de kinderen. Kortom moet je kunnen omgaan met deze jonge leeftijd. Een andere vereiste is het beschikken over een dosis geduld. Hoe jonger de kinderen hoe minder lang ze zich kunnen concentreren, hoe sneller ze afgeleid zijn, hoe minder snel ze iets zullen begrijpen en onthouden, 11

12 Dit zijn enkele van de kenmerken waarover de train(st)er van de Benjamins moet beschikken, natuurlijk ben je hierbij niet uitgepraat: inlevingsvermogen, het kunnen omgaan met ouders, creativiteit, zijn nog enkele belangrijke eigenschappen, zo kan je nog lang door gaan. Wanneer we dit alles weten, kunnen we tot de vaststelling komen dat het zeer belangrijk is dat je weet waar je mee bezig bent en dat je weet waar je naar toe streeft bij het geven van een training, dit is belangrijk in alle leeftijdscategorieën. Dat je goede, leuke en functionele oefeningen geeft die je dikwijls herhaalt, is natuurlijk ook een vereiste. Kortom kunnen we stellen dat de nadruk bij de trainers van de Benjamins niet onmiddellijk ligt op het korfbaltechnische maar eerder bij het pedagogische aspect van het lesgeven. Hoe ga ik om met die leeftijd in verschillende situatie, hoe breng in didactisch iets over, wat kunnen ze, wat niet, 12

13 5.) Spelgelegenheid: ja of nee? Wedstrijd of niet? Wanneer men op deze jonge leeftijd het aspect winnen en verliezen zo duidelijk, d.m.v. wedstrijden, gaat inlassen, gaat het feit plezier en de factor juist aanleren verloren. Wanneer het duidelijk de bedoeling is om te winnen zal elke speler de manier van doelen bijvoorbeeld aannemen die voor hem het beste is en waar hij het meeste doelpunten mee kan scoren. Wat volgens mij fout is, je moet een goede en juiste basis leggen. Die basis moet worden behouden en pas op latere leeftijd, door kleinigheden, worden geïndividualiseerd door de speler zelf. Kortom een wedstrijd spelen, of iets in die aard lijkt me zeker niet geschikt, niet alleen naar de toekomst gezien. Een echt goede samenspel is eveneens op die leeftijd onmogelijk en dat is toch essentieel in het korfbalspel. Geef kinderen tijd om zich voldoende te ontwikkelen alvorens het aspect winnen en verliezen in te brengen. Het materiaal. Dit is zeer belangrijk. Het gebruik van het juiste, verschillende, uitdagende materialen. Gebruik een bal nr.3 i.p.v. een nr.4. Deze balletjes zijn net iets groter dan een handbal en dus zeer geschikt voor de handjes van de allerkleinsten en zelfs de miniemen. Gebruik een grotere mand. Motivatie is een groot woord maar belangrijk op elk vlak, wat werkt meer motiverend dan het feit dat je veel scoort?. Verhoog de kans van succeservaring voor iedere Benjamin! Deze materialen zijn tevens beschikbaar bij de KBKB. Hiervoor verwijs ik je naar de korfbalsite waar je deze dingen kan bestellen. ( promotie korfbalmateriaal) Andere materialen die zeer nuttig kunnen zijn bij de benjamins zijn o.a. terug te vinden bij Janssen en Fritsen. 13

14 Wat dan wel? Met de aanpassing op vlak van materiaal is het de bedoeling dat de train(st)er er elke week een leuk trainings-speeluurtje van maakt. Wees creatief, inventief en vernieuwend! Daarnaast zou het leuk zijn dat er speeldagen worden georganiseerd. Deze speeldagen zouden vergelijkbaar zijn met initiatieven, waaronder SVS, waarbij de kinderen vrij zijn in een speelparcours. Hierbij worden allerhande motorische vaardigheden aangesproken naast het hoofdonderwerp van die dag: KORFBAL. Verschillende standen worden uitgewerkt, en met beperkte groepjes wordt van de ene speelopstelling naar de andere gegaan. Organiseer dit 2 à 3x per jaar. Zowel de Benjamins zelf als begeleiders en ouders hebben iets om naar uit te kijken. Je kan het gebeuren plaatsen in een bepaald thema: bijvoorbeeld Terug naar school (begin seizoen), Sint, Piet en de kerstman (zaalperiode) en op het einde van het seizoen alles omtrent Vakantie met de hoop op goed weer. Op het einde van zulk evenement zijn alle kinderen winnaars en worden er diploma s en deelnemerspakketten uitgedeeld. Het zal een onvergetelijke dag zijn en op elk gebied hebben ze weer eens wat bijgeleerd op een leuke manier. 14

15 6.) Oefenstof Zoals de doelstellingen werden opgesteld wordt oefenstof vermeld in de drie categorieën. Op het einde van de verzamelde oefeningen komt een apart onderdeel met leuke spelletjes die misschien niet onmiddellijk naar het korfbal gericht zijn maar die de benjamins zeker hel leuk zullen vinden. 1.) Balvaardigheid Oef 1: Ballenregen Iemand gooit de ballen uit de mand en de anderen proberen zo snel mogelijk alle ballen terug in de mans te leggen. Oef 2: Hou je tuin leeg Speelveld wordt verdeelt in twee met er tussen een neutrale zone. De kinderen worden in twee teams verdeeld en krijgen elk evenveel mousse balletjes (of proppen papier). Op het fluitsignaal werpen de kinderen de balletjes tot in de tuin van de andere ploeg. De ballen die in de neutrale zone tussenin vallen tellen niet meer mee. Bij het volgende signaal wordt gestopt met werpen. Er wordt geteld wie de meeste ballen in zijn tuin heeft liggen. Dat team verliest dit spel. Het is de bedoeling zo weinig mogelijk ballen (afval) in je tuin te hebben bij het eindsignaal. Oef 3: knotsdoelbal De kinderen worden verdeelt in twee teams en elk heeft een deel van het speelveld. Aan de achterlijnen van het veld worden kegels geplaatst. Het is de bedoeling om zo snel mogelijk alle kegels van de tegenpartij omver gegooid te hebben van op je eigen speelhelft wel te verstaan. Is dit gelukt wint jouw team. Oef 4: scoren scoren In een bepaalde tijd zo veel mogelijk doelpunten scoren van achter de kegel. Oef 5: passeren Groepjes van 6 kinderen in een cirkel, 2 m uit elkaar verwijdert. Het is de bedoeling om zo snel mogelijk een aantal keer de bal te laten rond gaan zonder dat deze de grond raakt. 15

16 Oef 6:tweetal doelen Kinderen krijgen per twee een bal en vertrekken om 12m voor de korf. Ze geven passen naar elkaar terwijl ze op doel lopen. We proberen de bal zo weinig mogelijk te laten vallen en eens bij de korf nemen we een doelkans. Welk team kan de meeste doelpunten scoren? Oef 7: rollende bal (na basisoefening rollen oef nr 14) Kinderen worden per twee gezet en per groepje krijgen ze één bal. A rolt de bal in eender welke richting en B loopt erachter. B stopt de bal met een hand, neemt hem op en loopt opnieuw naar A. Nu doet B hetzelfde voor A. Rollen in verschillende richtingen. Oef 8: bal tegen de muur Een cirkel wordt op borsthoogte op de muur getekend. Zo snel mogelijk 5 keer werpen in de cirkel van achter de lijn, op 3m van de muur, tegen de muur en de bal weer vangen. Oef 9: pas heen en weer Kinderen hebben per twee een bal. Elk kind staat aan één van de over elkaar geplaatste kegels die 4m uit elkaar staan. Het is de bedoeling om zo snel mogelijk 5 passen aan elkaar te geven zonder dat de bal de grond raakt. Wie klaar is zet zich neer! Oef 10: Drijfbal 2 ploegen staan elk achter een lijn tegenover elkaar opgesteld, met een tussenafstand van 8m. Op twee meter van elke lijn werd een doellijn getrokken. In het midden van het terrein ligt een medicinebal. De spelers trachten d.m.v. de medicinebal aan te werpen de bal over de doellijn van de tegenstanders te krijgen. Elke spelers krijgt bij de start van het spel 1 bal. Oef 11: ballenjager Tikspel. 2 tikkers worden aangeduid en hebben een mousse bal. Zij proberen de andere spelers die rondlopen in een afgebakend gebied aan te werpen. Ben ja aangeworpen kom je aan de zijkant zitten en ben je er aan. (Vele varianten hier op zijn mogelijk: opdracht bij aangetikt worden, ) Oef 12: Fopbal Kinderen staan in een halve cirkel. De begeleider heeft een bal en gooit hem in willekeurige volgorde naar de kinderen toe. Het is de bedoeling dat de kinderen de bal juist vangen en weer terugwerpen. 16

17 Oef 13: Doe mij na Alle kinderen hebben een bal en staan verspreid over het terrein. Ze kijken goed naar de begeleider/trainer. Ze doen alle oefeningen die de trainer voordoet na. Bijvoorbeeld: dribbelen, opgooien en vangen, zachtjes rollen en weer oprapen, Oef 14: rollen over elkaar De kinderen zitten tegenover elkaar per twee en hebben een bal. Ze spreiden hun benen en proberen de bal, tussen de twee kegels die in het midden werden geplaatst, naar de overkant te rollen. Oef 15: stuit in de hoepel Kinderen staan over elkaar aan een kegel. Per twee een bal en in het midden tussen beide kinderen ligt een hoepel. Het is de bedoeling dat de kinderen de bal laten stuiten in de hoepel en dat het andere kind aan de overzijde de bal weer opvangt. Als dit lukt heb je een punt, om het snelst 6 punten. Natuurlijk kan je hier oneindig over doorgaan, er bestaan zo veel verschillende oefeningen. Je kan de oefeningen die hierboven staan vermeld ook nog variëren van afstand, soort bal, tijdsduur, aantal gelukte pogingen, Verschillende estafettevormen (eenvoudige) zijn ook steeds mogelijk met bal, zorg ervoor dat je de ploegjes ook hier goed verdeelt zodat iedereen eens wint. Gebruik een vorm als estafette enkel bij 5 à 6 jarigen, jongere kinderen zullen dit niet als leuk ontvangen. 17

18 2.) Shotvaardigheid Oef 1: vijven Kinderen worden in groepjes verdeeld aan de verschillende korven. Bij het fluitsignaal proberen ze per team, om de beurt, zo snel mogelijk vijf doelpunten te maken. Wanneer je hebt geworpen vang je zelf je bal op en geeft hem aan het volgende kindje. Ben je klaar, dan ga je achter elkaar aan de kegel zitten met de bal bij het eerste kind. Oef 2: sneldoelen Alle kinderen hebben één bal, het is de bedoeling zo snel mogelijk in alle opgestelde korven een doelpunt te maken, ben je klaar ga je zitten met je bal Oef 3: reis rond de wereld. Rondom de korf liggen kaartjes met verschillende kleuren. Alle kinderen hebben individueel een bal. Het is de bedoeling dat je zo snel mogelijk van op de 4 verschillende kleuren een doelpunt hebt gemaakt. Oef 4: onderhandse worp. Er wordt een omver gevallen kegel geplaatst om 2m50 aan de voorkant van de korf. / korf één bal. Om de beurt stappen de kinderen over e kegel terwijl ze onderhands naar de korf werpen. (voorbereiding strafworp) Oef 5: afwisselen Onder elke korf staat een kind met bal en er wordt een kegel geplaatst op 2m van de korf. Alle andere kinderen lopen door elkaar, wanneer de begeleider fluit lopen ze zo snel mogelijk naar een korf en maken een doelpoging (iedereen één keer), wie scoort wisselt met persoon onder de korf (hoeft dus niet te lopen) en heeft een punt. Wie scoort het snelst 1 punt? De bedoeling is zeker hier van veel herhalingen. De benjamins moeten van kortbij blindelings kunnen scoren van op de verschillende posities rondom de korf, houd dit steeds in je achterhoofd. Het juist uitvoeren van de shotbeweging is het belangrijkste, later komt de factor snelheid van uitvoering pas aan bod. 18

19 3.) Loopvaardigheid Oef 1: Voorwaarts achterwaarts Kinderen lopen door elkaar. Op het signaal auditief/visueel wisselen de kinderen van loopwijze, voorwaarts of achterwaarts. Variant: dit doen ze door het bewust maken van een halve draai. Oef 2: zigzag-lopen Kinderen vormen een rijtje en lopen achter elkaar zigzag tussen de kegels door, aan de achterlijn lopen ze gewoon terug. Oef 3: schaduwlopen (5 à 6 jaar) groepjes per 2 worden gemaakt. Het eerste kind loopt vrij rond, het kind dat erachter loopt volgt in de eerste zijn of haar sporen. Je probeert elke beweging na te doen. Oef 4: hoepeldans De hoepels liggen verspreid over het veld, 2 minder steeds dan het aantal kinderen. Wanneer de muziek stopt of op signaal van de begeleider zoekt iedereen zo snel mogelijk een vrije hoepel. Slechts een kind per hoepel is toegelaten. Heb je geen hoepel, dan ben je er aan. Oef 5: Beer kom uit je hol Een kind zit op een deken in het gras de anderen staan achter de lijn. Samen met de begeleider stapt iedereen rustig tot bij het kind op het deken (beer die slaapt). Wanneer de begeleider zegt Beer kom uit je hol probeert de beer zo veel mogelijk kindjes te vangen, wanneer je achter de lijn bent ben je veilig. Wordt je getikt ben je er aan, je zit dan aan de zijkant. Oef 6: staartje trek Alle kinderen lopen door elkaar en hebben een touwtje of een doekje uit hun broek hangen, achteraan. Het is de bedoeling dat de tikker zo snel mogelijk zo veel mogelijk staartjes verzameld. Ben je het staartje kwijt, dan kom je een nieuwe halen bij de begeleider, zijn de staartjes op en werd de jouwe afgenomen, dan ga je aan de zijkant zitten. alle tikspelen en overloopspelen zijn hier geschikte oefeningen om het stimuleren van de loopvaardigheden. (schipper mag ik overvaren, ratten en raven, er bestaan er nog zeer veel) 19

20 Let er op dat: je genoeg tikkers aanduidt niet steeds dezelfde tikker. Iedereen komt eens aan bod. je de verscheidenheid aan tikspelen ook gebruikt, maar toch een gekend regelmatig laat terugkomen. de kinderen de bedoeling van een tikspel begrijpen alvorens uitbreidingen toe te voegen of variaties te spelen. 4.) Creatieve nevenspelletjes 20

21 8.) Bijlage Bijlage 1: 1 Motorische competenties Zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties Lichaams- en bewegingsbeheersing 1.1 kunnen diverse ruimtelijke hindernissen nemen door middel van klimmen en klauteren, stappen, lopen en springen. 1.2 kunnen de eigen bewegingsbaan stoppen, richten en wijzigen afhankelijk van statische en dynamische objecten: andere bewegers, obstakels, bewegende voorwerpen. 1.3 kunnen het evenwicht behouden in verplaatsingen en bij houdingen op diverse steunvlakken. 1.4 kunnen het eigen lichaamsgewicht veilig opvangen door middel van landen en vallen. 1.5 kunnen onder begeleiding kleuteraangepast materiaal veilig heffen, dragen en verplaatsen. 1.6 kunnen met een eenvoudig bewegingsantwoord snel reageren op auditieve, visuele en tactiele signalen. Complexe lichaams- en bewegingsorganisatie 1.7 kunnen voor verschillende basisbewegingen de ledematen functioneel en gecoördineerd inschakelen. 1.8 voeren de voornaamste basisbewegingen uit zonder teveel overtollige meebewegingen. 1.9 kunnen vlot en spontaan de zijkanten van het lichaam gebruiken en zijwaarts bewegen kunnen de armen en benen afwisselend bewegen. Voorkeurlichaamszijde 1.11 tonen een duidelijke linker of rechter voorkeur voor éénhandige taken kunnen hun voorkeurhand tonen, wanneer het expliciet gevraagd wordt tonen in taken waar tweehandigheid vereist is een duidelijke taakverdeling in gebruik van linker en rechterhand (-voet). Lichaamsopbouw 1.14 tonen in het bewegen dat ze de opbouw van het lichaam aanvoelen en kennen en dat ze intuïtief rekening houden met de lichaamsopbouw en met lichaamsgrenzen en - verhoudingen kunnen zelf actief omgaan met wijzigingen in de lichaamshouding rekening houdend met de omgeving. 21

22 Rustervaringen 1.16 kunnen komen tot rustervaringen. Complexe ruimte- en tijdsfactoren 1.17 kunnen in de ruimte snel een afgesproken plaats terugvinden en er rekening mee houden kunnen tijdens het bewegen rekening houden met plaatsaanduidingen kunnen handelend rekening houden met een te overbruggen afstand kunnen in eenvoudige bewegings- en spelsituaties de meest efficiënte bewegingsrichting kiezen passen de eigen beweging aan aan de snelheid en het tempo van bewegende objecten, of aan de tijdsduur van auditieve signalen passen het eigen bewegingsritme spontaan aan aan een eenvoudig opgelegd ritme zoeken zelf een uitvoeringsvolgorde in een bepaalde opstelling van toestellen kunnen twee of meer opeenvolgende hindernissen nemen kunnen doelgericht een beweging onderbreken en laten opvolgen door een andere beweging. Groot-motorische en klein-motorische vaardigheden in gevarieerde situaties Groot-motorische vaardigheden 1.26 tonen een toenemende bedrevenheid in basisbewegingen met betrekking tot de kindeigen bewegingscultuur tonen actieve bewegingspogingen om de eigen behendigheidsgrens volgens eigen aanvoelen te verleggen. Klein-motorische vaardigheden 1.28 tonen een toenemende bedrevenheid in het functioneel aanwenden van kleinmotorische vaardigheden kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurigheid gedoseerd en ontspannen uitvoeren kunnen de functionele grepen gebruiken voor het hanteren van voorwerpen. Opeenvolgende handelingen 1.31 kunnen een eenvoudige reeks van opeenvolgende handelingen uitvoeren binnen bewegingsactiviteiten. Bewegingsantwoorden 1.32 kunnen een gepast bewegingsantwoord geven op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels. Handelend omgaan met betekenisinhouden 1.33 tonen in het handelend omgaan met betekenisinhouden een toenemend begrijpen, toepassen en verwoorden van: 22

23 spelideeën van kinderspelen lichaams-, bewegings-, ruimte- en tijdsbegrippen, facetten van fysische kennis voorstellingen (fantasie) symbolen en hun interpretatie, begrippen Oplossen van kind-aangepaste bewegingsproblemen 1.34 kunnen geconcentreerd bezig blijven met een bewegingsprobleem tonen belangstelling voor aangereikte oplossingsstrategieën tonen pogingen tot verwoorden van gestelde acties kunnen creatief verschillende oplossingen voorstellen kunnen geleerde bewegingsprincipes toepassen in andere bewegingssituaties. Sensorische prikkels 1.39 kunnen gerichte aandacht opbrengen voor verschillende sensorische prikkels en deze rustig laten inwerken. Beweging als expressie- en communicatiemiddel 1.40 tonen in hun vrije spel en in geleide opdrachten een spontaan aanwenden van beweging als expressie en communicatiemiddel. 2 Gezonde en veilige levensstijl 2.1 behouden de natuurlijke vitaliteit en bereidheid om fysieke inspanningen te leveren. 2.2 nemen zelf initiatief om groot-motorisch te bewegen. 2.3 beleven zichtbaar plezier aan fysieke inspanningen. 2.4 ontwikkelen een correcte lichaamshouding. 2.5 behouden hun natuurlijke lenigheid. 2.6 kunnen in diverse spelsituaties de nodige kracht tonen om het eigen lichaamsgewicht en kleuter-aangepast spelmateriaal te verplaatsen en te dragen. 2.7 kunnen een fysieke inspanning een tijdlang volhouden. 2.8 kunnen eenvoudige verplaatsingsvormen op snelheid uitvoeren. 2.9 herkennen effecten van fysieke activiteit op het eigen lichaam en kunnen dat op hun manier verwoorden ontwikkelen een goed hygiënische gewoonte en weten dat zij schoeisel en kledij moeten aanpassen aan de omstandigheden. 3 Zelfconcept en het sociaal functioneren 3.1 tonen een intrinsieke belangstelling om diverse nieuwe bewegingssituaties te verkennen. 3.2 kunnen speels bezig zijn met de eigen beweging en lichamelijkheid. 3.3 tonen in het experimenteergedrag dat ze de eigen mogelijkheden en begrenzingen aanvoelen. 3.4 tonen een rustige aanwezigheid in het eigen lichaam, voelen de eigen grenzen en tonen een vertrouwdheid met de eigenheid van het lichaam. 3.5 tonen in diverse bewegingssituaties een variatie aan innerlijk beleven. 3.6 tonen een persoonlijke stijl in spontane expressie. 3.7 durven de eigen bewegingsvormen en behendigheden tonen. 3.8 kunnen zich emotioneel uiten binnen aanvaardbare grenzen. 3.9 kunnen in bewegingssituaties respectvol rekening houden met de veiligheid en de vermogens van andere kleuters en passen hun handelingen aan. 23

24 3.10 kunnen kleuter-aangepast materiaal uithalen en weer opbergen op de afgesproken plaats kunnen materiaal op de geëigende manier gebruiken kunnen binnen een eenvoudige spelvorm één tot twee spelregels opvolgen. gaan spontaan over tot het maken van eenvoudige afspraken binnen het functioneren 3.13 in subgroepjes. 9.) Bronnen Websites: Boeken: Leiding geven aan 7-8 jarige miniemen door F. Heyrman; K.B.K.B. Welpen korfbal door Comité voor opleidingen en jeugdzaken; KNKV; 1983 Werken met welpen door Joke Dekker, Joyce Van Haren, Gerda Schregardus, Anja Swart, Durk Tuinier en Wies Welmers door KNKV; 1995 Eenvoudige korfbalvormen en sterren van nu door Ben Crum; KNKV; 2005 Speelkriebels voor kleuters door Veerle Florquin en Els Bertrandts; bij ACCO-Leuven; 2003 Catalogus Janssen en Fritsen Sport en spelmateriaal. 24

25 Logboek stageweek K.B.K.B.: 18 april tot en met 24 april 2006 Stagedag 1: dinsdag 18 april 2006: 8u30 9u30: introductie werking sportfederatie door M. Jan Van Den Bergh. + voorstel opdracht deze week. 9u30 10u00: Kennismaking andere werknemers + planning deze week (vertrek + terug woensdag en donderdag) + mogelijkheid tot inzage documenten en bib K.B.K.B. 10u00 13u00: Informatie zoeken i.v.m. opdracht op: 1.) internet 2.) bibliotheekje K.B.K.B. 13u00 13u30: middagpauze 13u30 15u30: opmaken van inhoudstafel invullen van onderdelen + plaatsen van gevonden informatie 15u30 16u30: printen van werk (nalezen thuis) formuleren + indeling doelstellingen noteren geraadpleegde bronnen noteren welke boeken ed. morgen niet vergeten logboek van de dag schrijven Stagedag 2: woensdag 19 april u30 12u00 Verder werken aan opdracht: Benjamins 12u00 Vertrek tornooi SVS korfbal door KBKB Vobako Lichtaart 13u00 16u00 Wedstrijdtafel en begeleiding tornooi noteren van uitslagen en bekendmaking van rangschikking + prijzen uitdelen 16u00 Vertrek terug richting Deurne 25

26 16u45 à 17u00 Terug bondsgebouw Deurne Stagedag 3: donderdag 20 april u30 9u30 Verder werken aan opdracht Benjamins 9u30 Vertrek garage, ophalen materiaal initiatie tot 16u30 Initiatie op school ondersteunen te Leuven Stagedag 4: vrijdag 21 april