Richtlijnen voor het Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaand veeteeltbedrijf te Lochristi

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL Tel: 02/ mer@vlaanderen.be Richtlijnen voor het Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaand veeteeltbedrijf te Lochristi Initiatiefnemer: M+ Pigs bvba Smalle Heerweg Lochristi 31/03/2016 PRMER-2316-RL

2 1. Inleiding Het voorgenomen project betreft de uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het bestaand varkensbedrijf M+ Pigs bvba, gelegen in de Smalle Heerweg 160 te Lochristi. Het bedrijf is momenteel vergund voor het houden van varkens waaronder 250 jonge zeugen, 480 kraamzeugen, 854 zeugen, 15 beren en 20 andere varkens tot 08/06/2025. Deze dieren worden momenteel gehouden in 2 ammoniakemissiearme stallen, waarvan 1 stal een bovenverdieping heeft en 1 traditionele stal. De initiatiefnemer wenst het aantal dieren uit te breiden tot varkens, waaronder 432 jonge zeugen, 480 kraamzeugen, 864 zeugen, 26 beren en andere varkens. Hiervoor zal de dubbele stal gewijzigd en uitgebreid worden en zal de traditionele stal verdwijnen. De dubbele stal en de overige stal zullen ook voorzien worden van biologische wassers. De initiatiefnemer wenst ook een vergunning aan te vragen voor het strippen/scrubben van mest met een mestverwerkingscapaciteit van ton per jaar, voor het plaatsen van een mestscheider voor deze capaciteit en voor het plaatsen van een windmolen. Daarnaast worden nog een aantal andere wijzigingen/uitbreidingen aangevraagd (inzake de grondwaterwinning, de mestopslag, de opslag van reinigingsproducten, ) en wordt de vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning aangevraagd. Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 1, met name: Bijlage I 21 d) Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan 900 plaatsen voor zeugen. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-mer en beide gebundeld in te dienen als één document. De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 26/01/2016. De terinzagelegging in de gemeente Lochristi liep van 10 februari 2016 tot en met 10 maart Tegelijkertijd vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen. De dienst Mer stelt deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-mer op basis van art van het DABM 2 en de ontvangen adviezen (zie bijlage). Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-mer. Het project-mer moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen. 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM). Dienst Mer Richtlijnen PR2316 2

3 2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Het project heeft tot doel de hernieuwing, wijziging en uitbreiding van het varkensbedrijf M+ Pigs te Lochristi. Het bedrijf is en blijft gespecialiseerd in de productie van opfokzeugen. Het MER zal een overzicht bevatten van de bestaande en aan te vragen vergunningstoestand (zowel stedenbouwkundige vergunning als milieuvergunning). Relevante vorige bijzondere vergunningsvoorwaarden zullen worden opgesomd en het MER zal aangeven hoe dit MER hierop een antwoord kan geven. Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Het MER dient bij de stedenbouwkundige en milieuvergunningsaanvraag gevoegd te worden. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. 3. Beschrijving project en alternatieven Aanvullend op de kennisgeving moeten de volgende punten ook beschreven worden: o De beschrijving en nummering van de stallen is verwarrend en komt niet overeen met de aanduidingen op de plannen in bijlage 10. In de huidige situatie (bijlage 10a) is ook sprake van AEA S1 terwijl het over een chemische wasser gaat (AEA S2). Dit dient aangepast te worden. o Bij de ruimtelijke situering wordt enkel verwezen naar het gewestplan. Er dient echter ook verwezen te worden naar het APA Lochristi en het gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Gent o In tabel 11 (p. 45) wordt de stalindeling in de vergunde situatie weergegeven. De oppervlakte per dier voor de beren voldoet hier niet aan de minimumoppervlakten. Dit dient onder de tabel ook zo aangegeven te worden. o Er dient bij afbraak- en aanlegfase aangegeven te worden wat de verwachte duur is van de werkzaamheden. o Op p. 47 is het niet duidelijk of er in de huidige situatie al dan niet sprake is van gekoelde kadaveropslag. Dit dient toegevoegd te worden. o Uit de waterbalans blijkt dat er in de huidige situatie veel minder water werd opgepompt dan noodzakelijk voor de waterbehoefte van de dieren. Er dient aangegeven te worden hoe dit verschil opgevangen werd. o Er dient bij de projectbeschrijving ook een overzicht gegeven te worden van het aantal transportbewegingen in de huidige en de gewenste situatie. Het plaatsen van de windmolen dient ook aan bod te komen (waar, hoogte, waarom,.) o De inhoudsopgave is onvolledig en de verwijzingen naar de verschillende bijlagen en hoofdstukken dient doorheen het document nagekeken te worden. Zoals in de kennisgeving vermeld wordt, zal het MER de volgende alternatieven onderzoeken en beoordelen: o Nulalternatief o Doelstellingsalternatief Dienst Mer Richtlijnen PR2316 3

4 o o Locatiealternatief Uitvoeringsalternatief: de deskundigen gaan na of er relevante BBT-studies of BREFnota s beschikbaar zijn en toetsen het bedrijf/project hieraan. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen. 4. Juridische en beleidsmatige context De kennisgeving bevat het juridische en beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden. De volgende randvoorwaarden moeten worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: Het RUP Afbakening grootstedelijk gebied Gent is een gewestelijk en geen gemeentelijk RUP. Bij BBT en BREF dient de nieuwe BREF vermeld te worden (Intensive Rearing of Poultry and Pigs). 5. Algemene en Methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart. In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario s al dan niet relevant zijn. Dit dient beschreven te worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-mer nieuwe ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader. Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-mer duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant te gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0). Dienst Mer Richtlijnen PR2316 4

5 Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de kennisgeving, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende: Met betrekking tot de discipline lucht: - Er dient verduidelijkt te worden of er in de geurstudie ook rekening werd gehouden met de bestemmingen aangeduid op het APA Lochristi en op het gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Gent. - Voor bronnenclusters op p. 61 dient toegevoegd te worden dat rundvee wel kwalitatief besproken moet worden. - De evaluatie van de afstandsregels in de huidige situatie dient toegevoegd te worden. - De geur van de mestscheider dient toegevoegd te worden aan de totale geuremissie (met reductie wasser) en dient meegenomen te worden in de modellering. - In tabel 18 moet aangegeven worden per bedrijf in de bronnencluster hoeveel en welke dieren het bedrijf heeft en welke emissiefactor gebruikt werd om tot de geuremissie te komen. - Er dient nagekeken te worden in tabel 20 of de juiste indicatorwoning gekoppeld werd aan een veeteeltbedrijf uit de cluster. - Bij het beoordelingskader voor stof moet getoetst worden aan de richtwaarde 31,3 µg/m³ in plaats van 40 µg/m³ zoals aangegeven in het richtlijnenboek Lucht. - In tabel 23 werden enkele stofemissiefactoren voor PM10 fout berekend, namelijk deze voor beren en zeugen met biologische wasser (0,07 i.p.v. 0,007), voor beren en zeugen met chemische wasser (0,114 i.p.v. 0,105) en voor jonge zeugen met V-3.1 en biologische wasser (0,07 i.p.v. 0,007). In tabel 24 werd de stofemissie voor de stallen ook fout berekend, namelijk voor PM10 in stal 1&2 vergund (803 i.p.v. 590), in stal 1&2 gewenst (287 i.p.v. 153) en voor PM2,5 in stal 1&2 gewenst (23 i.p.v. 12). De berekeningen dienen opnieuw en correct te gebeuren. De modellering dient ook aangepast te worden. - Het is niet duidelijk of de emissie van de stookinstallaties mee werd genomen in de impactberekening. De totale stofemissie die meegenomen werd in de modellering dient aangegeven te worden. - De ammoniakemissie van de mestscheider dient meegenomen te worden voor verzuring en vermesting. De totale ammoniakemissie voor de huidige en de gewenste situatie nodig voor de berekening van de verzuring en vermesting in de discipline fauna en flora dient duidelijk aangegeven te worden. Met betrekking tot de discipline bodem: - Er is sprake van opslag voor zuren en gevaarlijke stoffen voor de mestverwerkingsinstallatie. De aard van de stoffen, de wijze van opslag, de risico s en de mogelijke impact op bodem dient beschreven te worden. De mogelijke impact op andere disciplines (water, mens, fauna en flora, ) dient in de desbetreffende disciplines ook uitgewerkt te worden. Met betrekking tot de discipline water: - In tegenstelling tot wat eerder werd aangegeven, wordt op p. 99 vermeld dat het huishoudelijk afvalwater ook in de toekomst over het rietveld gezuiverd zou worden. Dit dient uitgeklaard te worden. - In verband met het overmatig watergebruik en het soort water wordt op p. 99 bij de conclusies aangegeven dat dit effect verwaarloosbaar is. Dit is niet correct en moet aangepast worden. Er zal namelijk gespannen grondwater uit het Ieperiaan aquifer aangewend worden voor de luchtwassers. Het bedrijf is vergund voor een freatische grondwaterwinning (6 filterputten van 6m), maar deze werden nooit aangelegd. Bij gebrek aan voldoende alternatieve waterbronnen zoals regenwater en recupwater moet in eerste instantie freatisch grondwater aangewend worden. Dit is mogelijk op deze Dienst Mer Richtlijnen PR2316 5

6 locatie. Het gebruik van gespannen grondwater voor laagwaardige toepassingen is een significant negatief effect waarvoor milderende maatregelen noodzakelijk zijn, zoals bijvoorbeeld het gebruik van freatisch grondwater. Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen: - Op p. 103 wordt gesproken over de verschillende evaluatiepunten voor geluid. De code dient toegevoegd te worden aan de punten op de kaart (bijlage 21) en er dient ook naar verwezen te worden. De titel van deze bijlage dient ook aangepast te worden: het gaat hier namelijk over geluid en niet over grondwaterwinningen. - Op p. 103 wordt aangegeven dat Lw van de ventilatoren 94 db(a) bedraagt en dat dit over een opgemeten waarde gaat. Hierbij dient aangegeven te worden hoeveel ventilatoren op dat moment in werking waren. - Er dient aangegeven te worden wat de geluidsniveaus zijn van de bestaande en nieuwe bronnen in de huidige en gewenste situatie. - Er dient gemotiveerd te worden waarom er afgeweken wordt van de methodologie beschreven in het richtlijnenboek Landbouwdieren. - Er dient uitgelegd te worden waarom het laden en lossen hier als een continue geluidsbron wordt beschouwd in plaats van een incidentele geluidsbron. - Er wordt in de gewenste situatie geen rekening gehouden met de mestverwerkingsinstallatie. Een mestscheider is echter ook meestal een relevante geluidsbron tenzij deze zich in een aparte geïsoleerde loods bevindt, maar dan dient dit ook aangegeven te worden. - De discipline geluid dient verduidelijkt te worden. Met betrekking tot de discipline fauna en flora: - Er dient aangegeven te worden welke waarde voor de totale ammoniakemissie (huidig en gepland) uit discipline lucht werd gebruikt voor de verdere impactberekening. - De habitatkaart waarnaar verwezen zou bijlage 24 moeten zijn. - De kaart met weergave van de verzurende depositie in de geplande situatie ontbreekt. Met betrekking tot de discipline mens: - Ter hoogte van alle woningen moet het geluid worden afgetoetst aan de Night Noise Guidelines (WGO, 2009) van 40 db(a). - Er dient verduidelijkt te worden waarom door de mestverwerking de transporten voor afvoer van mest in de geplande situatie niet zullen dalen. 6. Leemten in de kennis Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 7. Monitoring en evaluatie Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis. Dienst Mer Richtlijnen PR2316 6

7 8. Integratie en eindsynthese Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken. 9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. 10. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten moeten ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen zijn. Bij het schrijven van de niettechnische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding niet-technische samenvatting zoals gepubliceerd op Deze niet-technische samenvatting zal in het project-mer als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden en zal tevens in digitale vorm aangeleverd worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen. 11. Vorm van het MER Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk moeten de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; - te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; - de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen; Dienst Mer Richtlijnen PR2316 7

8 - Het definitieve project-mer evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen. 12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-mer opgesteld door een erkend MER-deskundige: lucht, water, bodem en fauna en flora. De disciplines geluid en trillingen, mens, mobiliteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zullen door de coördinator van het MER opgesteld worden. Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. De beslissing over deze wijzigingen zal per brief meegedeeld worden aan de initiatiefnemer. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER. Digitaal getekend Door Paul Van Snick Afdelingshoofd Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Richtlijnen PR2316 8

9 Bijlage Aantal inspraakreacties die tijdens de terinzagelegging ingediend werden bij: - Gemeente Lochristi: / - Dienst Mer: / Lijst met de instanties die gereageerd hebben en betrokken worden in de verdere procedure: - Gemeente Lochristi - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben: - Provincie Oost-Vlaanderen - Departement LNE, Afdeling Milieuvergunningen Oost-Vlaanderen - Agentschap Natuur en Bos Oost-Vlaanderen - Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Oost- Vlaanderen - Departement LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst VR - Fluxys Infoworks - Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen - Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid Oost-Vlaanderen - Vlaams Energieagentschap Dienst Mer Richtlijnen PR2316 9