Bouwstenen water in de Omgevingswet Twents waternet

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bouwstenen water in de Omgevingswet Twents waternet"

Transcriptie

1 Bouwstenen water in de Omgevingswet Twents waternet Ambient Advies B.V. Gert Dekker (Ambient) Simon Handgraaf (Colibri Advies) Tobias Nootenboom (Ambient) Mei 2019

2

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding Achtergrond Werkwijze Leeswijzer 7 2. Instrumenten Omgevingswet Omgevingswet in het kort De gemeentelijke omgevingsvisie Het programma Het omgevingsplan en de waterschapsverordening Samenhang omgevingsvisie, programma en omgevingsplan Wat speelt er en wat komt er op ons af? Onderscheid in deelgebieden Effecten van klimaatverandering Wateroverlast Droogte Hitte Waterkwaliteit Grondwaterbescherming Bouwsteen gemeentelijke omgevingsvisie: zorgplichten Inleiding Zorgplicht afvalwater Zorgplicht hemelwater Zorgplicht grondwater Zorgplicht drinkwater Bouwsteen omgevingsvisie en programma: Strategische beleidsdoelen en maatregelen Inleiding Twents water verbindt Aantrekkelijke leefomgeving en vestigingsklimaat Gezondheid Ruimtelijke kwaliteit Sturingsfilosofie Bouwsteen omgevingsplan en waterschapsverordening: juridische regels Inleiding Aansluiten op de riolering Lozen van huishoudelijk afvalwater (omgevingsplan) Lozen van huishoudelijk afvalwater (waterschapsverordening) Vloerpeil en maximaal percentage verharding Waterberging inclusief afkoopregeling Afkoppelen en infiltreren Bodemenergiesystemen in intrekgebieden Bedrijfsafvalwater in het buitengebied 45 Bijlage A. Doelenboom 47 Bijlage B. Voorbeeld verordening waterbergingsfonds 48 3

4 4

5 1. Inleiding 1.1 Achtergrond Het stedelijk waterbeheer en de afvalwaterketen zijn volop in beweging. Uitdagingen op het gebied van klimaatadaptatie, waterkwaliteit, duurzaamheid, maar ook kostenbesparingen, de kwetsbaarheid van organisaties en de verdere professionalisering van de uitvoering van beheertaken vragen om keuzes van gemeenten en waterschappen. Een uitdagende periode, waar de regio Twents waternet invulling aan wil geven. De regio Twents waternet is een samenwerkingsverband tussen de 14 Twentse gemeenten en waterschap Vechtstromen op het gebied van water(keten)beheer, met het doel om gezamenlijk de opgaven uit het nationaal bestuursakkoord water (BAW) te realiseren. 1 De regio Twents waternet wil gezamenlijk een bouwsteen ontwikkelen voor het thema water en de Omgevingswet, die door de partijen gebruikt kan worden bij het opstellen van omgevingsvisies, programma s en omgevingsplannen. Met de bouwsteen voor het thema water willen de gemeenten en het waterschap anticiperen op de komst van de Omgevingswet die in 2021 in werking treedt. Figuur 1. Overzicht regio Twents waternet De belangrijkste consequentie van de Omgevingswet voor het stedelijk waterbeheer is dat de beleidsvrijheid van gemeenten en waterschappen verder toeneemt. Concreet krijgt dit vorm door: Deregulering van regels voor lozingen in de riolering, bodem en op het oppervlaktewater; Deregulering van regels voor bouwen; Het vervallen van de goedkeuringsbevoegdheid van de provincie voor de gemeentelijke zorgplicht afvalwater in het buitengebied; Het vervallen van de wettelijke planverplichting van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Hiermee vervalt de plicht dat de gemeenteraad het rioleringsplan vaststelt 2. De urgentie om in regionaal verband gezamenlijk invulling te geven aan de beleidsvrijheid rondom de gemeentelijke watertaken en de zorgplichten van het waterschap neemt hierdoor verder toe. Gemeenten en het waterschap zullen samen moeten bepalen wat wel en niet geregeld wordt en hoe je dat dan gaat doen. 1 Deze doelen liggen op het vlak van kostenbesparing, kwaliteitsniveau en (het verminderen van) kwetsbaarheid. 2 Programma s onder de Omgevingswet kunnen bij gemeenten worden vastgesteld door het college van B&W. 5

6 Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet krijgen gemeenten en waterschap (en provincies) een aantal nieuwe en vervangende instrumenten in handen, gericht op de fysieke leefomgeving. Voor het (stedelijk) waterbeheer zijn de belangrijkste nieuwe instrumenten: gemeentelijke omgevingsvisie (centraal en integraal beleidsdocument voor de fysieke leefomgeving) programma (maatregelen gericht op realiseren beleidsdoelstellingen) omgevingsplan (bindende regels fysieke leefomgeving voor burgers en bedrijven, voorheen bestemmingsplannen en verordeningen). Concreet betekent dit dat gemeenten de verschillende onderdelen van het (huidige) GRP na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen moeten opnemen in een gemeentelijke omgevingsvisie (doelen en zorgplichten), programma (maatregelen en lange termijn kostentoerekening) en het omgevingsplan (juridische regels voor burgers en bedrijven). Gemeentelijk Rioleringsplan en de Rioolheffing Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de bestaande wettelijke planverplichting uit de Wet Milieubeheer voor het opstellen van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In de toelichting van de Omgevingswet is aangegeven dat het verstandig is om desondanks een rioleringsprogramma op te stellen, gericht op de planmatige uitvoering van maatregelen om het gemeentelijk rioolstelsel in stand te houden en op de lange termijn kostendekking hiervan vast te leggen. De verwachting is dan ook dat gemeenten een vorm van rioleringsprogramma zullen blijven maken. Het beleidsmatige deel van de gemeentelijke watertaken kan een plek krijgen in de gemeentelijke omgevingsvisie. De huidige rioolheffing komt voort uit de Gemeentewet. De invoering van de Omgevingswet verandert hier niks. Gemeenten zullen dan ook (jaarlijks) een aparte belastingverordening voor de rioolheffing blijven vaststellen. Het kostendekkingsplan uit het rioleringsprogramma kan hiervoor als onderbouwing gelden. Met de bouwsteen ontwikkelen de gemeenten en het waterschap gezamenlijk concrete input voor de individuele omgevingsvisies, het gemeentelijke riolerings- of waterprogramma, het gemeentelijk omgevingsplan, het waterbeheerprogramma van waterschap Vechtstromen en de waterschapsverordening. Figuur 2 is een illustratie en vertaling van de huidige instrumenten (vgrp) naar de nieuwe situatie (instrumenten Omgevingswet). De strategische en regionale doelstellingen voor het thema water worden formeel vastgesteld door de provincie Overijssel in de omgevingsvisie en het waterprogramma (daarom de stippellijn in figuur 2). Met een bouwsteen wordt er dus gezamenlijk geanticipeerd op de komst van de Omgevingswet. Figuur 2 Relatie tussen gezamenlijk programma en plannen (instrumenten) afzonderlijke organisaties in de situatie na inwerkingtreding Omgevingswet. 6

7 1.2 Werkwijze Deze notitie richt zich op de bouwsteen voor de gemeentelijke omgevingsvisie en het programma. De notitie is tot stand gekomen op basis van overleg met de medewerkers van de werkplaats Twents waternet, waarin een dialoog is gevoerd over de generieke en specifieke (per organisatie) beleidsdoelen en de invulling van de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater (incl. buitengebied), hemelwater en grondwater. Tijdens een brede werksessie met beleidsmedewerkers van o.a. Water, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Groen/Natuur van gemeenten en het waterschap en van Vitens, de veiligheidsregio en de GGD zijn aanvullende beleidsdoelen en maatregelen geformuleerd. 1.3 Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de instrumenten van de Omgevingswet voor de decentrale overheden. In hoofdstuk 3 worden de ontwikkelingen in het gebied beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft de invulling van de gemeentelijke zorgplichten en hoofdstuk 5 bevat de bouwsteen voor de omgevingsvisie en programma met de strategische beleidsdoelen en onderliggende maatregelen. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 6 de bouwsteen voor het omgevingsplan en de waterschapsverordening. Als bijlagen zijn opgenomen: A een doelenboom en B een voorbeeld voor een verordening voor een waterbergingsfonds. 7

8 2. Instrumenten Omgevingswet 2.1 Omgevingswet in het kort De Omgevingswet is een reactie op veel ervaren knelpunten in het omgevingsrecht die voortkomen uit complexe en versnipperde regelgeving. Ook geeft de wet invulling aan de wens om de bestuurlijke afwegingsruimte op lokaal niveau te vergroten, zodat meer ruimte ontstaat voor het faciliteren voor maatschappelijke initiatieven. De Omgevingswet moet ruimte voor ontwikkeling bieden en kwaliteit waarborgen. Door de bundeling van wetgeving zijn minder regels nodig. Hierdoor kan de wetgeving duidelijker en overzichtelijker worden opgeschreven. Dit maakt het wettelijke kader inzichtelijker voor burgers, bedrijven en overheden. Er staan twee maatschappelijke doelen centraal in de Omgevingswet: o een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit bereiken en in stand houden; o de fysieke leefomgeving doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen om er maatschappelijke behoeften mee te vervullen. De stelselherziening van het omgevingsrecht kent vier verbeterdoelen (figuur 3): o de fysieke leefomgeving samenhangend benaderen; o de bestuurlijke afwegingsruimte voor de fysieke leefomgeving vergroten; o de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht vergroten; o de besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving versnellen en verbeteren. De Omgevingswet gaat, veel meer dan de traditionele ruimtelijke ordening, uit van leefbaarheid (veiligheid en kwaliteit) en gezondheid als belangrijke speerpunten voor beleid en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving. Figuur 3. Illustratie van de maatschappelijke ontwikkelingen, knelpunten in het omgevingsrecht en de verbeterdoelen van de Omgevingswet. Bron: Basisgids Omgevingswet De Omgevingswet bundelt de regels over ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water uit 26 verschillende wetten. Daarnaast komen vier algemene maatregelen van bestuur in de plaats van de circa 117 bestaande en zullen circa 120 ministeriële regelingen worden samengevoegd tot één regeling (de Omgevingsregeling). De Omgevingswet kent zes kerninstrumenten. Figuur 4 geeft een samenvatting van deze instrumenten, de onderlinge relatie en de plek in de beleidscyclus. 8

9 Figuur 4. Samenvattende illustratie van de kerninstrumenten in de Omgevingswet en de plek in de beleidscyclus. 1 Omgevingsvisie 2 Programma s 3 Decentrale regels 4 Strategische en integrale langetermijnvisie op de fysieke leefomgeving. Verplicht voor Rijk, provincie en gemeente. Programma's maken de doelen van de omgevingsvisie concreet. Indien nodig met een programmatische aanpak. dekkende regeling met alle regels voor de fysieke leefomgeving. Algemene rijksregels Algemene rijksregels voor activiteiten beschermen de leefomgeving. Initiatiefnemers weten hierdoor vooraf wat de mogelijkheden zijn en hoeven geen vergunning aan te vragen. Gemeentelijk De provinciale Waterschapsverordening. omgevingsplan omgevingsverordening Omgevingswet 5 Omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning is alleen nodig als de algemene rijksregels niet volstaan. Deze kan worden aangevraagd bij één loket. 6 Projectbesluit Een projectbesluit is nodig voor ingrijpende en ingewikkelde projecten waarbij een publiek belang speelt. Omgevingswetportaal.nl februari 2018 Omgevingswaarden Naast de zes kerninstrumenten kent de Omgevingswet het begrip omgevingswaarden. Omgevingswaarden zijn wettelijk vastgelegde beleidsdoelen over de gewenste staat of kwaliteit van de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan. De omgevingswaarden worden uitgedrukt in meetbare of berekenbare eenheden of anderszins in objectieve termen. Onder omgevingswaarden vallen ook normen die een begrenzing vastleggen van de depositie (immissie) van een bepaalde stof in de fysieke leefomgeving en normen die de belasting van de fysieke leefomgeving door activiteiten maximeren. Omgevingswaarden kunnen worden vastgesteld door gemeenten, provincies en het Rijk. Een bestuursorgaan is verplicht om te monitoren of omgevingswaarden daadwerkelijk worden gehaald. Als uit de monitoring blijkt dat niet voldaan wordt of zal worden aan een omgevingswaarde, geldt een plicht om een programma vast te stellen. Het programma bevat de maatregelen die verzekeren dat blijvend aan omgevingswaarden wordt voldaan. De Omgevingswet bepaalt dat maatregelen in programma s ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en dat een programma moet worden aangepast als niet voldaan wordt aan een omgevingswaarde. Gemeenten mogen alleen omgevingswaarden vaststellen op terreinen waar het Rijk of de provincie geen omgevingswaarden hebben vastgesteld. Een andere mogelijkheid die de regelgeving biedt is dat een gemeente of provincie voor bijvoorbeeld luchtkwaliteit aanvullende of strengere omgevingswaarden vastlegt dan die het Rijk heeft vastgesteld. Voor omgevingswaarden voor waterkwaliteit die het Rijk heeft vastgesteld mag alleen de provincie aanvullende waarden vastleggen. 9

10 In de volgende paragrafen worden de belangrijkste kerninstrumenten voor het stedelijk waterbeheer en het beheer van de afvalwaterketen kort toegelicht De gemeentelijke omgevingsvisie De gemeentelijke omgevingsvisie is een strategische en integrale visie voor het gehele grondgebied, waarin de gemeente aangeeft hoe zij haar taken invult en welke strategische beleidsdoelen en ambities voor verschillende geografische eenheden van de fysieke leefomgeving gelden. De omgevingsvisie is geen gedetailleerd plan, maar toont de hoofdlijnen van het langetermijnbeleid. In de omgevingsvisie kunnen gemeenten ruimtelijke differentiatie toepassen voor de invulling van hun taak en de strategische beleidsdoelen. Figuur 5 geeft een korte illustratieve samenvatting van de omgevingsvisie. De omgevingsvisie vervangt alle strategische beleidsplannen, zoals bijvoorbeeld het huidige milieubeleidsplan, natuurbeleidsplan, waterplan, structuurvisie, bodembeleidsplan en verkeer- en vervoersplan. Deze huidige plannen wilden nogal eens met elkaar botsen. Dit probleem verdwijnt door de integrale afweging van de omgevingsvisie. Het vergroot de inzichtelijkheid en de voorspelbaarheid van het overheidsoptreden voor een initiatiefnemer. Figuur 5. Illustratie omgevingsvisie. Bron: Basisgids Omgevingswet Inzicht en samenhang door integrale afwegingen Milieubeleidsplan Waterplan Nu Structuurvisie Natuurbeleidsplan Verkeer- en vervoersplan De huidige wet- en regelgeving voor de fysieke leefomgeving is versnipperd en verspreid over verplichte sectorale beleidsplannen. Het overzicht ontbreekt daardoor en soms botsen de plannen. Straks De integrale omgevingsvisie zorgt voor samenhang. Het geeft ook aan wat het verantwoordelijke bestuursorgaan zelf doet en wat de verantwoordelijkheid van anderen is. Voordelen Een bestuursorgaan kan met de omgevingsvisie duidelijke keuzes maken en zo invloed uitoefenen op een goede fysieke leefomgeving. De inzichtelijkheid en voorspelbaarheid voor ondernemers en burgers neemt er door toe. Participatie Door direct betrokkenen bij de realisatie van de omgevingsvisie te betrekken, is alle kennis beschikbaar, komen alle belangen van meet af aan op tafel en ontstaat er draagvlak. Vorm Een omgevingsvisie bevat de hoofdlijnen van het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving. Er zijn verder geen vormvereisten. Relatie gemeentelijke en provinciale omgevingsvisie De omgevingsvisie is een beleidsdocument dat alleen zelfbindend is voor het bestuursorgaan dat de omgevingsvisie heeft vastgesteld. Met zelfbindend wordt hier bedoeld dat van een overheid mag worden verwacht dat het handelt conform de eigen visie, maar dat andere overheden en ook burgers en bedrijven daar niet rechtstreeks aan zijn gebonden en/of een beroep op kunnen doen. Dat betekent dat een provinciale omgevingsvisie geen rechtstreekse (juridische) doorwerking heeft naar de gemeentelijke omgevingsvisie. Een gemeente zal een eigen afweging moeten maken tussen de eigen belangen en het eigen beleid en de belangen en het beleid van de provincie of het Rijk. De Omgevingswet bepaalt wel dat een bestuursorgaan bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden rekening moet houden met die van andere bestuursorganen. Dat geldt dus ook bij de vaststelling van een omgevingsvisie. Voor een doorwerking van hogere beleidswensen van Rijk en provincies richting gemeenten kent de Omgevingswet het instrument: instructieregels. Een instructieregel is een regel over de uitoefening van een taak of bevoegdheid door een bestuursorgaan. Provincies kunnen in de provinciale omgevingsverordening instructieregels opnemen die zich richten op gemeenten en waterschappen. De instructieregels bevatten aanwijzingen voor de inhoud van het gemeentelijke omgevingsplan, de waterschapsverordening of andere instrumenten op grond van de Omgevingswet. Bijvoorbeeld instructieregels over ruimtelijke reserveringen voor waterberging in het omgevingsplan. 10

11 2.1.2 Het programma Een programma dient een uitwerking te bevatten van het te voeren beleid voor de bescherming, beheer, ontwikkeling, gebruik of het behoud van de fysieke leefomgeving. Een programma moet maatregelen bevatten om aan één of meer omgevingswaarden te voldoen of één of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. Met een programma legt het bestuursorgaan zichzelf verplichtingen op (bij gemeenten is dat het college B&W). Anders dan de omgevingsvisie is het programma uitvoeringsgericht. Er staan dus concrete maatregelen in, die uitgevoerd moeten worden. Ook gezamenlijke maatregelen kunnen in een programma worden vastgelegd. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden, zoals medevaststelling van het programma met de programmatische aanpak, een bestuurlijke overeenkomst of een brief van het bestuursorgaan dat het een maatregel zal uitvoeren aan het bestuursorgaan dat het programma met de programmatische aanpak vaststelt. Om zeker te stellen dat de maatregelen ook worden uitgevoerd kent de Omgevingswet een uitvoeringsplicht voor alle bestuursorganen die hebben ingestemd met maatregelen. Met andere woorden: alle maatregelen uit een programma moeten worden uitgevoerd. Het huidige waterbeheerplan van de waterschappen is een verplicht programma onder de Omgevingswet Het omgevingsplan en de waterschapsverordening Gemeenten en waterschappen kunnen juridisch bindende regels stellen aan burgers en bedrijven met respectievelijk een gemeentelijk omgevingsplan en de waterschapsverordening (de huidige keur). Omgevingsplan Het omgevingsplan is het gemeentelijke instrument met bindende regels voor burgers en bedrijven. In het omgevingsplan worden per gemeente alle voor de fysieke leefomgeving relevant regels ondergebracht. Het omgevingsplan zal dus een veel bredere reikwijdte kennen dan de huidige bestemmingsplannen. Waterschapsverordening De keur is de huidige verordening van het waterschap ter uitvoering van de waterbeheertaken. Dit wordt in het nieuwe stelsel de waterschapsverordening. Ook de waterschapsverordening moet alle regels over de fysieke leefomgeving integreren. Centraal in de waterschapsverordening staan gebods- en verbodsbepalingen die zich richten tot diegenen die handelingen uitvoeren in het watersystemen. Het watertoetsproces In het huidige watertoetsproces wordt een aantal stappen doorlopen met waterbeheerders om na te gaan of er rekening wordt gehouden met waterbelangen in ruimtelijke planprocessen van gemeenten, provincies en het Rijk. De kern van het instrument wordt gevormd door vroegtijdig overleg, een wateradvies en een waterparagraaf in de ruimtelijke plannen. De Omgevingswet gaat uit van een integrale benadering van alle aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals ruimtelijke ordening, water, natuur, bodem en milieukwaliteit. Alle bestuursorganen moeten bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden rekening houden met de taken van andere bestuursorganen (art. 2.2 Omgevingswet). Met dit uitgangspunt borgt de Omgevingswet bijvoorbeeld dat gemeenten bij het opstellen van een omgevingsvisie en omgevingsplan al in een vroeg stadium de waterbelangen borgen. Andersom geldt dat waterschappen bij het opstellen van de waterschapsverordening rekening moeten houden met de taken van de gemeenten. De watertoets zou, gelet op dit uitgangspunt, niet meer wettelijk hoeven te worden voorgeschreven. Toch is een (enigszins aangepaste) watertoets in het Besluit kwaliteit leefomgeving opgenomen. Deze nieuwe watertoets legt meer nadruk op de inhoudelijke vertaling van het waterbelang in onder andere omgevingsplannen, en minder op het proces. 11

12 2.2 Samenhang omgevingsvisie, programma en omgevingsplan Zoals in voorgaande paragrafen is beschreven, zijn de gemeentelijke omgevingsvisies strategisch van karakter en gericht op de langere termijn. Programma s zijn meer uitvoeringsgericht met het oog op de kortere termijn. In de omgevingsvisie is vooral de integrale benadering van belang, programma s kunnen (multi)sectoraal zijn. Maatregelen in programma s zijn gericht op het realiseren van de doelen en ambities uit de omgevingsvisie. Met andere woorden: de ambities en beleidsdoelen in de omgevingsvisie legitimeren het vaststellen van een programma. Waar de grens tussen omgevingsvisie en programma ligt, hangt af van de omstandigheden van het geval en van de sturingsfilosofie van de gemeente. Gemeenten kunnen dus zelf bepalen wat zij in de omgevingsvisie opnemen en wat in eventuele (multi)sectorale programma s. Ook kunnen zij ervoor kiezen deze in samenhang vorm te geven en op hetzelfde moment vast te stellen. Tabel 1 geeft een samenvattend overzicht van de kenmerken van de omgevingsvisie en het karakter en de onderlinge relatie ertussen. Tabel 1:Overzicht van de relatie tussen omgevingsvisie en programma Omgevingsvisie Omgevingsvisie Uitwerking omgevingsvisie Programma Omgevingsplan Karakter Strategisch, integraal, politiek bestuurlijk Uitvoeringsgericht, (multi) sectoraal, strategische Uitvoeringsgericht en kaderstellend elementen mogelijk Inhoud Ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en Uitwerking beleid voor bepaalde sector of bepaald Bindende regels voor burgers en bedrijven behoud van de fysieke leefomgeving als geheel gebied Samenhang domeinen Eén integraal ontwikkelingsbeleid voor (Multi)sectoraal, inzetten op afstemming, coördinatie Eén integraal kader met bindende regels fysieke leefomgeving verschillende domeinen Horizon Lange termijn Korte en lange termijn Korte en lange termijn Werking Basis voor programma s en andere handelingen van Basis voor maatregelen van het orgaan dat het Kaderstellende basis voor initiatieven het orgaan dat de visie vaststelt programma vaststelt Juridische status Bindt enkel het orgaan dat de visie vaststelt Bindt enkel het orgaan dat het programma vaststelt Bindt burgers en bedrijven Het omgevingsplan bevat de juridisch bindende regels voor burgers en bedrijven die de gemeente nodig acht om de ambities en beleidsdoelen te realiseren. Net als bij programma s zal de omgevingsvisie het stellen van regels in een omgevingsplan moeten legitimeren. De onderbouwing van de noodzaak van de regels in het omgevingsplan komt dus terug in de omgevingsvisie. Dat betekent dat de omgevingsvisie op relevante onderdelen voldoende concreet zal moeten zijn om deze rol op een goede manier te vervullen. Vanuit het oogpunt van de waterketen en het watersysteem is het de uitdaging voor gemeenten en waterschappen om toe te werken naar een soort ontvlechting van het huidige GRP of watertakenplan, waarbij de hoofdlijnen van de invulling van de zorgplichten en beleidsdoelen een plek krijgen in de gemeentelijke omgevingsvisie, de maatregelen worden opgenomen in een (riool- of water)programma en bindende regels over bijvoorbeeld het lozen in de riolering of het oppervlaktewater een plek krijgen in het omgevingsplan en waterschapsverordening. Het integreren in de drie kerninstrumenten zorgt voor een stevige inbedding in het gemeentelijk beleid en -regelgeving voor de fysieke leefomgeving. En dat is de plek, waar het riool- en stedelijk waterbeheer thuishoort (tabel 1). 12

13 3. Wat speelt er en wat komt er op ons af? Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie voor het thema water in het gebied. Ook komen de ontwikkelingen aan de orde die het gevolg zijn van klimaatverandering en landgebruik. 3.1 Onderscheid in deelgebieden Zowel voor de invulling van de zorgplichten (hoofdstuk 4), de strategische beleidsdoelen (hoofdstuk 5) als de sturingsfilosofie ( 5.6), geldt dat gemeenten in de omgevingsvisie onderscheid kunnen maken naar deelgebieden. In de regio Twente kunnen we onderscheid maken in een aantal deelgebieden. We maken onderscheid tussen bebouwd gebied (bestaande bouw en nieuwbouw) en buitengebied. Daarnaast maken we onderscheid in drie geografische deelgebieden op basis van de (geo)hydrologische eigenschappen van het gebeid. Deze karakteristieken hangen samen met mogelijke kwetsbaarheid voor wateroverlast en droogte of de opbouw van de ondiepe ondergrond en grondwatersituatie (en daarmee de mogelijkheid om regenwater te infiltreren). Dit zijn voorbeelden van het toepassen van de traditionele lagen benadering, waarbij het bodem en watersysteem de onderlegger vormt van de fysieke leefomgeving. Figuur 6. Hoogtekaart van de regio Twents waternet. De stuwwal links is de Sallandse Heuvelrug. Rechts de stuwwal bij Oldenzaal. Tussen de stuwwallen ligt het Reggedal. Uiterst rechts ligt het Dinkeldal. De regio Twents waternet is wat betreft (geo-)hydrologische eigenschappen een divers gebied. In het oosten ligt het stroomgebied van de Dinkel. In het westen wordt de regio begrensd door de Sallandse heuvelrug (78 m hoog). Het stroomgebied van de Dinkel wordt aan de westkant begrensd door de heuvelrug bij Oldenzaal (max 75 m hoog). Het gebied tussen de twee heuvelruggen watert voornamelijk af richting het noordwesten. Richting het noordwesten wordt het gebied vlakker en vindt afwatering plaats via de Regge. 13

14 Dinkeldal De Dinkel is een sterk meanderende beek die begint in Noordrijn-Westfalen tussen Coesfeld en Ahaus. Bij Losser in Twente komt de Dinkel Nederland binnen, stroomt langs het Lutterzand en verlaat Nederland weer in de buurt van Ootmarsum (gemeente Dinkelland). In het Dinkeldal is geen wateraanvoer mogelijk. In droge perioden is grondwateraanvulling hier afhankelijk van infiltrerend regenwater. Stuwwallen De Sallandse heuvelrug en de stuwwal bij Oldenzaal zijn gedurende twee ijstijden gevormd. In, langs en onder de gletsjer werden stenen, puin en zand meegevoerd. Daarbij vormde zich onder het ijs een leemachtige afzetting met grind en keien: keileem. Dat verklaart waarom op veel plaatsen in de heuvelruggen een keileemlaag in de bodem voorkomt. Vooral aan de voet van de stuwwallen komt deze dicht bij de oppervlakte. Zolang hij niet wordt lek gegraven of doorworteld, is de keileemlaag waterdicht en houdt hij de neerslag vast. Op de (flanken van) stuwwallen is geen wateraanvoer mogelijk. Grondwateraanvulling is hier afhankelijk van infiltrerend regenwater. Op overgang stuwwal naar dal is sprake van veel kwel. Reggedal Water wordt hier aangevoerd en afgevoerd via de beek de Regge. De grondwaterstand in dit gebied is relatief hoog vergeleken met de heuvelruggen. 3.2 Effecten van klimaatverandering Door klimaatverandering neemt de kans op extreme weersomstandigheden toe, zoals extreme buien, lange perioden van droogte (zoals de zomer van 2018) en kans op hogere temperaturen en hittestress. Het aantal extreme buien zal toenemen. Het rioleringsstelsel kan deze extreme buien niet verwerken. Dit zorgt voor meer/vaker water op straat en bij gemengde rioolstelsels (afvalwater en regenwater) voor overstorten van het riool op het oppervlaktewater. Daarnaast kan er wateroverlast optreden in het gebied doordat sloten en beken het water niet snel genoeg af kunnen voeren. De regio krijgt te maken met langere perioden van hitte en droogte. De zomer van 2018 was daar een voorbeeld van. Dit leidt tot het uitzakken van grondwaterstanden met mogelijk nadelige gevolgen voor agrarische bedrijven en grondwaterafhankelijke natuur. Ook zorgen droge en warme perioden voor opwarming van het oppervlaktewater, wat leidt tot meer waterplanten en algengroei en een verlaging van het zuurstofgehalte in de watergangen en daarmee een verlaging van de aquatische biodiversiteit (en een potentiele toename van toxische bacteriën met watervergiftiging tot gevolg). In deze paragraaf is gebruik gemaakt van informatie van de Klimaat Effect Atlas. Vanaf januari 2019 worden nieuwe, gedetailleerde stresstesten voor wateroverlast, droogte en hitte uitgevoerd. De verwachting is dat in oktober nieuwe kaarten en informatie over de kwetsbaarheid van het gebied beschikbaar is. Deze kaarten vervangen dan de huidige kaarten in dit document. 14

15 3.2.1 Wateroverlast De stresstest wateroverlast is bedoeld om inzicht te krijgen in de plekken die kwetsbaar zijn voor klimaatverandering, de urgentie van problemen, mogelijke adaptatiestrategieën en mogelijke maatregelen om ons aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Uit de stresstest van Klimaateffectatlas (figuur 7) blijkt dat met name in bebouwd gebied wateroverlast optreedt bij een bui met een herhalingskans van eens in de 1000 jaar. Ook blijken de flanken van de Sallandse heuvelrug kwetsbaar voor wateroverlast door afstromend regenwater. Wat betreft het overstromingsrisico vanuit het watersysteem is het beekdal van de Dinkel kwetsbaar en overstroming vanuit de rivier de Vecht. Figuur 7. Wateroverlast bij hevige regen met een terugkeertijd van eens in de 1000 jaar (blauw). Rood is de overstromingsdiepte bij hoogwater met een terugkeertijd van 1000 jaar. (bron: Klimaat Effect Atlas) Waterdiepte bij overstromingskans van 1:1000-1: minder dan 0,2 m Waterdiepte bij kortdurende hevige neerslag - 1:1000 jaar 0,2-0,5 m 5-10 cm 0,5-0,8 m cm 0,8-2,0 m cm 2,0-5,0 m cm > 30 cm meer dan 0,5 m 15

16 3.2.2 Droogte Wat betreft droogte neemt de kans op het dieper komen te liggen van de (gemiddeld) laagste grondwaterstand in 2050 in het hele gebied toe. De grondwateraanvulling is geheel afhankelijk van infiltrerend regenwater. Daarmee neemt droogteproblematiek toe. Zoals in de zomer van 2018 is gebleken, kan dit grote consequenties hebben voor de natuurdoelen in het gebied, de landbouw, infrastructuur en gebouwen (ongelijkmatige zettingen door lokale veenlagen) en de drinkwatervoorziening. Figuur 8. Bovenste 2 figuren: laagste grondwaterstand in een gemiddeld jaar (links) en in een extreem droog jaar, zoals 2018 (rechts). Onder: Mogelijke knelpunten met betrekking tot de aanvoer van voldoende oppervlaktewater. (bron: Klimaat Effect Atlas). Gemiddeld Extreem droog jaar Laagste grondwaterstand > 0,2 0,2-0,4 0,4-0,6 0,6-0,8 meter onder maaiveld 0, ,5 1,5-2 >2 Huidig 2050 Tekort oppervlaktewater gemiddeld jaar Geen problemen Te weinig Te zout Te krap Te weinig + te krap Te zout + te krap Geen wateraanvoer mogelijk Huidig 2050 Tekort oppervlaktewater extreem droog jaar Geen problemen Te weinig Te zout Te krap Te weinig + te krap Te zout + te krap Geen wateraanvoer mogelijk Via het Twentekanaal kan water worden aangevoerd. Bij Eefde (ten noorden van Zutphen) wordt water vanuit de IJssel op het Twentekanaal gepompt. Het Twentekanaal loopt vanaf Eefde in richting van Enschede, waarbij de Zijtak Twentekanaal tussen Delden en Goor in noordelijke richting loopt naar Almelo. Het kanaal wordt gebruikt voor het vervoer van bijvoorbeeld zout, grind en containers. Daarnaast kan met inlaten aan weerzijden van het Twentekanaal -vanwege de hoge ligging in het landschap- onder vrij verval water de beeksystemen instromen. De hoeveelheid kan met schuifjes worden afgestemd op de waterbehoefte in het achterliggende gebied. De gebieden die hiermee worden voorzien van water (wateraanvoergebieden) en zijn weergegeven in Figuur 9. 16

17 Figuur 9. Gebieden (blauw) waar wateraanvoer mogelijk is Hitte Klimaatverandering leidt in Nederland tot meer zomerse en tropische dagen. Dat bleek overduidelijk in de zomer van Het was, volgens het KNMI, de warmste zomer in minimaal drie eeuwen met maar liefst twee hittegolven. Extreme hitte heeft een groot aantal gevolgen, bijvoorbeeld voor de gezondheid van mensen, voor de buitenruimte en de leefbaarheid in de bebouwde omgeving. Hitte buiten beïnvloedt het comfort in gebouwen. Veel kantoren worden gekoeld, maar veel andere gebouwen waar mensen verblijven worden dat niet. Arbeidsproductiviteit, nachtrust en gezondheid hangen dus samen met de temperatuur van de omgeving. Ook heeft hitte gevolgen voor andere aspecten van de leefomgeving, waaronder infrastructuur, drinkwater en oppervlaktewater (waterkwaliteit). Figuur 10. Hittestress in met name bebouwd gebied. (Bron: Klimaat Effect Atlas) 17

18 Verharde gebieden als wegen en huizen warmen overdag op en blijven s nachts aanmerkelijk warmer dan landelijke gebieden. Dit wordt het stedelijk hitte-eiland effect genoemd. Groen vermindert het hitte-eiland effect. Groen zorgt voor verdampingskoeling en biedt schaduw. Met name loofbomen met grote kronen zijn effectief door hun schaduwwerking. Naast het verminderen van hitte kan groen ook water bergen en hiermee wateroverlast tegen gaan Waterkwaliteit Oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit in bebouwde omgeving en het buitengebied levert een belangrijke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en daarmee aan beleving bij inwoners en recreanten. Daarnaast kan een goede waterkwaliteit een bijdrage leveren aan de biodiversiteit en verschillende natuurdoelen. De kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater staat onder druk als gevolg van landgebruik en klimaatverandering. Kaderrichtlijn Water In het Stroomgebiedsbeheerplan Rijn is o.a. in zogenaamde factsheets de ecologische en chemische waterkwaliteit (KRW-waterlichamen) van het oppervlaktewater in het gebied beschreven. Dit betekent overigens niet dat overige wateren niet beschermd worden. Voor de overige wateren zijn of worden streefbeelden afgeleid die leidend zijn voor inrichtingsmaatregelen en beheer en onderhoud. Figuur 11. Overzicht KRW-oppervlaktewateren in de regio Twents waternet. De groene vlakken zijn Natura2000 gebieden. KRW ecologische toestand Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht In de factsheets wordt per KRW-waterlichaam de waterkwaliteit beschreven op basis van de aanwezige macrofauna, vissoorten, fytoplankton en overige waterflora. De chemische waterkwaliteit is gebaseerd op de concentratie fosfor en stikstof, zoutgehalte, temperatuur, zuurgraad en zuurstofverzadigingsgraad. Daarnaast kan er sprake zijn van specifieke verontreinigende stoffen, zoals ammonium of zware metalen. De KRW-waterlichamen en de actuele chemische en ecologische toestand zijn weergegeven in figuur 11, 12 en

19 Vanuit de KRW zijn voor deze factoren drempelwaarden opgesteld waaraan het water moet voldoen. In de figuren is het eindoordeel van de waterkwaliteit weergegeven van de oppervlaktewateren, die zich bevinden in het gebied van regio Twents waternet. Het gaat hier om eindoordelen tot en met 19 december Figuur 12. Overzicht ecologische toestand KRW-oppervlaktewateren. KRW ecologische toestand Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht Figuur 13. Overzicht fysisch-chemische toestand KRW-oppervlaktewateren. KRW fysisch-chemische toestand Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht In de bijlage van de waterbeheerplannen van waterschappen Vechtstromen, Rijn en IJssel, en Drents Overijsselse Delta zijn deze factsheets opgenomen. 19

20 3.2.5 Grondwaterbescherming Het drinkwater in Twente wordt gewonnen uit grondwater. Vitens pompt dit grondwater op in de waterwingebieden. Grondwater is bacteriologisch betrouwbaar, de bodem beschermt het grondwater tegen verontreiniging en zorgt voor een natuurlijke zuivering. Daarom is voor de drinkwaterproductie uit grondwater slechts een beperkte zuivering nodig. De mogelijkheden voor het winnen van grondwater wordt beïnvloed door menselijk handelen. Dit betreft de invloed van landbouw, verstedelijking (bodemenergiesystemen, lekkende riolering), (oude) verontreinigingen door (bedrijfsmatige) activiteiten, (oude) stortplaatsen en de infiltratie van oppervlaktewater. Als gevolg van ruimtelijke druk en specifieke activiteiten (o.a. ondergrondse energieopslag, grondwaterverontreinigingen) kunnen de risico s voor de kwaliteit van het opgepompte water toenemen. Ook de opbouw van de ondergrond speelt een belangrijke rol in de mate van kwetsbaarheid van een drinkwaterwinning. In Twente zijn er op afwisselende diepten in de ondergrond kleilagen die slecht waterdoorlatend zijn en daarmee een natuurlijk scheiding vormen tussen watervoerende lagen. Wanneer deze lagen worden doorboord, bijvoorbeeld voor het aanleggen van bodemenergiesystemen (WKO), kan (vervuild) water uit ondiepere lagen naar de schone diepe grondwaterlagen stromen. Voor elke drinkwaterwinning in Provincie Overijssel is een gebiedsdossier opgesteld. In dit gebiedsdossier worden de eigenschappen en eventuele knelpunten en risico s beschreven 3. Binnen de grenzen van de regio Twents waternet zijn 12 drinkwaterwinningen aanwezig (figuur 14). Het gaat om de volgende drinkwaterwinningen: Enschede-Losser Holten Espelose Broek Manderveen Hammerflier Nijverdal Hasselo Rodenmors Herikerberg-Goor Weerselo Hoge Hexel Wierden* *In de winter van 2018 is Vitens met de werkzaamheden gestart op het nieuwe waterwingebied Dennenkamp aan de Nottermorsweg in gemeente Wierden. Op deze locatie worden twee nieuwe winputten geboord en op de bestaande winlocatie (west) wordt één winput verplaatst. Voor de exacte ligging van de grondwaterbeschermingsgebieden verwijzen wij naar de omgevingsverordening van provincie Overijssel s/water/gebiedsdossiers/ 4 s/omgeving/omgevingsvisie/omgevingsverordening/ 20

21 Figuur 14. Overzicht van de drinkwaterwinningen in regio Twente. Hammerflier Manderveen Hoge Hexel Rodenmors Nijverdal Weerselo Wierden Holten Hasselo Losser Espelose Broek Goor Weerseloseweg Heikerberg Kotkamp/Schreurserve Ruthbekerveld 21

22 4. Bouwsteen gemeentelijke omgevingsvisie: zorgplichten 4.1 Inleiding Zoals in hoofdstuk 2 al is beschreven, is de gemeentelijke omgevingsvisie een strategische en integrale visie voor het gehele grondgebied, waarin de gemeente aangeeft hoe zij haar taken invult en welke strategische beleidsdoelen en ambities voor (verschillende geografische eenheden van) de fysieke leefomgeving gelden. De omgevingsvisie toont de hoofdlijnen van het langetermijnbeleid en is daarbij voldoende concreet om het vaststellen van (sectorale of multisectorale) programma s en/of bindende regels in het omgevingsplan te legitimeren. Deze bouwsteen voor de omgevingsvisie en het programma wordt benaderd vanuit het thema water. De uiteindelijke omgevingsvisie van een gemeente is breder dan alleen het thema water. Water raakt aan diverse opgaven, zoals drinkwatervoorziening, landbouw, natuur en recreatie. Bij het uitwerken van een gezamenlijke bouwsteen water van de gemeentelijke omgevingsvisie gaat het er dus in de kern om dat: o de gemeente aangeeft hoe zij haar watertaken (zorgplichten) invult; o welke strategische beleidsdoelen gelden en; o op welke wijze de gemeente wil werken (en met wie) aan het realiseren van deze doelen (sturingsfilosofie). Dit hoofdstuk gaat in op zorgplichten. De gemeentelijke watertaken komen voort uit drie zorgplichten, te weten afvalwater, hemelwater en grondwater. De gemeentelijke zorgplichten hebben inhoudelijk een sterke samenhang met de zorgplichten voor het zuiveren van afvalwater en die voor het regionaal watersysteem van de waterbeheerder, in dit geval waterschap Vechtstromen. De zorgplichten (taken) van de gemeente zijn: o Inzameling en transport van stedelijk afvalwater (artikel 2.16, lid 1a 3 Omgevingswet). o Zorg voor afvloeien hemelwater (artikel 2.16, lid 1a 1 Omgevingswet). o Zorg van structurele problemen grondwaterstanden (artikel 2.16, lid 1a 2 Omgevingswet). o Zorg voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet, artikel 2). o Zuivering van stedelijk afvalwater, in gevallen waarin is gekozen voor een alternatief voor centrale zuivering door het waterschap (artikel 2.16, lid 1a 5 Omgevingswet). Daarnaast volgt uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (artikel 3.17) dat de gemeente er zorg voor draagt dat een openbaar vuilwaterriool zo wordt ontworpen, gebouwd en onderhouden dat: a) het zoveel mogelijk berekend is op de eigenschappen, samenstelling en hoeveelheid van het afvalwater, b) lekkage zoveel mogelijk wordt voorkomen, en c) het aantal overstortingen zo beperkt is als voor een doelmatig beheer van afvalwater mogelijk is. De zorgplichten (taken) van het waterschap zijn: o Zuivering van stedelijk afvalwater, gebracht in een openbaar vuilwaterriool, in een zuiveringtechnisch werk (artikel 2.17, lid 1a 2 Omgevingswet). o Beheer van watersystemen, voor zover aan het waterschap toegedeeld bij provinciale verordening of bij ministeriële regeling (artikel 2.17, lid 1a 1 Omgevingswet). Onder beheer van watersystemen wordt verstaan: o Het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, o In samenhang met het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van die watersystemen en de vervulling van de aan die watersystemen toegekende maatschappelijke functies. 22

23 Daarnaast volgt uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (artikel 3.18) dat het waterschap een zuiveringtechnisch werk zodanig ontwerpt, bouwt, exploiteert en onderhoudt dat deze onder alle normale plaatselijke weersomstandigheden op bevredigende wijze kan blijven functioneren. Bij het ontwerpen van de installaties dient met seizoenschommelingen in de belasting rekening te worden gehouden. De provincie stelt de kaders voor het regionale waterbeheer en voor grondwater (o.a. doelstellingen Kaderrichtlijn Water, normen secundaire waterkeringen en NBWnormen). De provincies hebben een (grond)wettelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de waterschappen en voeren op basis hiervan toezicht uit op de waterschappen. In het kader van algemeen interbestuurlijk toezicht houden de provincies toezicht op de uitvoering van de taken door de gemeenten. Volgens de Omgevingswet (artikel 2.2) houdt een bestuursorgaan bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden rekening met de taken en bevoegdheden van andere bestuursorganen en stemt zo nodig met deze andere bestuursorganen af. Met de aanleg en het onderhoud van riolering, transportleidingen, afvalwaterzuiveringen en andere voorzieningen geven de gemeenten en het waterschap invulling aan bovengenoemde zorgplichten. Het dagelijks beheer van beide overheden is erop gericht om deze voorzieningen in stand te houden en optimaal te laten functioneren. Voor de gemeentelijke zorgplichten volgt in de volgende paragrafen een overzicht van de wettelijke formulering van de zorgplicht. Daarna is in een tekstkader een voorstel opgenomen voor de invulling van de zorgplicht in de bouwsteen omgevingsvisie. 4.2 Zorgplicht afvalwater De gemeente is verantwoordelijk voor de inzameling en transport van afvalwater naar een zuiveringtechnisch werk (bijvoorbeeld een RWZI) en doet dit binnen de bebouwde kom door de aanleg en beheer van vuilwaterriolen (of gelijkwaardige voorzieningen) (artikel 2.16, lid 1a-3 Ow). Ook buiten de bebouwde kom (het buitengebied) geldt in beginsel de gemeentelijke zorgplicht. Als aanleg van een vuilwaterriool niet doelmatig is, hoeft de gemeente de zorgplicht niet in te vullen. Bij het beoordelen van doelmatigheid spelen milieubelangen ook een rol. Als de gemeente de zorgplicht niet invult, dan hebben inwoner en bedrijf een eigen verantwoordelijkheid als lozer van afvalwater. Zij mogen geen ongezuiverd afvalwater lozen en zijn zelf verantwoordelijk voor een zuiveringsvoorziening. Voorbeeld invulling zorgplicht afvalwater in omgevingsvisie. Bij de invulling van de zorgplicht afvalwater in de gemeentelijke omgevingsvisie wordt onderscheid gemaakt tussen de bebouwde kom en het buitengebied, en tussen huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater. Bebouwde kom Voor bestaande bouw en (ver)nieuwbouw geldt een aansluitplicht voor het lozen van huishoudelijk afvalwater op de riolering. De gemeente zorgt voor inzameling van huishoudelijk afvalwater en transport naar een zuiveringtechnisch werk. Dat kan via een traditioneel gemeentelijk rioolstelsel of een andere voorziening (zoals een IBA) die ervoor zorgt dat er geen ongezuiverd afvalwater in het milieu terecht komt. Voor bedrijfsafvalwater geldt dat de gemeente afvalwater dat qua biologische afbreekbaarheid vergelijkbaar is met huishoudelijk afvalwater inzamelt. Ook ander bedrijfsafvalwater dat niet lokaal kan worden teruggebracht in het milieu wordt ingezameld, tenzij dit ten koste gaat van het doelmatig functioneren van de vuilwaterriolering of de rioolwaterzuivering 5. Het Waterschap geeft hier advies. De gemeente kan nadere voorwaarden verbinden aan nieuwe of bestaande aansluitingen van bedrijven of deze weigeren of beëindigen. 5 Besluit Kwaliteit Leefomgeving

24 Buitengebied Voor het buitengebied geldt dat de gemeente huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, dat daar qua biologische afbreekbaarheid op lijkt, inzamelt en afvoert, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheden zijn: o De capaciteit van het bestaande collectieve systeem is niet toereikend. o Het einde van de technische levensduur van het collectieve systeem (leidingen) is aanstaande. o Het leveren van een vergelijkbaar effluent door nieuwe decentrale technieken (nieuwe sanitatie) als bij zuivering op de RWZI. o Doelmatigheid. De gemeente onderhoudt de bestaande infrastructuur (drukriolering en gemalen) tenminste tot het moment dat leidingen moeten worden vervangen. Ook biedt de gemeente ruimte voor initiatieven met nieuwe sanitatie. Op het moment dat de infrastructuur aan het einde van de technische levensduur is, zal de gemeente in overleg met het waterschap een nieuwe afweging maken over het invullen van de zorgplicht voor afvalwater in het buitengebied. 4.3 Zorgplicht hemelwater De gemeente is verantwoordelijk voor inzameling van afstromend hemelwater van percelen waarvan de eigenaren niet zelf kunnen voorzien in afvoer naar oppervlaktewater of bodem. Als de gemeente hemelwater inzamelt, is ze ook verantwoordelijk voor de verdere omgang, inclusief de lozing op oppervlaktewater of in de bodem (artikel 2.16, lid 1a-1 Ow). Zij kan het zowel gescheiden van als gemengd met afvalwater inzamelen. De gekozen route bepaalt de betrokkenheid van de waterbeheerder. Het waterschap kan betrokken zijn als beheerder van de ontvangende zuivering of van het ontvangende oppervlaktewater, soms van beide. Voorbeeld invulling zorgplicht hemelwater in omgevingsvisie Hemelwater niet inzamelen tenzij, Het algemene uitgangspunt dat de gemeente hanteert, is dat gebouwen en percelen geen hemelwater lozen op de gemeentelijke riolering, tenzij dit in het belang van de leefbaarheid of volksgezondheid noodzakelijk is. Dat geldt naast de private percelen ook voor gebouwen en percelen van de gemeente zelf. Hieronder wordt per gebiedstypologie (bestaande bouw, nieuwbouw en buitengebied) beschreven hoe de gemeente invulling wil geven aan de zorgplicht hemelwater. Bestaande bouw Voor bestaande gebouwen en percelen geldt dat de gemeenten het hemelwater, als zij dat op het moment van het vaststellen van de omgevingsvisie al doet, blijft inzamelen en transporteren naar een zuiveringtechnisch werk (RWZI, bij gemengde riolering), het oppervlaktewater of in de bodem (bij gescheiden riolering). Het gescheiden aanleveren van te lozen regenwater en afvalwater op het gemeentelijk rioolstelsel en het verwerken van overtollig regenwater op het eigen perceel wordt door de gemeente en het waterschap gestimuleerd. Bij knelpunten met betrekking tot wateroverlast en bij rioolvervangingsprojecten, waarbij gemengde riolering wordt vervangen door een gescheiden riolering kan de gemeente het lozen van hemelwater op het vuilwater of gemengde riool verbieden. (Ver)Nieuwbouw Bij nieuwbouwsituaties (en bij uitbreiding of vernieuwing van bebouwing) zamelt de gemeente geen regenwater in. De eigenaar van gebouwen en percelen verwerkt het regenwater zelf binnen de perceelgrens, tenzij dat technisch onmogelijk is. Voor extreme neerslaggebeurtenissen wordt voorzien in een overloop naar de openbare ruimte. Buitengebied In het buitengebied zamelt de gemeente geen regenwater in. Dit geldt zowel voor bestaande bouw als (ver)nieuwbouw. De eigenaar van gebouwen en percelen verwerkt zijn regenwater zelf op het eigen terrein of voert het in overleg met het waterschap af naar het oppervlaktewater. 6 Op dit moment is er een ontheffing van de Provincie Overijssel van kracht voor de zorgplicht afvalwater in het buitengebied van de gemeenten. 24

25 4.4 Zorgplicht grondwater In de regio Twente is veel variatie in de grondwaterhuishouding. De gemeente is verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen in de openbare ruimte om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstanden voor de aan die grond gegeven bestemming zo veel mogelijk te voorkomen (artikel 2.16, lid 1a-2 Ow). Althans, voor zover de maatregelen doelmatig zijn en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoren. Vaak zal het gaan om het aanbieden van inzamelvoorzieningen voor overtollig grondwater. Als de gemeente inzamelt, is ze ook verantwoordelijk voor de verdere omgang met het grondwater. Ook is zij aanspreekpunt bij grondwaterproblemen: zij heeft de regie bij het onderzoeken van oorzaken en oplossingen. Onder structurele gevolgen verstaat de gemeente: Wederkerende (tenminste jaarlijks) te hoge grondwaterstand en gedurende ten minste drie jaar (geen incident); Én er meldingen zijn over structurele nadelige gevolgen van de grondwateroverlast. In een water- en rioleringsprogramma kunnen gemeenten zelf exact vastleggen bij welke grondwaterstand er sprake is van structurele nadelige gevolgen. Onder nadelige grondwaterstanden verstaat de gemeente: significante belemmering van het normale gebruik van de bestemming zoals vastgelegd in het bestemmingsplan/omgevingsplan; of chronische gezondheidsklachten; of schade aan gebouwen of infrastructuur. Het gevolg van bovenstaande afwegingen en daarmee invulling van de zorgplicht kan zijn dat de gemeente juridisch bindende regels opneemt in het omgevingsplan over het wel/niet infiltreren van regenwater (zie hoofdstuk 6). Voorbeeld invulling zorgplicht grondwater in omgevingsvisie Grondwater niet inzamelen, tenzij Het algemene uitgangspunt dat de gemeente hanteert, is dat eigenaren van gebouwen en percelen zelf verantwoordelijk zijn voor de verwerking van overtollig grondwater, tenzij dit in het belang van de leefbaarheid of volksgezondheid niet haalbaar en niet doelmatig is. Dit geldt specifiek voor de bebouwde omgeving. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar gebiedstypen. De zorgplicht geldt dus ook voor de gemeente zelf als gebouw- en perceeleigenaar. 4.5 Zorgplicht drinkwater Schoon en voldoende drinkwater is voor iedereen belangrijk. In Twente is drinkwater onlosmakelijk verbonden met grondwater- en bodemkwaliteit, het gebruik van de ondergrond en de inrichting van de leefomgeving. Daarom moet de openbare drinkwatervoorziening goed ingebed zijn in de ruimtelijke inrichting en gebiedsgebruik. Op grond van de Drinkwaterwet (artikel 2) hebben bestuursorganen een zorgplicht voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. Dit komt ook tot uiting in de Omgevingswet (artikel 2.1). Bij de uitoefening van bevoegdheden en toepassing van wettelijke voorschriften door bestuursorganen geldt de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening als een dwingende reden van groot openbaar belang. Voorbeeldtekst: Zorgplicht drinkwater in de omgevingsvisie (Drinkwaterwet, artikel 2) De provincie is leidend in de bescherming van grondwater dat bestemd is voor de openbare drinkwatervoorziening. De gemeente volgt het beleid dat hiervoor in de provinciale omgevingsvisie wordt opgenomen. Waar nodig neemt de gemeente regels op in het omgevingsplan om de kwaliteit van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden te beschermen. Onder de zorgplicht valt ook het beschermen van de infrastructuur (o.a. transport- en hoofdleidingen) die nodig is voor de levering van drinkwater aan inwoners. 25

26 5. Bouwsteen omgevingsvisie en programma: Strategische beleidsdoelen en maatregelen 5.1 Inleiding Tijdens een gezamenlijk bijeenkomst met medewerkers van gemeenten, de regio Twente, het waterschap, Vitens, de veiligheidsregio en de GGD heeft een dialoog plaatsgevonden over de ambities voor de bouwsteen gemeentelijke omgevingsvisie en voor het (water- en riolerings) programma en zijn beleidsdoelen en maatregelen geformuleerd. Op basis van de geformuleerde doelen en leidende principes is een doelenboom opgesteld. Bijlage A geeft een overzicht van de bestaande ambities van de verschillende organisaties verwerkt in een doelenboom. In deze doelenboom is er sprake van een gelaagdheid in de doelen. Bovenaan staan als overkoepelende doelen gezondheid, aantrekkelijke leefomgeving & vestigingsklimaat en ruimtelijke kwaliteit. Daaraan verbonden volgen meer operationele doelen en leidende principes. De grens tussen omgevingsvisie en programma ligt niet vast. Gemeenten bepalen zelf tot op welk abstractieniveau de omgevingsvisie gaat en waar het programma begint. Dit hoofdstuk geeft een voorstel voor de ambities en strategische beleidsdoelen in de gezamenlijke bouwsteen van de omgevingsvisie en voorbeelden voor maatregelen in een programma. Hierbij wordt de koppeling gelegd met de drie hoofdthema s van de omgevingsvisie, namelijk gezondheid, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. 5.2 Twents water verbindt Gezamenlijke wateropgaven vormen een maatschappelijke uitdaging. De bestuurders van Twents waternet hebben dit onderschreven in een lange termijnvisie, waarin wordt gefocust op de kernbegrippen bescherming, beleving, bewustwording en bundeling van krachten 7. Bescherming; een waterrobuust Twente. Door bij alle watervraagstukken rekening te houden met extreme weersomstandigheden. Beleving; een aantrekkelijk Twente. Door water zichtbaar en schoon in te richten, dragen we bij aan een aantrekkelijke leefomgeving zodat mensen kunnen genieten van water. Bewustwording; een water- en omgevingsbewust Twente. Door inwoners en bedrijven bewust te maken van de waarde van water, kunnen we de kracht van de samenleving benutten bij het oplossen van watervraagstukken. Bundeling; een samenwerkend Twente. Water is van ons allemaal. Door krachten te bundelen met overheden, onderwijs, ondernemers en onderzoeksinstellingen komen we tot slimme oplossingen met meerwaarde. De Werkplaats is gestart om gezamenlijk na te denken over de verschillende aspecten van water die een rol spelen in het grondgebied van de betrokken overheden. 5.3 Aantrekkelijke leefomgeving en vestigingsklimaat Aanpassen aan klimaatverandering Generieke doelen Als gemeenten en waterschap streven we naar een leefbare omgeving, waarin de negatieve gevolgen van klimaatverandering zo veel mogelijk worden beperkt. Dat betekent dat: o In 2050 de regio klimaatrobuust is ingericht. o Maatschappelijke ontwrichting en schade aan gebouwen en hoofdinfrastructuur en vitale functies als gevolg van extreme weersomstandigheden zoveel mogelijk wordt beperkt. o Droogteschade aan openbaar groen, natuur en landbouw wordt beperkt. o Voldoende schoon drinkwater beschikbaar is. o Hittestress wordt beperkt. o Klimaatmaatregelen worden benut voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit

27 Om dit te bereiken werken we aan klimaatbestendige inrichting van de publieke (openbare) en private buitenruimte en het watersysteem. Hiervoor hanteren gemeenten en het waterschap een aantal leidende principes: Relevante fysieke veranderingen worden benut om klimaatbestendige maatregelen te nemen. Dat geldt voor projecten van de gemeenten, het waterschap en Vitens en voor projecten van anderen: inwoners, (agrarische) bedrijven, woningcorporaties, terreinbeheerder en maatschappelijke organisatie. Dat betekent dat onderhoudscycli van infrastructuur, riolering, groen en gebouwen worden benut. In paragraaf 6.5 t/m 6.7 zijn voorbeelden van lokale regelgeving voor het omgevingsplan opgenomen, waarmee regenbestendige inrichting van gebouwen en percelen kan worden gestimuleerd. Bij specifieke knelpunten nemen wij versneld klimaatadaptieve maatregelen. We zetten ons in om het grondwater zoveel mogelijk aan te vullen tot een aanvaardbaar niveau. We voorkomen afwenteling van water door het hanteren van de voorkeursvolgorde vasthouden bergen afvoeren. In bebouwde gebied leggen we meer groen aan om de sponswerking en leefbaarheid van het gebied te vergroten. We maken ruimte voor water bij ontwikkelingen, zowel in het buitengebied als in gebouwd gebied. De betrokkenheid van inwoners, bedrijven en belangenorganisaties is essentieel om te komen tot een doelmatige en klimaatbestendige waterketen en watersysteem. De regio Twents waternet, het waterschap en Vitens streven naar een intensieve samenwerking en een actieve rol van inwoners en (agrarische)bedrijven, zodat zij zich bewust zijn van het aanpassen aan klimaatverandering en zelf daar waar mogelijk maatregelen nemen. Voorbeelden van maatregelen voor in het programma Om de negatieve gevolgen van klimaatverandering te beperken zijn de volgende maatregelen geformuleerd: 1. Kwetsbaarheid in beeld brengen door middel van een gebiedsdekkende stresstest gericht op de blootstelling voor wateroverlast (door zowel hoosbuien als langdurige regen), hittestress, droogte en overstromingen. Hierbij gaan wij uit van de standaarden van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie De begrippen klimaatrobuust, voldoende en aanvaardbaar zullen in het programma moeten worden uitgewerkt, bijvoorbeeld in de vorm van een afwegingskader. 3. Voeren van een risicodialoog met alle relevante gebiedspartners ten behoeve van het vergroten van het bewustzijn over de kwetsbaarheid voor weersextremen, de mate waarin wij overlast accepteren en vervolgens het beperken van deze kwetsbaarheid met concrete maatregelen. 4. Opstellen van een uitvoeringsagenda op basis van de stresstest en de risicodialoog. Hierin staan afspraken over wie wat gaat doen op welke termijn. 5. Gemeenten en waterschapen verkennen de mogelijkheden van een gezamenlijk stimuleringsprogramma om private initiatieven voor ruimtelijke adaptatie op een eenduidige manier te stimuleren. 6. Naast de mogelijkheid van subsidies verkennen gemeenten en het waterschap ook gezamenlijk de mogelijkheden van het aanpassen van het tariefsysteem van de rioolheffing, zodat een financiële prikkel ontstaat om anders om te gaan met regenwater. 7. Het borgen van ruimtelijke adaptatie in (praktijk)richtlijnen voor stedelijk water, openbare ruimte en groen en bouw, met aandacht voor planvorming, uitvoering, inkoop en beheer in de eigen organisaties. a. Om woongebieden te beschermen tegen wateroverlast, verdroging en hittestress worden wijken vergroend waar het ruimtebeslag op de openbare ruimte dit toe laat (conform leidende principe omgevingsvisie). b. In nieuwe woonwijken of bedrijventerreinen wordt het hemelwater gescheiden ingezameld Mede gebaseerd op de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie (o.a. in 2020 maakt het waterrobuust en klimaatbestendig inrichten van de fysieke leefomgeving onderdeel uit van het beleid en handelen van o.a. gemeenten en waterschappen). 27

28 c. Bij nieuwbouwlocaties geldt het uitgangspunt van waterrobuust en `klimaatbestendig ontwikkelen 9 en wordt binnen de plangrenzen een bergingsvoorziening aangelegd en de sponswerking van de ondergrond benut door het hemelwater zoveel mogelijk te laten infiltreren. d. Bij elk herstructureringsproject en groot onderhoud van bestaande straten/wijken wordt beoordeeld in hoeverre het verharde oppervlak afgekoppeld kan worden en in de bodem geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater kan worden geloosd (kleigebieden) rekening houdend met de KRW-doelstellingen. e. Bij een bui, met een kans op voorkomen van minder dan één keer per 100 jaar, treedt in geen enkele kern schade op als gevolg van wateroverlast door inundatie van het oppervlaktewater. Wateroverlast in de zin van water op straat, waarbij geen directe schade optreedt, is wel acceptabel net als tijdelijke hinder. f. Het verwerken van (regen)water wordt structureel onderdeel in de plannen van de groen- en wegbeheerders (inclusief de relatie met de ondergrond). g. Bij ruimtelijke plannen en projecten wordt samen met het waterschap een watertoetsproces (gericht op de ontwerpeisen) doorlopen, waarin de bovenstaande maatregelen worden betrokken (watertoets door ontwikkelen naar klimaattoets ). 8. In de regio werken gemeenten en het waterschap gezamenlijk een calamiteitenplan, inclusief een draaiboek hoosbuien uit. Hiermee verkennen zij hoe zij zelf kunnen bijdragen aan de schadebeperking vlak voor, tijdens en na afloop van een calamiteit, via communicatie, beheer en onderhoud. 9. Gemeenten en waterschap betrekken bewoners en belangengroepen tijdig bij planvorming én gaan na welke partijen bij kunnen dragen in het beheer. 10. Gemeenten en waterschap stemmen lozingsregels op elkaar af, zodat er een eenduidig beeld ontstaat over wat wel en wat niet mag worden geloosd (zie hoofdstuk 6). 11. Vervolgens communiceren gemeenten en waterschap over deze lozingsregels richting inwoners en bedrijven. 12. In grondwaterbeschermingszones vindt specifieke communicatie plaats over het belang van een duurzame en veilige openbare drinkwatervoorziening. Specifieke doelen per deelgebied Heuvelrug en stuwwal Op de heuvelruggen en vrij afwaterende gebieden zorgen we voor maximale aanvulling van het grondwater door zo veel mogelijk water te laten infiltreren in de bodem en voorzieningen voor het vasthouden van water. In paragraaf 6.7 is een voorbeeld van lokale regelgeving voor het omgevingsplan opgenomen, waarmee het infiltreren van regenwater kan worden gestimuleerd. Reggedal en Dinkeldal Regenwater wordt hier zo veel mogelijk lokaal verwerkt of afgevoerd naar een plek waar dat kan. Aanvoer van gebiedsvreemd water in droge perioden wordt zo veel mogelijke voorkomen. Bijdrage aan de energietransitie Ten behoeve van de leefbaarheid en de actuele klimaatdoelen streven we naar het leveren van een bijdrage aan de energietransitie in de vorm van het winnen van energie uit de afvalwaterketen en energie uit grond- en oppervlaktewater. Voorbeelden van maatregelen voor in het programma 1. Uitwerken pilot Aquathermie en Riothermie (met afvalwater van zwembad). 2. Uitwerken pilot energie uit vegetatie / planten (samen met WUR). 28

29 5.4 Gezondheid Voorkomen contact met afvalwater Generieke doelen Ten behoeve van de volksgezondheid streven we naar het zo veel mogelijk voorkomen van het contact met afvalwater. Om dit te bereiken hanteren gemeenten en het waterschap een aantal leidende principes: Scheiden van vuilwater en schoonwater, zodat overstorten minder vaak plaatsvinden en water op straat bij hevige regen minder is vervuild. Aansluiten van alle percelen op afvalwaterriolering of een andere publieke of private voorziening, zoals een publieke (door gemeente) of private (door lozer) IBA, die ervoor zorgt dat er geen ongezuiverd afvalwater in het milieu terecht komt (risicobeperking van ziekteverwekkers). Voorkomen van een gunstig vestigingsklimaat voor exotische ziektebrengers/vectoren (o.a. tijgermuggen). Voorbeeld maatregelen voor in het programma Om deze doelen te bereiken zijn de volgende maatregelen geformuleerd: 1. Vergroten van het inzicht in het functioneren van de waterketen door het uitvoeren van een pilot gericht op gezamenlijk meten en monitoren in de waterketen. 2. Slimmer sturen, zodat de emissies in de gehele keten zo laag mogelijk zijn. Duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening Generieke doelen In de regio wordt grondwater onttrokken voor de drinkwatervoorziening. Dit heeft effect op de grondwaterstand en daarmee op de functies landbouw en natuur. Het beleid van Vitens en de Provincie Overijssel is erop gericht om dit effect zo klein te laten zijn. Ten behoeve van de gezondheid van onze inwoners streven de gemeenten, waterschappen en Vitens naar een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. Dat betekent dat: o De grondwaterkwaliteit in grondwaterbeschermingsgebieden niet achteruitgaat (stand still). o Functies binnen grondwaterbeschermingsgebieden geen negatieve invloed hebben op de drinkwaterkwaliteit. o Zo veel mogelijk water binnen intrekgebieden wordt vastgehouden en geïnfiltreerd. o Inwoners en bedrijven zich bewust zijn van de consequenties van het wonen en werken binnen een grondwaterbeschermingsgebied/intrekgebied en hun invloed op de drinkwaterkwaliteit. Voorbeeld maatregelen voor in het programma Om deze doelen te bereiken zijn de volgende maatregelen geformuleerd: 1. Risico-inschatting uitwerken voor afkoppelen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. 2. De juiste voorwaarden stellen bij risicovolle activiteiten. 3. Grondwaterbescherming meewegen bij afweging over het inzamelen afvalwater 4. Vitens betrekken bij relevante afwegingen, zoals bij afkoppelen en WKO-systemen in grondwaterbeschermingsgebieden. In paragraaf 6.8 is een voorbeeld van lokale regelgeving voor het omgevingsplan opgenomen, waarmee bodemenergiesystemen in beschermingsgebieden kunnen worden gereguleerd. 5. Grondwater aanvullen vanuit het oppervlaktewatersysteem (samen met waterschap). 6. Water vasthouden in haarvaten. 7. Verankering grondwaterbescherming in het watertoetsproces. 8. Stimuleren van beperken gebruik drinkwater voor beregening. 29

30 5.5 Ruimtelijke kwaliteit Een ecologisch gezond en natuurlijk (grond)watersysteem Generieke doelen In ons streven naar een gezonde leefomgeving dragen wij als gemeenten en waterschap bij aan een watersysteem van goede kwaliteit. Hiermee sluiten we ook aan bij het thema Beleving uit het visiedocument Twents water verbindt. Een watersysteem van goede kwaliteit draagt bij aan natuurontwikkeling, landschap en recreatie. Wij richten ons op: o Het behalen van de KRW-doelen voor KRW-waterlichamen in o Waterkwaliteit laten aansluiten op functie (zwemwater, speelwater, viswater). o Beperken emissies en belasting van o.a. gewasbescherming, nutriënten, medicijnen en vuurwerk. o Het zo veel mogelijk beperken van emissie uit de afvalwaterketen naar het oppervlaktewater. o Het streven naar doelmatig beheer van de afvalwaterketen. o Het zo optimaal mogelijk functioneren van de zuivering. De gemeente heeft zelf een beperkte invloed op het behalen van KRW-doelen. Veel maatregelen worden genomen door het waterschap en andere gebiedspartners. Als gemeente en waterschap doe je wat je kunt, maar tegelijkertijd zijn er bronnen van invloed op de waterkwaliteit waar je als lokale overheid slechts een beperkte invloed op hebt (bijvoorbeeld de invloed vanuit de landbouw). Om deze doelen te bereiken worden kansen gezien in het koppelen van de waterkwaliteitsdoelen aan andere gebiedsfuncties, zoals landbouw, natuur en recreatie. Dit kan door het toepassen van de volgende leidende principes: Het scheiden van vuilwater en schoonwater, zodat overstorten minder vaak plaatsvinden en de impact van overstorten op de waterkwaliteit kleiner is. Overstorten en gemalen plaatsen waar deze een zo laag mogelijk effect hebben op de waterkwaliteit. Water stroomt bovengronds af naar wadi s. In wadi s infiltreert het regenwater. Afstromend regenwater kan vervuild zijn. In natte periodes zijn wadi s niet geschikt voor recreatie in verband met mogelijk contact verontreinigd water. Het voorkomen van stilstaand water. Aandacht voor foute aansluiten op de riolering (afvalwaterriool aangesloten op het regenwaterriool). Vervuiling bij de bron aanpakken. Toepassen van het principe: de vervuiler/initiatiefnemer betaalt. Toepassen best mogelijke techniek op RWZI/IBA en bij transport afvalwater. Voorbeeld maatregelen voor in het programma Maatregelen om de waterkwaliteit in stand te houden of te verbeteren, zijn: 1. Slimmer sturen zodat de emissies vanuit de gehele afvalwaterketen zo laag mogelijk zijn. 2. Het opstellen van een afwegingskader, waarin een heldere afweging wordt gemaakt of water geloosd mag worden op het oppervlaktewater of dat het water eerst gezuiverd dient te worden. 3. Het afstemmen van lozingsregels tussen waterschap en gemeenten. In paragraaf 6.3 en 6.4 zijn voorbeelden van lokale regelgeving voor lozen van huishoudelijk afvalwater opgenomen voor het omgevingsplan en de waterschapsverordening. 4. Communiceren over lozingsregels. 5. Stimuleren van het inleveren van medicijnen, zodat deze niet worden geloosd via het riool. 6. Opstellen regelgeving over de aanleg en het gebruik van warmtepompen en WKO-systemen. 30

31 5.6 Sturingsfilosofie De sturingsfilosofie is gericht op de vraag op welke wijze gemeenten, waterschappen en Vitens de doelstellingen uit de gemeentelijke omgevingsvisie(s) willen realiseren. De sturingsfilosofie kan verschillen per deelgebied en organisatie. Primair is de invulling ervan een zaak voor de individuele organisaties. In figuur 15 is een matrix opgenomen met een aantal verschillende rollen / sturingsmogelijkheden die gemeenten en waterschappen kunnen innemen / hebben (Bron: NSOB 2014). In algemene zin geldt dat gemeenten, waterschappen en Vitens zich bij het realiseren van de doelen in de omgevingsvisies richten op een combinatie van eigen en gezamenlijke maatregelen (via programma s). In een programma worden afwegingen gemaakt over de maatregelen om de doelstellingen te realiseren. Het gaat hier om de rol van presterende en samenwerkende overheid. In de bovenste helft van de figuur zijn deze rollen weergegeven, geïllustreerd met voorbeelden van type maatregelen. Daarnaast kan lokale regelgeving richting inwoners en bedrijven als sturingsinstrument worden ingezet. Hierbij gaat het om de rol van rechtmatige overheid, waarbij gemeenten het lokale regels in het omgevingsplan opnemen en het waterschap dit doet in de waterschapsverordening. In hoofdstuk 6 zijn voorbeelden op genomen van lokale regelgeving. Met de sturingsfilosofie sluiten we aan bij het thema Bundeling uit het visiedocument Twents water verbindt. Wij trekken hierbij samen op, nemen onze eigen verantwoordelijkheid, geven het goede voorbeeld en treden daar waar nodig kaderstellend op bij initiatieven die van invloed kunnen zijn op het realiseren van de doelstellingen uit de omgevingsvisie (Bijvoorbeeld: het maken van een centrumplan voor Almelo, waarin water integraal deel van uitmaakt of het opstellen van een duurzaamheidsagenda rondom klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie). Figuur 15. Verschillende rollen / sturingsmogelijkheden die overheden hebben (Bron: NSOB). 31

32 6. Bouwsteen omgevingsplan en waterschapsverordening: juridische regels 6.1 Inleiding In de omgevingsvisie en het water- of rioleringsprogramma kan worden aangegeven dat het nodig is om regels te stellen over activiteiten van burgers en bedrijven. Burgers en bedrijven leveren daarmee een bijdrage aan de doelen die de gemeente en het waterschap op het gebied van de afvalwaterketen en het stedelijke waterbeheer willen bereiken. In dit hoofdstuk zijn de bouwstenen voor regels in het omgevingsplan en de waterschapsverordening uitgewerkt. Het omgevingsplan en de waterschapsverordening bij inwerkingtreding Omgevingswet Via de Invoeringswet Omgevingswet zorgt het Rijk ervoor dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet alle gemeenten een omgevingsplan hebben, en alle waterschappen een waterschapsverordening. Het omgevingsplan dat van rechtswege ontstaat, bevat alle vigerende bestemmingsplannen en een aantal verordeningen, waaronder een eventuele Verordening afvoer hemel- en grondwater (als de gemeente die had vastgesteld). De waterschapsverordening die van rechtswege ontstaat bevat de keur en de algemene regels van het waterschap. Dit omgevingsplan en deze waterschapsverordening voldoen nog niet aan de eisen van het nieuwe stelsel. Waterschappen krijgen twee jaar de tijd om een echte waterschapsverordening te maken, die wel aan alle eisen van de Omgevingswet, het Besluit kwaliteit leefomgeving en de instructieregels van de provincie voldoet. Voor gemeenten geldt een overgangstermijn tot Het Rijk voorziet in overgangsrecht voor de regels die nu nog op rijksniveau zijn gesteld in onder andere het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Bouwbesluit 2012, maar in het nieuwe stelsel niet terugkeren op rijksniveau. Dit overgangsrecht voor voormalige rijksregels wordt de bruidsschat genoemd. De bruidsschat wordt van rechtswege toegevoegd aan ieder omgevingsplan en iedere waterschapsverordening. Direct vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen gemeenten en waterschappen de bruidsschatregels aanpassen of schrappen. En bruidsschatregels die zij goed vinden, kunnen ze behouden. Voor het waterbeheer zijn met name de regels over aansluiten op de riolering en over afvalwaterlozingen in de bruidsschat relevant. Dit betreft onder andere de lozing van grondwater, afstromend hemelwater en huishoudelijk afvalwater in de bodem, de riolering en het oppervlaktewater. Daarnaast zijn er specifieke lozingsregels voor bedrijfstakken opgenomen in de bruidsschat. De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn het lozen bij kleinschalige voedselbereiding (zoals de vetafscheider bij de horeca), lozen bij telen en kweken van gewassen (zoals spoelwater van biologisch geteeld fruit), lozen bij het maken van beton, lozen bij het wassen van motorvoertuigen en lozen bij het opslaan van mest of kuilvoer. Overzicht bouwstenen In dit hoofdstuk is een aantal bouwstenen op watergebied opgenomen. Deze zijn getoetst in de werksessie van 2 april en op basis daarvan aangepast. De bouwstenen gaan over: aansluiten op de riolering (paragraaf 6.2); lozen van huishoudelijk afvalwater (paragraaf 6.3 en 6.4); vloerpeil en maximaal percentage verharding (paragraaf 6.5); waterberging inclusief afkoopregeling (paragraaf 6.6); afkoppelen en infiltreren (paragraaf 6.7); bodemenergiesystemen in intrekgebieden (paragraaf 6.8); bedrijfsafvalwater in het buitengebied (paragraaf 6.9). De bouwstenen bieden mogelijkheden om onderwerpen op verschillende wijze te regelen. Als de gemeente bijvoorbeeld waterberging bij particulieren wil afdwingen, kan dat met de regels voor nieuwbouw of met regels over afkoppelen bij bestaande bouw (paragraaf PM). Combinatie van beide regels is ook mogelijk. 32

33 De navolgende paragrafen bevatten voorbeeldregels voor het omgevingsplan en de waterschapsverordening. De gemeenten en het waterschap hoeven deze voorbeeldregels niet één op één over te nemen. De regels kunnen naar behoefte worden aangepast. Dat geldt ook voor de getalsmatige normen. Aan de slag met de bouwstenen: aanpassing van het omgevingsplan en de waterschapsverordening Voor een deel gaan de bouwstenen over onderwerpen die ook in de bruidsschat zitten, maar die beter kunnen worden vormgegeven dan de bruidsschat doet. De bouwstenen voor regels geven invulling aan het waterbeleid dat is verwoord in de bouwstenen voor de omgevingsvisie en het programma. Nadat de omgevingsvisie is vastgesteld, zullen gemeenten aan de slag gaan met de stapsgewijze ombouw van het omgevingsplan van rechtswege naar een volwaardig, nieuw omgevingsplan. Daarbij moet de gemeente de instructieregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving en eventuele instructieregels uit de omgevingsverordening van de provincie opvolgen. De aanpassing van het omgevingsplan kan zowel gebiedsgericht (bijvoorbeeld een nieuwbouwwijk) of thematisch (bijvoorbeeld het onderwerp water) gebeuren. Vanzelfsprekend zal de gemeente bij iedere wijziging van het omgevingsplan, zowel gebiedsgericht als thematisch, moeten bekijken of naast toevoeging van nieuwe regels ook regels van de bruidsschat of oude regels uit de voormalige bestemmingsplannen of hemelwaterverordening geschrapt moeten worden. Regels in het omgevingsplan of de waterschapsverordening moeten altijd een werkingsgebied hebben. Het gewenste werkingsgebied van de regel bepaalt ook op welke plaats in het omgevingsplan of de waterschapsverordening de regel moet landen. Het omgevingsplan en de waterschapsverordening zullen hoofdstukken bevatten die gelden voor het gehele gebied van de gemeente of het waterschap. In dat hoofdstuk worden dus de regels over waterberging opgenomen die in de hele gemeente of het hele waterschap gelden. Daarnaast zullen er (in ieder geval bij de gemeente) hoofdstukken, afdelingen of paragrafen zijn met een kleiner werkingsgebied: bijvoorbeeld de kernen, of een bepaalde wijk. Zo kunnen regels over waterberging gebied specifiek gemaakt worden. Tot slot is het mogelijk om een regel heel specifiek aan een bepaalde locatie te koppelen, tot op het niveau van een straat of perceel. 6.2 Aansluiten op de riolering Om het functioneren van de openbare riolering te waarborgen, zijn regels nodig over de aansluitingen op deze riolering. Deze bouwsteen bevat regels over het aansluiten van de perceelleidingen voor afvalwater op de openbare riolering. Deze regels komen in de plaats van artikel uit de bruidsschat, dat is overgenomen uit het Bouwbesluit Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet ontstaat er van rechtswege een omgevingsplan, waarin ook de bruidsschat is opgenomen (de voormalige rijksregels die in het nieuwe stelsel niet terugkeren op rijksniveau). Als de gemeente deze bouwsteen overneemt, moet zij daarom artikel van het omgevingsplan laten vervallen. Artikel 6.1 (technische eisen afvoerleidingen) 1. Met het oog op het beschermen van de gezondheid ligt een ondergrondse doorvoer van een voorziening voor afvoer van afvalwater door een uitwendige scheidingconstructie van een bouwwerk zoveel mogelijk haaks op de scheidingsconstructie. 2. De gebouwaansluiting van de op het eigen erf of terrein gelegen riolering of andere voorziening voor afvoer van afvalwater is zodanig dat bij zetting de dichtheid van de aansluiting en de afvoer gehandhaafd blijft. 3. Een terreinleiding waardoor huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater wordt geleid: a. heeft geen vernauwing in de stroomrichting; b. heeft een vloeiend beloop; c. is waterdicht; en d. heeft een voldoende inwendige diameter. 33

34 Artikel 6.2 (ligging afvoerleidingen op de perceelgrens) 1. Als huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater op een openbaar vuilwaterriool kan worden geloosd, ligt de perceelaansluitleiding: a. op de perceelgrens aan de zijde van het perceel waar het openbaar vuilwaterriool is gelegen; en b. met een binnen-onderkant-buisniveau van ten minste 0,70 m en ten hoogste 1,00 m onder maaiveld. 2. Een perceelaansluitleiding voor huishoudelijk afvalwater heeft een inwendige diameter van ten minste 110 mm. 3. Als hemelwater of grondwater op een openbaar hemelwaterstelsel of openbaar vuilwaterriool kan worden geloosd, ligt de perceelaansluitleiding: a. op de perceelgrens aan de zijde van het perceel waar het openbaar hemelwaterstelsel of openbaar vuilwaterriool is gelegen; en b. met een binnen-onderkant-buisniveau van ten minste 0,80 m en ten hoogste 1,00 m onder maaiveld. 4. Bij maatwerkvoorschrift kan een andere ligging of inwendige diameter worden bepaald en kunnen aanvullende voorzieningen worden voorgeschreven ter bescherming van de doelmatige werking van de perceelaansluitleiding, naburige aansluitingen of de voorzieningen voor het beheer van afvalwater. Toelichting Artikel 6.1 (technische eisen afvoerleidingen) De eisen aan de voorzieningen voor de afvoer van afvalwater in dit artikel zijn ontleend aan het voormalige Bouwbesluit Ten opzichte van dat besluit zijn de eisen verbreed naar alle typen afvoerleidingen, dus ook die voor grondwater en bedrijfsafvalwater. Een ander verschil met de regels van het Bouwbesluit 2012 is dat het verbod op beer- en rottingsputten is geschrapt. Deze komen nauwelijks meer voor. Mocht er in een bijzonder geval wel een beer- of rottingsput aanwezig zijn, dan wordt bezien of hierdoor schadelijke gevolgen kunnen ontstaan voor de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater (zoals het openbare vuilwaterriool of het zuiveringtechnische werk). Dergelijke schade is in strijd met de specifieke zorgplicht voor milieubelastende activiteiten. Het bevoegd gezag kan zo nodig op grond van die specifieke zorgplicht optreden. De eisen in dit artikel sluiten aan op de regels van paragraaf van het Besluit bouwwerken leefomgeving. Die paragaaf bevat regels over de afvoerleidingen voor huishoudelijk afvalwater en hemelwater die onderdeel uitmaken van een bouwwerk. De eisen in dit artikel gaan over de afvoerleidingen buiten het bouwwerk. Artikel 6.2 (ligging afvoerleidingen op perceelgrens) Dit artikel bevat de algemene regels voor de ligging van perceelaansluitleidingen ter plaatse van de perceelgrens. Deze regels gelden alleen als het is toegestaan om huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater op de openbare riolering te lozen. Of dat het geval is blijkt uit de regels over lozingen van afvalwater in afdeling PM van dit omgevingsplan. De aansluitleidingen moeten aan de zijde van het perceel worden aangelegd waar de openbare riolering ligt. In het algemeen is dat aan de voorzijde van het perceel. Bij hoekpanden of in bijzondere gevallen is het aan te raden om contact op te nemen met de gemeente om de exacte ligging van de openbare riolering na te gaan. De diepteligging van perceelaansluitleidingen voor huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater is ten minste 0,70 m en maximaal 1,00 m onder maaiveld. De minimale diepteligging van hemelwaterleidingen is 0,80 m, omdat deze een grotere omvang kunnen hebben. De hoogte wordt gemeten vanaf de binnenonderkant van de perceelaansluitleiding. Een hogere ligging zou tot schade kunnen leiden bij strenge vorst. Bij een diepere ligging is lozing van het afvalwater op de openbare riolering onder vrij verval niet goed meer mogelijk. Voor de afvoerleidingen van huishoudelijk afvalwater is een minimale inwendige diameter van 110 mm voorgeschreven. Deze diameter is nodig om verstoppingen te voorkomen. 34

35 Op grond van het vierde lid kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift aanvullende voorzieningen eisen of al dan niet op verzoek een ligging voorschrijven die afwijkt van de eisen in dit artikel. Een voorbeeld van een aanvullende voorziening is een pomp of terugslagklep, die nodig is om potentiële wateroverlast te voorkomen als lozingsvoorzieningen in het gebouw lager liggen dan 0,15 m boven het straatniveau. Voor aansluiting op de openbare riolering is ook een aansluitleiding in het openbare gebied nodig, vanaf de perceelgrens tot aan de openbare riolering. Deze aansluitleiding wordt veelal door de gemeente zelf aangelegd. Op grond van de Algemene plaatselijke verordening is het verboden om zonder vergunning te graven in de openbare weg en om verharding op te breken. Een perceeleigenaar kan dus niet zomaar zelf een aansluiting op de openbare riolering realiseren. 6.3 Lozen van huishoudelijk afvalwater (omgevingsplan) Deze paragraaf gaat over het lozen van huishoudelijk afvalwater. De gemeente heeft een zorgplicht voor het inzamelen van stedelijk afvalwater (waar ook huishoudelijk afvalwater onder valt). In de gemeentelijke omgevingsvisie is deze zorgplicht verder ingevuld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de bebouwde kom en het buitengebied, en tussen huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater. De onderstaande artikelen voor het lozen van huishoudelijk afvalwater geven uitvoering aan de omgevingsvisie. Als de gemeente deze artikelen overneemt, dienen de volgende artikelen uit de bruidsschat te worden geschrapt: Artikel (gegevens en bescheiden); Artikel (lozen van huishoudelijk afvalwater); en Artikel (zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater). Artikel 6.3 (huishoudelijk afvalwater: lozingsroute) 1. Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater wordt in het gerioleerde gebied huishoudelijk afvalwater geloosd in het vuilwaterriool. 2. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor een andere verwerking van huishoudelijk afvalwater dan lozing in het vuilwaterriool. 3. Het bevoegd gezag verleent de vergunning alleen als het huishoudelijk afvalwater wordt gezuiverd met een techniek die ten minste hetzelfde zuiveringsrendement heeft als een zuiveringtechnisch werk als bedoeld in paragraaf 4.49 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Artikel 6.4 (lozen op of in de bodem: zuiveringsvoorziening) 1. Met het oog op doelmatig beheer van afvalwater kan huishoudelijk afvalwater in het ongerioleerde gebied op of in de bodem worden geloosd. 2. Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem wordt het afvalwater via een zuiveringsvoorziening geleid. 3. Voor dat afvalwater gelden de in tabel 6.4 genoemde emissiegrenswaarden. Tabel 4.4 Emissiegrenswaarden Stof Emissiegrenswaarden in mg/l Representatief etmaalmonster Steekmonster Biochemisch zuurstofverbruik 30 mg/l 60 mg/l Chemisch zuurstofverbruik 150 mg/l 300 mg/l Onopgeloste stoffen 30 mg/l 60 mg/l 35

36 4. Als het huishoudelijk afvalwater minder dan zes inwonerequivalenten bevat, kan het, in afwijking van het derde lid, voor vermenging met ander afvalwater worden geleid door een septictank: a. met een nominale inhoud van ten minste 6 m3, volgens NEN-EN , en met een hydraulisch rendement van maximaal 10 g, volgens annex B van NEN-EN ; of b. die voor 1 januari 2009 is geplaatst en op de hoeveelheid afvalwater dat wordt geloosd is afgestemd. Artikel 6.5 (gegevens en bescheiden) 1. Ten minste vier weken voor de start van de activiteit, bedoeld in artikel 1.4, worden de volgende gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt: a. het aantal inwonerequivalenten dat wordt geloosd; b. de wijze van behandeling van het afvalwater; en c. de verwachte datum van het begin van de activiteit. 2. Ten minste vier weken voor de activiteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag. Toelichting Artikel 6.3 (huishoudelijk afvalwater: lozingsroute) De zorgplicht die de gemeente heeft voor stedelijk afvalwater houdt in dat zij het vrijgekomen afvalwater inzamelt en transporteert naar het overnamepunt. Vanaf dit overnamepunt zorgt het waterschap voor verder transport en zuivering in een zuiveringtechnisch werk, de zogenaamde rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Stedelijk afvalwater bestaat uit huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. De zorgplicht wordt met name ingevuld door het aanleggen en beheren van een openbaar vuilwaterriool. Een dergelijk riool is expliciet bedoeld om huishoudelijk afvalwater mee in te zamelen en te transporteren naar een RWZI. Daarmee wordt het milieu op de best mogelijke manier beschermd. Om die reden is in dit artikel een verplichting opgenomen om in het gerioleerde gebied huishoudelijk afvalwater in het vuilwaterriool te lozen. Daarmee is het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater verboden. Artikel 6.4 (lozen op of in de bodem: zuiveringsvoorziening) Niet overal is het aanleggen van riolering doelmatig. Er zijn gebieden waar de kosten voor de aanleg van riolering niet opwegen tegen de milieuwinst die daarmee wordt behaald. Het Rijk had daarvoor een voorziening getroffen in de zin van afstandseisen tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk. Als de afstand tot een dergelijk werk groter was dan 40 meter vanaf de perceelgrens, mocht in de bodem of op het oppervlaktewater worden geloosd, wel afhankelijk van het aantal te lozen inwonerequivalenten. Deze regel keert niet op rijksniveau terug en was daarom opgenomen in de bruidsschat (de verzameling voormalige rijksregels die bij inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen). De hiervoor genoemde bruidsschatregel is niet meer nodig. Immers, de gemeente weet precies welke gebieden gerioleerd en ongerioleerd zijn. Bij het vaststellen van de regel om huishoudelijk afvalwater in het vuilwaterriool te lozen, heeft de gemeente al beoordeeld waar een vuilwaterriool aanwezig is waarop geloosd kan worden. Dit werkingsgebied is het gerioleerde gebied genoemd. Voor lozingen die plaatsvinden in het ongerioleerde buitengebied hoeft huishoudelijk afvalwater niet in het vuilwaterriool te worden geloosd. In dat gebied gelden de regels voor het lozen van huishoudelijk afvalwater in de bodem van dit artikel. De gemeente moet wel worden geïnformeerd over die lozing (zie artikel 4.5) Er kan overigens ook in het oppervlaktewater worden geloosd; de regels daarover staan in de waterschapsverordening. Als een locatie in het werkingsgebied ongerioleerd buitengebied ligt, is de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool te groot om lozing op het vuilwaterriool voor te schrijven. De gemeente staat met dit artikel lozing in de bodem onder voorwaarden toe: er moet een zuiveringsvoorziening worden toegepast die voldoet aan bepaalde eisen. 36

37 Het vierde lid voorziet voor kleinschalige lozingen in een afwijkingsmogelijkheid van de in tabel 4.4 genoemde emissiegrenswaarden. Het huishoudelijk afvalwater kan in die gevallen voor vermenging met ander afvalwater worden geleid door een septictank. Het regelmatig legen van een dergelijke septictank valt onder de specifieke zorgplicht. 6.4 Lozen van huishoudelijk afvalwater (waterschapsverordening) Deze paragraaf gaat over het lozen van huishoudelijk afvalwater in de gevallen dat het waterschap hiervoor het bevoegd gezag is. Als het waterschap deze artikelen overneemt in de waterschapsverordening, dienen de volgende artikelen uit de bruidsschat te worden geschrapt: Artikel (lozen van huishoudelijk afvalwater) Artikel (zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater) Artikel 6.6 (lozen in oppervlaktewater: zuiveringsvoorziening) 1. Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan huishoudelijk afvalwater in het ongerioleerde gebied worden geloosd in een oppervlaktewaterlichaam. 2. Met het oog op het beperken van de verontreiniging van het oppervlaktewaterlichaam wordt het huishoudelijk afvalwater dat in een oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd, via een zuiveringsvoorziening geleid. 3. Voor dat afvalwater gelden de in tabel 6.6 genoemde emissiegrenswaarden. Tabel 6.6 Emissiegrenswaarden Stof Emissiegrenswaarden mg/l bij lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam Representatief Steekmonster etmaalmonster Emissiegrenswaarden mg/l bij lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam Representatief Steekmonster etmaalmonster Biochemisch 30 mg/l 60 mg/l 20 mg/l 40 mg/l zuurstofverbruik Chemisch 150 mg/l 300 mg/l 100 mg/l 200 mg/l zuurstofverbruik Totaal stikstof 30 mg/l 60 mg/l Ammoniumstikstof 2 mg/l 4 mg/l Onopgeloste stoffen 30 mg/l 60 mg/l 30 mg/l 60 mg/l Fosfor totaal 3 mg/l 6 mg/l 4. Als het huishoudelijk afvalwater minder dan zes inwonerequivalenten bevat, kan het, in afwijking van het derde lid, voor vermenging met ander afvalwater worden geleid door een septictank: a. met een nominale inhoud van ten minste 6 m 3, volgens NEN-EN , en met een hydraulisch rendement van maximaal 10 g, volgens annex B van NEN-EN ; of b. die voor 1 januari 2009 is geplaatst en op de hoeveelheid afvalwater dat wordt geloosd is afgestemd. Toelichting Artikel 6.6 (lozen in oppervlaktewater: zuiveringsvoorziening) In het omgevingsplan is de verplichting opgenomen om huishoudelijk afvalwater in het gerioleerde gebied in het vuilwaterriool te lozen. Daarmee is in dergelijke gebieden het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater verboden. Niet overal is het aanleggen van riolering doelmatig. Er zijn gebieden waar de kosten voor de aanleg van riolering niet opwegen tegen de milieuwinst die daarmee wordt behaald. Het Rijk had daarvoor een voorziening getroffen in de zin van afstandseisen tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk. Als de afstand tot een dergelijk 37

38 werk groter was dan 40 meter, mocht wel in de bodem of op het oppervlaktewater worden geloosd, wel afhankelijk van het aantal te lozen inwonerequivalenten. Deze regel keert niet op rijksniveau terug en was daarom opgenomen in de bruidsschat (de verzameling voormalige rijksregels die bij inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen). De hiervoor genoemde bruidsschatregel is niet meer nodig. Immers, de gemeente en het waterschap weten precies welke gebieden gerioleerd en ongerioleerd zijn. In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om onder bepaalde voorwaarden huishoudelijk afvalwater toch in het oppervlaktewater te lozen als de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een RWZI te groot is en dus niet meer als doelmatig kan worden aangemerkt. De regels in dit artikel worden in de waterschapsverordening gekoppeld aan het werkingsgebied ongerioleerd gebied. Dit artikel is een bewerking van artikel uit de bruidsschat. Het huishoudelijke afvalwater kan overigens ook in de bodem worden geloosd. Voor wat betreft het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem is de gemeente bevoegd gezag. De hiervoor geldende regels zijn daarom opgenomen in het omgevingsplan. De emissiegrenswaarden voor het te lozen afvalwater verschillen voor aangewezen en niet-aangewezen wateren. Aangewezen wateren zijn grotere wateren, die benoemd zijn in de bijlage bij de waterschapsverordening. De lijst van aangewezen wateren is in de waterschapsverordening opgenomen via de bruidsschat. De niet-aangewezen wateren zijn kwetsbaarder, zodat daarvoor strengere emissiegrenswaarden zijn gesteld. De IBA, die in de bruidsschat was voorgeschreven, keert niet terug in dit artikel. In de praktijk stond het waterschap al verschillende andere vormen van afvalwaterbehandeling toe. Er is daarom alleen voorgeschreven dat er een zuiveringsvoorziening moet worden toegepast en dat daarmee aan de emissiegrenswaarden moet worden voldaan. Zo nodig kan het waterschap bij maatwerkvoorschrift extra eisen aan de zuiveringsvoorziening stellen, of afwijkende emissiegrenswaarden toestaan. 6.5 Vloerpeil en maximaal percentage verharding Deze paragraaf gaat over de minimale hoogte van het bouwpeil van vloeren en over het maximale percentage verharding op een perceel. Steeds vaker worden percelen verhard en ligt het bouwpeil van vloeren op gelijke hoogte met verharding buiten het gebouw. Hierdoor stroomt hemelwater makkelijk het gebouw in met alle gevolgen van dien. Meer verharding op een perceel zorgt daarnaast voor minder mogelijkheden voor infiltratie in de bodem. Hemelwater stroomt daardoor versneld af naar de riolering, die daardoor overbelast raakt. Om deze ongewenste effecten te voorkomen, zijn artikelen opgenomen die zowel de hoogte van het bouwpeil als het maximale percentage verharding reguleren. Artikel 6.7 (vloerpeil) Met het oog op het beperken van wateroverlast is bij (ver)nieuwbouw het vloerpeil van de begane grond vloer van een gebouw ten minste 30 cm boven het straatpeil. Toevoegen aan begripsbepalingen: straatpeil: hoogteligging van de bovenkant van de openbare weg; vloerpeil: hoogteligging van de bovenkant van de niet-afgewerkte vloer. Artikel 6.8 (maximaal percentage verharding) 1. Met het oog op klimaatadaptatie bedraagt de oppervlakte van alle bouwwerken en verhardingen op percelen met de functie Wonen samen maximaal 50 % van het totale perceeloppervlak. 2. Met het oog op klimaatadaptatie bedraagt de oppervlakte van alle bouwwerken en verhardingen op percelen met de functie Bedrijven samen maximaal 70 % van het totale perceeloppervlak. 38

39 Alternatieve formulering: Met het oog op klimaatadaptatie bedraagt de oppervlakte aan groen ten minste 30 % van het totale perceeloppervlak. Toevoegen aan overgangsrecht: Artikel 6.8 is niet van toepassing op de oppervlakte van bouwwerken en verhardingen die op het moment van inwerkingtreding van dit omgevingsplan aanwezig was en sindsdien niet is veranderd. Toelichting Artikel 6.7 (vloerpeil) In de omgevingsvisie is vastgelegd dat de gemeente in bepaalde gevallen sturend wil optreden als het gaat om het nemen van maatregelen om waterschade aan gebouwen te voorkomen. Een van die maatregelen betreft regels over een minimaal vloerpeil. Het vloerpeil is van belang voor de waterhuishouding binnen de gemeente omdat het vloerpeil invloed heeft op de ontwateringsdiepte en op de gevoeligheid van gebouwen voor waterschade als er bij hevige neerslag water op straat komt te staan. Door het voorschrijven van een minimaal vloerpeil van de begane grond vloer ten opzichte van het straatpeil, kan de gemeente de gewenste ontwateringsdiepte realiseren en in stand houden en de kans op schade door water op straat beperken. Het minimale vloerpeil verschilt per locatie en is vastgelegd als waarde op de digitale verbeelding van het omgevingsplan. Artikel 6.8 (maximaal percentage verharding) In de omgevingsvisie is vastgelegd dat de gemeente in bepaalde gevallen sturend wil optreden als het gaat om het nemen van maatregelen om wateroverlast in de openbare ruimte te voorkomen. Een van die maatregelen betreft regels over een maximaal percentage aan verhard oppervlak. Neerslag die op verhard oppervlak valt, dringt niet of nauwelijks door in de bodem, maar stroomt direct af naar de riolering. Bij forse neerslag leidt dit tot afvoerpieken in de riolering. Door beperkingen te stellen aan de hoeveelheid verharding op een perceel wordt de hoeveelheid neerslag die versneld tot afvoer komt, beperkt. Een percentage van maximaal 50 % verharding bij woningen en maximaal 70 % bij bedrijven zorgt ervoor dat de hoeveelheid neerslag die van een perceel afstroomt niet te groot is en dat er op het perceel zelf voldoende ruimte over blijft om water te bergen. Voor bestaand verhard oppervlak is voorzien in overgangsrecht. De bestaande verharde oppervlakten mogen worden gehandhaafd. De regel wordt van toepassing zodra er wijzigingen aan de bouwwerken of verhardingen worden aangebracht. 6.6 Waterberging inclusief afkoopregeling Deze paragraaf gaat over het lozen van afvloeiend hemelwater vanaf particuliere percelen. Particulieren zijn hiervoor zelf verantwoordelijk, tenzij het niet redelijk is om te verlangen het hemelwater zelf af te voeren. Door klimaatverandering is steeds vaker sprake van extreme neerslag. Om belasting op de openbare riolering terug te brengen, is het belangrijk dat particulieren het hemelwater langer op eigen terrein vasthouden en vertraagd afvoeren. In het onderstaande artikel is daarom geregeld in welke gevallen particulieren een waterberging moeten aanleggen en waar deze aan moet voldoen. Ook is een artikel opgenomen over een afkoopmogelijkheid wanneer bij omgevingsvergunning wordt afgeweken van de waterbergingseis. Artikel 6.9 (compenserende waterberging) 1. Met het oog op het beperken van wateroverlast wordt bij nieuwbouw of vernieuwbouw van een gebouw op locaties met de functie Wonen een hemelwaterberging met een minimale capaciteit van 60 l per m2 nieuw verhard oppervlak aangebracht en in stand gehouden. 2. De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze: a. het opgevangen hemelwater ten minste 48 uur vasthoudt; en b. binnen vijf dagen weer volledig beschikbaar is. 39

40 3. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid als: a. het realiseren van de waterbergingscapaciteit redelijkerwijs niet mogelijk is; en b. de kans op wateroverlast niet toeneemt. 4. De hoeveelheid hemelwater die niet kan worden geborgen, kan worden geloosd op het openbare riool of de openbare weg. Artikel 6.10 (waterbergingsfonds) Bij gebruikmaking van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6.9, derde lid, kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning. Toelichting Artikel 6.9 (compenserende waterberging) Door klimaatverandering neemt de kans op stortbuien en langdurige neerslag toe. Neerslag (hemelwater) stroomt vanaf het dakoppervlak van gebouwen en bestrating via een regenpijp of bovengronds naar de openbare riolering. De openbare riolering moet het afstromende hemelwater van veel gebouwen verwerken. De capaciteit van het riool is bij zo n forse regenbui niet altijd toereikend. Als de riolering het aanbod van hemelwater niet meer aan kan, kan dit tot ernstige wateroverlast leiden en tot schade aan gebouwen of infrastructuur. De gemeente wil dit soort situaties zo veel mogelijk voorkomen. De gemeente heeft haar visie op de verwerking van hemelwater voor de komende jaren opgenomen in de <citeertitel omgevingsvisie>. Daar staat onder meer in dat het uitgangspunt bij nieuwbouwlocaties is dat deze waterrobuust en klimaatbestendig worden ontwikkeld. De gemeente zamelt bij nieuwbouwsituaties geen regenwater is. De eigenaar van gebouwen en percelen verwerkt het regenwater zelf binnen de perceelgrens, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd. De gemeente stimuleert perceeleigenaren om zelf in actie te komen, onder andere door voorlichting en technisch advies. Deze regel moet als sluitstuk van het proces worden beschouwd. De gemeente zorgt voor een voorziening waarmee regenwater bij hevige buien kan worden verwerkt. Voor echt hevige buien is daarom altijd een openbare voorziening aanwezig waarmee de kans op wateroverlast wordt beperkt. Via de regel om bij (ver)nieuwbouw een minimale waterbergingscapaciteit van 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak aan te leggen en in stand te houden, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering geleidelijk aan teruggebracht. Een capaciteit van 60 l per m 2 betekent dat voor een perceel met een totaal verhard oppervlak (de bebouwing en eventuele bestrating) van 100 m 2 moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van liter. De benodigde waterbergingscapaciteit kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. Voorbeelden zijn het ingraven van infiltratiekratten of een grindbed, het aanleggen van een verdiept gedeelte in de tuin, het aanleggen van een groen dak of het plaatsen van een of meer regentonnen. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk. Bij het berekenen van het bergende volume van een grindbed moet rekening worden gehouden met het volume dat het grind zelf inneemt. De verplichting om te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van hemelwater van 60 l per m2 geldt alleen voor (ver)nieuwbouw. Nieuwbouw betreft bijvoorbeeld een volledig nieuw gebouw, maar ook de uitbreiding van een bestaand gebouw met een aanbouw. De bergingseis heeft dan betrekking op het oppervlak van de aanbouw. Met vernieuwbouw wordt hier bedoeld het slopen en opnieuw bouwen van een gebouw. Bij verbouwingen zoals een dakkapel aan een bestaand gebouw is deze regel niet van toepassing, omdat dan de omvang van het verharde oppervlak niet toeneemt. 40

41 Voor het beperken van wateroverlast is het essentieel dat de hemelwaterberging binnen afzienbare tijd na een bui weer beschikbaar is voor het opvangen van de volgende bui. Daarom is in het tweede lid bepaald dat de hemelwaterberging binnen een termijn van vijf dagen weer beschikbaar moet zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de hemelwaterberging als infiltratievoorziening in te richten, zodat het opgevangen water langzaam in de bodem zakt. Er kunnen voor infiltreren van regenwater in een grondwaterbeschermingsgebied overigens wel regels gelden in de provinciale omgevingsverordening ter bescherming van drinkwaterwinningen. Het is niet zo dat het omgevingsplan bouwplannen voor (ver)nieuwbouw die niet voldoen aan de waterbergingseis uit het eerste lid zonder meer verbiedt. Er zijn situaties denkbaar waarin het realiseren van de voorgeschreven hoeveelheid waterberging erg lastig is, of zelfs onmogelijk. Bijvoorbeeld als de doorlatendheid van de bodem slecht is of de grondwaterstand erg hoog is op de (enige) plaats waar een initiatiefnemer waterberging kan realiseren. Een initiatiefnemer kan, in dit soort gevallen, in overleg met de gemeente kijken of er een andere geschikte manier is om te zorgen dat wateroverlast niet toeneemt. De alternatieve maatregelen worden vastgelegd in een omgevingsvergunning op grond van het derde lid. Bij extreme neerslag die de hoeveelheid van 60 liter per vierkante meter te boven gaat, kan gebruik worden gemaakt van de voorziening die de gemeente specifiek voor dit doel heeft aangelegd. Het vierde lid maakt daarmee duidelijk dat de waterberging niet bedoeld is om alle mogelijke regenbuien op te vangen. Dit artikellid geeft invulling aan de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor het verwerken van hemelwater, als dat redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden gevergd. Artikel 6.10 (waterbergingsfonds) Een initiatiefnemer kan de bergingseis in bijzondere gevallen afkopen. De afkoopregeling is bedoeld voor situaties waarin de waterberging echt niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd. De afkoopregeling is dus geen regulier alternatief voor berging op eigen terrein. Als het afkopen van de waterberging wordt toegestaan, zorgt de gemeente er in ruil voor een (kostendekkende) vergoeding voor dat de vereiste hoeveelheid waterberging buiten het plangebied maar nog wel in de omgeving van het plangebied wordt gerealiseerd en onderhouden. De afkoopsom kan de vorm krijgen van een financiële voorwaarde bij de omgevingsvergunning voor afwijken van het omgevingsplan. De regels over de inrichting van het waterbergingsfonds en de hoogte van de afkoopsom worden vastgesteld bij verordening. De mogelijkheid van het verbinden van financiële voorwaarden aan een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan is in verschillende uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2006:AY8923). Deze jurisprudentie kan ook worden doorgetrokken naar het omgevingsplan. Er gelden wel enkele voorwaarden bij het verbinden van een financiële voorwaarde aan een vergunning. Zo moet met de financiële voorwaarde een rechtstreekse bijdrage worden geleverd aan de doelstelling van de wettelijke bepaling waarop de vergunning berust en moet de verlening van de vergunning in het algemeen belang tot het heffen van een geldbedrag noodzaken. Ook moet voldoende aannemelijk zijn dat de financiële bijdrage daadwerkelijk zal worden aangewend om te voorzien in de waterbergingsbehoefte van het bouwplan. Tot slot moet er ook geen andere mogelijkheid aanwezig zijn om een tegemoetkoming of compensatie te verlangen. Dit laatste betekent dat burgemeester en wethouders geen financiële voorwaarde in de omgevingsvergunning zullen stellen als de vereiste waterberging via een exploitatieovereenkomst is geregeld of via exploitatieregels in het omgevingsplan gerealiseerd en gefinancierd kan worden. 41

42 6.7 Afkoppelen en infiltreren Deze paragraaf gaat over een verbod om hemelwater of grondwater te lozen op het vuilwaterriool. Het verbod geldt alleen in het zogenaamde afkoppelgebied. Perceeleigenaren worden met de onderstaande bepaling verplicht om in het betreffende gebied af te koppelen. Daarmee wordt de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater veiliggesteld. Verder is een artikel opgenomen over het verplicht infiltreren van hemelwater op eigen terrein in de zogenaamde infiltratiegebieden. Achterliggende reden hiervan is de wens om hemelwater lokaal vast te houden in de betreffende gebieden, zodat dit water beschikbaar blijft voor perioden van droogte. Artikel 6.11 (afkoppelen) 1. Met het oog op de bescherming van de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater wordt in het afkoppelgebied afvloeiend hemelwater en grondwater niet geloosd in het openbare vuilwaterriool. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op lozingen vanaf verhard oppervlak aan de achterzijde van een perceel. 3. Het bevoegd gezag kan in het afkoppelgebied een omgevingsvergunning verlenen voor het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in het openbare vuilwaterriool. 4. Het bevoegd gezag verleent de vergunning alleen als van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd. Artikel 6.12 (infiltratie op eigen terrein) 1. Met het oog op het beperken van wateroverlast wordt op percelen in het infiltratiegebied een voorziening aangebracht en in stand gehouden waarmee tijdens een bui ten minste 60 mm neerslag, gerekend over het totale verharde oppervlak van het perceel, wordt opgevangen en in de bodem wordt geïnfiltreerd. 2. Na het opvangen van 60 mm neerslag, wordt het overige hemelwater geloosd op het openbare hemelwaterstelsel of, voor zover de waterschapsverordening dit toestaat, op een oppervlaktewaterlichaam. 3. Het overige hemelwater wordt alleen geloosd op het openbare vuilwaterriool als lozen op het openbare hemelwaterstelsel of op een oppervlaktewaterlichaam redelijkerwijs niet mogelijk is. Toelichting Artikel 6.11 (afkoppelen) Het eerste lid bevat het verbod om in een afkoppelgebied afvloeiend hemelwater of grondwater te lozen in het openbare vuilwaterriool. Dit verbod geldt zowel voor bestaande als voor nieuwe lozingen. Het lozingsverbod geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen in het afkoppelgebied. In het tweede lid is een uitzondering opgenomen op de afkoppelplicht voor verhard oppervlak aan de achterzijde van percelen, omdat dit vaak moeilijk af te koppelen is. Onder de achterzijde wordt verstaan het dakvlak dat afwatert via regenpijpen aan de achterzijde van gebouwen, en de verharding in het achtererf. Binnen het afkoppelgebied (het werkingsgebied van deze regel) is het in het algemeen gezien redelijk om de perceeleigenaren dit lozingsverbod op te leggen. Perceeleigenaren kunnen het hemelwater zelf verwerken door het te infiltreren in de bodem of door het te lozen op oppervlaktewater. Bij lozen in het oppervlaktewater moet wel aan de regels in de waterschapsverordening worden voldaan. Het laten voortbestaan van de lozingen van hemelwater en grondwater op de drukriolering of het vuilwaterriool is onwenselijk. Dat zou leiden tot blijvende problemen in de drukriolering, onnodige emissies vanuit de afvalwaterketen en aantasting van de doelmatigheid van investeringen van de gemeente in afkoppelprojecten. Vandaar dat perceeleigenaren met deze regel worden gedwongen om af te koppelen. Het bevoegd gezag kan in bijzondere gevallen een omgevingsvergunning verlenen, als de afkoppelverplichting in een concreet geval onredelijk uitwerkt. Een voorbeeld is de situatie waarin de afvoerleidingen door de fundering lopen of in geval van inpandige afvoerleidingen van regenwater, waarbij het vuilwater en regenwater al gemengd is in het gebouw. Afkoppelen en ontvlechten van deze leidingen in het gebouw is ingrijpend en brengt hoge kosten met zich mee. Dat is een reden om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijken van het eerste lid. 42

43 Afkoppelen kan afstuiten op problemen met de waterkwaliteit. Op bedrijventerreinen waar zwaar vrachtverkeer plaatsvindt, kan het afstromende regenwater bijvoorbeeld sterk verontreinigd raken. In die gevallen wijst de gemeente de locatie in principe niet als afkoppelgebied aan. Artikel 6.12 (infiltratie op eigen terrein) Momenteel wordt hemelwater dat afstroomt vanaf particulier terrein voor een groot deel op het openbare vuilwaterriool geloosd. Maar het vuilwaterriool is er niet op gemaakt om dit relatief schone afvalwater te verwerken. Hemelwaterlozingen in het vuilwaterriool vergroten de kans op falen van het rioolstelsel (overstortingen en water op straat) en het kost bovendien onnodig veel geld en energie om dit schone afvalwater te verpompen naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. De gemeente wil schade door wateroverlast zo veel mogelijk beperken, nu en in de toekomst. Dit kan door meer ruimte te maken voor water, door het langer vast te houden en door het (tijdelijk) te bergen. Om dit te bereiken is betrokkenheid van onder meer perceeleigenaren binnen de gemeente essentieel. Met deze regel krijgen perceeleigenaren de actieve rol opgelegd om een flink deel van het (afstromend) hemelwater zelf te bergen op het perceel en vervolgens in de bodem te infiltreren. Deze regel staat los van artikel 6.11 over afkoppelen; beide regels hebben hun eigen werkingsgebied. Om regenwater te infiltreren, moet een perceeleigenaar een infiltratievoorziening aanleggen en in stand houden. De vereiste inhoud van de infiltratievoorziening verschilt per locatie en is opgenomen op de verbeelding van het omgevingsplan. De eigenaar heeft hierbij de keuze uit verschillende infiltratievoorzieningen. Zo kan gekozen worden voor de aanleg van een wadi (bovengrondse voorziening) of voor het ingraven van infiltratiekratten (ondergrondse voorziening). Dit zijn slechts voorbeelden: de gemeente stelt geen beperkingen aan het soort infiltratievoorziening. Zolang de voorziening de capaciteit heeft om tijdens regenval ten minste <x> mm neerslag te bergen en infiltreren, voldoet de perceeleigenaar aan de regel. De rest van het gevallen hemelwater wordt geloosd in overeenstemming met de voorkeursvolgorde voor omgaan met afvalwater (artikel 10.29a Wet milieubeheer). Dat betekent dat het overige hemelwater bij voorkeur in een openbaar hemelwaterstelsel of in het oppervlaktewater wordt geloosd. Het overige hemelwater mag alleen worden geloosd op het openbare vuilwaterriool als lozen in een openbaar hemelwaterstelsel of het oppervlaktewater redelijkerwijs niet mogelijk is. Bouwsteen voor het delegatiebesluit omgevingsplan Deze regel landt niet in het omgevingsplan zelf, maar in een afzonderlijk delegatiebesluit. Artikel A Burgemeester en wethouders kunnen het afkoppelgebied en het infiltratiegebied, bedoeld in artikel 6.11 en 6.12 van het omgevingsplan, wijzigen. Toelichting Binnen een afkoppelgebied is het verboden om hemelwater of grondwater te lozen op het vuilwaterriool. In het infiltratiegebied moeten perceeleigenaren een deel van het opgevangen hemelwater infiltreren in de bodem. Het is wenselijk om burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven om de begrenzing van het afkoppelgebied en het infiltratiegebied in het omgevingsplan (oftewel het werkingsgebied van de betreffende artikelen) te wijzigen. 43

44 Het toepassen van beide artikelen op bestaande situaties vraagt vanzelfsprekend zorgvuldig handelen. Het inzetten van regelgeving zal altijd in combinatie worden gedaan met o.a.: voorlichting over nut & noodzaak; voorlichting over handelingsperspectief (praktische voorbeelden); eventueel subsidies; eventueel bijdragen door de gemeenten in natura (o.a. materiaal en aannemer). Met andere woorden: lokale regelgeving is het sluitstuk van een set van instrumenten die de gemeenten kan inzetten om het doel (meer regenwater vasthouden op eigen terrein in bestaande situaties) te realiseren. De inwerkingtredingstermijn van het besluit van burgemeester en wethouders tot wijziging van het omgevingsplan moet voldoende ruimte laten voor de eventuele beroepsfase tegen het wijzigingsbesluit en voor de eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen om de werkzaamheden te kunnen (laten) verrichten. Een richtwaarde is drie maanden bij gebieden met drukriolering of bestaande gescheiden stelsels. Bij afkoppelprojecten die de gemeente zelf uitvoert (zoals het ombouwen van een gemengd naar een gescheiden rioolstelsel) is de richtwaarde zes maanden tot maximaal een jaar. Burgemeester en wethouders kunnen gemotiveerd van deze termijnen afwijken. 6.8 Bodemenergiesystemen in intrekgebieden Deze paragraaf gaat over de veiligstelling van de drinkwaterwinning bij de aanleg van een bodemenergiesysteem. Het werkingsgebied van deze regel zijn de zogenaamde intrekgebieden die ook omschreven worden in de omgevingsvisie. Het doel van de bepaling is het beschermen van de kwaliteit van het grondwater voor de drinkwaterwinning. Artikel 6.13 (bodemenergiesystemen) 1. Het is in het intrekgebied verboden zonder omgevingsvergunning een bodemenergiesysteem aan te leggen. 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als: a. het bodemenergiesysteem de eerste waterscheidende laag niet doorboort; en b. het risico op lekkage van bodembedreigende stoffen naar het grondwater acceptabel is. 3. Het bevoegd gezag verbindt aan de omgevingsvergunning het voorschrift dat het bodemenergiesysteem uit de bodem wordt verwijderd, als het systeem niet meer wordt gebruikt. Toelichting Bodemenergiesystemen zijn systemen die worden gebruik voor de duurzame verwarming (en koeling) van gebouwen. Een bodemwarmtepomp wordt bijvoorbeeld gebruikt om warmte te winnen uit de bodem of het grondwater. Een gesloten bodemenergiesysteem is een installatie waarmee bodemenergie wordt gebruikt om warmte of koude te leveren voor de verwarming of koeling van bouwwerken. Bij beide systemen verloopt de uitwisseling van energie (warmte en koude) met de bodem via ondergrondse buizen, waar een vloeistof doorheen wordt gevoerd. Bij een bodemwarmtepomp en gesloten bodemenergiesysteem wordt anders dan bij open bodemenergiesystemen geen grondwater onttrokken. Ook is er geen direct contact met het grondwater. Wel wordt er voor de aanleg van het systeem geboord. Bescherming van de schone grondwatervoorraden voor de drinkwaterwinning is essentieel. De provincie stelt regels in de grondwaterbeschermingsgebieden om het risico voor verontreiniging van de grondwatervoorraden te beperken. In de gebieden daaromheen de zogeheten intrekgebieden, waar het grondwater in een periode van maximaal 100 jaar in de onttrekkingspunt terecht komt moet het risico ook beperkt worden. Daarom is in dit artikel een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het aanleggen van bodemenergiesystemen in intrekgebieden. Als bij de aanleg van een bodemenergiesysteem dieper dan de eerste waterscheidende laag wordt geboord, kan de (klei)laag die een watervoerend pakket afdicht, beschadigd raken. 44

45 Verontreinigingen kunnen dan doordringen naar diepere waterlagen, waarin zich het grondwater bevindt dat op de langere termijn wordt gebruikt voor de drinkwaterwinning. De omgevingsvergunning wordt in dat geval niet verleend. Ook het risico op lekkage van bodembedreigende stoffen naar het grondwater moet worden beperkt. Dit kan met name door te kiezen voor een onschadelijke vloeistof in het systeem, of door het toepassen van lekdetectie. Als er een lek wordt geconstateerd, moet de vloeistof in het systeem direct worden afgepompt. Deze regel is gesteld in aanvulling op paragraaf van het Besluit activiteiten leefomgeving. 6.9 Bedrijfsafvalwater in het buitengebied Deze paragraaf gaat over het stellen van beperkingen aan het lozen van bedrijfsafvalwater in het buitengebied. Het gerioleerde buitengebied bestaat per definitie uit drukrioleringen die in beginsel bedoeld zijn voor huishoudelijk afvalwater. Ander afvalwater, dat qua biologische afbreekbaarheid overeenkomt met huishoudelijk afvalwater, kan ook worden geloosd op het vuilwaterriool. Bedrijfsafvalwater dat qua biologische afbreekbaarheid niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater, moet volgens het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) in veel gevallen ook op de vuilwaterriolering worden geloosd. De drukriolering kan dit afvalwater, zeker als het gaat om grote hoeveelheden, vaak niet adequaat verwerken. Het onderstaande artikel regelt de beperkingen die aan dergelijke lozingen moeten worden gesteld. Voor bedrijven die onder het Bal vallen, is deze regel een maatwerkregel op het Bal. Artikel 6.14 (ander afvalwater: lozingsroute) 1. Met het oog op de bescherming van de doelmatige werking van het openbare vuilwaterriool en het zuiveringtechnische werk wordt bedrijfsafvalwater, dat qua biologische afbreekbaarheid niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater, in het gerioleerde buitengebied alleen geloosd op dat vuilwaterriool: a. tussen en uur: met een maximaal debiet van <x> m3 per uur; en b. tussen en uur: met een maximaal debiet van <y> m3 per uur. 2. Met het oog op het beschermen van de doelmatige werking van het openbare vuilwaterriool kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat minder of geen bedrijfsafvalwater in het vuilwaterriool wordt geloosd. Toelichting Het heeft de voorkeur om bedrijfsafvalwater dat qua biologische afbreekbaarheid overeenkomt met huishoudelijk afvalwater, in het vuilwaterriool te lozen. Het vuilwaterriool transporteert het afvalwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van het waterschap. De RWZI is geschikt om dit soort afvalwater te verwerken. Het zuiveringsproces van de RWZI is echter minder effectief voor bedrijfsafvalwater dat qua biologische afbreekbaarheid niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater. Koelwater bevat bijvoorbeeld vrijwel geen biologisch afbreekbare stoffen, zodat transport naar een zuivering in de RWZI eigenlijk overbodig is. Ander afvalwater is soms in het geheel niet biologisch afbreekbaar. Voor veel lozingen van bedrijfsafvalwater bepaalt het Besluit activiteiten leefomgeving dat dit, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater, op de vuilwaterriolering moet worden geloosd. In het buitengebied is dat echter lang niet altijd mogelijk. De drukriolering in het buitengebied is met name bedoeld voor de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater. Grote hoeveelheden bedrijfsafvalwater kunnen niet worden verwerkt. Het eerste lid is een gebiedsgerichte maatwerkregel die het mogelijk maakt om beperkingen te stellen aan de hoeveelheid bedrijfsafvalwater dat qua biologische afbreekbaarheid niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater, in het vuilwaterriool te lozen. Deze lozingen zijn alleen toegestaan als het overtollige afvalwater op eigen terrein wordt geborgen en wordt geloosd met een maximum debiet van <x> m3 per uur. In de nachtelijke uren wordt minder huishoudelijk afvalwater geloosd, en kan het vuilwaterriool daarom meer bedrijfsafvalwater verwerken. Tussen 22u en 6u mag daarom <y> m 3 per uur worden geloosd. Op deze manier wordt de beschikbare afvoercapaciteit optimaal benut. 45

46 Voorbeelden van dit soort bedrijfsafvalwater zijn melkspoelwater of waswater van wasplaatsen bij agrarische bedrijven, of regenwater dat op bodembeschermende voorzieningen bij tankstations valt. Het tweede lid bevat een mogelijkheid om bij maatwerkvoorschrift de lozing van bedrijfsafvalwater geheel verder te beperken of zelfs geheel te verbieden. Het bevoegd gezag gaat alleen over tot het stellen van zo n maatwerkvoorschrift als het aanbod van bedrijfsafvalwater in het buitengebied, ondanks de beperking in lozingsdebiet en de venstertijden, niet meer verwerkt kan worden. De initiatiefnemer kan de gemeente overigens ook verzoeken om de vuilwaterriolering uit te breiden of het systeem anderszins aan te passen. De kosten van die uitbreiding of aanpassing komen dan voor rekening van de initiatiefnemer en worden verhaald met toepassing van bijvoorbeeld de Verordening eenmalig aansluitrecht. 46

47 Bijlage A. Doelenboom 47

Omgevingswet en het stedelijk waterbeheer / waterketen

Omgevingswet en het stedelijk waterbeheer / waterketen Communicatie 2016 #Samenwaw Omgevingswet en het stedelijk waterbeheer / waterketen KNW 25 januari 2018 Gert Dekker De Omgevingswet De Omgevingswet, kerninstrumenten Doelen Maatregelen Regels Waterbeheerprogramma

Nadere informatie

De nieuwe Omgevingswet. Molenadviesraad Amersfoort Mark Ravesloot, senior adviseur molens

De nieuwe Omgevingswet. Molenadviesraad Amersfoort Mark Ravesloot, senior adviseur molens De nieuwe Omgevingswet Molenadviesraad 7-4-2017 Amersfoort Mark Ravesloot, senior adviseur molens Uitgangspunten Omgevingswet Vormt basis voor het nieuwe stelsel van regelgeving voor de fysieke leefomgeving

Nadere informatie

Tubbergen o. gemeente. Aan de gemeenteraad. Vergadering: 8 september 2014. Nummer: Tubbergen, 28 augustus 2014

Tubbergen o. gemeente. Aan de gemeenteraad. Vergadering: 8 september 2014. Nummer: Tubbergen, 28 augustus 2014 gemeente Tubbergen o Aan de gemeenteraad Vergadering: 8 september 2014 Nummer: 9A Tubbergen, 28 augustus 2014 Onderwerp: Vaststellen verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater. Samenvatting

Nadere informatie

Regionale samenwerking en de Omgevingswet. Gert Dekker (VNG)

Regionale samenwerking en de Omgevingswet. Gert Dekker (VNG) Regionale samenwerking en de Omgevingswet Gert Dekker (VNG) Bestuursakkoord Water (2011-2020) We zijn halverwege De rol van het GRP in de regionale samenwerking Ø Vastleggen zorgplichten Ø Planmatige uitvoering

Nadere informatie

Omgevingsvisie in de Omgevingswet

Omgevingsvisie in de Omgevingswet Omgevingsvisie in de Omgevingswet LG Water en Ruimte Nicole Hardon RWS Leefomgeving Bodem+ Ontwikkelingen in de samenleving Verbeterdoelen Omgevingswet Knelpunten in het omgevingsrecht Groeiende samenhang

Nadere informatie

Omgevingswet en gezamenlijk investeringsprogramma

Omgevingswet en gezamenlijk investeringsprogramma Communicatie 2016 #Samenwaw Omgevingswet en gezamenlijk investeringsprogramma Gert Dekker Inhoudsopgave Omgevingswet in vogelvlucht Consequenties stedelijk waterbeheer Hoe anticiperen in organisatie en

Nadere informatie

Antwoorden bij de casus wateroverlast

Antwoorden bij de casus wateroverlast Antwoorden bij de casus wateroverlast Antwoorden bij vraag 1: Nee, om het lokale probleem (6 bedrijven die lozen) op te lossen hoeft gemeente A niet iets op te nemen in haar omgevingsvisie. Door aanpassing

Nadere informatie

Inleiding Omgevingswet CROW bijeenkomst Omgevingswet en Mobiliteit

Inleiding Omgevingswet CROW bijeenkomst Omgevingswet en Mobiliteit Inleiding Omgevingswet CROW bijeenkomst Omgevingswet en Mobiliteit Katja Stribos programmamanager Implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet 30 maart 2017 Inhoud 1. Stelselherziening onderdelen

Nadere informatie

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens. Samenvatting van de watertoets De toets is uitgevoerd op een ruimtelijke ontwikkeling in het beheergebied van het waterschap Regge en Dinkel. Voor algemene informatie over de watertoets van Regge en Dinkel

Nadere informatie

Omgevingswet & Omgevingsvisie

Omgevingswet & Omgevingsvisie Omgevingswet & Omgevingsvisie cultuurlandschappen en de omgevingswet Utrecht, 17 december 2018 Jan Roest Programmammanager Omgevingswet In dit kwartier. Aanleiding en doelen van de Omgevingswet Systematiek

Nadere informatie

Presentatie GRP Commissievergadering 6 oktober Peter Borkus, Susanne Naberman

Presentatie GRP Commissievergadering 6 oktober Peter Borkus, Susanne Naberman Presentatie GRP 2016-2020 Commissievergadering 6 oktober Peter Borkus, Susanne Naberman Programma Inhoud Waarom een nieuw GRP? Evaluatie afgelopen planperiode Een gezonde leefomgeving Een veilige leefomgeving:

Nadere informatie

Programma Water en klimaatveranderingen

Programma Water en klimaatveranderingen Programma Water en klimaatveranderingen Ger Renkens / Luuk Postmes 7 juni 2016 Doel Beschermen van de volksgezondheid en het milieu en het leveren van een bijdrage aan het in stand houden en verbeteren

Nadere informatie

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf datum 2-3-2017 dossiercode 20170302-4-14760 Geachte heer / mevrouw R. Zuidema, U heeft een watertoets uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//.

Nadere informatie

De Omgevingswet komt er aan

De Omgevingswet komt er aan De Omgevingswet komt er aan wat betekent dat? Sanne Broeksma en Marlies van Arendonk Waarom willen we de omgevingswet? Waarom is dit (bestuurlijk) gewenst?? a. meer invloed voor inwoners en ondernemers

Nadere informatie

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014 Bijlage IV Watertoets Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014 datum 14-6-2014 dossiercode 20140614-4-9150 Geachte heer / mevrouw R. Zuidema, U heeft een watertoets uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//.

Nadere informatie

De Raad en de Omgevingswet

De Raad en de Omgevingswet De Raad en de Omgevingswet Stelling Ik ben tevreden met de huidige werkwijze en instrumenten voor de fysieke leefomgeving! Inhoud Waarom de Omgevingswet? Wat is de Omgevingswet? Wat verandert er door de

Nadere informatie

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3) Bouwlokalen INFRA Innovatie onder het maaiveld / renovatie van rioolstelsels Het riool in Veghel Jos Bongers Beleidsmedewerker water- en riolering Gemeente Veghel 21 juni 2006 Veghel in cijfers en beeld

Nadere informatie

Omgevingswet Omgevingsvisie. Arjan Nijenhuis, plv. directeur. Eenvoudig Beter

Omgevingswet Omgevingsvisie. Arjan Nijenhuis, plv. directeur. Eenvoudig Beter Omgevingswet Omgevingsvisie Arjan Nijenhuis, plv. directeur Eenvoudig Beter Stelselherziening meer dan wetgeving EU Wetsvoorstel/ Amvb s Invoeringsregelgeving Digitalisering Kennis en Kunde Cultuur Stand

Nadere informatie

Klimaatadaptatie. in de omgevingswet CITY DEAL KLIMAATADAPTATIE

Klimaatadaptatie. in de omgevingswet CITY DEAL KLIMAATADAPTATIE Klimaatadaptatie in de omgevingswet CITY DEAL KLIMAATADAPTATIE Hoe benutten we de invoering van de wet voor adaptatiemaatregelen in de stad? 1. Inleiding In 2021 treedt de nieuwe Omgevingswet inwerking.

Nadere informatie

Achtergrondinformatie

Achtergrondinformatie Achtergrondinformatie Serious game Buurtje Bouwen 10 Lesopzet en achtergrondinformatie Buurtje Bouwen ACHTERGRONDINFORMATIE Huidige wetgeving Ruimtelijke ordening in Nederland is een door de Grondwet vastgestelde

Nadere informatie

De Omgevingswet; klimaatadaptatie, riolering en water

De Omgevingswet; klimaatadaptatie, riolering en water Door: Erik J. Mugge Gemeente Barneveld Juni 2018 De Omgevingswet; klimaatadaptatie, riolering en water Inhoudsopgave 1. Voorwoord... 2 1.1 Bronvermelding... 2 2. Historie... 3 3. Omgevingswet... 3 3.1

Nadere informatie

datum 27-2-2016 dossiercode 20160227-4-12526 Geachte heer / mevrouw R.G. Zuidema,

datum 27-2-2016 dossiercode 20160227-4-12526 Geachte heer / mevrouw R.G. Zuidema, datum 27-2-2016 dossiercode 20160227-4-12526 Geachte heer / mevrouw R.G. Zuidema, U heeft een watertoets uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//. Op basis van deze toets volgt u de korte

Nadere informatie

Congres Grip op de Omgevingswet

Congres Grip op de Omgevingswet Congres Grip op de Omgevingswet Workshop Couleur locale 27 september 2018 Door: Patries van den Broek Zwolle Alphons van den Bergh - Schulinck Programma Inleiding Zwolse aanpak Omgevingsvisie in relatie

Nadere informatie

Bouwstenen Omgevings wet watertaken

Bouwstenen Omgevings wet watertaken Bouwstenen Omgevings wet watertaken Samenwerkingsregio Winnet januari 2019 Winst voor water 1 Inleiding zorgplichten De gemeente heeft zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Deze zorgplichten

Nadere informatie

Raadsvoorstel Reg. nr : 1010217 Ag nr. : Datum : 18-05-10

Raadsvoorstel Reg. nr : 1010217 Ag nr. : Datum : 18-05-10 Ag nr. : Onderwerp Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater Status besluitvormend Voorstel 1. Vast te stellen de Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater; 2. De kosten van het

Nadere informatie

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure)

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure) datum 14-9-2015 dossiercode 20150914-63-11571 Samenvatting watertoets (korte procedure) In dit document vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens op de website www.dewatertoets.nl. De toets

Nadere informatie

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt Waarom aan de slag in de Agniesebuurt? Oude stadswijken zoals de Agniesebuurt, die dichtbebouwd zijn met veel verharding en weinig open water en groen, zijn kwetsbaar

Nadere informatie

Voorstellen. Waterschap Hollandse Delta. John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie

Voorstellen. Waterschap Hollandse Delta. John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie Voorstellen Waterschap Hollandse Delta John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie Waterschap Hollandse Delta Dynamiek in de Delta [2] Inhoud De taken van het waterschap De dynamiek in de tijd Een dynamische

Nadere informatie

Omgevingswet en de raad

Omgevingswet en de raad Omgevingswet en de raad Inhoud Waarom de Omgevingswet? Wat is de omgevingswet? Wat verandert er door de omgevingswet Wat vraagt dit van u als raad. Samen met de samenleving Budget reserveren Vrije (beleids)ruimte

Nadere informatie

Functionele eisen 1. Geen (onaanvaardbaar) gezondheidsrisico. Bescherm volksgezondheid. Beperk overlast en hinder Voorkom schade.

Functionele eisen 1. Geen (onaanvaardbaar) gezondheidsrisico. Bescherm volksgezondheid. Beperk overlast en hinder Voorkom schade. Doelen Functionele eisen 1. Geen (onaanvaardbaar) gezondheidsrisico. 2. Geen (onaanvaardbare) economische schade of maatschappelijke hinder door wateroverlast. Bescherm volksgezondheid Beperk overlast

Nadere informatie

De Omgevingsvisie vervangt de volgende wettelijk verplichte plannen:

De Omgevingsvisie vervangt de volgende wettelijk verplichte plannen: Memo Aan Provinciale Staten Kopie aan Onderwerp Bijlage 8: Voorsorteren op de Omgevingswet (Omgevingsvisie en Omgevingsverordening) 1. Voorbereiding volgens huidig recht De vast te stellen Omgevingsvisie

Nadere informatie

Voorstel voor de Raad

Voorstel voor de Raad Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 26 november 2015 Agendapuntnummer : XV, punt 5 Besluitnummer : 1952 Portefeuillehouder : Wethouder Jan van 't Zand Aan de gemeenteraad Onderwerp: Watertakenplan

Nadere informatie

Code: Datum: Samenvatting van de watertoets

Code: Datum: Samenvatting van de watertoets Code: 20120223-5-4281 Datum: 2012-02-23 Samenvatting van de watertoets De toets is uitgevoerd op een ruimtelijke ontwikkeling in het beheergebied van het waterschap Regge en Dinkel. Voor algemene informatie

Nadere informatie

De Omgevingswet en MRE:

De Omgevingswet en MRE: De Omgevingswet en MRE: van particularisme naar partnerschap door Frans Tonnaer Sheet 1 Omgevingswet: hoge ambitie Ambitieus wetgevingsproject, ook voor decentraal bestuur '4 e decentralisatie'; nu in

Nadere informatie

Raadsvergadering 29 januari Nr.: 11. AAN de gemeenteraad. Onderwerp: Vaststellen Watertakenplan DAL/W²

Raadsvergadering 29 januari Nr.: 11. AAN de gemeenteraad. Onderwerp: Vaststellen Watertakenplan DAL/W² Raadsvergadering 29 januari 2018 Nr.: 11 AAN de gemeenteraad Onderwerp: Vaststellen Watertakenplan DAL/W² 2018-2022. Portefeuillehouder: Wethouder P. Prins. Ter inzage liggende stukken: Collegebesluit

Nadere informatie

De Omgevingswet en de praktijk van de waterbeheerder

De Omgevingswet en de praktijk van de waterbeheerder De Omgevingswet en de praktijk van de waterbeheerder Ina Kraak, Willem Wensink (Unie van Waterschappen) 1 Het zal waterbeheerders niet zijn ontgaan: de Omgevingswet komt eraan. De Omgevingswet integreert

Nadere informatie

Omgevingswet & Omgevingsvisie. Kansen voor klimaatadaptatie

Omgevingswet & Omgevingsvisie. Kansen voor klimaatadaptatie Omgevingswet & Omgevingsvisie Kansen voor klimaatadaptatie Derk-Jan Verhaak 24 maart 2017 inhoud Omgevingswet Algemeen Omgevingsvisie Kansen voor klimaatadaptatie Peiling: 1. Wie heeft er wel eens van

Nadere informatie

Kerninstrumenten Omgevingswet. Simon Tichelaar 13 oktober 2016

Kerninstrumenten Omgevingswet. Simon Tichelaar 13 oktober 2016 Kerninstrumenten Omgevingswet Simon Tichelaar Inleiding Wetsvoorstel bevat zes kerninstrumenten: Omgevingsvisie; Programma; Decentrale regelgeving (omgevingsplan); Algemene rijksregels voor activiteiten;

Nadere informatie

Basisopleiding Riolering Module 1

Basisopleiding Riolering Module 1 Basisopleiding Riolering Module 1 Cursusboek Nieuwegein, 2013 w w w. w a t e r o p l e i d i n g e n. n l Stichting Wateropleidingen, augustus 2013 Groningenhaven 7 3433 PE Nieuwegein Versie 1.1 Niets

Nadere informatie

Projectnummer 111769 Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Projectnummer 111769 Bedrijventerrein Smilde aspect Water Memo Ter attentie van Gemeente Midden-Drenthe Datum 4 december 2012 Opgesteld door Maarten van Vierssen Projectnummer 111769 Onderwerp Bedrijventerrein Smilde aspect Water" In deze memo zijn de watertoetsen

Nadere informatie

Koers invoering Omgevingswet Boxtel

Koers invoering Omgevingswet Boxtel Koers invoering Omgevingswet Boxtel Inleiding In strategische visie van Boxtel voor 2020 staat dat we voorop willen blijven met duurzaamheid, aan een sterk centrum willen, toerisme en recreatie tot een

Nadere informatie

12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort

12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort 12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort 12.1 Inleiding Gemeenten hebben de taak om hemelwater en afvalwater in te zamelen. Het hemelwater wordt steeds vaker opgevangen in een separaat hemelwaterriool. Vanuit

Nadere informatie

Op weg naar de Omgevingswet

Op weg naar de Omgevingswet Op weg naar de Omgevingswet Niet zomaar een nieuwe wet, maar een volledige stelselherziening: Nog meer impact dan de decentralisaties in het sociale domein (30% van raadsleden in Nederland volgens enquête

Nadere informatie

De Veranderende Zorgplicht

De Veranderende Zorgplicht De Veranderende Zorgplicht Ede 23 april 2015 Frans Debets Debets b.v. i.s.m. Een korte versie van een cursus op 14 juni 1- De Veranderende Waterwetwetgeving 1. Achtergronden en betekenis van de veranderingen

Nadere informatie

Omgevingswet, digitaal stelsel en vragen daarbij

Omgevingswet, digitaal stelsel en vragen daarbij Omgevingswet, digitaal stelsel en vragen daarbij STUDIEMIDDAG GEODATION 26 mei 2016 1 Omgevingswet en digitaal stelsel en vragen daarbij 1. Omgevingswet 2. Digitaal Stelsel Omgevingswet 3. Vragen 2 1.

Nadere informatie

Initiatiefvoorstel Omgevingswet

Initiatiefvoorstel Omgevingswet Initiatiefvoorstel Omgevingswet Rotterdam, september 2016 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 Inleiding 3 1. Uitgangspunten 4 2. Hoofdlijnen 5 3. Consequenties voor Rotterdam 6 4. Aanbevelingen 7 Conclusie 8

Nadere informatie

Omgevingswet en de raad

Omgevingswet en de raad Omgevingswet en de raad Inhoud Waarom de Omgevingswet? Wat is de omgevingswet? Wat verandert er door de omgevingswet Wat vraagt dit van u als raad. Samen met de samenleving Budget reserveren Vrije (beleids)ruimte

Nadere informatie

Conserverend Drijber, 8 nieuwe woningen

Conserverend Drijber, 8 nieuwe woningen WATERTOETSDOCUMENT Conserverend Drijber, 8 nieuwe woningen Doel en inhoud van het document Het watertoetsdocument is opgesteld op basis van het door u op 20 mei 2010 ingediende digitale formulier. Op 6

Nadere informatie

Themasessie Omgevingswet

Themasessie Omgevingswet Zaaknr. : 17.ZK07446 Kenmerk : 17IT033695 Barcode : *17IT033695* Thema sessie Omgevingswet Informatie nota voor thema algemeen bestuur van 13 december 2017. Portefeuillehouder: Beleidsveldbeheerder: C.J.G.M.

Nadere informatie

: gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe)

: gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe) ogo MEMO Aan Van Kopie Dossier Project Betreft : gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe) : BA7950-100-100 : Bedrijventerrein Wapenveld Noord : Watertoetsnotitie

Nadere informatie

Meten en weten aan grondwater in de toekomst

Meten en weten aan grondwater in de toekomst Meten en weten aan grondwater in de toekomst IHW netwerk dag Amersfoort 2016.10.13 Auke Oostra DGRW - Bodem Mijn achtergrond: geologie en bodemsanering 2 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Grondwater

Nadere informatie

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens Ir. Emil Hartman Senior adviseur duurzaam stedelijk waterbeheer Ede, 10 april 2014 Inhoud presentatie Wat en hoe van afkoppelen Wat zegt de wet over hemelwater

Nadere informatie

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem Memo DM 1013497 Aan: Marktpartijen uitwerking plannen het Burgje, gemeente Bunnik Van: Beke Romp, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Datum: 13 januari 2016 Onderwerp: Notitie gebiedskenmerken (waterthema

Nadere informatie

POKB Thema 1: Omgevingswet: integratie van bodem in omgevingsgericht werken, integraal werken

POKB Thema 1: Omgevingswet: integratie van bodem in omgevingsgericht werken, integraal werken POKB Thema 1: Omgevingswet: integratie van bodem in omgevingsgericht werken, integraal werken POKB 12 oktober 2017 Marcel Cassee Rijkswaterstaat, Bodem+ Inhoud presentatie Inleidende presentatie (in sneltreinvaart)

Nadere informatie

De Raad en de Omgevingswet

De Raad en de Omgevingswet De Raad en de Omgevingswet Inhoud - Wat is de Omgevingswet? - Wat betekent deze wet voor de gemeenten - Wat is de rol en de invloed van de raad op de wet - Waar liggen de kansen van de raad en waar moet

Nadere informatie

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009. Memo Ter attentie van Project management Den Dekker B.V. Datum 03 januari 2013 Distributie Projectnummer 111850-01 Onderwerp Parkeerterrein Jumbo Heythuysen Geachte heer Bosman, 1 WATERBELEID Het streven

Nadere informatie

5 Uitvoeren van activiteiten

5 Uitvoeren van activiteiten 5 Uitvoeren van activiteiten 5.1 Algemene regels Algemene regels 5.1.1 Reguleren van activiteiten door middel van algemene regels Reguleren van activiteiten door middel van algemene regels De PS kunnen

Nadere informatie

Omgevingswet, omgevingsvisie en de casus vliegveld Eindhoven

Omgevingswet, omgevingsvisie en de casus vliegveld Eindhoven Omgevingswet, omgevingsvisie en de casus vliegveld Eindhoven Robert Forkink Dinsdag 13 juni 2017 De context De instrumenten nader belicht 1. Omgevingsvisie 2. Omgevingsplan 3. Omgevingsvergunning 4. Algemene

Nadere informatie

Grondwater in de omgevingsvisie

Grondwater in de omgevingsvisie Grondwater in de omgevingsvisie De Omgevingswet treedt in 2019 in werking en verplicht het Rijk, provincie en gemeente tot het opstellen van een omgevingsvisie. Over de termijn waarbinnen de omgevingsvisie

Nadere informatie

Actualiteitenseminar bestuursrecht en omgevingsrecht. Blik op de toekomst: de nieuwe Omgevingswet

Actualiteitenseminar bestuursrecht en omgevingsrecht. Blik op de toekomst: de nieuwe Omgevingswet Actualiteitenseminar bestuursrecht en omgevingsrecht Blik op de toekomst: de nieuwe Omgevingswet Blik op de toekomst: de nieuwe Omgevingswet 1. Stand van zaken Omgevingswet 2. Nieuwe figuren in de Omgevingswet

Nadere informatie

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc. WATERTOETSPROCES Globale checklist waterbelangen in de ruimtelijke ordening Bij het watertoetsproces let het waterschap op alle wateraspecten. Doorgaans krijgen het voorkomen van wateroverlast en de zorg

Nadere informatie

Notitie. 1. Beleidskader Water

Notitie. 1. Beleidskader Water Notitie Ingenieursbureau Bezoekadres: Galvanistraat 15 Postadres: Postbus 6633 3002 AP Rotterdam Website: www.gw.rotterdam.nl Van: ir. A.H. Markus Kamer: 06.40 Europoint III Telefoon: (010) 4893361 Fax:

Nadere informatie

De gemeenteraad en de Omgevingswet, verdieping. 1 november 2018 Gemeente Leusden

De gemeenteraad en de Omgevingswet, verdieping. 1 november 2018 Gemeente Leusden De gemeenteraad en de Omgevingswet, verdieping 1 november 2018 Gemeente Leusden Even voorstellen. Trees van der Schoot: Advies, coachen, opleiden en auteur: Werken in de geest van de Omgevingswet In bewerking:

Nadere informatie

Raadsvergadering : 20 juni 2011 Agendanr. 13

Raadsvergadering : 20 juni 2011 Agendanr. 13 Raadsvergadering : 20 juni 2011 Agendanr. 13 Voorstelnr. : R 6837 Onderwerp : Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 Stadskanaal, 1 juni 2011 Beslispunten 1. Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2010-2015

Nadere informatie

In de beslisnota wordt aan u gevraagd in te stemmen met de vastgestelde doelen en maatregelen.

In de beslisnota wordt aan u gevraagd in te stemmen met de vastgestelde doelen en maatregelen. Nummer Onderwerp : B-3.11.2008 : Beslisnota Kaderrichtlijn Water Korte inhoud : Water Beheer 21 e eeuw, 2008, Schoon en gezond water in Noord-Nederland 1. Implementatie Europese Kaderrichtlijn Water in

Nadere informatie

Bijlage: Omgevingswet

Bijlage: Omgevingswet Bijlage: wet In het regeerakkoord Vrijheid en Verantwoordelijkheid (2010) kondigde het kabinet-rutte I voorstellen aan tot bundeling, vereenvoudiging, modernisering en versobering van het omgevingsrecht

Nadere informatie

VAN WATERWET NAAR OMGEVINGSWET

VAN WATERWET NAAR OMGEVINGSWET PODIUM VAN WATERWET NAAR OMGEVINGSWET Willem Wensink* Het zal u vermoedelijk niet zijn ontgaan dat de Omgevingswet in aantocht is. Bedoeling is dat de Omgevingswet per 1 januari 2021 in werking treedt.

Nadere informatie

: Schoon en gezond water in Noord Nederland. Adviesnota 2007 Kaderrichtlijn Water/Water Beheer 21 e eeuw.

: Schoon en gezond water in Noord Nederland. Adviesnota 2007 Kaderrichtlijn Water/Water Beheer 21 e eeuw. Nummer Onderwerp : B-3.01.2008 : Schoon en gezond water in Noord Nederland. Adviesnota 2007 Kaderrichtlijn Water/Water Beheer 21 e eeuw. Korte inhoud : Voorgesteld wordt: 1. In te stemmen met de verwoorde

Nadere informatie

De Omgevingswet in zicht

De Omgevingswet in zicht De Omgevingswet in zicht door Prof. dr. 1 Programma 20:00 20:15 uur: ontvangst en uitleg opzet avond 20:15 21:00 uur: presentatie door - achtergronden Omgevingswet - kerninstrumenten / transitie / raadswerk

Nadere informatie

Grondwater en Omgevingswet. 31 januari 2019 Utrecht

Grondwater en Omgevingswet. 31 januari 2019 Utrecht Grondwater en Omgevingswet 31 januari 2019 Utrecht Inhoud Taken irt grondwaterkwaliteit Bevoegdheden irt grondwaterkwaliteit Samenwerken aan grondwaterkwaliteit Kaderrichtlijn water Doelen Relatie met

Nadere informatie

Raadscommissieavond Omgevingswet en de gemeenteraad. Welke keuzes moet de gemeenteraad maken, wat voor rol past hierbij en wat betekent dit?

Raadscommissieavond Omgevingswet en de gemeenteraad. Welke keuzes moet de gemeenteraad maken, wat voor rol past hierbij en wat betekent dit? Raadscommissieavond Omgevingswet en de gemeenteraad Welke keuzes moet de gemeenteraad maken, wat voor rol past hierbij en wat betekent dit? 30-01-2017 Agenda 19.30 20.15: Presentatie Omgevingswet & de

Nadere informatie

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d B i j l a g e 1 : Beleidskader water Europees waterbeleid Kaderrichtlijn Water (KRW) De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater.

Nadere informatie

Nota inspraak en overleg Bestemmingsplan Schansen e.o.

Nota inspraak en overleg Bestemmingsplan Schansen e.o. Nota inspraak en overleg Bestemmingsplan Schansen e.o. Gemeente Leiderdorp Datum: 05 maart 2010 Projectnummer: 80277 ID: NL.IMRO.0547.BPschansen-ON01 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Inspraakreacties 4 3 Overleg

Nadere informatie

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water WATERPARAGRAAF Onderwerp: Rentray Rekken Apeldoorn, Projectnummer: 2 november 2009 C01031.200803 Opgesteld door: M.J.C. Kerkhof Jonkman Gecontroleerd door: M. Swenne ARCADIS NEDERLAND BV Het Rietveld 59a

Nadere informatie

Waarom Omgevingswet?

Waarom Omgevingswet? Op weg naar de Omgevingswet Kennisdag FUMO- provincie 15 mei 2014 1 Waarom Omgevingswet? Huidige omgevingsrecht: - complex en versnipperd - onoverzichtelijk en onvoldoende samenhang - trage besluitvorming:

Nadere informatie

Bestuurlijke afwegingsruimte. Mr Tyora van der Meulen

Bestuurlijke afwegingsruimte. Mr Tyora van der Meulen Bestuurlijke afwegingsruimte Mr Tyora van der Meulen Van Wro naar OW Wro Decentraal, tenzij Iedere overheidslaag zijn eigen instrumenten om eigen ruimtelijk beleid uit te voeren Provinciale belangen Goedkeuringsbevoegdheid

Nadere informatie

Bodem in de Omgevingswet

Bodem in de Omgevingswet Bodem in de Omgevingswet Martin van Gelderen Ministerie Infrastructuur en Milieu 1 Verbeterdoelen Ow het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak; het bewerkstelligen

Nadere informatie

Whitepaper omgevingswet en bedrijven

Whitepaper omgevingswet en bedrijven Whitepaper omgevingswet en bedrijven Drie actuele thema s onder de loep: akoestiek, overgangsrecht en participatie Royal HaskoningDHV Jurgen van den Donker April 2018 Omgevingswet In 2021 treedt naar verwachting

Nadere informatie

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//. Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//. Op basis van deze toets volgt u de normale procedure. datum 31-3-2014 dossiercode 20140331-63-8729 Geachte heer/mevrouw Jeroen Overbeek, U heeft een watertoets uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//. Op basis van deze toets volgt u de normale

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Onderwerp: Gemeentelijk rioleringsplan Registratienummer: 00538296 Op voorstel B&W d.d.: 31 maart 2015 Datum vergadering: 26 mei 2015 Portefeuillehouder: Helm Verhees Rol gemeenteraad:

Nadere informatie

Samenvatting Gemeentelijk Rioleringsplan Wormerland. planperiode 2013 t/m 2017

Samenvatting Gemeentelijk Rioleringsplan Wormerland. planperiode 2013 t/m 2017 Samenvatting Gemeentelijk Rioleringsplan Wormerland planperiode 2013 t/m 2017 13 maart 2012 1.1 Inleiding De gemeente is wettelijk verplicht een Gemeentelijk Rioleringsplan (hierna te noemen: GRP) op te

Nadere informatie

3 Ontwikkelen Beleid. 3.1 Opstellen omgevingsvisie

3 Ontwikkelen Beleid. 3.1 Opstellen omgevingsvisie 3 Ontwikkelen Beleid 3.1 Opstellen omgevingsvisie Opstellen omgevingsvisie De Provinciale Staten (hierna: PS) moeten een provinciale omgevingsvisie opstellen gericht op de maatschappelijke doelen van de

Nadere informatie

Pilots Omgevingsvisie

Pilots Omgevingsvisie Pilots Omgevingsvisie inzichten, omslagen en aanpakken irma.dekker@rws.nl Eric.nelisse@rws.nl Twitter @AandeslagOw www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl Wat willen we vandaag delen met jullie? 1. De omgevingswet

Nadere informatie

Inleiding. Hoofdlijnen Omgevingswet. Nu al Eenvoudig Beter. Vragen

Inleiding. Hoofdlijnen Omgevingswet. Nu al Eenvoudig Beter. Vragen Inleiding Hoofdlijnen Omgevingswet Nu al Eenvoudig Beter Vragen 1 Inzichtelijkheid Minder regels en plannen, meer bij elkaar Integrale aanpak - samenwerking Omgevingsvisie, omgevingsverordening, omgevingsplan

Nadere informatie

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren Water in Tiel Waterbeleid Tiel en Waterschap Rivierenland Water en Nederland zijn onafscheidelijk. Eigenlijk geldt hetzelfde voor water en Tiel, met de ligging langs de Waal, het Amsterdam Rijnkanaal en

Nadere informatie

Team stedelijk water B01035.700604

Team stedelijk water B01035.700604 WATERPARAGRAAF Onderwerp: Centrumplan Vroomshoop 's-hertogenbosch, 31 maart 2009 Van: M.J.C. Kerkhof Jonkman ARCADIS NEDERLAND BV Het Rietveld 59a Postbus 673 7300 AR Apeldoorn Tel 055 5815 999 Fax 055

Nadere informatie

Startnotitie Omgevingswet

Startnotitie Omgevingswet Startnotitie Omgevingswet 20 juli 2017 Nr. 17.0008733 Startnotitie Omgevingswet Inleiding De Omgevingswet bundelt 26 bestaande wetten voor onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur.

Nadere informatie

Bestuursrechtelijke rechtsbescherming Opmerkingen

Bestuursrechtelijke rechtsbescherming Opmerkingen Factsheet: rechtsbescherming tegen besluiten op grond van de Omgevingswet Bij het vormgeven van de rechtsbescherming onder de Omgevingswet is aangesloten bij het bestaande wettelijke stelsel. Onderstaande

Nadere informatie

Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen

Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen B i j l a g e 2 : G e l d e n d w a t e r b e l e i d Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen Inhoudsopgave Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen 1 Inhoudsopgave 1 1 Europees Waterbeleid

Nadere informatie

SONENBREUGEL GEMEENTE

SONENBREUGEL GEMEENTE GEMEENTE SONENBREUGEL De raad der gemeente van de gemeente Son en Breugel. Overwegende, dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater

Nadere informatie

MEMO. Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem 026 35 23 125 arnhem@buro-sro.nl www.buro-sro.nl. - Gemeente Gemert-Bakel

MEMO. Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem 026 35 23 125 arnhem@buro-sro.nl www.buro-sro.nl. - Gemeente Gemert-Bakel MEMO Aan: - Gemeente Gemert-Bakel Van: - Buro SRO Datum: - 20-11-2012 Onderwerp: - Watermemo De Hoef 16 Gemert Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem 026 35 23 125 arnhem@buro-sro.nl www.buro-sro.nl

Nadere informatie

DERK-JAN VERHAAK KARIN MARKERINK OMGEVINGSVISIE & PROGRAMMA

DERK-JAN VERHAAK KARIN MARKERINK OMGEVINGSVISIE & PROGRAMMA DERK-JAN VERHAAK KARIN MARKERINK OMGEVINGSVISIE & PROGRAMMA Programma 1. introductie 2. programma 3. omgevingswaarden 4. omgevingsvisie 5. discussie Wat is een programma? instrument voor alle overheidslagen

Nadere informatie

BergBezinkBassin Zie toelichting in begrippenlijst bij bergbezinkbassin.

BergBezinkBassin Zie toelichting in begrippenlijst bij bergbezinkbassin. Bijlage 1 Afkortingen en begrippen Afkortingen AWZI Zie RWZI BBB (v)brp CZV DWA DOB GRP HWA / RWA IBA KRW MOR NBW (-Actueel) OAS RIONED BergBezinkBassin Zie toelichting in begrippenlijst bij bergbezinkbassin.

Nadere informatie

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Definitief Bouwfonds Ontwikkeling Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 6 april 2009 Verantwoording Titel : Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Subtitel : Projectnummer : 275039 Referentienummer

Nadere informatie

Wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang (korte procedure)

Wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang (korte procedure) Notitie Contactpersoon Paul Lammers Datum 10 maart 2016 Kenmerk N002-1233768PTL-evp-V01-NL Watertoets Paleis t Loo Inleiding Eén van de milieuthema s die in het bestemmingsplan voor Paleis t Loo en het

Nadere informatie

Module A3000 Samenwerking tussen gemeente en waterschap. Inhoud

Module A3000 Samenwerking tussen gemeente en waterschap. Inhoud Module A3000 Samenwerking tussen gemeente en waterschap Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Verantwoording 3 1.2 Opsteller en begeleidingscommissie 4 1.3 Leeswijzer 4 2 Aspecten van een goede samenwerking 5 2.1 Inleiding

Nadere informatie

Omgevingswet SIKB Kennisdag AMvB s

Omgevingswet SIKB Kennisdag AMvB s Omgevingswet SIKB Kennisdag AMvB s 11 februari 2016 Wim van Gelder Hier komt tekst SIKB kennisdag AMvB s 11 februari Hier komt 2016 ook tekst Omgevingswet Art. 1.3: doelstelling: met het oog op een duurzame

Nadere informatie

Ketensamenwerking in de regio. Foto plaatsen. Roadshow Midden-Nederland i.s.m. Provincie Flevoland. Lelystad, 8 juni 2017

Ketensamenwerking in de regio. Foto plaatsen. Roadshow Midden-Nederland i.s.m. Provincie Flevoland. Lelystad, 8 juni 2017 Foto plaatsen Ketensamenwerking in de regio Roadshow Midden-Nederland i.s.m. Provincie Flevoland Lelystad, 8 juni 2017 Ketensamenwerking in de regio Kern Omgevingswet (heel kort) en het belang van ketensamenwerking

Nadere informatie

ONDERZOEK DUURZAME WATERHUISHOUDING DE BOSRUITER SPRUNDEL

ONDERZOEK DUURZAME WATERHUISHOUDING DE BOSRUITER SPRUNDEL ONDERZOEK DUURZAME WATERHUISHOUDING DE BOSRUITER SPRUNDEL Inleiding Sinds 1 november 2003 is het wettelijk verplicht, in het kader van het Besluit Ruimtelijke Ordening, een watertoets te verrichten. In

Nadere informatie