NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING. Milieueffectrapport. Pluimveehouderij De Wolfputte Bvba, Bosstraat 13, 2330 Merksplas

Transcriptie

1 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Milieueffectrapport Pluimveehouderij De Wolfputte Bvba, Bosstraat 13, 2330 Merksplas Initiatiefnemer De Wolfputte BVBA Steenweg op Beerse Merksplas Ondernemingsnummer: Vestigingseenheidsnummer: (Bosstraat 13) Projectlocatie Bosstraat Merksplas Uitvoering meet- en Datum 12 augustus 2014 Deskundigen- Studiebureaus SBB Accountants & Adviseurs Milieubureau Joveco bvba Vuurkruisenlaan 2 Kriesberg 29b 3000 Leuven 3221 Holsbeek Tel Tel Uitvoering Fax meet en 88 inspectiewerk Tel Erkende MER deskundigen coördinaten Handtekening Lucht Bodem (deeldomein pedologie) Water (deeldomein oppervlaktewater) Coördinator Johan Versieren Johan Versieren Kriesberg 29b 3221 Holsbeek tel joveco@scarlet.be Uitvoering Deskundigen meet- en inspectiewerk Bodem Water An Maes Witte Molenstraat 45 bus Brugge an.maes@sbb.be Lucht Fauna & Flora Geluid Mens Landschap Initiatiefnemer Sara Kelchtermans Vuurkruisenlaan Leuven Sara.kelchtermans@sbb.be De Wolfputte BVBA Steenweg op Beerse Merksplas Tel. 014/ GSM 0495/ Fax. 014/ dewolfputte@telenet.be

2 Doel van de niet-technische samenvatting Dit is de niet-technische samenvatting van het milieueffectenrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectenrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectenrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een project en de eventuele alternatieven voor het project, worden onderzocht. Het milieueffectenrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met het milieueffectenrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectenrapport van het project te communiceren en hiermee publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectenrapport raadplegen. Inhoudsopgave 1 PROJECT BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT WAAROM EEN MER? SITUERING VAN HET PROJECT BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR BEDRIJFSEXPLOITATIE BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT LUCHT EN GEUR WATER BODEM GELUID MENS FAUNA EN FLORA LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE EINDCONCLUSIE Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 2/26

3 1 PROJECT 1.1 BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT De exploitatie van De Wolfputte BVBA is gelegen aan de Bosstraat 13 te 2330 Merksplas. De huidige vergunde situatie is een pluimveehouderij met plaatsen voor het houden van legkippen. De exploitatie maakt deel uit van een bedrijf bestaande uit 2 exploitaties, nl. een exploitatie gelegen Steenweg op Beerse 153 en de exploitatie Bosstraat 13. Beide exploitaties zijn gelegen in Merksplas, en zijn elk een milieutechnische eenheid op zich. De afstand tussen beide locaties bedraagt 3,75 km in vogelvlucht. Deze MER betreft enkel de exploitatie in de Bosstraat 13. Eveneens is het nodige toebehoren voorzien zoals bijvoorbeeld de opslag van eieren, de opslag en droging van dierlijke mest en de opslag van stookolie. De huidige milieuvergunning heeft een looptijd tot 21/04/2031. De exploitant is onder meer vergund voor het houden van legkippen, de opslag van 25 ton eieren, de opslag van 770 m³ mest, een bovengrondse mazouttank van l, een dieselmotor bij een noodstroomaggregaat met een nominaal vermogen van 80 kw en een grondwaterwinning met een debiet van m³/jaar. Het doel is om een uitbreiding te realiseren in de pluimveehouderij met een nieuwe stal voor legkippen. Deze stal zal conform de ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als ammoniakemissiearme stal. Om deze stal bijkomend te exploiteren zal er ook een verhoging van de grondwaterwinning en een verhoging van de mestopslag voorzien worden. Er is eveneens een transformator voorzien. Bijkomend is ook een kleine uitbreiding van de droogtunnel voorzien. Gelet op de belangrijke verandering wordt ook een vroegtijdige hernieuwing gevraagd voor de volledige inrichting. De referentiesituatie/ de huidige situatie die beschreven wordt in de verschillende disciplines van deze MER betreft de situatie van het bedrijf De Wolfputte Op 7 juli 2014 is er in de bestaande leghennenstal 1 een brand ontstaan. De oorzaak van de brand is tot op heden nog niet gekend. Deze brand brak uit, net voor het indienen van het definitieve MER-dossier dat opgemaakt werd voor de uitbreiding met de tweede leghennenstal. Zowel voor het hervergunnen van de afgebrande stal (leghennenstal 1) als voor de uitbreiding met een bijkomende leghennenstal 2, worden de effecten in beeld gebracht in voorliggend MER. De effecten voor het hervergunnen van de afgebrande stal worden weergegeven en besproken in de referentiesituatie/huidige situatie. Het uitbreiden met de leghennenstal 2 en de effecten op de verschillende disciplines worden besproken in de gewenste situatie. De weergave van de effecten van de referentiesituatie/huidige situatie geeft een beeld van de impact van het bedrijf De Wolfputte van voor de brand. Deze impact is voldoende recent om als uitgangssituatie beschouwd te worden. Bijkomende modelleringen, berekeningen zijn bijgevolg niet noodzakelijk om een beoordeling te kunnen maken. 1.2 WAAROM EEN MER? Milieueffectrapportage (MER) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij alvorens een activiteit of een ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 3/26

4 Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage vermeldt de categorieën van projecten die aan de Project- MER. worden onderworpen of waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen. De initiatiefnemer van het voorliggende project vraagt de uitbreiding aan van een milieuvergunning om tot een bedrijfssituatie te komen met legkippen. Dit project valt in rubriek 21 c Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: plaatsen voor hennen (legkippen). van de bijlage I lijst van bovenvermeld besluit. 1.3 SITUERING VAN HET PROJECT Het De stallen zijn volgens het gewestplan Turnhout (B.S 30/09/1977) volledig gelegen in agrarisch gebied. De afstand van het bedrijf t.o.v. andere gebieden zoals aangeduid op het gewestplan wordt weergegeven in onderstaande tabel. Ligging bedrijf volgens gewestplan Gebied Afstand tot het centrum van Richting het bedrijf Landschappelijk waardevol agrarisch gebied 105 m Z-ZO Natuurgebied 515 m O Natuurgebied met wetenschappelijke 795 m NO waarde of Natuurreservaten Woongebied 2470 m ZO Woongebied 2420 m W Woongebied met landelijk karakter 1780 m NO Woongebied met landelijk karakter 1820 m O Woonpark 1440 m W Gebieden voor dagrecreatie 1440 m ZW Op deze plaats is geen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht. Volgens de kaart met aanduiding van de Natura 2000-gebieden zijn er speciale beschermingszones gelegen op ongeveer 815 m van het bedrijf. Ten O van het bedrijf is op 815 m het habitatrichtlijngebied 'Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout' gelegen en eveneens het Vogelrichtlijngebied 'Arendonk, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout'. In de nabije omgeving van het bedrijf, op 515 m ten O is eveneens VEN-gebied gelegen 'Het Turnhouts vennengebied' (type GEN). Op 515 m van het bedrijf ligt een ankerplaats Turnhouts vennengebied. Het bedrijf is in vogelvlucht op ongeveer 4,4 km van de Nederlandse grens gelegen. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 4/26

5 bedrijf 1.4 BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR De inplanting van de verschillende bedrijfsgebouwen en de detailplannen van de huidige en de nieuwe bedrijfsinfrastructuur zijn weergegeven in onderstaande figuren. In de huidige situatie zijn op het bedrijf volgende stallen aanwezig: Stal Diercategorie Beschrijving stal Staltype Legkippenstal 1 Legkippen legkippen Ammoniakemissiearm P droogtunnel met geperforeerde banden Mestloods Opslag vaste mest Droogtunnel Drooginstallatie mest Eierlokaal Opslag eieren Legkippenstal 1 is uitgerust met een volièresysteem als alternatief huisvestingssysteem. Er is een houten verdiepingsvloer voorzien in de stal. Zowel op de gelijkvloers als op de verdiepingsvloer werden vijf rijen geplaatst met het volièrehuisvestingssysteem. Het systeem is opgebouwd uit een metaalconstructie waarbij geïntegreerd de voeder- en waterlijnen zijn voorzien, alsook de legnesten, de zitstokken, mestbanden en een kunststofrooster. De legkippenstal 1 werd ammoniakemissiearm uitgevoerd volgens systeem P-4.3 (Volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband). De stal is zodanig ingeplant dat deze aansluit op de mestdrooginstallatie. De mest wordt via de mestbanden afgevoerd naar de droogtunnel. De mest wordt in de droogtunnel gedroogd met de ventilatielucht uit de leghennenstal. Tussen de kippenstal en de droogtunnel is er een verbindingsgang zodat de ventilatoren de stallucht kunnen overbrengen naar de droogtunnel. De drooginstallatie bestaat uit verschillende niveaus van mestbanden. Nadat de mest is gedroogd, wordt deze afgevoerd naar een opslagloods, de mestloods die naast de droogtunnel is gelegen. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 5/26

6 De ventilatie in de stal is mechanisch gestuurd en van het principe 'lengteventilatie'. De ventilatoren zijn in de achterste kopgevel geplaatst. De stallucht wordt gebruikt om in de drooginstallatie de mest te drogen. Het eierlokaal bestaat uit een inpakruimte en een opslagruimte voor de ingepakte eieren. Via banden komen de eieren van de leghennenstal naar dit eierlokaal. In het eierlokaal is een inpakmachine geplaatst. Het kuiswater van de stallen wordt opgevangen in een citerne van 20 m³. Er is een bovengrondse mazouttank vergund van l mazout. Deze werd nog niet geplaatst. Er is tevens een noodstroomgenerator aanwezig. Deze staat tussen de gebouwen nl. tussen legkippenstal 1 en het eierlokaal. Voor de legkippenstal 1 is een boorput voorzien voor het oppompen van grondwater op een diepte van 200 m, uit het Zand van Berchem (HCOV-code: 0254). De legkippenstal 1 is opgetrokken uit een metalen spantstructuur met geïsoleerde betonpanelen (rode baksteenmotief) en een zwart dak uit golfplaten. De erfverharding in beton beperkt zich in de huidige situatie tot de ruimte tussen de legkippenstal 1 en het eierlokaal. Ook aan de rechterzijde van het bestaande bedrijf is reeds een volledige betonverharding aangelegd tot aan de opslagloods voor de mest. Op de betonverharding bevinden zich twee voedersilo's, een grote silo van 43 ton en een kleine silo van 18 ton. De erfbeplanting bestaat grotendeels uit Canadabomen (canada's en bolacia's) die ten O van de bestaande gebouwen (eierloods, de leghennenstal 1 en de mestloods) zijn aangeplant. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 6/26

7 Huidige en toekomstige bedrijfsinfrastructuur Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 7/26

8 Detailplan en omgevingsplan Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 8/26

9 In de nieuwe situatie zullen op het bedrijf volgende stallen aanwezig zijn: Stal Diercategori e Staltype Beschrijving stal in vergunde toestand Beschrijving stal in nieuwe toestand Legkippenstal 1 Legkippen Ammoniakemissiearm legkippen legkippen P droogtunnel met geperforeerde platen Legkippenstal 2 Legkippen Ammoniakemissiearm / legkippen P droogtunnel met geperforeerde platen Mestloods Opslag vaste mest 750 m³ Uitbreiding vaste mestopslag tot m³ Droogtunnel Droogtunnel 28 m Droogtunnel 32 m Eierlokaal Opslag eieren Opslag eieren De leghennenstal 1 wordt omgevormd naar het ammoniakemissiearm systeem P-4.5 (Volièrehuisvesting, minimaal % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met minstens 0,2 m3 per dier per uur beluchting, mestbanden minstens tweemaal per week afdraaien) met een droogtunnel. De nieuwe leghennenstal 2 wordt gebouwd naast de bestaande leghennenstal 1. De stallen worden verbonden met twee kleine tussengebouwen. Als ammoniakemissiearme stalsysteem wordt bij de nieuwe stal het systeem P-4.6 (Volièrehuisvesting, minimaal % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met 0,7 m3 per dier per uur beluchting, mestbanden minstens eenmaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages) geïmplementeerd met droogtunnel. De constructie van de nieuwe stal bestaat uit een metalen spantstructuur met geïsoleerde betonpanelen. Er is een tussenvloer voorzien, opgebouwd uit houten gordingen en platen. De nieuwe stal wordt op 6,10 m van de bestaande stal gebouwd. Enkel aan de voorzijde en de achterzijde van de stal wordt een verbinding gemaakt om respectievelijk de eieren en de mest naar hun eindbestemming te brengen. Het volièresysteem bestaat uit verschillende eenheden (5 rijen) van 3 etages. Tussen de 5 rijen is een doorgang voorzien. De leghennen kunnen zich vrij bewegen in de stal. De ventilatie in de stal is mechanisch gestuurd en van het principe 'lengteventilatie'. De luchtinlaat wordt voorzien via ventielen verdeeld over de zijgevels en de voorste kopgevel. Deze ventielen worden gestuurd o.b.v. temperatuursmetingen in de stal. De ventilatoren worden in de achterste kopgevel geplaatst. De stallucht wordt gebruikt om in de drooginstallatie de mest te drogen. Ook een deel van de stallucht van de nieuwe stal wordt naar de droogtunnel geleid. De bestaande droogtunnel wordt met 4 m verlengd. De droogtunnel wordt gebruikt om de mest uit de kippenstal verder te drogen. De bestaande constructie bestaat uit een metaalspantconstructie. De breedte van het gebouw is 4,57 m en de lengte wordt in zijn geheel 32 m lang. De drooginstallatie bestaat uit verschillende segmenten. Er wordt een nieuwe drooginstallatie geplaatst, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van geperforeerde mestbanden, maar van geperforeerde staalplaten. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 9/26

10 De uitbreiding van de droogtunnel bestaat erin een bijkomend segment te plaatsen, alsook een deel van de stallucht van de tweede stal naar de droogtunnel af te leiden. De lucht zal via de bestaande luchtkoker naar de droogtunnel worden geleid. De bestaande loods wordt uitgebreid tot een oppervlakte van 640 m². De loods wordt uitsluitend gebruikt voor het stockeren van gedroogde mest. De bestaande en het nieuwe gedeelte is een metaalspantconstructie waar in de zijgevels betonpanelen zijn geschoven. Om milieutechnische redenen en om te kunnen voldoen aan de waarderingspunten opgelegd in de Vlaremwetgeving, dient de loods volledig dicht te worden uitgevoerd. De openingen van 40 cm in het bestaande gedeelte worden met een dicht PE-zeil dichtgemaakt. De noordoostkopgevel die nu volledig open is, zal worden dichtgemaakt met enkele schuifpoorten. Langs de voorgevel van de nieuwe stal wordt betonverharding aangelegd. Deze zijn noodzakelijk voor het laden en lossen van de dieren en voor de levering van voeders. Om de bereikbaarheid van de nieuwe stal te verhogen, wordt een erfverharding (vb. steenslag) aangelegd aan de linkerzijde van de stal. Bovendien is er aan de rechterzijde van het bestaande bedrijf reeds een volledige betonverharding aangelegd tot aan de opslagloods voor de mest. Het eierlokaal en opslagruimte voor de eieren blijft ongewijzigd. De mazoutopslag + verdeelslang wordt geplaatst en er komt een transformator van 250 kva. De nieuwe stal wordt ook opgetrokken uit betonpanelen met rode baksteenmotief en met een zwart golfplaten dak. De exploitant voorziet in een verdere uitbouw van de bestaande groenelementen. 1.5 BEDRIJFSEXPLOITATIE Het bedrijf is een leghennenhouderij. De stal is uitgerust met een volièresysteem als alternatief huisvestingssysteem. Er is een houten verdiepingsvloer voorzien in de stal. Zowel op de gelijkvloers als op de verdiepingsvloer worden vijf rijen geplaatst met het volière huisvestingssysteem. Het systeem is opgebouwd uit een metaalconstructie waarbij geïntegreerd de voeder en waterlijnen zijn voorzien, alsook de legnesten, de zitstokken, mestbanden en een kunststofrooster. De stal is conform de ter zake geldende wetgeving als ammoniakemissiearme stal uitgevoerd. Als ammoniakemissiearme stalsysteem werd het systeem P-4.3 (Volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband) geïmplementeerd. De stal is uitgerust met een mestdrooginstallatie. De mest wordt via de mestbanden afgevoerd naar de droogtunnel. De mest wordt in de droogtunnel gedroogd met de ventilatielucht uit de leghennenstal. Nadat de mest is gedroogd wordt deze afgevoerd naar een opslagloods die naast de droogtunnel is gelegen. De mest geproduceerd door de dieren wordt gedroogd via de droogtunnel, en wordt dan afgevoerd via een gespecialiseerd bedrijf dat de mest verder bewerkt en exporteert. De mestbanden worden 2x per week gedurende 1 uur afgedraaid. De ventilatie in de stal is mechanisch gestuurd en van het principe lengteventilatie. De ventilatoren zijn in de achterste kopgevel geplaatst. De stallucht wordt gebruikt om in de drooginstallatie de mest te drogen. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 10/26

11 Het eierlokaal bestaat uit een inpakruimte en een opslagruimte voor de ingepakte eieren. Via banden komen de eieren van de leghennenstal naar dit eierlokaal. In het eierlokaal is een inpakmachine geplaatst. Opfokpoeljen worden op een leeftijd van 17 weken aangeleverd op het bedrijf. Op een leeftijd van 72 weken worden de kippen afgezet als soepkippen. Gedurende deze periode van 55 weken (= cyclus van bijna 13 maanden) leggen de hennen ongeveer 300 eieren. Na de afvoer van de soepkippen wordt er een leegstand gerespecteerd om de stal te reinigen. Er wordt naar gestreefd om tijdens de 13 maanden durende cyclus voldoende sanitaire maatregelen te treffen om de ziektedruk te beperken. Bij een goede toepassing van deze regels hoeft de stal bij leegstand slechts beperkt gereinigd en ontsmet te worden. De gangen in de stal worden regelmatig gereinigd. Dit gebeurt mechanisch met een gewone borstel. De stallen worden droog gereinigd door eerst het grof vuil te verwijderen en vervolgens het kleiner vuil. Ontsmetting van de stallen gebeurt na iedere ronde met CID 20 en Javel. De drinkwaterleidingen worden bij de opzet van de kippen en een 3 tot 4 keer gedurende de ronde, ontsmet met CID Clean. Gedurende de cyclus (13 maanden) bedraagt het uitvalpercentage voor de legkippen ca 3,8%. Het gemiddelde uitvalpercentage voor scharrelkippen bedraagt ongeveer 9% op een leeftijd van 80 weken. Uitgevallen dieren worden onmiddellijk uit de stal verwijderd en tijdelijk gestockeerd. 2 x per week, of op afroep, worden de kadavers opgehaald van het bedrijf door Rendac. In de gewenste situatie zal er een nieuwe leghennenstal voor legkippen gebouwd worden, met dezelfde afmetingen als de bestaande legkippenstal. In totaal zal er dus een vergunning aangevraagd worden voor legkippen in twee stallen. De nieuwe stal wordt eveneens uitgerust met een volièresysteem als alternatief huisvestingssysteem. De stal zal conform de ter zake geldende wetgeving als ammoniakemissiearme stal uitgevoerd worden. Als ammoniakemissiearme stalsysteem wordt het systeem P-4.6 geïmplementeerd. De bestaande legkippenstal zal bovendien omgevormd worden naar systeem P-4.5. De bestaande droogtunnel wordt verlengd met 4 m. Er wordt een nieuwe drooginstallatie geplaatst, waarbij geen gebruik meer gemaakt wordt van geperforeerde mestbanden, maar van geperforeerde metaalplaten. De bestaande stal 1 en de nieuwe stal 2 worden dus uitgevoerd met een verschillend ammoniakemissiearm systeem. De toekomstige exploitatiecyclus wordt verder niet gewijzigd. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 11/26

12 2 BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT In het MER werd vertrekkende vanuit een gedetailleerde beschrijving van het project en de referentiesituatie van het gebied een inschatting gemaakt van de huidige en toekomstige effecten die het project veroorzaakt en zal veroorzaken. Daar waar noodzakelijk en/of mogelijk werden milderende maatregelen voorgesteld om de begrote effecten te milderen tot een aanvaardbaar niveau. De beoordeling in het MER is gebeurd op basis van een 7-delige waardeschaal, gaande van negatieve, matig negatieve, gering negatieve, geen of verwaarloosbare, gering positieve, matig positieve tot positieve effectbeoordeling. Het nulalternatief is het scenario waarbij geen uitbreiding gerealiseerd wordt. Volgens dit scenario kan het bedrijf verder uitgebaat worden tot Voor het nulalternatief zijn de milieueffecten zoals deze verder in de effectenbespreking van de referentiesituatie besproken van toepassing tot het verlopen van de huidige vergunning. De referentiesituatie/ de huidige situatie die beschreven wordt in de verschillende disciplines van deze MER betreft de situatie van het bedrijf De Wolfputte Op 7 juli 2014 is er in de bestaande leghennenstal 1 een brand ontstaan. De oorzaak van de brand is tot op heden nog niet gekend. 2.1 LUCHT EN GEUR Referentiesituatie Voor de discipline lucht werd in de referentiesituatie aandacht besteed aan de aspecten geur, stof, verzuring en broeikaseffect. Door zijn ligging in agrarisch gebied en de aanwezigheid van omliggende veeteeltbedrijven is er in het studiegebied mogelijke waarneming van geurhinder. Het bedrijf bevindt zich op ongeveer 30 km ten NO van het meetstation Schoten, op 22 km ten NW van het meetstation Dessel en op ongeveer 17 km ten NW van het meetstation Retie. Ter hoogte van het studiegebied kan een meerjaarsgemiddelde PM10-concentratie van 23,5 µg/m³ en 16 overschrijdingen van de daggemiddelde PM10 grenswaarde afgeleid worden. Rekening houdend met een gemiddeld aandeel van 65% van PM2,5 in PM10 kan inzake PM2,5 een concentratie van 15,3 µg/m³ voorop gesteld worden. Er wordt inzake PM10 en PM2,5 dan ook ruimschoots aan de actuele en reeds vastgelegde toekomstige grenswaarde voldaan. Ter info kan ook meegegeven worden dat ook inzake NO2 ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan. Effecten De geuremissie van het bedrijf bedraagt in de huidige situatie OU E/s. Deze geuremissie veroorzaakt samen met de emissies van andere bedrijven behorende tot dezelfde bronnencluster een negatief effect op 136 woningen waarvan 44 woningen in agrarisch gebied (waarvan 15 woningen behorende tot landbouwbedrijven), 3 woningen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied (waarvan 3 woningen behorende tot landbouwbedrijven) en 89 woningen in woonpark. Er is een matig negatief effect voor 29 woningen allen in agrarisch gebied (waarvan 1 woning behorende tot een landbouwbedrijf). Voor 19 woningen in agrarisch gebied en 3 woningen in Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 12/26

13 landschappelijk waardevol agrarisch gebied, is er een gering negatief effect. Volgens de afstandsregels is er geen of verwaarloosbaar effect. In de toekomstige situatie wordt de geuremissie van het bedrijf ingeschat op OU E/s. Deze geuremissie veroorzaakt samen met de emissies van andere bedrijven behorende tot dezelfde bronnencluster een negatief effect op 136 woningen waarvan 44 woningen in agrarisch gebied (waarvan 15 woningen behorende tot landbouwbedrijven), 3 woningen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied (waarvan 3 woningen behorende tot landbouwbedrijven) en 89 woningen in woonpark. Er is een matig negatief effect voor 29 woningen allen in agrarisch gebied (waarvan 1 woning behorende tot een landbouwbedrijf). Voor 26 woningen in agrarisch gebied en 3 woningen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied, is er een gering negatief effect. Volgens de afstandsregels is er geen of verwaarloosbaar effect. Er is dus enkel een bijkomend gering negatief effect voor 6 woningen in agrarisch gebied. Volgens de afstandsregels is er geen of verwaarloosbaar effect van de uitbreiding. Voor de dichtstbijzijnde woningen treden nagenoeg geen verschillen op in de geurconcentraties (OUe/m³ als 98P) in de huidige en de nieuwe situatie. De huidige PM10-emissie bedraagt kg. Er zijn 6 woningen in de huidige situatie die een beperkte bijdrage ondervinden (waarvan 5 woningen behoren tot een landbouwbedrijf) en 3 woningen die een belangrijke bijdrage ondervinden (waarvan 2 woningen behorende tot ene landbouwbedrijf en de bedrijfswoning). In de nieuwe situatie stijgt de PM10-emissie tot kg ten gevolge van stalemissies. In de nieuwe situatie is er 1 bijkomende woning die een belangrijke bijdrage ondervindt van fijn stof. Er is 1 woning minder met een beperkte bijdrage voor fijn stof. Er zijn geen woningen die een zeer belangrijke bijdrage ondervinden voor PM10. De huidige PM2,5-emissie bedraagt 476 kg. In de huidige situatie ondervindt enkel de bedrijfswoning een beperkte bijdrage. In de nieuwe situatie stijgt de jaarlijkse PM2,5-emissie naar 595 kg ten gevolge van stalemissies. Hiervoor is er een toename van 2 woningen met een beperkte bijdrage (waarvan 2 behorende tot een landbouwbedrijf). Er zijn geen woningen met een belangrijke of zeer belangrijke bijdrage voor PM2,5. De ammoniakemissie neemt ten gevolge van dit project toe van kg NH 3/jaar tot kg NH 3/jaar in in de nieuwe situatie. Voor de verzurende en vermestende impact van deze emissie, wordt verwezen naar de discipline Fauna en Flora. Milderende maatregelen Op het bedrijf worden reeds een aantal milderende maatregelen genomen, zoals de reeds bestaande ammoniakemissiearme stal, alsook een aantal maatregelen inzake management (voederen volgens behoefte, intensief reinigen, ). Het bedrijf maakt in de huidige situatie reeds gebruik van het ammoniakemissiearme stalsysteem P-4.3: Volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. De bestaande stal is nageschakeld met een droogtunnel. Doordat de lucht uit de stallen aangewend wordt voor de droogtunnel met geperforeerde mesbanden kan een stofreductie van 30% verwacht worden. Hiermee werd rekening gehouden in de modellering. Er wordt gebruik gemaakt van stofzakken bij het vullen van de silo's. Het bedrijfsterrein wordt zo goed als kan proper en stofvrij gehouden. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 13/26

14 Het aantal transporten op het bedrijf wordt geoptimaliseerd, waardoor stofopwaaiing, slijtage emissies en emissies van verbrandingsgassen door het verbruik van mazout wordt beperkt. Er zijn rond het bedrijf reeds een aantal groenelementen aanwezig. Wat betreft de nieuwe leghennenstal 2 wordt als ammoniakemissiearme stalsysteem het systeem P-4.6 geïmplementeerd (Volièrehuisvesting, minimaal % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met 0,7 m3 per dier per uur beluchting, mestbanden minstens eenmaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages). De bestaande legkippenstal zal bovendien omgevormd worden naar systeem P-4.5 (Volièrehuisvesting, minimaal % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met minstens 0,2 m3 per dier per uur beluchting, mestbanden minstens tweemaal per week afdraaien). In de geplande situatie worden ammoniakemissiearme stallen voorzien met lagere ammoniakemissies dan bij het actueel stalsysteem Gezien de lagere ammoniakemissies bij de stallen in de geplande situatie zou theoretisch kunnen uitgegaan worden van lagere geuremissies in vergelijking met de actuele situatie. Gezien dit effect moeilijk kan gekwantificeerd worden werd bij de impactbeoordeling hiermee evenwel geen rekening gehouden. De bestaande droogtunnel wordt verlengd. Er wordt een nieuwe drooginstallatie geplaatst, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van geperforeerde mestbanden, maar van geperforeerde staalplaten. Er wordt een stofreductie verwacht van 55%. Hiermee werd rekening gehouden in de modellering. De exploitant voorziet in een aanvulling van het bestaande groenscherm rondom de bedrijfsgebouwen. Er wordt aangeraden om een goed strooiselmanagement toe te passen. 2.2 WATER Referentiesituatie De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft het studiegebied aan als zijnde Ca1/Cc zeer kwetsbaar tot weinig kwetsbaar. De Groep van de Kempen heeft een grillig karakter, bestaande uit een afwisseling van zand en klei. Dit heeft tot gevolg dat de Antwerpse Noorderkempen bestaat uit een afwisseling van zeer kwetsbare en weinig kwetsbare gebieden. De grote afwisseling heeft tot gevolg dat deze zones in de meeste gevallen moeilijk te begrenzen zijn. De veiligste benadering is het hele gebied van de Antwerpse Noorderkempen als zeer kwetsbaar voor te stellen maar zeer dikke kleilagen die o.a. voorkomen rond Beerse, Sint-Lenaarts en Rijkevorsel, maken die zones minder kwetsbaar. De deklaag varieert van geen deklaag over een deklaag kleiner dan 5 m en of zandig tot een deklaag groter dan 5 m. De dikte van de onverzadigde zone waar er geen deklaag is, is kleiner dan 10 m waardoor het als zeer kwetsbaar voor verontreiniging van het grondwater wordt beschouwd. Ter hoogte van het bestaande bedrijf zijn er matig natte zandgronden. Aan deze bodems wordt een gemiddelde grondwaterstand schommelend tussen 40 en 130 cm-mv (cm onder maaiveldniveau) gekoppeld. De exploitant, De Wolfputte BVBA, beschikt over een bedrijfseigen grondwaterwinning in het Kempens aquifer, meer specifiek in het Mioceen Aquifer (HCOV 0250) met name in de Zanden van Berchem en/of Voort (HCOV 0254) CKS_0200_GWL_2, met een diepte van de boorput 200 m-mv met een jaarlijks debiet van m³/j en 22 m³/d. Op basis van de watertoetskaart zijn de percelen niet overstromingsgevoelig, infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2). Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 14/26

15 In het studiegebied bevinden zich geen winningen voor openbare drinkwatervoorziening. In een straal van 1 km rond het bedrijf bevinden zich nog 12 vergunde grondwaterwinningen waarvan allemaal in het Kempisch aguifer. De dichtste grondwaterwinning is deze in de Bosstraat 11 op 166 m ten zuidwesten van het bedrijf van de Wolfputte BVBA. De grondwaterwinning van het bedrijf 'Wolfputte BVBA' vertegenwoordigt 12 % van de vergunde hoeveelheden in dezelfde laag in het studiegebied. Hydrografisch situeert het studiegebied zich in het Maasbekken, subhydrografisch in de zone Mark tot monding Roeleindeloop (incl.). Het bedrijfsterrein is niet rechtstreeks aan een waterloop gelegen. Op 170 m ten westen van het bedrijf is de Venneloop, een beek van 3 de categorie gelegen. Deze waterloop mondt uit in de Mark, een beek van 2 de categorie, die zich op 570 m ten noordwesten van het bedrijf bevindt. Stroomafwaarts bevinden zich geen relevante MAP- en VMM-meetpunten (liggen op ongeveer 3 km stroomafwaarts van het bedrijf). Volgens de huidige vergunde aantallen bedraagt de drinkwaterbehoefte m³/j en de reinigingswaterbehoefte 714 m³ /j reinigingswater. Voor huishoudelijk gebruik wordt rekening gehouden met een waterbehoefte van 30 m³. Er wordt enkel water van de eigen waterwinning gebruikt. De exploitant maakt in de huidige situatie geen gebruik van regenwater. De stallen werden droog gereinigd en het eierlokaal werd met grondwater gereinigd. Effecten Inzake de discipline water werd de impact beoordeeld van het bedrijf en van het geplande project op de drie watersysteemcomponenten: grondwater, oppervlaktewater en watergebruik. De bouw van de nieuwe leghennenstal vereist een bronbemaling gedurende de aanlegfase op het ogenblik dat de grondwatertafel op z'n hoogste peil staat. Er wordt uitgegaan van geen of een verwaarloosbaar effect Inzake de eigen grondwaterwinning wordt er zowel in de huidige als de toekomstige situatie geen of een verwaarloosbaar effect op naburige grondwaterwinningen veroorzaakt. Op het bedrijf is er zowel in de huidige als toekomstige situatie opslag van bepaalde risicostoffen. In de huidige situatie is er geen opslag van stookolie waardoor geen of verwaarloosbaar effect. In de toekomstige situatie zal er mogelijks opslag van stookolie zijn. Deze opslag van de stookolie zal in regel zijn met de VLAREM-wetgeving, waardoor in de toekomstige situatie wordt uitgegaan van een gering negatief effect. Voor de vaste mestopslag en voor de opvang van reinigingswater is er voldoende stockageruimte zowel in de huidige als toekomstige situatie waardoor er in beide gevallen wordt uitgegaan van een gering negatief effect. Opslag van reinigings- en ontsmettingsmiddelen gebeuren niet op deze inrichting, waardoor zowel in de huidige als toekomstige situatie geen of verwaarloosbaar effect is. Het bedrijf kan aanzien worden als een infrastructuurcomplex. Aangezien de bijkomende verharding en de nieuw te bouwen stal en loods gelegen zijn in niet overstromingsgevoelig gebied, aangezien zowel in huidige als in toekomstige situatie voldaan is aan de stedenbouwkundige verordening en aangezien er zowel in de huidige als in de toekomstige situatie voldoende bufferend vermogen aanwezig is op het bedrijf wordt er inzake waterhuishouding rekening gehouden met geen of verwaarloosbaar effect (en dit zowel voor de huidige als toekomstige situatie). Momenteel wordt enkel het sanitair water geloosd op oppervlaktewater na behandeling in een septische put. Het huishoudelijk afvalwater van de nog te bouwen bedrijfswoning zal aanvankelijk geloosd worden in oppervlaktewater ook na behandeling in een septisch put. Gezien het bedrijf gelegen is in collectief te optimaliseren buitengebied, zal het huishoudelijk afvalwater van zodra de rioleringen aangesloten zijn op een Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 15/26

16 zuiveringsstation, gezuiverd worden. Er wordt dan ook uitgegaan van een matig negatief effect in de huidige situatie. Na voorziening van het zuiveringsstation, wordt er uitgegaan van een gering negatief effect. Het project gaat niet gepaard met ingrepen aan of kruisingen van een waterloop. Bijgevolg treden structuureffecten niet op. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is het werkelijk grondwaterverbruik < of = de theoretische waterbehoefte waardoor wordt uitgegaan van geen of verwaarloosbaar effect inzake waterverbruik. Inzake waterbronnen is er door enkel en alleen diep grondwater te gebruiken zowel voor de reiniging als voor drinkwater een negatief effect. In de toekomstige situatie wordt er regenwateropvang voorzien voor laagwaardige toepassingen. Aangezien diep grondwater enkel zal aangewend worden voor hoogwaardige toepassingen, kan er in de toekomstige situatie uitgegaan worden van een matig negatief effect. Milderende maatregelen Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd. Gebruik van erkende producten. De stallen worden droog gereinigd. Periodieke reiniging verharde oppervlakten om afspoelen potentiële verontreiniging te voorkomen Het hemelwater van de nieuw te bouwen stal zal opgevangen worden en hergebruikt worden als reinigingswater voor het eierlokaal en bij eventuele natte reiniging van de stallen. Volgende tips zijn belangrijk voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau: Herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen Verder gebruik maken van een waterzuinige hogedrukreiniger. Hiermee kan het waterverbruik in vergelijking met een klassieke tuinslang tot de helft teruggebracht worden. De meest efficiënte hogedrukreinigers hebben een debiet van 6,5 l/min. Zowat alle types laten het gebruik van alternatieve waterbronnen vrij van bezinkbare deeltjes- toe. Bij gebruik van niet-leidingwater raden de producenten een extra voorfilter aan. Zorg bij het gebruik van een hogedrukreiniger altijd voor voldoende verluchting. Gebruik van goede drinkbakken, nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen door het afstellen van vlotter, 2.3 BODEM Referentiesituatie De Formatie van Weelde, meer bepaald Het Lid van Rijkevorsel bestaat uit een kleiig-zandig complex waarvan de dikte gemiddeld tussen de 5 en 10 m ligt. In de omgeving van de Ballematen loopt de dikte echter op tot 20 m. De tertiaire afzettingen, die in het studiegebied onmiddellijk onder het Quartair dek worden teruggevonden, bestaat uit de Formatie van Merksplas A en B (Geolgische kaart van België). Ter hoogte van het bedrijf en de percelen is de Formatie van Merksplas A de dagzomende laag. Deze formatie wordt gevormd door grijze, grove tot halfgrove, glimmerhoudende kwartsrijke zanden met schepfragmenten. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 16/26

17 Het bedrijf is gelegen in de Noorderkempen, die getypeerd worden door de aanwezigheid van zandige bodems. Ter hoogte van het bestaand bedrijf bestaat de bodem uit een matig natte zandbodem met duidelijke humus en/of ijzer-b-horizont (Zdg). Qua textuur onderscheiden we voornamelijk matig natte tot natte zand en lemige zandbodems. Qua drainageklasse vinden we onvoldoende gedraineerde bodems en slecht gedraineerde gronden met reductiehorizont. Aan de matig natte zandbodem wordt een gemiddelde grondwaterstand gekoppeld schommelend tussen 40 en 130 cm-mv. Effecten Door de bouw van de nieuwe stal en loodsen wordt er grond uitgegraven. Het grondverzet bedraagt 990 m³ en is bijgevolg groter dan 250 m³, waardoor een technisch verslag nodig is. De uitgegraven grond wordt gebruikt om ter plaatse te egaliseren. Nadat kippenmest gedroogd is in de droogtunnel, wordt deze opgeslagen in de mestloods in afwachting van het transport naar een externe mestverwerkingsinstallatie. De nieuwe stal en uitbreiding loodsen worden gebouwd op een perceel met een zeer hoge waardering voor landbouw. Bijgevolg wordt uitgegaan van een gering negatief effect. Milderende maatregelen De stallen en de verharding voor de stal zijn uitgerust met een volle betonnen vloer zodat uitspoeling van mestdeeltjes naar de bodem en het grondwater verhinderd wordt. Jaarlijks wordt een mestaangifte gedaan. Rekening houdende met een grondverzet van meer dan 250 m³ dient de initiatiefnemer volgens Vlarebo (hoofdstuk XIII) een technisch verslag te laten uitvoeren ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten grond. Er dient voldaan te worden aan de Vlarebo- en Vlarea-wetgeving. De extra mest die geproduceerd wordt in de toekomstige situatie wordt eveneens voor 100 % naar een externe mestverwerkingsinstallatie vervoerd. Indien er toch calamiteiten zouden optreden die een impact kunnen hebben op de bodem of het grondwater, worden zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen om de verontreiniging weg te nemen of om de verdere verspreiding van de verontreiniging te voorkomen, bv. door de verontreinigde grond af te voeren naar een daartoe vergunde inrichting. Uiteraard dienen hierbij de wettelijke bepalingen gevolgd te worden. 2.4 GELUID Referentiesituatie In Binnen het studiegebied vinden voornamelijk agrarische activiteiten plaats. Deze activiteiten leveren een bijdrage aan de geluidsbelasting. Er werden geen geluidsmetingen uitgevoerd, zodat als referentiewaarde voor het oorspronkelijke mgevingsgeluid in stille agrarische gebieden voor het L A95,1h volgende waarden gehanteerd zullen worden: voor de dagperiode 35 db(a), avondperiode 30 db(a) en 25 db(a) voor de nachtperiode. Effecten Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 17/26

18 In de huidige situatie kunnen we stellen dat het specifiek geluid (continue en incidentele bronnen) voldoet aan de richtwaarde voor een bestaande inrichting in alle periodes en t.h.v. al de beoordelingspunten. Door de aanwezige continue geluidsbronnen op het bedrijf kan er wel een verhoging zijn van het oorspronkelijk omgevingsgeluid in een stil agrarisch gebied, waardoor voor de dag-, avond en nachtperiode rekening gehouden wordt met een gering negatief effect ter hoogte van de meest nabij gelegen woning en op 200 m van de perceelsgrens. Op 500 m van het bedrijf (niet-landbouw woningen) is het effect overdag verwaarloosbaar en tijdens de avond- en nachtperiode is er een gering negatief effect aanwezig. Hierbij wordt opgemerkt dat er bij deze bewering uitgegaan werd van volgende veronderstellingen: - er wordt rekening gehouden met het omgevingsgeluid van een stil agrarisch gebied. Reeds aanwezige bedrijfsvreemde bronnen werden niet in rekening gebracht. - Er wordt bij deze vereenvoudigde berekening geen rekening gehouden met afschermingseffecten. De meest nabij gelegen woning is namelijk van het bedrijf 'De Wolfputte' afgeschermd door een aantal gebouwen. - Het geluid van de ventilatoren wordt gereduceerd door luchtkokers, waarmee geen rekening gehouden wordt in de berekening. Voor de geplande situatie werden volgende aannames gedaan: - ventilatoren met een bronvermogen van 85 db(a). - geen afscherming Voor de toekomstige situatie wordt voor de nachtperiode rekening gehouden met een negatief effect wanneer beoordeeld wordt ter hoogte van de meest nabijgelegen woning. Dit heeft te maken met de overschrijding van de grenswaarde in deze periode. Hier wordt dus ook benadrukt dat er niet gerekend wordt met afscherming. Bovendien maakt de woning zelf deel uit van een landbouwbedrijf (pluimvee + runderen) en zal het effect van het bedrijf 'De Wolfputte' gemaskeerd worden door de eigen, gelijkaardige geluidsbronnen op het bedrijf zelf. Voor deze woning is er tijdens de dag- en avondperiode een gering negatief effect. Op 200 m van de perceelsgrens is het effect van de continue bronnen tijdens alle periodes gering negatief. Dit geldt eveneens tijdens de nacht voor de woningen op 500 m van het bedrijf (niet landbouw). Tijdens de dag en avond zijn de effecten op 500 m verwaarloosbaar. Inzake incidentele bronnen blijkt dat er in de huidige situatie geen overschrijding van de richtwaarde opgemerkt worden. In de toekomstige situatie komen geen extra activiteiten bij (enkel de frequentie stijgt). Alle bestaande geluidsbronnen en de beoordeling van de effecten van die bronnen in de bestaande situatie blijven gewoon onveranderd gelden in de gewenste toestand. Milderende maatregelen Er dient opgemerkt te worden dat de berekende effecten in dit MER wellicht een overschatting zijn. Er wordt bij de berekeningen geen rekening gehouden met de aanwezige afscherming van de geluidsbronnen. Zo gebeurt het laden en het lossen van de verschillende grondstoffen en eindproducten tussen de gebouwen, waardoor het geluid gedempt wordt. Ook voor de ventilatoren in de bestaande situatie dient ook opgemerkt te worden dat er bij de bepaling van de geluidshinder geen rekening wordt gehouden met afscherming. De meest nabij gelegen woning is namelijk van het bedrijf afgeschermd. Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 18/26

19 Het betreft hier een bestaande inrichting van klasse 1. In Vlarem II, afdeling (milieuvoorwaarden voor bestaande inrichtingen) vinden we de voorwaarden in open lucht voor bestaande inrichtingen. Het beslissingsschema is van toepassing. Indien het specifiek geluid van de inrichting kleiner is dan de richtwaarde, dan is het niet noodzakelijk dat er maatregelen genomen worden door het bedrijf. Voor de toekomstige situatie wordt voor de nachtperiode rekening gehouden met een negatief effect wanneer beoordeeld wordt ter hoogte van de meest nabijgelegen woning. Dit heeft te maken met de overschrijding van de grenswaarde in deze periode. Hier wordt dus ook benadrukt dat er niet gerekend wordt met afscherming. Bovendien maakt de woning zelf deel uit van een landbouwbedrijf (pluimvee + runderen) en zal het effect van het bedrijf 'De Wolfputte' gemaskeerd worden door de eigen, gelijkaardige geluidsbronnen op het bedrijf zelf. Bovendien is er in de berekening geen rekening gehouden met de geluidsisolerende werking van de luchtkokers. Voor deze woning is er tijdens de dag- en avondperiode een gering negatief effect. Het zoeken naar milderende maatregelen is daarom minder dwingend. De ventilatoren zijn frequentiegestuurd. Tijdens het laden en het lossen worden de motoren van de bedrijfsvoertuigen zoveel mogelijk stilgelegd. Tijdens de werkzaamheden dient de initiatiefnemer er op te letten dat de aannemer de geluidshinder ten gevolge van de werken zo goed mogelijk beperkt en dat het onnodig draaien van de machines en motoren voorkomen wordt. Er moet rekening gehouden worden met een schappelijk start- en einduur van de bouwwerken, enz. Dit opdat hinder naar omwonenden zoveel mogelijk beperkt wordt. Er kan geopteerd worden om geluidsarme ventilatoren in de nieuwe leghennenstal te gebruiken. Indien we in dit project rekening houden met 80 db(a) dan bekomen we veel geringere effecten. Met andere woorden indien er bij de keuze van de ventilatoren van de nieuwe leghennenstal gekozen wordt voor geluidsarme ventilatoren met een vermogenniveau van 80 db(a), dan is het effect van de nieuwe stal naar geluid verwaarloosbaar. 2.5 MENS Referentiesituatie Het bedrijf is gelegen langs de Bosstraat 13 in Merksplas op zo n 1440 m van het dichtstbijzijnde woonpark en op ongeveer 1780 m van woongebied met landelijk karakter. Het dichtstbijgelegen woongebied licht al op 2420 m. De meest nabij gelegen woning bevindt zich in het agrarisch gebied op zo n 185 m van het bedrijf. Dit betreft een landbouwwoning. De onmiddellijke omgeving van het bedrijf wordt gekenmerkt door landbouwbedrijven. De meest nabijgelegen 'niet-landbouw' woningen liggen op een afstand van meer dan 500 m van het bedijf. Binnen een straal van 1 km bevindt zich geen recreatiezone, zoals bedoeld volgens het gewestplan. Op 1440 m licht een gebied voor dagrecreatie. De omgeving van het bedrijf wordt gekenmerkt door een agrarisch grondgebruik. In de omgeving vinden we een afwisseling van akkers en weiden terug. Verspreid binnen het studiegebied bevinden er zich verschillende andere landbouwbedrijven. Het bedrijf is gelegen langs de Bosstraat in Merksplas, dit is een lokale weg. De voornaamste aan- en afvoerroute is de gewestweg N124 Merksplas-Turnhout. Vanuit de Bosstraat verloopt het transport naar Koekhoven en zo Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 19/26

20 naar de N124 Merksplas-Turnhout. Langsheen de lokale wegen Bosstraat en Koekhoven liggen voornamelijk landbouwbedrijven. Op Koekhoven vlakbij de N124, zijn er eveneens enkele particuliere woningen gelegen. De kwaliteit en capaciteit van de wegen, en de verkeersbewegingen gerelateerd aan het bedrijf worden besproken. Er bevinden zich in de nabije omgeving van het bedrijf (straal 1 km) geen industriezones, zoals bedoeld volgens het gewestplan. Effecten In het verleden werden nog geen officiële klachten geuit ten opzichte van het bedrijf. Het aantal zware transporten vermeerdert van 7 naar 12 per week in de geplande situatie. De transporten voor het bedrijf gebeuren niet door een dorpskern, niet door een gevoelig gebied. Ze passeren wel langs een traject van 2,5 km van lokale wegen (Bosstraat - Koekhoven) waarlangs vooral het lokale verkeer van een aantal landbouwbedrijven verloopt. Er wordt bijgevolg uitgegaan van een verwaarloosbaar effect. Er worden geen effecten verwacht op de gezondheid van de mens ten gevolge van geluids-, geur- en stofhinder. Milderende maatregelen Het bedrijf tracht de transporten zoveel mogelijk overdag te laten doorgaan tussen 7u en 19u. Laden en lossen van de dieren gebeurt ook wel 's nachts. Het betreft wel transporten die weinig frequent voorkomen, nl. 1 keer per 14 maanden. Transporten tijdens het weekend worden steeds zoveel mogelijk vermeden. Er zijn door het bedrijf geen verdere maatregelen gepland. De exploitant kan het aantal benodigde transporten proberen te beperken door te vermijden dat niet-volle transporten gebeuren. 2.6 FAUNA EN FLORA Referentiesituatie De bedrijfsomgeving bestaat voornamelijk uit minder waardevolle elementen, nl. soortenarm permanent cultuurgrasland (hp), zeer soortenarme, ingezaaide graslanden (vaak tijdelijk) (hx) en akkers op zandige bodem (bs). Aan de oostkant van het bedrijf bevinden zich een aantal waardevolle loofhoutaanplanten (n) en in het Z ligt een stuk zeer waardevol eiken-berkenbos (qb). Op +/- 115 m ten ZO liggen 2 zeer waardevolle veedrinkpoelen (kn). Ter hoogte van het VEN-gebied ten oosten van het bedrijf en ter hoogte van het Habitatrichtlijngebied (oosten) vinden we hoofdzakelijk zeer waardevol eiken-berkenbos (qb) en minder waardevolle aanplant van Grove den met ondergroei van struiken en bomen (ppmb). Er zijn eveneens een aantal plassen aanwezig, nl. oligotroof tot mesotroof water (ao). Binnen een straal van ongeveer 1 km rondom het bedrijf komen een aantal waardevolle (w) en zeer waardevolle (z) eenheden voor. Eveneens zien we een aantal complexen van waardevolle en zeer waardevolle elementen (wz) en coplexen van minder waardevolle en waardevolle elementen (mw) voorkomen. Daarnaast zijn in de omgeving een aantal elementen aangeduid als minder waardevol. Dit zijn soortenarm permanent cultuurgrasland (hp), zeer soortenarme, ingezaaide graslanden (vaak tijdelijk) (hx) en akkers op zandige bodem (bs). Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 20/26

21 In oostelijke richting van het bedrijf, ter hoogte van het Habitatrichtlijngebied, ligt een faunistisch voornaam gebied. Dit gebied werd meegenomen in de beoordeling. Effecten Direct ecotoopverlies ten gevolge van de nieuwe infrastructuren werd als geen of verwaarloosbaar effect beschouwd, aangezien de nieuwe stal op een weiland, nl. soortenarm permanent cultuurgrasland (hp) wordt gebouwd, dat aangeduid staat als biologisch minder waardevol. Op de Habitatkaart versie 5.2 blijkt dat volgende habitattypen voorkomen in de omgeving van het bedrijf: -4010u: Noord-Antlantische vochtige heide met Erica tetralix, zwak ontwikkeld -4010f: Noord-Antlantische vochtige heide met Erica tetralix, goed ontwikkeld -9190_doel: Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur Het betreft vegetaties die voornamelijk gelegen zijn in een SBZ. Op 775 m is er een stuk heide, aangeduid als 4010u en niet gelegen in een SBZ. Deze habitattypen worden als aandachtsgebied beschouwd. Het dichtst gelegen zeer waardevolle eiken-berkenbos op een afstand van 105 m van het bedrijf ondervindt een belangrijke bijdrage (10 50% KL) voor verzuring zowel in de vergunde (3,1 ha) als in de nieuwe situatie (3,1 ha). Voor vermesting is er een significant negatief effect (> 50 % KL) voor 0,5 ha in de vergunde situatie en voor 0,5 ha in de nieuwe situatie. Ook de veedrinkpoel op 117 m (eutrofe plas) ondervindt een belangrijke bijdrage (10-50% KL) voor vermesting door het bedrijf. Dit is zo voor de volledige oppervlakte van de poel (0,1 ha) in de huidige situatie en in de toekomstige situatie. Voor de overige vegetaties van de verschillende groepen zoals in de discipline besproken, zijn er geen belangrijke bijdragen voor de kritische last verzuring of vermesting afkomstig van het bedrijf. Wat betreft de aandachtsgebieden volgens de kaart BWK 5.2, is er voor de habitattypen 4010u, 4010f en 9190_doel geen belangrijke bijdrage (> 10 % KL of SW) te verwachten voor verzuring of vermesting t.a.v. de kritische last en ook niet t.a.v. de streefwaarde (loofbos). Voor verzuring zijn er geen effecten te verwachten t.a.v. de KL of t.a.v. de SW. Voor vermesting is er een relevante bijdrage (5-10 % KL) voor 0,3 ha 4010u (niet in SBZ) in de huidige en in de toekomstige situatie en voor 0,1 ha 4010f (wel in SBZ) in de toekomst als we toetsen t.a.v. de kritische last. Voor de toetsing aan de streefwaarde (loofbos) is er enkel een beperkte bijdrage (3-5 % SW) voor 2,1 ha 9190_doel in de huidige situatie en 2,4 ha in de toekomst. Er kan geconcludeerd worden dat er voor de aandachtsgebieden o.b.v. de kaart BWK 5.2 die we in beschouwing nemen, nl. de habitats volgens de BWK 5.2 kaart geen negatieve effecten te verwachten zijn ten gevolge van de verzurende en vermestende deposities van het bedrijf in de huidige situatie en in de toekomstige situatie. De actuele situatie is evenwel sterk veranderd t.o.v. de aangeduide habitats op de habitatkaart 5.2 doordat op de terreinen van het erkend reservaat E-051 Turnhouts Vennengebied natuurherstelmaatregelen zijn genomen. De kwetsbare vegetaties zijn hierdoor sterk toegenomen alsook zijn er bijkomende beschermde habitats (o.a. habitattype 3110, 6230, 7150) aanwezig. De kaart (hieronder toegevoegd) aangereikt door Agentschap voor Natuur en Bos, geeft de actuele situatie van de beschermde habitats weer. O.b.v. deze actuele kaart worden volgende habitattypen in de discipline Fauna & Flora als aandachtsgebieden beschouwd: 3110: Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten Niet-technische samenvatting MER De Wolfputte Bvba 21/26