Gelet op de aanvraag van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, Brussel Mobiliteit, Directie Taxi s (hierna de aanvrager) ontvangen op 09/09/2014;

Transcriptie

1 1/12 Sectoraal comité voor de Federale Overheid Beraadslaging FO nr 31/2014 van 30 oktober 2014 Betreft: machtigingsaanvraag van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, Directie Taxi s om elektronisch persoonsgegevens te ontvangen van de Directie Inschrijving Voertuigen (hierna DIV) om de identificatie te vergemakkelijken en te garanderen van taxi s, huurvoertuigen met chauffeur en privévoertuigen, hun eigenaars en hun chauffeurs die zich bevinden op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met de bedoeling de wetgeving inzake taxi s en het verhuur van voertuigen met chauffeur te doen naleven (AF-MA ) Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid; Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, inzonderheid artikel 18; Gelet op de aanvraag van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, Brussel Mobiliteit, Directie Taxi s (hierna de aanvrager) ontvangen op 09/09/2014; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 24/09/2014; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Fedict op 10/10/2014;

2 Beraadslaging FO 31 /2014-2/12 Gelet op het technisch en juridisch advies ontvangen op 28/10/2014; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 30 oktober 2014, na beraadslaging, als volgt: I. ONDERWERP VAN DE AANVRAAG 1. De aanvrager wenst door het Comité te worden gemachtigd om elektronisch persoonsgegevens te ontvangen van de DIV om de identificatie te vergemakkelijken en te garanderen van taxi s, huurvoertuigen met chauffeur en privévoertuigen, hun eigenaars en chauffeurs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met de bedoeling de wetgeving inzake taxidiensten en verhuur van voertuigen met chauffeur te doen naleven.. 2. De Directie Taxi s van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel is een dienst van openbaar nut en is belast met het administratieve beheer en toezicht op taxi s en huurvoertuigen met chauffeur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het gewestelijk bestuur staat in voor het administratieve beheer en het toezicht van ongeveer taxi's (waarvan er 100 aangepast zijn voor personen met een beperkte mobiliteit) en meer dan 200 huurvoertuigen met chauffeur) Krachtens artikel 6, 1, X, 8 van de Bijzondere wet tot hervorming der instellingen is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inderdaad bevoegd voor: het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer, het taxivervoer en het verhuren van auto's met chauffeur. 4. De opdrachten van de aanvrager zijn meer concreet geregeld bij ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, bij besluit van 29 maart 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur en bij besluit van 8 mei 2088 tot vaststelling van het bedrag, alsook van de termijn en de nadere voorschriften voor betaling van de administratieve geldboetes met toepassing van de ordonnantie van 27 april Gegevens afkomstig uit de website van de aanvrager

3 Beraadslaging FO 31 /2014-3/12 II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. BEVOEGDHEID VAN HET COMITE 5. Krachtens artikel 36bis van de WVP vereist elke elektronische mededeling van persoonsgegevens door een federale overheidsdienst of door een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert een principiële machtiging van (het bevoegde) sectoraal comité. 6. Dit Comité moet nagaan of deze mededeling enerzijds nodig is voor de implementatie van de opdrachten die toevertrouwd worden door of krachtens de wet aan de vragende federale overheid en anderzijds of deze mededeling in zijn diverse aspecten compatibel is met al de geldige normen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wat de verwerking van de persoonsgegevens betreft (Parl. Doc. 50, , 1940/004). 7. Artikel 18 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de Voertuigen (hierna wet KBV) bepaalt: De toegang tot de andere gegevens van de Kruispuntbank vereist een voorafgaande machtiging van het sectoraal comité. Vooraleer zijn machtiging te geven, gaat het sectoraal comité na of deze toegang geschiedt in overeenstemming met deze wet, haar uitvoeringsbesluiten en de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Deze machtiging wordt door het sectoraal comité toegestaan : 1 aan de Belgische overheden voor de informatie die zij gemachtigd zijn te kennen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie; 2 aan de instellingen en natuurlijke of rechtspersonen voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van de opdrachten van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, of voor de opdrachten die door het sectoraal comité uitdrukkelijk als zodanig werden erkend; 3 aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die handelen in hun hoedanigheid van onderaannemer van de Belgische overheden, van instellingen en van natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in 1 en 2 ; de eventuele onderaanneming gebeurt op verzoek, onder controle en verantwoordelijkheid van deze overheden en instellingen. Deze onderaannemers moeten zich er formeel toe verbinden de bepalingen van de onderhavige wet en van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens te respecteren en nemen daartoe de nodige maatregelen, waarvan zij melding maken aan de personen waarvoor zij als onderaannemer optreden.

4 Beraadslaging FO 31 /2014-4/12 8. De DIV, die deel uitmaakt van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, zal de persoonsgegevens elektronisch doorzenden naar de aanvrager. Derhalve is het Comité bevoegd. B. TEN GRONDE 1. FINALITEITSBEGINSEL 9. Artikel 4, 1, 2 van de WVP staat uitsluitend een verwerking van persoonsgegevens toe voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en bovendien kunnen die gegevens niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. Het Comité onderzoekt hierna of in onderhavig geval die beginsels werden nageleefd. 10. De aanvrager legt uit dat de ingezamelde gegevens bedoeld zijn om overeenkomstig artikel 28 van de ordonnantie van 27 april 1995 de identificatie te vergemakkelijken en te garanderen van taxi s, huurvoertuigen met chauffeur en privévoertuigen, hun eigenaars en chauffeurs die zich bevinden op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, teneinde: de eigenaars van die voertuigen te bestraffen die burgerlijk aansprakelijk zijn als die voertuigen inbreuk plegen op: artikelen 32 tot 45 van het besluit van 29 maart 2007 voor wat de taxi s betreft; artikelen 85 tot 90 van het besluit van 29 maart 2007 voor wat de huurvoertuigen met chauffeur betreft; artikel 6 van het besluit van 8 mei 2008, artikelen 3, 16 en 37 van de ordonnantie van 27 april 1995 voor wat de privévoertuigen betreft. de chauffeurs van die voertuigen te bestraffen wanneer zijn inbreuk plegen op: artikelen 26 tot 31 van het besluit van 29 maart 2007 voor wat de taxichauffeurs betreft; artikelen 82 tot 83 voor wat de chauffeurs betreft van de huurvoertuigen met chauffeur. de informatie in de verklaringen te verifiëren en de verplichtingen te controleren die vereist zijn voor het verkrijgen van een vergunning om een of meerdere

5 Beraadslaging FO 31 /2014-5/12 voertuigen uit te baten, voor de vernieuwing van de vergunning om een of meerdere voertuigen uit te baten en voor de inning van belastingen overeenkomstig: artikelen 3 tot 14 van de ordonnantie van 27 april 1995 en artikelen 48, 54 en 57 van het besluit van 29 maart 2007 voor wat de taxivoertuigen betreft; artikelen 16 tot 26 van de ordonnantie van 27 april 1995 en de artikelen 91, 92, 95 en 98 van het besluit van 29 maart 2007 voor wat de huurvoertuigen met chauffeurs betreft; artikelen 13, 14 en 26 van de ordonnantie van 27 april 1995 voor wat de inning van de belastingen betreft. 11. De inbreuken op de hierboven beschreven bepalingen, kunnen aanleiding geven tot: strafrechtelijke sancties overeenkomstig artikel 35 van de ordonnantie van 27 april 1995; administratieve sancties overeenkomstig artikel 36 van de ordonnantie van 27 april 1995 en het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 8 mei 2008 tot vaststelling van het bedrag, alsook van de termijn en de nadere voorschriften voor betaling van de administratieve geldboetes met toepassing van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur. 12. Het Comité stelt vast dat: de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de Voertuigen inzake de doeleinden waarvoor de DIV persoonsgegevens verzamelt en verwerkt bepaalt: De Kruispuntbank heeft tot doel om enerzijds de opspoorbaarheid van voertuigen te waarborgen ( ) en anderzijds om op elk ogenblik de eigenaar ervan, de aanvrager en de titularis van hun inschrijving te identificeren, alsook de gegevens betreffende hun goedkeuring te achterhalen teneinde : ( )7 de opsporing, de strafrechtelijke vervolging en de strafuitvoering van de misdrijven mogelijk te maken; 11 het opleggen van administratieve sancties mogelijk te maken; 12 de werkzaamheden met betrekking tot de vergunningen voor het bezoldigd vervoer van personen over de weg door middel van motorvoertuigen te vergemakkelijken ; de artikelen 3 en volgende alsook de artikelen 16 en volgende van de ordonnantie van 27 april 1995 bepalen dat de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toestemming moet verlenen voor de uitbating van een taxidienst of verhuurdienst

6 Beraadslaging FO 31 /2014-6/12 voor voertuigen met chauffeur op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; artikel 36 van de ordonnantie van 27 april 1995 bepaalt: Administratieve boeten kunnen opgelegd worden door de ambtenaren die ter zake door de Regering aangewezen worden voor elke administratieve overtreding die gepleegd wordt door de personen bedoeld in deze ordonnantie of in de uitvoeringsbesluiten ervan. Onder dezelfde voorwaarden kunnen administratieve boeten opgelegd worden aan elke persoon van wie het voertuig zich zonder vergunning op een standplaats, voorbehouden aan taxi's, bevindt ; artikel 37 van de ordonnantie van 27 april 1995 bepaalt: de Regering kent de hoedanigheid van agent of officier van de gerechtelijke politie toe aan de beëdigde ambtenaren en beambten van het Gewest die zij aanstelt voor het opzoeken en het vaststellen bij proces-verbaal van overtredingen tegen deze ordonnantie, tegen de uitvoeringsbesluiten ervan of tegen de bepalingen van de vergunningen die krachtens deze ordonnantie afgegeven worden. De hiertoe bevoegde ambtenaren en beambten zijn eveneens gemachtigd om de feiten te constateren en om procesverbaal op te maken en om alle noodzakelijke maatregelen te nemen wanneer een voertuig zonder vergunning zich op een aan taxi's voorbehouden standplaats bevindt. 13. Gelet op wat voorafgaat, is het Comité van mening dat de doeleinden die de aanvrager nastreeft welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn en het herinnert eraan dat de gevraagde gegevens uitsluitend verwerkt mogen worden voor de verwezenlijking van die doeleinden. 14. Deze gegevensverwerkingen zijn eveneens toegestaan gelet op artikel 5, c) van de WVP. Het Comité stelt inderdaad vast dat de verwerkingen hun grond vinden in de bovenvermelde wettelijke bepalingen. 2. PROPORTIONALITEITSBEGINSEL 2.1. Aard van de gegevens 15. Artikel 4, 1, 3 van de WVP bepaalt dat de persoonsgegevens toereikend, ter zake dienend en niet overmatig dienen te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen en waarvoor zijn verder worden verwerkt.

7 Beraadslaging FO 31 /2014-7/ De aanvrager wenst de volgende gegevens te ontvangen uit het repertorium van de voertuigen dat het DIV bijhoudt: het inschrijvingsnummer van het voertuig; de naam en voornaam van de houder van de nummerplaat; het adres van de houder van de nummerplaat; het rijksregisternummer (voor de fysieke personen) of het ondernemingsnummer (voor de rechtspersonen) van de houder van de nummerplaat; het statuut van de nummerplaat; de datum van de eerste inschrijving; het merk en type voertuig; het chassisnummer van het voertuig; kleur van het voertuig bij de inschrijving; milieuklasse van het voertuig; de geldigheidsdatum van de technische controle; verzekeringsinstelling van het voertuig; de geldigheidsdatum van de verzekering; het aantal kilometers op het dashboard tijdens de laatste technische controle. 17. Over de gegevens verzekeringsinstelling van het voertuig, geldigheidsdatum van het voertuig en aantal kilometers op het dashboard tijdens de laatste technische controle, merkt het Comité op dat de DIV die gegevens niet in zijn bezit heeft. De machtigingsaanvraag is voor die drie gegevens dus onontvankelijk. 18. De 3 eerste gegevens zijn noodzakelijk voor de aanvrager om tijdens een controle of bij de toekenning/vernieuwing van een uitbatingsvergunning de voertuigen en hun eigenaars te kunnen identificeren. 19. De gegevens 5 tot 11 zijn noodzakelijk voor de aanvrager om uitspraak te kunnen doen over de verzoeken voor de toekenning of vernieuwing van de uitbatingsvergunningen. Die gegevens zijn ook nodig bij de controles om de eigenaars van de voertuigen of de chauffeurs te kunnen bestraffen die in overtreding zijn met de bepalingen van de ordonnantie van 27 april 1995, het besluit van 29 maart 2007 of het besluit van 28 mei Zie onder andere artikel 7, 2, 3 en 4 van de ordonnantie van 27 april 1995, de artikelen 3, 4, 5 2,3 en 4, 32 1, 10, 12, 13, 34 3, 48 1, 4 en 54 2, 2 van het beluit van 29 maart 2007.

8 Beraadslaging FO 31 /2014-8/ De aanvrager is al gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken voor de doeleinden vastgesteld in de machtiging nr. 27/2006 van 18 oktober 2006 van het Sectoraal comité van het Rijksregister 3. Krachtens artikel 5 van de wet van 5 mei 2014 houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren, is het Sectoraal Comité voor de Federale Overheid bevoegd om het gebruik van het rijksregisternummer te machtigen. Dit artikel bepaalt inderdaad: De toezichthouder staat toe dat het Rijksregisternummer wordt gebruikt telkens als over een gegevensstroom of verwerking van persoonsgegevens wordt beslist. Deze beslissing geldt als machtiging in uitvoering van artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen 4. Omdat de aanvrager reeds gemachtigd is om toegang te hebben tot de informatie van het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken, moet het onderzoek van het Comité enkel nog nagaan of het gebruik van het rijksregisternummer proportioneel is ten aanzien van de nieuwe doeleinden die de aanvrager nastreeft (artikel 4, 1, 3 van de WVP). De aanvrager wil dit identificatienummer als identificatiemiddel gebruiken met de bedoeling zo veel mogelijk vergissingen te vermijden bij het opstellen van een procesverbaal, het opleggen van een administratieve boete of de overdracht van een dossier naar het parket. Het Comté stelt vast dat in combinatie met de naam, voornaam en het adres, dit nummer, dat een uniek nummer is, het mogelijk maakt om een persoon zonder foutenmarge te identificeren. De verwarring of vergissingen waartoe homoniemen of spelfouten in de naam aanleiding kunnen geven, worden op die manier geheel vermeden. Gelet op de nagestreefde doeleinden en de gevolgen die dit voor de betrokken persoon kan meebrengen, is het van belang dat er geen enkele vergissing wordt gemaakt rond de identiteit van die persoon. 3 Aanvraag van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bestuur Uitrusting en Vervoer, Directie Taxi s en bijzondere Vormen van geregeld vervoer, om toegang te verkrijgen tot de informatiegegevens van het Rijksregister en om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken met het oog op administratieve vereenvoudiging en fraudebestrijding in de taxi- en vervoersector. 4 Artikel 3, 6 omschrijft het begrip toezichthouder als de publiekrechtelijke instelling bedoeld in artikel 28 van de Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en in artikel 8.3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007, die thans bestaat uit de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ingesteld door artikel 23 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, alsook uit de sectorale comités ingesteld door artikel 31bis van dezelfde wet van 8 december 1992, de Vlaamse toezichtcommissie voor het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, ingesteld door artikel 10 van het decreet van het Vlaamse Parlement van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, de Commissie Wallonië-Brussel voor het toezicht op de gegevensuitwisselingen, ingesteld door artikel 22 van het samenwerkingsakkoord van 23 mei 2013 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap over het opstarten van een gemeenschappelijk initiatief om gegevens te delen en over het gemeenschappelijk beheer van dit initiatief, en iedere andere gelijkaardige instantie opgericht bij wet, decreet of ordonnantie.

9 Beraadslaging FO 31 /2014-9/ Gelet op de doeleinden omschreven onder de punten 10 en volgende, besluit het Comité dat de gegevens die de aanvrager wenst te ontvangen in overeenstemming zijn met artikel 4, 1, 3 van de WVP. 22. Daarnaast vestigt het Comité de aandacht op het feit dat de verzamelde gegevens beschouwd moeten worden als gerechtelijke gegevens als omschreven in de WVP, als ze worden verzameld en verwerkt om een zaak voor de rechtbank aanhangig te maken, of aanleiding kunnen geven tot administratieve boetes of nog wanneer ze betrekking hebben op vermoedelijke inbreuken. 23. Daarom wordt eraan herinnerd dat de gerechtigden van deze beraadslaging de bijzondere voorwaarden moeten naleven die gelden voor dit soort verwerkingen. De voorwaarden staan omschreven in artikel 25 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 houdende uitvoering van de WVP. Krachtens dit artikel moet de verantwoordelijke duidelijk de categorieën personen aanduiden die toegang hebben tot de gegevens en hun functie moet nader omschreven worden. De lijst van de categorieën personen moet ter beschikking worden gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (hierna de Commissie). De verantwoordelijke moet bovendien erover waken dat die aangeduide personen krachtens een wettelijke, statutaire of contractuele verplichting gebonden zijn aan de eerbiediging van de vertrouwelijkheid van de gegevens Bewaringstermijn van de gegevens 24. Aangaande de bewaringstermijn van de gegevens herinnert het Comité eraan dat de gegevens niet langer mogen worden bewaard dan de tijd die nodig is om het doeleinde te verwezenlijken waarvoor die gegevens werden ingewonnen (artikel 4, 1, 5 van de WVP). 25. De aanvrager wenst de gegevens 10 jaar te bewaren. Hij rechtvaardigt die termijn op grond van artikel 85, 2 van het besluit van 29 maart 2007 dat bepaalt dat de huurvoertuigen met chauffeur (categorie grote luxe-klasse) niet meer dan 10 jaar oud mogen zijn te rekenen vanaf de eerste inverkeerstelling. De andere voertuigen (taxi en huurvoertuigen met chauffeur) mogen niet meer dan 7 jaar oud zijn (cfr. artikelen 85, 1 en 32, 12 van het besluit van 29 maart 2007). 26. Het Comité stelt vast dat de voorgestelde bewaartermijn in overeenstemming is met artikel 4, 1, 5 van de WVP. Het Comité herinnert er echter aan dat er in de praktijk een onderscheid kan worden gemaakt tussen verschillende bewaarmethodes. Zo lang het

10 Beraadslaging FO 31 / /12 dossier in behandeling is, moeten de gegevens zodanig worden gewaard dat ze normaal beschikbaar en toegankelijk zijn voor de personen die het dossier beheren. Zodra het dossier geklasseerd wordt, moeten de gegevens slechts beperkt beschikbaar en toegankelijk zijn. Deze bewaarmethode beantwoordt aan eventueel andere doeleinden van die bewaring, zoals de eerbiediging van de wettelijke bepalingen inzake verjaring of het uitvoeren van een administratieve controle. Zodra het niet langer nuttig is de gegevens te bewaren, moeten ze niet meer worden bewaard Frequentie van de toegang en duur van de machtiging 27. De aanvrager wenst permanent toegang tot de gevraagde gegevens. 28. Aangezien de aanvrager elke dag in de mogelijkheid moeten zijn om de voertuigen en hun eigenaars te identificeren, zich tot hen te richten, processen-verbaal op te maken, administratieve boetes op te leggen, de uitbatingsvergunningen toe te kennen of te vernieuwen, is het Comité van mening dat gelet op artikel 4, 1, 3 van de WVP een permanente elektronische doorgifte gerechtvaardigd is. 29. De aanvrager vraagt elektronische doorgifte voor onbepaalde duur. Het Comité stelt vast dat het doeleinde waarvoor de aanvrager toegang wil, niet in de tijd beperkt is en dat een machtiging voor onbepaalde duur bijgevolg geschikt is (artikel 4, 1, 3 van de WVP). 30. Het Comité benadrukt evenwel dat deze machtiging slechts geldig is zolang er geen algemene machtiging ter zake wordt verleend. De aanvrager wordt verzocht om zich binnen een redelijke termijn bij die algemene machtiging aan te sluiten Ontvangers en/of derden aan wie de gegevens worden verstrekt 31. De aanvrager verduidelijkt dat de gegevens intern zullen worden verwerkt door: de 10 beëdigde beambten-toezichthouders bekleed met het mandaat van officier van gerechtelijke politie krachtens artikel 37 van de ordonnantie van 27 april 1995; de Verantwoordelijke van de Cel Geschillen en gedelegeerd- ambtenaar bevoegd om administratieve boetes op te leggen; de directeur van de Directie Taxi s en plaatsvervangend gedelegeerd-ambtenaar bevoegd om administratieve boetes op te leggen; de Juridisch adviseur, beambte bij de Cel Geschillen, vervanger van de Verantwoordelijke van de Cel.

11 Beraadslaging FO 31 / / De aanvrager liet ook weten dat de gegevens kunnen worden doorgegeven aan de Procureur des Konings bij de Politierechtbank en aan het Arbeidsauditoraat voor de tenuitvoerlegging van de strafrechtelijke sancties overeenkomstig artikel 35 van de ordonnantie. 33. Het Comité stelt vast dat deze personen overeenkomstig de artikelen 35, 36 en 37 van de ordonnantie van 27 april 1995 en het besluit van 8 mei 2008, bevoegd zijn om dergelijke gegevens te verwerken. Het Comité heeft geen enkele aanmerking op het feit dat de bovenvermelde personen toegang hebben tot de relevante gegevens en dit uitsluitend binnen de grenzen en bevoegdheden die hen door de regelgeving werden toegekend en mits zij krachtens een wettelijke, statutaire of contractuele verplichting gebonden zijn de vertrouwelijkheid van de gegevens te eerbiedigen. 3. TRANSPARANTIEBEGINSEL 34. Het Comité herinnert eraan dat een eerlijke gegevensverwerking een verwerking is die op een transparante wijze gebeurt. De informatieverplichting bedoeld in artikel 9, 2 van de WVP is een van de hoekstenen voor een transparante verwerking. 35. In onderhavig geval zullen de geplande gegevensverwerkingen evenwel worden verricht in toepassing van de voorgeschreven bepalingen door of krachtens een wet, decreet of ordonnantie. Krachtens artikel 9, 2, 2 de lid, b) van de WVP is er in dergelijke situatie een vrijstelling van informatieplicht. Die vrijstelling neemt echter niet weg dat het Comité mag nagaan of er gepaste waarborgen bestaan ter bescherming van de fundamentele rechten van de betrokken personen. 36. Het Comité dringt erop aan dat een algemene informatie wordt gegeven aan betrokken personen, bijvoorbeeld via de website van de DIV 5, de website van de aanvrager en/of via het proces-verbaal. 4. BEVEILIGING 4.1. Op niveau van de aanvrager 37. Uit de documenten die de aanvrager verstrekte, blijkt dat zij beschikken over een consulent inzake informatiebeveiliging en over een beveiligingsplan. 5

12 Beraadslaging FO 31 / / Het Comité neemt hiervan akte Op niveau van de DIV 39. Uit de documenten waarover het Comité beschikt, blijkt dat de DIV beschikt over een consulent inzake informatiebeveiliging en over een beveiligingsplan. OM DIE REDENEN Het Comité machtigt de aanvrager om de elektronische gegevens bedoeld in de machtigingsaanvraag te ontvangen, met uitsluiting van de gegevens verzekeringsinstelling van het voertuig, geldigheidsdatum van de verzekering en aantal kilometers op het dashboard, onder de voorwaarden vastgesteld in deze beraadslaging en voor zolang deze voorwaarden worden nageleefd; beslist dat het desgevallend met regelmatige tussenpozen kan verifiëren of er daadwerkelijk overeenkomstig de stand van de techniek, duurzame, technische en organisatorische maatregelen werden ingevoerd, die gedurende de hele machtigingsperiode in staat zijn om de bestaande risico s te dekken. Het Comité verzoekt de partijen/aanvrager om iedere relevante wijziging in de beveiliging van de gemachtigde verwerkingen aan het Comité mee te delen. De Wnd. Administrateur, De Voorzitter, (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Stefan Verschuere