Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België PediSurv

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België PediSurv"

Transcriptie

1 Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België PediSurv Jaarverslag 2009 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat Brussel België PHS

2 Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België PediSurv Jaarrapport 2009 Directie Volksgezondheid en Surveillance Juliette Wytsmanstraat Brussel België 2

3 Volksgezondheid en Surveillance november 2010 Brussel, België Intern referentienummer: PHS Depotnummer :D/2010/2505/75 Dr. M. Sabbe Tel : Fax : martine.sabbe@wiv-isp.be Dr. D. Hue Medewerkers: Yves Dupont, Marleen Meganck Het verslag is beschikbaar in PDF-formaat op De surveillance van poliomyelitis en mazelen gebeurt in het kader van een conventie tussen het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu De surveillance van bof en IPD wordt financieel ondersteund door de Vlaamse Overheid, Vlaamse Agentschap Zorg & Gezondheid en het Ministère de l Enfance, de l Aide à la Jeunesse et de la Santé de la Communauté française Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. 3

4 Dankbetuigingen De Operationele Directie Volksgezondheid en Surveillance van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid dankt de pediaters en huisartsen die bereidwillig hebben deelgenomen aan de surveillance via PediSurv in Onze dank gaat verder ook uit naar de kinderartsverenigingen, de leden van het begeleidingscomité PediSurv en IPD, naar de diensten Toezicht Volksgezondheid van de gemeenschappen en naar het referentielaboratorium voor pneumokokken van de KU Leuven voor de samenwerking. Dank aan de leden van EUVAC.NET. Institut Scientifique de Santé Publique Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel Dit rapport mag niet gereproduceerd, gepubliceerd of verdeeld worden zonder akkoord van het WIV-ISP. 4

5 INHOUD SAMENVATTING POLIOMYELITIS MAZELEN CONGENITAAL RUBELLA SYNDROOM BOF INVASIEVE PNEUMOKOKKENINFECTIES (IPD) HEMOLYTISCH UREMISCH SYNDROOM (HUS) BESLUIT GEBRUIKTE AFKORTINGEN BIJLAGE 1: MOGELIJKE OORZAKEN VAN ACUTE SLAPPE VERLAMMING (AFP) BIJLAGE 2: LIJST VAN DEELNEMENDE ZIEKENHUIZEN AAN DE IPD SURVEILLANCE (2009) REFERENTIES

6 SAMENVATTING In het kader van de eradicatie van poliomyelitis in de Europese regio van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO) in juni 2002 en de eliminatie van mazelen tegen het jaar 2010 werd er besloten in België een surveillance systeem van enkele zeldzame aandoeningen bij kinderen op te zetten (PediSurv). Het systeem werd gelanceerd in oktober 2002 in samenwerking met de kinderartsen in België en de huisartsen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De deelname van kinderartsen en huisartsen aan de surveillance is stabiel, en de gegevens kunnen over de verschillende jaren heen vergeleken worden. De surveillance van acute slappe verlammingen (AFP-surveillance) in België, in het kader van de opvolging van de eradicatie van poliomyelitis, detecteerde in % van het jaarlijkse minimum aantal verwachte gevallen van AFP in België (18 gevallen in België volgens criteria van de WGO). De kwaliteit van de surveillance is gestegen in vergelijking met 2008, maar is nog steeds onvoldoende om een snelle detectie van een poliogeval in België te waarborgen. De afwezigheid van poliovirussen in België wordt daarom aangevuld via de opvolging van circulerende enterovirussen in ons land door een peilnetwerk van laboratoria. In afwachting dat deze surveillance van enterovirussen uitgebreid wordt, zal de AFP-surveillance verder gezet worden. Niettegenstaande het feit dat de surveillance van mazelen en bof niet exhaustief is voldoet het systeem toch aan een aantal doelstellingen van surveillance, zoals de detectie van clusters van gevallen, het verzamelen van informatie over de leeftijdsgroepen en de vaccinatiestatus van gevallen, en het opvolgen van trends. De gegevens tonen ook aan dat de incidentie van mazelen in België hoger is dan de vereiste incidentie voor eliminatie (< 1 geval per miljoen inwoners). In het kader van de eliminatiedoelstelling van rubella en de preventie van congenitale rubella, werd in 2007 de registratie van het congenitaal rubellasyndroom (CRS) toegevoegd aan het surveillancesysteem PediSurv. Er werd geen enkel geval van CRS geregistreerd. In 2009 waren voor het eerst gegevens beschikbaar over het Hemolytisch Uremisch Syndroom bij kinderen via PediSurv. Aangezien de surveillance pas effectief werd vanaf maart 2009 is een schatting van de incidentie nog niet mogelijk. Bij 16 gevallen werd een met diarree geassocieerde HUS vastgesteld, 2 gevallen werden als atypisch HUS geklasseerd. Bij 38% van de HUS gevallen geassocieerd met diarree was dialyse noodzakelijk. De surveillance van invasieve pneumokkokeninfecties (IPD), in samenwerking met het referentielaboratorium voor pneumokokken van de KULeuven, werd opgestart in oktober 2005 om de impact van het heptavalente pneumokokkenvaccin Prevenar op te volgen. In 2009 wordt de impact van het vaccin bij de doelgroep echter stilaan uitgevlakt door een toename van de gevallen van IPD door niet-vaccin serotypes. Duidelijk is alvast dat vaccinatie tegen pneumokokkeninfecties verder gezet moet worden, maar dat er nood is aan implementatie van een vaccin met meer serotypes. De verdere opvolging van de oorzakelijke serotypes, de klinische diagnose en correcte registratie van de vaccinatiestatus voor alle gevallen blijft onontbeerlijk in de opvolging van de impact. 6

7 1. POLIOMYELITIS Achtergrond Aangezien de mens het enige natuurlijke reservoir is voor het poliovirus en vaccinatie een efficiënte bescherming biedt, werd de eradicatie van het wild type poliovirus tegen 2005 als een haalbare doelstelling vastgelegd (1). Drie van de 6 regio s van de WGO werden reeds poliovrij verklaard: de regio van Noord- en Zuid-Amerika, de regio van de Stille Oceaan en in 2002 de Europese regio. Om het certificaat van een polio-vrije regio te verkrijgen, moet elk land van de regio kunnen aantonen dat er geen enkel wild type poliovirus circuleert, dat er een efficiënt systeem bestaat voor de detectie van verdachte gevallen van polio en dat er geen enkel risico is van transmissie van het poliovirus uit een laboratorium (ingeperkt gebruik). Om aan deze eisen van de WGO te voldoen, werd in 1998 het Belgisch Certificatie Comité (BCC) voor de Eradicatie van Poliomyelitis opgericht. Het comité toonde aan dat België aan de criteria van een poliovrij land voldoet en verzekert de opvolging van deze certificatie. Doelstelling van de surveillance Zolang wild poliovirus nog circuleert in een aantal landen van de wereld, moet elk polio-vrij land, zoals België, een surveillancesysteem hebben dat een mogelijk geïmporteerd geval van poliomyelitis snel identificeert. De gouden standaard volgens de WGO is Acute Flaccid Paralysis (AFP) surveillance. Deze surveillance bestaat uit de registratie van alle gevallen van acute slappe verlamming bij kinderen onder de 15 jaar, met het uitsluiten van een infectie door een poliovirus bij deze gevallen via stoelgangonderzoek. AFP kan door verschillende aandoeningen veroorzaakt worden (Bijlage 1). Meestal gaat het om gevallen van het Syndroom van Guillain-Barré. Gevalsdefinitie Acuut klinisch beeld van focale slapheid of verlamming met verminderde tonus zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak (zoals een trauma), bij kinderen onder de 15 jaar. Indicatoren De twee belangrijkste indicatoren voor de evaluatie van AFP surveillance zijn de sensitiviteit van het systeem en adequate virologische diagnostiek. De sensitiviteit wordt weergegeven door de non-polio AFP-rate dat het aantal gevallen weergeeft van AFP veroorzaakt door een andere aandoening dan polio, per kinderen jonger dan 15 jaar. In niet-endemische landen voor polio wordt een non-polio AFP rate van minimaal 1 per kinderen jonger dan 15 jaar verwacht, wat in België neerkomt op ongeveer 18 gevallen per jaar. Als het surveillancesysteem in België minstens 18 gevallen van AFP (niet veroorzaakt door polio) detecteert, wil dat zeggen dat een eventueel geïmporteerd geval van polio ook zou gedetecteerd worden. Adequate virologische diagnostiek bestaat uit het onderzoek naar poliovirussen in 2 stoelgangstalen, afgenomen binnen de 2 weken na aanvang van de paralyse en met een interval van minstens 24 uur. 7

8 Resultaten In totaal werden er het voorbije jaar 6 gevallen van acute slappe verlamming bij kinderen gemeld. Voor 4 gevallen was de diagnose het Syndroom van Guillain-Barré. Voor één ander geval ging het om een gedissemineerde encefalomyelitis. Voor het laatste geval werd een Miller-Fisher Syndroom gediagnosticeerd. Geen enkel geval was verdacht voor polio. De gemelde gevallen komen verspreid voor in België (Figuur 1). Figuur 1. Geografische spreiding van gemelde gevallen van AFP in België, 2009 Indicatoren De non-polio AFP-rate in 2009 was 0.35, wat wil zeggen dat 35% van het minimum aantal verwachte gevallen van AFP gemeld werd. De indicatoren voor de kwaliteit van de surveillance (WGO criteria) worden weergegeven in Tabel 1. Jaar Tabel 1. AFP surveillance kwaliteitsindicatoren, België, Non-polio AFP rate Aantal gemelde AFP gevallen % AFP gevallen met minstens 1 stoelgangstaal % AFP gevallen met minstens 2 stoelgangstalen Non-polio AFP index* % 0% % 0% % 0% % 17% % 0% % 0% % 0% 0.00 * Non polio AFP rate x % gevallen met 2 stoelgangstalen 8

9 Discussie Met een melding van 6 gevallen van AFP in 2009, is de Non-polio AFP rate het voorbije jaar gestegen in vergelijking met vorig jaar. Maar omdat er geen 2 stoelgangstalen werden afgenomen om een infectie door een poliovirus uit te sluiten is de globale AFP index opnieuw nul. De kwaliteit van de surveillance blijft dus onvoldoende om een eventueel importgeval van AFP dat wel veroorzaakt wordt door een poliovirus te detecteren. De surveillance van AFP werd ook in 2009 aangevuld met de surveillance van enterovirussen (EV) door een peilnetwerk van laboratoria, zodat kan worden aangetoond dat het wilde poliovirus niet meer circuleert in ons land. Het netwerk bestaat uit 58% (100/171) van de laboratoria microbiologie in België. Deelnemende laboratoria worden verzocht om positieve isolaten van enterovirussen wekelijks te melden aan het WIV, en de isolaten voor typering door te sturen naar één van de 5 nationale laboratoria voor enterovirussen (KUL, UCL, VUB, ULB, UZ Gent). Geïsoleerde poliovirussen moeten verstuurd worden naar het referentielaboratorium voor polio van de KULeuven. In 2009 werden er geen poliovirussen geïsoleerd in België. De huidige AFP-surveillance in België voldoet niet aan de kwaliteitsvereisten. Vooraleer de surveillance echter stop te zetten moet er een alternatief surveillancesysteem bestaan voor de verdere opvolging van de polio-vrije status van België. De aanbeveling van het BCC om de surveillance van circulerende enterovirussen door het referentielaboratorium verder uit te bouwen, kon in 2008 niet uitgevoerd worden omwille van financiële beperkingen. De verwachte financiering van het referentielaboratorium via het project van financiering van de referentielaboratoria door het RIZIV is nog geen feit. Indien dat in 2010 wel zo zal zijn, kan het referentielaboratorium een aantal nieuwe activiteiten opstarten. Ondertussen dient de surveillance van AFP in 2010 verder gezet te worden via het netwerk Pedisurv, omdat dit netwerk ook gegevens verzamelt voor andere infectieziekten bij kinderen (zoals mazelen) en de surveillance een minimale werklast inhoudt. De surveillance is ook een manier om kinderartsen in België verder te herinneren aan het risico van import van polio in ons land. Deelnemende kinderartsen worden opnieuw aangespoord om voor elk geval van acute slappe verlamming bij een kind jonger dan 15 jaar, 2 stoelgangstalen af te nemen voor het uitsluiten van een enterovirus infectie. Ook wordt er gevraagd om al deze gevallen zo snel mogelijk te melden aan het WIV. 9

10 2. MAZELEN Achtergrond Mazelen is één van de voornaamste ziekten die door vaccinatie vermeden kan worden. Hoewel in de meeste geïndustrialiseerde landen mazelen een zeldzame aandoening is geworden, blijft het in ontwikkelingslanden één van de voornaamste oorzaken van overlijden bij kinderen jonger dan 5 jaar. Complicaties komen voor in 10 tot 20% van de gevallen. Het Europees regionaal bureau van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO Euro) stelde de eliminatie van mazelen en het congenitaal rubella syndroom voorop. De streefdatum hiervoor was 2010, maar intussen is duidelijk dat dit niet gehaald werd. Daarom werd een hernieuwd engagement gevraagd van alle landen met als streefdoel eliminatie in 2015 (2). Eliminatie houdt in dat er geen langdurige transmissie meer is van het virus en dat een (eventueel geïmporteerd) geval geen aanleiding geeft tot verspreiding van de aandoening. Daarvoor is vaccinatie van minstens 95% van de bevolking met 2 dosissen van het mazelenvaccin vereist. Zoals ook de andere Europese landen heeft België zich geëngageerd om mazelen te elimineren. In januari 2003 werd het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België opgericht. In 2004 stelde het comité een nationaal actieplan voor de eliminatie van mazelen op. De prioriteiten van het plan zijn het verhogen van de vaccinatiegraad tot 95% voor beide dosissen van het mazelen vaccin en het opzetten van een efficiënt surveillancesysteem van mazelen met bevestiging van de diagnose door het Nationaal Laboratorium voor Mazelen en Rubella (WIV, afdeling Virologie). België maakt deel uit van de 8 landen in Europa dat een actieplan voor de eliminatie van mazelen en/of rubella heeft opgesteld (3). Sinds 2009 is mazelen een verplicht te melding aandoening in de Vlaamse Gemeenschap (4) en ook in het Brussels Hoofdstedelijk gewest (5). Mazelen behoort tot de aandoeningen die verplicht gemeld moeten worden in Europa volgens de Europese beslissing 2119/98/CE. De Franse Gemeenschap sluit aan bij deze beslissing, zoals blijkt uit de bijlage van een brief met informatie over de vogelgriep, verstuurd naar alle Franstalige artsen in januari Dit houdt in dat sinds 2009 mazelen een verplicht te melden ziekte is voor gans België. Doelstelling van de surveillance Om het eliminatieproces van mazelen in België op te volgen, is het noodzakelijk om gegevens te verzamelen over het aantal gevallen, de epidemiologische kenmerken van deze gevallen (leeftijd, vaccinatie, risicogroep ) en over de bron van nieuwe infecties. Gevalsdefinitie Klinisch beeld van een gegeneraliseerde uitslag (> 3 dagen) en een temperatuur van > 38.0 C en één of meer van de volgende symptomen: hoesten, coryza, Koplik vlekjes, conjunctivitis. 10

11 Resultaten Aantal gevallen In totaal werden in 2009 door de verschillende informatiebronnen 33 gevallen van mazelen gemeld (waaronder 24 labo bevestigd). Door de artsen van PediSurv werden 16 gevallen gemeld, daarnaast werden er nog 6 gevallen gemeld door de Dienst Toezicht Volksgezondheid of de PSE s, 3 gevallen werden via contact tracing opgespoord en 8 meldingen via het laboratorium. Vergeleken met de voorbije jaren is het aantal gevallen gedaald (Figuur 2). Figuur 2. Aantal gemelde gevallen van mazelen per jaar en per regio, , België N Brussel Vlaanderen Wallonië Sinds het begin van de surveillance via PediSurv kreeg het WIV melding van een totaal van 339 gevallen tussen 2003 en 2009 (Figuur 3). In 2004 vond een mazelenopstoot plaats in enkele Brusselse scholen (6). De toename in was het gevolg van een belangrijke epidemie bij orthodoxe Joodse gemeenschappen in Antwerpen met minstens 137 gevallen, na import van het mazelenvirus uit Engeland. Culturele factoren, een gebrek aan informatie over het vaccin en het feit dat de leerlingen uit private niet-gesubsidieerde scholen geen systematisch aanbod kregen van het vaccin via een CLB lagen aan de basis van deze opstoot (7). 11

12 Figuur 3. Aantal gevallen van mazelen, , België Labo bevestiging Klinisch geval Epidemiologische link 30 Aantal gevallen Maand - Jaar Geografische spreiding Gevallen van mazelen komen min of meer verspreid voor in België (Figuur 4). Figuur 4. Geografische spreiding van gevallen van mazelen in België, 2009 Op basis van de gemelde gevallen in 2009 kan een ruwe incidentie worden gegeven van 3 per miljoen inwoners, zoals ook wordt weergegeven in de EURO Immunization Monitor die de situatie in Europa opvolgt (8). Om een gecorrigeerde incidentie te kunnen bepalen voor de Belgische populatie moet echter de dekkingsgraad van PediSurv gekend zijn. Omdat niet gekend is welke patiëntenpopulatie wordt bereikt en de deelnemende praktijken mogelijk niet representatief zijn voor alle kinderartsen, kunnen deze gegevens niet worden geëxtrapoleerd. 12

13 Bevestiging door het laboratorium In totaal werden er 24 (73%) van de 33 gevallen van mazelen bevestigd door een positieve test in een laboratorium (IgM+, PCR+ of isolatie van het mazelenvirus via cultuur). Dit percentage is hoger dan in 2005 (42%) en in 2006 (53%). Tijdens een epidemie moeten niet alle gevallen worden bevestigd. Het is dan aanbevolen om voor elke nieuwe transmissieketen één geval te bevestigen. In 2009 was er geen epidemie in België. Bij zeven gevallen werd genotype D5 vastgesteld en bij twee gevallen genotype D4. Het genotype D5 is het genotype dat voornamelijk circuleert in Frankrijk, maar op basis van het epidemiologische onderzoek kon niet besloten worden dat deze gevallen waren geïmporteerd. Epidemiologische gegevens Epidemiologische gegevens via een ingevulde vragenlijst werden bekomen voor bijna alle gevallen (97%), behalve voor twee. Dat dit veel meer is dan in de voorbije jaren, is te danken aan een actieve follow-up van elk geval, via telefonisch of elektronisch contact met de behandelende arts of de patiënt zelf. 1. Leeftijd De leeftijd is gekend voor 33 gevallen (100%). De meeste gevallen waren jonger dan 15 jaar oud en 30% was tussen de 10 en 14 jaar oud (Figuur 5). Figuur 5. Aantal gevallen van mazelen per leeftijdsgroep in 2009, België (n=33) % < leeftijdsgroep Vaccinatiestatus De vaccinatiestatus was gekend voor 30 gevallen (90%). Daarvan kregen 6 gevallen (18%) 1 dosis MBR-vaccin, volgens de arts of de ouders. De vaccinatiedatum was gedocumenteerd voor 3 gevallen (10%). 13

14 3. Verwikkelingen In totaal werden er 8 patiënten (81% van de gevallen met beschikbare informatie) gehospitaliseerd, vooral omwille van asthenie of anorexie. Eén geval van 12 jaar had een pneumonie ontwikkeld. 4. Import uit het buitenland In 2007 werd er voor de cluster van mazelen in Antwerpen voor 5 gevallen een link gelegd met een verblijf in Engeland. In 2008 werd één ander geval mogelijk besmet tijdens een verblijf in Frankrijk (genotype D5, dat ook verantwoordelijk was voor een uitbraak in Frankrijk). In 2009, hadden 6 gevallen een link met een verblijf in het buitenland waaronder 4 uit Frankrijk, één geval uit Kameroen en één geval uit Indonesië. Discussie Op basis van de gemelde gevallen in 2009 kan een ruwe incidentie worden gegeven van 3 per miljoen inwoners, zoals ook wordt weergegeven in de EURO Immunization Monitor die de situatie in Europa opvolgt (8). Om een gecorrigeerde incidentie te kunnen bepalen voor de Belgische populatie moet echter de dekkingsgraad van PediSurv gekend zijn. Omdat niet gekend is welke patiëntenpopulatie wordt bereikt en de deelnemende praktijken mogelijk niet representatief zijn voor alle kinderartsen, kunnen deze gegevens niet worden geëxtrapoleerd. Eén van de indicatoren om het eliminatieproces op te volgen is een incidentie van < 1 per miljoen inwoners. Momenteel herziet de WGO Euro deze indicatoren (8). Personen of groepen met een verhoogd risico om mazelen te krijgen in België zijn: oudere kinderen en jonge volwassenen (5 tot 30 jaar oud, op basis van seroprevalentiegegevens), gezondheidswerkers in ziekenhuizen, reizigers, leerlingen van antroposofische scholen en rondtrekkende populaties zoals de Roma (9). Hoewel de incidentie van mazelen sinds 1998 aanzienlijk daalde in de Europese regio, worden de laatste jaren gekenmerkt door epidemieën in West-Europa, als gevolg van een suboptimale vaccinatiegraad. Meer dan 90% van de gevallen kwam voor in Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Zwitserland en de UK. Bovendien werden er opnieuw sterfgevallen gerapporteerd (10). De eliminatie van mazelen en rubella in 2010 werd niet behaald in de Europese regio (8). Daarom vraagt de WGO om de inspanningen voor vaccinatie te verhogen, alsook de politieke en maatschappelijke betrokkenheid en werd de streefdatum verschoven naar Sinds 2009 is mazelen een verplicht te melden aandoening in de Vlaamse Gemeenschap (4) en ook in het Brussels Hoofdstedelijk gewest (5). Mazelen behoort tot de aandoeningen die verplicht gemeld moeten worden in Europa volgens de Europese beslissing 2119/98/CE. De Franse Gemeenschap sluit zich aan bij deze beslissing, zoals blijkt uit de bijlage van een brief met informatie over de vogelgriep, verstuurd naar alle Franstalige artsen in januari Dit houdt in dat sinds 2009 mazelen een verplicht te melden ziekte is voor gans België. 14

15 Ook in België werden in 2009 via PediSurv nog verschillende gevallen van mazelen gerapporteerd. De meeste infecties deden zich voor bij niet-gevaccineerde kinderen onder de 15 jaar. De sleutel tot een succesvolle eliminatie ligt inderdaad in het bereiken van een vaccinatiegraad van minstens 95% voor de 2 dosissen met het MBR-vaccin. In België werden aanzienlijke inspanningen geleverd door de gemeenschappen om de vaccinatiegraad te verhogen. Volgens de recentste vaccinatiegraadmetingen is de vaccinatiegraad voor de eerste dosis MBR vaccin 96% in Vlaanderen (2008) en 92% in Wallonië (2009) (11;12). Zeker voor de 2 e dosis wordt een blijvende inspanning gevraagd van alle gezondheidswerkers om bij elk contact met leerlingen, ouders, lesgevers en collega-gezondheidswerkers het belang van deze vaccinatie te benadrukken. Bij een klinisch verdacht geval van mazelen kan een gratis speekseltest aangevraagd worden voor de bevestiging van de diagnose. Het materiaal voor de afname kan aangevraagd worden bij: Veronik Hutse WIV, Nationaal Laboratorium voor mazelen Tel: 02/ veronik.hutse@wiv-isp.be De afname van het speeksel is pijnloos en kan door de arts of de patiënt zelf gebeuren, binnen de 4 weken na aanvang van de rash. 15

16 3. CONGENITAAL RUBELLA SYNDROOM Achtergrond Rubella is een goedaardige virale aandoening, maar de weerslag op de volksgezondheid berust op de risico s voor het (ongeboren) kind nl. het risico op een miskraam, een doodgeboorte of de geboorte van een kind met het congenitaal rubella syndroom (CRS). Het Europees Regionaal Bureau van de WGO wil rubella elimineren tegen 2015 in de regio, om het CRS te voorkomen (minder dan één geval van CRS per geboorten). Eén dosis met het rubella-vaccin volstaat om een voldoende hoge bescherming te induceren bij 95% van de gevaccineerden (13). Doelstelling van de surveillance Identificatie van gevallen van het congenitaal rubella syndroom om de voortgang van het eliminatieproces in België op te volgen. Gevalsdefinitie Klinische criteria Een kind jonger dan één jaar of doodgeborene die aan ten minste twee van de onder (A) vermelde criteria voldoet OF die aan één criterium van categorie (A) en één criterium van categorie (B) voldoet. (A) Cataract Congenitaal glaucoom Congenitale hartaandoening Gehoorverlies Pigmentaire retinopathie (B) Purpura Splenomegalie Microcefalie Mentale retardatie Meningo-encefalitis Radiolucente botziekte Icterus binnen de 24 uur na de geboorte Laboratoriumcriteria Een kind jonger dan één jaar of doodgeborene met minstens één van de volgende vier testen: 1. Positieve antistofrespons voor rubellavirus (IgM) 2. Detectie van nucleïnezuur van het rubellavirus 3. Isolatie van het rubellavirus uit een klinische monster 4. Persistentie van rubella IgG in de leeftijd tussen 6 en 12 maanden Epidemiologisch criterium Elke zuigeling van minder dan 1 jaar of doodgeborene waarvan de moeder tijdens de zwangerschap een door laboratoriumonderzoek bevestigde rubellavirusinfectie had. Resultaten In 2009 werd geen enkel geval van CRS gerapporteerd. 16

17 Discussie Een aantal factoren bemoeilijken de surveillance van rubella: het klinische beeld van rubella overlapt met zeer veel andere exantheemziekten; bij mogelijke gevallen wordt er zelden een bloedstaal afgenomen voor de bevestiging van de diagnose en de meest gebruikte test voor de bevestiging van de diagnose, een IgM serologie, is onvoldoende specifiek. In een eerste fase wordt het belang van rubella in België opgevolgd via seroprevalentiestudies en de registratie van gevallen van het congenitaal rubella syndroom (CRS). Het verwachte aantal gevallen van CRS in België is 0 tot 1 geval per jaar. Omdat de surveillance via PediSurv niet exhaustief is, worden de resultaten van de surveillance aangevuld met gegevens van andere netwerken, zoals Kind en Gezin (K&G) in Vlaanderen (14) en Eurocat (European Surveillance of Congenital Anomalies) in Antwerpen en Henegouwen, die aangeboren aandoeningen registreren bij kinderen tot de leeftijd van 1 jaar (15). In Vlaanderen was er in 2008 geen enkel kind dat na de gehoorstesten van K&G doorverwezen werd voor een vermoeden van CRS. In 2007 werd er geen geval van CRS gemeld via Eurocat Antwerpen, de gegevens voor 2008 zullen in 2010 beschikbaar zijn. De gegevens van Henegouwen werden nog niet doorgegeven. 17

18 4. BOF Doelstelling van de surveillance Bof is enkel verplicht te melden in het kader van de verplichte melding van infectieziekten in scholen. De doeltreffendheid van het mazelen-bof-rubella vaccin is het laagste voor de bofcomponent. Indien er een verandering van de doeltreffendheid van het MBR-vaccin zou optreden, zal dit het snelste weerspiegeld worden via een verandering van het aantal gevallen van bof. De surveillance van bof laat dan ook toe om de doeltreffendheid van het MBR-vaccin op te volgen. Gevalsdefinitie Klinisch beeld van een acute, pijnlijke, self-limiting zwelling van de oorspeekselklier of een andere speekselklier, één- of tweezijdig, duur > 2 dagen, zonder andere aanwijsbare oorzaak. Resultaten Aantal gevallen In 2009 werden er door de deelnemende artsen aan PediSurv 46 gevallen van bof gemeld. Daarnaast werden door de gezondheidsinspecteurs in Wallonië nog 8 gevallen gemeld via MATRA (elektronisch systeem voor de melding van infectieuze ziekten) (16). De melding van het aantal gevallen per maand wordt weergegeven in Figuur 6. Figuur 6. Aantal gemelde gevallen van bof per maand, gemiddelde van en in Aantal gevallen Jan Feb Maart April Mei Juni Juli Aug Sept Okt Nov Dec gemiddelde

19 Geografische spreiding De woonplaats van de patiënt was gekend voor 40 gevallen (74%). Brussel telt nog altijd het hoogste aantal gevallen (68% van de gevallen), wat normaal is gezien het de enige regio is waar ook huisartsen gevallen melden (Figuur 7). In vergelijking met vorig jaar is het aandeel van Brussel op het totale aantal gevallen toegomen (50% in 2008). Figuur 7. Aantal gemelde gevallen per regio, Aantal gevallen Brussel Vlaanderen Wallonië De spreiding van de gemelde gevallen van bof over het land wordt weergegeven in Figuur 8. Figuur 8. Geografische spreiding van gemelde gevallen van bof in België en in Brussel,

20 Bevestiging door het laboratorium Van het totaal aantal klinisch verdachte gevallen in 2009, gemeld door de artsen via Pedisurv of de gezondheidsinspecteurs (n=54) werd bij 33% een labotest aangevraagd voor bevestiging van de diagnose. Dit is meer dan vorig jaar (12% in 2008). Voor 8 gevallen werd de diagnose bevestigd met positieve IgM serologie (15%). Epidemiologische gegevens Van de gemelde gevallen van bof via PediSurv (n=46) kon bij 96% bijkomende epidemiologische informatie worden bekomen dankzij de ingevulde vragenlijsten. Dit percentage is hoger in vergelijking met de resultaten van de vorige jaren (70 tot 83%). Voor de gevallen die bijkomend werden gemeld via MATRA, werden enkel een aantal basisgegevens opgevraagd (geboortedatum, postcode, labo test en vaccinatie). 1. Leeftijd & Geslacht De leeftijd is gekend voor 43 van de 54 gevallen en varieert van 1 tot 42 jaar, met een mediaan op 9 jaar. De meerderheid van de gevallen behoort tot de leeftijdsgroep van 1 tot 4 jaar en 5 tot 9 jaar (Figuur 9). De leeftijdsdistributie is vergelijkbaar met deze van de voorbije jaren (Figuur 10). Van de 47 gevallen (87%) waarvoor het geslacht gekend is, was 68% mannelijk. Figuur 9. Percentage van de gevallen van bof per leeftijdsgroep, 2009, België (n=48) Figuur 10. Leeftijdsdistributie van de gevallen van bof per jaar, , België 80 % < Leeftijdsgroep % < Leeftijdsgroep 2. Vaccinatiestatus De vaccinatiestatus was gekend voor 35 gevallen (65%). Zeventien gevallen waren gevaccineerd met minstens één dosis (61%) en drie gevallen hadden 2 dosissen gekregen. Bij 8 gevallen was er geen vaccinatie toegediend (Figuur 11). Voor de gevaccineerde gevallen was de tijd tussen de laatste dosis en het begin van de symptomen gemiddeld 5,6 jaar (range 10 maanden 17 jaar). 20

21 Figuur 11. Vaccinatiestatus van de gevallen van bof met gekende vaccinatiestatus, 2009, België (n=35) 29% 11% 61% Minstens 1 dosis 2 dosissen Niet gevaccineerd 3. Bijkomende gegevens In 2009 werd er geen melding gemaakt van verwikkelingen na het optreden van bof. Voor 14 gevallen (26%) werd melding gemaakt van een contact met een vermoedelijk geval van bof in de dagen voor het begin van de symptomen. Voor 10 gevallen was dit met iemand vanuit het gezin, terwijl voor 4 gevallen er een vermoeden van contact was op school of in het kinderdagverblijf. Bij één geval was er vermoeden van import uit Zwitserland. Discussie In vergelijking met vorig jaar werden er een gelijkaardig aantal gevallen van bof gemeld (50 weerhouden gevallen in 2008, in vergelijking met 54 in 2009). Men noteerde opnieuw een hoog aantal gevaccineerde gevallen (61% had minstens één dosis gekregen). Dit stemt overeen met wat in andere Europese landen wordt gezien en waarbij 60% van de gevallen met gekende vaccinatiestatus minstens één dosis had gekregen (17). In verschillende landen noteerde men in 2009 bofepidemieën, zoals in Nederland, in de UK en in Macedonië (18-20). Behalve in Macedonië was de meerderheid van de gevallen gevaccineerd. Het voorkomen van bof bij gevaccineerden kan te wijten zijn aan een primair falen van de vaccinatie (geen immuunrespons na vaccinatie), aan een secundair falen door verdwijning van de antistoffen, mogelijke mismatch tussen de vaccin stam en het circulerende wilde virus en de hoge vaccinatiegraad die nodig is om groepsimmuniteit te bereiken. De klinische doeltreffendheid van het bofvaccin varieert van 75% tot 91% (21). Maar hoe hoger de vaccinatiegraad in de populatie, hoe meer kans dat ook de gevallen gevaccineerd werden. 21

22 5. INVASIEVE PNEUMOKOKKENINFECTIES (IPD) Inleiding Het 7-valente pneumokokkenvaccin Prevenar (PCV7) werd in België op de markt gebracht in oktober 2004 en door de Hoge Gezondheidsraad aanbevolen voor alle kinderen jonger dan 2 jaar en kinderen van 2 tot 4 jaar met een verhoogd risico van invasieve pneumokokkeninfecties (schema 3 dosissen met 1 boosterdosis). Sinds januari 2007 is het vaccin gratis voor alle kinderen onder de 2 jaar, volgens een herzien schema van 2 dosissen (op 2 en 4 maanden) met 1 boosterdosis op de leeftijd van 1 jaar. Ondertussen werden er al 2 nieuwe vaccins tegen pneumokokkeninfecties ontwikkeld, een 10-valent vaccin (Synflorix - GSK) en een 13-valent vaccin (Prevenar13 - Pfizer) (Tabel 2). Tabel 2. Samenstellling van de pneumokokkenvaccins Vaccin PCV7 (Prevenar ) PCV10 (Synflorix ) PCV13 (Prevenar13 ) Serotypes 4, 6B, 9V, 14, 18C, 19F, 23F PCV7 + 1, 5, 7F PCV7 + 1, 3, 5, 6A, 7F, 19A Na de introductie in 2007 van het heptavalente vaccin Prevenar in het basisvaccinatieschema steeg de vaccinatiegraad bij kinderen aanzienlijk. In Vlaanderen werd in 2008 de vaccinatiegraad voor het PCV7 met een 1 e dosis geschat op 97,7% en met een 3 e dosis op 89,1% (11). In Wallonië werd in 2009 de vaccinatiegraad voor PCV7 met een 1 e dosis geschat op 97,1% en met een 3 e dosis op 80,7% (12). Bij de introductie van een nieuw vaccin is het primordiaal om de impact van dit vaccin op te volgen. Surveillance van pneumokokkeninfecties gebeurt al sinds 1983 door het peilnetwerk van laboratoria van het WIV en het referentielaboratorium voor pneumokokken van de KULeuven (22). Klinische gegevens en vooral gegevens over de vaccinatiestatus van gevallen zijn echter zelden gekend. In samenspraak met de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde (VVK) en de Groupement Belge de Pédiatres de Langue Française (GBPF) werd besloten om de surveillance van invasieve pneumokokkeninfecties (IPD) bij kinderen tot de leeftijd van 15 jaar vanaf oktober 2005 op te nemen in het bestaande netwerk van kinderartsen PediSurv. Buiten de gewone deelname van kinderartsen aan PediSurv, werd er voor de surveillance van IPD specifiek beroep gedaan op alle Belgische ziekenhuizen met een afdeling kindergeneeskunde. Hen werd gevraagd een contactpersoon aan te duiden, verantwoordelijk voor het verzamelen van de epidemiologische gegevens van alle kinderen die op de afdeling gehospitaliseerd waren voor een IPD. De melding van IPD gevallen gebeurt zowel door kinderartsen als door het referentielaboratorium voor pneumokokken van de KULeuven. Voor getypeerde stammen door het referentielaboratorium waarvoor geen ingevulde vragenlijst werd ontvangen van een kinderarts, wordt er een vragenlijst opgestuurd naar het ziekenhuis waar het patiëntje gehospitaliseerd werd. 22

23 Als referentiegegevens vóór de introductie van het vaccin gebruiken we de resultaten van de IPD-studie uitgevoerd in (23). Op basis van een capture-recapture onderzoek werd de dekkingsgraad van de IPD-studie geschat voor de leeftijdsgroep jonger dan 5 jaar. Bij capture-recapture analyse worden twee of meer gegevensbronnen samengevoegd om gemeenschappelijke gevallen te vinden (=matching). Na het matchen worden statistische technieken gebruikt om de gevallen op te sporen die in geen enkele gegevensbron voorkomen. Dankzij deze analyse is de schatting van de incidentie nauwkeuriger en kan de sensitiviteit van de gegevensbron worden bepaald, zodat de gegevens beter kunnen worden geïnterpreteerd (24). De sensitiviteit van de IPD-studie in werd geschat op 85,7% en voor de huidige surveillance (periode ) voor dezelfde leeftijdsgroep op 85,4% (25;26). De twee gegevens voor beide periodes zijn dus vergelijkbaar. Op basis van deze dekkingsgraad kan men het aantal niet-gerapporteerde gevallen berekenen en zo kan men een schatting maken van de reële incidentie van IPD-infecties in België. De populaties gebruikt voor deze schattingen zijn de mid-year populaties voor de specifieke leeftijdsgroepen (27). Proporties werden getest met χ2 of Fisher exact testen. We beschouwden een p <0.05 als significant. Analyses werden uitgevoerd met SAS Enterprise Guide 4.2. (SAS Institute, Cary, NC, USA). Doelstelling van de surveillance De algemene doelstelling van de surveillance van IPD is de impact opvolgen van het 7-valente pneumokokkenvaccin, met ondermeer het opvolgen van het risico van vervanging van serotypes die opgenomen zijn in het vaccin door niet vaccin serotypes. Daarnaast streeft men er ook naar om mogelijke gevallen van vaccin-falen te detecteren en om over betere nationale gegevens te beschikken over IPD bij kinderen. Inclusiecriteria - Kind van 0 tot 15 jaar oud - Isolatie van S. pneumoniae met cultuur of detectie door opsporing van het nucleïnezuur (PCR), uit een normaal steriel lichaamsvocht zoals bloed, cerebrospinaal-, pleuraal-, peritoneaal-, pericard- of gewrichts- vocht Resultaten In 2009 werden er in totaal 496 gevallen van IPD gemeld, dit zijn 93 gevallen meer dan in In 2009 was voor 85% van de gevallen het serotype gekend, en in 70% van de gevallen werd klinische en epidemiologische informatie bekomen (Tabel 3 en Figuur 12). De gevallen die werden gemeld door een pediater (niet verbonden met een ziekenhuis), zonder het versturen van een vragenlijst met de klinische gegevens en zonder typering door het laboratorium werden niet weerhouden als een geval van IPD. In het verleden bleek al dat bij het nagaan van dergelijke meldingen, het altijd ging om een vergissing in de registratie of in diagnostiek (geen invasieve infectie). De gevallen waarbij een bevestiging gebeurde enkel op basis van PCR werden voor de vergelijking met de periode pre-vaccinatie ( ) niet weerhouden in de analyses. 23

24 Tabel 3. Aantal gemelde gevallen van IPD N=406 N=368 N= N=496 serotype gekend 368 ( 91% ) 335 ( 91% ) 343 ( 85% ) 423 ( 85% ) klinische informatie 314 ( 77% ) 290 ( 79% ) 293 ( 73% ) 348 ( 70% ) evolutie gekend 257 ( 63% ) 256 ( 70% ) 254 ( 63% ) 308 ( 62% ) vaccinatiestatus gekend 224 ( 55% ) 219 ( 60% ) 228 ( 57% ) 216 ( 44% ) PCR+ 5( 1% ) 10( 2% ) 17( 3% ) Figuur 12. Aantal gevallen van IPD volgens leeftijdsgroep, Aantal IPD gevallen < Leeftijdsgroep (jaar) Incidentie In vergelijking met de periode voor vaccinatie ( ) kon in 2009 een significante daling met 19% van het aantal gevallen van IPD vastgesteld worden in de leeftijdsgroep < 2 jaar (Figuur 13). Anderzijds werd een significante toename gezien in de leeftijdsgroep 2-4 jaar, wat ervoor zorgde dat in de leeftijdsgroep <5 jaar geen significante impact van het vaccin kon worden waargenomen. In de leeftijdsgroep 5-15 jaar nam de incidentie toe in vergelijking met de voorgaande jaren, met 9,3/ gevallen in Er is een duidelijke daling in alle leeftijdsgroepen van gevallen veroorzaakt door serotypes vervat in het PCV7 vaccin. De effectiviteit van het PCV-7 vaccinatie programma kan hierbij geschat worden op 97% voor de leeftijdsgroep < 2 jaar (Tabel 4). Daarnaast zien we een significante toename van niet-vaccin serotypes bij de leeftijdsgroep < 5 jaar. 24

25 Figuur 13. Incidentie van Invasieve Pneumokokken Infecties (IPD) bij kinderen < 15 jaar volgens leeftijd en jaar van diagnose Incidentie/ < 2 jaar 2-4 jaar 5-15 jaar Tabel 4. Invasieve Pneumokokken Infecties (IPD) bij kinderen < 5 jaar voor ( ) en na (2009) de introductie van het 7-valente geconjugeerde pneumokokken vaccin (PCV7) Aantal gevallen Incidentie/ Relatief Risico Leeftijd (95% CI) P-waarde Gevallen van IPD < 2 jaar ,6 104,0 0,81 (0,68-0,96) 0, jaar ,4 55,8 1,57 (0,92-2,16) <0,001 < 5 jaar ,1 75,5 1,05 (0,92-1,20) 0,50 Vaccinale types IPD < 2 jaar ,0 3,2 0,03 (0,01-0,17) <0, jaar ,1 0,4 0,02 (0,10-0,70) 0,000 < 5 jaar ,4 1,6 0,03 (0,04-0,25) <0,001 Niet-Vaccinale types IPD < 2 jaar ,5 100,8 2,76 (1,54-3,36) <0, jaar ,4 55,4 3,60 (1,63-5,20) <0,001 < 5 jaar ,7 73,9 3,12 (1,58-4,09) <0,001 25

26 Serotype De meest frequente serotypes in 2009 zijn serotypes die niet in het 7-valent vaccin vervat zijn, maar wel in het 10- en 13-valent vaccin: serotype 1 (32%), 19A (16%) (niet in het 10-valent vaccin), 7F (12%), en 5 (10%). Samen vertegenwoordigen deze serotypes 70% van de getypeerde stammen. Figuur 14 geeft het aantal gevallen voor de meest voorkomende serotypes weer. Hierbij wijst de daling in de serotypes 14, 6B, 18C, 19F, 23F en 9V op een duidelijke impact van het PCV7 vaccin. Sinds 2006 zien we ook een toename van serotypes die niet in één van de nieuwe vaccins (10-valent of 13 valent vaccin) vervat zijn; waaronder 24F, 33F en 12F (Tabel 5) Figuur 14. Aantal gevallen van IPD voor de meest frequente serotypes, bij 0-15 jarigen N jaar 1 7F 19A A 6B 3 18C 24F 38 10A 19F 23F 9V 33F 12F Serotype 26

27 Tabel 5. Aantal gevallen van IPD waarvoor het serotype gekend is, kinderen 0-15 jaar, Serotype Totaal % , ,1 10A ,1 10B , ,1 11A , ,1 12F , , ,9 14F ,1 Groep ,6 16F ,3 17F ,3 18C , ,2 19A ,2 19F ,4 19NT , , ,1 22F ,6 23 niet F ,0 23F , ,1 24B ,2 24F , , , ,5 2B , , , ,1 33F , , , , , , , ,7 6A ,8 6B , ,2 7F , , ,1 9A ,5 9N ,3 9V ,0 NT ,2 Totaal

28 De verdeling van de serotypes verschilt per leeftijdsgroep en wordt gegeven in Tabel 6, in functie van het vaccin waarin zij vervat zitten. Bij jongere kinderen (< 2 jaar) zijn de serotypes 19A en 7F de meeste frequente types. Het serotype 1 blijft het meest voorkomende serotype bij de oudere kinderen, en staat op de 3e plaats bij kinderen jonger dan 2 jaar. Tabel 6. Verdeling van serotypes per leeftijdsgroep, 2009 Vaccin Serotype <2 jaar 2 tot 4 jaar 5 tot 15 jaar Totaal 7-valent B C V F F valent F valent 19A A Meest frequente 33F serotypes niet vervat in 12F een vaccin 10A F F andere Serotype ongekend Het aandeel van de serotypes van het heptavalente vaccin op het totale aantal getypeerde stammen, in vergelijking met de resultaten van de prevaccinatie studie, wordt weergegeven in Figuur 15. In de doelgroep van de vaccinatie (<2 jaar) is de proportie vaccin serotypes gedaald van 72% in naar 3% in 2009 (p<0.001). Bij de kinderen van 2 tot 4 jaar, daalde de proportie vaccin serotypes ook significant tot 1% in In Figuur 15 wordt eveneens de proportie serotypes weergegeven vervat in de 10- valente en 13-valente vaccins, waarbij bij jongere kinderen een stijging wordt opgemerkt van vooral types 7F (in het 10-valente en 13-valente vaccin) en 19A (in het 13-valente vaccin) en bij oudere kinderen een stijging van serotype 1 (in 10-valente en 13-valente vaccin). 28

29 Figuur 15. Distributie (%) van de serotypes (ST) per vaccin en per leeftijdsgroep, pre- en postvaccin 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 7-valent + ST 10-valent + ST 13-valent Andere ST 7% 8% 14% 11% 10% 18% 18% 15% 33% 36% 31% 16% 13% 17% 7% 27% 15% 15% 19% 18% 27% 31% 34% 46% 48% 72% 56% 66% 25% 57% 41% 35% 25% 29% 25% 15% 10% 5% 3% 1% N=197 N=208 N=153 N=166 N=194 N=83 N=97 N=112 N=126 N=143 < 22 years jaar 2-4 jaar Klinische gegevens De klinische presentatie van de infecties voor de leeftijdsgroep wordt weergegeven in Tabel 7. Bij kinderen jonger dan 2 jaar noteert men vooral veel bacteriemiëen. Drie vierde van de kinderen in de oudere leeftijdsgroep hebben een pneumonie, al dan niet met verwikkelingen. Bij de kinderen ouder dan 2 jaar ging het in 60% van de pneumoniëen met een verwikkeling om een pleurale vochtuitstorting en in 40% om een empyeem (al dan niet met abces). Bij kinderen < 5 jaar nam het aandeel van de pneumonieën zonder verwikkelingen significant toe tussen 2006 (54/245) en 2009 (87/266) (p = 0,007), terwijl de proportie van de gevallen van shock afnam (14/245 in 2006 naar 5/266 in 2009, p= 0.02). Voor wat de andere klinische presentaties betreft werd geen verschil waargenomen tussen 2006 en De distributie van de serotypes verantwoordelijk voor de verschillende klinische symptomen stemt overeen met de distributie volgens leeftijdsgroep: in geval van meningitis werd vooral het serotype 7F en 19A geïsoleerd, en dit zijn de voornaamste serotypes bij de kinderen jonger dan 2 jaar. Vooral serotype 1 is verantwoordelijk voor de pneumoniëen bij de oudere kinderen (Tabel 8, Tabel 9). 29

30 Tabel 7. Klinische kenmerken van IPD infecties per leeftijdsgroep, uitgedrukt in %, <2 jaar 2-4 jaar 5-15 jaar Bacteremie 47% 46% 51% 43% 21% 22% 28% 21% 7% 14% 4% 6% Pneumonie zonder verwikkeling 14% 30% 19% 23% 40% 55% 45% 47% 51% 54% 56% 46% Pneumonie met verwikkeling 9% 6% 8% 9% 32% 19% 24% 29% 20% 25% 31% 32% Meningitis 22% 15% 19% 21% 5% 2% 2% 2% 15% 3% 9% 13% Shock 8% 2% 2% 3% 1% 2% 0% 0% 2% 0% 0% 3% Andere infecties 1% 1% 1% 1% 0% 0% 1% 1% 5% 3% 0% 0% Total (N) Tabel 8. Voornaamste serotypes volgens diagnose, <2 jaar, 2009 Bacteremie Meningitis Pneumonie zonder verwikkelingen Serotype N (%) N (%) N (%) 1 3 5,3 1 3,6 7 25,9 7F 8 14,0 3 10,7 4 14,8 19A 13 22,8 8 28,6 6 22,2 24F 3 5,3 1 3,6 1,0 3,7 33F 3 5,3 3 10,7 2 7,4 12F 2 3,5 2 7,1 2 7, ,8 2 7,1 1 3,7 Andere serotypes 24 42,1 8 35,7 4 14,8 Totaal Tabel 9. Voornaamste serotypes volgens diagnose, 2-4 jaar, 2009 Bacteremie Pneumonie (zonder Pneumonie met verwikkeling verwikkeling) Serotype N (%) N (%) N (%) 1 2 9, , ,5 7F 3 14,3 3 6,7 0 0,0 19A 4 19,0 1 2,2 4 18, ,0 22,2 6 27,3 Andere serotypes 12 57,1 5 11,1 0 0,0 Totaal

31 In Figuur 16 wordt het klinische beeld volgens serotype weergegeven voor de IPD gevallen tussen 2006 en 2009 waarvoor deze informatie gekend was (in 1045/1673 gevallen). Infectie door één van de serotypes vervat in het PCV7 vaccin gaf voornamelijk aanleiding tot een bacteremie (serotype 4, 6B, 18C, 19F en 23 F) of een pneumonie (serotype 9V en 14). Serotype 1 (n= 277) was in meer dan 90% verantwoordelijk voor een pneumonie, terwijl bij serotype 7F (n= 107) en 19A (n= 162) in 19% van de gevallen een meningitis werd vastgesteld. Serotype 5 (n=78) en serotype 3 (n=22) presenteerde zich in respectievelijk 78% en 59% van de gevallen als een pneumonie. Het klinisch beeld van serotype 6A (n= 27) was in 36% van de gevallen een meningitis. Serotypes die niet vervat zijn in het 10- valent en/of 13-valent vaccin zoals serotype 22F (n=19) en 24F (n= 26) presenteerden zich in meer dan 70% van de gevallen als een bacteremie. Het klinisch beeld van serotype 10A (n=21) en serotype 33F (n=25) was in respectievelijk 38% en 28% van de gevallen een meningitis. Figuur 16: Klinische beeld van IPD gevallen volgens serotype, kinderen 0-15 jaar, (n=1045) % B 9V 14 18C 19F 23F 1 5 7F 3 6A 19A 10A 12F 22F 24F 33F Groep 15 Serotype Bacteremie Pneumonie Meningitis Andere Shock Vaccinatie In 2009 was voor 216 kinderen de vaccinatiestatus gekend (57%). Hiervan waren er 159 (74%) gevaccineerd met PCV7. Het vaccinatieschema was volledig (volgens de leeftijd en het schema 2 + 1) voor 65%, onvolledig voor 10% en ongekend voor 25%. Zowel het serotype als de vaccinatiestatus was gekend voor 125 kinderen. Er werden slechts 2 gevallen van infectie met een serotype vervat in PCV7 vaccin vastgesteld bij een gevaccineerd kind. Beide kinderen hadden geen boosterdosis gekregen (een post-primary vaccine failure ). Hierbij ging het om een serotype 4 bij een kindje van 5 31

32 jaar. Het kind kreeg een pneumonie met empyeem. Een ander kindje van 9 maanden kreeg een meningitis met shock op basis van het serotype 19F. De andere IPD infecties bij gevaccineerde kinderen werden veroorzaakt door serotypes niet vervat in het PCV7. De meest frequente serotypes bij de gevaccineerde kinderen in de leeftijdsgroep 0-5 jaar waren 19A, 1 en 7F. Verwikkelingen In 2009 was de evolutie van de pneumokokkeninfectie gekend voor 308 kinderen (89%). Acht kinderen zijn overleden aan de gevolgen van een invasieve pneumokokkeninfectie. Zes kinderen waren jonger dan 1 jaar en overleden ten gevolge van een meningitis en/of septische shock. Eén kind van 1,5 jaar en een kind van 11 jaar oud overleden respectievelijk ten gevolge van een meningitis en een pneumonie met shock. Bij 5 kinderen kon het serotypes worden bepaald: 19F (2x), 19A, 24F en 38. Bij drie van deze kinderen waren onderliggende risicofactoren gekend. De case fatality rate geregistreerd bij kinderen jonger dan 5 jaar was 2 % in 2009, In (IPD-studie) was de case fatality rate bij kinderen jonger dan 5 jaar 2,3%. Regio s Figuur 17 toont de geografische spreiding van de gevallen van IPD in België. Deze spreiding reflecteert de deelname van de ziekenhuizen aan de surveillance en de populatiedichtheid. Figuur 17. Geografische spreiding van gemelde gevallen van IPD in België, 2009 De incidentie volgens regio bij de leeftijdsgroep < 5 jaar werd bepaald na correctie via capture-recapture. In het Brussels Gewest werd de voorbije jaren een hogere incidentie gezien dan in het Vlaams en Waals gewest (Figuur 18). 32

ELIMINATIE VAN RUBELLA IN BELGIË

ELIMINATIE VAN RUBELLA IN BELGIË Amendement van het eliminatieplan voor mazelen in België ELIMINATIE VAN RUBELLA IN BELGIË Oktober 2006 Comité voor de eliminatie van mazelen en rubella in België INLEIDING In het nieuw `Strategisch plan

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID JULIETTE WYTSMANSTRAAT 14 1050 BRUSSEL SURVEILLANCE VAN INFECTIEZIEKTEN

Nadere informatie

Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België PediSurv

Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België PediSurv Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België PediSurv Jaarverslag 2007 Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel België http://www.iph.fgov.be IPH/ EPIREPORTS, Nr. 2008-29 Epidemiologie

Nadere informatie

Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België

Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België Surveillance van Infectieziekten bij kinderen in België PediSurv Jaarrapport 2010 Directie Volksgezondheid en Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel België www.wiv-isp.be/pedisurv Volksgezondheid

Nadere informatie

SURVEILLANCE VAN ZELDZAME

SURVEILLANCE VAN ZELDZAME FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID JULIETTE WYTSMANSTRAAT 14 1050 BRUSSEL SURVEILLANCE VAN ZELDZAME AANDOENIGEN

Nadere informatie

Surveillance van zeldzame aandoeningen bij kinderen in België

Surveillance van zeldzame aandoeningen bij kinderen in België T. Lernout Surveillance van zeldzame aandoeningen bij kinderen in België. Jaarverslag 2004. Afdeling Epidemiologie, Maart 2005; Brussel (België) Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van

Nadere informatie

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae Referentielaboratorium Gegevens van het Referentielaboratorium Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3000 Leuven Tel. : 016/34.70.73 Fax : 016/34.79.31 E-mail : Jan.verhaegen@uz.kuleuven.ac.be

Nadere informatie

Epidemiologische surveillance van Lyme borreliose Borrelia burgdorferi s.l

Epidemiologische surveillance van Lyme borreliose Borrelia burgdorferi s.l Epidemiologische surveillance van Lyme borreliose Borrelia burgdorferi s.l. - 217 Auteurs: T. Lernout, M. Depypere, S. Patteet, K. Lagrou, D. Van Cauteren, B. Kabamba- Mukadi Hoofdpunten - In 217 werden

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Instelling: WIV-ISP Straat: Wytsmanstraat 14 Stad: 1050 Brussels

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Instelling: WIV-ISP Straat: Wytsmanstraat 14 Stad: 1050 Brussels Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor en Shigella Coördinator referentiecentrum Namen: Dr. Bertrand Sophie en Dr. Mattheus Wesley Tel: 02/642 50 82 of 02/642 50 89 Instelling: WIV-ISP

Nadere informatie

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 14 aug 2013 (week 33)

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 14 aug 2013 (week 33) Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 14 aug 2013 (week 33) Bron gegevens: Osiris/CIb LCI/CIb IDS. Auteurs: Esther Swart, Mirjam Knol (CIb EPI). Met dank aan Henriette Giesbers, VZP, en Irmgard

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14 ationaal Referentiecentrum Coördinator referentiecentrum Rapportering voor het jaar 11 Referentiecentrum voor monocytogenes. amen: Dr. Bertrand Sophie en Dr. Mattheus Wesley Tel: /64 5 8 of /64 5 89 Instelling:

Nadere informatie

De orthodox joodse gemeenschappen in Antwerpen:

De orthodox joodse gemeenschappen in Antwerpen: De orthodox joodse gemeenschappen in Antwerpen: een ondergevaccineerde risicogroep Carine Asnong CLB-arts Provinciaal CLB Antwerpen augustus 2007 mei 2008 mazelencluster in orthodox joodse gemeenschappen

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID JULIETTE WYTSMANSTRAAT 14 1050 BRUSSEL SURVEILLANCE VAN INFECTIEZIEKTEN

Nadere informatie

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae Het surveillanceprogramma werd tot en met mei 1993 door twee referentielaboratoria waargenomen. Sinds januari 1994 is alleen nog het Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven nationaal referentielaboratorium

Nadere informatie

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2017 (finaal)

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2017 (finaal) Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor (finaal) Ook tijdens fungeerde het laboratorium microbiologie van het Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven als nationaal referentiecentrum

Nadere informatie

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 21 aug 2013 (week 34)

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 21 aug 2013 (week 34) Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 21 aug 2013 (week 34) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Esther Swart, Susan Hahné (CIb-EPI). Met dank aan Maarten Mulders, VVG, en Irmgard

Nadere informatie

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België Rapport 2016 Samenvatting AUTEURS C. VALENCIA, M.-L. LAMBERT Voor het Nationale Referentielaboratorium: M. DELMÉE, J. VAN BROECK Epidemiologie

Nadere informatie

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING TOESTAND OP 31 DECEMBER 2016 EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIË

Nadere informatie

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België Rapport 2016 Samenvatting AUTEURS C. VALENCIA, M.-L. LAMBERT Voor het Nationale Referentielaboratorium: M. DELMÉE, J. VAN BROECK Epidemiologie

Nadere informatie

INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE

INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE Jaarrapport 215 INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE

Nadere informatie

Aanbevelingen 2010 van de HGR

Aanbevelingen 2010 van de HGR VAX I Nr. 57 Sept. 2010 T o e l a t i n g g e s l o t e n v e r p a k k i n g : B - 06 - Dr u k w e r k Griep Het vaccin voor het seizoen 2010-2011 Het griepvaccin van dit jaar is vergelijkbaar met de

Nadere informatie

INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE

INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE 214 IFECTIEZIEKTE BIJ KIDERE, DIE VOORKOME KUE WORDE DOOR VACCIATIE Dienst Epidemiologie van Infectieziekten Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid IFECTIEZIEKTE BIJ KIDERE, DIE VOORKOME KUE WORDE

Nadere informatie

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 4 sep 2013 (week 36)

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 4 sep 2013 (week 36) Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 4 sep 2013 (week 36) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Esther Swart, Susan Hahné (CIb-EPI). Met dank aan Maarten Mulders, VVG, en Irmgard

Nadere informatie

PLAN VOOR DE ELIMINATIE VAN MAZELEN IN BELGIE

PLAN VOOR DE ELIMINATIE VAN MAZELEN IN BELGIE PLAN VOOR DE ELIMINATIE VAN MAZELEN IN BELGIE April 2004 Comité voor de eliminatie van mazelen in België INHOUD 1. INLEIDING 5 2. ALGEMENE INFORMATIE Incidentie van mazelen 6 Nationaal vaccinatiebeleid

Nadere informatie

PERSCONFERENTIE VACCINATIEGRAADSTUDIE 8 februari 2016

PERSCONFERENTIE VACCINATIEGRAADSTUDIE 8 februari 2016 PERSCONFERENTIE VACCINATIEGRAADSTUDIE 8 februari 2016 OPBOUW PERSCONFERENTIE 1. Intro en voorstelling sprekers 2. Voorstelling resultaten vaccinatiegraadstudie Prof. dr. Corinne Vandermeulen (KU Leuven)

Nadere informatie

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae Nationaal Referentiecentrum Coördinaten van het Referentielaboratorium Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3000 Leuven Tel. : 016/34.70.73 Fax : 016/34.79.31 E-mail : Jan.verhaegen@uzleuven.be

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2012 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Rapportering voor het jaar 2012 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Coördinator referentiecentrum Rapportering voor het jaar 2012 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. N.Botteldoorn WIV-ISP J. Wytsmanstraat Brussel Tel 02 642 51 83 Fax: 02 642 52 40 Email: Nadine.Botteldoorn@wivisp.be

Nadere informatie

De nieuwe meldingsplicht voor tien ziekten Hans van Vliet RIVM-CIb 7 oktober 2008

De nieuwe meldingsplicht voor tien ziekten Hans van Vliet RIVM-CIb 7 oktober 2008 De nieuwe meldingsplicht voor tien ziekten Hans van Vliet RIVM-CIb 7 oktober 2008 Wat bespreken Iets over meldingscriteria De nieuwe ziekten (2 minuten per ziekte!) - Wat is de reden om het te melden -

Nadere informatie

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 11 sep 2013 (week 37)

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 11 sep 2013 (week 37) Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 11 sep 2013 (week 37) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Esther Swart, Susan Hahné (CIb-EPI). Met dank aan Henriette Giesbers, VZP, Irmgard

Nadere informatie

NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2012.

NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2012. NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2012. Inleiding In 2012 bevestigden de twee laboratoria van het Nationaal Referentie Centrum Bordetella pertussis een

Nadere informatie

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei 4 dec 2013 (week 49)

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei 4 dec 2013 (week 49) Mazelen surveillance overzicht, 1 mei 4 dec 2013 (week 49) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Esther Swart, Susan Hahné (CIb-EPI). Met dank aan Annemarijn van Ginkel, Tessa van t Klooster,

Nadere informatie

Poliomyelitis. Ziektebeeld

Poliomyelitis. Ziektebeeld 173 Poliomyelitis Ziektebeeld Poliomyelitis is een zeer ernstige, virale infectieziekte. Het merendeel van de infecties met het poliovirus verloopt asymptomatisch (90-95%). Het overige deel (5-10%) leidt

Nadere informatie

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae Nationaal Referentiecentrum Coördinaten van het Referentielaboratorium Dr. J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3000 Leuven Tel. : 016/34.70.73 Fax : 016/34.79.31 E-mail : Jan.verhaegen@uzleuven.be

Nadere informatie

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2016.

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2016. Coordinaten van het Nationaal Referentiecentrum : Dr J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, Leuven Tel. : /.. Fax : /.. Jan.verhaegen@uzleuven.be Hoe refereren naar dit rapport: Verhaegen

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Mazelen surveillanceoverzicht, 1 mei 18 dec 2013 (week 51)

Mazelen surveillanceoverzicht, 1 mei 18 dec 2013 (week 51) Mazelen surveillanceoverzicht, 1 mei 18 dec 2013 (week 51) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Annemarijn van Ginkel, Esther Swart, Susan Hahné (CIb-EPI). Met dank aan Tessa van t Klooster,

Nadere informatie

Verandering pneumokokkenvaccinatie: van 7-valent naar 10-valent

Verandering pneumokokkenvaccinatie: van 7-valent naar 10-valent 1 Verandering pneumokokkenvaccinatie: van 7-valent naar 10-valent Inhoud Pneumokokkenziekte Achtergrond Ziektelast Achtergrond introductie 7-valent vaccin (Prevenar) Impact Prevenar Achtergrond introductie

Nadere informatie

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België: Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België: Jaar 2010 B. Jans, Dr. O. Denis & BICS IPH/EPI REPORTS Nr. 2011 039 Depotnummer: D/2011/2505/67

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Coördinator referentiecentrum Naam: N. Botteldoorn Tel 02 642 51 83 Fax: 02 642 52 40 Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Instelling: WIV Straat: J. Wijtsmanstraat Stad: Brussel

Nadere informatie

Vaccineren tegen pneumokokken: Dweilen met de kraan open? Karin Elberse

Vaccineren tegen pneumokokken: Dweilen met de kraan open? Karin Elberse Vaccineren tegen pneumokokken: Dweilen met de kraan open? Karin Elberse 1 Kolonisatie (dragerschap) Invasieve ziekte (IPD) 2 Dragerschap en infectie Dragerschap: - 47-67% van de kinderen 1-2 jr (Spijkerman

Nadere informatie

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 7 aug 2013 (week 32)

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 7 aug 2013 (week 32) Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 7 aug 213 (week 32) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Esther Swart, Mirjam Knol (CIb-EPI). Met dank aan Henriette Giesbers, VZP, en Irmgard

Nadere informatie

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 1)

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 1) Mazelen surveillance overzicht, 1 mei 2013 1 jan 2014 (week 1) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Tessa Schurink-van t Klooster, Mirjam Knol (CIb-EPI). Met dank aan Annemarijn van Ginkel,

Nadere informatie

RSV en influenza seizoen

RSV en influenza seizoen RSV en influenza seizoen 2017-2018 1. Huidige epidemiologie 1.1 WIV Het WIV stelt een wekelijkse update beschikbaar voor de opvolging van het influenza seizoen, aan de hand van de klinische surveillance

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Coördinator referentiecentrum Naam: N.Botteldoorn Tel 02 642 51 83 Fax: 02 642 52 40 Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Instelling: WIV Straat: J. Wijtsmanstraat Stad: Brussel

Nadere informatie

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België: Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België: Jaar 2009 B. Jans, Dr. O. Denis & BICS IPH/EPI REPORTS Nr. 2010 065 Depotnummer: D/2010/2505/70

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2 INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2 LUIK 1: ENTEROBACTER AEROGENES... 3 1- DEELNAME... 3 2- ENTEROBACTER AEROGENES (E. A.)... 4 3- MULTIRESISTENTE ENTEROBACTER AEROGENES (MREA)...

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Deelname Resistentiecijfers Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Deelname Resistentiecijfers Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5 Surveillance van MRSA in de Belgische ziekenhuizen: eerste semester INHOUDSTAFEL Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren 1 1. Deelname. Resistentiecijfers. Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA.

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN INHOUDSTAFEL 1. Deelname 2 2. Enterobacter aerogenes 3 3. Multiresistente Enterobacter aerogenes (MREA) 4 3.1. Definitie van MREA 4 3.2. Aantal MREA-stammen per ziekenhuis 4 3.3. Resistentiecijfer 4 3.4.

Nadere informatie

Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België

Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België Verslag werkjaar 2014 Twee universitaire microbiologische laboratoria fungeren in België als referentiecentra voor Yersinia

Nadere informatie

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 3)

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 3) Mazelen surveillance overzicht, 1 mei 2013 15 jan 2014 (week 3) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Annemarijn van Ginkel, Susan Hahné (CIb-EPI). Met dank aan Tessa Schurink-van t Klooster,

Nadere informatie

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA. HIV/AIDS IN BELGIE Toestand op 31 december 2008

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA. HIV/AIDS IN BELGIE Toestand op 31 december 2008 Ministère de la Santé de la Communauté française WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID AFDELING EPIDEMIOLOGIE COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA HIV/AIDS IN BELGIE Toestand op 31 december 2008

Nadere informatie

Mazelen. Coschap Huisarts- en Sociale geneeskunde Huisartsenpraktijk P.A.J. van de Kar Jiske Sloekers

Mazelen. Coschap Huisarts- en Sociale geneeskunde Huisartsenpraktijk P.A.J. van de Kar Jiske Sloekers Mazelen Coschap Huisarts- en Sociale geneeskunde Huisartsenpraktijk P.A.J. van de Kar Jiske Sloekers 25-04-2019 Wat is mazelen? Virusinfectie morbellivirus Aerogene druppel verspreiding Primaire infectie

Nadere informatie

Opname van pneumokokkenvaccinatie in het RVP heeft geleid tot aanzienlijke daling van pneumokokkenziekte

Opname van pneumokokkenvaccinatie in het RVP heeft geleid tot aanzienlijke daling van pneumokokkenziekte Samenvatting Opname van pneumokokkenvaccinatie in het RVP heeft geleid tot aanzienlijke daling van pneumokokkenziekte Pneumokokken kunnen ernstige ziekten veroorzaken, zoals hersenvliesontsteking, bloedvergiftiging

Nadere informatie

NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2013.

NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2013. NRC Bordetella pertussis: verslag van het Nationaal Referentiecentrum voor het jaar 2013. Inleiding In 2013 bevestigden de twee laboratoria van het Nationaal Referentie Centrum Bordetella pertussis een

Nadere informatie

Tabel 1: Aantal tekenbeten per provincie en per regio, uitgedrukt in absoluut aantal en per inwoners, juli-december 2015

Tabel 1: Aantal tekenbeten per provincie en per regio, uitgedrukt in absoluut aantal en per inwoners, juli-december 2015 TekenNet.be Resultaten juli-december 2015 Voor toelichtingen: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel T + 32 2 642 51 11 F + 32 2 642 50 01 tekennet@wiv-isp.be

Nadere informatie

Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen:

Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen: Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen: Jaar 2008 B. Jans, Prof. M. Struelens & BICS IPH/EPI REPORTS Nr. 2009 48 Depotnummer: D/2009/2505/

Nadere informatie

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA HIV/AIDS IN BELGIE

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA HIV/AIDS IN BELGIE Avec le soutien de la Communauté française WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID Operationele Directie Volksgezondheid & Surveillance COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA HIV/AIDS IN BELGIE Toestand

Nadere informatie

Surveillance septicemieën in Belgische ziekenhuizen

Surveillance septicemieën in Belgische ziekenhuizen Surveillance septicemieën in Belgische ziekenhuizen Jaarrapport 2014 Surveillance gegevens 2000 2014 Minimale ziekenhuis gegevens 2000-2012 OD Volksgezondheid en Surveillance Dienst: Zorginfecties en antimicrobiële

Nadere informatie

Epidemiologische surveillance van mazelen

Epidemiologische surveillance van mazelen Epidemiologische surveillance van mazelen - 2017 Auteurs: T Grammens 1, Veronik Hutse², Heidi Theeten 3, Chloé Wyndham-Thomas 1 Revisie: Paloma Carrillo 4, Valeska Laisnez 5, Sylvie Leenen 6, Tinne Lernout

Nadere informatie

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 5)

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 5) Mazelen surveillance overzicht, 1 mei 2013 29 jan 2014 (week 5) Bron gegevens: Osiris/CIb-LCI/CIb-IDS. Auteurs: Tessa Schurink-van t Klooster, Susan Hahné (CIb-EPI). Met dank aan Annemarijn van Ginkel,

Nadere informatie

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae Het surveillanceprogramma werd tot en met mei 1993 door twee referentielaboratoria waargenomen. Sinds januari 1994 is alleen nog het Universitair Ziekenhuis van de K.U. Leuven nationaal referentielaboratorium

Nadere informatie

Clostridium difficile-infecties in Belgische ziekenhuizen : resultaten van de nationale surveillance. juli december 2009

Clostridium difficile-infecties in Belgische ziekenhuizen : resultaten van de nationale surveillance. juli december 2009 Clostridium difficile-infecties in Belgische ziekenhuizen : resultaten van de nationale surveillance juli 2006 - december 2009 Dr Marie-Laurence Lambert Afdeling : Public Health and Surveillance Contact

Nadere informatie

VERKORTE DOCUMENTATIEFICHE EBOLA

VERKORTE DOCUMENTATIEFICHE EBOLA Li / documentatiefiche VERKORTE DOCUMENTATIEFICHE EBOLA Verkorte versie van de operationele procedure van 7 oktober 2014 van de Risk Management Group Belgium over ebola voor gezondheidswerkers/ 10.10.2014

Nadere informatie

Tuberculose in Vlaanderen 2002

Tuberculose in Vlaanderen 2002 Tuberculose in Vlaanderen 2002 Inleiding Tuberculose is nog steeds een van de belangrijkste en meest frequent voorkomende geregistreerde infectieziektes. Exacte cijfers zijn pas te verkrijgen na grondige

Nadere informatie

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2013.

Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2013. Coordinaten van het Nationaal Referentiecentrum : Dr J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, Leuven Tel. : /.. Fax : /.. Jan.verhaegen@uzleuven.be Surveillance van de pneumokokkeninfecties

Nadere informatie

Haemophilus influenzae

Haemophilus influenzae Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk 1. Gegevens van het Referentielaboratorium Dr F. CROKAERT CHU St-Pierre - Microbiologie Hoogstraat, 322 1000 Brussel Tel. : 02/541.37.06 Fax :

Nadere informatie

Rubella Synoniemen: rodehond, German measles, Röteln

Rubella Synoniemen: rodehond, German measles, Röteln Rubella Synoniemen: rodehond, German measles, Röteln B06 Bijlage I Rubella en zwangerschap, richtlijnen voor de praktijk Beleid naar aanleiding van een (mogelijk) contact (zie toelichting 1) Inventariseer

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5 Surveillance van MRSA in Belgische ziekenhuizen: eerste semester 1 INHOUDSTAFEL Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren 1 1. Deelname. Resistentiecijfers. Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA.

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2014 werden bij de actieve monitoring 3.036 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

Kinkhoest. Kinkhoest of pertussis is een acute bacteriële infectie van de luchtwegen.

Kinkhoest. Kinkhoest of pertussis is een acute bacteriële infectie van de luchtwegen. Kinkhoest Ziektebeeld Kinkhoest of pertussis is een acute bacteriële infectie van de luchtwegen. Het ziektebeeld kan variëren van een milde hoest tot ernstige ziekte. Klassiek wordt kinkhoest gekenmerkt

Nadere informatie

Impact van vaccinatie op de epidemiologie van pneumokokken-, mazelen- en bofinfecties

Impact van vaccinatie op de epidemiologie van pneumokokken-, mazelen- en bofinfecties Impact van vaccinatie op de epidemiologie van pneumokokken-, mazelen- en bofinfecties VVK Voorjaarsvergadering, 16 April 2016 Epidemiology van Infectieziekten Directie Volksgezondheid en Surveillance Wetenschappelijk

Nadere informatie

FR 7,2 / Tuberculose kan eender wie treffen maar komt vaker voor bij mensen uit landen met een hoge incidentie. Incidentie /100.

FR 7,2 / Tuberculose kan eender wie treffen maar komt vaker voor bij mensen uit landen met een hoge incidentie. Incidentie /100. TUBERCULOSE in België Dankzij de verplichte melding van alle gevallen van actieve tuberculose kunnen de VRGT (Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding) en de FARES

Nadere informatie

Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties

Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties - 7 Auteurs: Nele Boon and Tine Grammens, Wesley Mattheus², Chloé Wyndham-Thomas Revisie: Paloma Carrillo, Romain Mahieu, Sophie Quoilin,

Nadere informatie

DRAAIBOEK INFECTIEZIEKTEN CLB. Mazelen

DRAAIBOEK INFECTIEZIEKTEN CLB. Mazelen 139 Mazelen Ziektebeeld Mazelen is een zeer besmettelijke, acute, virale infectieziekte die gekenmerkt wordt door een typische huiduitslag. Klassiek begint mazelen met prodromale symptomen. Klachten tijdens

Nadere informatie

8 Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( )

8 Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( ) 8 Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM (1998-2012) Inleiding Kinkhoest is een acute, zeer besmettelijke infectie van de bovenste luchtwegen die veroorzaakt wordt door de bacterie Bordetella

Nadere informatie

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j j j j j j j j j. 96 > 65 j.

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j j j j j j j j j. 96 > 65 j. Referentielaboratorium Brussel Inleiding De resultaten in de onderstaande tabel zijn gebaseerd op patiënten van wie : een staal naar het referentielaboratorium is verstuurd (U.C.L. - Brussel) voor diagnose;

Nadere informatie

Workshop 1 Vaccinatie: bescherming van individu en maatschappij. moderator Marleen Finoulst

Workshop 1 Vaccinatie: bescherming van individu en maatschappij. moderator Marleen Finoulst Workshop 1 Vaccinatie: bescherming van individu en maatschappij moderator Marleen Finoulst Presentaties Adviezen Hoge Gezondheidsraad: Marc Van Ranst Individuele bescherming: antroposofische invalshoek:

Nadere informatie

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Vaccinatie. Jean Tafforeau Vaccinatie Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 2013 ANTWERPEN infectieziektebestrijding /

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 2013 ANTWERPEN infectieziektebestrijding / / Rapport CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 213 ANTWERPEN infectieziektebestrijding /24.6.214 24.6.214 cijfers infectieziekten in beeld 213 Antwerpen 1/33 Inhoudstafel 1 Overzichtstabel 213 3 2 Cijfers

Nadere informatie

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Auteur: Steven Sarrazin Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Veelal wordt de bestrijding van het Boviene Virale Diarree-virus (BVD) enkel geassocieerd met vaccinatie. Echter, met vaccinatie

Nadere informatie

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD2013 WEST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD2013 WEST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/ Rapport CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD213 WEST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/24.6.214 24.6.214 cijfers infectieziekten in beeld213 West- 1/31 Inhoudstafel 1 Overzichtstabel 213 3 2 Cijfers infectieziekten

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie

INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE

INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE Dienst Epidemiologie van Infectieziekten INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE Jaaroverzicht 216 INFECTIEZIEKTEN BIJ KINDEREN, DIE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN DOOR VACCINATIE

Nadere informatie

Toepassing van modellen bij de bestrijding van infectieziekten. Jacco Wallinga

Toepassing van modellen bij de bestrijding van infectieziekten. Jacco Wallinga Toepassing van modellen bij de bestrijding van infectieziekten Jacco Wallinga 1 Model in de medische wetenschappen De muis als diermodel 2 Model in de epidemiologie Een logistisch regressie model 3 Model

Nadere informatie

TekenNet.be. Resultaten januari-december Inleiding

TekenNet.be. Resultaten januari-december Inleiding TekenNet.be Resultaten januari-december 2016 Voor toelichtingen: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel T + 32 2 642 51 11 F + 32 2 642 50 01 tekennet@wiv-isp.be

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2012 werden bij de actieve monitoring 3.220 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 2013 OOST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 2013 OOST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/ / Rapport CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 213 OOST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/24..214 Inhoudstafel 1 Overzichtstabel 213 3 2 Cijfers infectieziekten Oost- 213 3 Cijfers infectieziekten 213 1

Nadere informatie

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1]

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1] Gepubliceerd op sciensano.be (https://www.sciensano.be) Home > Surveillance van tekenbeten in België: gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE JAARRAPPORT

FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE JAARRAPPORT ISSN: 0778-8363 FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE DIENST VOOR LABORATORIA VAN KLINISCHE BIOLOGIE COMITE VAN DESKUNDIGEN

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2013 werden bij de actieve monitoring 3.181 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j. 4 5 j j j j j j j j. 88 > 65 j.

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j. 4 5 j j j j j j j j. 88 > 65 j. Referentielaboratorium Brussel Inleiding De resultaten in de onderstaande tabel zijn gebaseerd op patiënten van wie : een staal naar het referentielaboratorium is verstuurd (U.C.L. - Brussel) voor diagnose;

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË Toestand op 31 december EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË Dit project werd gefinancierd door: In

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2015 werden bij de actieve monitoring 3.218 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

Persconferentie MRSA in de rusthuizen, WIV, vrijdag 27/5/2005

Persconferentie MRSA in de rusthuizen, WIV, vrijdag 27/5/2005 Persconferentie MRSA in de rusthuizen, WIV, vrijdag 27/5/2005 Wat is MRSA? Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) is een belangrijke ziekteverwekkende kiem in de geneeskunde en tevens een

Nadere informatie

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Preventie van wiegendood bij zuigelingen Preventie van wiegendood bij zuigelingen Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71

Nadere informatie

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN VLAANDEREN Toestand op 31 december 2009

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN VLAANDEREN Toestand op 31 december 2009 EMBARGO TOT 23 NOVEMBER EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN VLAANDEREN Toestand op 31 december 2009 Volksgezondheid & Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel België www.wiv-isp.be Volksgezondheid

Nadere informatie

Eliminatie van mazelen en rubella in 2010: halen we de doelstelling?

Eliminatie van mazelen en rubella in 2010: halen we de doelstelling? Eliminatie van mazelen en rubella in 2010: halen we de doelstelling? Martine Sabbe 1, Veronik Hutse 2, Viviane Van Casteren 1, Geert Top 3, Elizaveta Padalko 4, Patrick Goubau 5,6 Samenvatting Mazelen

Nadere informatie

Bof, versie 15 (PDF aangemaakt op: ) EPI-azc Indien de patiënt een asielzoeker betreft worden data doorgeven aan GGD GHOR Nederland.

Bof, versie 15 (PDF aangemaakt op: ) EPI-azc Indien de patiënt een asielzoeker betreft worden data doorgeven aan GGD GHOR Nederland. Bof, versie 15 (PDF aangemaakt op: 11-3-2019) EPI-azc Indien de patiënt een asielzoeker betreft worden data doorgeven aan GGD GHOR Nederland. lblrvpcontact2 Contactpersoon: Irene Veldhuijzen E-mail:irene.veldhuijzen@rivm.nl

Nadere informatie

Rotavirus. Reovirus Transmissie feco-oraal - hoge excretie - lage infectieuze virusdosis. Kliniek: Acute gastroenteritis

Rotavirus. Reovirus Transmissie feco-oraal - hoge excretie - lage infectieuze virusdosis. Kliniek: Acute gastroenteritis Rotavirus Rotavirus Reovirus Transmissie feco-oraal - hoge excretie - lage infectieuze virusdosis Kliniek: Acute gastroenteritis Epidemiologie: 2 e oorzaak kindersterfte < 5j Wereldwijd meest frequente

Nadere informatie