Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland in 1990, 1995 en 2001*

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland in 1990, 1995 en 2001*"

Transcriptie

1 Oorspronkelijke stukken Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland in 1990, 1995 en 2001* b.d.onwuteaka-philipsen, a.van der heide, d.koper, i.keij-deerenberg, j.a.c.rietjens, m.l.rurup, a.m.vrakking, j.j.georges, m.t.muller, g.van der wal en p.j.van der maas De afgelopen decennia zijn euthanasie, hulp bij zelfdoding en andere medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland volop onderwerp van discussie geweest binnen de medische professie, onder juristen en ethici, maar ook tijdens maatschappelijke debatten en in het parlement. De eerste kwantitatieve studies over het vóórkomen en de belangrijkste kenmerken van dergelijke beslissingen werden uitgevoerd in Deze onderzoeken gaven voor het eerst een betrouwbaar overzicht van medische beslissingen rond het levenseinde in een land en hadden veel invloed op het nationale en internationale debat. In eigen land hebben de resultaten van de onderzoeken bijgedragen aan een algehele (h)erkenning dat medische besluitvorming een belangrijk onderdeel is van de moderne gezondheidszorg voor veel patiënten aan het einde van hun leven: ongeveer 39% van alle sterfgevallen werd voorafgegaan door een medische beslissing die waarschijnlijk of (vrijwel) zeker het overlijden had bespoedigd. Opzettelijke levensbeëindiging door het toedienen van een dodelijk middel kwam relatief weinig voor. Dit gebeurde het frequentst op verzoek van de patiënt, maar echter ook in 1000 gevallen per jaar zonder dat uitdrukkelijk verzoek. Het verlichten van ernstig lijden met opiaten of vergelijkbare middelen in hoge doseringen, met als mogelijk maar niet-beoogd effect dat de patiënt hierdoor eerder overlijdt, bleek het frequentst voor te komen, evenals het niet instellen of staken van mogelijk levensverlengende behandelingen. Omdat het bespoedigen van het levenseinde door het toedienen van een *Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in The Lancet (2003;362:395-9) met als titel Euthanasia and other end-of-life decisions in the Netherlands in 1990, 1995 and Dit artikel wordt afgedrukt met alle auteurs van de eerste publicatie. VU Medisch Centrum, afd. Sociale Geneeskunde en Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek, Van der Boechorststraat 7, 1081 BT Amsterdam. Mw.dr.B.D.Onwuteaka-Philipsen, gezondheidswetenschapper; mw.drs. M.L.Rurup, medisch bioloog; drs.j.j.georges, verplegingswetenschapper; dr.m.t.muller, sociaal-gerontoloog (tevens: afd. Verpleeghuisgeneeskunde); prof.dr.g.van der Wal, sociaal-geneeskundige. Erasmus MC, Universitair Medisch Centrum Rotterdam, Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotterdam. Mw.dr.A.van der Heide en prof.dr.p.j.van der Maas, artsen-epidemiologen; mw.drs.j.a.c.rietjens, gezondheidswetenschapper; mw.drs.a.m. Vrakking, socioloog. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg. Mr.D.Koper, jurist; mw.i.keij-deerenberg, gezondheidswetenschapper. Correspondentieadres: dr.b.d.onwuteaka-philipsen Zie ook de artikelen op bl en samenvatting Doel. De incidentie bepalen van euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland in 1990, 1995 en 2001, en de opvattingen van artsen dienaangaande. Opzet. Enquête. Methoden. In 2001 werden artseninterviews en sterfgevallenonderzoeken uit 1990 en 1995 herhaald. Interviews werden gehouden met huisartsen, klinisch specialisten en verpleeghuisartsen: 1990: n = 405; respons: 91%; 1995: n = 405; respons: 89%; 2001: n = 410; respons: 85%. Van de sterfgevallen werden steekproeven getrokken uit de registratie van overlijdensverklaringen bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarna aan de behandelend artsen een vragenlijst werd gestuurd: 1990: n = 5197; respons: 76%; 1995: n = 5146; respons: 77%; 2001: n = 5617; respons: 74%. Resultaten. In 2001 werd 44% van alle sterfgevallen voorafgegaan door een medische beslissing rond het levenseinde. In 2,6% werd euthanasie uitgevoerd (1995: 2,4%; 1990: 1,7%). Deze toename vond met name plaats in patiëntencategorieën waarbij ook in 1990 het vaakst euthanasie werd toegepast: patiënten jonger dan 80 jaar, patiënten met kanker en patiënten in zorg bij de huisarts. Het vóórkomen van hulp bij zelfdoding en levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt veranderden niet over de verschillende jaren. Terwijl in alle onderzoeksjaren de opvattingen van het merendeel van de artsen met betrekking tot euthanasie niet veranderden, gaven de artsen in 2001 vaker dan in de voorgaande jaren aan restrictiever te zijn geworden en minder vaak dat zij permissiever waren geworden. Conclusie. Over de jaren 1990, 1995 en 2001 was er een stabilisatie van de praktijk van medische besluitvorming rond het levenseinde. Na 1995 werd geen verdere toename gevonden van het aantal verzoeken om levensbeëindiging en artsen leken wat terughoudender te zijn geworden in hun opvattingen met betrekking tot dit handelen. dodelijk middel niet als geaccepteerd medisch handelen wordt beschouwd, achtte de Nederlandse overheid het wenselijk dat dergelijk handelen maatschappelijk en juridisch gecontroleerd kon worden. Daarom moesten met ingang van 1991 artsen alle gevallen melden waarin zij een middel hadden toegediend met de uitdrukkelijke bedoeling het leven van een patiënt te beëindigen, om zo de Officier van Justitie in staat te stellen de casussen op hun juridische aspecten te beoordelen. Deze meldingsprocedure werd in 1995 geëvalueerd, terwijl met behulp van ditzelfde onderzoek tegelijkertijd de ontwikkelingen op het gebied van medische beslissingen rond het levenseinde in kaart werden gebracht, 4-6 ana- Ned Tijdschr Geneeskd september;147(37) 1793

2 loog aan de incidentieonderzoeken die in 1990 hadden plaatsgevonden. Gedurende deze 5-jaarsperiode bleek de incidentie van euthanasie aanzienlijk te zijn toegenomen, maar de incidentie van hulp bij zelfdoding en levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt bleven daarentegen vrijwel gelijk. Mede op grond van de resultaten van het onderzoek uit 1995 werd een vernieuwde meldingsprocedure opgesteld die in werking trad in Vanaf dat moment werden alle gevallen beoordeeld door een van de vijf zogenaamde toetsingscommissies (bestaande uit een arts, een jurist en een ethicus), en niet meer door de Officier van Justitie. De toetsingscommissies stuurden hun oordeel door naar het Openbaar Ministerie. Na de wetswijziging van 2002 dienen de toetsingscommissies alleen als zij van oordeel zijn dat een arts niet zorgvuldig heeft gehandeld de betreffende casus voor te leggen aan het Openbaar Ministerie. In dit artikel presenteren wij nieuwe gegevens over het vóórkomen van euthanasie, hulp bij zelfdoding, en andere medische beslissingen rond het levenseinde, alsmede een longitudinale analyse van deze praktijk sinds Daarnaast presenteren wij gegevens over de opvattingen van artsen over dergelijke beslissingen over de periode methode De praktijk van medische besluitvorming rond het levenseinde en opvattingen hierover werden onderzocht in 1990, 1995 en Alle onderzoeken bestonden zowel uit artseninterviews als uit een sterfgevallenonderzoek. Details van de onderzoeken uit 1990 en 1995 zijn elders beschreven De in dit artikel beschreven vraagstellingen en onderzoeksopzet die werden gebruikt ten behoeve van de dataverzameling waren in alle onderzoeksjaren hetzelfde. Artseninterviews. Voor de artseninterviews werd een aselecte, naar specialisme gestratificeerde steekproef van artsen getrokken. De steekproef bestond uit huisartsen, verpleeghuisartsen en klinisch specialisten (cardiologen, chirurgen, internisten, longartsen en neurologen). Deze artsen waren betrokken bij (ongeveer) 95% van alle sterfgevallen in Nederland tijdens de onderzoeksjaren. Als inclusiecriterium gold dat de respondenten de voorgaande 2 jaar op dezelfde plek in het desbetreffende specialisme werkzaam moesten zijn geweest. Adressen werden verkregen uit de verschillende artsenregistraties. In 1990 waren van de 447 geselecteerde artsen 405 bereid mee te werken aan het onderzoek (152 huisartsen, 203 klinisch specialisten, 50 verpleeghuisartsen; 91%). In 1995 waren dit 405 van de 445 artsen (124 huisartsen, 207 klinisch specialisten en 74 verpleeghuisartsen; 89%) en in van de 482 artsen (125 huisartsen, 208 klinisch specialisten en 77 verpleeghuisartsen; 85%). De steekproeven in 1995 en 2001 werden onafhankelijk van de steekproeven uit de voorgaande jaren getrokken. De interviews werden uitgevoerd door ervaren artsen die vooraf getraind werden in het gebruik van de gestructureerde vragenlijsten. Het interview bestond uit vragen naar de ervaringen met en opvattingen over de praktijk van medische besluitvorming rond het levenseinde. Onderwerpen die besproken werden waren: euthanasie (= levensbeëindiging op uitdrukkelijk verzoek, waarbij een ander dan de patiënt het laatste middel toedient); hulp bij zelfdoding (= het opzettelijk hulp verlenen bij levensbeëindigend handelen door de betrokkene op diens verzoek); levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek (= het toedienen van een middel met het uitdrukkelijke doel het leven te beëindigen, zonder dat de patiënt daar uitdrukkelijk om heeft verzocht). Alle gegevens uit de artseninterviews werden gewogen vanwege verschillen in steekproeffracties. Daarnaast werden de absolute aantallen geëxtrapoleerd naar alle sterfgevallen in Nederland door te corrigeren voor de (ongeveer) 5% van de sterfgevallen waarbij artsen uit andere specialismen betrokken waren dan de 7 specialismen in ons onderzoek. Sterfgevallenonderzoek. Voor het sterfgevallenonderzoek werd een aselecte steekproef getrokken uit de doodsoorzakenregistratie van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waar alle sterfgevallen gemeld worden. Het betrof sterfgevallen uit de periode 1 augustus-30 november in de verschillende onderzoeksjaren. Elk sterfgeval in de onderzoeksperioden werd beoordeeld door 1 of 2 artsen en vervolgens ingedeeld in 1 van 5 strata: als de doodsoorzaak elk type beslissing rond het levenseinde uitsloot (bijvoorbeeld een verkeersongeval resulterend in een onmiddellijk overlijden), werd het geval ingedeeld in stratum 1 en als de gegevens op het overlijdensformulier het zeer aannemelijk maakten dat er een beslissing rond het levenseinde was genomen, werd het geval ingedeeld in stratum 5. Stratum 2 betrof plotselinge sterfgevallen in de aanwezigheid van een reeds bestaande ziekte, stratum 3 betrof niet-plotselinge sterfgevallen ten gevolge van één of meer chronische aandoeningen en stratum 4 betrof sterfgevallen ten gevolge van kanker en andere sterfgevallen die waarschijnlijk voorafgegaan werden door een langdurig terminaal lijden. De steekproeffractie voor stratum 1 en 2 was 1/12, voor stratum 3 1/8, voor stratum 4 1/4 en voor stratum 5 1/2. Voor stratum 1 werden geen vragenlijsten verstuurd. Vragenlijst. Voor alle andere strata van geselecteerde sterfgevallen werd de behandelend arts gevraagd een door ons ontworpen vragenlijst van 4 pagina s over de medische besluitvorming die aan het overlijden voorafgegaan was in te vullen. Het percentage terugontvangen vragenlijsten was 76 in 1990, 77 in 1995 en 74 in 2001; de aantallen onderzochte sterfgevallen waren respectievelijk 5197, 5146 en De hoofdvragen in de sterfgevallenvragenlijst betroffen de volgende mogelijke beslissingen van de respondent: (a) was er een behandeling niet ingesteld of gestaakt, rekening houdend met (mogelijke) bespoediging van het levenseinde of met het uitdrukkelijke doel het levenseinde te bespoedigen; (b) was er pijn- of symptoombestrijding geïntensiveerd, re Ned Tijdschr Geneeskd september;147(37)

3 kening houdend met (mogelijke) bespoediging van het levenseinde of mede met het doel het levenseinde te bespoedigen; (c) was er een middel voorgeschreven, verstrekt of toegediend met het uitdrukkelijke doel het levenseinde van de patiënt te bespoedigen. Als vraag (c) met ja was beantwoord, deelden wij het geval in als euthanasie wanneer het middel was gegeven door een ander dan de patiënt op diens (schriftelijk of anderszins geuite) uitdrukkelijke verzoek, of als hulp bij zelfdoding wanneer de patiënt het middel zelf had ingenomen. Alle andere gevallen waarin vraag (c) met ja was beantwoord, werden ingedeeld als gevallen van levensbeëindigend handelen zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt. Wanneer meer dan één vraag met ja was beantwoord, vond indeling van het betreffende geval plaats op grond van de beslissing met de explicietste intentie. Wanneer er meer beslissingen met gelijke intenties genomen waren, ging vraag (c) boven vraag (b), en vraag (b) boven vraag (a). Met andere woorden: als een bevestigend antwoord op vraag (a) de belangrijkste beslissing vertegenwoordigde, werd een geval ingedeeld bij de niet-behandelbeslissingen en als een bevestigend antwoord op vraag (b) de belangrijkste beslissing vertegenwoordigde werd een geval ingedeeld als pijn- of symptoombestrijding met bespoediging van het levenseinde als mogelijk gevolg. De opzet van zowel de artseninterviews als het sterfgevallenonderzoek waarborgden de anonimiteit van alle sterfgevallen. Daarnaast was het door de wijze van gegevensverzameling niet mogelijk de artsen te identificeren. In alledrie de onderzoeksjaren ontvingen alle Nederlandse artsen een brief waarin werd uitgelegd wat het doel van de onderzoeken was en hoe de anonimiteit gewaarborgd werd. Deze brief was ondertekend door de Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg en de voorzitter van de Federatie Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst (KNMG). resultaten Van 1990 tot 1995 nam het aantal sterfgevallen in Nederland met 5,3% toe, en van 1995 tot 2001 met 3,5%. Het aantal uitdrukkelijke verzoeken om euthanasie of hulp bij zelfdoding steeg van 8990 in 1990 tot 9700 in 1995, een toename van 9%. Van 1995 tot 2001 bleef het aantal jaarlijkse verzoeken gelijk, namelijk Volgens het sterfgevallenonderzoek steeg de incidentie van euthanasie van 1,7% van alle sterfgevallen in 1990 tot 2,4% in 1995 en 2,6% in In de artseninterviews werd geen toename gevonden in De incidentie van hulp bij zelfdoding en levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt bleef gedurende de onderzoeksperiode vrijwel gelijk. Pijn- of symptoombestrijding met bespoediging van het overlijden als mogelijk neveneffect kwam voor bij 18,8% van alle sterfgevallen in 1990, 19,1% in 1995 en 20,1% in De incidentie van niet-behandelbeslissingen steeg van 1990 tot 1995, maar bleef in 2001 hetzelfde (tabel 1). Het percentage artsen dat aangaf ooit euthanasie of hulp bij zelfdoding te hebben uitgevoerd, bedroeg in Huisartsen pasten vaker euthanasie toe dan specialisten en verpleeghuisartsen. Het toegenomen aantal artsen dat ooit euthanasie of hulp bij zelfdoding uitvoerde, betrof vooral huisartsen (1995: 63%, 2001: 71%) en verpleeghuisartsen (1995: 21, 2001: 36%). Bij de specialisten bleef het percentage in 1995 en 2001 gelijk (37%). Het percentage artsen dat aangaf nooit euthanasie of hulp bij zelfdoding te zullen uitvoeren, TABEL 1. De praktijk van medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland in 1990, 1995 en totaal aantal sterfgevallen in Nederland aantal sterfgevallen (95%-BI) artseninterviews aangaande verzoeken rond het levenseinde aantal verzoeken om euthanasie of hulp bij zelfdoding te zijner tijd ( ) ( ) ( ) aantal uitdrukkelijke verzoeken om euthanasie of hulp bij zelfdoding op afzienbare termijn ( ) ( ) ( ) percentage van alle sterfgevallen (95%-BI) medische beslissingen rond het levenseinde euthanasie 1,9 (1,6-2,2) 2,3 (1,9-2,7) 2,2 (1,8-2,5) hulp bij zelfdoding 0,3 (0,2-0,4) 0,4 (0,2-0,5) 0,1 (0,0-0,2) levensbeëindigend handelen zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt 0,7 (0,5-0,8) 0,6 (0,4-0,9) sterfgevallenonderzoek euthanasie 1,7 (1,4-2,1) 2,4 (2,1-2,6) 2,6 (2,3-2,8) hulp bij zelfdoding 0,2 (0,1-0,3) 0,2 (0,1-0,3) 0,2 (0,1-0,3) levensbeëindigend handelen zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt 0,8 (0,6-1,1) 0,7 (0,5-0,9) 0,7 (0,5-0,9) pijn- of symptoombestrijding met levensbekorting als mogelijk effect 18,8 (17,9-19,9) 19,1 (18,1-20,1) 20,1 (19,1-21,1) niet-behandelbeslissing 17,9 (17,0-18,9) 20,2 (19,1-21,3) 20,2 (19,1-21,3) totaal 39,4 (38,1-40,7) 42,6 (41,3-43,9) 43,8 (42,6-45,0) In dit onderzoek werd de frequentie niet nagegaan. Ned Tijdschr Geneeskd september;147(37) 1795

4 bedroeg in , in en in Het aantal artsen dat aangaf ooit het leven van een patiënt te hebben beëindigd zonder uitdrukkelijk verzoek daalde van 27% in 1990 tot 23% in 1995, en verder tot 13% in Daarnaast steeg, vooral na 1995, het aantal artsen dat aangaf niet bereid te zijn ooit een dergelijke handeling uit te voeren, van 45% in 1995 tot 71% in De afname van deze bereidheid werd vooral gevonden bij huisartsen en specialisten; verpleeghuisartsen waren in 1995 reeds terughoudend (tabel 2). Tabel 3 laat de ontwikkelingen zien in de incidentie van medische beslissingen rond het levenseinde naar kenmerken van de patiënten en het specialisme van de arts; deze gegevens zijn gebaseerd op het sterfgevallenonderzoek. Euthanasie en hulp bij zelfdoding. Gedurende de gehele onderzoeksperiode kwamen euthanasie en hulp bij zelfdoding weinig voor bij patiënten van 80 jaar en ouder. De toename van het aantal gevallen van euthanasie in 1995 vond met name plaats in de leeftijdscategorieën jonger dan 80 jaar. Euthanasie werd in 1990 meer bij mannen toegepast dan bij vrouwen; dit gold echter niet voor 1995 en Euthanasie en hulp bij zelfdoding werden voornamelijk toegepast op patiënten met kanker. Ook de stijging van de incidentie van euthanasie was het grootst onder kankerpatiënten, terwijl de incidentie onveranderd laag bleef bij patiënten met hart- en vaatziekten. Beide vormen van levensbeëindiging werden voornamelijk toegepast door huisartsen. De betrokkenheid van huisartsen nam zowel toe van 1990 tot 1995 als van 1995 tot 2001; de cijfers voor de specialisten bleven hetzelfde. Het percentage gevallen van euthanasie bij patiënten in de zorg bij een verpleeghuisarts bleef gelijk, maar het absolute aantal gevallen bij verpleeghuispatiënten steeg wel vanwege de toegenomen betrokkenheid van verpleeghuisartsen bij sterfgevallen. Levensbeëindigend handelen zonder uitdrukkelijk verzoek. Levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek kwam voornamelijk voor bij patiënten jonger dan 65 jaar; in deze categorie daalde de incidentie van 1990 tot 1995 van 1,6% tot 1,1%, maar in 2001 was dit percentage vrijwel ongewijzigd (1,0%). Levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek kwam meer voor bij mannelijke dan bij vrouwelijke patiënten in 1990, maar in 1995 en 2001 waren de percentages voor beide groepen hetzelfde (0,7). Dit handelen betrof voornamelijk patiënten met kanker en werd het vaakst uitgevoerd door specialisten (zie tabel 3). Pijn- of symptoombestrijding met bespoediging van het overlijden als mogelijk neveneffect. Pijn- of symptoombestrijding met bespoediging van het overlijden als mogelijk neveneffect kwam in 1 op de 5 gevallen voor en betrof patiënten in alle leeftijdscategorieën (zie tabel 3). Het kwam meer voor bij vrouwen dan bij mannen, betrof meestal patiënten met kanker en werd het vaakst toegepast door verpleeghuisartsen. De toename van dit handelen tijdens de onderzoeksperiode werd voornamelijk gevonden in de leeftijdsgroep van 80 jaar en ouder en bij patiënten met andere aandoeningen dan kanker. Niet-behandelbeslissingen. Beslissingen om potentieel levensverlengende behandelingen niet in te stellen of deze te staken werden het vaakst genomen voor oudere patiënten. De toename van niet-behandelbeslissingen die werd gevonden in 1995 zette zich niet voort in De frequentie van dergelijke beslissingen was hoger bij vrouwelijke patiënten dan bij mannelijke, mogelijk doordat vrouwen gemiddeld op hogere leeftijd overlijden dan mannen. Terwijl andere medische beslissingen rond het levenseinde vooral genomen werden bij patiënten met kanker, kwamen niet-behandelbeslissingen ook bij andere aandoeningen voor. Opvattingen van artsen over de praktijk van medische besluitvorming rond het levenseinde. De opvattingen van artsen over de rechten van patiënten bij beslissingen rond het levenseinde waren weinig veranderd in de periode In 1990 gaf 64% van alle artsen aan dat iedereen het recht heeft zelf te beslissen over leven en dood ; in 1995 en 2001 was dit percentage nauwelijks lager. Iets minder dan de helft van de respondenten dacht dat als patiënten weten dat een arts bereid is euthanasie toe te passen als het echt nodig is, zij minder snel om euthanasie zullen vragen. Ongeveer eenderde van de artsen gaf aan dat door adequate pijnbestrijding en stervensbegeleiding euthanasie overbodig zou worden; dit TABEL 2. Ervaring van artsen met euthanasie, hulp bij zelfdoding en levensbeëindigend handelen zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt in 1990, 1995 en 2001, gebaseerd op artseninterviews; weergegeven zijn percentages antwoord p* (n = 405) (n = 405) (n = 410) euthanasie of hulp bij zelfdoding ooit uitgevoerd ,33 uitgevoerd in de afgelopen 24 maanden ,08 nooit uitgevoerd, maar wel denkbaar onder bepaalde omstandigheden ,51 zal die nooit uitvoeren, maar wel doorverwijzen naar een andere arts ,22 zal die nooit uitvoeren en ook niet doorverwijzen ,002 levensbeëindigend handelen zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt ooit uitgevoerd ,0001 uitgevoerd in de afgelopen 24 maanden ,009 nooit uitgevoerd, maar wel denkbaar onder bepaalde omstandigheden ,0001 zal dit nooit uitvoeren ,0001 *Waarde van p bij logistischeregressieanalyse met het onderzoeksjaar als voorspellende variabele Ned Tijdschr Geneeskd september;147(37)

5 TABEL 3. Kenmerken van patiënten bij wie een medische beslissing rond het levenseinde werd genomen in 1990, 1995 en 2001 (sterfgevallenonderzoek)* n (%) EHZ LBZV PSB NBB n (%) EHZ LBZV PSB NBB n (%) EHZ LBZV PSB NBB leeftijd in jaren (22) 3,0 1, (21) 4,6 1, (20) 5,0 1, (37) 2,3 0, (36) 2,9 0, (34) 3,3 0, (41) 1,0 0, (43) 1,2 0, (45) 1,4 0, geslacht man 2664 (52) 2,1 1, (50) 2,2 0, (49) 3,1 0, vrouw 2533 (48) 1,7 0, (50) 2,8 0, (51) 2,5 0, doodsoorzaak kanker 2174 (30) 4,4 1, (29) 7,0 1, (29) 7,4 1, hart- en vaatziekten 1103 (29) 0,5 0, (29) 0,3 0, (25) 0,4 0, andere/onbekende 1920 (40) 1,1 0, (43) 1,0 0, (46) 1,2 0, specialisme van de arts huisarts 1766 (42) 3,1 0, (45) 4,3 0, (42) 5,8 0, specialist 2356 (41) 1,4 1, (36) 1,8 1, (35) 1,8 1, verpleeghuisarts 986 (17) 0,1 0, (19) 0,3 0, (24) 0,4 0, EHZ = euthanasie of hulp bij zelfdoding; LBZV = levensbeëindigend handelen zonder verzoek; PSB = pijn- en symptoombestrijding met bespoediging van het overlijden als mogelijk neveneffect; NBB = niet-behandelbeslissing. *Onder de beslissingen (EHZ, LBZV, PSB en NBB) staan de percentages sterfgevallen waarbij de genoemde beslissing aan het overlijden is voorafgegaan. Aantal onderzochte sterfgevallen (percentage van alle sterfgevallen in de steekproef). Niet-verpleeghuisarts. percentage was in 1995 en in 2001 iets lager dan in Er was een licht gestegen bezorgdheid onder artsen over het effect van de economische situatie op medische beslissingen rond het levenseinde. Tenslotte gaven artsen in 2001 vaker aan restrictiever te zijn geworden wat betreft euthanasie en minder vaak permissiever (tabel 4). beschouwing In ons onderzoek vonden wij dat de incidentie van euthanasie in 1995 was toegenomen ten opzichte van 1990, maar dat deze incidentie zich stabiliseerde in Het aantal uitdrukkelijke verzoeken om hulp bij zelfdoding bleef hetzelfde en daalde zelfs relatief gezien, wanneer rekening wordt gehouden met de toename van het totale aantal sterfgevallen. Verder bleek dat euthanasie nog steeds vooral voorkwam in dezelfde patiëntencategorieën die reeds eerder werden gevonden in 1990, namelijk patiënten met kanker, patiënten jonger dan 80 jaar en patiënten in zorg bij de huisartsen. In 2001 leken artsen restrictiever te zijn geworden. Het voortschrijdende debat over de vraag of en wanneer levensbeëindigend handelen door artsen is toegestaan en over procedures die de transparantie en de kwaliteit van dit handelen moeten garanderen, lijken te hebben geresulteerd in een geleidelijke stabilisatie van de praktijk van medische besluitvorming rond het levenseinde. Het vóórkomen van hulp bij zelfdoding blijft in vergelijking met euthanasie opmerkelijk laag, ondanks de aanbevelingen van toonaangevende instanties zoals de KNMG, om indien mogelijk de voorkeur te geven aan hulp bij zelfdoding. 8 Het argument dat de autonomie van de patiënt en zijn of haar verantwoordelijkheid duidelijker naar voren komen bij hulp bij zelfdoding dan bij euthanasie kan overschaduwd worden door de behoefte TABEL 4. Opvattingen van artsen over medische besluitvorming rond het levenseinde in 1990, 1995 en 2001, gebaseerd op interviews stelling percentage artsen dat (volledig) instemde p* (n = 405) (n = 405) (n = 410) iedereen heeft het recht om te beslissen over eigen leven en dood ,02 indien patiënten weten dat een arts bereid is euthanasie toe te passen als het echt nodig is, zullen ze minder snel om euthanasie vragen ,20 adequate pijnbestrijding en stervensbegeleiding maken euthanasie overbodig ,04 het is te verwachten dat in tijden van forse bezuinigingen in de gezondheidszorg de druk op artsen om levensbeëindigend te handelen zal toenemen ,005 gedurende de afgelopen 5 jaar zijn opvattingen over euthanasie permissiever geworden ,0001 restrictiever geworden ,02 hetzelfde gebleven ,01 *Waarde van p bij logistischeregressieanalyse met het onderzoeksjaar als voorspellende variabele. Ned Tijdschr Geneeskd september;147(37) 1797

6 van de arts en waarschijnlijk ook van de patiënt om controle te houden over de uitvoering en de beschikking te willen hebben over medische hulp als zich onvoorziene problemen voordoen. 9 Euthanasie wordt ook dikwijls geprefereerd boven hulp bij zelfdoding vanwege de lichamelijke conditie van de patiënt. 10 De combinatie van een dalend percentage artsen dat ooit levensbeëindigend handelde zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt en een gelijk blijvend aantal gevallen van ditzelfde handelen kan deels worden verklaard door het toegenomen aantal artsen in Nederland. Daarnaast kan het ook zijn dat de artsen die bereid zijn om het leven van patiënten te beëindigen zonder dat de patiënt daar om heeft verzocht, relatief vaak betrokken zijn bij dit handelen. In voorgaande onderzoeken werd aangetoond dat, ondanks dat dit handelen net zoals bij euthanasie het uitdrukkelijke doel het bespoedigen van het levenseinde is, het in andere opzichten, zoals het frequente gebruik van morfine en andere opiaten, vaak meer overeenkomt met pijn- of symptoombestrijding, waarbij het bespoedigen van het levenseinde niet het uitdrukkelijke doel is. 11 Dergelijke pijn- of symptoombestrijding ging in 20% van alle sterfgevallen vooraf aan het overlijden en het was de enige beslissing rond het levenseinde die duidelijk was toegenomen in 2001, met name bij patiënten die overleden in een verpleeghuis. Naast de toegenomen aandacht voor palliatieve zorg aan het einde van het leven, hebben diverse publicaties die aantoonden dat de levensbekortende werking van opiaten beperkt is en dat de kwaliteit van terminale zorg niet optimaal is, er mogelijk aan bijgedragen dat de terughoudendheid om opiaten te gebruiken in de palliatieve zorg voor terminale patiënten is verminderd. De bevinding dat het percentage niet-behandelbeslissingen na 1995 niet verder was toegenomen, is verrassend. Door ontwikkelingen op het gebied van de medische technologie stijgt het aantal mogelijkheden om ernstig zieke patiënten te behandelen, maar nemen ook de kosten van medische zorg voor deze groep toe, met name wat betreft oudere patiënten. Men zou kunnen verwachten dat een toenemend aantal mogelijke behandelingen ook betekent dat het aantal beslissingen toeneemt om deze behandelingen niet toe te passen. Eerder is aangetoond dat niet-behandelbeslissingen betrekking hebben op verschillende behandelingen in diverse situaties Het is mogelijk dat het afzien van een levensverlengende behandeling niet altijd gezien wordt als een beslissing rond het levenseinde, met name wanneer om medische redenen wordt afgezien van een behandeling of bij meer basale vormen van zorg. Ons onderzoek had enkele voor de hand liggende beperkingen. Ten eerste hebben wij ons beperkt tot de ervaringen en opvattingen van artsen. Inzichten van patiënten, hun familie of andere zorgverleners werden buiten beschouwing gelaten. Ook kunnen wij op grond van de door ons verzamelde gegevens geen uitspraken doen over de kwaliteit van zorg rond het levenseinde. Wij hebben artsen gevraagd naar hun doen en laten en de redenen hiervoor, maar niet over de morele waardering van hun handelen. conclusie De hoge respons bij alle onderzoeken en de consistentie van de gegevens in alle onderzoeken en in de verschillende jaren tonen aan dat onze onderzoeken een betrouwbaar overzicht geven van de praktijk van beslissingen rond het levenseinde in Nederland sinds Dood en sterven zijn meer en meer onderwerp geworden van medische besluitvorming en de gezondheidszorg is in toenemende mate verantwoordelijk voor de kwaliteit van het stervensproces. Er is een groeiend bewustzijn dat een belangrijke doelstelling van medische zorg aan het einde van het leven het verbeteren van de kwaliteit van leven van terminale patiënten en hun familie door middel van het voorkómen en verlichten van lijden zou moeten zijn. 20 De huidige frequentie van beslissingen rond het levenseinde is mogelijk typerend voor een moderne westerse samenleving waarin dergelijke beslissingen openlijk worden besproken en, onder bepaalde omstandigheden, worden geaccepteerd. Voortschrijdende inzichten in de geneeskunde zullen het belang en de invloed van medische beslissingen rond het levenseinde in de toekomst nog verder doen toenemen. C.W.N.Looman gaf ondersteuning en advies wat betreft de statistische analysen. Mw.A.The, E.Slot, G.Asad, S.Anbergen en P.Steinbusch leverden een bijdrage aan het onderzoek. Dit onderzoek werd gesteund door de leden van de begeleidingscommissies, de deelnemende artsen, de interviewers, de voorzitter van de KNMG en de Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: deze studie werd mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en van Justitie. Zij waren niet betrokken bij de gegevensverzameling, de analyse en de interpretatie van de resultaten. abstract Euthanasia and other end-of-life medical decisions in the Netherlands in 1990, 1995 and 2001 Objective. To determine the incidence of euthanasia and other end-of-life decisions in the Netherlands in 1990, 1995 and 2001, and the physicians attitudes towards such decisions. Design. Interview and questionnaire study. Methods. Physician interviews and death-certificate studies performed in 1990 and 1995 were again repeated in Interviews were held with general practitioners, clinical specialists and nursing home physicians: 1990: n = 405; response: 91%; 1995: n = 405; response: 89%; 2001: n = 410; response: 85%. For the deaths, random samples were drawn from the register of death certificates at Statistics Netherlands after which a questionnaire was sent to the treating physicians: 1990: n = 5197; response: 76%; 1995: n = 5146; response: 77%; 2001: n = 5617; response: 74%. Results. In % of all deaths were preceded by an endof-life medical decision. Euthanasia was performed in 2.6% of cases (1995: 2.4%; 1990: 1.7%). This increase was mostly in the.patient categories where euthanasia had been most frequently applied in 1990: patients under 80 years of age, patients with cancer and patients under the care of their general practitioner Ned Tijdschr Geneeskd september;147(37)

7 The prevalence of assisted suicide and the termination of life without the express permission of the patient as well as the opinions of the majority of physicians with respect to euthanasia has not changed over the years studied. However in 2001, the number of physicians who indicated a more restrictive and less permissive approach was higher than in previous years. Conclusion. There has been a stabilisation in the practice of end-of-life medical decision-taking over the period surveyed ( ). No further increase in the number of requests to terminate life was found after 1995 and physicians seem to have become more reticent with respect to these procedures. literatuur 1 Maas PJ van der, Delden JJM van, Pijnenborg L, Looman CWN. Euthanasia and other medical decisions concerning the end of life. Lancet 1991;338: Maas PJ van der, Delden JJM van, Pijnenborg L, Looman CWN. Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland. I. Frequenties, en opvattingen van artsen. Ned Tijdschr Geneeskd 1991;135: Wal G van der, Eijk JThM van, Leenen HJ, Spreeuwenberg C. Euthanasia and assisted suicide. I. How often is it practised by family doctors in the Netherlands? Fam Pract 1992;9: Maas PJ van der, Wal G van der, Haverkate I, Graaff CL de, Kester JG, Onwuteaka-Philipsen BD, et al. Euthanasia, physician-assisted suicide, and other medical practices involving the end of life in the Netherlands, N Engl J Med 1996;335: Maas PJ van der, Wal G van der, Haverkate I, Graaff CLM de, Kester JGC, Onwuteaka-Philipsen BD, et al. Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde, Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141: Wal G van der, Maas PJ van der, Bosma JM, Onwuteaka-Philipsen BD, Willems DL, Haverkate I, et al. Evaluation of the notification procedure for physician-assisted death in the Netherlands. N Engl J Med 1996;335: Maas PJ van der, Delden JJM van, Pijnenborg L. Euthanasia and other medical decisions concerning the end of life. An investigation performed upon request of the Commission of Inquiry into the Medical Practice concerning Euthanasia. Health Policy 1992;21: Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). Inzake Euthanasie. Utrecht: KNMG; Groenewoud JH, Heide A van der, Onwuteaka-Philipsen BD, Willems DL, Maas PJ van der, Wal G van der. Clinical problems with the performance of euthanasia and physician-assisted suicide in the Netherlands. N Engl J Med 2000;342: Onwuteaka-Philipsen BD, Muller MT, Wal G van der, Eijk JThM van, Ribbe MW. Active voluntary euthanasia or physician-assisted suicide? J Am Geriatr Soc 1997;45: Maas PJ van der, Wal G van der. Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde. Den Haag: Sdu; Thorns A, Sykes N. Opioid use in last week of life and implications for end-of-life decision-making. Lancet 2000;356: Morita T, Tsunoda J, Inoue S, Chihara S. Effects of high dose opioids and sedatives on survival in terminally ill cancer patients. J Pain Symptom Manage 2001;21: Hofmann JC, Wenger NS, Davis RB, Teno J, Connors jr AF, Desbiens N, et al. Patient preferences for communication with physicians about end-of-life decisions. SUPPORT Investigators. Study to Understand Prognoses and Preference for Outcomes and Risks of Treatment. Ann Intern Med 1997;127: Teno J, Lynn J, Wenger N, Phillips RS, Murphy DP, Connors jr AF, et al. Advance directives for seriously ill hospitalized patients: effectiveness with the patient self-determination act and the SUPPORT intervention. SUPPORT Investigators. Study to Understand Prognoses and Preferences for Outcomes and Risks of Treatment. J Am Geriatr Soc 1997;45: Weiss SC, Emanuel LL, Fairclough DL, Emanuel EJ. Understanding the experience of pain in terminally ill patients. Lancet 2001;357: Teno J. End of life decision-making: from whether to when. In: Heide A van der, Onwuteaka-Philipsen BD, Emanuel EJ, Maas PJ van der, Wal G van der, editors. Clinical and epidemiological aspects of end-of-life decision-making. Amsterdam: Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences; Groenewoud JH, Heide A van der, Kester JG, Graaff CL de, Wal G van der, Maas PJ van der. A nationwide study of decisions to forego life-prolonging treatment in Dutch medical practice. Arch Intern Med 2000;160: Asch DA, Faber-Langendoen K, Shea JA, Christakis NA. the sequence of withdrawing life-sustaining treatment from patients. Am J Med 1999;107: Sepulveda C, Marlin A, Yoshida T, Ullrich A. Palliative Care: the World Health Organization s global perspective. J Pain Symptom Manage 2002;24:91-6. Aanvaard op 7 juli 2003 Bladvulling Zoogende grootmoeders Straatsburg. Bij een onderzoek over de beteekenis der natuurlijke voeding als voorbehoedmiddel tegen rachitis heeft siegert voorbeelden ontmoet van bijna ongeloofelijk zoogvermogen, waaronder die van 5 grootmoeders, die ieder 9 tot 17 kinderen hadden voortgebracht en bovendien haar kleinkinderen hebben gevoed. N. 1 zoogt op 43 jarigen leeftijd des daags het kind harer schoondochter, die uit werken gaat. Haar eigen kind is een half jaar ouder dan haar kleinkind. N. 2 speende haar kind ter wille van het kleinkind, omdat de moeder geen zog had. N. 3, 41 jaar oud, nam naast haar kind het even oude kleinkind in de kost; dit liep alleen toen het één jaar werd. N. 4 was 42 jaar oud en speende haar kind toen het een half jaar oud was, om haar kleinkind nog een half jaar te zogen. De vijfde heeft het kind harer vierde dochter een jaar lang gezoogd, omdat de vader zijn vrouw het zogen verbood, opdat zij haar figuur niet zou bederven. (Berichten Buitenland. Ned Tijdschr Geneeskd 1903;47II:445.) Bibliotheekverslag Ik zal ditmaal in den aanhef van mijn verslag maar eerst dezelfde onderwerpen behandelen, waarmede ik het vorige jaar begon. Daarom vermeld ik U in de eerste plaats, dat het toen besproken Diplôme Commémoratif, ons toegekend voor de inzending ter retrospectieve hygiënische tentoonstelling te Parijs in 1900, in October 1902 gevolgd is door de toezending van een zeer fraaie zilveren plaquette van roty, met het opschrift: Lumen venturis tradit moritura perenne. Zij werd toegekend, zooals de Heer Regeerings-Commissaris Dr. w. p. ruysch mij schreef, als blijk van waardeering voor de deelneming van enkele Nederlandsche exposanten, die door hun inzending tot het slagen dier tentoonstelling belangrijk hebben bijgedragen. Men heeft dus te Parijs de medewerking van uwen Bibliothecaris op prijs gesteld. Ik stel mij voor dit kostbaar stuk onder de hoede te stellen van onzen schatbewaarder, in wiens handen ik het veilig acht. (Ned Tijdschr Geneeskd 1903;47I: ) Ned Tijdschr Geneeskd september;147(37) 1799

De praktijk van terminale sedatie in Nederland*

De praktijk van terminale sedatie in Nederland* oorspronkelijke stukken De praktijk van terminale sedatie in Nederland* J.A.C.Rietjens, A.van der Heide, A.M.Vrakking, B.D.Onwuteaka-Philipsen, P.J.van der Maas en G.van der Wal Zie ook de artikelen op

Nadere informatie

Medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland na de inwerkingtreding van de Euthanasiewet; vierde landelijke onderzoek*

Medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland na de inwerkingtreding van de Euthanasiewet; vierde landelijke onderzoek* oorspronkelijke stukken Medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland na de inwerkingtreding van de Euthanasiewet; vierde landelijke onderzoek* A.van der Heide, B.D.Onwuteaka-Philipsen, M.L.Rurup,

Nadere informatie

Evolutie en kenmerken van euthanasie sedert de implementatie van de euthanasiewet in 2002. Prof dr Luc Deliens

Evolutie en kenmerken van euthanasie sedert de implementatie van de euthanasiewet in 2002. Prof dr Luc Deliens Evolutie en kenmerken van euthanasie sedert de implementatie van de euthanasiewet in 2002 Prof dr Luc Deliens Onderzoeksgroep Zorg rond het Levenseinde Acknowledgement VUB-UGent Onderzoeksgroep Zorg rond

Nadere informatie

Frequentie en kenmerken van gebruik van morfine in de stervensfase

Frequentie en kenmerken van gebruik van morfine in de stervensfase Frequentie en kenmerken van gebruik van morfine in de stervensfase Een dwarsdoorsnede-onderzoek Agnes van der Heide, Johannes J.M. van Delden, Eric Geijteman, Lia van Zuylen, Paul M. van der Maas en Bregje

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 7

Samenvatting. Samenvatting 7 Samenvatting Levensbeëindiging het veroorzaken of bespoedigen van de dood door het toedienen van een middel met het doel het leven te bekorten is strafbaar als doodslag of moord. Onder omstandigheden kan

Nadere informatie

Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL (1976-2014)

Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL (1976-2014) Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL (1976-2014) Inleiding Sinds 1976 worden verzoeken om euthanasie aan de huisarts van patiënten met een

Nadere informatie

Palliatieve Sedatie. Inleiding. Methode. Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( )

Palliatieve Sedatie. Inleiding. Methode. Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( ) Palliatieve Sedatie Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL (2005-2017) Inleiding Ook bij optimale palliatieve zorg komen in de terminale fase van een ziekteproces situaties voor waarbij de behandeling

Nadere informatie

Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( )

Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( ) Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL (1976-2016) Inleiding Sinds 1976 worden verzoeken om euthanasie aan de huisarts van patiënten met een

Nadere informatie

Medische besluiten rond het levenseinde in 6 Europese landen: België, Denemarken, Italië, Nederland, Zweden en Zwitserland*

Medische besluiten rond het levenseinde in 6 Europese landen: België, Denemarken, Italië, Nederland, Zweden en Zwitserland* Oorspronkelijke stukken Medische besluiten rond het levenseinde in 6 Europese landen: België, Denemarken, Italië, Nederland, Zweden en Zwitserland* a.van der heide, l.deliens, k.faisst, t.nilstun, m.norup,

Nadere informatie

SAMENVATTING INTRODUCTIE

SAMENVATTING INTRODUCTIE SAMENVATTING INTRODUCTIE Zorg rond het levenseinde Wanneer patiënten en hun familie worden geconfronteerd met een levensbedreigende aandoening wordt verbetering van de kwaliteit van leven van de patiënt

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

1. HET HALP-ONDERZOEK: METHODE EN GEGEVENS

1. HET HALP-ONDERZOEK: METHODE EN GEGEVENS 1. HET HALP-ONDERZOEK: METHODE EN GEGEVENS METHODE VAN HET HALP-ONDERZOEK Luc Deliens 1 SUMMARY - The metllodalagy ofthe HALP research - In this paper the methodology of epidemiological end-of-life research

Nadere informatie

Wat zou jij willen? Voor je dierbaren? Voor jezelf?

Wat zou jij willen? Voor je dierbaren? Voor jezelf? 21 juni 2016 Franca Horstink; Specialist Ouderen Geneeskunde, SCEN arts Laetitia Schillemans;Gespecialiseerd verpleegkundige oncologie en palliatieve zorg Beide Consulent; Palliatie Team Midden Nederland

Nadere informatie

De terminale patiënt: Inleiding. Prof Dr Nele Van Den Noortgate Universitair Ziekenhuis Gent PUO VZA 6 november 2007

De terminale patiënt: Inleiding. Prof Dr Nele Van Den Noortgate Universitair Ziekenhuis Gent PUO VZA 6 november 2007 De terminale patiënt: Inleiding Prof Dr Nele Van Den Noortgate Universitair Ziekenhuis Gent PUO VZA 6 november 2007 Medische beslissingen bij levenseinde Type of deaths 1998 % of all death 2001 Intention

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/29740 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Booij, Suzanne José Title: Wishes for the end of life in Huntington's Disease.

Nadere informatie

Innovaties in de chronische ziekenzorg 3e voorbeeld van zorginnovatie. Dr. J.J.W. (Hanneke) Molema, Prof. Dr. H.J.M.

Innovaties in de chronische ziekenzorg 3e voorbeeld van zorginnovatie. Dr. J.J.W. (Hanneke) Molema, Prof. Dr. H.J.M. Innovaties in de chronische ziekenzorg 3e voorbeeld van zorginnovatie Dr. J.J.W. (Hanneke) Molema, Prof. Dr. H.J.M. (Bert) Vrijhoef Take home messages: Voor toekomstbestendige chronische zorg zijn innovaties

Nadere informatie

Zorg in de laatste levensfase. Agnes van der Heide Afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg Erasmus MC

Zorg in de laatste levensfase. Agnes van der Heide Afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg Erasmus MC Zorg in de laatste levensfase Agnes van der Heide Afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg Erasmus MC Verschillen Nederland buitenland Palliatieve zorg is geen specialisme Palliatieve zorg is in principe

Nadere informatie

Het beloop van dementie in het verpleeghuis

Het beloop van dementie in het verpleeghuis Home no. 3 Juni 2017 Eerdere edities Verenso.nl Het beloop van dementie in het verpleeghuis Palliatief beleid inzetten vanaf opname? Eefje Sizoo redactie@verenso.nl Het is een zonnige dag deze 10 april.

Nadere informatie

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken 1 Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken Smoking Cessation in Cardiac Patients Esther Kers-Cappon Begeleiding door:

Nadere informatie

Post-EAPC symposium 17 juni 2014

Post-EAPC symposium 17 juni 2014 Post-EAPC symposium 17 juni 2014 Zorg rond het levenseinde Arianne Brinkman, onderzoeker Erasmus MC Geen potentiële belangenverstrengeling / End-of-life care, onderwerpen: - Changes in personal dignity

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

KNMG register SCEN-arts

KNMG register SCEN-arts KNMG register SCEN-arts KNMG, SCEN, februari 2017 1 1 Inleiding De KNMG heeft een register SCEN-arts. Het uitgangspunt daarbij is dat een SCEN-arts aan specifieke eisen dient te voldoen om in dit register

Nadere informatie

1 Suïcide(poging) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, (NIVEL) ( )

1 Suïcide(poging) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, (NIVEL) ( ) 1 Suïcide(poging) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, (NIVEL) (1978-2016) Inleiding In overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg wordt dit onderwerp sinds 1978 in de peilstations onderzocht. Ook

Nadere informatie

2017 vergeleken met voorgaande jaren

2017 vergeleken met voorgaande jaren 2017 Introductie De stijging van het euthanasieverzoeken zette in 2017 door. Dat blijkt ook uit de feiten & cijfers die de Levenseindekliniek zelf bijhoudt. Hoe was de verdeling per diagnose, per provincie

Nadere informatie

Medische beslissingen rond het levenseinde nauwelijks van invloed op de levensverwachting

Medische beslissingen rond het levenseinde nauwelijks van invloed op de levensverwachting Kees Prins, Ingeborg Deerenberg, Bregje Onwuteaka-Philipsen* en Agnes van der Heide** In 25 zijn 2 297 personen overleden bij wie sprake was van euthanasie. Dit is 1,7 procent van het totale aantal overledenen

Nadere informatie

Het levenseinde in de medische praktijk. Resultaten sterfgevallenonderzoek 2001

Het levenseinde in de medische praktijk. Resultaten sterfgevallenonderzoek 2001 Het levenseinde in de medische praktijk Resultaten sterfgevallenonderzoek 2001 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2003 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer

Nadere informatie

Samenvatting. Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen

Samenvatting. Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 196 Beleid en richtlijnen

Nadere informatie

Zorgpad Stervensfase. Lia van Zuylen, internist-oncoloog. Kenniscentrum Palliatieve Zorg Erasmus MC, Rotterdam

Zorgpad Stervensfase. Lia van Zuylen, internist-oncoloog. Kenniscentrum Palliatieve Zorg Erasmus MC, Rotterdam Zorgpad Stervensfase Lia van Zuylen, internist-oncoloog Kenniscentrum Palliatieve Zorg Erasmus MC, Rotterdam Inhoud Herkenning stervensfase Inhoud van Zorgpad Stervensfase Onderzoeksresultaten Zorgpad

Nadere informatie

Advance Care Planning in België

Advance Care Planning in België Scientific Institute of Public Health Advance Care Planning in België een studie via de Belgische Huisartsenpeilpraktijken Koen Meeussen -Zorg rond het Levenseinde - VUB Doelstelling Senti-Melc Methode

Nadere informatie

Ethische vragen. Dick Willems. Medische ethiek / Huisartsgeneeskunde AMC

Ethische vragen. Dick Willems. Medische ethiek / Huisartsgeneeskunde AMC Ethische vragen Dick Willems Medische ethiek / Huisartsgeneeskunde AMC d.l.willems@amc willems@amc.uva.nl Voorbeelden van ethische vragen in de palliatieve zorg Toegankelijkheid van zorg Cognitieve problemen

Nadere informatie

Palliatieve sedatie in Nederlandse huisartspraktijken*

Palliatieve sedatie in Nederlandse huisartspraktijken* Palliatieve sedatie in Nederlandse huisartspraktijken* Dynamische cohortstudie van trends en redenen in de periode 2005-2011 Gé A. Donker, Frank G. Slotman, Peter Spreeuwenberg en Anneke L. Francke + Gerelateerd

Nadere informatie

Algemeen. Euthanasie.

Algemeen. Euthanasie. Algemeen Euthanasie www.catharinaziekenhuis.nl Patiëntenvoorlichting: patienten.voorlichting@catharinaziekenhuis.nl ALG051 / Euthanasie / 09-11-2018 2 Euthanasie Artsen kunnen in bijzondere omstandigheden

Nadere informatie

DODELIJKE PIJNSTILLING? Opiaten en levensbekorting in Vlaanderen en in Nederland

DODELIJKE PIJNSTILLING? Opiaten en levensbekorting in Vlaanderen en in Nederland DODELIJKE PIJNSTILLING? Opiaten en levensbekorting in Vlaanderen en in Nederland Dick Willems I SUMMARY - DCl1dllf pllillkillcrs? Opioids illilt shortcllillg of!ifc ill Flt11ldcrs illllt thc Nctherll1llds

Nadere informatie

PRAKTISCHE VRAGEN OVER BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE. Cor Spreeuwenberg

PRAKTISCHE VRAGEN OVER BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE. Cor Spreeuwenberg PRAKTISCHE VRAGEN OVER BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE Cor Spreeuwenberg HOE KOMT HET DAT OVER DIT SOORT BESLISSINGEN MEER WORDT GESPROKEN DAN VROEGER? vroeger dood door infectieziekten en ongevallen

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Euthanasie en andere medische beslissingen aan het levenseinde (MBL) vóór en na euthanasiewet in België. Betrokkenheid van verpleegkundigen

Euthanasie en andere medische beslissingen aan het levenseinde (MBL) vóór en na euthanasiewet in België. Betrokkenheid van verpleegkundigen Euthanasie en andere medische beslissingen aan het levenseinde (MBL) vóór en na euthanasiewet in België Betrokkenheid van verpleegkundigen Prof Dr. Johan Bilsen 1,2 1 Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidszorg,

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Recente ontwikkelingen in de ethische normen voor medisch-wetenschappelijk onderzoek

Recente ontwikkelingen in de ethische normen voor medisch-wetenschappelijk onderzoek Recente ontwikkelingen in de ethische normen voor medisch-wetenschappelijk onderzoek Prof dr JJM van Delden Julius Centrum, UMC Utrecht j.j.m.vandelden@umcutrecht.nl Inleiding Medisch-wetenschappelijk

Nadere informatie

Deel 1: passende zorg in de laatste levensfase

Deel 1: passende zorg in de laatste levensfase Samenvatting Samenvatting Introductie Ieder mens hoopt in zijn laatste levensfase een goede kwaliteit van leven te hebben, evenals een goede kwaliteit van sterven. De betekenis van een goede kwaliteit

Nadere informatie

Vragenlijst. KOPPEL-studie: Kennis en Opvattingen van Publiek en Professionals over Einde Leven beslissingen

Vragenlijst. KOPPEL-studie: Kennis en Opvattingen van Publiek en Professionals over Einde Leven beslissingen Vragenlijst KOPPEL-studie: Kennis en Opvattingen van Publiek en Professionals over Einde Leven beslissingen 2 Inleiding op de vragenlijst Deze vragenlijst is onderdeel van een onderzoek naar medische beslissingen

Nadere informatie

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Met opmaak: Links: 3 cm, Rechts: 2 cm, Boven: 3 cm, Onder: 3 cm, Breedte: 21 cm, Hoogte: 29,7 cm Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Stigmatisation of Persons

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Euthanasie-sedatie Grijs gebied??? Anneke Witziers, specialist ouderengeneeskunde palliatief consulent, SCEN arts.

Euthanasie-sedatie Grijs gebied??? Anneke Witziers, specialist ouderengeneeskunde palliatief consulent, SCEN arts. Euthanasie-sedatie Grijs gebied??? Anneke Witziers, specialist ouderengeneeskunde palliatief consulent, SCEN arts. Inhoud Casus Wettelijk kader Historische achtergrond, status en betekenis Verhouding continue

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

BESLISSEN RONDOM HET EINDE VAN HET LEVEN

BESLISSEN RONDOM HET EINDE VAN HET LEVEN BESLISSEN RONDOM HET EINDE VAN HET LEVEN Palliatieve sedatie, morfine en euthanasie in de praktijk; enkele juridische aspecten, waaronder de tuchtrechtelijke Begrippenkader palliatieve sedatie euthanasie

Nadere informatie

Euthanasieverzoeken voor en na de Euthanasiewet

Euthanasieverzoeken voor en na de Euthanasiewet Onderzoek Euthanasieverzoeken voor en na de Euthanasiewet Jojanneke van Alphen, Gé Donker en Richard Marquet Inleiding In een publicatie uit 2002 in het British Medical Journal vermeldden onderzoekers

Nadere informatie

Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( )

Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( ) Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL (1976-2015) Inleiding Sinds 1976 worden verzoeken om euthanasie aan de huisarts van patiënten met een

Nadere informatie

Palliatieve zorg en dementie zorg Stellingen

Palliatieve zorg en dementie zorg Stellingen Palliatieve zorg en dementie zorg Stellingen prof.dr. Cees Hertogh en dr.ir. Jenny van der Steen EMGO Instituut voor onderzoek naar gezondheid en zorg afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde

Nadere informatie

Palliatieve Sedatie. Inleiding. Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( )

Palliatieve Sedatie. Inleiding. Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( ) Palliatieve Sedatie Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL (2005-2013) Inleiding Ook bij optimale palliatieve zorg komen in de terminale fase van een ziekteproces situaties voor waarbij de behandeling

Nadere informatie

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.

Nadere informatie

Advance care planning, rol verzorgenden en verpleegkundigen

Advance care planning, rol verzorgenden en verpleegkundigen Advance care planning, rol verzorgenden en verpleegkundigen Annemieke Wagemans EPZ MUMC+ Polikliniek MUMC+ Koraal Waar wil ik het over hebben Wat is advance care planning en voor wie Wie van jullie wordt

Nadere informatie

Klinische problemen bij de uitvoering van euthanasie en hulp bij zelfdoding*

Klinische problemen bij de uitvoering van euthanasie en hulp bij zelfdoding* Oorspronkelijke stukken Klinische problemen bij de uitvoering van euthanasie en hulp bij zelfdoding* j.h.groenewoud, a.van der heide, b.d.onwuteaka-philipsen, d.l.willems, p.j.van der maas en g.van der

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting. Feiten en cijfers Uitgave van de Nederlandse Hartstichting November 211 Beroerte Definitie Beroerte (in het Engels Stroke ), ook wel aangeduid met cerebrovasculaire aandoeningen/accidenten/ziekte (CVA),

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

VU Huisarts in opleiding. Palliatieve Terminale Zorg (PTZ)

VU Huisarts in opleiding. Palliatieve Terminale Zorg (PTZ) VU Huisarts in opleiding Palliatieve Terminale Zorg (PTZ) Palliatieve fase en sterfbed heeft wetmatigheden, onafhankelijk van de ziekte Palliatieve zorg is niet ziektegericht, het is mensgericht: Het is

Nadere informatie

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid 1 Samenvatting van de IMA-studie Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid Het aantal arbeidsongeschikten alsook de betaalde uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid

Nadere informatie

Bouwen aan vertrouwen: perspectief van de industrie

Bouwen aan vertrouwen: perspectief van de industrie Symposium ter gelegenheid afscheid Ad van Dooren Zelfredzaamheid van patiënten bij gebruik van veilige medicatie. Bouwen aan vertrouwen: perspectief van de industrie Rudolf van Olden, arts Medisch Directeur

Nadere informatie

Voorwoord 11 Inleiding 13

Voorwoord 11 Inleiding 13 Voorwoord 11 Inleiding 13 1 Een gemeenschappelijk perspectief 13 2 Herkenning, reflectie en argumentatie 14 2.1 Herkenning 14 2.2 Reflectie 14 2.2.1 Ethisch kader 14 2.2.2 Términologisch kader 15 2.3 Argumentatie

Nadere informatie

Determinanten en Barrières van Seksuele Patiëntenvoorlichting. aan Kankerpatiënten door Oncologieverpleegkundigen

Determinanten en Barrières van Seksuele Patiëntenvoorlichting. aan Kankerpatiënten door Oncologieverpleegkundigen Determinanten en Barrières van Seksuele Patiëntenvoorlichting aan Kankerpatiënten door Oncologieverpleegkundigen Determinants and Barriers of Providing Sexual Health Care to Cancer Patients by Oncology

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING EDERLADSE SAMEVATTIG Hoofdstuk 1 Dementie is een van de grootste uitdagingen voor de gezondheid wereldwijd en een aanzienlijk aantal mensen en hun families zullen het lot van dementie treffen. Dementie

Nadere informatie

Sterfgevallenonderzoek 2010 Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde

Sterfgevallenonderzoek 2010 Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde Sterfgevallenonderzoek 2010 Euthanasie en andere medische beslissingen rond het levenseinde Programma Evaluatie Regelgeving In de reeks evaluatie regelgeving zijn de volgende publicaties verschenen: 1

Nadere informatie

Folder Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland

Folder Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland Folder Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland Landelijke richtlijn, Versie: 1.0 Laatst gewijzigd : 01-01-2007 Methodiek: Consensus based Verantwoording: KNMG Inhoudsopgave Folder SCEN...1...3

Nadere informatie

Zorggebruikers zien patiëntenorganisatie als belangrijke bron voor lotgenotencontact Anne Brabers, Wouter van der Schors en Judith de Jong

Zorggebruikers zien patiëntenorganisatie als belangrijke bron voor lotgenotencontact Anne Brabers, Wouter van der Schors en Judith de Jong Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Anne Brabers, Wouter van der Schors en Judith de Jong. Zorggebruikers zien patiëntenorganisatie als belangrijke bron voor

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Oordeel: Niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Oordeel: Niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Oordeel: Niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Samenvatting: De arts reikte patiënt een drank aan met 400 mg fenobarbital. Na inname overleed patiënt niet en bleef hij wakker. Conform afspraak

Nadere informatie

Samenvatting. Nieuwe ontwikkelingen in de palliatieve zorg: kwaliteitsindicatoren en het palliatieve zorgcontinuüm.

Samenvatting. Nieuwe ontwikkelingen in de palliatieve zorg: kwaliteitsindicatoren en het palliatieve zorgcontinuüm. Samenvatting Nieuwe ontwikkelingen in de palliatieve zorg: kwaliteitsindicatoren en het palliatieve zorgcontinuüm Samenvatting 173 Vanaf halverwege de jaren '90 is palliatieve zorg door de Nederlandse

Nadere informatie

Suïcide(poging) Inleiding. Methode. Resultaten. Rubriekhouder: Mevrouw dr. G.A. Donker, (NIVEL)( )

Suïcide(poging) Inleiding. Methode. Resultaten. Rubriekhouder: Mevrouw dr. G.A. Donker, (NIVEL)( ) Suïcide(poging) Rubriekhouder: Mevrouw dr. G.A. Donker, (NIVEL)(1978-2017) Inleiding In overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg wordt dit onderwerp sinds 1978 in de peilstations onderzocht. Ook

Nadere informatie

Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( )

Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( ) Euthanasie en hulp bij zelfdoding (verzoek tot toepassing) Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL (1976-2013) Inleiding Sinds 1976 worden verzoeken om euthanasie aan de huisarts van patiënten met een

Nadere informatie

Literatuurlijst Scriptie

Literatuurlijst Scriptie Literatuurlijst Scriptie Admiraal P, Griffiths J. Sterven aan pijnbestrijding. Medisch Contact 2001; 56: 463-466 Biesaart MCIH. De schriftelijke wilsverklaring. In: Legemaate J, Dillmann RJM (red.). Levensbeëindigend

Nadere informatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering

Nadere informatie

Het onderzoek naar de euthanasiepraktijk in Nederland over de periode 2001/2002

Het onderzoek naar de euthanasiepraktijk in Nederland over de periode 2001/2002 Het onderzoek naar de euthanasiepraktijk in Nederland over de periode 2001/2002 Categorie: Euthanasie - Datum: 01-12-2003 Pro Vita Humana, 2003 (10), nr. 6, p. 161-166 door mgr. dr. W.J. Eijk, bisschop

Nadere informatie

Definiëring van de patiëntenpopulatie: een probleem bij het onderzoek naar palliatieve

Definiëring van de patiëntenpopulatie: een probleem bij het onderzoek naar palliatieve Onderzoek Definiëring van de patiëntenpopulatie: een probleem bij het onderzoek naar palliatieve zorg Sander Borgsteede, Luc Deliens, Anneke Francke, Wim Stalman, Dick Willems, Jacques van Eijk, Gerrit

Nadere informatie

Rol van verpleegkundigen bij euthanasie Enkele aanbevelingen nader bekeken

Rol van verpleegkundigen bij euthanasie Enkele aanbevelingen nader bekeken PVH 17e jaargang - 2010 nr. 2 Rol van verpleegkundigen bij euthanasie Enkele aanbevelingen nader bekeken Dr G.G. van Bruchem - van de Scheur Verplegingswetenschapper, werkzaam als docent aan de Hogeschool

Nadere informatie

Bijlage B 2.1 Leidraad bij de kwalitatieve interviews 1

Bijlage B 2.1 Leidraad bij de kwalitatieve interviews 1 Bijlage B 2.1 Leidraad bij de kwalitatieve interviews 1 Toelichting (leidraad) bij de wijze waarop tekst is afgedrukt: CAPS Vet Normaal Cursief aanduiding van onderdelen de vraag zo stellen aspecten die

Nadere informatie

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en Bevlogenheid Emotional Labor, the Dutch Questionnaire on Emotional Labor and Engagement C.J. Heijkamp mei 2008 1 ste begeleider: dhr. dr.

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Definiëring van de patiëntenpopulatie: een probleem bij het onderzoek naar palliatieve zorg

Definiëring van de patiëntenpopulatie: een probleem bij het onderzoek naar palliatieve zorg Postprint Version 1.0 Journal website http://www.henw.org/bsl/content/edition/index.asp?discipline=algemeen&edit ion=0018-7070 Pubmed link DOI Definiëring van de patiëntenpopulatie: een probleem bij het

Nadere informatie

Dorothea Touwen & Ellie van der Burg 11 december 2012

Dorothea Touwen & Ellie van der Burg 11 december 2012 Een goed gesprek over de dood Voltooid leven-problematiek Dorothea Touwen & Ellie van der Burg 11 december 2012 Punten ter bespreking Voltooid leven wat is dat eigenlijk? Plaatsbepaling in het euthanasie

Nadere informatie

Palliatieve sedatie in Nederlandse huisartspraktijken dynamische cohortstudie van trends en redenen in de periode

Palliatieve sedatie in Nederlandse huisartspraktijken dynamische cohortstudie van trends en redenen in de periode Postprint Version Journal website 1.0 http://www.ntvg.nl/publicatie/palliatieve-sedatie-nederlandsehuisartspraktijken/volledig Pubmed link DOI Palliatieve sedatie in Nederlandse huisartspraktijken dynamische

Nadere informatie

Basisscholing Palliatieve Zorg voor artsen 2 november 2006 Nationaal Congres Palliatieve Zorg Sasja Mulder Onderwijs in palliatieve zorg in de medische specialisten opleiding 2001 2003 COPZ project ontwikkeling

Nadere informatie

Continue sedatie tot aan het overlijden in Vlaamse woonzorgcentra

Continue sedatie tot aan het overlijden in Vlaamse woonzorgcentra Continue sedatie tot aan het overlijden in Vlaamse woonzorgcentra Prof. Johan Bilsen Dr. Sam Rys OZ-groep Mental Health and Wellbeing, Department of Public Health, Vrije Universiteit Brussel Achtergrond

Nadere informatie

Een effectieve donormailing: vooral personen tussen de 45 en 49 jaar Zomer 2006

Een effectieve donormailing: vooral personen tussen de 45 en 49 jaar Zomer 2006 Deze factsheet is geschreven door RD Friele en R Coppen van het NIVEL in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De gegevens mogen met bronvermelding worden gebruikt. Versie

Nadere informatie

Inleiding Hoe het begon Doel

Inleiding Hoe het begon Doel Inleiding De laatste jaren is er veel aandacht voor tijdig spreken over het levenseinde en dit wordt door velen als wenselijk beschouwd. Veel interventies op dit gebied zijn gericht op zieke mensen. Het

Nadere informatie

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats The Relationship between Physical Health, Resilience and Subjective Wellbeing of Inhabitants

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 9 maart 2017 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 9 maart 2017 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? Is er een samenhang tussen seksuele attituden en gedragsintenties voor veilig seksueel Is there a correlation between sexual attitudes and the intention to engage in sexually safe behaviour? Does gender

Nadere informatie

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1 De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op Contingente Zelfwaardering en Depressieve Klachten. Tammasine Netteb Open

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Samenvatting Deel I Onderzoeksmethodologie in onderzoek naar palliatieve zorg in instellingen voor langdurige zorg

Samenvatting Deel I Onderzoeksmethodologie in onderzoek naar palliatieve zorg in instellingen voor langdurige zorg Samenvatting Palliatieve zorg is de zorg voor mensen waarbij genezing niet meer mogelijk is. Het doel van palliatieve zorg is niet om het leven te verlengen of de dood te bespoedigen maar om een zo hoog

Nadere informatie

Adherence aan HWO en meer bewegen

Adherence aan HWO en meer bewegen Adherence aan HWO en meer bewegen Een experimenteel onderzoek naar de effecten van het motivationele stadium van patiënten en de adherence aan huiswerkoefeningen (HWO) bij fysiotherapie en het meer bewegen.

Nadere informatie

Agenda. Levenseinde: keuzes, wil, wet en praktijk t.b.v. Parkinsoncafé Rosmalen. Wetten. Keuzes aan het einde van het leven

Agenda. Levenseinde: keuzes, wil, wet en praktijk t.b.v. Parkinsoncafé Rosmalen. Wetten. Keuzes aan het einde van het leven Levenseinde: keuzes, wil, wet en praktijk t.b.v. Parkinsoncafé Rosmalen Jannie Willemsen Medewerker Presentatiedienst Agenda Wetten en patiëntenrechten Keuzes aan het einde van het leven NVVE en Wilsverklaringen

Nadere informatie

Programma «Samenleving en Toekomst»

Programma «Samenleving en Toekomst» Programma «Samenleving en Toekomst» Eindverslag deel «Synthese van het onderzoek» 1 ONDERZOEKSCONTRACT: TA/00/34 ACRONIEM VAN HET PROJECT: ELDPOL TITEL: "Medische beslissingen rond het levenseinde: implicaties

Nadere informatie

Palliatieve sedatie 14 oktober 2015. Margot Verkuylen Specialist ouderengeneeskunde www.margotverkuylen.nl

Palliatieve sedatie 14 oktober 2015. Margot Verkuylen Specialist ouderengeneeskunde www.margotverkuylen.nl Palliatieve sedatie 14 oktober 2015 Margot Verkuylen Specialist ouderengeneeskunde www.margotverkuylen.nl Palliatieve sedatie in het hospice Veel kennis en ervaring Wat weten we over de praktijk? Dilemma

Nadere informatie