Het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie"

Transcriptie

1

2 Het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren 2000 Een gezamenlijke publicatie van: Dr. R.J.W. Tijssen en drs. Th. N. van Leeuwen (CWTS) Centrum voor Wetenschaps- en Technologie-Studies (CWTS) Universiteit Leiden Drs. H. Hollanders en Prof. dr. B. Verspagen Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology (MERIT) Universiteit Maastricht in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

3

4 Inhoud Voorwoord v Overwegingen vanuit het perspectief van het wetenschapsbeleid van OCenW vi Samenvatting x 1 Inleiding Rol van kennis in de Nederlandse samenleving Belang van het Nederlandse onderzoekssysteem Prestatiemetingen van wetenschappelijk onderzoek en technische ontwikkeling Wetenschaps- en technologie-indicatoren 3 2 R&D-infrastructuur Internationale trends in R&D-uitgaven Financiering van R&D in internationaal perspectief Nederlands kennissysteem: uitvoering en financiering van R&D Financieringsbronnen van R&D Uitvoerders van Nederlandse R&D Internationale onderzoeksfinanciering en -deelname: de Europese kaderprogramma s Conclusies 37 3 Nederland aan het front van de internationale wetenschap Onderzoekspublicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften Wetenschappelijke productie en productiviteit Wetenschappelijke impact en internationale zichtbaarheid Output en impactverschillen tussen de wetenschappelijke disciplines Uitvoerende instellingen van Nederlands onderzoek Nederlands toponderzoek 57 4 Wetenschappelijke samenwerking en onderzoeksnetwerken Wetenschappelijke samenwerking: nood en deugd De wetenschappelijke partnerlanden van Nederland Europeanisering van Nederlands wetenschappelijk onderzoek Het Nederlandse onderzoeksnetwerk 69 5 Hoe belangrijk is Nederlandse wetenschap voor technologische ontwikkeling? Algemene inleiding Wetenschappelijke output van het Nederlandse bedrijfsleven Wetenschappelijk onderzoek als kennisbron voor technische uitvindingen en technologische innovaties: enquête onder Nederlandse uitvinders R&D-klimaat van Nederlandse uitvinders Octrooicitaties naar Nederlandse wetenschappelijke publicaties 78 iii

5 6 Technologische output Octrooien als indicator van technische vernieuwing Output-analyse van octrooien Octrooi-output en productiviteit Octrooi-specialisatie in industriële sectoren Octrooi-indicatoren met betrekking tot kennis-netwerken 91 Afkortingen 94 Methodologische bijlage Bibliografische informatiebronnen Citatie-analyse Officiële OESO-definitie voor R&D 104 iv

6 Voorwoord Dit Wetenschaps en Technologie Indicatoren rapport is alweer de vierde in een reeks twee-jaarlijkse rapporten die gezamenlijk worden uitgebracht door CWTS en MERIT onder de vlag van het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT). In tegenstelling tot de eerdere uitgaven verschijnt deze editie in de rapportenreeks van NOWT s opdrachtgever, de Directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, waarmee het NOWT een nieuwe weg inslaat als een nationaal waarnemingscentrum en dataleverancier met betrekking tot algemene ontwikkelingen in het Nederlandse onderzoekssysteem. NOWT baseert haar kwantitatieve studies en analyses op cijfermateriaal ontleend aan externe bronnen en data afkomstig uit CWTS en MERIT gegevensbestanden. De complementariteit en samenwerking tussen CWTS en MERIT in het kader van het NOWT komt ook tot uitdrukking in de verdeling van de bijdragen over de diverse hoofdstukken van dit rapport. De beide partners zijn verantwoordelijk voor de Samenvatting alsmede voor hoofdstuk 6. Hoofdstukken 1, 3, 4 en 5 zijn afkomstig van CWTS, terwijl Hoofdstuk 2 geheel op het conto komt van MERIT. Beide instellingen delen de eindverantwoordelijk voor het gehele tekst, met uitzondering van de beleidsmatige overwegingen die voor rekening komen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In de totstandkoming van dit rapport is door de auteurs dankbaar gebruik gemaakt van vele constructieve bijdragen en nuttig commentaar van anderen. Onze dank gaat in de eerste plaats uit naar Drs. J.C.G. van Steen en Drs. E.A.A.M. Broesterhuizen (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) voor hun begeleiding van dit project. Daarnaast zijn we alle leden van de begeleidingscommissie zeer erkentelijk voor hun deskundig en inspirerende commentaar en alle overige bijdragen in de totstandkoming van dit rapport: Mw. Drs. J.A. van den Bandt-Stel (VNO-NCW) Dr. C.L. Ekkers (TNO) Drs. P. Fenger (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) Dr. Ir. K.M.H. Maessen (NWO) Drs. B. Minne (Centraal Planbureau) Mw. Dr. A. Vollering (KNAW) Drs. D. de Vries (VSNU) Daarnaast bedanken we onze collega s voor hun ondersteuning en bijdragen: Martijn Visser (CWTS), Jaap Frankfort (CWTS) en Bert van der Wurff (CWTS). CWTS/MERIT, Leiden/Maastricht December 2000 v

7 Overwegingen vanuit het perspectief van het Wetenschapsbeleid van OCenW Dit vierde rapport van het NOWT, opgesteld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, biedt de lezer een grote hoeveelheid kwantitatieve informatie over het Nederlandse wetenschaps- en technologiesysteem. Het rapport geeft een breed overzicht van de (internationale positie van de Nederlandse) R&Dinfrastructuur, van de wetenschappelijke productie en invloed ervan, van wetenschappelijke netwerken en van het belang van wetenschap voor technologische ontwikkelingen. Overigens bevat het rapport zeker niet alle informatie die over wetenschap en technologie beschikbaar is. Andere informatie is o.a. te vinden in de publicatie "Kennis en economie" van het CBS, de universitaire onderzoekvisitaties en specifieke onderzoeksrapporten. Het rapport biedt de lezer de mogelijkheid om vanuit zijn of haar eigen positie en referentiekader gebruik te maken van de informatie en op basis daarvan constateringen te doen en conclusies te trekken. Mijn referentiekader hiervoor is het Wetenschapsbudget Daarin beschrijf ik mijn verantwoordelijkheid als volgt: "de minister is er verantwoordelijk voor dat het onderzoekbestel als geheel goed en doelmatig functioneert: de omvang, de kwaliteit en het vernieuwend vermogen van het onderzoek moeten op peil zijn, de middelen moeten effectief en efficiënt worden ingezet". productie en de invloed daarvan. De productiviteit van het Nederlandse onderzoek is hoger dan in vele andere landen: het aantal wetenschappelijke publicaties per onderzoeker ligt ruim boven het Europese gemiddelde. Het NOWT-rapport bevestigt het beeld dat andere bronnen geven, zoals het Europees indicatorenrapport uit 1997 of artikelen in Science, namelijk dat het Nederlandse wetenschappelijke onderzoek zich over de gehele breedte kan meten met onderzoeksprestaties elders in de wereld. Het NOWT-rapport werkt dit verder uit met behulp van kwantitatieve gegevens. Dat beeld sluit goed aan bij bijvoorbeeld de kwalitatieve resultaten van de onderzoekvisitaties van de universiteiten. Het NOWT-rapport laat zien dat Nederland tot de tien belangrijkste naties in de wetenschap behoort en in verschillende disciplines deel uitmaakt van de wereldtop. Het onderzoeksvolume in de publieke sector in Nederland 1, die bestaat uit de sector hoger onderwijs en (semi-)publieke instituten die onderzoek uitvoeren, is internationaal gezien relatief groot, maar neemt bij de sector hoger onderwijs af. Bij het overige deel van de publieke sector neemt het onderzoeksvolume daarentegen toe. Binnen de sector hoger onderwijs loopt het onderzoeksvolume in de 1 ste geldstroom vanaf 1994 in absolute cijfers terug. De stijging van het volume van de 2 de en 3 de geldstroom compenseert deze daling. Hieronder vat ik een aantal resultaten van het rapport, die ik vanuit mijn rol van bijzonder belang acht, samen en geef er enkele overwegingen bij. De positie van het publieke onderzoeksbestel Het Nederlandse onderzoek heeft internationaal gezien een goede positie, bezien vanuit de omvang van de wetenschappelijke Het Nederlandse publieke onderzoeksbestel heeft internationaal gezien nog steeds een sterke positie, al is de huidige positie vooral het resultaat van activiteiten die in de eerste helft van de jaren negentig zijn uitgevoerd. Het biedt geen garantie voor de toekomst. Omdat de omvang, diversiteit en kwaliteit van het zittende en toekomstig onderzoekspersoneel vooral bepalend zijn voor de potentiële effectiviteit van kennisproductie en 1 De meest recente CBS-cijfers hierover hebben betrekking op de onderzoekuitgaven voor het jaar vi

8 kennisinteractie, liggen bedreigingen op de loer. Het recente rapport van mw. van Vucht Tijssen met aanbevelingen voor het wetenschapspersoneelsbeleid 2 bevat een CPB-analyse over de arbeidsmarkt voor wetenschappelijk onderzoekers. Daaruit blijkt dat er de komende jaren sprake zal zijn van dalende aantallen universitaire onderzoekers, uitstroom van jonge onderzoekers met (te) weinig carrièreperspectieven op de korte termijn in Nederland, en vergrijzing van het wetenschappelijk personeel. Dit bij elkaar leidt - bij onveranderde ontwikkelingen - tot dreigende tekorten aan wetenschappelijk personeel in de hogere rangen op de middellange termijn en een substantiële aantasting van de onderzoekscapaciteit bij de Nederlandse universiteiten. Om de verworven positie vast te houden, zijn blijvende inspanningen nodig van alle betrokkenen, niet alleen van de overheid, maar ook van de kennisinstellingen. Sinds 1998 ontwikkelt de overheid een nieuw beleid, gericht op zowel persoonsgerichte als thematische investeringen. Een voorbeeld van persoonsgerichte investeringen is de Vernieuwingsimpuls van de ministeries van OCenW en LNV aan de ene kant en NWO en de universiteiten aan de andere kant. De Vernieuwingsimpuls is gericht op het stimuleren van de instroom van nieuwe jonge onderzoekers die vernieuwend onderzoek uitvoeren. Hiermee is een budget gemoeid dat de komende jaren zal uitgroeien tot 157 miljoen gulden per jaar. Voorbeelden van thematische investeringen zijn de ICES/KIS-gelden, de impuls van het ministerie van EZ voor vraaggestuurd en innovatiegericht fundamenteel-strategisch onderzoek en specifieke overheidsinvesteringen gericht op het verder tot ontwikkeling brengen van gebieden als genomics en informatie- en communicatietechnologie. De omvang, de kwaliteit en het vernieuwend vermogen van het onderzoek in deze gebieden zullen echter pas over enkele jaren zichtbaar worden. De positie van de private sector De onderzoeksuitgaven van de meeste grote kennisintensieve en multinationale ondernemingen in Nederland lopen aardig in de pas met die van de buitenlandse concurrentie. De rest van het Nederlandse bedrijfsleven investeert naar internationale maatstaven echter nog steeds relatief weinig in onderzoek, ook als rekening wordt gehouden met verschillen in sectorstructuur 3. Nederland kent een relatief hoge R&D-activiteit in de sectoren chemie, elektrische machines, aardolie en voedingsmiddelen. Op het vlak van technologische ontwikkelingen heeft Nederland na Zwitserland het hoogste aantal octrooien per onderzoeker in de private sector. Nederland octrooieert relatief veel in twee sectoren, namelijk elektronica (de R&Dactiviteiten van Philips) en voedingsmiddelen, en relatief weinig in technologische sectoren als computers en kantoormachines, vliegtuigbouw, automobielindustrie, overig transport en instrumenten. Ondanks een opleving in de R&D-uitgaven van bedrijven in de jaren negentig dreigt de situatie van de R&D-investeringen in de private sector een knelpunt te worden voor het Nederlandse industriële vernieuwingsvermogen. De veranderingen in het karakter van de onderzoeksinspanningen van bedrijven versterken dit. Vanaf 1986 neemt het aandeel van de investeringen van bedrijven in risicovol fundamenteel onderzoek af, hetgeen is af te lezen uit CBS-cijfers hierover 4. Eén van de oorzaken hiervoor is dat de kortere tijdshorizon voor onderzoeksprojecten in de private sector, vanwege de snelle ontwikkelingen op de markt. Dit heeft gevolgen voor de positie van het universitaire onderzoek, omdat dit leidt tot de verwachting dat universiteiten meer investeren in fundamenteel onderzoek op die gebieden die van belang zijn voor de private sector. Daarnaast ervaren de 2 B.E. van Vucht Tijssen, Talent voor de Toekomst, Toekomst voor Talent, Plan van aanpak voor het wetenschapspersoneelsbeleid, Utrecht, H. Hollanders en B. Verspagen, De invloed van de sectorstructuur op de R&D-uitgaven van en het aantal toegekende patenten aan het Nederlandse bedrijfsleven, onderzoek van MERIT in opdracht van het Ministerie van EZ, Maastricht, De bron hiervoor zijn de jaarlijkse CBS-publicaties Speur- en ontwikkelingswerk in Nederland (tot 1996) en vanaf 1996 Kennis en economie. vii

9 universiteiten ook een druk om zich sterker te richten op toepassingsgericht onderzoek voor bedrijven en andere maatschappelijke partijen. Deze ontwikkelingen versterken elkaar en kunnen negatieve gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en wetenschappelijke kwaliteit van het fundamentele universitaire onderzoek op de lange termijn. De universiteiten zijn meer dan ooit dé partij binnen de onderzoeksinfrastructuur waar de uitvoering van het lange termijn fundamenteel onderzoek in Nederland moet plaatsvinden. Zo n hoogwaardige infrastructuur is van belang, wil Nederland ook in de toekomst in staat blijven om snel en effectief in te spelen op mondiale wetenschappelijke ontwikkelingen en externe kennisbehoeften. onderzoekers uit EU-landen ten koste van de samenwerking met onderzoekers uit de VS, een logisch gevolg van de toenemende EU-financiering. Het vorige NOWT-rapport liet al zien dat internationale co-publicaties een hogere gebruikswaarde en zichtbaarheid hebben (in termen van citatiescores) dan publicaties zonder samenwerking of alleen nationale samenwerking. Betrokken partijen bij onderzoek, in Nederland en buiten Nederland, hebben steeds meer contacten en raken steeds meer met elkaar vervlochten. Binnen de mondiale trend is er ook sprake van een sterke Europeanisering, wat goed aansluit bij de ontwikkelingen rondom een Europese Onderzoekruimte. Nationale en internationale vervlechting en netwerkvorming Het NOWT-rapport toont dat het aandeel privaat gefinancierd onderzoek bij universiteiten en (semi-)publieke instellingen één van de hoogste is vergeleken met andere landen. Dit geldt vooral voor niet-universitaire instellingen als TNO en de GTI s. Daarnaast stijgt de laatste jaren het aandeel Nederlandse publiek-private co-publicaties weer. De twee netwerkkaarten in het NOWT-rapport, gebaseerd op co-publicaties enerzijds en octrooicitaties anderzijds, laten zien dat er in Nederland hechte netwerken bestaan van publieke en private instellingen. Op het internationale vlak constateert het NOWT-rapport een sterke toename in het aandeel van de financiering van Nederlandse R&D door buitenlandse bedrijven en de EU. Het aandeel van Nederland in de eerste aanbestedingen van het 5 de Kaderprogramma is relatief hoog in vergelijking met de Nederlandse bijdrage aan de EU, terwijl dat aandeel bij het vorige (4 de ) Kaderprogramma nagenoeg gelijk was. Samenwerking tussen onderzoekers vindt ook steeds meer in internationaal verband plaats. Het NOWT-rapport constateert een toename van het aantal wetenschappelijke publicaties in internationale tijdschriften, waarin Nederlandse onderzoekers samen met buitenlandse onderzoekers publiceren. Dit gebeurt in toenemende mate met De doorwerking van wetenschap naar technologie en innovatie Het NOWT-rapport geeft aan dat het Nederlandse onderzoeksbestel op hoofdlijnen redelijk goed is ingebed in het nationale innovatiesysteem. Het Nederlandse universitaire onderzoek is ook goed vertegenwoordigd in wetenschappelijke disciplines die als kennisbron fungeren voor belangrijke Nederlandse industriële sectoren. Bovendien nemen publiek-private wetenschappelijke samenwerkingsrelaties toe en steunt een deel van de Nederlandse geoctrooieerde vindingen op Nederlands onderzoek in de publieke sector. Ook financieren Nederlandse bedrijven in toenemende mate onderzoek van Nederlandse (semi-)publieke kennisinstellingen. Nederlands wetenschappelijk onderzoek vindt ook op internationaal niveau duidelijk zijn weg naar economische toepassingen: het aantal citaties van in de Verenigde Staten verleende octrooien naar Nederlandse onderzoekspublicaties is sterk toegenomen. Er zijn echter ook gegevens waaruit blijkt dat innovatieve bedrijven publieke kennisinstellingen relatief weinig gebruiken als informatiebron 5. Aanvullende analyses van de Universiteit van Amsterdam 6 laten zien dat slechts 15% van de innoverende bedrijven in Nederland een kennisrelatie heeft met een publieke instelling. Uit deze analyses blijkt tevens dat innoverende bedrijven 5 CBS, Kennis en Economie 1998, Voorburg/Heerlen, A.P.Poot en E. Brouwer, Samen Innoveren, een onderzoek naar publiek-private en private kennisrelaties in Nederland, Den Haag, viii

10 met een kennisrelatie een significant hogere bruto toegevoegde waarde per werknemer hebben dan innoverende bedrijven zonder kennisrelatie. In toenemende mate groeit het besef dat een belangrijk deel van de concurrentiekracht van Nederland ligt in technologische ontwikkeling en toepassing van geavanceerde kennis via innovatieve producten en diensten op basis van hoogwaardige infrastructurele voorzieningen en continue vernieuwing. De activiteiten van veel bedrijven zijn mede gestoeld op nieuwe wetenschappelijke inzichten en technieken. Ze zijn deels te zien als spin-off van de wetenschappelijke infrastructuur. Om de internationale concurrentiekracht van Nederland op peil te houden, zijn stevige investeringen nodig in alle facetten van de zogeheten "kenniseconomie", waaronder het publieke onderzoeksbestel. Die zijn van evident belang voor een goed fysiek vestigingsklimaat en voor een sterke concurrentiepositie van Nederland in zowel industriële sectoren als commerciële dienstverlening. Tot slot Het belang van de factor kennis in onze samenleving wordt breed erkend en heeft geleid tot een trendbreuk in het niveau van de publieke investeringen in wetenschappelijk onderzoek. Nationale investeringen in wetenschappelijk onderzoek worden niet langer gezien als luxe uitgaven, maar als noodzakelijke uitgaven ter versterking van de nationale kennisinfrastructuur. Zulke uitgaven dienen niet alleen om nieuwe wetenschappelijke en technische kennis te verwerven, maar ook om elders ontwikkelde kennis en vaardigheden tijdig te kunnen absorberen en benutten. Daarom heeft het Kabinet in 2000 besloten tot meer lange termijn investeringen in de vernieuwing van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Onderwijs- en onderzoeksactiviteiten zorgen voor voldoende hoog opgeleid menselijk kapitaal en creëren een positieve kennisbalans ten behoeve van mogelijke kennistoepassingen op de langere termijn. Deze activiteiten hebben bovendien een eigen intrinsieke waarde: elk beschaafd land heeft een wetenschappelijke kennisinfrastructuur nodig die goed functioneert. Fundamenteel onderzoek heeft op de korte termijn weliswaar geen directe economische opbrengsten of voorspelbare baten, maar rendeert op langere termijn aanzienlijk, zoals onder meer blijkt uit een SPRU-rapport van De extra investeringen van het Kabinet in kennisvermeerdering kan leiden tot tal van positieve gevolgen op lange termijn voor onze samenleving, variërend van een adequate basis voor noodzakelijk toegepast onderzoek binnen bedrijven tot een beter publiek imago voor wetenschap en wetenschappelijke kennis, en adequaat opgeleide mensen. Vanuit het perspectief van de opkomende "kenniseconomie" geeft het NOWT-rapport 2000 vooral inzicht in de wetenschappelijke basis en is in dat opzicht min of meer complementair aan het CBSrapport "Kennis en economie" dat zich op technologie en innovatie richt. Beide rapporten geven samen een overzicht van de rol die kenniscreatie, kennisoverdracht en kennisexploitatie spelen binnen een economisch raamwerk. Dit kader vertegenwoordigt slechts een deel van de maatschappelijke vraag naar wetenschappelijke en technische kennis, en de beoordeling van de gebruikswaarde van die kennis. De vraag naar betrouwbare en vergelijkbare informatie over het wetenschaps- en technologiesysteem vergt meer aandacht voor het verzamelen van de juiste informatie als antwoord op de urgente vragen. Ook overheidsbrede ontwikkelingen zoals VBTB ("Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording") waarin het accent ligt op het transparanter maken van beleidsactiviteiten en de resultaten ervan, en de recente activiteiten op het gebied van R&Dbenchmarking van de Europese Commissie vragen om meer diepgaande, doelgerichte en gestructureerde informatievoorziening. Een volgend NOWT-rapport zal aan deze aspecten meer aandacht besteden wat betreft dataverzameling en analyse met betrekking tot de stand van zaken van het Nederlandse wetenschappelijk onderzoek. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (drs. L.M.L.H.A. Hermans) 7 SPRU, The Relationship between publicly funded basic research and economic performance, Brighton, ix

11 Samenvatting Deze 2000 editie van NOWT s Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren Rapport richt zich vooral op institutionele kenmerken van het Nederlandse R&D-systeem. Er wordt met name aandacht besteed aan de samenhang tussen onderdelen van dit systeem in termen van financieringsstromen, samenwerkingsnetwerken, en interactie tussen wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijk omvangrijk, complex en open kennissysteem zich maar ten dele cijfermatig laat beschrijven. Conform kwantitatieve analyses van R&D-systemen, van ondermeer de Europese Commissie (EC) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), maakt deze NOWT-studie gebruik van de internationaal gangbare R&D-statistieken en informatiebronnen. Het beschikbare statistische materiaal zal uiteraard slechts een partiële weergave kunnen geven van alle relevante elementen en verschijnselen. Gegeven deze onvermijdelijke beperkingen verschaffen de tabellen, grafieken en indicatoren in dit rapport een redelijk goed en samenhangend overzicht van een aantal belangrijke kwantificeerbare aspecten van dat systeem in een internationaal vergelijkend kader. De bevindingen en bijbehorende conclusies op basis van dit cijfermateriaal, onder andere met betrekking tot de relatief sterke en zwakke kanten van ons Nederlandse R&D-systeem, dienen dan ook in deze context te worden geplaatst. De achterliggende data van de tabellen en figuren in dit rapport zijn elektronisch beschikbaar in de statistische bijlage op de NOWT-pagina s van CWTS en MERIT: en meritbbs.unimaas.nl/nowt. De nummering in deze bijlage is conform die van de tabellen en figuren in dit rapport. R&D-infrastructuur Nederland blijft achter bij internationale ontwikkelingen In 1998 besteedde Nederland 15,1 miljard gulden aan onderzoek en ontwikkelingswerk (R&D). Gemeten naar R&D-intensiteit, gedefinieerd als het percentage van de R&D-uitgaven van het bruto binnenlands produkt (BBP), neemt Nederland binnen de groep van onderzochte Europese landen de zesde plaats in, een positie die ook in 1990 werd ingenomen. Maar waar de Nederlandse R&Dintensiteit in deze periode is gedaald van 2,15 naar 1,95%, is die van de andere Europese landen gemiddeld toegenomen van 1,69 naar 1,80% en die van de onderzochte OESO-landen van 1,84 naar 1,94 procent. Alhoewel Nederland nog steeds boven het gemiddelde scoort, neemt de voorsprong ten opzichte van dit gemiddelde wel steeds verder af. De groei van de R&D-uitgaven blijft zowel achter bij die van de Nederlandse economie zelf als bij die van de andere OESO-landen. De verschillende OESO-landen zijn ingedeeld in drie groepen op basis van de groepsindeling in het vorige NOWT-rapport. Samen met Japan en de Verenigde Staten zijn de grote Europese landen Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk ingedeeld in de groep PanEuropa. Deze landen hebben niet alleen een bovengemiddelde R&Dintensiteit, ze geven ook absoluut gezien zoveel aan R&D uit dat juist bij deze landen mogelijke schaalvoordelen in het R&D-proces zijn te verwachten. Deze landen worden ook gekenmerkt door een hoog aandeel van het bedrijfsleven in zowel de financiering (65%) als de uitvoering (72%) van R&D. De rol van de overheid is dientengevolge minder opvallend. Bijna 29% van de R&D-uitgaven wordt uit overheidsmiddelen gefinancierd. Binnen x

12 deze groep zijn er wel grote verschillen: voor Frankrijk ligt dit financieringspercentage een stuk hoger, voor Japan een heel stuk lager. De omvang van de door universiteiten en (semi-)publieke onderzoeksinstellingen uitgevoerde R&D, die samen verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van het voor de lange termijn zo belangrijke fundamentele onderzoek, is minder dan de helft van die van het bedrijfsleven. De universiteiten voeren zo n 15% van de totale R&D uit. Vooral in de drie Europese landen zijn de universitaire R&D-uitgaven sinds 1990 sterk gestegen. Ook de publiek-private samenwerking, gemeten naar het percentage van de uitgaven dat in deze twee sectoren gefinancierd wordt door het bedrijfsleven, is verbeterd. Relatief kleine rol voor het Nederlands bedrijfsleven Nederland is samen met een aantal kleinere en middelgrote Europese landen ingedeeld in de groep MiddenEuropa. Deze landen geven absoluut gezien weliswaar minder aan R&D uit dan de landen in de groep PanEuropa, maar de R&D-intensiteiten bevinden zich gemiddeld genomen ruim boven het Europese en OESO-gemiddelde, en de achterstand ten opzichte van de groep PanEuropa is tussen 1990 en 1998 sterk verminderd. De rol van het bedrijfsleven is in deze groep iets minder vooraanstaand. Zo n 66% van de R&D in deze landen wordt uitgevoerd door het bedrijfsleven, terwijl 59% door datzelfde bedrijfsleven wordt gefinancierd. Wel zijn er grote verschillen tussen de landen in deze groep. Het Zweedse bedrijfsleven voert bijna 75% van de R&D uit, een nog hoger percentage dan dat van de Verenigde Staten. Ierland laat het hoogste financieringspercentage zien met ruim 69%. Het Nederlandse bedrijfsleven blijft in beide opzichten (ver) achter. Het financieringspercentage ligt met 48,6% ruim onder het gemiddelde van Midden- Europa, het is ten opzichte van 1990 wel gestegen met 0,5 procentpunt. De R&D-uitgaven door het bedrijfsleven laten een positiever beeld zien. Ruim 54% van de Nederlandse R&D wordt uitgevoerd door bedrijven, een toename van 1,3 procentpunt ten opzichte van Binnen de groep MiddenEuropa is de rol van de overheid niet veel groter dan die in de groep PanEuropa. De overheid financiert gemiddeld 32% van de R&D-uitgaven. In Oostenrijk en Noorwegen ligt dit percentage ruim boven de 40%, in Ierland is dit maar 22%. In Nederland is de rol van de overheid in de financiering van R&D belangrijker dan in de meeste andere Europese landen. In 1998 was dit percentage 38%, ruim boven het gemiddelde. Maar dit percentage is sinds 1990 wel sterk gedaald. Dit wordt vooral verklaard door een toenemende financiering vanuit het buitenland. De relatieve omvang van de universitaire en (semi-)publieke sector in MiddenEuropa is beduidend groter dan die in PanEuropa. Vooral in Nederland zijn deze sectoren sterk ontwikkeld. Ruim 45% van het Nederlandse onderzoek en ontwikkelingswerk vindt hier plaats. Gemiddeld genomen vindt in MiddenEuropa bijna een kwart van de R&D plaats bij de universiteiten, in Nederland is dit 27%. Het relatieve aandeel van de universiteiten is in deze groep anderhalf keer zo groot als die in PanEuropa. De publiek-private samenwerking ligt, gemeten naar het percentage van de uitgaven gefinancierd door het bedrijfsleven, ook op een hoger niveau dan in PanEuropa. Nederland scoort hier, samen met België, het hoogst met een sterk groeiend percentage. Het zijn vooral de (semi-)publieke onderzoeksinstellingen als TNO en de GTI s waar het Nederlandse bedrijfsleven zijn onderzoek in toenemende mate aan uitbesteedt. De derde groep, ZuidEuropa, bestaat uit die Europese landen die zich rondom de Middellandse Zee bevinden: Portugal, Spanje, Italië en Griekenland. Deze groep landen heeft een R&Dintensiteit die ver onder het Europees en OESOgemiddelde ligt. De achterstand ten opzichte van de andere Europese landen is sinds 1990 zelfs nog verder toegenomen. Alleen Italië geeft absoluut gezien veel aan R&D uit, maar deze uitgaven blijven ver achter bij die van de andere grote Europese landen. Met ongeveer de helft van de R&D-uitgaven speelt het bedrijfsleven in deze groep een minder belangrijke rol. Het financieringspercentage bedraagt 44%. Wel zijn er in deze groep grote verschillen tussen enerzijds Portugal en Griekenland en anderzijds Spanje en Italië. Voor de laatste twee landen liggen beide percentages beduidend hoger en zelfs bijna op het niveau van Nederland. Het zijn vooral de eerste twee landen waar het bedrijfsleven opvalt door zijn afwezigheid in de R&D-infrastructuur. Terwijl in de andere twee groepen het bedrijfsleven het grootste deel van de R&D-uitgaven financiert, is in deze groep de overheid de belangrijkste financier. In Portugal xi

13 bedraagt dit percentage zelfs 68%. De publieke sector is dan ook verantwoordelijk voor bijna de helft van de uitgevoerde R&D. Vooral de universitaire R&D-uitgaven zijn sinds 1990 sterk gestegen, in Griekenland vindt bijvoorbeeld meer dan de helft van al het onderzoek en ontwikkelingswerk plaats bij de universiteiten. De publiekprivate samenwerking ligt op een niveau tussen die van de beide andere landengroepen. De Nederlandse R&D-infrastructuur De uitgaven voor onderzoek en ontwikkelingswerk zijn in Nederland sinds 1990 met 3,9% op jaarbasis gegroeid tot 15,1 miljard gulden in Bij de financiering van deze uitgaven zien we zowel het belang van het bedrijfsleven als dat van de overheid afnemen. Het financieringspercentage van de overheid daalt zelfs met 10,3 procentpunt. De oorzaak hiervoor moet niet alleen worden gezocht in een achterblijvende groei van de overheidsfinanciering (0,9% op jaarbasis), maar ook in een sterke groei van de financiering uit het buitenland. Deze is tussen 1990 en 1998 toegenomen van 223 miljoen gulden naar 1,6 miljard gulden, een groei van 28% op jaarbasis. Binnen Nederland neemt het belang van het bedrijfsleven toe Vergeleken met 1990 zijn zowel het door het bedrijfsleven gefinancierde als uitgevoerde deel van de Nederlandse R&D gestegen, waarbij de laatste de grootste stijging laat zien tot 54,2% in Deze gunstige ontwikkeling wordt vooral gevoed door de kleine en middelgrote bedrijven, waar de R&Duitgaven bijna twee keer zo hard zijn gegroeid als die van het bedrijfsleven als geheel. Het aandeel van deze bedrijven in de bedrijfs R&D-uitgaven is sterk toegenomen van 44,4% naar 58,5%. Tegelijkertijd neemt de rol van de vijf grootste Nederlandse multinationals steeds verder af. De uitgaven van deze bedrijven zijn in de jaren negentig amper gegroeid. Voor een belangrijk deel wordt dit verklaard door de dalende R&D-uitgaven door Philips, verantwoordelijk voor meer dan de helft van de R&D-uitgaven van deze multinationals. Pas in 1999 zijn deze uitgaven terug op het niveau van Een voordeel van beide ontwikkelingen is dat de bedrijfs R&D-uitgaven minder gevoelig zijn voor de investeringsbeslissingen van slechts een klein aantal multinationals. En met de toenemende R&Dinspanningen bij de andere bedrijven zal ook de verspreiding van kennis bij deze bedrijven toenemen. Afnemende overheidsfinanciering van universitair onderzoek De ontwikkeling van de R&D-uitgaven bij de universiteiten baart meer reden tot zorgen. Weliswaar zijn deze uitgaven tussen 1990 en 1998 met 3,5% op jaarbasis gegroeid, het aandeel binnen de Nederlandse R&D is afgenomen naar 27,1% en de financiering door de overheid voor wetenschappelijk onderzoek is in deze periode in reële termen gedaald. Dit zien we duidelijk terugkomen bij het wetenschappelijk personeel dat wordt gefinancierd uit de eerste geldstroom. Over alle universiteiten is dit aantal met 0,8% op jaarbasis gedaald, en slechts 2 van de 13 universiteiten laten hier een serieuze groei zien. Dat het wetenschappelijk personeel toch nog is gegroeid met 0,3% op jaarbasis komt door de toenemende financiering vanuit de tweede en derde geldstroom. De eerste en tweede geldstroom samen laten sinds 1990 een daling zien in de omvang van het wetenschappelijk personeel. Deze daling baart zorgen voor de lange termijn ontwikkeling van de Nederlandse economie, omdat de voor de lange termijn zo belangrijke uitgaven voor fundamenteel onderzoek in het gedrang komen. De overheid heeft dit recent onderkend door een intensivering van de overheidsuitgaven aan te kondigen (o.a. de Vernieuwingsimpuls van het Ministerie van OCenW). Groeiende publiek-private interactie De onderzoeksinstellingen in de (semi-) publieke sector voeren ruim 18 procent van de Nederlandse R&D uit. De belangrijkste onderzoeksinstellingen zijn TNO, de GTI's, DLO en de onderzoeksinstituten van NWO en de KNAW. Zowel bij TNO als bij de GTI's zien we een (bewuste) afname van het aandeel van de overheidsfinanciering. Maar een toenemende financiering door het Nederlandse en buitenlandse bedrijfsleven laat én een verdere groei van de R&D-uitgaven toe én duidt op een verdergaande publiek-private interactie. De onderzoeksuitgaven van de NWO- en KNAWinstituten zijn in de jaren negentig weliswaar gegroeid, maar er is de laatste jaren sprake van een duidelijke groeivertraging. Uitspraken over publiekprivate samenwerking door NWO- en KNAWinstituten zijn niet mogelijk, omdat er geen xii

14 gegevens voorhanden zijn over de herkomst van de financiering. Sterk toegenomen financiering uit het buitenland De sterk toegenomen financiering uit het buitenland vormt niet alleen een steeds groter deel van de in Nederland uitgevoerde R&D, maar duidt ook op een sterkere verankering binnen het mondiale kennissysteem. Vooral bij het bedrijfsleven en de universiteiten is het belang van deze financiering sterk toegenomen. Deze trend zien we ook terug bij de deelname van bedrijven en onderzoeks- en onderwijsinstellingen aan de Europese Kaderprogramma s (KP). Zowel in KP4 als KP5 worden er gemiddeld genomen meer projecten aan Nederlandse deelnemers toegekend dan aan hun Europese concurrenten. Over de periode zijn bij KP4 vooral bij de thema s biotechnologie, biomedisch onderzoek, landbouw en visserij en transport bovengemiddeld veel onderzoeksprojecten met EU-gelden gefinancierd. Wetenschappelijke output en impact Nederlandse wetenschap is van wereldklasse Nederlandse onderzoekers produceren veel publicaties in toonaangevende internationale wetenschappelijke en technische vakbladen. De productiviteit per onderzoeker bevindt zich ruim boven het gemiddelde van de West-Europese landen en bevindt zich op een niveau vergelijkbaar met Zweden. Het aantal onderzoekspublicaties in die tijdschriften bedroeg in ruim Het Nederlands aandeel in de mondiale output is in de periode tot gegroeid van 2,09% naar 2,45%, goed voor de 10de plaats op de ranglijst van wetenschappelijk meest actieve landen gemeten in aantallen publicaties. Alle wetenschappelijke gebieden dragen bij aan deze stijging, waarbij opvalt dat de maatschappij- en gedragswetenschappen een duidelijke inhaalslag laten zien wat betreft de profilering van Nederlandse onderzoeksresultaten in internationale tijdschriften. De Nederlandse medische wetenschappen en levenswetenschappen vertegenwoordigen zelfs 3% van het mondiale totaal, een blijk van een sterke Nederlandse wetenschappelijke nadruk op deze vakgebieden. Ten aanzien van internationale wetenschappelijke zichtbaarheid en aanzien, de zogeheten citatieimpact, neemt Nederland wereldwijd de derde plaats in. De impact van Nederlandse publicaties ligt 23% boven het mondiale gemiddelde. Alleen Zwitserland en de Verenigde Staten scoren hoger. Nederland mag dan ook vanwege onze relatieve grote output en de hoge wetenschappelijke impact met recht een wetenschappelijk vooraanstaand land worden genoemd. Prestatieverschillen tussen wetenschappelijke disciplines Slechts vijf disciplines zijn verantwoordelijk voor 60% van de Nederlandse wetenschappelijke output in internationale tijdschriften: Klinische geneeskunde, Fundamentele levenswetenschappen, Biomedische wetenschappen, Chemie en Fysica. De aanzienlijke omvang van deze vijf is een internationaal verschijnsel. Als men de relatieve omvang en wetenschappelijke impact bekijkt in plaats van de absolute omvang ontstaat er een ander beeld. De relatief sterke Nederlandse disciplines in vergelijking tot de andere West-Europese landen zijn dan de volgende: Landbouw- en voedingswetenschappen, Biologie, Milieuwetenschappen, Chemische technologie, Civiele techniek, en Informatie- en communicatiewetenschappen. In elk van deze vakgebieden vindt men relatief veel Nederlandse publicatie-output in samenhang met een relatief grote internationale wetenschappelijke impact. De Nederlandse universitaire sector als kennisleverancier De Nederlandse universitaire sector is de grootste leverancier van nieuwe wetenschappelijke kennis gemeten in publicaties. Driekwart van de Nederlandse onderzoeksartikelen is afkomstig van de Nederlandse universiteiten (inclusief academische ziekenhuizen), 20% betreft overige (semi-)publieke onderzoeksinstituten en andere kennisinstellingen, en 5% wordt geproduceerd door bedrijven en private R&D-laboratoria. Er zijn echter grote verschillen per discipline. Zo bedraagt het publicatie-aandeel van de universiteiten 96% bij Onderwijskunde, en neemt het bedrijfsleven maar liefst 25% van de output in de wetenschappelijke discipline elektrotechniek voor haar rekening (m.n. Philips). Nederland kan bogen op kwalitatief hoogwaardig universitair onderzoek in disciplines die gerelateerd zijn aan R&D-intensieve industriële sectoren die voor ons land van groot economisch xiii

15 belang zijn (chemie, elektronica, landbouw en voedingsmiddelen). De onderzoekspublicaties in de toonaangevende internationale tijdschriften vormen overigens ongeveer 20% van de gehele publicatie-output van de Nederlandse universiteiten en zijn vooral gericht op vakspecialisten in binnen en buitenland. Daarnaast wordt er via wetenschappelijke congressen en tal van typen (elektronische) publicaties waaronder Nederlandstalige tijdschriften, boeken en naslagwerken, CD-ROMs, websites en krantencolumns kennis verspreid onder collega-wetenschappers en andere gebruikers en geïnteresseerden. Die universitaire output in die internationale tijdschriften is in de afgelopen 10 jaar met 40% toegenomen. De grote algemene universiteiten (Utrecht, Leiden, Groningen, Amsterdam en Nijmegen) zijn van oudsher de grootste leveranciers. Het echter met name de kleinere algemene universiteiten en de technische universiteiten die hun output hebben vergroot. Zowel de KUB, de EUR als de TUD vertonen een opvallende groei. Wetenschappelijk toponderzoek Elke universiteit heeft een eigen onderzoeksprofiel wat betreft de verdeling van onderzoeksartikelen over de diverse wetenschappelijke disciplines en de internationale wetenschappelijke impact van die publicaties. De meeste universiteiten kennen één of meer topdisciplines die worden gekenmerkt door relatief veel publicatie-output én relatief hoge impactscores van die publicaties. De aantallen onderzoekspublicaties van Nederlandse bètawetenschappers in de meest gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften, zoals Nature en Science, geven bovendien een indruk in hoeverre de Nederlandse universiteiten zich weten te profileren in de absolute top van de mondiale wetenschap. Aangezien deze toptijdschriften een accent leggen op de medische-, levens- en natuurwetenschappen, zijn vooral de grote algemene universiteiten (voorzien van een medische faculteit) hier zeer goed vertegenwoordigd. De Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam kunnen bogen op relatief grote aantallen publicaties, met name op het gebied van de medische wetenschappen en de levenswetenschappen. Deze onderzoeksartikelen worden bovendien ook veel geciteerd in verhouding tot andere artikelen in het desbetreffende tijdschrift. Ook de Technische Universiteit Delft en de Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) zijn qua output en impact goed vertegenwoordigd in deze groep. Toenemende wetenschappelijke samenwerking, met name met Europese partners De aard en intensiteit van wetenschappelijke samenwerking kunnen deels worden afgemeten aan de gezamenlijke wetenschappelijke artikelen van onderzoekers. Deze co-publicaties geven informatie over de werkadressen van de diverse betrokken onderzoekers en bijbehorende instellingen en landen. In had 65% van de wetenschappelijke samenwerkingsrelaties in tijdschriftpublicaties betrekking op samenwerking tussen onderzoekers werkzaam bij verschillende groepen of afdelingen binnen dezelfde hoofdinstelling. In was dit aandeel echter bijna gehalveerd tot slechts 36%. Inmiddels vermeldt 40% van de Nederlandse bètawetenschappelijke publicaties ten minste één buitenlandse onderzoekspartner; in de gammawetenschappen ligt dit aandeel op 21%. Deze percentages zijn vergelijkbaar met de overige middelgrote West-Europese landen. De Verenigde Staten is nog immer onze grootste wetenschappelijke partner, hoewel het aandeel gestaag daalt ten koste van de West-Europese landen die inmiddels in 17% van alle Nederlandse publicaties als partner fungeren. In bedroeg dit aandeel nog slechts 10%. Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Italië zijn onze grootste Europese partners, op de voet gevolgd door België. Het Nederlandse onderzoeksnetwerk Gezamenlijke onderzoekspublicaties maken het ook mogelijk om een alomvattende kaart te maken van het Nederlandse netwerk van wetenschappelijke samenwerkingsverbanden. Deze kaart van de co-publicatierelaties tussen de 13 universiteiten, onze grootste onderzoeksinstituten en R&Dintensieve Nederlandse bedrijven, plaatst de algemene universiteiten en TNO in het centrum van dit netwerk. De Erasmus Universiteit en de xiv

16 Universiteit Leiden nemen daarbij een bijzondere positie in, met name vanwege samenwerkingsrelaties op het gebied van biomedisch onderzoek. De technische universiteiten en de landbouwuniversiteit nemen een meer perifere positie in vanwege hun gespecialiseerde onderzoeksprofiel. Deze groep is omringd door onderzoeksinstituten en bedrijven waarmee men relatief veel samenwerkt (bijv. de relaties tussen LUW en DLO (nu gefuseerd tot de WUR) op het gebied van de landbouwwetenschappen, en tussen de TUE en Philips en Shell op het vlak van technischwetenschappelijke onderzoek). De overige grote bedrijven in het netwerk (Akzo Nobel, Unilever en Solvay) blijken vooral sterke onderzoeksrelaties te onderhouden met de Universiteit Utrecht. Onderzoek en technische ontwikkeling Onderzoek in de private sector Onderzoekers en ingenieurs werkzaam bij bedrijven publiceren ook veelvuldig in de toonaangevende internationale technisch-wetenschappelijke vakbladen. Zo wordt er met name in de laboratoria van de Grote Vijf multinationals (Philips, Shell, Unilever, Akzo Nobel en DSM-Gist) nog steeds veel fundamenteel onderzoek verricht dat (deels) via onderzoeksartikelen openbaar wordt gemaakt. Bovendien leiden publiek-private onderzoeksprojecten ook geregeld tot gezamenlijke onderzoekspublicaties. De Nederlandse private sector was in goed voor 4,9% van de Nederlandse onderzoeksartikelen in internationale vakbladen. Het aantal onderzoeksartikelen afkomstig van Nederlandse bedrijven is sinds met circa 40% toegenomen. De gezamenlijke publicatie-output van de vijf multinationals is echter achter gebleven bij die groei, en bedraagt sinds minder dan de output van de overige Nederlandse bedrijven. Het aantal publiek-private co-publicaties is in de afgelopen jaren weer toegenomen en bedraagt nu 35% ten opzichte van de totale publicatie-output van het Nederlandse bedrijfsleven. Dit aandeel ligt overigens iets lager dan in landen zoals het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Finland. Onderzoek als kennisbron voor uitvindingen en innovaties Een CWTS-enquête onder een steekproef van 93 Nederlandse octrooien en bijbehorende uitvinders levert het volgende beeld op wat betreft de rol van technisch of wetenschappelijke onderzoek in de totstandkoming van uitvindingen en technologische innovaties: 78% van de uitvinders noemt het eigen technisch en/of wetenschappelijk onderzoek een belangrijke kennisbron in de totstandkoming van de geoctrooieerde uitvindingen; bovendien vond 16% onderzoek afkomstig van externe bronnen (ook) belangrijk. De relevantie van onderzoek in technische ontwikkeling wordt nog eens onderstreept door het feit dat 49% van de geoctrooieerde uitvindingen in deze steekproef onmogelijk waren geweest zonder die onderzoeksinspanning. In 14% was de uitvinding anders slechts met aanzienlijke vertraging ontwikkeld. De scores met betrekking tot de uitvindingen die tot een marktintroductie of commerciële toepassing hebben geleid, de zogeheten technologische innovaties, geven een zelfde beeld te zien: in 46% van de gevallen was onderzoek essentieel, en in 10% leverde het een aanmerkelijke tijdswinst op. Publiek-gefinancierd Nederlands onderzoek blijkt een substantiële bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van nieuwe Nederlandse technologieën 21% van de technologische innovaties die werden ontwikkeld door Nederlandse bedrijven blijkt in belangrijke mate te steunen op dergelijk onderzoek. Octrooien bevatten expliciete verwijzingen naar technisch-wetenschappelijk bronnenmateriaal met betrekking tot elementen die relevant geacht worden voor de totstandkoming of algemene beschrijving van de geoctrooieerde uitvinding. Uit de kwantitatieve analyse van alle technische vindingen die in de Verenigde Staten werden geoctrooieerd blijkt dat het aantal dergelijke octrooi-verwijzingen naar Nederlandse onderzoekspublicaties met een factor 4,5 is toegenomen in de periode Rond 7% van deze citaties is afkomstig van 2% octrooien die aan Nederlandse bedrijven of instellingen zijn toegekend. Nederlands onderzoek speelt dus een rol van betekenis in zowel de nationale als internationale exploitatie van wetenschappelijke kennis. Het aandeel van de citerende octrooien met een medische en/of xv

17 farmaceutische achtergrond in de jaren gestegen van 31% naar 44%. Mede als gevolg hiervan heeft het merendeel van de verwijzingen betrekking op (fundamenteel) onderzoek in de biomedische wetenschappen. Technologische output Octrooi-output en productiviteit Het innovatief vermogen van Nederland kan deels worden afgelezen aan het (relatieve) aantal octrooien dat Nederlandse uitvinders werkzaam in bedrijven en instellingen weet te verwerven. Een internationale vergelijking van de Nederlandse octrooi-output kan worden bepaald met behulp van gegevens afkomstig van het Europese octrooibureau (European Patent Office, EPO) en het Amerikaanse octrooibureau (U.S. Patent and Trademark Office, USPTO). Het Nederlandse aandeel in de EPO octrooiaanvragen bedroeg 2,8% in Slechts 0,97% van alle USPTO-octrooien in 1998 zijn aan Nederlandse uitvinders toegekend. In beide gevallen vertegenwoordigt Nederland 5,6% van het West-Europese aandeel en heeft daarmee een relatief sterke octrooi-positie. Het Nederlandse aandeel is bovendien in beide gevallen enigszins toegenomen in recente jaren. Als men voor elk van de Westeuropese landen het aantal octrooi-aanvragen bij EPO normeert op de hoeveelheid R&D-personeel in de private sector, blijkt de Nederlandse octrooiproductiviteit 45% boven het West-Europese gemiddelde te liggen. Nederland behoort daarmee, met Zwitserland, Finland en Duitsland, tot de toplanden. De USPTOoctrooien laten hetzelfde beeld zien. Een analyse waarbij voor de verschillende industriële sectoren de relatieve octrooieringsactiviteit wordt berekend, laat zien dat het vooral de Voedingsmiddelen en de Elektronica sector zijn waar Nederlandse bedrijven internationaal gezien veel (Europese) octrooien verwerven. Voor een belangrijk deel wordt dit verklaard door de aanwezigheid van een aantal grote multinationals als Unilever en Philips. Bij de sectoren die als hoogen medium-hoog-technologisch worden gezien blijft het aantal toegekende octrooien gemiddeld genomen achter bij wat internationaal gangbaar is. Een mogelijke verklaring hiervoor zijn de lagere uitgaven aan R&D in deze sectoren. De Nederlandse industrie vertoont een uiterst vlak specialisatiepatroon. xvi

18 1 Inleiding 1.1 Rol van kennis in de Nederlandse samenleving In een hoog ontwikkeld land als Nederland neemt het belang van kennis als grondstof voor maatschappelijke ontwikkeling en economische bedrijvigheid sterk toe. Op talloze terreinen, zoals gezondheidszorg, onderwijs, milieu en internet, worden vernieuwingen en verbeteringen vooral bepaald door de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik van hoogwaardige menselijke kennis en vaardigheden. Kennis vervult overigens al sinds jaar en dag een cruciale rol in onze economie. De factor arbeid is immers niet los te zien van menselijke en technische kennis. Deze kenniseconomie is echter volgens velen in de laatste jaren in een stroomversnelling terechtgekomen. Niet alleen in de industrie, maar ook in de dienstensector is sprake van een toenemende kennisintensiteit via enerzijds nieuwe of betere producten, en anderzijds in bijbehorende productieprocessen, methoden en technieken. Volgens sommige economische berekeningen is de factor kennis zelfs verantwoordelijk voor een kwart tot de helft van de economische groei binnen de Europese Unie. Initiatieven om de (industriële) toepasbaarheid van wetenschappelijk en technisch onderzoek te verbeteren en ontwikkeling van nieuwe basistechnologieën te stimuleren, kunnen dus zeer renderend zijn. Omdat kennis en technologie in de meeste landen sleutelfactoren zijn geworden voor economische groei en het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen, wordt er in toenemende mate nadruk gelegd op het versterken van ons innovatievermogen. Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in Lissabon in maart 2000 hebben deze overwegingen een belangrijke rol gespeeld voor het nieuwe strategische doel dat de Europese Unie zich stelt om tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in de wereld te worden. Eén van de speerpunten betreft informatie en communicatietechnologie (ICT) en de verwachting dat een intensiever gebruik van het internet en e-commerce de economische groei zal stimuleren. Dergelijke ambities stellen hoge eisen aan de kwaliteit en slagkracht van de Nederlandse kennisinfrastructuur, met name onze activiteiten op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en technische ontwikkeling (Research and Development R&D). 1.2 Belang van het Nederlandse onderzoeksysteem Wetenschappelijk en technisch onderzoek zal in de 21 ste eeuw nog belangrijker worden dan in de vorige eeuw. Niemand kan voorspellen welke technologieën deze nieuwe eeuw zullen beheersen. Maar we weten wel dat het explosief expanderende netwerk van verbindingen tussen computers, telefoons en informatiesystemen de wereld zal veranderen op het gebied van werk, communicatie, ontspanning en educatie. Diepere wetenschappelijke inzichten, met name in biologische en biomedische processen, zullen moeten bijdragen aan het oplossen van problemen als gevolg van een groeiende wereldbevolking. Nieuwe geneesmiddelen en preventieve maatregelen tegen ziekten zullen de kwaliteit van het bestaan verbeteren en onze levensduur verlengen. Onze economische welvaart en sociale welzijn zijn op de langere termijn dus mede afhankelijk van het succes waarmee kennis en kennisintensieve vaardigheden worden gebruikt voor maatschappelijke toepassingen, technologische innovaties en commerciële doeleinden. Het is dus van doorslaggevend belang dat we in Nederland een goede kennisinfrastructuur in stand houden als solide basis voor die kenniseconomie en voor de wisselwerking tussen de economie en samenleving. In een dergelijke samenleving vervult het onderzoeksbestel belangrijke functies: het opleiden en trainen van hoogwaardige arbeidskrachten (academici, ingenieurs en onderzoekers), maar ook het creëren en exploiteren van kennis op basis van onderzoek en wetenschapsbeoefening. Technischwetenschappelijk en natuurwetenschappelijk 1

Japans-Nederlandse wetenschappelijke publicaties. Paul op den Brouw, 3 juli 2014, meer informatie: www.ianetwerk.nl

Japans-Nederlandse wetenschappelijke publicaties. Paul op den Brouw, 3 juli 2014, meer informatie: www.ianetwerk.nl Japans-Nederlandse wetenschappelijke publicaties Paul op den Brouw, 3 juli 2014, meer informatie: www.ianetwerk.nl Samenvatting Elf Japanse top-onderzoeksuniversiteiten spraken tijdens zijn bezoek aan

Nadere informatie

R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied

R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied In Nederland werd in 2014 in totaal 13,3 miljard uitgegeven aan R&D: wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling (de voorlopige cijfers 2015 laten een groei

Nadere informatie

Wat zijn feiten en cijfers rond geneesmiddelenonderzoek?

Wat zijn feiten en cijfers rond geneesmiddelenonderzoek? Deze kaart geeft een overzicht van beschikbare feiten en geneesmiddelenonderzoek. De kaart is tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek, interviews en denksessies met deskundigen. Met dank aan

Nadere informatie

Onderzoekmemorandum Innovatie en de Lissabonagenda

Onderzoekmemorandum Innovatie en de Lissabonagenda Onderzoekmemorandum Innovatie en de Lissabonagenda Inleiding Nederland werkt, net als de andere Europese landen aan de Lissabon-doelstellingen van de EU om te komen tot een dynamische en concurrerende

Nadere informatie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie Productiviteit, concurrentiekracht en economische ontwikkeling Concurrentiekracht wordt vaak beschouwd als een indicatie voor succes of mislukking van economisch beleid. Letterlijk verwijst het begrip

Nadere informatie

Voorpublicatie Totale investeringen in Wetenschap en INnovatie (TWIN)

Voorpublicatie Totale investeringen in Wetenschap en INnovatie (TWIN) Voorpublicatie Totale investeringen in Wetenschap en INnovatie (TWIN) 2013 2019 Voorpublicatie Totale investeringen in Wetenschap en INnovatie (TWIN) 2013 2019 Februari 2015 Jaarlijks stelt het Rathenau

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks ANNEX Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 21 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks 1. Deelname voor- en vroegschoolse educatie (VVE) De Nederlandse waarde voor

Nadere informatie

Algemene samenvattin Nederlandse kennis- en innovatiesysteem in een internationaal perspectief

Algemene samenvattin Nederlandse kennis- en innovatiesysteem in een internationaal perspectief 11.1 Nederlandse kennis- en innovatiesysteem in een internationaal perspectief Algemene samenvattin Nederland is in 2009 van de achtste naar de tiende plaats gedaald in de editie van 2009-2010 van de World

Nadere informatie

Bijlage 1: Gekozen regio s en hun sterke kanten. Meest innovatieve regio s

Bijlage 1: Gekozen regio s en hun sterke kanten. Meest innovatieve regio s Bijlage 1: Gekozen regio s en hun sterke kanten Meest innovatieve regio s Het Europese Innovatie Scoreboord op regionaal schaalniveau geeft in 2003 zes regio s aan als de leiders van Europa. Deze zijn

Nadere informatie

N WT Update. Valorisatie van universitair

N WT Update. Valorisatie van universitair N WT Update Periodieke informatie over cijfers en indicatoren met betrekking tot Nederlandse wetenschap en technologie Nummer 6, voorjaar/zomer 2005 www.nowt.nl Inhoud Valorisatie van universitair onderzoek

Nadere informatie

OECD Science, Technology and Industry: Scoreboard 2005. OESO Wetenschap, technologie en industrie: scorebord 2005. Samenvatting en toelichting

OECD Science, Technology and Industry: Scoreboard 2005. OESO Wetenschap, technologie en industrie: scorebord 2005. Samenvatting en toelichting OECD Science, Technology and Industry: Scoreboard 2005 Summary in Dutch OESO Wetenschap, technologie en industrie: scorebord 2005 Samenvatting in het Nederlands Samenvatting en toelichting De lange termijn

Nadere informatie

Stock picking in bange tijden: Innovatie als keuze criterium

Stock picking in bange tijden: Innovatie als keuze criterium Stock picking in bange tijden: Innovatie als keuze criterium 1. In de huidige aandelenmarkten lijkt het onmogelijk om grote volatiliteit te vermijden en een gezonde performance met een beheerst risico

Nadere informatie

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context As % of total European pharmaceutical industry De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context Terwijl België slechts 2,6 % vertegenwoordigt van het Europees BBP, heeft de farmaceutische

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord. Samenvatting

Inhoud. Voorwoord. Samenvatting Inhoud Voorwoord v Samenvatting vii 1 Algemene inleiding 1.1 Wetenschap en technologie in de Nederlandse kennisinfrastructuur 1 1.2 Het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT) 4 1.3

Nadere informatie

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub 2016 in een oogopslag Groeiende en 1 2016 was opnieuw een bijzonder jaar voor de farmaceutische sector in België. Ons land versterkte haar positie als speler

Nadere informatie

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub 2016 in een oogopslag 2016 was opnieuw een bijzonder jaar voor de farmaceutische sector in België. Ons land versterkte haar positie als speler van wereldformaat

Nadere informatie

Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren

Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Telefoon 070-412.34.56 www.minocw.nl uitgave: december 2003 Productie Voorlichting - Leo Wijnhoven/Jan van Steen Fotografie Bart Versteeg, Den Haag Vormgeving

Nadere informatie

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 'Directie V. en B./PV' Postbus LZ Zoetermeer Telefoon:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 'Directie V. en B./PV' Postbus LZ Zoetermeer Telefoon: NOWT Het Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren rapport is een tweejaarlijkse uitgave van het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT). Exemplaren van deze publikatie zijn schriftelijk

Nadere informatie

MKB investeert in kennis, juist nu!

MKB investeert in kennis, juist nu! M201016 MKB investeert in kennis, juist nu! drs. B. van der Linden drs. P. Gibcus Zoetermeer, september 2010 MKB investeert in kennis, juist nu! MKB-ondernemers blijven investeren in bedrijfsopleidingen,

Nadere informatie

Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren 2005. Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT)

Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren 2005. Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT) Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren 2005 Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT) Voor meer informatie over NOWT, of NOWT s Wetenschaps- en Technologie Indicatoren Rapport 2005:

Nadere informatie

Samenvatting van de partnerschapsovereenkomst voor Nederland, 2014-2020

Samenvatting van de partnerschapsovereenkomst voor Nederland, 2014-2020 EUROPESE COMMISSIE Samenvatting van de partnerschapsovereenkomst voor Nederland, 2014-2020 Algemene informatie De partnerschapsovereenkomst (PO) van Nederland is het overkoepelende strategische document

Nadere informatie

D e n H a a g 2 mei T e l e f o o n n u m m e r E - m a i l

D e n H a a g 2 mei T e l e f o o n n u m m e r E - m a i l Aan de voorzitter en de leden van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG B r i e f n u m m e r 19/10.186/TG/JVE O

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 550 Nota over de toestand van s Rijks financiën V VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 28 februari 2017 De vaste commissie voor

Nadere informatie

BIJLAGE 2.3 STATISTISCHE TABELLEN

BIJLAGE 2.3 STATISTISCHE TABELLEN BIJLAGE 2.3 STATISTISCHE TABELLEN Tabel 1 Europa in het wetenschappelijk onderzoek op wereldvlak: O&O-indicatoren voor de EU15, de USA en Japan EU15 USA JAPAN Totale O&O-uitgaven (miljoen ecu) 1994 121

Nadere informatie

Fiche 3: tewerkstelling

Fiche 3: tewerkstelling ECONOMISCHE POSITIONERING VAN DE FARMACEUTISCHE INDUSTRIE Fiche 3: tewerkstelling In de sector werken meer dan 29.400 personen; het volume van de tewerkstelling stijgt met een constant ritme van 3,7 %,

Nadere informatie

Wetenschapsen Technologie- Indicatoren 2010

Wetenschapsen Technologie- Indicatoren 2010 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Wetenschapsen Technologie- Indicatoren 2010 Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie NOWT Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren 2010 Nederlands

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Datum 28 november 2016 Uitvoering motie Bruins/Duisenberg: monitor omvang alfa-, bèta-, gamma-, en technische wetenschappen

Datum 28 november 2016 Uitvoering motie Bruins/Duisenberg: monitor omvang alfa-, bèta-, gamma-, en technische wetenschappen >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Onderzoek en Wetenschapsbeleid Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375

Nadere informatie

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis heeft de EU met een laag investeringsniveau te kampen. Alleen met gezamenlijke gecoördineerde

Nadere informatie

Regiobericht 1.0 Noord

Regiobericht 1.0 Noord Economie, innovatie, werk en inkomen 1 Kenmerken van het landsdeel Het landsdeel Noord bestaat uit de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. De provincies werken samen in het Samenwerkingsverband

Nadere informatie

Het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie. Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren

Het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie. Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren 2008 Het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren 2008 Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie

Nadere informatie

Kennis voor de samenleving

Kennis voor de samenleving Kennis voor de samenleving Acht opties voor verbreding van het wetenschapsbeleid Bericht aan het Parlement Nederland is een kennissamenleving. Wetenschappelijke kennis, expertise en opleiding zijn cruciaal

Nadere informatie

Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States

Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States Tegenwoordig zoekt Europa de oplossing voor de lage productiviteitsgroei bij innovatie. De groeicijfers

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken De Nederlandse bancaire vorderingen 1 op het buitenland zijn onder invloed van de economische crisis en het uiteenvallen van ABN AMRO tussen

Nadere informatie

Innovatie en samenwerking door Utrechtse bedrijven

Innovatie en samenwerking door Utrechtse bedrijven Innovatie en samenwerking door Utrechtse bedrijven 2008-2012 Ester Hilhorst Economic Board Utrecht April 2014 Samenvatting Vinger aan de pols Innovatie is sterk verbonden met vooruitgang, vernieuwing en

Nadere informatie

Vacatures in de industrie 1

Vacatures in de industrie 1 Vacatures in de industrie 1 Martje Roessingh 2 De laatste jaren is het aantal vacatures sterk toegenomen. Daarentegen is in de periode 1995-2000 het aantal geregistreerde werklozen grofweg gehalveerd.

Nadere informatie

De Staat van Nederland Innovatieland: een gouden ei? Walter Manshanden

De Staat van Nederland Innovatieland: een gouden ei? Walter Manshanden De Staat van Nederland Innovatieland: een gouden ei? Walter Manshanden Van der Zee, F., W. Manshanden, F. Bekkers, T. van der Horst ea (2012). De Staat van Nederland Innovatieland 2012. Amsterdam: AUP

Nadere informatie

The digital transformation executive study

The digital transformation executive study The digital transformation executive study De noodzaak van transformatie voor kleine en middelgrote producerende bedrijven Technologie verandert de manier waarop kleine en middelgrote bedrijven zakendoen.

Nadere informatie

Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken

Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken Inleiding Jaarlijks brengt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het ministerie van

Nadere informatie

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey ICOON Paper #1 Ferry Koster December 2015 Inleiding Dit rapport geeft inzicht in de relatie

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier Nederlandse beleggers hebben in 21 per saldo voor bijna EUR 12 miljard buitenlandse effecten verkocht. Voor EUR 1 miljard betrof dit buitenlands

Nadere informatie

Verbinden van wetenschap en samenleving. NWO-strategie

Verbinden van wetenschap en samenleving. NWO-strategie Verbinden van wetenschap en samenleving NWO-strategie 2019-2022 Verbinden van wetenschap en samenleving Dit strategisch plan beschrijft de koers van NWO voor de jaren 2019 tot en met 2022. NWO legt hierin

Nadere informatie

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001 OC enw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 AE 's-gravenhage Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon

Nadere informatie

Dienstensector houdt vertrouwen

Dienstensector houdt vertrouwen Stand van de Zakelijke Dienstverlening Dienstensector houdt vertrouwen Kasper Buiting Senior Sectoreconoom December 18 Inhoudsopgave pagina 1 Macro-economie: Eurozone en NL Voorlopende economische indicatoren

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

AgriFood Capital Monitor Belangrijkste feiten en cijfers

AgriFood Capital Monitor Belangrijkste feiten en cijfers AgriFood Capital Monitor 2018 Belangrijkste feiten en cijfers Inleiding AgriFood Capital Monitor In dit boekje presenteren wij de feiten en cijfers van de AgriFood Capital Monitor 2018*. De Monitor geeft

Nadere informatie

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze Profit Europa is een van s werelds meest welvarende regio s en heeft een van de grootste interne markten. Deze positie wordt echter bedreigd door de snelle opkomst van Azië, maar ook door het steeds groter

Nadere informatie

N1WT Update. Inhoud. Welkom. Observatorium van Wetenschap en Technologie

N1WT Update. Inhoud. Welkom. Observatorium van Wetenschap en Technologie N1WT Update nieuwsbrief van het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie periodieke informatie over cijfers en indicatoren met betrekking tot Nederlandse wetenschap en technologie nummer

Nadere informatie

Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum: Bevindingen voor Nederland

Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum: Bevindingen voor Nederland Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum: Bevindingen voor Nederland Nederland scoort relatief hoog op economische groei en het aanpakken van ongelijkheid, maar de ongelijkheid

Nadere informatie

1. Versterking dynamiek van het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de cultuur.

1. Versterking dynamiek van het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de cultuur. Werkprogramma 1998 De Ministers van EZ en OCenW hebben, blijkens de Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid (bijlage in het ontwerp Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 1998) met instemming kennis genomen

Nadere informatie

HOLLAND HIGH TECH 22 SEPTEMBER 2015 PAUL DE KROM, VOORZITTER RAAD VAN BESTUUR TNO

HOLLAND HIGH TECH 22 SEPTEMBER 2015 PAUL DE KROM, VOORZITTER RAAD VAN BESTUUR TNO HOLLAND HIGH TECH 22 SEPTEMBER 2015 PAUL DE KROM, VOORZITTER RAAD VAN BESTUUR TNO TNO KARAKTERISTIEKEN Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek TNO wet Onafhankelijke non-profit

Nadere informatie

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Prof. Maarten Goos Universiteit Utrecht & KU Leuven VLOR Startdag, 17 september 2015 Het economische belang van vaardigheden 1. Vaardigheden en

Nadere informatie

Navigatie topsectoren

Navigatie topsectoren Navigatie topsectoren Beleidsthema s en - doelen Beleid in cijfers Beleidsinstrumentarium 1 Versie oktober 215 Beleidsthema s en doelen topsectoren Specifiek beleid, ondersteunend aan doelen Bedrijvenbeleid:

Nadere informatie

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut.

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. ONDERZOEKSRAPPORT Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. Introductie In het Human Capital 2015 report dat het World

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

6Kennisgebruikers: op bedrijfsleven e. Samenvatting

6Kennisgebruikers: op bedrijfsleven e. Samenvatting 6Kennisgebruikers: op bedrijfsleven e Samenvatting Nederlands onderzoek wordt relatief veel geciteerd door onderzoekers in het mondiale bedrijfsleven, met name ons onderzoek op het gebied van de landbouw

Nadere informatie

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar In de vorige nieuwsbrief in september is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: wat is de invloed van de economische situatie op de arbeidsmarkt? Het antwoord op deze vraag was niet geheel eenduidig.

Nadere informatie

Aanvraag beoordeling macrodoelmatigheid International Bachelor of Bioscience. Leiden, 17 januari 2017

Aanvraag beoordeling macrodoelmatigheid International Bachelor of Bioscience. Leiden, 17 januari 2017 Aanvraag beoordeling macrodoelmatigheid International Bachelor of Bioscience Leiden, 17 januari 2017 Samenvatting aanvraag Algemeen Soort aanvraag (kruis aan wat van toepassing is): Naam instelling Contactpersoon/contactpersonen

Nadere informatie

Begroting 2012 en 2013 Meta-data Monitor streefdoelen wetenschap

Begroting 2012 en 2013 Meta-data Monitor streefdoelen wetenschap Begroting 2012 en 2013 Meta-data Monitor streefdoelen wetenschap Overzicht per indicator: 1. Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores Het relatief aantal verkregen citaties, genormeerd op veldgemiddelde

Nadere informatie

Jaarcongres KIVI NIRIA Presentatie Alexander Rinnooy Kan Lid Innovatieplatform

Jaarcongres KIVI NIRIA Presentatie Alexander Rinnooy Kan Lid Innovatieplatform Jaarcongres KIVI NIRIA 2009 Presentatie Alexander Rinnooy Kan Lid Innovatieplatform Vandaag Vrienden Van Wetenschap Positie van Nederland in de wereld Kennisinvesteringsagenda Sleutelgebieden Wat kunnen

Nadere informatie

De internationale handel in goederen van Nederland in 2003

De internationale handel in goederen van Nederland in 2003 Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 13 juli 6 De internationale handel in goederen van Nederland in 3 Wiel Packbier Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, 6. Bronvermelding

Nadere informatie

BRAINPORT MONITOR SAMENVATTING - 9 E EDITIE BRAINPORT BLIJVEND SUCCES

BRAINPORT MONITOR SAMENVATTING - 9 E EDITIE BRAINPORT BLIJVEND SUCCES BRAINPORT MONITOR 2016 - SAMENVATTING - 9 E EDITIE BRAINPORT BLIJVEND SUCCES BRAINPORT NEXT GENERATION Meedoen MEER MENSEN DIE MEE DOEN Concurreren DIE SAMEN MEER CREËREN Verdienen EN SAMEN MEER VERDIENEN!

Nadere informatie

logoocw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 3 oktober 2007 OWB/FO/07/ augustus 2007

logoocw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 3 oktober 2007 OWB/FO/07/ augustus 2007 logoocw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag Ons kenmerk 3 oktober 2007 OWB/FO/07/32649 Uw brief van 30 augustus 2007 Uw kenmerk 2060724160 Onderwerp

Nadere informatie

Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken

Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken Publiek gefinancierd energieonderzoek 2016 In opdracht van het ministerie van Economische Zaken Inleiding Jaarlijks brengt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het ministerie

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-071 13 november 2009 9.30 uur Licht herstel economie in derde kwartaal 2009 Kwartaal op kwartaal 0,4 procent groei economie Krimp 3,7 procent in vergelijking

Nadere informatie

Chinese borden Universiteiten in en uit balans

Chinese borden Universiteiten in en uit balans Chinese borden Universiteiten in en uit balans 15-03-2016, Science in Transition conferentie Barend van der Meulen, Elizabeth Koier, Edwin Horlings 2 Universiteiten uit en in balans Barend van der Meulen

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014 Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 637 Bedrijfslevenbeleid Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Meeste Nederlandse werkgevers houden personeelsbestand op peil in vierde kwartaal 2011 Manpower Arbeidsmarktbarometer Q4 2011

Meeste Nederlandse werkgevers houden personeelsbestand op peil in vierde kwartaal 2011 Manpower Arbeidsmarktbarometer Q4 2011 PERSBERICHT EMBARGO TOT DINSDAG, 13 SEPTEMBER 2011, 00.01 UUR Contact: Irene Bieszke ManpowerGroup Nederland +31 (0) 6 41 05 96 62 irene.bieszke@manpower.nl Meeste Nederlandse werkgevers houden personeelsbestand

Nadere informatie

WAAROM IS FRANKRIJK AANTREKKELIJK VOOR NEDERLANDSE INVESTEERDERS?

WAAROM IS FRANKRIJK AANTREKKELIJK VOOR NEDERLANDSE INVESTEERDERS? WAAROM IS FRANKRIJK AANTREKKELIJK VOOR NEDERLANDSE INVESTEERDERS? Driekwart van de buitenlandse besluitvormers vindt dat Frankrijk een aantrekkelijke bestemming is voor investeringen (74%, toename van

Nadere informatie

Snapshots van de regionale economie

Snapshots van de regionale economie Snapshots van de regionale economie Een Groene, Gezonde en Slimme Regio Provincie Utrecht Economische groei (%) bbp/brp, Provincie Utrecht en, 1996- Beroepsniveau banen (%), Provincie Utrecht en, 4 4 7%

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding

Nadere informatie

FOCUS op speur- en ontwikkelingswerk

FOCUS op speur- en ontwikkelingswerk FOCUS op speur- en ontwikkelingswerk Het gebruik van de WBSO in 25 in opdracht van FOCUS op speur- en ontwikkelingswerk Het gebruik van de WBSO in 25 Inhoud Inleiding 3 Effect WBSO 4 Toegekende aanvragen

Nadere informatie

Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat Publiek gefinancierd energieonderzoek 2018 In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat Inleiding Jaarlijks brengt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) de Monitor publiek

Nadere informatie

kennis en economie 2013 statistische bijlage

kennis en economie 2013 statistische bijlage ICT, kennis en economie 2013 statistische bijlage ICT, kennis en economie 2013 statistische bijlage Deze bijlage bevat enkele tabellen met aanvullend cijfermateriaal bij de publicatie ICT, kennis en economie

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 9

Samenvatting. Samenvatting 9 Samenvatting Sinds de introductie in 2001 van lectoraten in het Nederlandse hoger beroepsonderwijs wordt aan hogescholen steeds meer gezondheidsonderzoek uitgevoerd. De verwachting is dat dit niet alleen

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 1. Inleiding In 2012 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

R&D-barometer Onderzoek van VNO-NCW onder de grote Nederlandse R&D-bedrijven. November 2018

R&D-barometer Onderzoek van VNO-NCW onder de grote Nederlandse R&D-bedrijven. November 2018 R&D-barometer 2018 Onderzoek van VNO-NCW onder de grote Nederlandse R&D-bedrijven November 2018 Inhoud 1. Achtergronden onderzoek 2. Kerncijfers R&D-barometer 2018 3. De trends in R&D; samenwerking blijft

Nadere informatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14 Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 029 Wijziging van de Metrologiewet in verband met implementatie van de wijziging van de EG-richtlijn inzake de onderlinge aanpassing van de

Nadere informatie

Hoe Europeanen denken over biotechnologie en genetisch gemodificeerd voedsel in 2005

Hoe Europeanen denken over biotechnologie en genetisch gemodificeerd voedsel in 2005 Eens in de drie jaar wordt in de Europese Unie onderzoek verricht naar de publieksopvattingen over biotechnologie. Eind 05 zijn in totaal 25.000 respondenten in de 25 lidstaten van de EU ondervraagd. Hier

Nadere informatie

TOELICHTING. bij de diapresentatie. Publiek gefinancierd Energieonderzoek 2013

TOELICHTING. bij de diapresentatie. Publiek gefinancierd Energieonderzoek 2013 TOELICHTING bij de diapresentatie Publiek gefinancierd Energieonderzoek 2013 (Monitor) 1 De overheid voert energie- en innovatiebeleid, en draagt binnen de gegeven beleidskaders rechtstreeks dan wel via

Nadere informatie

FARMACIJFERS 2014. De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei. De kerncijfers

FARMACIJFERS 2014. De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei. De kerncijfers FARMACIJFERS 214 De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei De kerncijfers Verantwoordelijke uitgever : Catherine Rutten voor pharma.be, Algemene Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie

Nadere informatie

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018 Graydon Kwartaal monitor 1 Voorwoord Inhoud De economie zit duidelijk in de lift. Na eerdere positieve berichten over de groeiende omvang van het Nederlandse bedrijfsleven, blijkt ook uit deze Graydon

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Utrecht.nl/onderzoek

Onderzoeksflits. Utrecht.nl/onderzoek Onderzoeksflits Platform31 De concurrentiepositie van Nederlandse steden. Nieuwe inzichten voor de Utrechtse economie en voor intergemeentelijke samenwerking Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling

Nadere informatie

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland Samenvatting Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland 2014-2020 Inzet op innovatie en een koolstofarme economie In het Europa van 2020 wil Noord-Nederland zich ontwikkelen en profileren als een regio

Nadere informatie

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee?

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 80 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? Arnaud Dupuy en Philip Marey Na hun afstuderen kunnen ingenieurs in verschillende soorten functies aan

Nadere informatie

Industriële innovatie, deel I: Ontwikkelingen tot en met

Industriële innovatie, deel I: Ontwikkelingen tot en met Industriële innovatie, deel I: Ontwikkelingen tot en met 1999 1 Gerhard Meinen 2 Hoeveel geld geven bedrijven in de industrie uit aan onderzoek en ontwikkeling? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot dat van

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 2014 Willemstad, april 15 Inhoud Inleiding... 2 Methodologie... 2 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen...3 Concurrentiepositie...5 Vertrouwen in de economie...5 Vertrouwen

Nadere informatie

België : een strategisch belangrijke biofarmaceutische hub in Europa

België : een strategisch belangrijke biofarmaceutische hub in Europa Farmacijfers - december 2015 België : een strategisch belangrijke biofarmaceutische hub in Europa Verantwoordelijke uitgever: Catherine Rutten, pharma.be, de Algemene Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010 Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010 Studentenhuisvesting - Feiten en trends 2010-1- Studenten Aantal ingeschreven voltijd studenten in bekostigde HBO- en WO-instellingen in Nederland 2009-2010 2008-2009

Nadere informatie

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17 2.2. EUROPESE UNIE 2.2.1. Droogte remt groei melkaanvoer af Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) 2005 2015 2017 2018 % 18/17 België 3 022 3 988 4 025 4 190 4,1 Denemarken 4 451 5 278 5

Nadere informatie

Saldo economisch klimaat. Q (verwacht) -39,8

Saldo economisch klimaat. Q (verwacht) -39,8 BEDRIJFSLEVEN TOTAAL 1. Bedrijfsleven eind 2008 in onzekerheid Het bedrijfsleven in het gebied van Kamer van Koophandel Den Haag heeft in het derde kwartaal van 2008 niet slecht gepresteerd, zeker niet

Nadere informatie

6 Inhoud. 5 Voorwoord. 7 Sectoronderzoek. 16 Goede doelen over welzijn en samenleving. 25 Vijf goede doelen in het kort

6 Inhoud. 5 Voorwoord. 7 Sectoronderzoek. 16 Goede doelen over welzijn en samenleving. 25 Vijf goede doelen in het kort 6 Goede Doelen Rapport» Algemeen» Inhoud Inhoud 5 Voorwoord 6 Inhoud 7 Sectoronderzoek 16 Goede doelen over welzijn en samenleving 21 Werken aan welzijn in 2006 25 Vijf goede doelen in het kort Goede Doelen

Nadere informatie

Wijnimport Nederland naar regio

Wijnimport Nederland naar regio DO RESEARCH Wijnimport Nederland naar regio Sterke opmars wijn uit Chili Jeroen den Ouden 1-10-2011 Inleiding en inhoudsopgave Pagina I De invoer van wijn in Nederland 1 II De invoer van wijn naar herkomst

Nadere informatie